EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993R3676

VERORDENING (EG) Nr. 3676/93 VAN DE RAAD van 21 december 1993 inzake de vaststelling van de voor 1994 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen van visbestanden, alsmede de bij de visserij in het kader van de totaal toegestane vangsten in acht te nemen voorschriften

PB L 341 van 31/12/1993, p. 1–35 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1994

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1993/3676/oj

31993R3676

VERORDENING (EG) Nr. 3676/93 VAN DE RAAD van 21 december 1993 inzake de vaststelling van de voor 1994 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen van visbestanden, alsmede de bij de visserij in het kader van de totaal toegestane vangsten in acht te nemen voorschriften

Publicatieblad Nr. L 341 van 31/12/1993 blz. 0001 - 0035


VERORDENING (EG) Nr. 3676/93 VAN DE RAAD van 21 december 1993 inzake de vaststelling van de voor 1994 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen van visbestanden, alsmede de bij de visserij in het kader van de totaal toegestane vangsten in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot instelling van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (1), inzonderheid op artikel 8, lid 4,

Gelet op de Akte betreffende de toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op de artikelen 157, 161 en 348,

Gezien het voorstel voor de Commissie,

Overwegende dat de Raad krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 op grond van wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk en Technisch Comité voor de Visserij, de instandhoudingsmaatregelen moet vaststellen die nodig zijn voor een rationele en verantwoorde exploitatie van de visbestanden op duurzame basis;

Overwegende dat het nog niet mogelijk is een beheersregeling vast te stellen waarin gebruik wordt gemaakt van alle mogelijkheden die door Verordening (EEG) nr. 3760/92 worden geboden, omdat nog bepaalde maatregelen voor de controle van de visserij ten uitvoer moeten worden gelegd, nog een passend administratief kader (vergunningenstelsel) moet worden ingesteld en de wetenschappelijke kennis nog moet worden verbeterd; dat, in afwachting van de vaststelling van een dergelijke beheersregeling, de exploitatie moet worden beperkt door middel van de huidige TAC regeling;

Overwegende dat het, volgens artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 de taak van de Raad is om, overeenkomstig artikel 4, de totaal toegestane vangsten (TAC's) per bestand of groep bestanden vast te stellen; dat de vangstmogelijkheden over de Lid Staten moeten worden verdeeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, lid 4, onder 11);

Overwegende dat het noodzakelijk is de beginselen en bepaalde procedures van het visserijbeheer op communautair niveau vast te stellen, opdat de Lid-Staten kunnen zorgen voor het beheer van de vloten die onder hun vlag varen of onder hun jurisdictie vallen;

Overwegende dat, overeenkomstig de in artikel 2 van de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), artikel 2 van de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van Zweden (3), en artikel 2 van de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap enerzijds en de Regering van Denemarken en de plaatselijke Regering van de Faeroeer anderzijds (4), vastgestelde procedure, de partijen over hun wederzijdse visserijrechten voor 1994 overleg hebben gepleegd;

Overwegende dat dit overleg tot resultaten heeft geleid; dat het mogelijk is voor deze gezamenlijke en autonome bestanden waarvan een deel toekomt aan Noorwegen, Zweden en de Faeroeer, de TAC's, de gedeelten voor de Gemeenschap en de quota vast te stellen;

Overwegende dat de Gemeenschap het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties heeft ondertekend, waarin principes en voorschriften voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee zijn vastgelegd;

Overwegende dat de Gemeenschap in het kader van haar internationale verplichtingen meewerkt aan de instandhouding van de visbestanden in de internationale wateren; dat de mate van bevissing van de betrokken bestanden door vaartuigen uit de Gemeenschap dient te worden gezien tegen de achtergrond van de totale visserijactiviteit en van de bijdrage die de Gemeenschap tot dusver heeft geleverd voor de instandhouding van die bestanden;

Overwegende dat de beperkingen op de kabeljauwvangst in ICES-sector II b ook zouden moeten gelden voor alle gebieden waar kabeljauw voorkomt, om ongelimiteerde vangsten in aangrenzende gebieden te voorkomen;

Overwegende dat de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee aanbevelingen heeft gedaan inzake TAC's voor de Oostzee-bestanden van kabeljauw, zalm, haring en sprot, en het daarin aan iedere verdragsluitende partij toe te kennen aandeel;

Overwegende dat het niet nodig is quota vast te stellen voor sommige bestanden die vooral voor de produktie van vismeel en -olie worden bevist;

