EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987R3019

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 3019/87 van de Raad van 5 oktober 1987 tot vaststelling van bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die zijn tewerkgesteld in een derde land

PB L 286 van 09/10/1987, p. 3–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1987/3019/oj

31987R3019

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 3019/87 van de Raad van 5 oktober 1987 tot vaststelling van bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die zijn tewerkgesteld in een derde land

Publicatieblad Nr. L 286 van 09/10/1987 blz. 0003 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 2 blz. 0075
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 2 blz. 0075


*****

VERORDENING (EURATOM, EGKS, EEG) Nr. 3019/87 VAN DE RAAD

van 5 oktober 1987

tot vaststelling van bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die zijn tewerkgesteld in een derde land

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, inzonderheid op artikel 24,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op de regeling van toepassing op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 793/87 (2),

Gezien het voorstel van de Commissie (3), ingediend na advies van het Comité voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europese Parlement (4),

Gezien het advies van het Hof van Justitie,

Overwegende dat het van belang is wegens bijzondere levensomstandigheden bijzondere bepalingen vast te stellen voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in derde landen;

Overwegende dat het tot de bevoegdheden van de Raad behoort om op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de betrokken Instellingen, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen te wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

1. na artikel 101 worden volgende titel en artikel ingevoegd:

»TITEL VIII bis

BIJZONDERE AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR DE AMBTENAREN DIE ZIJN TEWERKGESTELD IN EEN DERDE LAND

Artikel 101 bis

Onverminderd de overige bepalingen van het Statuut bevat bijlage X de bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in een derde land.";

2. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

»BIJLAGE X

Bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in een derde land

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze bijlage bevat de bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die zijn tewerkgesteld in een derde land.

Voor een dergelijke tewerkstelling kunnen alleen onderdanen van de Lid-Staten van de Gemeenschappen worden aangeworven, zonder dat het tot aanstelling bevoegde gezag daartoe gebruik kan maken van de afwijking bedoeld in artikel 28, onder a), van het Statuut.

Algemene uitvoeringsbepalingen zullen vastgesteld worden overeenkomstig artikel 110 van het Statuut.

Artikel 2

Bij een in het belang van de dienst genomen besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag wordt periodiek gezorgd voor de mobiliteit van de ambtenaren, eventueel los van enige vacature.

De ambten die bestemd zijn om te worden vervuld door ambtenaren die hun functie buiten de Gemeenschap uitoefenen, kunnen eerst vacant worden verklaard nadat de in de eerste alinea genoemde overplaatsingsprocedure, hierna »mobiliteitsprocedure" te noemen, is voltooid.

Artikel 3

Met het oog op de bijscholingsstages van beperkte duur in het kader van de in artikel 2 bedoelde mobiliteit, kan het tot aanstelling bevoegde gezag besluiten een ambtenaar die zijn functie buiten de Gemeenschap uitoefent, tewerk te stellen in een ambt waarvan de standplaats gelegen is in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen; deze tewerkstelling, waaraan geen kennisgeving van een vacature voorafgaat, kan ten hoogste vier jaren duren. In afwijking van artikel 1, eerste alinea, kan het tot aanstelling bevoegde gezag op grondslag van algemene uitvoeringsbepalingen besluiten dat voor de duur van deze tijdelijke tewerkstelling een aantal bepalingen van deze bijlage, met uitzondering van de artikelen 5, 10 en 12 daarvan, op de ambtenaar van toepassing blijven.

HOOFDSTUK 2

VERPLICHTINGEN

Artikel 4

De ambtenaar dient zijn functie uit te oefenen in de plaats waar hij bij zijn aanwerving of bij zijn overplaatsing in het belang van de dienst als gevolg van de mobiliteitsprocedure is tewerkgesteld.

Artikel 5

Indien de Instelling voor de ambtenaar een woning beschikbaar stelt die beantwoordt aan de samenstelling van zijn gezin dat te zijnen laste komt, dient deze daarin te wonen.

HOOFDSTUK 3

ARBEIDSVOORWAARDEN

Artikel 6

De ambtenaar heeft per kalenderjaar recht op een vakantieverlof van vijf kalenderdagen per dienstmaand.

