This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32012R0385
Commission Implementing Regulation (EU) No 385/2012 of 30 April 2012 on the farm return to be used for determining the incomes of agricultural holdings and analysing the business operation of such holdings
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven
PB L 127 van 15.5.2012, p. 1–55
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014; opgeheven door 32014R1198
15.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 127/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 385/2012 VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2012
betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, artikel 12 en artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De in artikel 8 van Verordening nr. 1217/2009/EG bedoelde boekhoudkundige gegevens die worden verzameld aan de hand van het bedrijfsformulier dat is vastgesteld om de inkomens in de landbouwbedrijven op betrouwbare wijze te kunnen constateren, moeten ten aanzien van aard, definitie en presentatievorm identiek zijn ongeacht op welke bedrijven met boekhouding de waarnemingen betrekking hebben. Eenvoudigheidshalve en ter verduidelijking om welke gegevens het gaat, dient voorts te worden bepaald dat dit individuele formulier de aanvullende gegevens en bijzonderheden bevat die beantwoorden aan de bijzondere behoeften waarin moet worden voorzien voor de bedrijfseconomische analyse van de overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 gekozen landbouwbedrijven. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 868/2008 van de Commissie van 3 september 2008 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven (2) zijn de voorschriften betreffende het verzamelen van de boekhoudkundige gegevens vastgesteld. |
(3) |
Bij de aan de hand van het bedrijfsformulier te verzamelen gegevens moet rekening worden gehouden met de sinds de oprichting van het informatienet opgedane ervaring en met de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en moeten de definities in acht worden genomen die zijn gegeven in de relevante verordeningen, en met name in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (3), Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (4), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (5), Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (6) ten aanzien van de gebieden die in aanmerking komen voor steun uit de structuurfondsen, en Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (7). |
(4) |
Voorts moet bij de aan de hand van het bedrijfsformulier te verzamelen gegevens rekening worden gehouden met de veranderende economische omgeving en de beleidsuitdagingen, en met name die welke zijn aangegeven in de strategie „Europa 2020” (8) en in de mededeling „Het GLB tot 2020” (9). |
(5) |
Bijgevolg moet in het bedrijfsformulier, gezien het toenemende belang van de milieuaspecten in het GLB, meer nadruk wordt gelegd op milieugerelateerde elementen. Daarom moeten geselecteerde variabelen worden ingevoerd die het meten van de milieueffecten van de landbouwactiviteit vergemakkelijken. |
(6) |
Het efficiënte toezicht op de landbouwsector kan worden verbeterd door de gegevensverzameling te vereenvoudigen en, met name wat de gegevens over activa betreft, door voor zover mogelijk gebruik te maken van de internationale standaarden voor jaarrekeningen (IAS) en de International Financial Reporting Standards (IFRS) als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (10). Om de gegevensverzameling verder te vereenvoudigen en te harmoniseren moeten de definities en de methodologieën zo nodig rekening houden met de bij de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven gebruikte classificatie, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (11). |
(7) |
Om de nauwkeurigheid van de gegevens te verbeteren moet een beter onderscheid worden gemaakt tussen de gegevens die over landbouwactiviteiten moeten worden vermeld, en die met betrekking tot andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden. |
(8) |
Om het administratieve beheer te vereenvoudigen en de mogelijkheden die de gegevensaggregatie voor milieuanalyse biedt, uit te breiden moeten de vaak veranderende gemeentecodes door de georeferentie worden vervangen. |
(9) |
Het is dienstig de classificatie van gegevens in de bij Verordening (EG) nr. 868/2008 vastgestelde groepen en categorieën te herzien om de wijzigingen te weerspiegelen die zich hebben voorgedaan in de landbouw en in het gebruik van die gegevens voor beleidsanalyses. |
(10) |
Aangezien de voorbereidende werkzaamheden voor het verzamelen van gegevens over in meststoffen gebruikte hoeveelheden van bepaalde stoffen veel tijd kunnen vergen, moet worden toegestaan dat de lidstaten die gegevens pas later indienen. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 moeten de naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren bij de Commissie worden ingediend door het door elke lidstaat overeenkomstig dat artikel aangewezen verbindingsorgaan. In dit verband dient het voor het verbindingsorgaan mogelijk te worden gemaakt de betrokken informatie rechtstreeks aan de Commissie te verstrekken via het computersysteem dat de Commissie voor de toepassing van die verordening heeft opgezet, en moet ervoor worden gezorgd dat de vereiste informatie via dat systeem elektronisch kan worden uitgewisseld op basis van de modellen die via dat systeem ter beschikking van het verbindingsorgaan zijn gesteld. Tevens dient te worden bepaald dat de Commissie de lidstaten van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het computersysteem in kennis stelt via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen. |
(12) |
Gelet op de grote ontwikkelingen die zich bij het GLB hebben voorgedaan, en het soort informatie dat voor de gegevensanalyse vereist is sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 868/2008, moet die verordening duidelijkheidshalve door een nieuw besluit worden vervangen. Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 868/2008 met ingang van 1 januari 2014 worden ingetrokken, maar moet zij van toepassing blijven voor de boekhoudverrichtingen die betrekking hebben op de aan het boekjaar 2014 voorafgaande boekjaren. |
(13) |
Het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bedrijfsformulieren en boekhoudkundige gegevens
De aard en de presentatievorm van de boekhoudkundige gegevens die in het bedrijfsformulier moeten worden verstrekt en nodig zijn voor de jaarlijkse constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en voor de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven overeenkomstig de hoofdstukken II en III van Verordening (EG) nr. 1217/2009, alsmede de op die gegevens betrekking hebbende definities en instructies, worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Indiening bij de Commissie
1. De in artikel 1 bedoelde bedrijfsformulieren en gegevens worden door het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde verbindingsorgaan aan de Commissie toegezonden via het door de Commissie voor de toepassing van die verordening opgezette computersysteem, waardoor de vereiste informatie elektronisch kan worden uitgewisseld op basis van de modellen die via dat systeem ter beschikking van het verbindingsorgaan zijn gesteld.
2. De lidstaten worden van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde computersysteem in kennis gesteld via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.
Artikel 3
Latere indiening van bepaalde gegevens
In afwijking van artikel 5, tweede alinea, wordt toegestaan dat een lidstaat die meer tijd nodig heeft voor de voorbereiding van de jaarlijkse verzameling en indiening van de gegevens over de in meststoffen gebruikte hoeveelheden van bepaalde stoffen, als bedoeld onder de codes 3031, 3032, 3033 van tabel H „Productiemiddelen” in deel III van de bijlage, die gegevens pas begint in te dienen vanaf het boekjaar 2017.
In dat geval stelt de lidstaat de Commissie uiterlijk op 31 oktober 2013 in kennis van de latere indiening en van de redenen voor dat uitstel. Hij stelt ook een plan op betreffende de voorbereidende werkzaamheden voor de verzameling en de indiening van die gegevens en legt dat plan uiterlijk op 31 maart 2014 voor aan de Commissie en aan het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen. De lidstaat stelt de Commissie en het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen jaarlijks in kennis van de stand van uitvoering van dat plan.
Artikel 4
Intrekking
Verordening (EG) nr. 868/2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.
Zij blijft evenwel van toepassing voor de boekhoudverrichtingen die betrekking hebben op de aan het boekjaar 2014 voorafgaande boekjaren.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 april 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27.
(2) PB L 237 van 4.9.2008, blz. 18.
(3) PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
(4) PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.
(5) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(6) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.
(7) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(8) COM(2010) 2020.
(9) COM(2010) 672.
(10) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
(11) PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14.
BIJLAGE
BEDRIJFSFORMULIER
I. SCHEMA VAN HET BEDRIJFSFORMULIER
De te verzamelen gegevens worden ingedeeld in tabellen en uitgesplitst in groepen, categorieën en kolommen. Gewoonlijk wordt als volgt naar een bepaald gegevensveld verwezen: <letter van de tabel>.<groep>.<categorie>[.<categorie>].<kolom>.
Specifieke gegevenswaarden worden ingevoerd op kolomniveau. In de tabellen van deel III kunnen gegevenswaarden in de witte cellen worden ingevuld; de donkere cellen met een „—” hebben voor die groep geen betekenis. Daarin kunnen dus geen gegevens worden ingevuld.
Voorbeelden:
— |
B.UT.20.A (kolom A van groep UT, categorie 20, van tabel B) staat voor „oppervlakte” van „gepachte OCG” die onder „OCG in pacht” in tabel B moet worden geregistreerd; |
— |
I.A.10110.1.0.TA (kolom TA van groep A, categorie 10110, van tabel I) staat voor de totale oppervlakte „zachte tarwe en spelt”, teeltwijze 1 „teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas” en de code betreffende ontbrekende gegevens 0 „geen ontbrekende gegevens”. |
De tabellen worden weergegeven met één letter, de groepen met één of meer letters, de categorieën met numerieke codes en de kolommen met één of meer letters.
In deel III wordt voor de tabellen A tot en met M in een eerste tabel de algemene matrix voor groepen en kolommen weergegeven. De tweede tabel laat de uitsplitsing per categorie zien, waarbij elke categorie met één of meer codes of subcodes wordt weergegeven.
Voor elke tabelcategorie en kolomwaarde worden in deel III verdere definities en instructies na de betrokken tabel gegeven.
