EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017D0684

Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied, en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU (Voor de EER relevante tekst. )

PB L 99 van 12/04/2017, p. 1–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2017/684/oj

12.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/1


BESLUIT (EU) 2017/684 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 april 2017

tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied, en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de goede werking van de interne energiemarkt is het nodig dat de energie die in de Unie wordt ingevoerd, volledig onderworpen is aan de regels voor de interne energiemarkt. Transparantie en inachtneming van het Unierecht vormen belangrijke elementen bij het waarborgen van de stabiele energievoorziening voor de Unie. Een interne energiemarkt die niet correct functioneert, plaatst de Unie in een kwetsbare en onvoordelige positie wat betreft energievoorzieningszekerheid, en doet afbreuk aan de potentiële voordelen van die markt voor de consumenten en het bedrijfsleven in Europa.

(2)

Om de energievoorziening van de Unie te waarborgen is het noodzakelijk energiebronnen te diversifiëren en nieuwe energie-interconnecties tussen de lidstaten tot stand te brengen. Tegelijkertijd is het van essentieel belang dat de samenwerking inzake energiezekerheid met de buurlanden van de Unie en met strategische partners wordt versterkt.

(3)

Het doel van de strategie voor de energie-unie, die de Commissie op 25 februari 2015 heeft goedgekeurd, is de consumenten betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te bieden. Het op coherente en consistente wijze voeren van het energie-, handels- en buitenlands beleid zal aanzienlijk bijdragen aan de verwezenlijking van die doelstelling. Preciezer gezegd, de strategie voor de energie-unie benadrukt dat volledige inachtneming van het Unierecht bij het sluiten van overeenkomsten voor het afnemen van energie uit derde landen een belangrijk onderdeel vormt voor het waarborgen van de energiezekerheid, voortbouwend op de reeds uitgevoerde analyse in de Europese strategie voor energiezekerheid van 28 mei 2014. In dezelfde geest heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 19 maart 2015 er tevens toe opgeroepen dat alle overeenkomsten betreffende het aankopen van gas bij externe leveranciers volledig in overeenstemming zijn met het Unierecht, met name door de transparantie van die overeenkomsten en de verenigbaarheid met de bepalingen van de Unie inzake energiezekerheid te versterken.

(4)

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 15 december 2015 getiteld „Op weg naar een Europese energie-unie” benadrukt dat er behoefte is aan een grotere samenhang van het externe EU-beleid inzake energiezekerheid en aan meer transparantie in energiegerelateerde overeenkomsten.

(5)

Besluit nr. 994/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) was nuttig voor het vergaren van informatie over bestaande intergouvernementele overeenkomsten en voor het identificeren van problemen die deze opleveren in termen van de verenigbaarheid ervan met het Unierecht.

(6)

Besluit nr. 994/2012/EU is echter niet doeltreffend gebleken om te garanderen dat intergouvernementele overeenkomsten aan het Unierecht voldoen. Dat besluit berustte voornamelijk op de beoordeling door de Commissie van intergouvernementele overeenkomsten nadat die door de lidstaten met een derde land waren gesloten. Uit de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Besluit nr. 994/2012/EU is gebleken dat een dergelijke beoordeling achteraf de mogelijkheden om te garanderen dat intergouvernementele overeenkomsten aan het Unierecht voldoen, niet ten volle benut. Met name bevatten intergouvernementele overeenkomsten vaak geen passende beëindigings- of aanpassingsbepalingen op grond waarvan de lidstaten binnen een redelijke termijn een einde kunnen maken aan elk eventueel gebrek aan overeenstemming. Bovendien zijn de posities van de ondertekenende partijen reeds ingenomen, en dat zorgt voor politieke druk om aan geen enkel aspect van de overeenkomst nog te raken.

(7)

Een hoge mate van transparantie met betrekking tot overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op het gebied van energie zal ook een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van zowel nauwere samenwerking binnen de Unie op het gebied van de externe energiebetrekkingen als de beleidsdoelstellingen van de Unie op lange termijn met betrekking tot energie, klimaat en energievoorzieningszekerheid.

