Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R1006

Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94

PB L 286 van 29/10/2008, p. 33–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 16/01/2018; opgeheven door 32017R2403

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1006/oj

29.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 286/33


VERORDENING (EG) Nr. 1006/2008 VAN DE RAAD

van 29 september 2008

betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 3317/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst (1) is de procedure vastgesteld voor de machtiging van communautaire vissersvaartuigen tot het verrichten van visserijactiviteiten in de onder de jurisdictie van derde landen vallende wateren in het kader van visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen. De in die verordening vastgestelde procedure wordt geacht niet langer te voldoen aan de behoeften met betrekking tot de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de bilaterale visserijovereenkomsten en uit de multilaterale overeenkomsten en verdragen die in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) of soortgelijke regelingen zijn goedgekeurd. Bovendien volstaat die verordening niet langer om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te realiseren, vooral niet wat betreft de duurzame visserij en de controle.

(2)

Naar aanleiding van het „Actieplan 2006-2008 voor een vereenvoudiging en verbetering van het gemeenschappelijk visserijbeleid”, naar voren gebracht in de mededeling van 8 december 2005 van de Commissie aan de Raad en de gewijzigde omstandigheden waarin de visserij buiten de communautaire wateren wordt uitgeoefend sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 3317/94, en om aan de internationale verplichtingen te voldoen, is het nodig een algemene communautaire regeling in te stellen voor de machtiging tot alle visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren. Daarnaast moeten ook de regels inzake de toegang van de onder de vlag van een derde land varende vissersvaartuigen tot de communautaire wateren, die momenteel in verschillende andere rechtsteksten zijn vastgesteld, opnieuw worden omschreven en, voor zover dat dienstig is, worden afgestemd op de regels die gelden voor de communautaire vissersvaartuigen.

(3)

De communautaire vissersvaartuigen zouden uitsluitend toestemming mogen krijgen om buiten de communautaire wateren visserijactiviteiten te verrichten nadat zij daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de machtiging tot het verrichten van de betrokken visserijactiviteiten, zoals de bevoegde instantie van het derde land in de wateren waarvan de activiteiten plaatsvinden, de instantie die bevoegd is om te machtigen tot het verrichten van visserijactiviteiten in internationale wateren waarvoor in het kader van een ROVB of soortgelijke regeling vastgestelde bepalingen gelden, of, wanneer het gaat om visserijactiviteiten in volle zee die onder geen enkele overeenkomst vallen, de bevoegde instanties van de lidstaten, onverminderd specifieke communautaire wetgeving betreffende visserijactiviteiten in volle zee.

(4)

Het is van belang de bevoegdheden van de Commissie en de lidstaten met betrekking tot de procedure voor het machtigen van communautaire vissersvaartuigen om visserijactiviteiten buiten de communautaire wateren te verrichten, duidelijk te omschrijven; in dit verband zou de Commissie moeten kunnen garanderen dat aan de internationale verplichtingen en de GVB-voorschriften wordt voldaan, dat de verzoeken om aanvragen door te sturen volledig zijn en dat zij worden doorgestuurd binnen de in de betrokken overeenkomsten vastgestelde termijnen.

(5)

Communautaire vissersvaartuigen zouden alleen in aanmerking mogen komen voor het verkrijgen van een machtiging om buiten de communautaire wateren visserijactiviteiten te verrichten voor zover een aantal criteria met betrekking tot de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en met betrekking tot de voorschriften en doelstellingen van het GVB vervuld zijn.

(6)

Indien de procedure van de Raad tot vaststelling van het besluit over de voorlopige toepassing van een nieuw protocol bij een bilaterale visserijovereenkomst met een derde land, waarin onder meer de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten wordt vastgesteld, niet vóór de datum van deze voorlopige toepassing kan worden beëindigd, moet het, teneinde iedere onderbreking van de visserijactiviteiten van communautaire vaartuigen te vermijden, de Commissie op tijdelijke basis worden toegestaan om, gedurende een periode van zes maanden na het verstrijken van het vorige protocol, aanvragen voor vismachtigingen naar het betrokken derde land door te sturen.

(7)

Om ervoor te zorgen dat de vangstmogelijkheden waarover de Gemeenschap in het kader van de partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied beschikt, volledig worden benut, moet de Commissie worden gemachtigd om de vangstmogelijkheden die de ene lidstaat niet gebruikt, tijdelijk toe te wijzen aan een andere lidstaat, onverlet de verdeling van de vangstmogelijkheden over of de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen de lidstaten krachtens het betrokken protocol.

(8)

Onder partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied worden de overeenkomsten verstaan die zijn bedoeld in de Raadsconclusies van 15 juli 2004 en die op het moment van hun sluiting of voorlopige toepassing als zodanig door de Raad zijn omschreven.

(9)

De bepalingen inzake de controle op het gebruik van de aan communautaire vissersvaartuigen toegewezen vangstmogelijkheden buiten de communautaire wateren en van de aan derde landen toegewezen vangstmogelijkheden binnen de communautaire wateren moeten op elkaar worden afgestemd en moeten het mogelijk maken dat tijdig wordt opgetreden om te voorkomen dat lidstaten of derde landen hun vangstmogelijkheden overschrijden.

