Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0423

Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden

PB L 70 van 09/03/2004, p. 8–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2008; opgeheven door 32008R1342

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/423/oj

32004R0423

Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden

Publicatieblad Nr. L 070 van 09/03/2004 blz. 0008 - 0011


Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad

van 26 februari 2004

tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Volgens recent wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is de volwassen populatie van een aantal visbestanden in Gemeenschapswateren als gevolg van visserijsterfte zodanig uitgedund dat het normale herstel van deze bestanden door voortplanting in het gedrang komt en dat de betrokken bestanden bijgevolg dreigen in te storten.

(2) De betrokken bestanden zijn de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, inclusief het Skagerrak en het oostelijk deel van het Kanaal, ten westen van Schotland en in de Ierse Zee.

(3) Er moeten maatregelen worden getroffen om meerjarige herstelplannen voor deze bestanden op te stellen.

(4) Naar verwachting zal het herstel van deze bestanden bij toepassing van deze verordening zo'n vijf à tien jaar vergen.

(5) Het doel van het herstelplan is voor een bepaald bestand bereikt wanneer de hoeveelheid volwassen kabeljauw zich gedurende twee opeenvolgende jaren binnen de door visserijbeheerders bepaalde biologisch veilige grenzen bevindt.

(6) Om dit doel te bereiken is het nodig de visserijsterfte zodanig te beheersen dat toename van de volwassen populatie van de bestanden gedurende opeenvolgende jaren zeer waarschijnlijk mag worden geacht.

(7) Een dergelijke beheersing van de visserijsterfte kan worden bereikt door middel van een adequate methode om het peil van de totaal toegestane vangsten (TAC's) voor de betrokken bestanden te bepalen en een systeem waarmee de op deze bestanden uitgeoefende visserij-inspanning binnen zodanige grenzen wordt gehouden dat de kans op overschrijding van de TAC's onwaarschijnlijk is.

(8) Als een bestand zich eenmaal heeft hersteld, moet de Raad op voorstel van de Commissie vervolgmaatregelen vaststellen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(2).

(9) Er zijn, in aanvulling op de maatregelen vervat in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(3), controlemaatregelen nodig om de naleving van de in deze verordening vervatte maatregelen te garanderen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt voor de onderstaande kabeljauwbestanden (hierna "de uitgeputte kabeljauwbestanden" te noemen) een herstelplan vastgesteld:

a) kabeljauw in het Kattegat,

b) kabeljauw in Noordzee, Skagerrak en oostelijk deel Kanaal,

c) kabeljauw ten westen van Schotland,

d) kabeljauw in de Ierse Zee.

Artikel 2

Definities van geografische gebieden

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities van geografische gebieden:

a) "Kattegat": het deel van ICES-sector IIIa, zoals afgebakend door de ICES, dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenoere naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

b) "Noordzee": ICES-deelgebied IV, ICES-sector IIIa met uitzondering van het Skagerrak en het deel van ICES-sector IIa in wateren die onder de soevereiniteit of rechtsmacht van lidstaten vallen;

c) "Skagerrak": het deel van ICES-sector IIIa dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

d) "het oostelijke deel van het Kanaal": ICES-sector VIId;

e) "Ierse Zee": ICES-sector VIIa;

f) "ten westen van Schotland": ICES-sector VIa en het deel van ICES-sector Vb in wateren die onder de soevereiniteit of rechtsmacht van lidstaten vallen.

HOOFDSTUK II STREEFNIVEAUS

Artikel 3

Doel van het herstelplan

Het in artikel 1 bedoelde herstelplan heeft ten doel de volwassen populaties van elk bestand te laten aangroeien tot ten minste het in onderstaande tabel vastgestelde streefniveau.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 4

Bereiken van het streefniveau

Wanneer de Commissie vaststelt, zich daarbij baserend op een advies van de ICES waarmee het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zich eens heeft verklaard, dat het streefniveau voor een van de betrokken kabeljauwbestanden twee jaar na elkaar is bereikt, besluit de Raad op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid om dat bestand uit de werkingssfeer van deze verordening te halen en een beheersplan voor dit bestand vast te stellen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

HOOFDSTUK III TOTAAL TOEGESTANE VANGSTEN

Artikel 5

Vaststelling van de TAC's

Overeenkomstig artikel 6 wordt een totaal toegestane vangst (TAC) vastgesteld indien de volwassen populatie van een van de betrokken kabeljauwbestanden volgens de raming van het WTECV op basis van het recentste verslag van de ICES ten minste gelijk is aan de in onderstaande tabel vastgestelde minimumhoeveelheid.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 6

Procedure voor de vaststelling van de TAC's

1. Ieder jaar stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid voor elk van de uitgeputte kabeljauwbestanden de hoogte van de TAC (totaal toegestane vangsten) voor het volgende jaar vast.