(8)

Om niet-naleving van het Unierecht te voorkomen en om de transparantie te vergroten, moeten de lidstaten de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis stellen van hun voornemen om onderhandelingen te openen met het oog op nieuwe intergouvernementele overeenkomsten of wijzigingen van intergouvernementele overeenkomsten. De Commissie moet regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen. Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben de Commissie uit te nodigen om als waarnemer aan de onderhandelingen deel te nemen. De Commissie moet kunnen verzoeken om als waarnemer aan de onderhandelingen deel te nemen.

(9)

Tijdens de onderhandelingen over een intergouvernementele overeenkomst moet de Commissie de mogelijkheid hebben om de betrokken lidstaat te adviseren over de wijze waarop onverenigbaarheid van die overeenkomst met het Unierecht kan worden voorkomen. In die context moet de Commissie ook de mogelijkheid hebben om de aandacht van de betrokken lidstaat te vestigen op de desbetreffende doelstellingen van het energiebeleid van de Unie, de solidariteit tussen de lidstaten, alsmede op de beleidsstandpunten van de Unie die in conclusies van de Raad of de Europese Raad zijn vastgesteld. Dit mag evenwel geen deel uitmaken van de juridische beoordeling door de Commissie van het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of wijziging.

(10)

Om ervoor te zorgen dat het Unierecht wordt nageleefd, en rekening houdend met het feit dat intergouvernementele overeenkomsten en wijzigingen op het gebied van gas of olie momenteel de grootste relatieve effecten hebben op het goed functioneren van de interne energiemarkt en op de energievoorzieningszekerheid van de Unie, moeten de lidstaten het ontwerp van intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van gas of olie vooraf aan de Commissie meedelen voordat deze voor de partijen juridisch bindend worden. In een geest van samenwerking moet de Commissie de lidstaat helpen bij het identificeren van problemen ten aanzien van de vraag of het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst dan wel de ontwerpwijziging aan het Unierecht voldoet. De betrokken lidstaat zou dan beter zijn voorbereid om een overeenkomst te sluiten die voldoet aan het Unierecht.

(11)

De Commissie dient over voldoende tijd te beschikken voor een dergelijke beoordeling om te zorgen voor een zo groot mogelijke rechtszekerheid zonder onnodige vertragingen. De Commissie moet overwegen de termijnen voor de beoordeling zo nodig in te korten, in het bijzonder indien een lidstaat daarom verzoekt of indien een lidstaat de Commissie tijdens de onderhandelingsfase voldoende gedetailleerde informatie heeft verstrekt, rekening houdend met de mate waarin het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of wijziging op de standaardclausules is gebaseerd. Om ten volle te kunnen profiteren van de steun van de Commissie dient een lidstaat zich te onthouden van het sluiten van een intergouvernementele overeenkomst op het gebied van gas of olie, of een intergouvernementele overeenkomst op het gebied van elektriciteit indien een lidstaat ervoor heeft gekozen de Commissie om een beoordeling vooraf te verzoeken, totdat de Commissie de lidstaat van haar beoordeling op de hoogte heeft gebracht. De lidstaten moeten het nodige doen om een passende oplossing te vinden om een vastgestelde onverenigbaarheid op te heffen.

(12)

In het licht van de strategie voor de energie-unie, blijft transparantie met betrekking tot eerdere en toekomstige intergouvernementele overeenkomsten van het allergrootste belang en vormt zij een belangrijk element bij het waarborgen van een stabiele energievoorziening voor de Unie. De lidstaten moeten derhalve aan de Commissie kennis blijven geven van alle bestaande en toekomstige intergouvernementele overeenkomsten, ongeacht of zij in werking zijn getreden of voorlopig worden toegepast in de zin van artikel 25 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, en van alle nieuwe intergouvernementele overeenkomsten.

(13)

De Commissie moet nagaan of intergouvernementele overeenkomsten die van kracht zijn of voorlopig worden toegepast op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit verenigbaar zijn met het Unierecht, en de lidstaten hiervan in kennis stellen. In geval van onverenigbaarheid moeten de lidstaten het nodige doen om een passende oplossing te vinden om de vastgestelde onverenigbaarheid op te heffen.

