Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0642

Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad van 16 juni 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

PB L 177 van 17/06/2014, p. 9–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/11/2021; opgeheven door 32021R2085

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/642/oj

17.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/9


VERORDENING (EU) Nr. 642/2014 VAN DE RAAD

van 16 juni 2014

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en artikel 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europa 2020-strategie: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, benadrukt dat gunstige voorwaarden moeten worden gecreëerd voor investeringen in kennis en innovatie, waaronder eco-innovatie, teneinde slimme, duurzame en inclusieve groei in de Unie tot stand te brengen.

(2)

In het Witboek van de Commissie betreffende een stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte van 28 maart 2011 (het „Witboek”) werd benadrukt dat één Europese spoorwegruimte essentieel is om het vervoerssysteem van de Unie hulpbronefficiënter en concurrerender te maken en om in te spelen op grote maatschappelijke uitdagingen zoals de toenemende verkeersvraag, congestie, de continuïteit van de energievoorziening en de klimaatverandering. Voorts werd gesteld dat innovatie essentieel is voor die strategie en dat onderzoek van de Unie de volledige cyclus moet bestrijken van onderzoek en innovatie tot de geïntegreerde invoering, door zich toe te spitsen op de meest veelbelovende technologieën en alle betrokken actoren samen te brengen.

(3)

Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2014-2020 („Horizon 2020”), vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) beoogt een groter effect van de inspanningen inzake onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door financiering van de Unie en middelen van de private sector te bundelen in publiek-private partnerschappen (PPP's) voor gebieden waarop onderzoek en innovatie kunnen bijdragen aan de bredere doelstellingen inzake mededinging van de Unie, aan de hefboomwerking van privé-investering en aan het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Die partnerschappen moeten gebaseerd zijn op een langetermijntoezegging, die onder meer een evenwichtige bijdrage van alle partners omvat, moeten verantwoording verschuldigd zijn voor het bereiken van hun doelstellingen en moeten afgestemd zijn op de strategische doelstellingen van de Unie in verband met onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Het bestuur en de werking van deze partnerschappen moet open, transparant, doeltreffend en efficiënt verlopen en moet een brede waaier van belanghebbenden de mogelijkheid bieden om op hun specifiek actieterrein deel te nemen. Betrokkenheid van de Unie bij deze partnerschappen kan de vorm aannemen van financiële bijdragen aan krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Besluit 2013/743/EU van de Raad (4) kunnen bij Horizon 2020 opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen worden ondersteund onder de voorwaarden omschreven in dat besluit.

(5)

In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel „Publiek-private partnerschappen in Horizon 2020: Een krachtig instrument voor innovatie en groei in Europa” wordt vermeld welke specifieke publiek-private partnerschappen moeten worden ondersteund, onder meer de vijf gemeenschappelijke ondernemingen in het kader van het gemeenschappelijk technologie-initiatief en Sesar (de gemeenschappelijke onderneming voor ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim). Gezien de omvang van de inspanningen inzake onderzoek en innovatie die nodig zijn om de Unie wereldleider te maken op het gebied van spoorwegtechnologie en de beleidsdoelstelling om één Europese spoorwegruimte te voltooien, wordt tevens opgeroepen tot de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de spoorwegsector.

(6)

In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel „Het vierde spoorwegpakket — Voltooiing van de Europese spoorwegruimte ter bevordering van het concurrentievermogen en de groei in de Unie (het „vierde spoorwegpakket”)” werd erop gewezen dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke onderneming in de spoorwegsector om bij te dragen tot de ontwikkeling van het spoor als vervoerswijze door middel van stapsgewijze innovaties op het gebied van reizigerstreinen, vrachtvervoer, verkeersbeheersystemen en spoorweginfrastructuur. Benadrukt werd dat door de invoering van een eengemaakte mark meer moest worden gehaald uit de schaarse publieke middelen en dat moest worden ingezet op een sterker Europees spoorbeleid om de modale verschuiving van wegvervoer en luchtvaart naar het spoor te faciliteren.

(7)

De Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail (de „Gemeenschappelijke Onderneming S2R”) moet worden opgericht als PPP die als doel heeft het onderzoek en de investeringen in innovatie van de Unie in de spoorwegsector te stimuleren en beter te coördineren teneinde de overschakeling naar een meer geïntegreerde, efficiënte, duurzame en aantrekkelijke spoorwegmarkt in de Unie te faciliteren en te versnellen overeenkomstig de commerciële behoeften van de spoorwegsector en de algemene doelstelling om een eengemaakte Europese spoorwegruimte tot stand te brengen. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet met name bijdragen aan de specifieke doelstelling van het Witboek en het vierde spoorwegpakket, waaronder een efficiëntere spoorwegsector voor de overheidsfinanciën, een sterke uitbreiding of modernisering van de capaciteit van het spoornet, zodat het spoor effectief kan concurreren en een veel groter marktaandeel in passagiers- en goederenvervoer kan verwerven; een verbetering van de kwaliteit van de spoorvervoersdiensten door in te spelen op de behoeften van treinpassagiers en verladers; het wegwerken van technische belemmeringen inzake interoperabiliteit; en de reductie van de externe kosten van spoorvervoer. De voortgang van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bij de verwezenlijking van deze doelstellingen moet worden getoetst aan kernprestatie-indicatoren.

(8)

De regels voor de organisatie en werking van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moeten als onderdeel van deze verordening worden opgenomen in de statuten van S2R.

(9)

De stichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de in bijlage II bij deze verordening opgesomde andere stichtende leden dan de Unie, mits die hun goedkeuring hechten aan de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Die andere stichtende leden dan de Unie moeten financieel gezonde onafhankelijke juridische entiteiten zijn die over de nodige financiële middelen beschikken en die zich er, na een uitvoerige raadpleging van de belanghebbenden, schriftelijk toe verbinden een wezenlijke financiële bijdrage te leveren aan de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten op het door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bestreken gebied, binnen een structuur die goed is aangepast aan de aard van een publiek-privaat partnerschap.

(10)

Een substantiële bijdrage van de industrie is een essentieel aspect van het Shift2Rail-initiatief (het „S2R-initiatief”). Het is derhalve van fundamenteel belang dat tegenover de overheidsmiddelen voor het S2R-initiatief een minstens even grote bijdrage van de sector staat. Het lidmaatschap staat derhalve open voor andere publieke of private entiteiten die de nodige middelen voor het uitvoeren van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied dat wordt bestreken door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R willen inbrengen.

(11)

Het doel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet zijn de onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten van het S2R-initiatief te beheren door de door haar leden beschikbaar gestelde publieke en private middelen te bundelen en door een beroep te doen op interne en externe technische middelen. S2R dient, met inachtneming van de regels inzake mededinging, nieuwe samenwerkingsvormen op te zetten tussen belanghebbenden uit de volledige spoorwaardeketen en van buiten de traditionele spoorwegsector en dient de ervaring en deskundigheid van het Europees Spoorwegbureau in te brengen op het vlak van interoperabiliteit en veiligheid.

(12)

Teneinde haar doelstellingen te kunnen verwezenlijken, moet de Gemeenschappelijke Onderneming S2R financiële bijstand bieden, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies aan leden en via de meest geschikte maatregelen zoals aanbesteding of subsidies na oproepen tot het indienen van voorstellen.

(13)

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet op open en transparante wijze werken en tijdig alle beschikbare relevante informatie verstrekken aan de betrokken organen en haar activiteiten dienovereenkomstig promoten, onder meer door voorlichtings- en verspreidingsactiviteiten ten behoeve van het grote publiek. Het reglement van orde van de organen van de gemeenschappelijke onderneming moet openbaar zijn.

(14)

Gezien het algemene doel van Horizon 2020, namelijk meer eenvoud en samenhang bereiken, moeten alle oproepen tot het indienen van voorstellen door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in beginsel de looptijd van Horizon 2020 in acht nemen.

(15)

De activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bestaan in hoofdzaak uit onderzoek en innovatie. Derhalve moet de Unie-financiering worden betaald via Horizon 2020. Om maximaal effect te sorteren, dient de Gemeenschappelijke Onderneming S2R nauwe synergieën te ontwikkelen met andere programma's en financieringsinstrumenten van de Unie, en met name met de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen of de financieringsfaciliteit met risicodeling, ter ondersteuning van acties voor de invoering van innovatieve oplossingen in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Daarnaast moet Horizon 2020 bijdragen aan het overbruggen van de onderzoeks- en innovatiekloof binnen de Unie, door de synergie met de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) te stimuleren. Derhalve moet de Gemeenschappelijke Onderneming S2R streven naar een nauwe wisselwerking met de ESIF; die specifiek kunnen helpen om lokaal, regionaal en nationaal de onderzoeks- en innovatievermogens in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te versterken en doordachte inspanningen op het gebied van specialisatie kunnen steunen.

