This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018R0511
Council Regulation (EU) 2018/511 of 23 March 2018 amending Regulation (EU) 2018/120 as regards certain fishing opportunities
Verordening (EU) 2018/511 van de Raad van 23 maart 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
Verordening (EU) 2018/511 van de Raad van 23 maart 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
PB L 84 van 28/03/2018, p. 1–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32018R0120 | vervanging | bijlage IA tekst | 01/01/2018 | |
Modifies | 32018R0120 | vervanging | bijlage IB tekst | 01/01/2018 | |
Modifies | 32018R0120 | vervanging | bijlage IV punt 4 TABL A | 01/01/2018 |
28.3.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/1 |
VERORDENING (EU) 2018/511 VAN DE RAAD
van 23 maart 2018
tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2018/120 van de Raad (1) zijn voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden voor 2018 vastgesteld welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. |
(2) |
Bepaalde rapporteringscodes moeten worden gewijzigd zodat de vangsten correct kunnen worden gemeld. Bepaalde verwijzingen naar de voetnoten, en de formulering ervan, moeten worden gecorrigeerd. |
(3) |
In Verordening (EU) 2018/120 was de totale toegestane vangst (TAC) voor zandspieringen in de ICES-sectoren 2a en 3a en ICES-deelgebied 4 op nul vastgesteld. Zandspiering is een kortlevende soort waarvoor het desbetreffende wetenschappelijke advies in de tweede helft van februari beschikbaar komt, terwijl de visserijactiviteiten in april van start gaan. |
(4) |
De vangstbeperkingen voor zandspieringen in de ICES-sectoren 2a en 3a en ICES-deelgebied 4 moeten nu worden gewijzigd overeenkomstig het meest recente wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), dat is gepubliceerd op 23 februari 2018. |
(5) |
Voor de visserij op zandspieringen zijn de ICES-sectoren 2a en 3a en ICES-deelgebied 4 op basis van wetenschappelijk advies verdeeld in beheersgebieden. Beheersgebied 3r bevindt zich voornamelijk in Noorse wateren. Een deel ervan is echter in de wateren van de Unie gelegen en enkele belangrijke visgronden zijn over de beheersgebieden 2r en 3r gespreid. Uit het ICES-advies blijkt dat gemiddeld 8 % van de vangsten in beheersgebied 3r in wateren van de Unie worden bovengehaald. Overeenkomstig dat advies dienen vangstbeperkingen voor de wateren van de Unie van beheersgebied 3r te worden vastgesteld. |
(6) |
De TAC's voor kabeljauw in ICES-deelgebied 1 en ICES-sector 2b dienen te worden gewijzigd, zodat de vangstmogelijkheden voor Unievaartuigen in die gebieden correct worden weergegeven. |
(7) |
Het maximumaantal vaartuigen voor de visserij met de beug voor Malta in het Iccat-verdragsgebied waaraan toestemming kan worden verleend voor het bevissen, aan boord hebben, overladen, vervoeren of aanlanden van blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, dient te worden gewijzigd in het licht van het toegenomen aantal vaartuigen waaraan die toestemming wordt verleend. |
(8) |
Verordening (EU) 2018/120 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in Verordening (EU) 2018/120 vastgestelde vangstbeperkingen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2018. De bij deze verordening ingevoerde bepalingen betreffende vangstbeperkingen moeten derhalve eveneens met ingang van die datum van toepassing zijn. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn opgebruikt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen IA, IB en IV bij Verordening (EU) 2018/120 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 maart 2018.
Voor de Raad
De voorzitter
E. ZAHARIEVA
(1) Verordening (EU) 2018/120 van de Raad van 23 januari 2018 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PB L 27 van 31.1.2018, blz. 1).
BIJLAGE
1. |
Bijlage IA wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Bijlage IB wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
In bijlage IV, punt 4, wordt tabel A vervangen door: „Tabel A
|
(1) Exclusief wateren binnen zes zeemijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
(2) Maximaal 2 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting en makreel (OT1/*2A3A4). Overeenkomstig deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van wijting en makreel en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen, als bepaald in bijlage IID, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
||||||||||
|
1r |
2r (3) |
3r |
4 |
5r |
6 |
7r |
|||
|
(SAN/234_1R) |
(SAN/234_2R) |
(SAN/234_3R) |
(SAN/234_4) |
(SAN/234_5R) |
(SAN/234_6) |
(SAN/234_7R) |
|||
Denemarken |
126 837 |
4 717 |
8 177 |
55 979 |
0 |
165 |
0 |
|||
Verenigd Koninkrijk |
2 772 |
103 |
179 |
1 224 |
0 |
4 |
0 |
|||
Duitsland |
194 |
7 |
13 |
86 |
0 |
0 |
0 |
|||
Zweden |
4 658 |
173 |
300 |
2 056 |
0 |
6 |
0 |
|||
Unie |
134 461 |
5 000 |
8 669 |
59 345 |
0 |
175 |
0 |
|||
Totaal |
134 461 |
5 000 |
8 669 |
59 345 |
0 |
175 |
0 |
(3) In beheersgebied 2r mag de TAC enkel worden gevangen als een monitoring-TAC met een bijbehorend bemonsteringsprotocol voor de visserij.”;
(4) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(5) Te vangen in de wateren van de Unie van 2a, 4, 5b, 6 en 7 (USK/*24X7C).