(14)

Dit besluit dient van toepassing te zijn op intergouvernementele overeenkomsten. Intergouvernementele overeenkomsten getuigen, met name door hun inhoud, en ongeacht de formele benaming ervan, van de intentie van de partijen dat de overeenkomst een bindend karakter moet hebben, geheel of gedeeltelijk. Alleen intergouvernementele overeenkomsten die betrekking hebben op de aankoop, handel, verkoop, doorvoer, opslag of levering van energie in of aan ten minste één lidstaat, of de aanleg of exploitatie van energie-infrastructuur met een fysieke verbinding met ten minste één lidstaat, moeten worden gemeld. Wanneer lidstaten twijfelen, moeten zij de Commissie onverwijld raadplegen. In principe vallen overeenkomsten die niet meer van kracht of niet meer van toepassing zijn niet onder dit besluit.

(15)

Het is de juridisch bindende werking van een instrument, of delen daarvan, niet de formele benaming, die het tot een intergouvernementele overeenkomst maakt of, bij gebreke van een dergelijke juridisch bindende werking, tot een niet-bindend instrument met het oog op de toepassing van dit besluit.

(16)

De lidstaten brengen niet alleen door het sluiten van intergouvernementele overeenkomsten betrekkingen met derde landen tot stand, maar ook door middel van niet-bindende instrumenten, die vaak formeel worden aangeduid als memoranda van overeenstemming, gezamenlijke verklaringen, gezamenlijke ministersverklaringen, gemeenschappelijke optredens, gemeenschappelijke gedragscodes of gelijkaardige termen. Omdat zij niet juridisch bindend zijn, kunnen lidstaten niet juridisch verplicht worden om dergelijke instrumenten uit te voeren, onder meer wanneer die uitvoering niet verenigbaar is met het Unierecht. Ook al zijn zij niet juridisch bindend, toch kunnen dergelijke instrumenten worden gebruikt om een gedetailleerd kader voor de energie-infrastructuur en energievoorziening vast te stellen. Ter wille van meer transparantie moeten de lidstaten niet-bindende instrumenten, dat wil zeggen regelingen tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen die niet juridisch bindend zijn en die de voorwaarden voor energievoorziening of voor de ontwikkeling van energie-infrastructuur bepalen, onder meer doordat ze interpretaties van het Unierecht op dit gebied inhouden, of wijzigingen van dergelijke niet-bindende instrumenten, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij, aan de Commissie kunnen voorleggen. Indien een niet-bindend instrument of een wijziging daarvan uitdrukkelijk verwijst naar andere teksten, moeten de lidstaten deze andere teksten eveneens kunnen voorleggen.

(17)

Intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten die in hun geheel moeten worden gemeld bij de Commissie op grond van andere rechtshandelingen van de Unie, of die betrekking hebben op aangelegenheden die vallen onder de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, mogen niet onder dit besluit vallen.

(18)

Dit besluit mag geen verplichtingen scheppen ten aanzien van overeenkomsten tussen ondernemingen. De lidstaten moeten de Commissie evenwel op vrijwillige basis in kennis kunnen stellen van dergelijke overeenkomsten die uitdrukkelijk worden genoemd in intergouvernementele overeenkomsten of niet-bindende instrumenten.

(19)

De Commissie moet informatie die zij heeft ontvangen over intergouvernementele overeenkomsten in beveiligde elektronische vorm ter beschikking stellen van alle andere lidstaten, teneinde de coördinatie en transparantie tussen de lidstaten te verhogen en zo hun onderhandelingspositie ten opzichte van derde landen te versterken. De Commissie moet verzoeken van lidstaten eerbiedigen om bij haar ingediende informatie vertrouwelijk te behandelen. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling mogen echter niet de toegang van de Commissie zelf tot vertrouwelijke informatie beperken, aangezien de Commissie voor haar eigen beoordelingen volledige informatie nodig heeft. De Commissie dient ervoor verantwoordelijk te zijn dat de inachtneming van de vertrouwelijkheidsclausule wordt gewaarborgd. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling laten het recht op toegang tot documenten dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4), onverlet.