(16)

De bijdragen van andere leden dan de Unie moeten worden vastgesteld in een lidmaatschapsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Deze bijdragen mogen niet beperkt blijven tot het uitsluitend dekken van de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en tot de nodige medefinanciering voor het uitvoeren van door S2R gesteunde onderzoeks- en innovatieacties. Hun bijdragen dienen ook betrekking te hebben op de aanvullende activiteiten die zij dienen uit te voeren om te zorgen voor een sterk hefboomeffect. Die aanvullende activiteiten moeten een bijdrage tot het bredere S2R-initiatief vertegenwoordigen.

(17)

Deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gefinancierde acties onder contract dient te gebeuren met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5). De Gemeenschappelijke Onderneming S2R dient er daarenboven voor te zorgen dat de regels vastgelegd in die verordening consequent worden toegepast, op basis van door de Commissie vastgestelde maatregelen ter zake.

(18)

Tevens dient de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gebruik te maken van door de Commissie beheerde elektronische middelen om openheid en transparantie te waarborgen en de deelname te faciliteren. Oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moeten daarom ook worden bekendgemaakt op het centraal deelnemersportaal, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020. Daarnaast moet de Gemeenschappelijke Onderneming S2R relevante gegevens over onder meer voorstellen, aanvragers, subsidies en deelnemers, in een passend formaat en zo vaak als de verslagleggingsverplichtingen van de Commissie dat vergen, ter beschikking stellen voor de opneming in Horizon 2020 en in de door de Commissie beheerde elektronische verslagleggings- en verspreidingssystemen.

(19)

De financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de desbetreffende regels voor indirect beheer als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (7).

(20)

Audits bij degenen die Unie-financiering ontvangen uit hoofde van deze verordening moeten zodanig worden uitgevoerd dat de administratieve last wordt beperkt, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013.

(21)

De financiële belangen van de Unie en van de overige leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede middelen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(22)

Ten aanzien van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet de interne auditor van de Commissie dezelfde bevoegdheden uitoefenen als die welke hij uitoefent met betrekking tot de Commissie.

(23)

Gezien de specifieke aard en de huidige status van de gemeenschappelijke ondernemingen en ten behoeve van de continuïteit met het zevende kaderprogramma, moet er voor de Gemeenschappelijke Onderneming S2R een afzonderlijke kwijting blijven bestaan. In afwijking van artikel 60, lid 7, en artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, moet derhalve voor de tenuitvoerlegging van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R kwijting worden verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad. De verslagleggingsvoorschriften van artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 zijn derhalve niet van toepassing op de bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, maar moeten zo veel mogelijk in overeenstemming worden gebracht met die waarin is voorzien voor organen als bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. De Rekenkamer moet de rekeningen alsmede de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen controleren.

(24)

Om de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te vergemakkelijken, dient de Commissie verantwoordelijk te zijn voor het opzetten en de initiële werking van de onderneming totdat de Gemeenschappelijke Onderneming S2R over voldoende operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren.

(25)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, met name het versterken van onderzoek en innovatie op industrieel niveau in de Unie door middel van de tenuitvoerlegging van het S2R-initiatief door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het voorkomen van duplicering, het behouden van de kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van de overheidsmiddelen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting

1.   Met het oog op de coördinatie en het beheer van de Unie-investeringen inzake onderzoek en innovatie in de Europese spoorwegsector wordt tot en met 31 december 2024 een gemeenschappelijke onderneming opgericht in de zin van artikel 187 VWEU (de „Gemeenschappelijke Onderneming S2R”). Teneinde rekening te houden met de looptijd van Horizon 2020 moeten oproepen tot het indienen van voorstellen door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uiterlijk op 31 december 2020 geopend worden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen worden geopend tot en met 31 december 2021.

2.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R vormt een orgaan waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap wordt toevertrouwd als bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt vertegenwoordigd door haar uitvoerend directeur.

3.   De Gemeenschappelijke onderneming S2R bezit rechtspersoonlijkheid. Zij geniet in de lidstaten de ruimste rechtsbevoegdheid die krachtens het recht van die lidstaten aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan roerend en onroerend goed verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

4.   De zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bevindt zich in Brussel, België.

5.   De statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R („de statuten”) zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R heeft de volgende doelstellingen:

a)

bijdragen aan de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en in het bijzonder een deel van de uitdaging van slim, groen en geïntegreerd vervoer onder de pijler „Maatschappelijke uitdagingen” van Besluit 2013/743/EU;

b)

bijdragen tot de totstandbrenging van de Europese spoorwegruimte, tot een snellere en minder dure overschakeling naar een aantrekkelijker, gebruikersvriendelijker (ook voor personen met een beperkte mobiliteit), competitief, efficiënt en duurzaam Europees spoorwegsysteem, en tot de ontwikkeling van een sterke en mondiaal competitieve Europese spoorwegindustrie. Dat zal worden verwezenlijkt door middel van een omvattende en gecoördineerde aanpak waarbij wordt ingespeeld op de behoeften van het spoorwegsysteem en zijn gebruikers, en onder meer een modale verschuiving van wegverkeer en luchtvaart naar vervoer per spoor wordt gefaciliteerd. Projecten bestrijken rollend materieel, infrastructuur en verkeersbeheer voor de marktsegmenten goederen, passagiersverkeer over lange afstand en regionaal, lokaal en stedelijk passagiersverkeer, alsmede de intermodale verbinding tussen het spoor en andere vervoerswijzen met het oog op het aanbieden van geïntegreerde reis- en vervoersoplossingen van deur-tot-deur — van ondersteuning bij de transactie tot bijstand onderweg;

c)

de opstelling en verdere ontwikkeling — en effectieve en efficiënte tenuitvoerlegging — van een strategisch masterplan (het S2R-masterplan) als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de statuten;

d)

een belangrijke rol spelen bij onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer, de coördinatie tussen die projecten waarborgen en alle belanghebbenden relevante en beschikbare informatie over gefinancierde projecten in Europa verstrekken. Ze beheert ook alle op het spoorvervoer gerichte onderzoeks- en innovatieacties die door de Unie worden medegefinancierd;

e)

actief promoten van de deelname en sterke betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden uit de volledige spoorwaardeketen alsmede van buiten de traditionele spoorwegindustrie, in het bijzonder fabrikanten van spooruitrusting (zowel rollend materieel als treinbesturingssystemen) en hun toeleveranciers, infrastructuurbeheerders, spoorwegondernemingen (passagiers en goederen), exploitanten van metro's, trambedrijven en lightrailsystemen, leasingbedrijven van spoorvoertuigen, aangemelde en aangewezen conformiteitsbeoordelingsinstanties, belangenorganisaties van beroepspersoneel, (met inbegrip van vertegenwoordigers van werknemers), gebruikersverenigingen (passagiers en goederen) en relevante wetenschappelijke instellingen of de relevante wetenschappelijke gemeenschap. Deelname van met name kleine en middelgrote ondernemingen als gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (8), wordt gewaarborgd;

f)

ontwikkelen van demonstratieprojecten in belangstellende lidstaten, waaronder die welke op hun grondgebied thans niet over een spoorwegsysteem beschikken.

2.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R streeft, meer specifiek, naar de ontwikkeling, integratie, demonstratie en validering van innoverende technologieën en oplossingen die aan strenge veiligheidsnormen voldoen en waarvan de waarde kan worden getoetst aan onder meer de volgende kernprestatie-indicatoren:

a)

een vermindering van de levenscycluskosten van het spoorvervoerssysteem met 50 % door een vermindering van de kosten voor de ontwikkeling, het onderhoud, de exploitatie en de vernieuwing van infrastructuur en rollend materieel, alsmede door een betere energie-efficiëntie;

b)

een toename met 100 % van de capaciteit van het spoorvervoerssysteem om tegemoet te komen aan de grotere vraag naar passagiers- en goederenvervoer per spoor;

c)

een toename met 50 % van de betrouwbaarheid en stiptheid van spoorvervoersdiensten (gemeten als een vermindering van 50 % van de onbetrouwbaarheid en laattijdige aankomsten);

d)

het wegwerken van de resterende technische belemmeringen voor de interoperabiliteit en efficiëntie in de spoorwegsector, enerzijds door oplossingen aan te reiken voor de open punten in de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI's) vanwege het ontbreken van technologische oplossingen en anderzijds door te waarborgen dat alle relevante door S2R ontwikkelde systemen en oplossingen volledig interoperabel zijn;

e)

de negatieve externe effecten van het spoorvervoer, met name geluid, trillingen, emissies en andere milieu-effecten, terugdringen.