(10)

Met het oog op de consequente en doeltreffende vervolging van inbreuken moet de mogelijkheid worden geboden om ten volle gebruik te maken van de inspectie- en toezichtrapporten die worden opgesteld door de inspecteurs van de Commissie, de inspecteurs van de Gemeenschap, de inspecteurs van de lidstaten en de inspecteurs van derde landen.

(11)

Alle gegevens over de krachtens visserijovereenkomsten verrichte visserijactiviteiten van de communautaire vissersvaartuigen die buiten de communautaire wateren vissen, zouden actueel moeten zijn en, voor zover dienstig, toegankelijk moeten zijn voor de betrokken lidstaten en derde landen. Hiertoe moet een communautair informatiesysteem voor vismachtigingen worden opgezet.

(12)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2). Deze bepalingen kunnen ook voorzien in vrijstellingen ten aanzien van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen als die verplichtingen een last zouden vormen die onevenredig zwaar is in vergelijking met het economische belang van de activiteit; de efficiëntie gebiedt dat die vrijstellingen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG.

(13)

Verordening (EG) nr. 3317/94 en de bepalingen inzake de toegang van vissersvaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (3) en Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4), moeten worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied en doelstellingen

Deze verordening bevat bepalingen met betrekking tot:

a)

de machtiging van communautaire vissersvaartuigen om:

i)

in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van een derde land vallen, visserijactiviteiten te verrichten in het kader van een visserijovereenkomst tussen de Gemeenschap en dat land, of

ii)

visserijactiviteiten te verrichten waarvoor instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn getroffen in het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer of soortgelijke regeling waarbij de Gemeenschap verdrag- of overeenkomstsluitende partij of samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is (hierna „ROVB” genoemd), of

iii)

buiten de communautaire wateren visserijactiviteiten te verrichten waarvoor geen visserijovereenkomst of een ROVB is gesloten;

b)

de machtiging van vissersvaartuigen van derde landen om in de communautaire wateren visserijactiviteiten te verrichten;

en de verplichting tot rapportering over de activiteiten waarvoor machtiging is gegeven.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„overeenkomst”: een visserijovereenkomst die is gesloten of waarvoor een voorlopige toepassing is aangenomen overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag;

b)

„regionale organisatie voor visserijbeheer”: een subregionale of regionale organisatie of soortgelijke regeling met een krachtens internationaal recht erkende bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen vast te stellen voor levende mariene rijkdommen waarvoor zij op grond van het verdrag of de overeenkomst waarbij zij is opgericht of ingesteld, verantwoordelijkheid draagt;

c)

„visserijactiviteiten”: het vangen, aan boord houden, verwerken of overladen van vis;

d)

„communautair vissersvaartuig”: een communautair vissersvaartuig in de zin van artikel 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (5);

e)

„communautair vlootregister”: het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot als bedoeld in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

f)

„vangstmogelijkheid”: de vangstmogelijkheid in de zin van artikel 3, onder q), van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

g)

„machtigende instantie”: instantie die bevoegd is om communautaire vissersvaartuigen te machtigen tot het verrichten van visserijactiviteiten in het kader van een overeenkomst, of vissersvaartuigen uit derde landen die in de communautaire wateren vissen;

h)

„vismachtiging”: recht om visserijactiviteiten te verrichten gedurende een bepaalde periode, in een bepaald gebied of voor een bepaalde soort van visserij;

i)

„visserijinspanning”: de visserijinspanning in de zin van artikel 3, onder h), van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

j)

„elektronische transmissie”: het elektronisch versturen van gegevens, waarbij inhoud, formaat en protocol door de Commissie zijn vastgesteld of door de overeenkomstsluitende partijen zijn overeengekomen;

k)

„type visserij”: een onderverdeling van de vloot op basis van criteria zoals met name de soort van vaartuigen, de soort van visserijactiviteiten en het gebruikte vistuig;

l)

„ernstige inbreuk”: een ernstige inbreuk als omschreven in Verordening (EG) nr. 1447/1999 van de Raad van 24 juni 1999 tot vaststelling van een lijst van gedragingen die een ernstige inbreuk vormen op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (6) of een ernstige inbreuk op of ernstige schending van de betrokken overeenkomst;

m)

„IUU-lijst”: lijst van vissersvaartuigen waarvan in het kader van een ROVB of krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (7) door de Commissie is vastgesteld dat zij betrokken waren bij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij;

n)

„communautair informatiesysteem voor vismachtigingen”: het informatiesysteem dat door de Commissie wordt opgezet overeenkomstig artikel 12;

o)

„vissersvaartuigen van een derde land”:

vaartuigen, ongeacht van welke afmeting, waarvan de hoofd- of nevenactiviteit bestaat in de vangst van visserijproducten;

vaartuigen die, ook indien zij de visserijactiviteit niet zelf beoefenen, visserijproducten van andere vaartuigen overladen;

vaartuigen aan boord waarvan visserijproducten vóór het verpakken één of meer van de volgende bewerkingen ondergaan: fileren, versnijden tot moten, onthuiden, fijnmaken, bevriezen en/of verwerken;

en die de vlag voeren van en/of geregistreerd zijn in een derde land.