(20)

Indien een lidstaat een intergouvernementele overeenkomst als vertrouwelijk beschouwt, verstrekt hij de Commissie een samenvatting met het onderwerp, het doel, het toepassingsgebied, de duur, de partijen bij de overeenkomst en informatie over de belangrijkste elementen ervan, die aan de overige lidstaten kan worden toegezonden.

(21)

Een permanente uitwisseling van informatie met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op het niveau van de Unie moet de ontwikkeling van beste praktijken mogelijk maken. Op basis van deze beste praktijken moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en waar passend met de Europese Dienst voor extern optreden, wat het externe beleid van de Unie betreft, facultatieve standaardclausules opstellen voor gebruik in intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen, alsmede richtsnoeren, waaronder een lijst van voorbeelden van clausules die niet aan het Unierecht voldoen en derhalve niet gebruikt mogen worden. Het gebruik van deze standaardclausules moet bedoeld zijn om te voorkomen dat intergouvernementele overeenkomsten onderling strijdig zijn, strijdig zijn met het Unierecht, met name met de regelgeving inzake de interne energiemarkt en het mededingingsrecht van de Unie, of strijdig zijn met door de Unie gesloten internationale overeenkomsten. Deze standaardclausules of richtsnoeren moeten dienen als referentie-instrument voor de bevoegde autoriteiten en zullen aldus de transparantie en verenigbaarheid met het Unierecht verhogen. Het gebruik van dergelijke standaardclausules moet facultatief zijn, en de inhoud moet aan elke bijzondere situatie aangepast kunnen worden.

(22)

De verbeterde wederzijdse kennis van bestaande en nieuwe intergouvernementele overeenkomsten moet meer transparantie en betere coördinatie op het gebied van energieaangelegenheden tussen de lidstaten, en tussen de lidstaten en de Commissie mogelijk maken. Door een dergelijke verbeterde coördinatie moeten de lidstaten ten volle kunnen profiteren van het politieke en economische gewicht van de Unie en moet de Commissie oplossingen kunnen voorstellen voor eventuele problemen op het gebied van intergouvernementele overeenkomsten.

(23)

De Commissie dient de coördinatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken en te stimuleren om de algehele strategische rol van de Unie op het gebied van energie te versterken door een goed gedefinieerde en doeltreffende gecoördineerde benadering ten aanzien van producerende, doorvoer- en afnemerlanden.

(24)

Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op energiegebied, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de effecten van dit besluit, dat in alle lidstaten toepasselijk is, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(25)

De bepalingen van dit besluit laten de toepassing van de regels van de Unie inzake inbreuken, overheidssteun en mededinging onverlet. Met name heeft de Commissie overeenkomstig artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het recht een inbreukprocedure in te leiden wanneer zij van oordeel is dat een lidstaat een krachtens het VWEU op hem rustende verplichting niet is nagekomen.

(26)

De Commissie dient te beoordelen of dit besluit voldoende en doeltreffend is om te garanderen dat intergouvernementele overeenkomsten aan het Unierecht voldoen en te zorgen voor een hoge mate van coördinatie tussen de lidstaten met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van energie.

(27)

Besluit nr. 994/2012/EU moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij dit besluit wordt een mechanisme vastgesteld voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van energie, zoals bepaald in artikel 2, teneinde de werking van de interne energiemarkt te waarborgen en de energievoorzieningszekerheid in de Unie te vergroten.

2.   Dit besluit is niet van toepassing op intergouvernementele overeenkomsten die reeds in hun geheel onderworpen zijn aan andere specifieke kennisgevingsprocedures krachtens het Unierecht.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.   „intergouvernementele overeenkomst”: een juridisch bindende overeenkomst, ongeacht de formele benaming ervan, tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen of tussen één of meer lidstaten en een internationale organisatie, die betrekking heeft op:

a)

de aankoop, handel, verkoop, doorvoer, opslag of levering van energie in of aan ten minste één lidstaat, of

b)

de aanleg of exploitatie van energie-infrastructuur met een fysieke verbinding met ten minste één lidstaat;

indien een dergelijke juridisch bindende overeenkomst echter ook betrekking heeft op andere aangelegenheden dan die vervat onder de punten a) en b), worden uitsluitend de bepalingen die die punten betreffen en de algemene bepalingen die op die energiegerelateerde bepalingen betrekking hebben, geacht een intergouvernementele overeenkomst te vormen;