Artikel 3

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie aan het Shift2Rail-initiatief bedraagt maximaal 450 000 000 EUR, met inbegrip van EVA-bijdragen, en wordt betaald uit de kredieten in de algemene begroting van de Unie die gereserveerd zijn voor het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020, vastgesteld bij Besluit 2013/743/EU overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), punt iv), en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voor organen als bedoeld in artikel 209 van die verordening. Het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Unie omvat:

a)

een maximale bijdrage van 398 000 000 EUR aan administratieve kosten en de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De Unie-bijdrage voor administratieve kosten bedraagt maximaal 13 500 000 EUR;

b)

een aanvullend bedrag van maximum 52 000 000 EUR dat is gereserveerd in het Horizon 2020-werkprogramma vervoer 2014-2015. Het beheer van die aanvullende bijdrage kan door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden overgenomen zodra zij over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren.

2.   Bovenop de in lid 1 bedoelde bijdrage kunnen aanvullende middelen uit andere Unie-instrumenten worden toegewezen om de acties voor de invoering van innovatieve oplossingen van de Gemeenschappelijk Onderneming S2R te ondersteunen.

3.   De regeling voor de financiële bijdrage van de Unie wordt vastgelegd in een delegatieovereenkomst en jaarlijkse overeenkomsten inzake overschrijving van middelen, die door de Commissie namens de Unie worden gesloten met de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

4.   De in lid 3 bedoelde delegatieovereenkomst heeft betrekking op de aspecten die zijn vastgelegd in artikel 58, lid 3, en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en in artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012, alsmede op onder meer de volgende aspecten:

a)

de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wat betreft de relevante prestatie-indicatoren als bedoeld in bijlage II bij Besluit 2013/743/EU;

b)

de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in het licht van het toezicht als bedoeld in bijlage III bij Besluit 2013/743/EU;

c)

de specifieke prestatie-indicatoren in verband met de werking van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

d)

de regelingen betreffende het verstrekken van de benodigde gegevens om de Commissie in staat te stellen haar onderzoeks- en innovatiebeleid uit te stippelen en aan haar verslagleggings- en informatieverplichtingen te voldoen, onder meer via het centraal deelnemersportaal en andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen in het kader van Horizon 2020;

e)

bepalingen inzake de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, in het bijzonder via het centraal deelnemersportaal en andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen in het kader van Horizon 2020;

f)

het gebruik van en de veranderingen in personele middelen, met name aanwerving per functiegroep, rang en categorie, de procedure voor herclassificatie en eventuele wijzigingen van het aantal personeelsleden.

Artikel 4

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.   Ieder ander lid dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zorgt ervoor dat de met hem gelieerde entiteiten hun respectieve bijdragen betalen. De totale bijdrage van alle andere leden dan de Unie bedraagt minstens 470 000 000 EUR in de loop van de in artikel 1 vastgelegde periode.

2.   De in lid 1 bedoelde bijdrage omvat:

a)

bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R van minstens 350 000 000 EUR, als vastgelegd in artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 3, onder b), van de statuten, met inbegrip van minstens 200 000 000 EUR van de andere stichtende leden dan de Unie en de met die leden gelieerde entiteiten en minstens 150 000 000 EUR van geassocieerde leden en de met hen gelieerde entiteiten;

b)

bijdragen in natura van minstens 120 000 000 EUR, waarvan minstens 70 000 000 EUR van de andere stichtende leden dan de Unie en de met die leden gelieerde entiteiten en minstens 50 000 000 EUR van geassocieerde leden en de met hen gelieerde entiteiten, bestaande uit de door hen gemaakte kosten voor de uitvoering van aanvullende activiteiten buiten het werkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, die een aanvulling vormen op dat werkplan en bijdragen aan de doelstellingen van het S2R-masterplan. Andere financieringsprogramma's van de Unie kunnen deze kosten ondersteunen voor zover zulks in overeenstemming is met de van toepassing zijnde regels en procedures. In dergelijke gevallen komt de financiering van de Unie niet in de plaats van de bijdragen in natura van de andere leden dan de Unie of de met hen gelieerde entiteiten.

De in de eerste alinea, onder b), genoemde kosten komen niet in aanmerking voor financiële bijstand door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De betreffende activiteiten worden uiteengezet in de lidmaatschapsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de statuten, met vermelding van de geraamde waarde van die bijdragen.

3.   De andere leden dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R brengen elk jaar op uiterlijk 31 januari verslag uit aan de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R over de waarde van de in elk van de voorafgaande begrotingsjaren geleverde bijdragen zoals bedoeld in lid 2. Ook de groep van vertegenwoordigers van de staten moet tijdig op de hoogte worden gebracht.

4.   Voor de waardering in natura van de bijdragen als bedoeld in lid 2, onder b), van dit artikel en in artikel 16, lid 3, onder b), van de statuten worden de kosten vastgesteld volgens de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betrokken entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar elke entiteit is gevestigd en overeenkomstig de geldende internationale boekhoudnormen/internationale normen voor financiële verslaglegging. De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betrokken entiteit. De waardering van de bijdragen kan door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden geverifieerd indien er naar aanleiding van de certificering twijfel ontstaat. Voor de toepassing van deze verordening kunnen kosten voor de uitvoering van aanvullende activiteiten niet gecontroleerd worden door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R of door enig orgaan van de Unie.

5.   Elk ander lid dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dat zijn verplichtingen met betrekking tot de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdragen niet binnen zes maanden na de in de lidmaatschapsovereenkomst vastgelegde termijn nakomt, als omschreven in artikel 3, lid 2, van de statuten, verliest zijn stemrecht in de raad van bestuur totdat het zijn verplichtingen is nagekomen. Indien het lid zijn verplichtingen na een aanvullende periode van zes maanden nog niet is nagekomen, wordt zijn lidmaatschap ingetrokken.

6.   In aanvulling op lid 5 van dit artikel, kan de Commissie overgaan tot het beëindigen, evenredig verlagen of opschorten van de financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan wel tot het inleiden van de in artikel 24, lid 2, van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure indien de leden of de aan hen gelieerde entiteiten de in het tweede lid bedoelde bijdragen niet verstrekken, slechts gedeeltelijk verstrekken of te laat verstrekken. Het besluit van de Commissie belet niet dat subsidiabele kosten die de leden reeds hebben gemaakt op het ogenblik dat het besluit aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2Rwordt ter kennis gebracht, worden terugbetaald.

Artikel 5

Financiële regeling

Onverminderd artikel 12, van de onderhavige verordening, stelt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R een specifieke financiële regeling vast overeenkomstig artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (9).

Artikel 6

Personeelsleden

1.   Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie zoals vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (10) van de Raad en de regels die bij overeenkomst zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie met het doel dat statuut en die regeling van kracht te doen worden, zijn van toepassing op het personeel in dienst van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2.   De raad van bestuur oefent met betrekking tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de bevoegdheden tot aanstelling uit die krachtens het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend en die krachtens de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn toegekend aan het tot het sluiten van een arbeidscontract bevoegde gezag („de bevoegdheden tot aanstelling”).

Overeenkomstig artikel 110 van het statuut stelt de raad van bestuur op basis van artikel 2, lid 1, van het statuut en op basis van artikel 6 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit vast om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheid op zijn beurt subdelegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit vaststellen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en de door hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan de uitvoerend directeur.

3.   De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het statuut passende regels aan ter uitvoering van het statuut en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

4.   De personele middelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten wordt vermeld, uitgedrukt in voltijdequivalenten, in overeenstemming met de jaarbegroting van de gemeenschappelijke onderneming.

5.   Het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

Artikel 7

Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R kan een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs die niet bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in dienst zijn. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen uitgedrukt in voltijdequivalenten wordt toegevoegd aan de in artikel 6, lid 4, bedoelde informatie over het personeel, in overeenstemming met de jaarbegroting.

2.   Bij besluit van de raad van bestuur worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en voor het inzetten van stagiairs.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag inzake de Europese Unie en het VWEU is van toepassing op de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie van toepassing is.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die haar personeel bij de uitoefening van zijn taken veroorzaakt.