II. ALGEMENE DEFINITIES EN INSTRUCTIES
a) |
De gegevens op het bedrijfsformulier hebben betrekking op één enkel landbouwbedrijf en éénzelfde boekjaar van twaalf opeenvolgende maanden. |
b) |
De gegevens van het bedrijfsformulier hebben uitsluitend betrekking op het landbouwbedrijf. Deze gegevens verwijzen naar de landbouwactiviteiten van het bedrijf en naar de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden. Afgezien hiervan komt niets van wat betrekking heeft op activiteiten van het bedrijfshoofd of zijn gezin buiten het landbouwbedrijf of op pensioenen, erfenissen, privérekeningen bij een bank, bezittingen die los van het landbouwbedrijf staan, persoonlijke belastingen, privéverzekeringen enz. in aanmerking bij het opstellen van het bedrijfsformulier. |
c) |
Gegevens van het bedrijfsformulier worden ontleend aan een boekhouding waarin tijdens het boekjaar systematisch en regelmatig de verschillende boekingen zijn verricht. |
d) |
De boekhoudgegevens worden in geldwaarde uitgedrukt, zonder btw. |
e) |
De in geld uitgedrukte boekhoudgegevens zijn exclusief premies en subsidies. Onder premies en subsidies wordt verstaan elke rechtstreekse steun uit overheidsmiddelen die een specifieke ontvangst vormt (zie de omschrijving in tabel M „Subsidies”). |
f) |
De gegevens op het bedrijfsformulier worden als volgt aangegeven: — financiële waarden: waarde in euro of in de nationale geldeenheid zonder decimalen. Voor de nationale geldeenheden waarvan de relatieve waarde ten opzichte van de euro gering is, kan evenwel tussen het verbindingsorgaan van de betrokken lidstaat en de met het beheer van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen belaste dienst van de Commissie worden overeengekomen dat de waardebedragen worden uitgedrukt in 100 of 1000 nationale geldeenheden; — fysieke hoeveelheden: gewicht in kwintaal (q = 100 kg), behalve voor eieren, die in duizendtallen worden vermeld; vloeistofvolumes in hectoliter (ook voor wijn en aanverwante producten); — oppervlakten: in are, behalve in het geval van champignons, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meter wordt vermeld; — gemiddelde veebezetting: in honderdsten van dieren, behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden vermeld, en voor bijen, die in aantal volken (bezette kasten of korven) worden vermeld; — arbeidsbezetting: in honderdsten van jaareenheden. |
g) |
Als voor een bepaald bedrijf een waarde niet relevant is of ontbreekt, mag niet de waarde „0” worden ingevuld. |
III. TABELLEN EN SPECIFIEKE DEFINITIES EN INSTRUCTIES
Tabel A
Algemene inlichtingen over het bedrijf
Categorie algemene inlichtingen |
Code (*) |
|
Kolommen |
||||||||||||
Inlichtingengroep |
Streek |
Onderdeel van de streek |
Volgnummer van het bedrijf |
Graden |
Minuten |
NUTS |
Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding |
Datum |
Gewicht van het bedrijf |
Productierichting |
Klasse van economische bedrijfsomvang |
Code |
|
R |
S |
H |
DG |
MI |
N |
AO |
DT |
W |
TF |
ES |
C |
||
ID |
Identificatie van het bedrijf |
|
|
|
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
LO |
Ligging van het bedrijf |
— |
— |
— |
|
|
|
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AI |
Boekhoudkundige informatie |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
— |
— |
— |
|
TY |
Typologie |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
— |
CL |
Klassen |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
OT |
Andere gegevens over het bedrijf |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
Code (*) |
Omschrijving |
Groep |
R |
S |
H |
DG |
MI |
N |
AO |
DT |
W |
TF |
ES |
C |
10 |
Bedrijfsnummer |
ID |
AID10R |
AID10S |
AID10H |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
20 |
Breedtegraad |
LO |
— |
— |
— |
ALO20DG |
ALO20MI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
30 |
Lengtegraad |
LO |
— |
— |
— |
ALO30DG |
ALO30MI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
40 |
NUTS3 |
LO |
— |
— |
— |
— |
— |
ALO40N |
|
|
|
|
|
|
50 |
Bureau voor bedrijfsboekhouding |
AI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AAI50AO |
— |
— |
— |
— |
— |
60 |
Soort boekhouding |
AI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AAI60C |
70 |
Einddatum van het boekjaar |
AI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AAI70DT |
— |
— |
— |
— |
80 |
Door de lidstaat berekend nationaal gewicht |
TY |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ATY80W |
— |
— |
— |
90 |
Indeling op het ogenblik van de keuze |
TY |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ATY90TF |
ATY90ES |
|
100 |
Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL100C |
110 |
Soort eigendom/economische doelstelling |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL110C |
120 |
Rechtsvorm |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL120C |
130 |
Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL130C |
140 |
Biologische landbouw |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL140C |
141 |
Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan |
CL |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A.CL.141.C |
150 |
Beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL150C |
151 |
Sectoren met BOB/BGA |
CL |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A.CL.151.C |
160 |
Probleemgebied |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL160C |
170 |
Hoogteligging |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL170C |
180 |
Onder de Structuurfondsen vallende zone |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL180C |
190 |
Natura 2000-gebied |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL190C |
200 |
Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL200C |
210 |
Irrigatiesysteem |
OT |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL210C |
220 |
Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond |
OT |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL220C |
A.ID. Identificatie van het bedrijf
Zodra een bedrijf met boekhouding voor het eerst wordt gekozen, krijgt het een nummer. Het behoudt dit nummer gedurende de hele periode dat het aan het informatienet deelneemt. Een eenmaal toegekend nummer wordt nooit aan een ander bedrijf gegeven.
Wanneer het bedrijf evenwel een grondige verandering ondergaat, en met name wanneer deze verandering het gevolg is van een opsplitsing in twee zelfstandige bedrijven of van een samenvoeging met een ander bedrijf, kan het als een nieuw bedrijf worden beschouwd. In dat geval krijgt het een nieuw nummer. Een wijziging van productierichting leidt niet tot toekenning van een nieuw nummer. Als het behouden van het bedrijfsnummer aanleiding geeft tot verwarring met één of meer andere bedrijven met boekhouding (bv. bij een nieuwe regionale indeling), moet het nummer worden gewijzigd. Een tabel met de oude en de nieuwe nummers wordt dan aan de Commissie verstrekt.
Het bedrijfsnummer omvat drie groepen informatie, namelijk:
|
A.ID.10.R. Streek: hier moet een codenummer worden vermeld, overeenkomend met de code die is vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1291/2009 van de Commissie (1). |
|
A.ID.10.S. Onderdeel van de streek: hier moet een codenummer worden vermeld. De gekozen onderdelen moeten zijn gebaseerd op het als de „nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)” bekendstaande gemeenschappelijke systeem voor de classificatie van de regio's dat Eurostat in samenwerking met de nationale instituten voor de statistiek tot stand heeft gebracht. De betrokken lidstaat moet in elk geval aan de Commissie een tabel toezenden waarin voor iedere gebruikte code van een dergelijk onderdeel de corresponderende NUTS-regio's en de corresponderende regio waarvoor specifieke standaardopbrengsten worden berekend, zijn vermeld. |
|
A.ID.10.H. Volgnummer van het bedrijf. |
A.LO. Ligging van het bedrijf
Voor de ligging van het bedrijf worden twee aanduidingen gebruikt: de georeferentie (breedte- en lengtegraad) en de code van de territoriale eenheden van NUTS-niveau 3.
|
A.LO.20. Breedtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI. |
|
A.LO.30. Lengtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI. In het instructiedocument zullen zowel uitvoeringsbepalingen die de vertrouwelijkheid van de gegevens moeten waarborgen, als praktische richtsnoeren worden gegeven. |
|
A.LO.40.N. De NUTS3-code is de code van de territoriale eenheid van NUTS-niveau 3 waar het bedrijf gevestigd is. Hier moet de meest recente versie van de code wordt gebruikt als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
A.AI. Boekhoudkundige informatie
|
A.AI.50.AO. Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding: hier moet een codenummer worden vermeld. In elke lidstaat moet elk bureau voor bedrijfsboekhouding een uniek nummer krijgen. Hier moet het nummer worden vermeld van het bureau voor bedrijfsboekhouding dat de gegevens van het betrokken bedrijf voor dat boekjaar heeft verzameld. |
|
A.AI.60.C. Soort boekhouding: hier moet worden vermeld welke soort boekhouding het bedrijf voert. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.AI.70.DT. Einddatum van het boekjaar: moet als volgt worden aangegeven: „JJJJ-MM-DD”, bv. 2009-06-30 of 2009-12-31. |
A.TY. Typologie
|
A.TY.80.W. Nationaal gewicht van het bedrijf: de waarde van de door de lidstaat berekende extrapolerende factor. Deze waarde moet met twee decimalen worden weergegeven. |
|
A.TY.90.TF. Productierichting op het ogenblik van de keuze: de code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie (3) op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen. |
|
A.TY.90.ES. Economische bedrijfsomvang op het ogenblik van de keuze: de code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen. |
A.CL. Klassen
|
A.CL.100.C. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden: moet worden verstrekt als percentageklasse waarmee het aandeel van de omzet uit andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de totale omzet van het bedrijf wordt aangegeven (4). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.110.C. Soort eigendom/economische doelstelling: hier moeten het soort eigendom en de economische doelstellingen van het bedrijf worden vermeld. De volgende codenummers moeten worden gebruikt: 1. gezinsbedrijf: het bedrijf maakt gebruik van de arbeid en het kapitaal van het bedrijfshoofd/de bedrijfsleider en zijn/haar gezin en zij zijn de begunstigden van de economische activiteit; 2. partnerschap: de productiefactoren voor het bedrijf worden ingebracht door verscheidene partners, van wie ten minste sommigen niet-betaalde arbeid op het bedrijf verrichten. De winsten gaan naar het partnerschap; 3. onderneming met winstoogmerk: de opbrengsten worden gebruikt om de aandeelhouders dividenden/winsten uit te keren. Het bedrijf is eigendom van de onderneming; 4. onderneming zonder winstoogmerk: de opbrengsten worden in de eerste plaats gebruikt om de werkgelegenheid in stand te houden of voor een soortgelijk sociaal doel. Het bedrijf is eigendom van de onderneming. |
|
A.CL.120.C. Rechtsvorm: hier moet worden vermeld of het bedrijf al dan niet rechtspersoonlijkheid heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.130.C. Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden): hier moet worden vermeld welk niveau van aansprakelijkheid (economische verantwoordelijkheid) het (voornaamste) bedrijfshoofd heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.140.C. Biologische landbouw: hier moet worden vermeld of het bedrijf biologische productiemethoden in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name de artikelen 4 en 5 daarvan, toepast. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.141.C. Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan: als het bedrijf zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet worden vermeld in welke productiesectoren het bedrijf uitsluitend biologische productiemethoden toepast (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf voor al zijn productiesectoren zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.