2.   „bestaande intergouvernementele overeenkomst”: een intergouvernementele overeenkomst die van kracht is of voorlopig wordt toegepast op 2 mei 2017;

3.   „niet-bindend instrument”: een regeling tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen die niet juridisch bindend is, zoals een memorandum van overeenstemming, een gezamenlijke verklaring, een gezamenlijke ministersverklaring, een gemeenschappelijk optreden of een gemeenschappelijke gedragscode, en waarin de voorwaarden voor energievoorziening, zoals hoeveelheden en prijzen, of voor de ontwikkeling van energie-infrastructuur zijn bepaald;

4.   „bestaand niet-bindend instrument”: een niet-bindend instrument dat is ondertekend of anderszins overeengekomen vóór 2 mei 2017.

Artikel 3

Kennisgevingsverplichtingen met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten

1.   Indien een lidstaat voornemens is onderhandelingen te openen met een derde land of een internationale organisatie om een intergouvernementele overeenkomst te wijzigen of een nieuwe intergouvernementele overeenkomst te sluiten, stelt de lidstaat de Commissie op het vroegst mogelijke moment voorafgaand aan de geplande opening van de onderhandelingen schriftelijk van dit voornemen in kennis.

De betrokken lidstaat houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de voortgang van de onderhandelingen. De aan de Commissie verstrekte informatie omvat een indicatie van de bepalingen die tijdens de onderhandelingen zullen worden besproken en de doelstellingen van de onderhandelingen overeenkomstig artikel 8.

2.   Zodra de partijen een akkoord hebben bereikt over alle belangrijke elementen van een ontwerp van een intergouvernementele overeenkomst op het gebied van gas of olie of van een wijziging van een intergouvernementele overeenkomst op het gebied van gas of olie, maar vóór de afsluiting van de formele onderhandelingen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de ontwerpovereenkomst of de ontwerpwijziging, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij, voor de beoordeling vooraf overeenkomstig artikel 5.

Wanneer dit ontwerp van overeenkomst of van wijziging uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, legt de betrokken lidstaat ook deze andere teksten voor, voor zover deze onderdelen bevatten die betrekking hebben op de aankoop, handel, verkoop, doorvoer, opslag of levering van gas of olie in of aan ten minste één lidstaat, of de aanleg of exploitatie van gas- of olie-infrastructuur met een fysieke verbinding met ten minste één lidstaat.

3.   Een lidstaat die onderhandelt over een intergouvernementele overeenkomst of wijziging met betrekking tot elektriciteit, en, op basis van zijn eigen beoordeling, niet tot een duidelijke conclusie kan komen over de verenigbaarheid met het Unierecht van de intergouvernementele overeenkomst of wijziging waarover wordt onderhandeld, stelt de Commissie in kennis van de ontwerpovereenkomst of ontwerpwijziging, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij, voor beoordeling vooraf overeenkomstig artikel 5, zodra er door de partijen een akkoord is bereikt over de belangrijkste onderdelen van dat ontwerp, maar vóór de afsluiting van de formele onderhandelingen.

4.   De lidstaten kunnen gebruikmaken van de eerste en tweede alinea van lid 2 voor intergouvernementele overeenkomsten of wijzigingen met betrekking tot elektriciteit.

5.   Zodra een intergouvernementele overeenkomst of een wijziging van een intergouvernementele overeenkomst is geratificeerd, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van die intergouvernementele overeenkomst of die wijziging, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij. Wanneer de Commissie op grond van artikel 5, lid 2, een advies heeft uitgebracht, en de betrokken lidstaat is afgeweken van dit advies, stelt die lidstaat de Commissie zonder onnodige vertraging schriftelijk in kennis van de redenen voor zijn besluit.