3.   Elke betaling door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en worden door haar middelen gedekt.

4.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijk recht

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor:

a)

elk geschil tussen de leden dat betrekking heeft op de inhoud van deze verordening;

b)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gesloten overeenkomsten, besluiten en contracten;

c)

in geschillen over de vergoeding van schade die door personeelsleden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R veroorzaakt wordt bij de uitoefening van hun taken;

d)

elk geschil tussen de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.   Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zich bevindt, van toepassing.

Artikel 11

Evaluatie

1.   De Commissie voert vóór 30 juni 2017, met behulp van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie uit van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De Commissie stelt over deze evaluatie een verlag op met conclusies over de evaluatie en met haar opmerkingen. De Commissie zendt dat verslag uiterlijk op 31 december 2017 toe aan het Europees Parlement en de Raad. Met de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt rekening gehouden bij de diepgaande beoordeling en de tussentijdse evaluatie als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

2.   Op grond van de conclusies van de in lid 1 bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 4, lid 6, of andere passende maatregelen treffen.

3.   Binnen zes maanden na de ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, maar niet meer dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 24 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De resultaten van deze eindevaluatie worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

Artikel 12

Kwijting

In afwijking van artikel 60, lid 7, en artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, wordt voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R kwijting verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, overeenkomstig de procedure vermeld in de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

Artikel 13

Audits achteraf

1.   Audits achteraf van uitgaven voor acties onder contract wordt door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uitgevoerd overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 uitgevoerd als onderdeel van de acties onder contract van Horizon 2020.

2.   De Commissie kan besluiten om de in lid 1 bedoelde audits uit te voeren. In dergelijke gevallen doet zij dat overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, met name de Verordeningen (EU, Euratom) nr. 966/2012, Verordening (EU) nr. 1290/2013 en Verordening (EU) nr. 1291/2013.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van de leden

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R verleent het personeel van de Commissie en andere door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R of de Commissie gemachtigde personen, alsmede de Rekenkamer, toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die nodig is voor het uitvoeren van hun audits.

2.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (11), Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12) onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst die of een besluit of een contract dat in het kader van deze verordening wordt gefinancierd.

3.   Onverminderd de leden 1 en 2, worden in contracten, overeenkomsten en besluiten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening bepalingen opgenomen waardoor de Commissie, de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk worden gerechtigd tot het uitvoeren van dergelijke audits en onderzoeken, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

4.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R waakt er, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe audits, over dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

5.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13). De Gemeenschappelijke Onderneming S2R neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 15

Vertrouwelijkheid

Onverminderd artikel 16 beschermt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zou kunnen schaden.

Artikel 16

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (14) is van toepassing op de documenten in bezit van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R stelt de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Onverminderd artikel 10 kan tegen door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 genomen besluiten een klacht bij de ombudsman worden ingediend op grond van artikel 228 VWEU.

4.   De raad van bestuur kan praktische regelingen vaststellen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (15).

Artikel 17

Regels voor deelname en verspreiding

Verordening (EU) nr. 1290/2013 is van toepassing op de door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gefinancierde acties. Overeenkomstig die verordening wordt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R beschouwd als een financieringsorgaan en verleent zij financiële bijstand aan acties onder contract zoals vastgelegd in artikel 2 van de statuten.

Artikel 18

Ondersteuning door het gastland

Tussen de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en de staat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning die door de betreffende lidstaat aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt verstrekt.

Artikel 19

Initiële acties

1.   De Commissie is belast met het opzetten en de initiële werking van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R totdat deze over voldoende operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren. Overeenkomstig het recht van de Unie voert de Commissie alle nodige maatregelen uit in samenwerking met de andere leden en de bevoegde organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden daarbij betrokken.

2.   Voor de toepassing van lid 1,

a)

kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opneemt na zijn of haar benoeming door de raad van bestuur in overeenstemming met artikel 9 van de statuten, een tijdelijk uitvoerend directeur aanstellen en de taken waarmee de uitvoerend directeur belast is uitvoeren; deze kan worden bijgestaan door een beperkt aantal ambtenaren van de Commissie;

b)

oefent de tijdelijk uitvoerend directeur in afwijking van artikel 6, lid 2, van deze verordening de bevoegdheid tot aanstellingen uit;

c)

kan de Commissie tijdelijk een beperkt aantal van haar ambtenaren toewijzen.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan besluiten aannemen en overeenkomsten en contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten wanneer de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is vastgesteld.

4.   De tijdelijk uitvoerend directeur bepaalt in samenspraak met de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en na goedkeuring door de raad van bestuur wanneer de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de capaciteit zal hebben om haar eigen begroting uit te voeren. Vanaf dat moment onthoudt de Commissie zich van het aangaan van verbintenissen en uitvoeren van betalingen voor de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. KARASMANIS


(1)  Advies van 25 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 15 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(4)  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG Voor de EER relevante tekst (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(5)  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(8)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(10)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(11)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(12)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(14)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(15)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE I

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

Artikel 1

Definities

1.   „Geassocieerd lid”: een in een lidstaat of een met Horizon 2020 geassocieerd land gevestigde juridische entiteit of een groepering of consortium van juridische entiteiten, geselecteerd overeenkomstig de in artikel 4, leden 2 tot en met 4, vastgestelde procedure, die voldoet aan de in artikel 4, lid 6, vastgestelde voorwaarden en die de onderhavige statuten heeft aanvaard door ondertekening van een instemmingsbrief;

2.   „ander stichtend lid dan de Unie”: afzonderlijke juridische entiteiten die zich op basis van een gemeenschappelijke visie individueel hebben verbonden tot een eigen inbreng van minstens 30 000 000 EUR gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming S2R en die de onderhavige statuten hebben aanvaard door ondertekening van een instemmingsbrief. Deze andere stichtende leden dan de Unie zijn opgenomen in bijlage II;

3.   „innovatieprogramma's” of „IP's”: de thematische gebieden die de basis vormen voor de structuur van het masterplan S2R, als bedoeld in lid 4. De selectie van de IP's gebeurt op basis van de mogelijke prestatiewinst in één of meer operationele domeinen en als onderdeel van een spoorwegsysteem- en klantgerichte benadering. Onverminderd een besluit van de raad van bestuur om deze structuur te wijzigen moeten in het masterplan S2R minstens de vijf volgende IP's worden opgenomen:

a)

kostenefficiënte en betrouwbare treinen, waaronder treinen met grote capaciteit en hogesnelheidstreinen;

b)

geavanceerde verkeersbeheer- en besturingssystemen;

c)

kostenefficiënte en betrouwbare infrastructuur met grote capaciteit;

d)

IT-oplossingen voor aantrekkelijke spoorvervoerdiensten;

e)

technologieën voor een duurzaam en aantrekkelijk Europees goederenvervoer.

4.   „Masterplan S2R”: door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in overleg met het Europees Spoorwegbureau en het technologieplatform van de European Rail Research Advisory Council (Errac) vast te stellen en op te stellen gemeenschappelijke toekomstgerichte strategische routekaart met een langetermijnperspectief op het gebied van innovatie in het spoorvervoer. Die routekaart dient een overzicht te bevatten van de belangrijkste prioriteiten en essentiële operationele en technologische innovaties die van alle belanghebbenden worden verlangd om de in artikel 2 van deze verordening uiteengezette doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te verwezenlijken. De routekaart is prestatiegericht en opgebouwd rond een beperkt aantal belangrijke thema's IP's. Na de goedkeuring door de raad van bestuur worden het masterplan en alle latere wijzigingen, op voorstel van de Commissie, bekrachtigd door de Raad en meegedeeld aan het Europees Parlement. Na afloop van dit proces worden het masterplan en alle latere wijzigingen aangenomen door de raad van bestuur.