HOOFDSTUK II

VISSERIJACTIVITEITEN VAN COMMUNAUTAIRE VISSERSVAARTUIGEN BUITEN DE COMMUNAUTAIRE WATEREN

DEEL I

Algemene bepalingen

Artikel 3

Algemene bepaling

Alleen communautaire vissersvaartuigen waarvoor overeenkomstig deze verordening een vismachtiging is afgegeven, hebben het recht visserijactiviteiten te verrichten buiten de communautaire wateren.

DEEL II

Machtigingen voor visserijactiviteiten in het kader van overeenkomsten

Artikel 4

Indiening van verzoeken

1.   Uiterlijk vijf werkdagen vóór de in de betrokken overeenkomst vastgestelde uiterste datum voor het doorsturen van de aanvragen, of, als er geen uiterste datum in de overeenkomst is vastgesteld, overeenkomstig de in de overeenkomst vervatte regeling en onverminderd specifieke bepalingen in de communautaire wetgeving, dienen de lidstaten via elektronische transmissie bij de Commissie vismachtigingsaanvragen voor de betrokken vissersvaartuigen in.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvragen bevatten het identificatienummer in het communautaire vlootregister en de internationale radioroepnaam van het vaartuig, alsmede alle andere gegevens die vereist zijn krachtens de betrokken overeenkomst of die volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure worden voorgeschreven.

Artikel 5

Machtigingscriteria

1.   De lidstaten dienen bij de Commissie alleen aanvragen in om vismachtigingen voor onder hun vlag varende vissersvaartuigen:

a)

voor vissersvaartuigen die reeds visserijactiviteiten uitvoeren en die in de voorgaande twaalf maanden gedurende welke zij, krachtens de betrokken overeenkomst of, in het geval van een nieuwe overeenkomst, krachtens de aan die overeenkomst voorafgaande overeenkomst, visserijactiviteiten uitvoerden, in voorkomend geval aan de voorwaarden voldeden die in die overeenkomst voor die periode waren vastgesteld,

b)

die conform het nationale recht van de lidstaat gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de vismachtigingsaanvraag op grond van een ernstige inbreuk aan een sanctieprocedure onderworpen waren of als verdachte van een ernstige inbreuk werden beschouwd en/of wanneer het vaartuig een nieuwe eigenaar heeft die kan garanderen dat aan de voorwaarden zal worden voldaan,

c)

die niet op de IOO-lijst staan, en

d)

waarvoor de gegevens in het communautaire vlootregister en het communautaire informatiesysteem voor vismachtigingen volledig en juist zijn, en

e)

die een visvergunning hebben als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1281/2005 van de Commissie van 3 augustus 2005 betreffende het beheer van de visvergunningen en de minimuminformatie welke deze moeten bevatten (8), en

f)

waarvoor de krachtens de betrokken overeenkomst vereiste gegevens beschikbaar en toegankelijk zijn voor de machtigende instantie, en

g)

waarvoor de vismachtigingsverzoeken in overeenstemming zijn met de betrokken overeenkomst en met deze verordening.

2.   Elke lidstaat ziet erop toe dat de aanvragen voor vismachtigingen waarvoor hij om doorsturing verzoekt, in verhouding staan tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het kader van de betrokken overeenkomst beschikt.

Artikel 6

Het doorsturen van aanvragen

1.   Binnen vijf werkdagen nadat de Commissie het verzoek van de lidstaat heeft ontvangen, stuurt zij de aanvragen overeenkomstig dit artikel door naar de betrokken machtigende instantie.

2.   De Commissie onderzoekt de verzoeken voor het doorsturen van de aanvragen en houdt daarbij rekening met:

a)

de vangstmogelijkheden die de Raad aan elke lidstaat heeft toegewezen op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 of artikel 37 van het Verdrag, en

b)

de in de betrokken overeenkomst en in de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden.

3.   De Commissie gaat na:

a)

of aan de voorwaarden van artikel 5 wordt voldaan, en

b)

of de aanvragen voor vismachtigingen waarvoor de betrokken lidstaten om doorsturing hebben verzocht, stroken met de krachtens de betrokken overeenkomst beschikbare vangstmogelijkheden, rekening houdend met de aanvragen van alle lidstaten.

Artikel 7

Niet-doorsturing van aanvragen

1.   De Commissie stuurt aanvragen niet aan de machtigende instantie door als:

a)

de door de lidstaat verstrekte in artikel 4, lid 2, bedoelde gegevens over het betrokken vaartuig onvolledig zijn;

b)

de vangstmogelijkheden voor de betrokken lidstaat, de technische specificaties in overweging nemende, niet volstaan voor de aanvragen die de lidstaat indient;

c)

niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de betrokken overeenkomst en van deze verordening.