Wanneer de geratificeerde intergouvernementele overeenkomst of wijziging daarvan uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, legt de betrokken lidstaat ook deze andere teksten voor, voor zover deze onderdelen bevatten die betrekking hebben op de aankoop, handel, verkoop, doorvoer, opslag of levering van energie in of aan ten minste één lidstaat, of de aanleg of exploitatie van energie-infrastructuur met een fysieke verbinding met ten minste één lidstaat.

6.   De verplichting om op grond van de leden 2, 3 en 5 de Commissie in kennis te stellen, is niet van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen.

Wanneer een lidstaat twijfelt over de vraag of een overeenkomst geacht moet worden een intergouvernementele overeenkomst te zijn en dus over de vraag of daarvan kennisgeving moet worden gedaan overeenkomstig dit artikel en artikel 6, raadpleegt de lidstaat onverwijld de Commissie.

7.   Alle kennisgevingen op grond van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel en artikel 6, leden 1 en 2, worden ingediend via een webapplicatie die door de Commissie ter beschikking wordt gesteld. De in artikel 5, leden 1 en 2, en artikel 6, lid 3, bedoelde termijnen beginnen te lopen op de datum waarop het volledige kennisgevingsdossier in de applicatie is geregistreerd.

Artikel 4

Bijstand door de Commissie

1.   Indien een lidstaat de Commissie in kennis stelt van onderhandelingen op grond van artikel 3, lid 1, kunnen de diensten van de Commissie de betrokken lidstaat adviseren over de wijze waarop onverenigbaarheid van de intergouvernementele overeenkomst of van de wijziging van een intergouvernementele overeenkomst met het Unierecht kan worden vermeden. Dit advies kan relevante facultatieve standaardclausules en richtsnoeren omvatten die de Commissie ontwikkelt in overleg met de lidstaten overeenkomstig artikel 9, lid 2.

De diensten van de Commissie kunnen ook de aandacht van de betrokken lidstaat vestigen op de desbetreffende doelstellingen van het energiebeleid van de Unie, met inbegrip van de energie-unie.

Die lidstaat kan de Commissie ook verzoeken om bijstand tijdens die onderhandelingen.

2.   Op verzoek van de betrokken lidstaat kan de Commissie als waarnemer aan de onderhandelingen deelnemen. De Commissie kan verzoeken om als waarnemer aan de onderhandelingen deel te nemen indien zij dit noodzakelijk acht. Voor deelname van de Commissie is de schriftelijke toestemming van de betrokken lidstaat vereist.

3.   Wanneer de Commissie als waarnemer deelneemt, kan zij de betrokken lidstaat adviseren over de wijze waarop onverenigbaarheid met het Unierecht van de intergouvernementele overeenkomst of de wijziging waarover wordt onderhandeld kan worden vermeden.

Artikel 5

Beoordeling door de Commissie

1.   De Commissie deelt de betrokken lidstaat binnen vijf weken na de datum van kennisgeving van het volledige ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of van de ontwerpwijziging, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij, overeenkomstig artikel 3, lid 2, mee of zij twijfels heeft betreffende de verenigbaarheid met het Unierecht van de intergouvernementele overeenkomst of de wijziging. De Commissie wordt geacht geen twijfels te hebben indien zij binnen die termijn niet reageert.

2.   Indien de Commissie de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 1 meedeelt dat zij twijfels heeft, brengt zij de betrokken lidstaat binnen twaalf weken na de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving advies uit over de verenigbaarheid met het Unierecht, met name met de regelgeving inzake de interne energiemarkt en met het mededingingsrecht van de Unie, van het ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of de ontwerpwijziging. De Commissie wordt geacht geen bezwaren te hebben gemaakt, indien zij binnen die termijn geen advies uitbrengt.

3.   Indien de betrokken lidstaat daarmee instemt, kunnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen worden verlengd. De in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen worden in overleg met de Commissie ingekort als de omstandigheden dat vereisen, om te waarborgen dat de onderhandelingen tijdig worden afgesloten.