Artikel 7

Bij indiensttreding en beëindiging van de dienst in een derde land, geeft een deel van een jaar recht op een verlof van vijf kalenderdagen per volle dienstmaand, een deel van een maand recht op een verlof van vijf kalenderdagen indien dat deel langer is dan 15 dagen, en op twee en een halve kalenderdag indien dat deel 15 dagen of minder bedraagt.

Indien de ambtenaar zijn vakantieverlof anders dan om redenen van dienstbelang vóór het einde van het kalenderjaar niet volledig heeft opgenomen, kan hij ten hoogste 20 kalenderdagen naar het volgende jaar doen overboeken.

Artikel 8

Het tot aanstelling bevoegde gezag kan aan de ambtenaar bij wijze van uitzondering, bij een bijzonder, met redenen omkleed besluit, wegens bijzondere zware levensomstandigheden in zijn standplaats een ontspanningsverlof verlenen. Het tot aanstelling bevoegde gezag bepaalt voor elk van deze standplaatsen, in welke stad of steden dit verlof kan worden doorgebracht.

Artikel 9

1. Het vakantieverlof kan in zijn geheel of in delen worden opgenomen, al naar de wens van de ambtenaar en met inachtneming van het belang van de dienst. Het moet evenwel ten minste éénmaal een periode van 20 kalenderdagen bevatten.

2. Het in artikel 8 bedoelde ontspanningsverlof kan niet meer bedragen dan een periode van 15 kalenderdagen per dienstjaar. Het kan niet met het vakantieverlof worden gecombineerd. Het kan niet naar een volgend jaar worden overgeboekt.

Het ontspanningsverlof wordt met een aantal reisdagen verlengd overeenkomstig artikel 7 van bijlage V van het Statuut.

HOOFDSTUK 4

FINANCIËLE EN SOCIALE BEPALINGEN

Afdeling 1

FINANCIËLE BEPALINGEN EN GEZINSTOELAGEN

Artikel 10

1. Volgens de plaats waar de ambtenaar is tewerkgesteld, wordt een toelage wegens bijzondere levensomstandigheden vastgesteld die wordt uitgedrukt in een percentage van een referentiebedrag. Dit referentiebedrag bestaat uit het totale bedrag van het basissalaris alsmede de ontheemdingstoelage, de kostwinnerstoelage en de kindertoelage, onder aftrek van de in dit Statuut of in de ter toepassing daarvan vastgestelde verordeningen bedoelde verplichte inhoudingen.

Wanneer de ambtenaar is tewerkgesteld in een land waar de levensomstandigheden kunnen worden beschouwd als gelijkwaardig aan die welke gewoonlijk in de Gemeenschap heersen, wordt geen dergelijke toelage uitbetaald.

Voor de andere standplaatsen wordt de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden op de hierna uiteengezette wijze vastgesteld.

Voor de vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden worden de volgende parameters in aanmerking genomen:

- de situatie op het gebied van de volksgezondheid en de ziekenhuisverpleging,

- de veiligheid,

- het klimaat,

voor welke drie parameters coëfficiënt 1 geldt,

- de mate van isolement,

- andere plaatselijke omstandigheden,

voor welke twee parameters coëfficiënt 0,5 geldt.

Elke parameter krijgt de volgende waarde:

0 wanneer hij een gewoon karakter vertoont, dat echter niet gelijkwaardig is aan de gewone omstandigheden in de Gemeenschap,

2 wanneer hij een moeilijk karakter vertoont ten opzichte van de gewone omstandigheden in de Gemeenschap,

4 wanneer hij een zeer moeilijk karakter vertoont ten opzichte van de gewone omstandigheden in de Gemeenschap. De toelage wordt in een percentage van het in de eerste alinea bedoelde referentiebedrag vastgesteld volgens onderstaande schaal:

- 10 % wanneer deze waarde gelijk is aan 0

- 15 % wanneer deze waarde groter is dan 0, maar kleiner dan of gelijk aan 2

- 20 % wanneer deze waarde groter is dan 2, maar kleiner dan of gelijk aan 5

- 25 % wanneer deze waarde groter is dan 5, maar kleiner dan of gelijk aan 8

- 35 % wanneer deze waarde groter is dan 8.