(6) Bijzondere voorwaarde: waarvan een incidentele vangst van andere soorten tot 25 % per vaartuig in 5b, 6 en 7 is toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale incidentele vangst van andere soorten in 5b, 6 en 7 mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*5B67-): 3 000. De bijvangst van kabeljauw uit hoofde van deze bepaling mag in 6a niet meer bedragen dan 5 %.
(7) Met inbegrip van leng. De volgende quota voor Noorwegen mogen in 5b, 6 en 7 alleen met beuglijnen worden gevangen:
Leng (LIN/*5B67-) |
7 500 |
Lom (USK/*5B67-) |
2 923 |
(8) De lom- en lengquota voor Noorwegen zijn uitwisselbaar tot de volgende maximumhoeveelheid in ton: 2 000.”;
(9) Van dit quotum mogen overdrachten plaatsvinden naar wateren van de Unie van 2a en 4. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie gemeld.
(10) Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand: 111 785.”;
(11) Bijzondere voorwaarde: met inachtneming van een totale toegangshoeveelheid van 21 500 ton voor de Unie mogen lidstaten ten hoogste het volgende percentage van hun quota in de wateren van de Faeröer vangen (WHB/*05-F.): 9,2 %.
(12) Van dit quotum mogen overdrachten plaatsvinden naar 8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie gemeld.
(13) Bijzondere voorwaarde: van de EU-quota in wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 (WHB/*NZJM1) en in 8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 (WHB/*NZJM2), mag de volgende hoeveelheid worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen: 227 975.”;
(14) Bijzondere voorwaarde: maximaal 15 % van dit quotum mag in wateren van de Unie van 4 gevist worden (LIN/*04-C.).
(15) Bijzondere voorwaarde: waarvan een incidentele vangst van andere soorten tot 25 % per vaartuig in 5b, 6 en 7 is toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale incidentele vangst van andere soorten in 5b, 6 en 7 mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*6X14): 3 000. De bijvangst van kabeljauw uit hoofde van deze bepaling mag in 6a niet meer bedragen dan 5 %.
(16) Inclusief lom. De quota voor Noorwegen mogen in 5b, 6 en 7 alleen met beuglijnen worden gevangen en bedragen:
Leng (LIN/*5B67-) |
7 500 |
Lom (USK/*5B67-) |
2 923 |
(17) De leng- en lomquota voor Noorwegen zijn uitwisselbaar tot de volgende maximumhoeveelheid in ton: 2 000.
(18) Inclusief lom. Te vangen in 6b en 6a ten noorden van 56° 30′ NB (LIN/*6BAN.).
(19) Bijzondere voorwaarde: waarvan een incidentele vangst van andere soorten tot 20 % per vaartuig in 6a en 6b is toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale incidentele vangst van andere soorten in 6a en 6b mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*6AB.): 75.”;
(20) Dit quotum mag uitsluitend in de wateren van de Unie van 3a en van de deelsectoren 22-24 worden gevangen.”;
(21) Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel (OTH/*4BC7D). Overeenkomstig deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.
(22) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum in sector 7d wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor het volgende gebied: wateren van de Unie van 2a, 4a, 6, 7a-c, 7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (JAX/*2A-14).
(23) Mag worden gevangen in wateren van de Unie van 4a, maar mag niet worden gevangen in wateren van de Unie van 7d (JAX/*04-C.).”.
(24) Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
(25) De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland en de bijvangsten van schelvis laten de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
(26) Bijvangsten van schelvis mogen per trek tot 14 % uitmaken. De bijvangsten van schelvis komen boven op het quotum voor kabeljauw.”;
(27) Mag alleen worden gevangen van 10 mei tot en met 31 december.
(28) Mag uitsluitend worden gevangen in Groenlandse wateren binnen het beschermingsgebied voor roodbaarzen dat wordt begrensd door de lijnen die de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden:
Punt |
Breedtegraad |
Lengtegraad |
1 |
64° 45′ NB |
28° 30′ WL |
2 |
62° 50′ NB |
25° 45′ WL |
3 |
61° 55′ NB |
26° 45′ WL |
4 |
61° 00′ NB |
26° 30′ WL |
5 |
59° 00′ NB |
30° 00′ WL |
6 |
59° 00′ NB |
34° 00′ WL |
7 |
61° 30′ NB |
34° 00′ WL |
8 |
62° 50′ NB |
36° 00′ WL |
9 |
64° 45′ NB |
28° 30′ WL |
(29) Bijzondere voorwaarde: dit quotum mag ook worden gevangen in de internationale wateren van bovengenoemd beschermingsgebied voor roodbaarzen (RED/*5-14P).
(30) Mag uitsluitend worden gevangen in Groenlandse wateren van 5 en 14 (RED/*514GN).”.
(31) De in de punten 1, 2 en 3 vermelde aantallen kunnen naar beneden worden bijgesteld om aan de internationale verplichtingen van de Unie te voldoen.
(32) Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door maximaal tien vaartuigen voor de visserij met de beug of door één klein vaartuig voor de visserij met de ringzegen en maximaal drie vaartuigen voor de visserij met de beug worden vervangen.
(33) Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door maximaal tien vaartuigen voor de visserij met de beug of door één klein vaartuig voor de visserij met de ringzegen en drie vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij worden vervangen.
(34) Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door maximaal tien vaartuigen voor de visserij met de beug worden vervangen.
(35) Polyvalente vaartuigen, die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig.
(36) Met de handlijn vissende vaartuigen die actief zijn in de Atlantische Oceaan.
(37) Polyvalente vaartuigen, die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig (beug, handlijn, sleeplijn).”.