Overwegende dat in artikel 161 van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal het aandeel van Spanje in de TAC's voor bepaalde bestanden in bepaalde gebieden is vastgesteld en aan Spanje forfaitaire hoeveelheden horsmakreel en blauwe wijting zijn toegewezen;

Overwegende dat de forfaitaire hoeveelheden blauwe wijting over de ICES-deelgebieden en -sectoren V b (EG-zone), VI, VII en VIII a, b en d, moeten worden verdeeld;

Overwegende dat luidens artikel 158 van de Akte van Toetreding ten aanzien van de visserijactiviteit een verdeling tussen demersale en andere soorten moet worden gemaakt; dat derhalve moet worden bepaald tot welke groep blauwe wijting, horsmakreel en ansjovis behoren;

Overwegende dat voor een efficiënt beheer van deze TAC's bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de visserij moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat, met het oog op een beter gebruik van de quota voor haring, heek en makreel, voor haring quotaoverdrachten van de ICES-sectoren IV c en VII d naar ICES-sector IV b moeten worden toegestaan, voor heek quota-overdrachten van de gebieden V b (EG-zone), VI, VII, XII en XIV, en van de gebieden VIII a, b, d en e naar de gebieden II a (EG-zone) en IV (EG-zone), en voor makreel quota-overdrachten van de gebieden II a (EG-zone) en IV en van de gebieden II (behalve EG-zone), V b (EG-zone), VI, VII, VIII a, VIII b, VIII d, VIII e, XII en XIV naar gebied IV a (EG-zone), en voor blauwe wijting quota-overdrachten tussen de gebieden V b (EG-zone), VI, VII en VIII a, VIII b en VIII d;

Overwegende dat, voor een beter gebruik van de schelvisbestanden in de gebieden V b (EG-zone), VI, XII en XIV, de vangst in de gebieden V b en VI a moet worden beperkt;

Overwegende dat bepaalde soorten pelagische vis en bepaalde soorten garnalen (Pandalus spp. behalve Pandalus montagui) kunnen worden gevangen met netten met een maaswijdte waarvoor een uitzondering op de communautaire voorschriften geldt; dat reeds wetenschappelijk advies beschikbaar is over de geschikte maaswijdte voor de visserij op dergelijke soorten; dat het, totdat de noodzakelijke wijzigingen zijn aangebracht in Verordening (EEG) nr. 3094/86 (1), dienstig is de geldende voorschriften, als bepaald in artikel 9 van Verodening (EEG) nr. 3919/92 (2), te handhaven;

Overwegende dat wijting kan worden gevangen met netten met een maaswijdte waarvoor een uitzondering op de communautaire voorschriften geldt; dat het Wetenschappelijk en Technisch Comité voor de Visserij een gunstig advies heeft gegeven over de thans geldende voorschriften voor de visserij op wijting; dat het, in afwachting dat de noodzakelijke wijzigingen worden aangebracht in Verordening (EEG) nr. 3094/86, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2120/92, dienstig is de geldene voorschriften voor de visserij als bepaald in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3919/92 van de Raad, te handhaven;

Overwegende dat in het najaar in de zuidelijke Noordzee grote hoeveelheden jonge platvis worden gevangen; dat deze vis zou moeten worden beschermd om het exploitatieniveau te verbeteren;

Overwegende dat het, met het oog op een betere economische exploitatie van de haringbestanden in de Oostzee, nodig is deze vissoort voor andere doeleinden dan menselijke consumptie te gebruiken; dat dit visbestand, indien goed beheerd, dusdanig is dat zo'n maatregel geen enkel risico met zich brengt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening worden per bestand of groep bestanden de totaal toegestene vangsten (TAc's) voor 1994 voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden vastgesteld en tevens het voor de Gemeenschap beschikbare aandeel, de verdeling daarvan over de Lid-Staten en de bij het vissen op die bestanden in acht te nemen bijzondere voorschriften (3).

In deze verordening:

- wordt onder "Skagerrak" verstaan, het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust,

- wordt onder "Kattegat" verstaan, het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenoere naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen,

- wordt onder "Noordzee" verstaan het ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector III a dat niet onder de in dit artikel gegeven definitie van het Skagerrak valt.

Artikel 2

De TAC's voor bestanden of groepen bestanden waarop de communautaire visserijregeling van toepassing is en het daarvan voor de Gemeenschap beschikbare aandeel, worden voor 1994 vastgesteld zoals is bepaald in de bijlage.

Artikel 3

Het voor de Gemeenschap beschikbare aandeel in de in artikel 2 bedoelde TAC's wordt over de Lid-Staten verdeeld zoals is bepaald in de bijlage.