Artikel 2

Taken

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R verricht de volgende taken:

a)

de prioritaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten definiëren in het masterplan S2R, met inbegrip van grootschalige demonstratieactiviteiten die nodig zijn voor de versnelde introductie van de ter ondersteuning van de Europese spoorwegruimte vereiste geïntegreerde, interoperabele en gestandaardiseerde technologische innovaties om de operationele efficiëntie naar een optimaal niveau te tillen en tegelijk de betrouwbaarheid en capaciteit te verhogen en spoorvervoer kostenefficiënter te maken;

b)

publieke en private middelen bijeen brengen voor de financiering van de activiteiten in het kader van de verschillende in het masterplan S2R gedefinieerde innovatieprogramma's;

c)

het masterplan S2R vertalen in gedetailleerde, resultaatgerichte jaarlijkse werkplannen, aangevuld met gedetailleerde investeringsplannen die continuïteit, synchronisatie en investeringen op lange termijn mogelijk maken en een doelmatige en efficiënte uitvoering ervan garanderen;

d)

het toezicht waarborgen op de activiteiten in verband met de ontwikkeling van in het masterplan S2R gedefinieerde gemeenschappelijke producten;

e)

onderzoeks- en innovatieacties onder contract financieel ondersteunen, voornamelijk via subsidies aan leden en deelnemers door middel van de meest geschikte maatregelen, zoals aanbestedingen of het toekennen van subsidies na oproepen tot het indienen van voorstellen om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1290/2013;

f)

de technische onderzoeks-, ontwikkelings-, validerings- en studiewerkzaamheden organiseren die onder haar gezag moeten worden uitgevoerd en aldus versnippering van deze activiteiten voorkomen;

g)

de doelmatigheid en efficiëntie van onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van spoorvervoer waarborgen en door middel van passende monitoring- en evaluatieprocessen toezien op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

h)

het bundelen van gebruikerseisen en het voorstellen van interoperabiliteitsnormen zodat richting kan worden gegeven aan investeringen in onderzoek en innovatie van operationele en commercieel interessante oplossingen;

i)

een nauwe samenwerking tot stand brengen en de coördinatie waarborgen met gerelateerde Europese, nationale en transnationale onderzoeks- en innovatieactiviteiten in de spoorwegsector, met name in het kader van vorige Kaderprogramma's en Horizon 2020, zodat de Gemeenschappelijke Onderneming S2R een belangrijke rol krijgt met betrekking tot onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer. Ze beheert ook alle op het spoorvervoer gerichte onderzoeks- en innovatieacties die door de Unie worden medegefinancierd;

j)

nauwe en langdurige samenwerking tot stand brengen tussen de Unie, de spoorwegindustrie, spoorwegondernemingen en andere particuliere en publieke belanghebbenden die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van baanbrekende innovaties en een krachtige marktintroductie van innoverende oplossingen, waaronder organen die klanten (passagiers en goederen) vertegenwoordigen, alsmede actoren buiten de traditionele spoorwegsector;

k)

de afstemming waarborgen met een breed scala van belanghebbenden, waaronder onderzoeksorganisaties en universiteiten en verbanden tot stand brengen met nationale en internationale onderzoeks- en innovatieactiviteiten inzake spoortechniek, met name via het technologieplatform van de Errac, alsmede met activiteiten op andere domeinen van onder meer de European Road Transport Research Advisory Council (Ertrac), de Advisory Council for Aviation Research and Innovation in Europe (Acare), het Waterborne European Technology Platform, het European Construction Technology Platform (ECTP), het toekomstige Manufacturing Technologies Platform (Manufuture), de Alliance for Logistics Innovation (Alice), het Advanced Engineering Materials and Technologies Platform (EuMaT) en andere;

l)

de betrokkenheid van kmo's bij haar activiteiten stimuleren overeenkomstig de doelstellingen van Horizon 2020;

m)

streven naar een geografisch evenwichtig gespreide deelname van leden en partners aan haar activiteiten;

n)

uitvoeren van activiteiten op het gebied van informatie, communicatie en verspreiding door het bepaalde in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 mutatis mutandis toe te passen, en de gedetailleerde informatie over resultaten van oproepen tot het indienen van voorstellen beschikbaar en toegankelijk te maken op het centraal deelnemersportaal alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen in het kader van Horizon 2020;

o)

alle andere taken die nodig zijn om de in artikel 2 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te bereiken.

Artikel 3

Leden

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R telt de volgende leden:

a)

de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

na aanvaarding van deze statuten door middel van een instemmingsbrief de andere stichtende leden van de gezamenlijke onderneming S2R dan de Unie als genoemd in bijlage II bij deze verordening, en de overeenkomstig artikel 4 te selecteren geassocieerde leden. Deze leden worden hierna samen „de andere leden dan de Unie” genoemd.

2.   De rol en bijdrage van de andere leden dan de Unie worden vastgelegd in een lidmaatschapsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Deze overeenkomst wordt gesloten met de uitvoerend directeur en ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur. De overeenkomst bevat een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bijdrage van de leden aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, als gedefinieerd in artikel 4, lid 2, onder a), van deze verordening alsmede het programma van de aanvullende activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), van deze verordening en bevat bepalingen inzake de vertegenwoordiging van de leden in de raad van bestuur.

Artikel 4

Wijziging van het lidmaatschap

1.   Elke in een lidstaat of een met Horizon 2020 geassocieerd land gevestigde juridische entiteit, of groepering of elk consortium van juridische entiteiten kan een aanvraag indienen om geassocieerd lid te worden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R indien de entiteit, de groepering of het consortium instemt met deze statuten en zich ertoe verbindt bij te dragen aan de in lid 6 bedoelde financiering om de in artikel 2 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te verwezenlijken.

2.   De geassocieerde leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden geselecteerd via een open, niet-discriminerende en competitieve oproep van de Commissie en na een transparante evaluatie door de raad van bestuur. Bij die evaluatie wordt onder meer rekening gehouden met de relevantie en potentiële meerwaarde van de kandidaat voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, de solvabiliteit van de aanvrager, en belangenconflicten met betrekking tot de doelstellingen van het S2R-initiatief.

3.   De Commissie neemt, rekening houdend met de resultaten van de evaluatie, het eindbesluit teneinde het geografische evenwicht te waarborgen, alsook een evenwichtige deelname van de kmo's, de onderzoeksgemeenschap en actoren uit de gehele waardeketen van het spoor, ook van buiten de traditionele spoorwegsector.

4.   De eerste oproep voor geassocieerde leden wordt uiterlijk drie maanden na de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gelanceerd. Aanvullende oproepen worden gelanceerd met oog voor de kernvaardigheden die bijeen moeten worden gebracht voor de uitvoering van het masterplan S2R. Alle oproepen worden gepubliceerd op de website van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en worden ook via de groep van vertegenwoordigers van de staten en andere kanalen bekendgemaakt om zoveel mogelijk deelnemers te betrekken bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het masterplan S2R.

5.   De vereiste minimale eigen bijdrage om geassocieerd lid te worden bedraagt 2,5 % van de totale begroting van het innovatieprogramma waaraan het geassocieerd lid deelneemt. Spoorwegondernemingen in de vorm van één juridische entiteit kunnen echter geassocieerd lid worden met een eigen bijdrage van ten minste 12 000 000 EUR over alle innovatieprogramma's heen. Voorts kunnen consortia, bestaande uit spoorwegondernemingen en/of infrastructuurbeheerders geassocieerd lid worden met een eigen bijdrage van ten minste 15 000 000 EUR over alle innovatieprogramma's heen.

6.   Elk lid kan zijn lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R beëindigen. De beëindiging wordt zes maanden nadat de andere leden ervan op de hoogte zijn gesteld onherroepelijk van kracht. Vanaf dat tijdstip is het voormalige lid vrijgesteld van alle verplichtingen behoudens die welke vóór de beëindiging van het lidmaatschap door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn goedgekeurd of aangegaan.

7.   Het lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R kan niet aan een derde worden overgedragen zonder de voorafgaande en eenparige instemming van de raad van bestuur.

8.   Bij elke wijziging in het lidmaatschap overeenkomstig dit artikel, maakt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R op haar website onmiddellijk een bijgewerkte ledenlijst van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bekend, alsmede de datum waarop die wijziging van kracht wordt.

Artikel 5

Organisatie van de gemeenschappelijke onderneming

1.   De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende organen:

a)

de raad van bestuur;

b)

de uitvoerend directeur;

c)

het wetenschappelijk comité;

d)

de groep van vertegenwoordigers van de staten.

2.   Het wetenschappelijk comité en de groep van vertegenwoordigers van de staten vormen adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

Artikel 6

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit maximum tweeëntwintig leden, met inbegrip van:

a)

twee vertegenwoordigers van de Commissie;

b)

één vertegenwoordiger van elk ander stichtend lid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan de Unie;

c)

één vertegenwoordiger van elk geassocieerd lid, als bedoeld in artikel 1, lid 1, dat als afzonderlijke juridische entiteit tevens voldoet aan de criteria van artikel 1, lid 2;

d)

ten hoogste negen vertegenwoordigers van geassocieerde leden als bedoeld in artikel 1, lid 1, van wie minstens één per innovatieprogramma als artikel 1, lid 3, die worden geselecteerd volgens de procedure van artikel 11, lid 4, onder a).