2. De TAC's mogen niet hoger zijn dan het vangstniveau dat volgens een wetenschappelijke evaluatie van het WTECV, op basis van het recentste verslag, voor de volwassen populaties van de bestanden aan het einde van het jaar waarvoor de TAC's gelden, resulteert in een toename ten opzichte van de aan het begin van dat jaar geschatte populaties met 30 %.

3. De Raad mag geen TAC vaststellen die, volgens de prognose van het WTECV op basis van het recentste verslag van de ICES, bij volledige benutting in het jaar waarvoor de TAC geldt, een visserijsterfte met zich mee zou brengen welke de volgende waarden te boven gaat.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. Indien de verwachting is dat toepassing van lid 2 aan het einde van het jaar waarvoor de TAC's gelden, zal resulteren in volwassen populaties van de betrokken bestanden die groter zijn dan de in artikel 3 genoemde hoeveelheden, herziet de Commissie het herstelplan en stelt zij de nodige aanpassingen voor op basis van de meest recente wetenschappelijke onderzoeken. Deze herziening vindt in geen geval later plaats dan 16 maart 2007.

5. Met uitzondering van het eerste jaar waarin dit artikel wordt toegepast, geldt het volgende:

a) indien de TAC die het resultaat is van de in lid 2 of lid 4 beschreven regels, in een bepaald jaar meer dan 15 % hoger ligt dan de TAC voor het voorgaande jaar, stelt de Raad een TAC vast die de TAC voor het voorgaande jaar met niet meer dan 15 % te boven gaat;

b) indien de TAC die het resultaat is van de in lid 2 of lid 4 beschreven regels, in een bepaald jaar meer dan 15 % lager ligt dan de TAC voor het voorgaande jaar, stelt de Raad een TAC vast die niet meer dan 15 % lager ligt dan de TAC voor dat jaar.

6. De leden 4 en 5 zijn niet van toepassing indien de toepassing ervan zou resulteren in een overschrijding van de in lid 3 genoemde waarden.

Artikel 7

Vaststelling van de totaal toegestane vangsten in uitzonderlijke omstandigheden

Indien het WTECV, op basis van het recentste verslag van de ICES, van oordeel is dat de volwassen populatie van een van de betrokken kabeljauwbestanden onder de in artikel 5 genoemde hoeveelheid is gedaald, geldt het volgende:

a) artikel 6 is van toepassing indien zulks naar verwachting aan het einde van het jaar waarvoor de TAC's gelden, resulteert in een toename van de volwassen populaties van de bestanden tot ten minste de in artikel 5 genoemde hoeveelheid, of

b) indien de toepassing van artikel 6 naar verwachting aan het einde van het jaar waarvoor de TAC's gelden, niet resulteert in een toename van de volwassen populaties tot ten minste de in artikel 5 genoemde hoeveelheid, stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid TAC's voor het volgende jaar vast die lager zijn dan TAC's die volgens de in artikel 6 beschreven methode vastgesteld zouden worden.

HOOFDSTUK IV BEPERKING VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

Artikel 8

Beperkingen van de visserij-inspanningen en daaraan verbonden voorwaarden

1. De in hoofdstuk III bedoelde totaal toegestane vangsten worden geflankeerd door een stelsel voor beperking van de visserij-inspanning op basis van de geografische gebieden en de typen vistuig en de daaraan verbonden voorwaarden voor het gebruik van de vangstmogelijkheden als bedoeld in bijlage V van Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften(4).

2. Elk jaar neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid, op basis van een Commissievoorstel, een besluit tot vaststelling van het aantal vangstdagen voor vaartuigen met vistuig met een maaswijdte van minstens 100 mm verhoudingsgewijs in dezelfde mate als bij de jaarlijkse aanpassingen van de ramingcijfers voor de visserijsterfte die de ICES en het WTECV in overeenstemming achten met de toepassing van de TAC's die zijn vastgesteld overeenkomstig de in artikel 6 omschreven methode.

3. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten om in het kader van het herstelplan alternatieve regelingen voor beperking van de visserij-inspanning toe te passen. Deze regelingen dienen zo te zijn opgezet dat het beheer van de visserij-inspanning spoort met de TAC's die zijn vastgesteld overeenkomstig de in artikel 6 omschreven methode.

4. Indien er geen besluit wordt genomen overeenkomstig de leden 2 en 3, blijven de bepalingen van bijlage V van Verordening (EG) nr. 2287/2003 van toepassing totdat de Raad een besluit heeft genomen overeenkomstig artikel 4.