|
|
A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding: hier moet worden vermeld of het bedrijf landbouwproducten en/of levensmiddelen produceert waarvoor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGI) geldt, of landbouwproducten produceert waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die worden beschermd met een BOB/BGA in de zin van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (5). Als dit het geval is, moeten de sectoren worden vermeld waarvoor dit voor het merendeel van de productie geldt. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.151.C. Sectoren met een beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding: als het grootste gedeelte van de productie van sommige specifieke sectoren bestaat uit producten of levensmiddelen die met een BOB of een BGA zijn beschermd, of uit producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB of BGA beschermde levensmiddelen, moet hier worden vermeld om welke productiesectoren het gaat (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf een aantal producten of levensmiddelen produceert die met een BOB of een BGA zijn beschermd, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB of een BGA beschermde levensmiddelen, maar het in geen enkele sector om het grootste gedeelte van de productie gaat, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.
|
|
De punten A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding en A.CL.151.C zijn optioneel voor de lidstaten. Als zij door de lidstaat worden toegepast, moeten zij voor alle bedrijven in de steekproef van de lidstaat worden ingevuld. Als A.CL.150.C wordt ingevuld, moet ook A.CL.151.C worden ingevuld. |
|
A.CL.160.C. Probleemgebied: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf al of niet ligt in een gebied als bedoeld in de artikelen 18 tot en met 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (6). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.170.C. Hoogteligging: voor de hoogteligging worden de volgende codenummers gebruikt:
|
|
A.CL.180.C. Onder de Structuurfondsen vallende zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die valt onder artikel 5, 6 of 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.190.C. Natura 2000-zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (7) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8) (Natura 2000). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.200.C. Onder de waterrichtlijn vallende zone (Richtlijn 2000/60/EG): hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (9). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
A.OT. Andere gegevens over het bedrijf
|
A.OT.210.C. Irrigatiesysteem: hier moet worden vermeld wat het belangrijkste irrigatiesysteem is dat op het bedrijf wordt gebruikt:
|
|
A.OT.220.C. Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond: aantal vee-eenheidweidedagen dat het vee van het bedrijf heeft doorgebracht op gemeenschappelijke grond die door het bedrijf wordt gebruikt. |
KOLOMMEN IN TABEL A
Kolom R verwijst naar de streek, kolom S naar het onderdeel van de streek, kolom H naar het volgnummer van het bedrijf, kolom DG naar de graden, kolom MI naar de minuten, kolom N naar NUTS, kolom AO naar het nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding, kolom DT naar de datum, kolom W naar het gewicht van het bedrijf, kolom TF naar de productierichting, kolom ES naar de klasse van economische bedrijfsomvang en kolom C naar de code.
Tabel B
Exploitatievorm
Categorie oppervlakte cultuurgrond (OCG) |
Code (*) |
Inlichtingengroep |
Oppervlakte cultuurgrond |
|
A |
||
UO |
OCG in eigendom |
|
UT |
OCG in pacht |
|
US |
OCG in deelpacht of andere exploitatievorm |
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
Groep |
A |
10 |
OCG in eigendom |
UO |
|
20 |
Gepachte OCG |
UT |
|
30 |
OCG in deelpacht |
US |
|
De grond van bedrijven die door twee of meer partners gezamenlijk worden geëxploiteerd, moet als grond in eigendom, gepachte grond of grond in deelpacht worden geboekt, afhankelijk van de tussen de partners gemaakte afspraak.
Onder „oppervlakte cultuurgrond” (OCG) wordt het totale areaal verstaan aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik van de bedrijven, ongeacht de exploitatievorm. Gemeenschappelijke gronden die door het bedrijf worden gebruikt, worden niet meegerekend.
De volgende inlichtingengroepen en categorieën moeten worden gebruikt:
B.UO. OCG in eigendom
B.UO.10.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) waarvan de landbouwer eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt. Omvat ook zaaiklaar verhuurd land (gewascode 11300).
B.UT. OCG in pacht
B.UT.20.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura; wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsresultaten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.
De gepachte oppervlakte omvat niet de grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht. De voor de aankoop van gewassen op stam betaalde bedragen moeten worden geboekt onder de codes 2020 tot en met 2040 (aangekocht voer) van tabel H wanneer het om grasland of voedergewassen gaat, en onder code 3090 (overige specifieke kosten van gewassen) indien het marktbare gewassen (gewassen die normaliter worden verhandeld) betreft. Op stam gekochte marktbare gewassen moeten worden aangegeven zonder de betrokken grond te vermelden (tabel H).
Grond die incidenteel voor een kortere duur dan één jaar wordt gehuurd, en de opbrengst daarvan worden op soortgelijke wijze behandeld als in het geval van grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht.
B.US. OCG in deelpacht of andere exploitatievorm
B.US.30.A Cultuurgrond (bouwland, grasland, blijvend weideland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die gemeenschappelijk, volgens een deelpachtcontract, door de verpachter en de deelpachter wordt gebruikt, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.
KOLOMMEN IN TABEL B
Kolom A verwijst naar de OCG.
Tabel C
Arbeidskrachten
Categorie arbeidskrachten |
Code (*) |
|
Kolommen |
||||||||
Inlichtingengroep |
Algemeen |
Totale arbeid op het bedrijf (landbouwwerkzaamheden en arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden) |
Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) |
||||||
Aantal personen |
Geslacht |
Geboortejaar |
Landbouwopleiding van de bedrijfsleider |
Jaarlijkse arbeidstijd |
Aantal arbeidsjaareenheden |
% van de jaarlijkse arbeidstijd |
% van de arbeidsjaareenheden (AJE) |
||
P |
G |
B |
T |
Y1 |
W1 |
Y2 |
W2 |
||
Geheel getal |
Code |
Vier cijfers |
Code |
(uren) |
(AJE) |
% |
% |
||
UR |
Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
UC |
Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
— |
PR |
Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
PC |
Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
— |
Code (*) |
Omschrijving |
Groep |
P |
G |
B |
T |
Y1 |
W1 |
Y2 |
W2 |
10 |
Bedrijfshoofd/bedrijfsleider |
UR |
— |
|
|
|
|
|
— |
|
20 |
Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider |
UR |
— |
|
|
— |
|
|
— |
|
30 |
Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd |
UR |
— |
|
|
|
|
|
— |
|
40 |
Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd |
UR |
|
— |
— |
— |
|
|
|
|
50 |
Anderen |
UR, PR |
|
— |
— |
— |
|
|
|
|
60 |
Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten |
UC, PC |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
— |
70 |
Bedrijfsleider |
PR |
— |
|
|
|
|
|
— |
|
Tot de arbeidskrachten worden alle personen gerekend die gedurende het boekjaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van het landbouwbedrijf (zie hierna) met uitzondering van hen die dit gedaan hebben voor rekening van andere personen of ondernemingen (werkzaamheden verricht door loonwerkers, waarvan de kosten worden opgenomen onder code 1020 van tabel H).
Wanneer burenhulp tussen bedrijven een uitwisseling van arbeid is (de ontvangen hulp is in principe gelijk aan de verstrekte hulp), worden de door de arbeidskrachten van het bedrijf daaraan bestede arbeidstijd en de eventueel daarvoor betaalde lonen op het bedrijfsformulier aangegeven.