Deze verdeling vormt geen beletsel voor het ruilen van quota op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 en hernieuwde toewijzingen op grond van artikel 11, lid 4, en artikel 11 quater, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2241/87 (1).

Artikel 4

Voor het haringbestand in de Noordzee en in het oostelijke deel van het Kanaal mag tot 50 % van de quota voor de ICES-sectoren IV c en VII d naar ICES-sector IV b worden overgedragen.

Voor het heekbestand in de gebieden II a (EG-zone) en IV (EG-zone) mogen de Lid-Staten die daar een quotum hebben en dat quotum hebben uitgeput, hoeveelheden van hun quotum in de gebieden V b (EG-zone), VI, VII, XII, XIV en VIII a, b en d overdragen naar de gebieden II a (EG-zone) en IV (EG-zone).

Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

Artikel 5

1. Het is verboden vangsten uit bestanden waarvoor TAC's of quota zijn vastgesteld, aan boord te houden of aan te voeren, behalve indien:

i) de vangsten zijn gedaan met vaartuigen van een Lid-Staat die een quotum heeft en dat quotum niet is opgebruikt, of ii) het aan de Gemeenschap toegewezen aandeel in de TAC (aandeel van de Gemeenschap) niet in de vorm van quota onder de Lid-Staten is verdeeld, en dat aandeel van de Gemeenschap niet is opgebruikt, of iii) voor alle andere soorten dan haring en makreel, de vangsten bestaan uit meerdere soorten en met netten met een maaswijdte van 32 mm of minder zijn gedaan in de gebieden 1 en 2, of van 40 mm of minder in gebied 3, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3094/86, en deze vangsten noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of iv) voor haring, de vangsten de in lid 2 aangegeven grenzen niet overschrijden, of v) voor makreel, het aandeel van makreel in de gemengde vangsten van makreel en horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten niet gesorteerd zijn, of vi) het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EEG) nr. 3094/86.

Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de Lid-Staten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten als bedoeld onder iii), iv), v) en vi).

2. Wanneer in de gebieden 1 en 2, met uitzondering van het Skagerrak en het Kattegat, met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm, en in gebied 3 met netten met een maaswijdte van minder dan 40 mm wordt gevist, is het verboden om vangsten die bestaan uit zowel haring als andere soorten aan boord te houden, behalve indien deze vangsten niet gesorteerd zijn en, voor zover ze alleen bestaan uit haring en sprot, de hoeveelheid haring niet meer bedraagt dan 10 procent van het totale gewicht aan haring en sprot samen.

Wanneer in de gebieden 1 en 2 met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm, en in gebied 3 met netten met een maaswijdte van minder dan 40 mm wordt gevist, is het verboden om vangsten die bestaan uit zowel haring als andere soorten aan boord te houden, behalve indien deze vangsten niet gesorteerd zijn en de hoeveelheid haring in deze uit verschillende soorten, waaronder eventueel sprot, bestaande vangsten niet meer bedraagt dan 5 procent van het totale gewicht aan haring en andere soorten.

3. Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3094/86.

Artikel 6

1. De haringvisserij is van 1 juli tot en met 31 oktober 1994 verboden in het gebied met de volgende cooerdinaten:

- 55° 30′ noorderbreedte op de westkust van Denemarken,

- 55° 30′noorderbreedte, 07° 00′ oosterlengte,

- 57° 00′noorderbreedte, 07° 00′ oosterlengte,

- 57° 00′ noorderbreedte op de westkust van Denemarken.

2. De haringvisserij is in de periode van 15 augustus tot en met 30 september 1994 verboden in het gebied van 6 tot 12 mijl voor de oostkust van het Verenigd Koninkrijk, gemeten vanaf de basislijnen, tussen 54° 10′ noorderbreedte en 54° 45′ noorderbreedte, en in de periode van 15 augustus tot en met 15 september 1994 in het gebied van 6 tot 12 mijl voor de oostkust van het Verenigd Koninkrijk, gemeten vanaf de basislijnen, tussen 55° 30′ noorderbreedte en 55° 45′ noorderbreedte.

3. De haringvisserij is het gehele jaar verboden in de Ierse Zee (ICES-sector VII a), in het zeegebied tussen de westkust van Schotland, Engeland en Wales en een lijn op 12 mijl van de basislijnen van deze kust, met als zuidelijke grens 53° 20′ noorderbreedte en als noordwestelijke grens een lijn tussen Mull of Galloway (Schotland) en Point of Ayre (eiland Man).