2.   Als de Commissie één of meer aanvragen niet doorstuurt, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan onverwijld in kennis, met opgave van redenen.

Indien de lidstaat het oneens is met de redenen van de Commissie, stuurt hij binnen vijf werkdagen de Commissie gegevens of documenten toe ter staving van zijn bezwaren. De Commissie herbekijkt de aanvraag aan de hand van die informatie.

Artikel 8

Gegevensverstrekking

1.   De Commissie stelt de vlaggenlidstaat er onverwijld via elektronische transmissie van in kennis dat de machtigende instantie een vismachtiging heeft verleend dan wel heeft besloten een bepaald vissersvaartuig geen vismachtiging te verlenen.

Als dit in of op grond van de betrokken overeenkomst vereist is, worden de begeleidende en originele documenten op papier en/of langs elektronische weg toegestuurd.

2.   De vlaggenlidstaten delen de eigenaars van de betrokken vissersvaartuigen de overeenkomstig lid 1 ontvangen informatie onmiddellijk mee.

3.   Als een machtigende instantie de Commissie meedeelt dat zij heeft besloten een vismachtiging die in het kader van een overeenkomst voor een communautair vissersvaartuig is afgegeven, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaglidstaat van dat vaartuig onmiddellijk via elektronische transmissie daarvan in kennis. De vlaggenlidstaat stuurt de informatie onmiddellijk door naar de eigenaar van dat vaartuig.

4.   De Commissie verricht in overleg met de vlaggenlidstaat en de betrokken machtigende instantie controles om na te gaan of de beslissing om de machtiging te schorsen of in te trekken in overeenstemming is met de betrokken overeenkomst, en informeert beiden over de resultaten daarvan.

Artikel 9

Continuïteit van visserijactiviteiten

1.   Indien

het protocol bij een bilaterale visserijovereenkomst met een derde land dat de vangstmogelijkheden verdeelt waarin die overeenkomst voorziet, is verstreken, en

door de Commissie een nieuw protocol is geparafeerd maar nog geen besluit is genomen over de sluiting of voorlopige toepassing ervan,

kan de Commissie, gedurende een periode van zes maanden na het verstrijken van het oude protocol en onverminderd de bevoegdheid van de Raad om te beslissen over de sluiting of de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol, aanvragen voor vismachtigingen naar het betrokken derde land doorzenden overeenkomstig deze verordening.

2.   Communautaire vaartuigen die in het kader van een visserijovereenkomst gemachtigd zijn te vissen, mogen, na het verstrijken van de geldigheid van de vismachtigingen, gedurende maximaal zes maanden na de datum van verstrijken, krachtens die overeenkomst blijven vissen in overeenstemming met de voorschriften van de overeenkomst, mits het wetenschappelijke advies zulks toestaat.

3.   In dat verband past de Commissie de verdeelsleutel voor de vangstmogelijkheden van het vorige protocol voor lid 1 en van het bestaande protocol voor lid 2 toe.

Artikel 10

Onderbenutting van de vangstmogelijkheden in de context van partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied

1.   Als, in de context van een partnerschapsovereenkomst op visserijgebied, op basis van het in artikel 4 van deze verordening bedoelde verzoek voor het doorsturen van de aanvragen blijkt dat de vismachtigingen of de vangstmogelijkheden die krachtens een overeenkomst aan de Gemeenschap zijn toegewezen, niet volledig worden benut, stelt de Commissie de betrokken lidstaten daarvan in kennis en verzoekt zij hen te bevestigen dat zij niet volledig gebruikmaken van die vangstmogelijkheden. Indien niet wordt geantwoord binnen de termijnen waartoe bij de sluiting van de partnerschapsovereenkomst op visserijgebied wordt besloten, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten.

2.   Na bevestiging door de betrokken lidstaat maakt de Commissie een raming van de niet benutte vangstmogelijkheden en stelt zij die raming ter beschikking van de lidstaten.

3.   De lidstaten die van de in lid 2 bedoelde niet benutte vangstmogelijkheden wensen gebruik te maken, doen bij de Commissie een lijst toekomen van alle vaartuigen waarvoor zij van plan zijn een vismachtigingsaanvraag in te dienen, alsmede, overeenkomstig artikel 4, het verzoek voor het doorsturen van de aanvragen voor elk van die vaartuigen.

4.   De Commissie beslist, in nauw overleg met de betrokken lidstaten, over de nieuwe toewijzing.

Als een lidstaat bezwaar maakt tegen deze nieuwe toewijzing, neemt de Commissie volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure een besluit, waarbij zij rekening houdt met de in bijlage I vastgestelde criteria, en stelt zij de betrokken lidstaten daarvan in kennis.

5.   Het doorsturen van de aanvragen overeenkomstig dit artikel laat de verdeling van de vangstmogelijkheden over of de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen de lidstaten, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, onverlet.

6.   Zolang de in lid 1 bedoelde termijnen niet zijn vastgesteld, mag de Commissie niet worden belet om het in de leden 1 tot en met 4 beschreven mechanisme toe te passen.