HOOFDSTUK V CONTROLE, INSPECTIE EN BEWAKING

Artikel 9

Mededelingen inzake de visserij-inspanning

Onverminderd artikel 19 bis van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn de artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van toepassing op de vaartuigen die vissen in de geografische gebieden omschreven in artikel 2 van de onderhavige verordening. Vaartuigen die geen vistuig voor het vissen op soorten van de in artikel 1 van de onderhavige verordening bedoelde bestanden aan boord mogen hebben of gebruiken, zijn evenwel vrijgesteld van deze eis.

Artikel 10

De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in artikel 9 bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

Artikel 11

Voorafgaande kennisgeving

1. Alvorens een communautair vissersvaartuig in een lidstaat een haven binnenvaart of een plaats van aanlanding bereikt met meer dan 1 ton kabeljauw aan boord, stelt de kapitein of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ten minste vier uur vooraf in kennis van:

a) de naam van de haven of de plaats van aanlanding,

b) het vermoedelijke tijdstip van aankomst in die haven of op die plaats,

c) de hoeveelheid van elke soort waarvan meer dan 50 kg levend gewicht aan boord is.

2. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar meer dan 1 ton kabeljauw zal worden aangeland, kunnen eisen dat niet met het lossen van de aan boord gehouden vangsten wordt begonnen voordat zij daartoe toestemming hebben gegeven.

3. De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil lossen of overladen op zee of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, deelt de in lid 1 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mede.

Artikel 12

Aangewezen havens

1. Bij aanlanding van meer dan 2 ton kabeljauw in de Gemeenschap vanaf een communautair vissersvaartuig ziet de kapitein van dit vissersvaartuig erop toe dat de kabeljauw uitsluitend in daartoe aangewezen havens wordt aangeland.

2. Elke lidstaat wijst de havens aan waar aanlandingen van meer dan 2 ton kabeljauw mogen plaatsvinden.

3. Elke lidstaat deelt de Commissie op 31 maart 2004 de lijst van aangewezen havens en, uiterlijk 30 dagen later, de desbetreffende inspectie- en controleprocedures voor die havens, met inbegrip van de omstandigheden en voorwaarden voor het registreren en melden van de hoeveelheden kabeljauw bij elke aanlanding, mee.

De Commissie geeft deze informatie door aan alle lidstaten.

Artikel 13

Tolerantiemarge bij de raming van in het logboek geregistreerde hoeveelheden

In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten(5), bedraagt de toegestane tolerantiemarge bij de raming van de aan boord aanwezige hoeveelheden 8 % van de in het logboek geregistreerde hoeveelheid.

Artikel 14

Gescheiden opslag van kabeljauw

Het is verboden voor communautaire vissersvaartuigen om containers aan boord te hebben waarin hoeveelheden kabeljauw met andere soorten mariene organismen vermengd zijn. Containers met kabeljauw worden gescheiden van andere containers in het ruim opgeslagen.

Artikel 15

Vervoer van kabeljauw

1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid kabeljauw, gevangen in een van de in artikel 2 omschreven geografische gebieden, die voor het eerst wordt aangeland in die lidstaat, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze van de haven van eerste aanlanding naar elders wordt vervoerd. Van kabeljauw die voor het eerst wordt aangeland in een krachtens artikel 11 aangewezen haven, worden representatieve monsters die ten minste 20 % van de aangelande hoeveelheid vertegenwoordigen, in aanwezigheid van door de lidstaten erkende controleurs gewogen voordat deze voor eerste verkoop aangeboden en verkocht worden. Te dien einde delen de lidstaten de Commissie binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening nadere gegevens mee betreffende de te gebruiken bemonsteringsmethode.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, moeten alle hoeveelheden kabeljauw van meer dan 50 kg die naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer worden vervoerd, vergezeld zijn van een afschrift van een van de aangiften als bedoeld in artikel 8, lid 1, van genoemde verordening voor de hoeveelheden kabeljauw die worden vervoerd. De vrijstelling waarin artikel 13, lid 4, onder b), van genoemde verordening voorziet, geldt niet.

Artikel 16

Specifieke controleprogramma's

In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van de specifieke controleprogramma's voor de betrokken kabeljauwbestanden meer dan twee jaar bedragen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

N. Dempsey

(1) Advies uitgebracht op 23 oktober 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(3) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

(4) PB L 344 van 31.12.2003, blz. 1.

(5) PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2001 (PB L 268 van 9.10.2001, blz. 23).

Top