4. De haringvisserij is van 21 september tot en met 31 december 1994 verboden in de gedeelten van de Ierse Zee (ICES-sector VII a) met de volgende cooerdinaten:

a) - 54° 20′ noorderbreedte op de oostkust van het eiland Man,

- 54° 20′ noorderbreedte, 3° 40′ westerlengte,

- 53° 50′ noorderbreedte, 3° 50′ westerlengte,

- 53° 50′ noorderbreedte, 4° 50′ westerlengte,

- 4° 50′ westerlengte op de zuidwestkust van het eiland Man;

b) - 54° 15′ noorderbreedte op de oostkust van Noord-Ierland,

- 54° 15′ noorderbreedte, 5° 15′ westerlengte,

- 53° 50′ noorderbreedte, 5° 50′ westerlengte,

- 53° 50′ noorderbreedte op de oostkust van Ierland;

De haringvisserij is het hele jaar 1994 verboden in Logan Bay, zijnde de wateren ten oosten van een lijn van Mull of Logan, op 54° 44′ noorderbreedte en 4° 59′ westerlengte, naar Laggantalluch Head, op 54° 41′ noorderbreedte en 4° 58′ westerlengte.

5. In afwijking van lid 4 mag door vaartuigen met een lengte van ten hoogste 12,2 meter waarvan de thuishaven tussen 53° 00′ noorderbreedte en 55° 00′ noorderbreedte aan de oostkust van Ierland of Noord-Ierland is gelegen, in het in dat lid onder b) omschreven verboden gebied op haring worden gevist, mits dat alleen gebeurt met drijfnetten met een maaswijdte van ten minste 54 mm.

6. De haringvisserij is van 1 januari tot en met 30 april 1994 verboden in het gebied ten noordoosten van de lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.

7. De haringvisserij is van 15 tot en met 31 januari 1994 verboden in het gebied met de volgende cooerdinaten:

- 52° 30′ noorderbreedte op de zuidoostkust van Ierland,

- 52° 30′ noorderbreedte, 06° 00′ westerlengte,

- 52° 00′ noorderbreedte, 06° 00′ westerlengte,

- 52° 00′ noorderbreedte op de zuidoostkust van Ierland.

8. De in dit artikel omschreven gebieden en periodes kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92.

Artikel 7

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 en in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 3094/86 voor gebied 2, geografische zone "het gehele gebied behalve kevervak", en toegestane doelsoort "kever", bedraagt het maximumpercentage van beschermde soorten 15 %, waarvan niet meer dan 5 % kabeljauw en schelvis.

Artikel 8

Blauwe wijting, horsmakreel en ansjovis worden beschouwd als andere dan demersale soorten.

Artikel 9

De voetnoten 11, 12 en 13, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3094/86 van de Raad worden als volgt gewijzigd:

(11) "tot en met 31 december 1994 is het gebruik van netten met een maaswijdte van 32 mm toegestaan."

(12) "tot en met 31 december 1994 is het gebruik van netten met een maaswijdte van 35 mm toegestaan."

(13) "Alle voorwaarden voor deze visserij gelden tot en met 31 december 1994.".

Artikel 10

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 3, onder a), tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3094/86, geldt de uitbreiding van de zone waarin niet met boomkorren mag worden gevist, voor de periode van 1 april tot en met 31 december.

Artikel 11

Niettegenstaande Verodening (EEG) nr. 2115/77 kunnen de rechtstreekse visserij op en het lossen van haring uit de Oostzee bij wijze van experiment tot en met 31 december 1994 plaatsvinden voor andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie, een en ander met inachtneming van het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1866/86.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1994.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 december 1993.

Voor de Raad De Voorzitter A. BOURGEOIS

(1) PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1.

(2) PB nr. L 226 van 29. 8. 1980, blz. 48.

(3) PB nr. L 226 van 29. 8. 1980, blz. 2.

(4) PB nr. L 226 van 29. 8. 1980, blz. 12.

(1) PB nr. L 288 van 11. 10. 1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3919/92.

(2) PB nr. L 397 van 31. 12. 1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 927/93 (PB nr. L 96 van 22. 4. 1993).

(3) De in deze verordening genoemde ICES- en CECAF-gebieden zijn respectievelijk omschreven in de mededelingen 85/C 347/05 (PB nr. C 347 van 31. 12. 1985, blz. 14) en 85/C 335/02 (PB nr. C 335 van 24. 12. 1985, blz. 2) van de Commissie.

(1) PB nr. L 207 van 29. 7. 1987, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3483/88 (PB nr. L 306 van 11. 11. 1988, blz. 2).

Top