De voor elke standplaats vastgestelde toelage wegens bijzondere levensomstandigheden wordt jaarlijks geëvalueerd en, eventueel, herzien door het tot aanstelling bevoegde gezag, na advies van het personeelscomité.

2. Indien de levensomstandigheden in de standplaats de lichamelijke veiligheid van de ambtenaar in gevaar brengen, wordt hem tijdelijk bij een bijzonder, met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag een aanvullende toelage uitbetaald. Deze toelage wordt, uitgedrukt in een percentage van het in lid 1, eerste alinea, bedoelde referentiebedrag, vastgesteld op:

- 5 % wanneer het gezag zijn personeelsleden aanbeveelt hun gezin niet in de betrokken standplaats te vestigen;

- 10 % wanneer het gezag besluit het aantal in de betrokken standplaats werkzame personeelsleden tijdelijk te verminderen.

Artikel 11

De bezoldiging, alsmede de vergoedingen bedoeld in artikel 10, worden in België in Belgische franken uitbetaald. De aanpassingscoëfficiënt van toepassing op de bezoldiging van de ambtenaren met standplaats België geldt eveneens voor deze bedragen.

Artikel 12

Op verzoek van de ambtenaar kan het tot aanstelling bevoegde gezag besluiten de bezoldiging geheel of gedeeltelijk uit te betalen in de valuta van het land van tewerkstelling. Dan wordt op de bezoldiging de aanpassingscoëfficiënt van de standplaats toegepast en wordt zij omgezet tegen de desbetreffende wisselkoers.

In deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan het tot aanstelling bevoegde gezag deze betaling geheel of gedeeltelijk in een andere valuta dan die van de standplaats verrichten, op zodanige wijze dat de handhaving van de koopkracht wordt gewaarborgd.

Artikel 13

Ten einde de ambtenaren ongeacht hun standplaats zoveel mogelijk een gelijkwaardige koopkracht te waarborgen, stelt de Raad om de zes maanden de in artikel 12 bedoelde aanpassingscoëfficiënten vast. De Raad neemt op voorstel van de Commissie binnen een termijn van een maand via de schriftelijke procedure een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen als vastgesteld in lid 2, tweede alinea, eerste mogelijkheid, van artikel 148 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Indien een Lid-Staat om formele behandeling van het voorstel van de Commissie verzoekt, neemt de Raad een besluit binnen een termijn van twee maanden.

Indien de aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt en de desbetreffende wisselkoers gemeten wijziging van de kosten van levensonderhoud evenwel sinds de laatste aanpassing voor een bepaald land meer dan 5 % blijkt te bedragen, neemt de Commissie maatregelen tot tussentijdse aanpassing van die coëfficiënt en stelt zij de Raad daarvan ten spoedigste in kennis.

Artikel 14

De Commissie dient jaarlijks bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze bijlage en met name over de vaststelling van het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden overeenkomstig artikel 10.

Artikel 15

Onder de door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde voorwaarden geniet de ambtenaar een schooltoelage om de werkelijke schoolkosten te dekken; deze toelage wordt uitbetaald na overlegging van bewijsstukken. Behoudens in door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde uitzonderingsgevallen, kan deze toelage ten hoogste het drievoudige bedragen van het verdubbelde maximum van de schooltoelage.

Artikel 16

De aan de ambtenaar verschuldigde vergoedingen worden op zijn met redenen omkleed verzoek hetzij in Belgische franken, hetzij in de valuta van het land van tewerkstelling uitbetaald.

De inrichtingsvergoeding respectievelijk de inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst kunnen naar keuze van de ambtenaar worden uitbetaald hetzij in Belgische franken hetzij in de valuta van de plaats waar de betrokkene zich vestigt; in het laatste geval is op de vergoeding de voor deze plaats vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing en wordt de vergoeding omgezet tegen de desbetreffende wisselkoers.