2.   Bij de definitieve samenstelling van de raad van bestuur wordt voor zover mogelijk gezorgd voor een evenwichtige vertegenwoordiging van kmo's, de onderzoeksgemeenschap en actoren uit de gehele waardeketen van het spoor, ook van buiten de traditionele spoorwegsector. Daartoe worden ten minste drie vertegenwoordigers van spoorwegondernemingen opgenomen.

Artikel 7

Werking van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur wordt voorgezeten door de Commissie.

2.   Het aantal stemmen van de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in de raad van bestuur is evenredig met de bijdrage van de door hen vertegenwoordigde leden aan de financiën van de gemeenschappelijke onderneming. De Commissie bezit 50 % van de stemmen. De stem van de Commissie is ondeelbaar en is een weergave van het standpunt van de Unie binnen de raad van bestuur.

3.   De vertegenwoordigers spannen zich tot het uiterste in om consensus te bereiken. Als er geen consensus kan worden bereikt en onverminderd lid 4, neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid van ten minste tweederde van alle stemmen, met inbegrip van de stemmen van afwezigen, tenzij in deze statuten anders is bepaald.

4.   Bij beslissingen over de vertegenwoordiging van geassocieerde leden in de raad van bestuur is de stem van de Commissie doorslaggevend indien geen tweederde meerderheid kan worden bereikt.

5.   De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast, dat het vlotte en efficiënte verloop van zijn werkzaamheden garandeert. Dat reglement voorziet in specifieke procedures voor het identificeren en voorkomen van belangenconflicten.

De raad van bestuur vergadert ten minste driemaal per jaar. Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van eenderde van de leden van de raad van bestuur, die ten minste 30 % van de stemmen vertegenwoordigen, dan wel op verzoek van de Commissie of de uitvoerend directeur.

De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

De uitvoerend directeur is gerechtigd om deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

Een vertegenwoordiger van het Europees Spoorwegbureau en de voorzitter of de vicevoorzitter van de groep van vertegenwoordigers van de staten zijn gerechtigd de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, maar zij hebben geen stemrecht.

De raad van bestuur mag andere personen uitnodigen om als waarnemers aan zijn vergaderingen deel te nemen. Met name wordt de voorzitter van het wetenschappelijk comité, wanneer kwesties worden besproken waarvoor hij bevoegd is, uitgenodigd om de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, maar hij heeft geen stemrecht.

Artikel 8

Taken van de raad van bestuur

De raad van bestuur draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de strategische koers en de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten. De raad van bestuur wordt met name belast met de volgende taken:

a)

de vaststelling van het masterplan S2R en van elk voorstel tot wijziging van dat plan;

b)

de vaststelling van het jaarlijkse werkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en de bijbehorende uitgavenramingen op voorstel van de uitvoerend directeur en na raadpleging van het wetenschappelijk comité en de groep van vertegenwoordigers van de staten;

c)

de vaststelling van de gedetailleerde lijst van criteria voor de selectie van geassocieerde leden overeenkomstig artikel 4 en de beoordeling, aanvaarding of afwijzing van aanvragen voor nieuw lidmaatschap op die basis;

d)

een beslissing nemen over de definitieve samenstelling van de raad van bestuur, met name door selectie van de vertegenwoordigers van geassocieerde leden die niet aan de criteria van artikel 1, lid 2, voldoen, op basis van een voorstel van elke stuurgroep;

e)

een beslissing nemen over de intrekking van het lidmaatschap van leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R die hun verplichtingen niet nakomen en de voorwaarden van die beëindiging bepalen;

f)

de in artikel 3, lid 2, bedoelde lidmaatschapsovereenkomsten goedkeuren na eventuele raadpleging van een ad-hoc adviesgroep;

g)

de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R vaststellen overeenkomstig artikel 5 van deze verordening;

h)

op voorstel van de uitvoerend directeur de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R vaststellen, waaronder de personeelsformatie, met vermelding van het aantal tijdelijke posten per functiegroep en per rang alsmede van het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

i)

de bevoegdheden uitoefenen tot aanstelling van personeel, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening;

j)

de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur verlengen, de uitvoerend directeur adviseren en toezicht houden op de prestaties van de uitvoerend directeur;

k)

een gemeenschappelijk model van reglement van orde voor de stuurgroepen ontwikkelen;

l)

de organisatiestructuur goedkeuren op aanbeveling van de uitvoerend directeur; goedkeuren;

m)

het jaarlijkse activiteitenverslag goedkeuren, met inbegrip van de bijbehorende uitgaven;

n)

voor zover nodig de oprichting van een interne auditcapaciteit bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R regelen;

o)

procedures voor open en transparante oproepen opstellen en de oproepen goedkeuren alsmede, in voorkomend geval, de daarmee verband houdende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, toewijzings- en beroepsprocedures;

p)

de lijst van voor financiering geselecteerde acties goedkeuren;

q)

in voorkomend geval, als aanvulling op de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R werkgroepen oprichten als bedoeld in artikel 14;

r)

in voorkomend geval, uitvoeringsregels vaststellen overeenkomstig artikel 6, lid 3, van deze verordening, alsmede regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en voor de inzet van stagiairs overeenkomstig artikel 7 van deze verordening;

s)

indien passend verzoeken tot wijziging van deze verordening van leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R voorleggen aan de Commissie;

t)

een beslissing nemen over voorstellen van de Commissie betreffende de verlenging of de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming;

u)

elke taak uitvoeren die niet specifiek aan een van de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is toegewezen, die hij wel aan een van die organen kan toewijzen.

Artikel 9

Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur wordt na een openbare en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2.   De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

3.   Voor het sluiten van de overeenkomst met de uitvoerend directeur wordt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

4.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het eind van deze termijn verricht de Commissie een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

5.   Op voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de beoordeling als bedoeld in lid 4, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar.

6.   Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een nieuwe selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

7.   De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn of haar ambt worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

Artikel 10

Taken van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur.

2.   De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur en verricht zijn of haar taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem of haar verleende bevoegdheden.

3.   De uitvoerend directeur voert de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uit. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn functies.

4.   De uitvoerend directeur is met name belast met het volgende:

a)

de ontwerpjaarbegroting opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, met inbegrip van de bijbehorende personeelsformatie, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang en het aantal contractanten en gedetacheerde nationale deskundigen wordt vermeld, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

b)

de jaarlijkse werkplannen van de gemeenschappelijke onderneming en de bijbehorende uitgavenramingen opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

c)

de jaarrekeningen ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

d)

het jaarlijks activiteitenverslag als bedoeld in artikel 20, lid 2, en andere door de raad van bestuur gevraagde verslagen opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

e)

geschillen binnen IP's in tweede aanleg beslechten;

f)

geschillen tussen IP's in eerste aanleg beslechten;

g)

de oproepen beheren en de lijst van voor financiering geselecteerde activiteiten ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

h)

afzonderlijke overeenkomsten of besluiten ondertekenen;

i)

aanbestedingscontracten ondertekenen;

j)

erop toezien dat de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming die voortvloeien uit door haar gesloten contracten en overeenkomsten, worden nagekomen;

k)

zorg dragen voor de coördinatie van de verschillende IP's en passende maatregelen treffen voor het beheer van raakvlakken, het voorkomen van overlapping van projecten en het bevorderen van synergieën tussen IP's;

l)

voorstellen doen aan de raad van bestuur voor de aanpassing van de technische inhoud en de verdeling van de begrotingstoewijzingen over de IP's;

m)

er zorg voor dragen dat de geplande doelstellingen en tijdschema's worden verwezenlijkt, de IP-activiteiten coördineren en opvolgen, en eventueel gewenste aanpassingen van de doelstellingen en het bijbehorende tijdschema voorstellen;

n)

toezien op de voortgang van de IP's bij de verwezenlijking van de doelstellingen;

o)

het communicatiebeleid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uitstippelen en uitvoeren;

p)

voorstellen inzake de organisatiestructuur indienen bij de raad van bestuur;

q)

de werkzaamheden en het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R organiseren, leiden en er toezicht op uitoefenen, binnen de beperkingen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening;

r)

zich ervan vergewissen dat de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming volledig onafhankelijk en zonder enig belangenconflict worden uitgevoerd;

s)

een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging melden aan de raad van bestuur;

t)

er zorg voor dragen dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

u)

alle andere maatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter beoordeling van de door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gemaakte vorderingen bij de verwezenlijking van haar doelstellingen;

v)

de groep van vertegenwoordigers van de staten, het wetenschappelijk comité en het Europees Spoorwegbureau op gezette tijden informeren over alle zaken die relevant zijn voor hun adviserende rol. In dit verband neemt de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming op verzoek van het comité gedurende de volledige levenscyclus van de Gemeenschappelijke Onderneming één maal per jaar deel aan de vergadering van het comité voor het specifieke configuratieprogramma „slim, groen en geïntegreerd vervoer” in het kader van Horizon 2020 teneinde de vorderingen met het Shift2Rail-initiatief te bezien;

w)

alle andere taken uitvoeren die de raad van bestuur aan de uitvoerend directeur toevertrouwt of delegeert.