In sommige gevallen wordt de ontvangen hulp gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine voor in de vorm van arbeid ontvangen hulp). Wanneer het gaat om een beperkte uitwisseling van prestaties, wordt hiervan niets op het bedrijfsformulier vermeld (in het genoemde voorbeeld wordt de ontvangen hulp niet onder de arbeid opgenomen, maar omvatten de kosten van machines wel de kosten die voortvloeien uit het ter beschikking stellen van de machines). In de uitzonderlijke gevallen waarin deze vorm van uitwisseling van prestaties een grotere omvang aanneemt, gaat men al naar het geval als volgt te werk:
a) |
de in de vorm van arbeid ontvangen hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine): de ontvangen arbeidstijd wordt dan als betaalde arbeid voor het bedrijf geboekt (groepen PR of PC al naar het arbeidskrachten betreft die regelmatig, respectievelijk onregelmatig op het bedrijf werkzaam zijn); de waarde van de verstrekte hulp wordt geboekt enerzijds als opbrengst in de overeenkomstige categorie in andere tabellen (in het voorbeeld: tabel L, categorie 2010 „loonwerk”), en anderzijds als kosten (tabel H, categorie 1010 „lonen en sociale lasten”); |
b) |
de in de vorm van arbeid verstrekte hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het gebruik van een machine): de verstrekte arbeidstijd en de eventueel betaalde lonen worden buiten beschouwing gelaten; de waarde van de ontvangen prestatie wordt als input geboekt in de overeenkomstige groep in een andere tabel (in het voorbeeld: tabel H, groep 1020 „loonwerk en huur van machines”). |
De volgende inlichtingengroepen en categorieën arbeidskrachten worden onderscheiden:
C.UR. Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten
Arbeidskrachten die geen loon ontvangen of een beloning (in geld of in natura) die lager is dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde prestatie wordt betaald (het desbetreffende bedrag wordt niet onder de bedrijfskosten opgenomen) en die tijdens het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.
Iemand die regelmatig werkzaam is, maar om bijzondere redenen slechts gedurende een bepaalde periode van het boekjaar op het bedrijf heeft gewerkt, wordt niettemin (voor het aantal feitelijk gewerkte uren) geboekt onder de regelmatig werkzame arbeidskrachten.
Het gaat om de volgende gevallen of daarmee vergelijkbare gevallen:
a) |
bijzondere productieomstandigheden in het bedrijf waardoor de arbeidskrachten niet het hele jaar door nodig zijn, bijvoorbeeld een olijventeelt- of wijnbouwbedrijf of een bedrijf dat is gespecialiseerd in vetweiderij of in de productie van groenten en fruit in de open grond; |
b) |
afwezigheid van het werk buiten de normale vakanties, bijvoorbeeld: militaire dienst, ziekte, ongeval, bevalling, langdurig verlof enz.; |
c) |
aankomst op, of vertrek van het bedrijf; |
d) |
totale stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand enz.). |
Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
C.UR.10. Bedrijfshoofd/bedrijfsleider
De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf en tevens belast is met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding. In geval van deelpacht wordt de deelpachter vermeld als bedrijfshoofd/bedrijfsleider.
C.UR.20. Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider
De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf, maar niet is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.
C.UR.30 Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd
De persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding, maar geen juridische en economische verantwoordelijkheid draagt.
C.UR.40. Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd
C.UR.50. Andere niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten
Tot de niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten die geen deel uitmaken van de vorige categorieën, behoren ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.
C.UC. Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten
C.UC.60. De niet-betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze categorie samengevat.
C.PR. Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten
Arbeidskrachten die een voor de geleverde prestatie normale beloning (in geld en/of natura) ontvangen en die gedurende het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.
Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
C.PR.70. Bedrijfsleider
Betaalde persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.
C.PR.50. Anderen
Alle betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten, uitgezonderd de betaalde bedrijfsleider, worden in deze groep samengevat. Omvat ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.
C.PC. Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten
C.PC.60. |
De betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt (ook degenen die tariefwerk hebben verricht), worden in deze categorie samengevat. |
KOLOMMEN IN TABEL C
Aantal personen (kolom P)
In het geval dat er meer dan één bedrijfshoofd is, kan er ook meer dan één echtgeno(o)t(e) zijn. Het aantal echtgenoten of andere personen wordt vermeld in de overeenkomstige categorie (de categorieën 40 en 50 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PC „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”).
Geslacht (kolom G)
Het geslacht wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) vermeld, in de overeenkomstige categorie (de categorieën 10 tot en met 30 en de categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”). Het geslacht wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:
1. |
mannen |
2. |
vrouwen. |
Geboortejaar (kolom B)
Het geboortejaar wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10 tot en met 30 en categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”) aangegeven, met de vier cijfers van het desbetreffende jaartal.
Landbouwopleiding van de bedrijfsleider (kolom T)
De landbouwopleiding wordt uitsluitend vermeld voor de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10, 30 en 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”). De landbouwopleiding wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:
1. |
uitsluitend praktische landbouwkundige ervaring |
2. |
landbouwkundige basisopleiding |
3. |
volledige landbouwkundige opleiding. |
Jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y1)
De arbeidstijd wordt voor alle groepen en categorieën in uren aangegeven. Het gaat om de werkelijk aan bedrijfswerkzaamheden bestede tijd. Voor een mindervalide arbeidskracht wordt de arbeidstijd verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten. De arbeidstijd voor tariefwerk wordt bepaald door het in totaal betaalde bedrag te delen door het uurloon van op tijdloon aangeworven arbeidskrachten.
Aantal arbeidsjaareenheden (kolom W1)
De regelmatig werkzame arbeidskrachten worden omgerekend in arbeidsjaareenheden. Voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC) wordt het aantal arbeidsjaareenheden niet opgegeven. Eén arbeidsjaareenheid komt overeen met één persoon die voltijds op het bedrijf werkzaam is. Eén persoon kan niet als meer dan één arbeidsjaareenheid gelden, zelfs niet als zijn werkelijke arbeidstijd de norm voor de betrokken streek en productierichting overschrijdt. Iemand die niet het hele jaar op het bedrijf werkt, vormt een deel van een jaareenheid. Het voor een dergelijk iemand in aanmerking te nemen deel van een arbeidsjaareenheid wordt berekend door zijn werkelijke jaarlijkse arbeidstijd te delen door de normale jaarlijkse arbeidstijd van een voltijdwerker in de betrokken streek en productierichting.
Voor een mindervalide arbeidskracht wordt (het deel van) de arbeidsjaareenheid verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.
Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) in % van de jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y2)
Het aandeel van de arbeid in het kader van AWW's, uitgedrukt in arbeidstijd, is uitsluitend verplicht voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde als betaalde). Het is facultatief voor de echtgeno(o)t(e)(n) van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden), de overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten en de overige betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten. Voor elke betrokken categorie (40, 50 en 60) wordt dit aandeel uitgedrukt in % van de uren die tijdens het boekjaar zijn gepresteerd.
Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) in % van de arbeidsjaareenheden (kolom W2)
Het aandeel van de arbeid in het kader van AWW's, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, is verplicht voor alle categorieën arbeidskrachten, behalve de niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC). Het wordt voor elke categorie uitgedrukt in % van de arbeidsjaareenheden.
Werkzaamheden op het landbouwbedrijf
De werkzaamheden op het bedrijf omvatten alle organisatorische, toezichthoudende en uivoerende werkzaamheden, hetzij handenarbeid, hetzij administratieve arbeid, die worden verricht in het kader van de landbouwwerkzaamheden op het bedrijf, alsmede de activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's):
— |
landbouwwerkzaamheden op het bedrijf
|
— |
activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden
|
Tot de bedrijfswerkzaamheden behoren niet:
— |
de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van gebouwen en machines, aanplanten van boomgaarden, afbraak van gebouwen, rooien van fruitbomen enz.); |
— |
werkzaamheden voor de huishouding van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider. |
Tabel D
Activa
Structuur van de tabel
Categorie activa |
Code (*) |
|
Kolom |
|
Inlichtingengroep |
Waarde |
|
V |
||
OV |
Begininventaris |
|
AD |
Geaccumuleerde afschrijvingen |
|
DY |
Afschrijvingen in het lopende jaar |
|
IP |
Investeringen/aankopen, vóór aftrek van subsidies |
|
S |
Subsidies |
|
SA |
Verkopen |
|
CV |
Eindinventaris |
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
OV |
AD |
DY |
IP |
S |
SA |
CV |
1010 |
Geldmiddelen en kasequivalenten |
|
— |
— |
— |
— |
— |
|
1020 |
Vorderingen |
|
— |
— |
— |
— |
— |
|
1030 |
Overige vlottende activa |
|
— |
— |
— |
— |
— |
|
1040 |
Voorraden |
|
— |
— |
|
|
|
|
2010 |
Biologische activa — gewassen |
|
— |
— |
|
|
|
|
3010 |
Landbouwgrond |
|
— |
— |
|
|
|
|
3020 |
Grondverbeteringen |
|
|
|
|
|
|
|
3030 |
Bedrijfsgebouwen |
|
|
|
|
|
|
|
4010 |
Machines en bedrijfsuitrusting |
|
|
|
|
|
|
|
5010 |
Bossen inclusief houtopstand |
|
— |
— |
|
|
|
|
7010 |
Verhandelbare immateriële activa |
|
— |
— |
|
|
|
|
7020 |
Niet-verhandelbare immateriële activa |
|
|
|
|
|
|
|
8010 |
Overige niet-vlottende activa |
|
|
|
|
|
|
|
De volgende categorieën activa moeten worden gebruikt:
1010. Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en andere activa die gemakkelijk in geldmiddelen kunnen worden omgezet.
1020. Vorderingen
Vorderingen op korte termijn, aan het bedrijf verschuldigde bedragen die normaal voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten.
1030. Overige vlottende activa
Alle andere activa die gemakkelijk kunnen worden verkocht of waarvan wordt verwacht dat zij binnen een jaar worden betaald.
1040. Voorraden
Productvoorraden die eigendom zijn van het bedrijf en als productiemiddel kunnen worden gebruikt of voor verkoop worden aangehouden, ongeacht of die door het bedrijf zijn geproduceerd of zijn aangekocht.