4.   De lidstaat zal een ontwerp van intergouvernementele overeenkomst of ontwerpwijziging niet ondertekenen, ratificeren of ermee instemmen voordat de Commissie de lidstaat haar eventuele twijfels overeenkomstig lid 1 heeft meegedeeld, of, indien van toepassing, haar advies overeenkomstig lid 2 heeft uitgebracht, of, wanneer een reactie of advies van de Commissie uitblijft, totdat de termijn bedoeld in lid 1 of, indien van toepassing, lid 2, is verstreken.

Vóór de ondertekening of ratificering van of de instemming met een intergouvernementele overeenkomst of een wijziging, houdt de betrokken lidstaat zo veel mogelijk rekening met het in lid 2 bedoelde advies van de Commissie.

Artikel 6

Kennisgevingsverplichtingen en beoordeling door de Commissie met betrekking tot bestaande intergouvernementele overeenkomsten en tot nieuwe intergouvernementele overeenkomsten met betrekking tot elektriciteit

1.   Uiterlijk 3 augustus 2017 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van alle bestaande intergouvernementele overeenkomsten, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij en amendementen daarop.

Wanneer de bestaande intergouvernementele overeenkomst uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, legt de betrokken lidstaat ook deze andere teksten voor, voor zover deze onderdelen bevatten die betrekking hebben op de aankoop, handel, verkoop, doorvoer, opslag of levering van energie in of aan ten minste één lidstaat, of de aanleg of exploitatie van energie-infrastructuur met een fysieke verbinding met ten minste één lidstaat.

De in dit lid bepaalde verplichting om de Commissie in kennis te stellen, is niet van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen.

2.   Voor de toepassing van dit besluit worden bestaande intergouvernementele overeenkomsten waarvan reeds aan de Commissie kennis is gegeven overeenkomstig artikel 3, lid 1 of lid 5, van Besluit nr. 994/2012/EU, of artikel 13, lid 6, onder a), van Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) op 2 mei 2017, geacht ter kennis te zijn gegeven voor de doeleinden van lid 1 van dit artikel, mits die kennisgeving voldoet aan de vereisten van dat lid.

3.   De Commissie beoordeelt overeenkomstig lid 1 of lid 2 van dit artikel ter kennis gegeven intergouvernementele overeenkomsten, alsmede overeenkomstig artikel 3, lid 5, ter kennis gegeven intergouvernementele overeenkomsten met betrekking tot elektriciteit. Indien de Commissie na haar eerste beoordeling twijfels heeft wat betreft de verenigbaarheid van die overeenkomsten met het Unierecht, met name met de regelgeving inzake de interne energiemarkt en met het mededingingsrecht van de Unie, brengt de Commissie de betrokken lidstaten hiervan binnen negen maanden na kennisgeving van die overeenkomsten op de hoogte.

Artikel 7

Kennisgeving met betrekking tot niet-bindende instrumenten

1.   Voor of na de vaststelling van een niet-bindend instrument of een wijziging van een niet-bindend instrument, kunnen de betrokken lidstaten de Commissie in kennis stellen van het niet-bindende instrument of van de wijziging, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij.

2.   De lidstaten kunnen de Commissie ook in kennis stellen van bestaande niet-bindende instrumenten, met inbegrip van eventuele bijlagen daarbij en amendementen daarop.

3.   Wanneer het niet-bindende instrument of de wijziging van een niet-bindend instrument uitdrukkelijk naar andere teksten verwijst, kan de betrokken lidstaat ook deze andere teksten voorleggen, voor zover deze onderdelen bevatten waarin de voorwaarden voor de energievoorziening, zoals hoeveelheden en prijzen, of voor de ontwikkeling van energie-infrastructuur zijn bepaald.

Artikel 8

Transparantie en vertrouwelijkheid

1.   Wanneer een lidstaat informatie verstrekt aan de Commissie overeenkomstig artikel 3, leden 1 tot en met 5, artikel 6, lid 1, en artikel 7, kan de lidstaat aangeven of er een gedeelte van de informatie, van commerciële of andere aard, waarvan de bekendmaking schade zou toebrengen aan de activiteiten van de betrokken partijen, als vertrouwelijk moet worden beschouwd en of de verstrekte informatie gedeeld kan worden met andere lidstaten.

De lidstaat geeft dit met betrekking tot de in artikel 6, lid 2, bedoelde bestaande overeenkomsten uiterlijk 3 augustus 2017 aan.