5.   De uitvoerend directeur richt een programmabureau op voor de uitvoering, onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau bestaat uit het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en voert met name de volgende taken uit:

a)

bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

b)

beheren van de in het jaarlijkse werkplan opgenomen oproepen en van de overeenkomsten of besluiten, waaronder de coördinatie daarvan;

c)

de leden en de andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R alle relevante informatie en de nodige ondersteuning geven zodat zij hun taken kunnen vervullen, en aan hun specifieke verzoeken voldoen;

d)

als secretariaat voor de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R fungeren en ondersteuning bieden aan alle werkgroepen die door de raad van bestuur zijn opgezet.

Artikel 11

Stuurgroepen voor de innovatieprogramma's

1.   Voor elk innovatieprogramma wordt een stuurgroep opgericht.

2.   Elke stuurgroep bestaat uit:

a)

een vertegenwoordiger van ieder stichtend lid en geassocieerd lid dat voldoet aan de criteria van artikel 1, lid 2, of, voor spoorwegondernemingen, de criteria van artikel 4, lid 5;

b)

een vertegenwoordiger van ieder geassocieerd lid dat aan het innovatieprogramma deelneemt;

c)

een of meer vertegenwoordigers van het programmabureau, aangewezen door de uitvoerend directeur.

3.   Elke stuurgroep stelt zijn reglement van orde vast aan de hand van een door de raad van bestuur goedgekeurd gemeenschappelijk model. Elke stuurgroep kiest een voorzitter uit zijn leden. Een vertegenwoordiger van de Commissie en van het Europees Spoorwegbureau kunnen als waarnemer deelnemen aan vergaderingen van de stuurgroep. Andere leden die belang hebben bij de resultaten van het IP kunnen voor vergaderingen worden uitgenodigd.

4.   Elke stuurgroep is onder andere verantwoordelijk voor:

a)

het voorstellen aan de raad van bestuur van een shortlist met ten minste twee kandidaten waaruit de vertegenwoordiger van het IP in de raad van bestuur zal worden gekozen, alsook, indien nodig, het vaststellen van een beurtrol. Voor zover mogelijk dient de shortlist de weergave te zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging van kmo's, de onderzoeksgemeenschap en actoren uit de gehele waardeketen van het spoor, ook van buiten de traditionele spoorwegsector;

b)

het verstrekken van de relevante technische input voor zijn IP, met name voor de ontwikkeling van de oproepen tot het indienen van voorstellen met het oog op goedkeuring door de raad van bestuur;

c)

het vaststellen van de gedetailleerde jaarlijkse uitvoeringsplannen voor de IP's overeenkomstig de door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 2, onder c), goedgekeurde jaarlijkse werkplannen;

d)

het rapporteren aan de uitvoerend directeur op basis van de in artikel 2, lid 2, van deze verordening omschreven vastgestelde kernprestatie-indicatoren.

Artikel 12

Europees Spoorwegbureau

Het Europees Spoorwegbureau draagt bij tot de vaststelling en uitvoering van het masterplan S2R, met name door de uitvoering van de volgende adviserende taken:

a)

voorstellen van eventuele wijzigingen van het masterplan S2R en de jaarlijkse werkplannen, met name om ervoor te zorgen dat tegemoet wordt gekomen aan de onderzoeksbehoeften voor de verwezenlijking van de eengemaakte Europese spoorwegruimte;

b)

na raadpleging van de in artikel 2, lid 1, onder e), van deze verordening bedoelde belanghebbenden, richtsnoeren voorstellen voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die tot technische normen leiden teneinde de interoperabiliteit en veiligheid van de resultaten te waarborgen;

c)

toezien op de gemeenschappelijke ontwikkelingen van het toekomstige systeem en bijdragen tot de definiëring van de doelsystemen in de regelgevende voorschriften;

d)

de projectactiviteiten en -resultaten evalueren om de relevantie daarvan te toetsen aan de in artikel 2, lid 2, van deze verordening vastgestelde doelstellingen en de interoperabiliteit en veiligheid van de onderzoeksresultaten te waarborgen.

Artikel 13

Wetenschappelijk comité

1.   Het wetenschappelijk comité bestaat uit maximaal twaalf leden. Het kiest een voorzitter uit zijn leden.

2.   Bij de ledensamenstelling wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van wereldvermaarde wetenschappers en ingenieurs uit de academische wereld, de industrie, kmo's, ngo's en toezichthoudende instanties. Samen dienen de leden van het wetenschappelijk comité over de nodige wetenschappelijke competentie en technische deskundigheid te beschikken om de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen te verstrekken.

3.   De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast voor de samenstelling van het wetenschappelijk comité en benoemt de leden ervan. De raad van bestuur houdt rekening met de potentiële kandidaten die worden voorgesteld door de groep van vertegenwoordigers van de staten, de Errac en het Europees Spoorwegbureau.

4.   Het wetenschappelijk comité verricht de volgende taken:

a)

advies uitbrengen over de in de jaarlijkse werkplannen op te nemen wetenschappelijke en technologische prioriteiten;

b)

advies uitbrengen over de in het jaarlijkse activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke en technologische prestaties;

c)

mogelijke gebieden voor baanbrekend onderzoek voorstellen die in aanmerking komen voor verdere ontwikkeling;

d)

mogelijke synergieën voorstellen met nationale en internationale onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van spoorvervoer, met name via het technologieplatform van de European Rail Research Advisory Council (Errac) en op andere gebieden, als bedoeld in artikel 2, onder k).

5.   Het wetenschappelijk comité komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter.

6.   Het wetenschappelijk comité kan, met instemming van de voorzitter, andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen.

7.   Het wetenschappelijk comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

Artikel 14

Groep van vertegenwoordigers van de staten

1.   De groep van vertegenwoordigers van de staten bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en van elk met Horizon 2020 geassocieerd land. De groep kiest een voorzitter en een vicevoorzitter uit zijn leden.

2.   De groep van vertegenwoordigers van de staten komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter. De uitvoerend directeur en de voorzitter van de raad van bestuur, of hun vertegenwoordigers, wonen de vergaderingen bij.

3.   De leden van het bij artikel 62 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Comité voor de Gemeenschappelijke Europese Spoorwegruimte (1), of hun vertegenwoordigers, en de leden van het bij artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte comité inzake spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid (Railway Interoperability and Safety Committee — RISC) kunnen deelnemen aan de vergaderingen van de groep van vertegenwoordigers van de staten.

4.   De groep van vertegenwoordigers van de staten wordt betrokken bij en beoordeelt met name informatie en brengt advies uit over:

a)

de actualisering van de strategische oriëntatie van het masterplan S2R en de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van dat plan;

b)

de jaarlijkse werkplannen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

c)

de afstemming met Horizon 2020 en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, waaronder de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen ende ESIF;

d)

de afstemming met de Uniewetgeving inzake spoorvervoer en de doelstelling om een Europese spoorwegruimte tot stand te brengen;

e)

de betrokkenheid van kmo's en relevante actoren van buiten de traditionele spoorwegsector.

5.   De groep van vertegenwoordigers van de staten verschaft tevens informatie aan en treedt op als aanspreekpunt van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R voor de volgende zaken:

a)

de status van relevante nationale of regionale onderzoeks- en innovatieprogramma's en mogelijke samenwerkingsgebieden, met inbegrip van de toepassing van relevante technologieën teneinde synergieën mogelijk te maken en overlapping te vermijden;

b)

specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau betreffende evenementen voor verspreiding van informatie, gerichte technische workshops en activiteiten op het gebied van communicatie.

6.   De groep van vertegenwoordigers van de staten kan op eigen initiatief de raad van bestuur aanbevelingen en voorstellen doen op technisch, bestuurlijk en financieel gebied, alsook met betrekking tot de jaarlijkse plannen, met name wanneer er nationale of regionale belangen in het geding zijn. De raad van bestuur houdt rekening met die voorstellen en informeert onverwijld de groep van vertegenwoordigers van de staten over het gevolg dat hij aan die aanbevelingen of voorstellen heeft gegeven en verstrekt een verantwoording voor de eventuele niet-opvolging daarvan.