2010. Biologische activa — gewassen
De waarde van alle gewassen die nog niet zijn geoogst (meerjarige teelten en gewassen op stam).
3010. Landbouwgrond
Landbouwgrond die eigendom is van het bedrijf.
3020. Grondverbeteringen
Cultuurtechnische verbeteringen (bv. afrasteringen, drainage, vaste bevloeiingsinstallaties enz.) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. De vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
3030. Bedrijfsgebouwen
Gebouwen in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
4010. Machines en bedrijfsuitrusting
Trekkers, eenassige trekkers, vrachtwagens, bestelwagens, personenauto's, grote en kleine uitrustingsstukken. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
5010. Bossen inclusief houtopstand
Bosgrond in eigendom die tot het landbouwbedrijf behoort.
7010. Verhandelbare immateriële activa
Alle immateriële activa die gemakkelijk kunnen worden gekocht of verkocht (bv. quota en rechten voor zover die zonder grond kunnen worden verhandeld en er een actieve markt voor bestaat).
7020. Niet-verhandelbare immateriële activa
Alle andere immateriële activa (bv. software, vergunningen enz.). Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
8010. Overige niet-vlottende activa
Andere langetermijnactiva. De rubriek moet worden ingevuld en, indien van toepassing, moeten de afschrijvingsbedragen in kolom DY worden vermeld.
Inlichtingengroepen in tabel D
Deze tabel omvat de volgende inlichtingengroepen: (OV) begininventaris, (AD) geaccumuleerde afschrijvingen, (DY) afschrijvingen in het lopende jaar, (IP) investeringen of aankopen vóór aftrek van subsidies, (S) subsidies, (SA) verkopen, (CV) eindinventaris. Deze groepen worden hieronder toegelicht.
Er is maar één kolom: (V) waarde.
Waarderingsmethoden
De volgende waarderingsmethoden worden gebruikt:
Waarde in het economisch verkeer (reële waarde), na aftrek van de geraamde verkoopkosten |
Bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn, min de kosten die naar verwachting voor de verkoop zullen worden gemaakt |
2010, 3010, 5010, 7010 |
Historische kostprijs |
Nominale of oorspronkelijke kosten van een actief bij aankoop |
3020, 3030, 4010, 7020 |
Boekwaarde |
Waarde waartegen een actief op de balans is opgenomen |
1010, 1020, 1030, 1040, 8010 |
D.OV.XXXX.V Begininventaris
De begininventaris is de waarde van de activa bij het begin van het boekjaar. Voor de bedrijven die in het voorgaande jaar eveneens in de steekproef zaten, moet de begininventaris gelijk zijn aan de eindinventaris van het voorgaande jaar.
D.AD.XXXX.V Geaccumuleerde afschrijvingen
De som van de afschrijvingen van de activa vanaf het begin van de levensduur ervan tot het einde van de voorgaande periode.
D.DY.XXXX.V Afschrijvingen in het lopende jaar
De systematische toedeling van het af te schrijven bedrag van een actief over de levensduur ervan.
Een tabel met de door de lidstaat toegepaste jaarlijkse afschrijvingspercentages moet binnen dezelfde termijnen als voor de indiening van de jaargegevens aan de Commissie worden voorgelegd.
D.IP.XXXX.V Investeringen/aankopen
Bedrag van de aankopen, het groot onderhoud en de productie van kapitaalgoederen gedurende het boekjaar. Voor zover de investeringen aanleiding zijn geweest tot premies en subsidies, wordt in kolom IP het bedrag aangegeven waarop de premies en subsidies niet in mindering zijn gebracht.
De aankoop van kleine uitrustingsstukken en van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang, komt niet in deze kolom maar is begrepen in de kosten van het boekjaar.
Groot onderhoud waardoor de machine of bedrijfsuitrusting daadwerkelijk een meerwaarde heeft gekregen ten opzichte van vóór het onderhoud, is eveneens in deze kolom begrepen, en wel hetzij als integrerend deel van de afschrijvingen, bij welke in voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de verlenging van de levensduur als gevolg van het onderhoud, hetzij als jaarlijks deel van het over de verwachte levensduur verdeelde onderhoudsbedrag.
De waarde van de geproduceerde kapitaalgoederen, gewaardeerd tegen hun kosten (met inbegrip van de waarde van de betaalde en/of niet-betaalde arbeid), moet worden toegevoegd aan de waarde van de kapitaalgoederen die onder de codes 2010 tot en met 8010 van tabel D „Activa” is vermeld.
D.S.XXXX.V Investeringssubsidies
Tot dusver (in het vorige en het lopende boekjaar) ontvangen deel van de subsidies voor de in deze tabel opgenomen activa.
D.SA.XXXX.V Verkopen
Bedrag van de verkopen van activa tijdens het boekjaar.
D.CV.XXXX.V Eindinventaris
De eindinventaris is de waarde van de activa aan het einde van het boekjaar.
Commentaar
Voor de punten 2010, 3010, 5010 en 7010 wordt het verschil tussen enerzijds OV + IP – SA en anderzijds CV beschouwd als inkomen of verlies (als gevolg van wijzigingen in zowel de eenheidsprijs als het volume) voor die activa voor het betrokken boekjaar.
Gegevens over „biologische activa — dieren” worden opgenomen in tabel J „Dieren”.
Tabel E
Quota en andere rechten
Categorie quota of rechten |
Code (*) |
|
Kolommen |
||||
Inlichtingengroep |
Quota in eigendom |
Gehuurde quota |
Verhuurde quota |
Belastingen |
|
N |
I |
O |
T |
||
|
Hoeveelheid aan het einde van het boekjaar |
|
|
|
— |
QP |
Aangekochte quota |
|
— |
— |
— |
QS |
Verkochte quota |
|
— |
— |
— |
OV |
Begininventaris |
|
— |
— |
— |
CV |
Eindinventaris |
|
— |
— |
— |
PQ |
Betalingen voor geleasete of gehuurde quota |
— |
|
— |
— |
RQ |
Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota |
— |
— |
|
— |
TX |
Belastingen |
— |
— |
— |
|
Code (*) |
Omschrijving |
10 |
Melk |
20 |
Zoogkoeienpremies |
30 |
Ooien- en geitenpremie |
40 |
Suikerbieten |
50 |
Organische mest |
60 |
Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, met uitzondering van bijzondere rechten |
70 |
Bijzondere rechten |
De hoeveelheden quota (quota in eigendom, gehuurde en verhuurde quota) zijn verplicht in te vullen rubrieken. Alleen de hoeveelheid aan het einde van het boekjaar wordt geregistreerd.
De waarden van quota die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden in deze tabel geboekt. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel D „Activa” geboekt. Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld als zij los van grond verhandeld kunnen worden.
Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere groepen of categorieën in de tabellen D „Activa”, H „Productiemiddelen” en/of I „Gewassen”.
De volgende categorieën moeten worden gebruikt:
10. |
Melk |
20. |
Zoogkoeienpremies |
30. |
Ooien- en geitenpremies |
40. |
Suikerbieten |
50. |
Organische mest |
60. |
Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (met uitzondering van bijzondere rechten) |
70. |
Bijzondere rechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. |
De volgende inlichtingengroepen moeten worden gebruikt:
E.QQ. Hoeveelheid (uitsluitend de kolommen N, I en O)
De volgende eenheden moeten worden gebruikt:
— |
categorieën 10 en 40 (melk en suikerbieten): kwintalen (= 100 kg); |
— |
categorieën 20 en 30 (zoogkoeienpremies en ooien- en geitenpremies): het aantal basiseenheden voor de premie; |
— |
categorie 50 (organische mest): aantal dieren omgerekend in standaardeenheden; |
— |
categorie 60 (bedrijfstoeslagregeling met uitzondering van de bijzondere rechten): het aantal toeslagrechten/are; |
— |
categorie 70 (bijzondere rechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling): het aantal rechten. |
E.QP. Aangekochte quota (uitsluitend kolom N)
Het bedrag dat is betaald voor de aankoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.
E.QS. Verkochte quota (uitsluitend kolom N)
Het bedrag dat is ontvangen voor de verkoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.
E.OV. Begininventaris (uitsluitend kolom N)
De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.
E.CV. Eindinventaris (uitsluitend kolom N)
De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.
E.PQ. Betalingen voor geleasete of gehuurde quota (uitsluitend kolom I)
Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of ander recht. Ook begrepen in categorie 5070 (betaalde pacht) van tabel H „Productiemiddelen”.
E.RQ. Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota (uitsluitend kolom I)
Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota of andere rechten. Ook begrepen in categorie 90900 (overige producten en ontvangsten) van tabel I „Gewassen”.
E.TX. Belastingen, extra heffing (kolom T)
Categorie 10 (melk): extra melkheffing die verschuldigd is voor de productie van het boekjaar, zo niet het betaalde bedrag.
KOLOMMEN IN TABEL E
Column N verwijst naar quota in eigendom, kolom I naar gehuurde quota, kolom O naar verhuurde quota en kolom T naar belastingen.
Tabel F
Schulden
Structuur van de tabel
Categorie schulden |
Code (*) |
|
Kolommen |
||
Inlichtingengroep |
Op korte termijn |
Op lange termijn |
|
S |
L |
||
OV |
Begininventaris |
|
|
CV |
Eindinventaris |
|
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
S |
L |
1010 |
Commerciële schulden (standaard) |
|
|
1020 |
Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden) |
|
|
1030 |
Familieleningen/particuliere leningen |
|
|
1040 |
Overige passiva |
|
|
2010 |
Verschuldigde bedragen |
|
— |
De aangegeven bedragen hebben uitsluitend betrekking op de nog terug te betalen bedragen, dat wil zeggen de aangegane lening min de reeds verrichte aflossingen.