Afdeling 2

NADERE BEPALINGEN BETREFFENDE VERGOEDING VAN KOSTEN

Artikel 17

Aan de ambtenaar die niet de beschikking heeft over een hem door de Instelling beschikbaar gestelde gemeubileerde woning en zich om redenen buiten zijn wil genoodzaakt ziet in dezelfde standplaats van woning te veranderen, worden krachtens een bijzonder, met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag, overeenkomstig de voor verhuizing geldende bepalingen, tegen overlegging van bewijsstukken de kosten van verhuizing van zijn persoonlijke inboedel vergoed.

In dit geval worden de werkelijk gemaakte inrichtingskosten aan de ambtenaar vergoed tegen overlegging van bewijsstukken en tot een bedrag van ten hoogste de helft van de inrichtingsvergoeding.

Artikel 18

De ambtenaar die in de standplaats in een hotel is gehuisvest, terwijl de in artikel 5 bedoelde woning hem nog niet kon worden toegewezen of hem niet meer ter beschikking werd gesteld of waarin hij om redenen buiten zijn wil zijn intrek nog niet heeft kunnen nemen, ontvangt tegen overlegging van de hotelrekeningen voor hem en zijn gezin terugbetaling van de kosten van het verblijf in het hotel, na voorafgaande goedkeuring door het tot aanstelling bevoegde gezag.

De ambtenaar ontvangt bovendien de helft van de dagvergoeding.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde kosten worden met inachtneming van de in artikel 10 van bijlage VII van het Statuut genoemde beperkingen vergoed, behalve in geval van overmacht dat bij een bijzonder besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag wordt beoordeeld.

Indien de ambtenaar niet in een hotel kan worden gehuisvest, heeft hij na voorafgaande instemming van het tot aanstelling bevoegde gezag recht op vergoeding van de werkelijke huurkosten van een voorlopige huisvesting.

Artikel 19

Voor zover de ambtenaar voor zijn vervoer voor dienstdoeleinden binnen het ressort van zijn werkzaamheden geen gebruik kan maken van een te zijner beschikking gestelde dienstauto, ontvangt hij voor het gebruik van zijn privé-auto een vergoeding per kilometer waarvan het bedrag door het tot aanstelling bevoegde gezag wordt vastgesteld.

Artikel 20

De ambtenaar heeft voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en personen te zijnen laste die bij hem inwonen, recht op vergoeding van de aan het ontspanningsverlof verbonden reiskosten van zijn standplaats naar de plaats die voor het doorbrengen daarvan werd goedgekeurd.

De vergoeding van deze kosten geschiedt bij bijzonder besluit en ongeacht de afstand tegen overlegging van de vliegbiljetten wanneer er geen spoorverbinding bestaat of deze onbruikbaar is.

Artikel 21

De ambtenaar die verplicht is van woonplaats te veranderen ten einde artikel 20 van het Statuut en artikel 4 van deze bijlage na te komen en niet tot verhuizing overgaat, heeft bij het begin van zijn werkzaamheden overeenkomstig de door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde voorwaarden en tegen overlegging van bewijsstukken recht op vergoeding van de kosten voor het vervoer van zijn persoonlijke bezittingen.

In geval van overplaatsing als gevolg waarvan de ambtenaar verplicht is van woonplaats te veranderen ten einde artikel 20 van het Statuut na te komen en naar gelang van de omstandigheden waaronder hij in de standplaats kan worden gehuisvest, neemt de Instelling overeenkomstig de door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde voorwaarden de werkelijke kosten voor haar rekening die werden gemaakt, hetzij voor de verhuizing van de (volledige of gedeeltelijke) persoonlijke inboedel van de plaats waar deze inboedel zich daadwerkelijk bevindt naar de standplaats, hetzij voor het vervoer van de persoonlijke bezittingen, hetzij voor de opslag van de inboedel, waarbij deze vergoedingen elkaar niet uitsluiten.