2.   Indien een lidstaat de informatie niet overeenkomstig lid 1 als vertrouwelijk heeft aangemerkt, stelt de Commissie deze informatie in beveiligde elektronische vorm ter beschikking van alle andere lidstaten.

3.   Wanneer een lidstaat een bestaande intergouvernementele overeenkomst, een wijziging daarvan of een nieuwe intergouvernementele overeenkomst overeenkomstig lid 1 als vertrouwelijk heeft aangemerkt, stelt die lidstaat een samenvatting van de verstrekte informatie beschikbaar.

Die samenvatting bevat ten minste de volgende informatie betreffende de intergouvernementele overeenkomst of de wijziging:

a)

het onderwerp;

b)

het doel en de werkingssfeer;

c)

de duur;

d)

de partijen;

e)

informatie over de hoofdpunten ervan.

Dit lid is niet van toepassing op informatie die overeenkomstig artikel 3, leden 1 tot en met 4, is verstrekt.

4.   De Commissie stelt de in lid 3 bedoelde samenvattingen in elektronische vorm ter beschikking van alle andere lidstaten.

5.   Verzoeken om vertrouwelijke behandeling in het kader van dit artikel houden geen beperking in van de toegang van de Commissie zelf tot vertrouwelijke informatie. De Commissie garandeert dat de toegang tot vertrouwelijke informatie strikt beperkt blijft tot de Commissiediensten die absoluut over deze informatie moeten kunnen beschikken. Vertegenwoordigers van de Commissie behandelen gevoelige informatie over onderhandelingen in verband met intergouvernementele overeenkomsten die tijdens deze onderhandelingen is ontvangen overeenkomstig de artikelen 3 en 4, met de noodzakelijke vertrouwelijkheid.

Artikel 9

Coördinatie tussen de lidstaten

1.   De Commissie vergemakkelijkt en stimuleert de coördinatie tussen de lidstaten met het oog op:

a)

het beoordelen van ontwikkelingen met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en het nastreven van consistentie en coherentie in de externe betrekkingen van de Unie op energiegebied met de producerende, doorvoer- en afnemerlanden;

b)

het identificeren van gemeenschappelijke problemen in verband met intergouvernementele overeenkomsten en het overwegen van passende maatregelen voor deze problemen en, waar passend, het aandragen van richtsnoeren en oplossingen;

c)

het ondersteunen, waar passend, van de ontwikkeling van multilaterale intergouvernementele overeenkomsten met meerdere lidstaten of de Unie als geheel.

2.   Uiterlijk 3 mei 2018 ontwikkelt de Commissie, op basis van beste praktijken en in overleg met de lidstaten, facultatieve standaardclausules en richtsnoeren, waaronder een lijst van voorbeelden van clausules die niet aan het Unierecht voldoen en derhalve niet gebruikt mogen worden. Door dergelijke facultatieve standaardclausules en richtsnoeren zouden, indien zij correct worden toegepast, toekomstige intergouvernementele overeenkomsten aanmerkelijk beter voldoen aan het Unierecht.

Artikel 10

Rapportage en toetsing

1.   Uiterlijk 1 januari 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de toepassing van dit besluit.

2.   In het verslag wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre dit besluit bevordert dat intergouvernementele overeenkomsten voldoen aan het Unierecht, onder meer op het gebied van elektriciteit, en zorgt voor een hoge mate van coördinatie tussen de lidstaten met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten. Het verslag omvat verder een beoordeling betreffende de invloed die dit besluit heeft op de onderhandelingen van de lidstaten met derde landen en betreffende de vraag of de werkingssfeer van dit besluit en de in dit besluit vastgestelde procedures passend zijn. Het verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van dit besluit.

Artikel 11

Intrekking

Besluit nr. 994/2012/EU wordt ingetrokken met ingang van 2 mei 2017.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 5 april 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

I. BORG


(1)  PB C 487 van 28.12.2016, blz. 81.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 2 maart 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 maart 2017.

(3)  Besluit nr. 994/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 13).

(4)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(5)  Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 1).


Top