DEEL III

Visserijactiviteiten die niet onder een overeenkomst vallen

Artikel 11

Algemene bepalingen

1.   Een exploitant van een communautair vissersvaartuig die van plan is visserijactiviteiten in volle zee uit te voeren in wateren die niet onder een overeenkomst of een ROVB vallen, brengt de autoriteiten van de vlaggenlidstaat van die visserijactiviteiten op de hoogte.

Onverminderd communautaire wetgeving betreffende visserijactiviteiten in volle zee, zijn communautaire vissersvaartuigen enkel gerechtigd visserijactiviteiten in volle zee uit te voeren in wateren die niet onder een overeenkomst of een ROVB vallen indien hun vlaggenlidstaat hen daartoe overeenkomstig de nationale voorschriften heeft gemachtigd.

De lidstaten stellen de Commissie tien dagen vóór het begin van de in de eerste alinea bedoelde visserijactiviteiten in kennis van de vaartuigen die overeenkomstig genoemde alinea zijn gemachtigd om te vissen, en vermelden daarbij de vissoorten, het vistuig, de periode en het gebied waarvoor de machtiging geldt.

2.   Iedere lidstaat streeft ernaar inlichtingen in te winnen over het bestaan van regelingen tussen zijn onderdanen en een derde land in het kader waarvan vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, visserijactiviteiten mogen uitvoeren in de wateren onder de jurisdictie of de soevereiniteit van een derde land, en doet de Commissie via elektronische transmissie een lijst van de betrokken vaartuigen toekomen.

3.   Dit deel is alleen van toepassing op vaartuigen met een totale lengte van meer dan 24 m.

DEEL IV

Rapporteringsverplichtingen en sluiting van visserijactiviteiten

Artikel 12

Communautair informatiesysteem voor vismachtigingen

1.   De Commissie zet een communautair informatiesysteem voor vismachtigingen op dat gegevens bevat over de machtigingen die krachtens deze verordening worden afgegeven. Zij creëert daarvoor een beveiligde website.

2.   De lidstaten zien erop toe dat de in het kader van een overeenkomst of een ROVB vereiste gegevens met betrekking tot vismachtigingen in het communautaire informatiesysteem voor vismachtigingen worden opgenomen. Zij zien erop toe dat deze gegevens voortdurend worden bijgewerkt.

Artikel 13

Rapportering van vangst- en visserijinspanningsgegevens

1.   Communautaire vissersvaartuigen waarvoor krachtens deel II of deel III een vismachtiging is afgegeven, sturen elke week hun bevoegde nationale instantie de gegevens toe over hun vangsten en, indien voorgeschreven, hun visserijinspanning. Deze gegevens zijn toegankelijk voor de Commissie, als zij daarom vraagt.

Niettegenstaande de eerste alinea, sturen de communautaire vissersvaartuigen met een totale lengte van meer dan 24 m met ingang van 1 januari 2010 elke dag de gegevens over hun vangsten en, indien voorgeschreven, over hun visserijinspanning naar hun bevoegde nationale instantie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1566/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie (9). Met ingang van 1 januari 2011 geldt hetzelfde voor communautaire vissersvaartuigen met een totale lengte van meer dan 15 m.

2.   De lidstaten verzamelen de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevens en delen de Commissie, of een daartoe door de Commissie aangewezen instantie, voor de 15e van elke kalendermaand via elektronische transmissie de gevangen hoeveelheden mee voor elk bestand, elke groep bestanden of elk type visserij, en als dit krachtens de betrokken overeenkomst of een verordening ter uitvoering van die overeenkomst vereist is, delen zij ook mee hoe groot de visserijinspanning was die de onder hun vlag varende vaartuigen hebben geleverd in de voorafgaande maand in de wateren die onder een overeenkomst vallen, of in de voorafgaande zes maanden bij visserijactiviteiten buiten de communautaire wateren die niet onder een overeenkomst vallen.

3.   De Commissie beslist volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure in welke vorm de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevens doorgestuurd moeten worden.

Artikel 14

Controle op de vangsten en op de visserijinspanning

Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zien de lidstaten erop toe dat wordt voldaan aan de in de betrokken overeenkomst vastgestelde verplichtingen met betrekking tot de rapportering van vangstgegevens en, indien voorgeschreven, visserijinspanningsgegevens.

Artikel 15

Sluiting van de visserij

1.   Onverminderd artikel 26, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 21, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 verbiedt een lidstaat, wanneer hij van mening is dat zijn beschikbare vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, onmiddellijk de visserijactiviteiten voor het betrokken gebied, vistuig of bestand of de betrokken groep bestanden. Deze bepaling geldt onverminderd specifieke bepalingen van de betrokken overeenkomst.