Bij de beëindiging van de dienst van de ambtenaar of in geval van diens overlijden neemt de Instelling overeenkomstig de door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde voorwaarden de werkelijke kosten voor haar rekening die werden gemaakt, hetzij voor de verhuizing van de persoonlijke inboedel van de plaats waar deze inboedel zich daadwerkelijk bevindt naar de plaats van herkomst, hetzij voor het vervoer van de persoonlijke bezittingen van de standplaats naar de plaats van herkomst, waarbij deze vergoedingen elkaar niet uitsluiten.

Indien de overleden ambtenaar ongehuwd was, worden deze kosten aan de rechthebbenden vergoed.

Artikel 22

De vergoeding voor een voorlopige huisvesting en de kosten voor het vervoer van de persoonlijke bezittingen van de echtgenoot en van de personen ten laste worden aan de ambtenaar op proef door de Instelling voorgeschoten.

Indien de ambtenaar op proef na afloop van de proeftijd niet in vaste dienst wordt benoemd, kan de Instelling in uitzonderlijke gevallen deze bedragen op grondslag van de door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde bepalingen tot de helft terugvorderen.

Artikel 23

Indien de ambtenaar niet over een door de Instelling te zijner beschikking gestelde woning beschikt, wordt hem het te zijnen laste komende bedrag van de huur vergoed, mits de woning beantwoordt aan het niveau van de door hem uitgeoefende functie en aan de samenstelling van het gezin dat te zijnen laste komt. Afdeling 3

SOCIALE ZEKERHEID

Artikel 24

De ambtenaar, zijn echtgenoot, zijn kinderen en andere personen die te zijnen laste komen zijn verzekerd krachtens een aanvullende ziektekostenverzekering die het verschil dekt tussen de werkelijk gemaakte kosten en de prestaties van de in artikel 72 van het Statuut bedoelde dekkingsregeling, met uitzondering evenwel van lid 3 van dat artikel.

De helft van de voor de dekking van deze verzekering benodigde premie komt ten laste van de aangeslotene, waarbij deze helft echter niet meer dan 0,6 % van zijn basissalaris mag bedragen; het resterende deel van de premie wordt door de Instelling gedragen.

De ambtenaar, zijn echtgenoot, zijn kinderen en andere personen die te zijnen laste komen, zijn verzekerd tegen het risico van repatriëring om medische redenen in dringende of zeer dringende gevallen; de hiervoor verschuldigde premie komt geheel ten laste van de Instelling.

Artikel 25

De echtgenoot, de kinderen en andere personen die ten laste van de ambtenaar komen zijn gedekt door een verzekering voor ongevallen die zich buiten de Gemeenschap kunnen voordoen in de landen die op een daartoe door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde lijst staan.

De helft van de benodigde premie komt ten laste van de ambtenaar, terwijl de andere helft door de Instelling wordt gedragen.

HOOFDSTUK 5

TUCHTREGELING

Artikel 26

Voor het in titel VIII bis van het Statuut bedoelde personeel waarop een tuchtprocedure wordt toegepast, moet de Tuchtraad twee bij een zetel van de Instelling tewerkgestelde leden omvatten, die bij loting respectievelijk op elk van de in artikel 5, lid 1, tweede en derde alinea, van bijlage II van het Statuut bedoelde lijsten worden aangewezen.

HOOFDSTUK 6

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 27

Overeenkomstig door het tot aanstelling bevoegde gezag, na advies van het Personeelscomité, te nemen toepassingsmaatregelen ontvangen de ambtenaar alsmede het in Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 3018/87 (1) bedoelde personeelslid gedurende een periode die is beperkt tot de duur van de op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepalingen lopende tewerkstelling, doch ten hoogste gedurende vijf jaren, een bezoldiging waarvan de hoogte ten minste gelijk is aan de bezoldiging die hij ontving op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze bepalingen.

(1) PB nr. L 286 van 9. 10. 1987, blz. 1.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 5 oktober 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

N. WILHJELM

(1) PB nr. L 56 van 4. 3. 1968, blz. 1.

(2) PB nr. L 79 van 21. 3. 1987, blz. 1.

(3) PB nr. C 284 van 11. 11. 1986, blz. 8.

(4) PB nr. C 244 van 13. 10. 1986, blz. 245.

Top