De volgende categorieën moeten worden gebruikt:
|
1010. Commerciële schulden (standaard): leningen waarvoor geen steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen die het opnemen van kredieten bevorderen. |
|
1020. Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden): leningen waarvoor steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen (rentesubsidies, waarborgen enz. |
|
1030. Familieleningen/particuliere leningen: leningen die met een natuurlijke persoon zijn aangegaan dankzij diens familiebanden/persoonlijke relatie met de schuldenaar. |
|
1040. Overige passiva: andere passiva dan leningen of verschuldigde bedragen. |
|
2010. Verschuldigde bedragen: aan leveranciers verschuldigde bedragen. |
Twee inlichtingengroepen moeten worden geregistreerd: (OV) begininventaris en (CV) eindinventaris.
Er zijn twee kolommen: (S) passiva op korte termijn en (L) passiva op lange termijn:
Passiva op korte termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en in minder dan één jaar moeten worden terugbetaald.
Passiva op lange termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en waarvoor de looptijd één jaar of meer bedraagt.
Tabel G
Belasting over de toegevoegde waarde (btw)
Structuur van de tabel
Categorie btw-regeling |
Code (*) |
|
|
|
Inlichtingengroep |
Btw-regeling |
Saldo voor niet-investeringstransacties |
Saldo voor investeringstransacties |
|
C |
NI |
I |
||
VA |
Btw-regelingen op het bedrijf |
|
|
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
1010 |
Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf |
1020 |
Secundaire btw-regeling op het bedrijf |
Overzicht van de btw-regelingen voor beide categorieën |
C |
NI |
I |
Normale btw-regeling |
1 |
— |
— |
Gedeeltelijke compensatieregeling |
2 |
|
|
De monetaire gegevens op het bedrijfsformulier zijn exclusief btw.
Voor de gegevens over de btw-regeling moeten de volgende categorieën worden gebruikt:
1010. Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf
1. Normale btw-regeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven gegarandeerd inkomensneutraal is aangezien het btw-saldo met de belastingautoriteiten wordt vereffend.
2. Gedeeltelijke compensatieregeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven niet gegarandeerd inkomensneutraal is, hoewel zij een mechanisme kan bevatten waarmee betaalde en ontvangen btw bij benadering worden gecompenseerd.
1020. Secundaire btw-regeling op het bedrijf
De codes zoals die voor de belangrijkste btw-regeling zijn gedefinieerd.
Er is slechts één inlichtingengroep: (VA) btw-regelingen op het bedrijf. Er zijn drie kolommen: (C) code van de btw-regeling, (NI) saldo voor niet-investeringstransacties en (I) saldo voor investeringstransacties.
Als op het bedrijf de normale btw-regeling wordt toegepast, volstaat het dit aan te geven. Als op het bedrijf wordt gewerkt met een gedeeltelijke compensatieregeling voor de btw, moeten ook het btw-saldo voor niet-investeringstransacties en het btw-saldo voor investeringstransacties worden vermeld.
Tabel H
Productiemiddelen
Structuur van de tabel
Categorie productiemiddelen productiemiddelen |
Code (*) |
|
Kolommen |
||
Inlichtingengroep |
Waarde |
Hoeveelheid |
|
V |
Q |
||
LM |
Kosten en productiemiddelen met betrekking tot arbeid en machines |
|
|
SL |
Specifieke kosten van de veehouderij |
|
|
SC |
Specifieke kosten en productiemiddelen met betrekking tot gewassen |
|
|
OS |
Specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden |
|
|
FO |
Algemene bedrijfskosten |
|
|
Code (*) |
Groep |
Omschrijving van de categorieën |
V |
Q |
1010 |
LM |
Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten |
|
— |
1020 |
LM |
Loonwerk en huur van machines |
|
— |
1030 |
LM |
Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting |
|
— |
1040 |
LM |
Motorbrandstoffen en smeermiddelen |
|
— |
1050 |
LM |
Kosten van personenauto's |
|
— |
2010 |
SL |
Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer |
|
— |
2020 |
SL |
Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer |
|
— |
2030 |
SL |
Aangekocht varkensvoer |
|
— |
2040 |
SL |
Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer |
|
— |
2050 |
SL |
Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) |
|
— |
2060 |
SL |
Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer |
|
— |
2070 |
SL |
Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee |
|
— |
2080 |
SL |
Veterinaire uitgaven |
|
— |
2090 |
SL |
Overige specifieke kosten van de veehouderij |
|
— |
3010 |
SC |
Aangekocht zaaigoed en pootgoed |
|
— |
3020 |
SC |
Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed |
|
— |
3030 |
SC |
Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen |
|
— |
3031 |
SC |
Hoeveelheid N in minerale meststoffen |
— |
|
3032 |
SC |
Hoeveelheid P2O5 in minerale meststoffen |
— |
|
3033 |
SC |
Hoeveelheid K2O in minerale meststoffen |
— |
|
3034 |
SC |
Aangekochte stalmest |
|
— |
3040 |
SC |
Gewasbeschermingsmiddelen |
|
— |
3090 |
SC |
Overige specifieke kosten van gewassen |
|
— |
4010 |
OS |
Specifieke kosten van bossen en houtverwerking |
|
— |
4020 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van gewassen |
|
— |
4030 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van koemelk |
|
— |
4040 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk |
|
— |
4050 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk |
|
— |
4060 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk |
|
— |
4070 |
OS |
Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten |
|
— |
4090 |
OS |
Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden |
|
— |
5010 |
FO |
Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen |
|
— |
5020 |
FO |
Elektriciteit |
|
— |
5030 |
FO |
Brandstoffen voor verwarming |
|
— |
5040 |
FO |
Water |
|
— |
5051 |
FO |
Landbouwverzekering |
|
— |
5055 |
FO |
Andere bedrijfsverzekeringen |
|
— |
5061 |
FO |
Belastingen en andere bijdragen |
|
— |
5062 |
FO |
Grond- en gebouwenbelasting |
|
— |
5070 |
FO |
Betaalde pacht, totaalbedrag |
|
— |
5071 |
FO |
Voor grond betaalde pacht |
|
— |
5080 |
FO |
Betaalde rente en financieringskosten |
|
— |
5090 |
FO |
Overige algemene bedrijfskosten |
|
— |
De op het bedrijf ingezette productiemiddelen (kosten in geld en natura en hoeveelheden geselecteerde productiemiddelen) komen overeen met het „verbruik” (inclusief het intern verkeer) van productiemiddelen dat betrekking heeft op de tijdens het boekjaar verkregen opbrengsten of dat gedurende het boekjaar heeft plaatsgehad. Wanneer een bepaald gebruik gedeeltelijk te maken heeft met privégebruik en gedeeltelijk met gebruik voor het bedrijf (bv. elektriciteit, water, brandstoffen voor verwarming en motorbrandstoffen enz.), wordt alleen dit laatste deel op het bedrijfsformulier vermeld. Het deel van het gebruik van privéauto's dat betrekking heeft op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, wordt eveneens in aanmerking genomen.
De kosten met betrekking tot de opbrengsten van het boekjaar worden verkregen door de aankopen van het boekjaar (met inbegrip van het intern verkeer) te corrigeren met de inventarisverschillen (inclusief verschillen in veldinventaris). Voor ieder van de desbetreffende kosten worden het bedrag van de betaalde kosten en de waarde van het intern verkeer afzonderlijk aangegeven.
Als de vermelde kosten het totale „verbruik” van productiemiddelen gedurende het boekjaar betreffen, maar niet zijn gedaan voor productie in dat jaar, moeten de voorraadmutaties voor de productiemiddelen (met inbegrip van de veldinventaris) worden aangegeven onder de passende code van omlopend kapitaal.
Wanneer de productiemiddelen van het bedrijf (arbeidskrachten inclusief niet-betaalde arbeidskrachten, machines en bedrijfsuitrusting) worden gebruikt voor de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van machines, bouw, groot onderhoud of afbraak van gebouwen, aanplanten of rooien van fruitbomen), mogen de desbetreffende kosten — zo nodig geraamd — niet worden opgenomen in de lopende kosten van het bedrijf. In alle gevallen moeten de arbeidskosten en de arbeidsuren voor de productie van kapitaalgoederen worden uitgesloten van, respectievelijk, de kosten en de gegevens betreffende de arbeidskrachten. Bij uitzondering, indien het niet mogelijk is bepaalde productiekosten van kapitaalgoederen, andere dan arbeidskosten (bv. gebruik van de trekker van het bedrijf), afzonderlijk te bepalen en deze kosten derhalve in de bedrijfskosten begrepen zijn, wordt de geschatte waarde van het geheel van deze productiekosten van kapitaalgoederen in tabel I „Gewassen” onder de gewascategoriecode 90900 („overige”) vermeld.
De kosten van het „gebruik” van kapitaalgoederen komen tot uiting in de afschrijvingen. Daarom worden de uitgaven voor het verwerven van kapitaalgoederen niet als bedrijfskosten beschouwd. Voor instructies over afschrijvingen, zie tabel D „Activa”.