2.   Als de beschikbare vangstmogelijkheden van een lidstaat zowel in vangstbeperkingen als in visserijinspanningsbeperkingen zijn uitgedrukt, verbiedt de lidstaat de visserijactiviteiten voor het betrokken gebied, vistuig of bestand of de betrokken groep bestanden zodra een van deze vangstmogelijkheden wordt geacht te zijn opgebruikt. Teneinde de visserij te kunnen voortzetten in verband met niet-opgebruikte vangstmogelijkheden die zich ook richt op de opgebruikte vangstmogelijkheden, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van technische maatregelen die geen negatief effect hebben op de opgebruikte vangstmogelijkheden. Deze bepaling geldt onverminderd specifieke bepalingen van de betrokken overeenkomst.

3.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elk verbod op visserijactiviteiten waartoe overeenkomstig dit artikel is besloten.

4.   Als de Commissie van oordeel is dat de voor de Gemeenschap of een lidstaat beschikbare vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, stelt zij de betrokken lidstaten daarvan in kennis en verzoekt zij hen de visserijactiviteiten te verbieden overeenkomstig de leden 1, 2 en 3.

5.   Zodra de visserijactiviteiten overeenkomstig lid 1 of lid 2 verboden zijn, worden de vismachtigingen voor het visbestand of de groepen visbestanden in kwestie geschorst.

Artikel 16

Schorsing van vismachtigingen

1.   Indien een machtigende instantie in het kader van een visserijovereenkomst de Commissie ervan in kennis stelt dat zij besloten heeft een vismachtiging voor een onder de vlag van een lidstaat varend vissersvaartuig te schorsen of in te trekken, doet de Commissie hiervan onverwijld mededeling aan de vlaggenlidstaat. In voorkomend geval voert de Commissie, volgens de procedures van de betrokken overeenkomst, in overleg met de vlaggenlidstaat en met de machtigende instantie van het betrokken derde land de nodige verificaties uit en legt zij de resultaten aan die vlaggenlidstaat en eventueel aan de machtigende instantie van het derde land voor.

2.   De schorsing door een machtigende instantie van een derde land van een door dat land aan het betrokken communautaire vissersvaartuig verleende vismachtiging heeft tot gevolg dat het visdocument in het kader van de overeenkomst door de vlaggenlidstaat voor de gehele periode van de schorsing van de vismachtiging voor het betrokken vaartuig wordt geschorst.

Bij definitieve intrekking van de vismachtiging door de machtigende instantie van een derde land trekt de vlaggenlidstaat het aan het betrokken vaartuig in het kader van de betrokken overeenkomst verleende visdocument onverwijld in.

3.   De inspectie- en toezichtrapporten die worden opgesteld door de inspecteurs van de Commissie, de inspecteurs van de Gemeenschap, de inspecteurs van de lidstaten of de inspecteurs van een derde land dat partij is bij de betrokken overeenkomst, vormen in alle lidstaten toelaatbaar bewijsmateriaal bij administratieve of gerechtelijke procedures. Voor de vaststelling van feiten worden zij op dezelfde voet behandeld als inspectie- en toezichtrapporten van de lidstaten.

DEEL V

Toegang tot gegevens

Artikel 17

Toegang tot gegevens

1.   Onverminderd de verplichtingen op grond van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (10), worden de gegevens die de lidstaten overeenkomstig dit hoofdstuk aan de Commissie of aan een door de Commissie aangewezen instantie overleggen, op de beveiligde website die aan het communautaire informatiesysteem voor vismachtigingen gekoppeld is, ter beschikking gesteld aan alle betrokken gebruikers die geautoriseerd zijn door:

a)

de lidstaten;

b)

de Commissie, of een door de Commissie aangewezen instantie, voor wat betreft controle en inspectie.

Voor deze gebruikers zijn alleen die gegevens toegankelijk die zij nodig hebben in het kader van de verlening van de vismachtigingen en/of hun inspectieactiviteiten, en waarvoor de regels gelden inzake de geheimhouding;

2.   De eigenaar van een vaartuig dat in het communautaire informatiesysteem voor vismachtigingen is geregistreerd, of zijn vertegenwoordiger, kan een elektronische kopie krijgen van de in het register opgenomen gegevens als hij daartoe via zijn nationale bestuursdiensten een officieel verzoek bij de Commissie indient.

HOOFDSTUK III

VISSERIJACTIVITEITEN VAN VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE COMMUNAUTAIRE WATEREN

Artikel 18

Algemene bepalingen

1.   Vissersvaartuigen van derde landen mogen:

a)

visserijactiviteiten in de communautaire wateren verrichten op voorwaarde dat overeenkomstig dit hoofdstuk een vismachtiging voor die vaartuigen is afgegeven;

b)

vis aanlanden, overladen in havens of verwerken op voorwaarde dat zij daarvoor van tevoren een machtiging hebben gekregen van de lidstaat in de wateren waarvan de activiteit zal plaatsvinden.

2.   Vissersvaartuigen van derde landen die krachtens een overeenkomst per 31 december van een bepaald kalenderjaar zijn gemachtigd om visserijactiviteiten te verrichten, mogen die activiteiten krachtens die overeenkomst voortzetten vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar totdat de Commissie overeenkomstig artikel 20 een besluit heeft genomen inzake de afgifte van een vismachtiging voor die vaartuigen voor dat laatstbedoelde jaar.