7.   De groep van vertegenwoordigers van de staten ontvangt op regelmatige basis informatie over, onder meer, de deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gefinancierde acties, het resultaat van elke oproep en projectuitvoering, synergieën met andere relevante Unieprogramma's en de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

8.   De groep van vertegenwoordigers van de staten stelt zijn eigen reglement van orde vast.

Artikel 15

Werkgroepen

1.   Voor de uitvoering van de in artikel 2 genoemde taken kan de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R een beperkt aantal werkgroepen oprichten om door de raad van bestuur gedelegeerde activiteiten uit te voeren. Deze groepen worden samengesteld uit deskundigen en werken op transparante wijze.

2.   De deskundigen die aan de werkgroepen deelnemen behoren niet tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

3.   Om een zo breed mogelijke deskundigheid te waarborgen, stimuleert en faciliteert de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de deelname van kmo's, onderzoeksorganisaties en actoren van buiten de traditionele spoorwegsector aan de werkgroepen.

4.   De werkgroepen worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De Commissie en het Europees Spoorwegbureau verlenen deze werkgroepen ondersteuning als waarnemer.

Artikel 16

Financieringsbronnen

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt gezamenlijk gefinancierd door de Unie en de andere leden dan de Unie en de met hen gelieerde entiteiten, door middel van in tranches uitbetaalde financiële bijdragen en van bijdragen in natura die bestaan uit de door hen gedragen kosten bij de uitvoering van acties onder contract die niet door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden vergoed.

2.   De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bedragen niet meer dan 27 000 000 EUR en worden gedekt door financiële bijdragen die gelijkelijk worden verdeeld op jaarbasis tussen de Unie en de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan de Unie, met uitzondering van onderzoekscentra en universiteiten. De bijdrage van de andere leden dan de Unie is evenredig met hun respectieve begrotingsverbintenis. Indien een deel van de bijdragen voor administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan het ter beschikking worden gesteld om de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te dekken.

3.   De operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden gedekt door:

a)

een financiële bijdrage van de Unie;

b)

bijdragen in natura van de andere leden dan de Unie en met hen gelieerde entiteiten, bestaande uit de door hen bij de uitvoering van acties onder contract gedragen kosten minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten.

4.   De middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R die op haar begroting worden opgevoerd, bestaan uit de volgende bijdragen:

a)

de financiële bijdragen van leden aan de administratieve kosten;

b)

de financiële bijdrage van de Unie aan operationele kosten;

c)

alle door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gegenereerde inkomsten;

d)

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

5.   Interesten op de bijdragen die door de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn betaald, gelden als inkomsten.

6.   Alle middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden besteed aan de verwezenlijking van de in artikel 2 van deze verordening genoemde doelstellingen.

7.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R is eigenaar van alle voor de vervulling van haar in artikel 2 van deze verordening bepaalde doelstellingen door haar gegenereerde of aan haar overgedragen activa.

8.   Onverminderd artikel 24, lid 4, worden aan de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R geen uitkeringen gedaan uit hoofde van verdeling van een eventueel overschot van de inkomsten boven de uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 17

Toewijzing van de bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), van deze verordening, en de aanvullende bijdrage als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), van deze verordening, worden als volgt toegewezen:

a)

tot 40 % wordt toegewezen aan andere stichtende leden dan de Unie en de met die leden gelieerde entiteiten;

b)

tot 30 % wordt toegewezen aan geassocieerde leden en hun gelieerde entiteiten;

c)

ten minste 30 % wordt toegewezen door middel van concurrerende oproepen tot het indienen van voorstellen en openbare aanbestedingen.

2.   Financiering uit hoofde van lid 1 wordt toegewezen na evaluatie van de voorstellen door onafhankelijke deskundigen.

3.   De financiële verbintenissen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 18

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Artikel 19

Operationele en financiële planning

1.   De uitvoerend directeur stelt, op basis van het masterplan S2R, een ontwerp van jaarlijks werkplan op en legt dat ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur, met inbegrip van een gedetailleerd plan voor de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de administratieve werkzaamheden en de bijbehorende ramingen van de uitgaven voor het komende jaar. In het ontwerp van werkplan wordt tevens de geraamde waarde van de overeenkomstig artikel 16, lid 3, onder b), te leveren bijdragen vermeld.

2.   Het jaarlijkse werkplan voor een bepaald jaar wordt aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen. Het jaarlijkse werkplan wordt openbaar gemaakt.

3.   De uitvoerend directeur stelt de ontwerpjaarbegroting voor het volgende jaar op en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4.   De jaarbegroting voor een bepaald jaar wordt aan het einde van het voorafgaande jaar goedgekeurd door de raad van bestuur.

5.   De jaarbegroting wordt aangepast op grond van de omvang van de bijdrage van de Unie zoals vastgelegd in de begroting van de Unie.

Artikel 20

Operationele en financiële verslaglegging

1.   De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van zijn/haar taken in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2.   Binnen twee maanden na de sluiting van elk begrotingsjaar legt de uitvoerend directeur de raad van bestuur ter goedkeuring een jaarlijks activiteitenverslag voor over de door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in het voorafgaande kalenderjaar gemaakte vorderingen, met name in verhouding tot het jaarlijkse werkplan voor dat jaar. Dit verslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

a)

onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de bijbehorende uitgaven;

b)

de ingediende acties, met inbegrip van een opsplitsing per soort deelnemer, waaronder kmo's, en per land;

c)

de voor financiering aangewezen acties, met inbegrip van een opsplitsing per soort deelnemer, waaronder kmo's, en per land, met vermelding van de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R aan de afzonderlijke deelnemers en acties;

d)

vorderingen met de verwezenlijking van de doelstellingen omschreven in artikel 2, lid 2, van deze verordening en voorstellen voor verdere noodzakelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van die doelstellingen. Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijkse activiteitenverslag meegedeeld aan de groep van vertegenwoordigers van de staten en openbaar gemaakt.

3.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R doet jaarlijks verslag aan de Commissie overeenkomstig artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

4.   Vóór 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de voorlopige rekeningen aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer.

Vóór 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R het verslag over het budgettair en financieel beheer aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 stelt de rekenplichtige de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R op en legt de uitvoerend directeur deze voor advies voor aan de raad van bestuur.

De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

De uitvoerend directeur zendt vóór 1 juli volgend op elk begrotingsjaar de definitieve rekeningen, tezamen met het advies van de raad van bestuur, aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

De definitieve rekeningen worden vóór 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Uiterlijk op 30 september, zendt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op de opmerkingen die de Rekenkamer in zijn jaarverslag heeft gemaakt. De uitvoerend directeur zendt zijn antwoord ook aan de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

5.   De rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden onderzocht door een onafhankelijk controleorgaan als bepaald in artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Artikel 21

Interne audit

Ten aanzien van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R oefent de interne auditor van de Commissie dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij uitoefent met betrekking tot de Commissie.

Artikel 22

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is beperkt tot de door hen reeds betaalde bijdrage aan de administratieve kosten.

2.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R neemt een afdoende verzekering en houdt die aan.

Artikel 23

Belangenconflicten

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R en haar organen en personeel vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2.   De raad van bestuur stelt regels vast om belangenconflicten ten aanzien van de leden van die onderneming, haar organen en personeel en gedetacheerd personeel te voorkomen en te beheersen. Deze regels omvatten bepalingen ter voorkoming van belangenconflicten voor de vertegenwoordigers van de leden die zitting hebben in de raad van bestuur.

Artikel 24

Ontbinding

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening vastgelegde periode.

2.   De ontbindingsprocedure wordt automatisch ingeleid in geval van terugtrekking van de Commissie of alle andere leden dan de Unie uit de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

3.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars die handelen volgens de besluiten van de raad van bestuur.

4.   Wanneer de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de begroting van de Unie.

5.   Er wordt een ad-hoc procedure ingesteld om een passend beheer te verzekeren van alle door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de duur zich uitstrekt voorbij de duur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.


(1)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(2)  Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking) (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).


BIJLAGE II

ANDERE STICHTENDE LEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING S2R DAN DE UNIE

1.

ALSTOM TRANSPORT

2.

ANSALDO STS

3.

BOMBARDIER TRANSPORTATION

4.

CONSTRUCCIONES Y AUXILIAR DE FERROCARRILES

5.

NETWORK RAIL

6.

SIEMENS AKTIENGESELLSCHAFT

7.

THALES

8.

TRAFIKVERKET


Top