Onder een kostenpost vallende uitgaven die tijdens het boekjaar of daarna door een schadeloosstelling worden vergoed (bv. reparatie van een trekker na een ongeluk die wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij of door de aansprakelijke derde), worden niet als kosten beschouwd. Het ontvangen bedrag wordt evenmin opgenomen.
De ontvangsten voor weer verkochte productiemiddelen moeten worden afgetrokken van de desbetreffende kostenposten.
Premies en subsidies met betrekking tot gemaakte kosten worden niet afgetrokken van de desbetreffende kostenbedragen, maar worden vermeld onder de passende code, gaande van 3100 tot 3900 in tabel M „Subsidies” (zie de instructies betreffende deze codes). Premies en subsidies voor investeringen worden vermeld in tabel D „Activa”.
De kosten omvatten eveneens de eventuele aankoopkosten betreffende elke kostenpost.
De productiemiddelen worden als volgt ingedeeld:
1010. Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten
Deze post omvat de volgende kosten:
— |
de eigenlijke lonen en salarissen die in geld zijn betaald aan de betaalde arbeidskrachten, ongeacht de manier waarop de beloning wordt bepaald (tijdloon of tariefloon), na aftrek van eventuele uitkeringen van sociale aard die aan het bedrijfshoofd als werkgever zijn betaald ter compensatie voor de betaling van loon dat niet overeenkomt met een werkelijke werkprestatie (bv. afwezigheid van het werk wegens ongeval, beroepsopleiding enz.); |
— |
de in natura betaalde lonen en salarissen (bv. inwoning, kost, woning, producten van het bedrijf enz.); |
— |
premies op grond van productiviteit of vakbekwaamheid, geschenken, fooien, winstaandeel; |
— |
overige kosten voor arbeidskrachten (aanwervingskosten); |
— |
sociale lasten ten laste van de werkgever en sociale lasten die door de werkgever worden betaald in naam en plaats van de werknemer; |
— |
verzekering tegen arbeidsongevallen. |
Sociale lasten en persoonlijke verzekeringen voor het bedrijfshoofd en voor de niet-betaalde arbeidskrachten worden niet als bedrijfskosten beschouwd.
Aan niet-betaalde arbeidskrachten uitgekeerde bedragen, die per definitie lager zijn dan de normale beloning (zie definitie niet-betaalde arbeidskrachten), worden niet op het bedrijfsformulier vermeld.
Uitkeringen (in geld of natura) aan voormalige betaalde arbeidskrachten die gepensioneerd zijn en op het bedrijf geen enkel werk meer verrichten, worden niet onder deze post geboekt maar onder de code „overige algemene bedrijfskosten”.
1020. Loonwerk en huur van machines
Deze post omvat de volgende kosten:
— |
het bedrag betaald aan loonwerkbedrijven voor verrichte bedrijfswerkzaamheden. Dit bedrag omvat gewoonlijk de vergoeding voor de kosten van het gebruik van machines (inclusief brandstofkosten) en voor het werk. Als de kosten van andere gebruikte producten dan brandstof (d.w.z. gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaai- en pootgoed) eveneens bij de contractprijs zijn inbegrepen, moeten de kosten van die producten hier buiten beschouwing worden gelaten. Het (desnoods geschatte) bedrag daarvan moet in de desbetreffende kostenposten (bv. bestrijdingsmiddelen onder code 3040 „gewasbeschermingsmiddelen”) worden vermeld; |
— |
de kosten van de huur van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstofkosten in verband met het gebruik van gehuurde machines moeten onder code 1040 „motorbrandstoffen en smeermiddelen” worden vermeld; |
— |
de kosten van de leasing van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstof- en onderhoudskosten voor geleasete machines moeten in de desbetreffende codes (code 1030 „lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting” en code 1040 „motorbrandstoffen en smeermiddelen”) worden vermeld. |
1030. Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting
Kosten van onderhoud en kleine herstellingen van machines en bedrijfsuitrusting die de marktwaarde van die goederen niet veranderen (betaling voor het werk van een monteur, kosten van reserveonderdelen enz.).
Deze post omvat ook de aankoop van kleine uitrustingsstukken, de kosten van zadelmaker en hoefbeslag voor werkpaarden, de aankoop van banden, frames van kweekkassen, beschermingskleding voor de uitvoering van ongezonde werkzaamheden en reinigingsproducten voor het reinigen van bedrijfsuitrusting in het algemeen, en het deel van de kosten van personenauto's dat het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betreft (zie ook code 1050). Reinigingsproducten voor het reinigen van in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine) worden vermeld onder code 2090 „overige specifieke kosten van de veehouderij”.
Grote herstellingen die aan de machine of bedrijfsuitrusting een meerwaarde geven ten opzichte van de waarde vóór de reparatie, worden niet onder deze code opgenomen (zie ook de instructies over de afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting in tabel D „Activa”).
1040. Motorbrandstoffen en smeermiddelen
Deze post omvat ook het deel van de kosten van brandstoffen en smeermiddelen voor personenauto's dat overeenkomt met het gebruik voor bedrijfsdoeleinden (zie ook code 1050).
Indien aardolieproducten zowel als motorbrandstof als voor verwarming worden gebruikt, wordt het bedrag verdeeld over de twee codes:
1040. |
„motorbrandstoffen en smeermiddelen” |
5030. |
„brandstoffen voor verwarming”. |
1050. Kosten van personenauto's
Als het op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betrekking hebbende deel van de kosten van personenauto's forfaitair wordt bepaald (bv. als een vast bedrag per km), worden die kosten onder deze code aangegeven.
Veevoeder
Bij het gebruikte veevoeder wordt een onderscheid gemaakt tussen aangekocht veevoer en op het bedrijf geproduceerd veevoer.
Het aangekochte veevoer omvat tevens de aankoop van minerale likstenen, melkproducten (aangekocht of teruggeleverd) en producten voor de bewaring en conservering van veevoer, betaald weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en van de huur van andere niet in de cultuurgrond begrepen oppervlakten grasland en voedergewassen. Aangekocht strooisel en stro zijn eveneens in het aangekochte veevoer begrepen.
Aangekocht veevoer voor graasdieren wordt onderverdeeld in krachtvoer en ruwvoer (dit laatste is inclusief weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en andere oppervlakten grasland en voedergewassen en aangekocht strooisel en stro).
Code 2010 „voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer” omvat met name: koeken, mengvoeders, granen, gedroogd gras, gedroogde suikerbietenpulp, vismeel, melk en melkproducten, mineralen en producten voor de bewaring en conservering van dergelijke voedermiddelen.
De kosten van loonwerkers voor ruwvoederwinning, bijvoorbeeld inkuilen, worden aangegeven onder code 1020 „loonwerk en huur van machines”.
Het intern verkeer van veevoer omvat de marktbare producten van het bedrijf (inclusief melk en melkproducten, maar uitgezonderd de door kalveren gezogen melk, die niet in aanmerking wordt genomen). Strooisel en stro van het bedrijf zijn slechts inbegrepen als zij een marktbaar product vormen in het desbetreffende gebied en boekjaar.
De volgende rubrieken worden onderscheiden:
|
Aangekocht veevoer:
|
|
Intern verkeer van veevoer:
|
2080. Veterinaire uitgaven
Kosten van dierenartsen en geneesmiddelen.
2090. Overige specifieke kosten van de veehouderij
Alle kosten die direct verband houden met de voortbrenging van dierlijke producten, voor zover zij niet afzonderlijk onder andere codes van tabel H worden geboekt: dekgeld, kunstmatige inseminatie, castratie, melkcontrole, contributie voor en inschrijving in het stamboek, reinigingsproducten voor het reinigen van de in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine), verpakkingsmateriaal voor dierlijke producten, kosten voor de opslag of het marktklaar maken van dierlijke producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor dierlijke producten van het bedrijf, kosten voor de afzet van mestoverschotten enz. Omvat ook de kortlopende huur van gebouwen voor het huisvesten van dieren of het opslaan van producten ten behoeve van de veehouderij. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van dierlijke producten die zijn opgenomen onder de codes 4030 tot en met 4070 van tabel H.
3010. Aangekocht zaaigoed en pootgoed
Aangekocht zaaigoed en pootgoed met inbegrip van bollen en knollen. De aankoop van jonge bomen en struiken voor nieuwe aanplantingen vormt een investering en deze kosten worden aangegeven hetzij onder code 2010 „biologische activa — gewassen” van tabel D, hetzij onder code 5010 „bossen inclusief houtopstand” van tabel D. De kosten van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang worden evenwel als kosten van het boekjaar beschouwd en komen onder deze code, tenzij zij betrekking hebben op bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, in welk geval zij onder code 4010 „specifieke kosten van bossen en houtverwerking” worden geboekt.
De kosten van bewerking van zaaigoed (schonen en ontsmetten) komen eveneens onder deze code.
3020. Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed
Zaaigoed en pootgoed (met inbegrip van bollen en knollen) van eigen bedrijf.
3030. Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen
Aangekochte kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen (bv. kalk) met inbegrip van compost, turfstrooisel en stalmest (stalmest van het eigen bedrijf niet inbegrepen).
Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010 „specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.
3031. Hoeveelheid stikstof (N) in minerale meststoffen
Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige stikstof (N), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun N-gehalte.
3032. Hoeveelheid fosfor (P2O5) in minerale meststoffen
Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige fosfor (P2O5), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun P2O5-gehalte.
3033. Hoeveelheid kalium (K2O) in minerale meststoffen
Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezig kalium (K2O), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun K2O-gehalte.