Artikel 19

Toesturing van de aanvragen van derde landen

1.   Het betrokken derde land dient, op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst waarbij aan dat land vangstmogelijkheden in de communautaire wateren zijn toegekend, via elektronische transmissie bij de Commissie een lijst in van de vaartuigen die zijn vlag voeren en/of daar zijn geregistreerd en voornemens zijn van die vangstmogelijkheden gebruik te maken.

2.   Binnen de in de betrokken overeenkomst of door de Commissie vastgestelde termijn dienen de bevoegde instanties van het derde land via elektronische transmissie bij de Commissie de aanvragen in voor vismachtigingen voor de vissersvaartuigen die de vlag van dat land voeren, en delen daarbij de internationale radioroepnaam van de vaartuigen en alle andere gegevens mee die vereist zijn krachtens de betrokken overeenkomst of die volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure worden voorgeschreven.

Artikel 20

Afgifte van vismachtigingen

1.   De Commissie onderzoekt de aanvragen voor vismachtigingen, rekening houdend met de aan het derde land toegekende vangstmogelijkheden en geeft de vismachtigingen af overeenkomstig de door de Raad vastgestelde maatregelen en met inachtneming van de in de betrokken overeenkomst vastgestelde bepalingen.

2.   De Commissie stelt de bevoegde instanties van het derde land en de lidstaten in kennis van de afgegeven vismachtigingen.

Artikel 21

Machtigingscriteria

De Commissie geeft slechts vismachtigingen af voor vissersvaartuigen van derde landen als:

a)

die vaartuigen voor een vismachtiging krachtens de betrokken overeenkomst in aanmerking komen en, in voorkomend geval, zijn opgenomen in de lijst van vaartuigen waarvoor gemeld is dat zij visserijactiviteiten zullen uitvoeren krachtens die overeenkomst;

b)

die vaartuigen in de voorgaande twaalf maanden gedurende welke zij, krachtens de betrokken overeenkomst of, in het geval van een nieuwe overeenkomst, krachtens de aan die overeenkomst voorafgaande overeenkomst, visserijactiviteiten uitvoerden, in voorkomend geval aan de voorwaarden voldeden die in de overeenkomst voor die periode waren vastgesteld;

c)

die vaartuigen conform het nationale recht van de lidstaat gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de vismachtigingsaanvraag, op grond van een ernstige inbreuk aan een sanctieprocedure onderworpen waren of als verdachte van een ernstige inbreuk werden beschouwd en/of wanneer het vaartuig een nieuwe eigenaar heeft die kan garanderen dat aan de voorwaarden zal worden voldaan, en

d)

die niet op de IUU-lijst staan, en

e)

voor die vaartuigen de op grond van de betrokken overeenkomst vereiste gegevens beschikbaar zijn, en

f)

de aanvragen voor die vaartuigen voldoen aan de betrokken overeenkomst en dit hoofdstuk.

Artikel 22

Algemene verplichtingen

Vissersvaartuigen van derde landen waarvoor overeenkomstig dit hoofdstuk een vismachtiging is afgegeven, moeten voldoen aan de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid inzake instandhoudings- en controlemaatregelen en aan de bepalingen inzake de visserij door communautaire vissersvaartuigen in de visserijzone waar zij hun activiteiten verrichten, alsmede aan de bepalingen van de betrokken overeenkomst.

Artikel 23

Rapportering van en controle op de vangsten en de visserijinspanning

1.   De vissersvaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de communautaire wateren sturen hun nationale autoriteiten en de Commissie, of een door de Commissie aangewezen instantie, elke week de gegevens toe die:

a)

vereist zijn op grond van de betrokken overeenkomst;

b)

door de Commissie worden vastgesteld volgens de in de betrokken overeenkomst vastgestelde procedure, of

c)

worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure.

Niettegenstaande de eerste alinea sturen vissersvaartuigen uit derde landen met een totale lengte van meer dan 24 m deze gegevens met ingang van 1 januari 2010 elke dag elektronisch. Met ingang van 1 januari 2011 geldt hetzelfde voor vissersvaartuigen uit derde landen met een totale lengte van meer dan 15 m.

2.   Voor zover dit op grond van de betrokken overeenkomst vereist is, verzamelen de derde landen de vangstgegevens die hun vaartuigen overeenkomstig lid 1 hebben doorgestuurd, en vóór de 15de van elke kalendermaand sturen zij via elektronische transmissie de Commissie, of een door de Commissie aangewezen instantie, voor elk bestand, elke groep bestanden of elk type visserij, de hoeveelheden door die alle onder hun vlag varende vaartuigen in de voorbije maand in de communautaire wateren hebben gevangen.

3.   De in lid 2 vermelde vangstgegevens zijn voor de lidstaat op diens verzoek toegankelijk en onderworpen aan de regels inzake de geheimhouding bij de verwerking van dergelijke gegevens.

Artikel 24

Sluiting van de visserij

1.   Als de aan het betrokken derde land toegekende vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, stelt de Commissie het betrokken derde land en de bevoegde controle-instanties van de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis. Om het voortzetten mogelijk te maken van visserijactiviteiten op niet-opgebruikte vangstmogelijkheden die ook gericht zijn op de opgebruikte vangstmogelijkheden, stellen de derde landen de Commissie technische maatregelen voor die geen negatief effect hebben op de opgebruikte vangstmogelijkheden. Deze bepaling geldt onverminderd specifieke bepalingen van de betrokken overeenkomst.

2.   Vanaf de datum van de kennisgeving van de Commissie worden de vismachtigingen die zijn afgegeven voor de vaartuigen die de vlag van dat land voeren, geacht te zijn geschorst voor de betrokken visserijactiviteiten en mogen de vaartuigen die visserijactiviteiten niet langer verrichten.

3.   Als een schorsing van visserijactiviteiten overeenkomstig lid 2 betrekking heeft op alle activiteiten waarvoor de vismachtigingen zijn verleend, worden deze vismachtigingen geacht te zijn ingetrokken.

4.   Het derde land ziet erop toe dat de betrokken vissersvaartuigen onverwijld in kennis worden gesteld van de toepassing van dit artikel en dat zij alle betrokken visserijactiviteiten stopzetten.

5.   Zodra de visserijactiviteiten overeenkomstig lid 1 of lid 2 zijn verboden, worden de vismachtigingen voor elk betrokken bestand of elke betrokken groep bestanden geschorst.

Artikel 25

Niet-naleving

1.   Onverminderd gerechtelijke procedures uit hoofde van het nationaal recht, stellen de lidstaten de Commissie onverwijld in kennis van elke inbreuk die met betrekking tot een vissersvaartuig van een derde land wordt vastgesteld en verband houdt met visserijactiviteiten die krachtens de betrokken overeenkomst in de communautaire wateren worden verricht.

2.   Voor vissersvaartuigen van derde landen die de in de betrokken overeenkomst vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen visvergunningen of speciale visdocumenten afgegeven.

De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vissersvaartuigen van derde landen die naar aanleiding van een inbreuk op de voorschriften van de betrokken overeenkomst de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.

3.   De Commissie stelt de controle-instanties van de lidstaten in kennis van de maatregelen die zij op grond van lid 2 heeft genomen.

HOOFDSTUK IV

UITVOERINGSMAATREGELEN

Artikel 26

Uitvoeringsbepalingen

De bepalingen voor de uitvoering van deze verordening kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure. Deze bepalingen kunnen ook voorzien in vrijstellingen ten aanzien van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen als die verplichtingen een last zouden vormen die onevenredig zwaar is in vergelijking met het economische belang van de activiteit.

Artikel 27

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde Comité voor de visserij en de aquacultuur.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twintig werkdagen.

HOOFDSTUK V

GEMEENSCHAPPELIJKE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Internationale verplichtingen

Deze verordening laat de in de betrokken overeenkomsten vastgestelde bepalingen en de bepalingen die de Gemeenschap voor de uitvoering daarvan heeft vastgesteld, onverlet.

Artikel 29

Wijzigingen en intrekkingen

1.   In Verordening (EEG) nr. 2847/93 worden de artikelen 18, 28 ter, 28 quater en 28 quinquies geschrapt.

2.   In Verordening (EG) nr. 1627/94 worden artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 9 en artikel 10 geschrapt.

3.   Verordening (EG) nr. 3317/94 wordt ingetrokken.

4.   Verwijzingen naar de geschrapte bepalingen gelden als verwijzingen naar de bepalingen van de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 30

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 blijft van toepassing totdat de verordening tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 13 van de onderhavige verordening in werking is getreden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 350 van 31.12.1994, blz. 13

(2)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(3)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(4)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(5)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(6)  PB L 167 van 2.7.1999, blz. 5.

(7)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(8)  PB L 203 van 4.8.2005, blz. 3.

(9)  PB L 340 van 22.12.2007, blz. 46.

(10)  PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.


BIJLAGE I

Criteria voor de in artikel 10 bedoelde nieuwe toewijzing

Voor de nieuwe toewijzing van de vangstmogelijkheden houdt de Commissie met name rekening met:

de datum van elk van de ontvangen verzoeken;

de voor de nieuwe toewijzing beschikbare vangstmogelijkheden;

het aantal ontvangen verzoeken;

het aantal verzoekende lidstaten;

als de vangstmogelijkheden volledig of gedeeltelijk gebaseerd zijn op de visserijinspanning of de vangsten: de verwachte visserijinspanning of verwachte vangsten van elk van de betrokken vaartuigen.


BIJLAGE II

Verordening (EG) nr. 1627/94

Overeenkomstige bepaling in deze verordening

Artikel 3, lid 2

Hoofdstuk III

Artikel 4, lid 2

Hoofdstuk III

Artikel 9

Artikelen 19-21

Artikel 10

Artikel 25

Verordening (EEG) nr. 2847/93

Overeenkomstige bepaling in deze verordening

Artikel 18

Artikel 13

Artikel 28 ter

Artikel 18

Artikel 28 quater

Artikel 22

Artikel 28 quinquies

Artikel 24


Top