3034. Aangekochte stalmest
Waarde van de aangekochte stalmest.
3040. Gewasbeschermingsmiddelen
Alle producten gebruikt voor de bescherming van de gewassen tegen parasieten, ziekten, vreterij, slechte weersomstandigheden enz. (middelen voor de bestrijding van insecten, schimmels, onkruid, ongedierte, wild en vogels, antihagelgranaten, middelen voor bescherming tegen vorst enz.). Als de beschermingswerkzaamheden door een loonwerker worden uitgevoerd en de kosten van de gebruikte middelen niet afzonderlijk bekend zijn, wordt het hele bedrag geboekt onder code 1020 „loonwerk en huur van machines”.
Gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010 „specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.
3090. Overige specifieke kosten van gewassen
Alle kosten die direct verband houden met de plantaardige productie (met inbegrip van blijvend wei- en grasland) voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: verpakkingsmateriaal, draad en touw, bodemonderzoek, keuringen van gewassen, plastic afdekkingen (bv. in de aardbeienteelt), middelen voor de bewaring van plantaardige producten, kosten voor de opslag en het marktklaar maken van plantaardige producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor plantaardige producten van het bedrijf, bedragen die zijn betaald voor de aankoop van marktbare gewassen op stam of voor de huur van grond voor een kortere duur dan één jaar om er marktbare gewassen op te telen, leveringen van druiven of olijven die op het bedrijf worden verwerkt enz. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van andere gewassen dan druiven en olijven, die onder code 4020 moeten worden vermeld. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die worden gebruikt voor marktbare gewassen.
4010. Specifieke kosten van bossen en houtverwerking
Kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en diverse specifieke kosten. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4020. Specifieke kosten van de verwerking van gewassen
Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van gewassen (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4030. Specifieke kosten van de verwerking van koemelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van koemelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4040. Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4050. Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4060. Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4070. Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten
Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de vleesverwerking en de verwerking van andere dierlijke producten die niet onder de codes 4030 tot en met 4060 zijn vermeld (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4090. Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden
Grondstoffen, van het bedrijf of aangekocht, en andere specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
5010. Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen
Klein onderhoud (van de soort die voor rekening van de pachter komt) van gebouwen en cultuurtechnische verbeteringen met inbegrip van kassen, frames en steunstukken. De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor het lopend onderhoud van de gebouwen, worden in deze code vermeld.
De aankopen van bouwmaterialen voor nieuwe investeringen worden vermeld onder de desbetreffende code in de kolom „Investeringen/aankopen” van tabel D „Activa”.
De kosten van grote herstellingen die een meerwaarde aan het betrokken gebouw geven (groot onderhoud) worden niet onder deze code opgenomen. Deze kosten worden als investering vermeld in tabel D, onder code 3030 „bedrijfsgebouwen”.
5020. Elektriciteit
Totaal verbruik van elektriciteit voor bedrijfsdoeleinden.
5030. Brandstoffen voor verwarming
Totaal verbruik van verwarmingsbrandstoffen voor bedrijfsdoeleinden, met inbegrip van de verwarming van kassen.
5040. Water
Kosten van het abonnement op het waterleidingnet en van het verbruik van leidingwater voor alle bedrijfsdoeleinden, inclusief voor irrigatie. De kosten die zijn verbonden aan het gebruik van een eigen watervoorzieningsinstallatie, worden geboekt onder de desbetreffende codes: afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting, lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting, motorbrandstoffen en elektriciteit.
5051. Landbouwverzekering
De kosten van de verzekering van het inkomen uit de landbouwproductie of van onderdelen daarvan, met inbegrip van de verzekering tegen veesterfte, schade aan gewassen enz.
5055. Andere bedrijfsverzekeringen
Alle premies voor verzekeringen die andere bedrijfsrisico's (met uitzondering van de landbouwrisico's) dekken, zoals wettelijke aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd, brand en overstroming, uitgezonderd verzekeringspremies voor arbeidsongevallen, die onder code 1010 van deze tabel worden geboekt. Omvat de verzekeringspremies voor gebouwen.
5061. Belastingen en andere bijdragen betreffende het bedrijf
Alle belastingen en bijdragen betreffende het bedrijf met inbegrip van milieubeschermingsheffingen, uitgezonderd de btw en de belastingen die betrekking hebben op grond, gebouwen of arbeidskrachten. De directe inkomstenbelastingen van het bedrijfshoofd worden niet als bedrijfskosten beschouwd.
5062. Belastingen en andere heffingen op grond en gebouwen
Bedrag van de belastingen en lasten op de eigendom van grond en bedrijfsgebouwen in eigendom of in deelpacht.
5070. Betaalde pacht
Betaalde huur (in geld of in natura) voor de ten behoeve van het landbouwbedrijf gehuurde grond, gebouwen, quota en andere rechten. Hier worden alleen de huurkosten vermeld van het voor bedrijfsdoeleinden gebruikte gedeelte van de bedrijfswoning en van andere gehuurde gebouwen. De lease- of huurkosten van niet aan grond gekoppelde quota moeten ook in tabel E worden geboekt.
5071. Waaronder: voor grond betaalde pacht
5080. Betaalde rente en financieringskosten
Rente en financieringskosten voor vreemd kapitaal (leningen) dat is opgenomen ten behoeve van het bedrijf. Het verstrekken van dit gegeven is verplicht.
Subsidies voor rente worden niet afgetrokken, maar worden geboekt onder code 3550 van tabel M.
5090. Overige algemene bedrijfskosten
Alle overige bedrijfskosten die niet onder de voorgaande codes zijn genoemd (boekhouding, kantoor, secretariaat, telefoon, contributies, abonnementen enz.).
Tabel I
Gewassen
Structuur van de tabel
Gewascategorie |
Code (*) |
|
||||||
Teeltwijze |
Code (**) |
|||||||
Ontbrekende gegevens |
Code (***) |
|||||||
Inlichtingengroep |
Kolommen |
|||||||
Totale oppervlakte |
waarvan geïrrigeerd |
waarvan gebruikt voor energiegewassen |
waarvan gebruikt voor ggo's |
Hoeveelheid |
Waarde |
|||
TA |
IR |
EN |
GM |
Q |
V |
|||
A |
Oppervlakte |
|
|
|
|
— |
— |
|
OV |
Begininventaris |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
CV |
Eindinventaris |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
PR |
Productie |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
SA |
Verkopen |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
FC |
Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
FU |
Intern verkeer |
— |
— |
— |
— |
— |
|
Voor de gewascategorieën worden de volgende codes gebruikt:
Code (*) |
Omschrijving |
Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad) |
|
10110 |
Zachte tarwe en spelt |
10120 |
Harde tarwe (durum) |
10130 |
Rogge |
10140 |
Gerst |
10150 |
Haver |
10160 |
Korrelmaïs |
10170 |
Rijst |
10190 |
Overige granen voor korrelwinning |
Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten) |
|
10210 |
Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen |
10220 |
Linzen, kekers en wikke |
10290 |
Overige eiwithoudende gewassen |
10300 |
Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen) |
10310 |
Aardappelen voor zetmeelproductie |
10390 |
Overige aardappelen |
10400 |
Suikerbieten (exclusief zaaizaad) |
10500 |
Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad) |
Handelsgewassen |
|
10601 |
Tabak |
10602 |
Hop |
10603 |
Katoen |
10604 |
Kool- en raapzaad |
10605 |
Zonnebloem |
10606 |
Sojabonen |
10607 |
Lijnzaad |
10608 |
Andere oliehoudende gewassen |
10609 |
Vlas |
10610 |
Hennep |
10611 |
Overige vezelgewassen |
10612 |
Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen |
10613 |
Suikerriet |
10690 |
Andere handelsgewassen, niet elders genoemd |
Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan: |
|
In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking |
|
10711 |
Akkerbouwmatig geteeld |
10712 |
Tuinbouwmatig geteeld |
10720 |
Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie |
Gegevens voor alle subrubrieken van „verse groenten, meloenen en aardbeien”: |
|
10731 |
Bloemkool en broccoli |
10732 |
Sla |
10733 |
Tomaten |
10734 |
Suikermaïs |
10735 |
Uien |
10736 |
Knoflook |
10737 |
Wortelen |
10738 |
Aardbeien |
10739 |
Meloenen |
10790 |
Overige |
Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen) |
|
10810 |
In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking |
10820 |
Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie |
Gegevens voor alle subrubrieken van „bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)”: |
|
10830 |
Bloembollen en -knollen |
10840 |
Snijbloemen, bloesems en bloemknoppen |
10850 |
Bloemen en sierplanten |
Groen geoogste gewassen |
|
10910 |
Tijdelijk grasland |
Andere groen geoogste gewassen: |
|
10921 |
Voedermaïs |
10922 |
Peulvruchten |
10923 |
Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd |
11000 |
Zaaizaad en zaailingen op bouwland |
11100 |
Andere gewassen op bouwland |
Braakland |
|
11210 |
Braakland, zonder financiële steun |
11220 |
Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend |
11300 |
Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel |
20000 |
Tuinen voor eigen gebruik |
Blijvend grasland |
|
30100 |
Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst |
30200 |
Weiden met geringe opbrengst |
30300 |
Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt |
Meerjarige teelten |
|
Fruit, waarvan: |
|
40111 |
Appelen |
40112 |
Peren |
40113 |
Perziken en nectarines |
40114 |
Ander fruit van gematigde zones |
40115 |
Fruit van subtropische of tropische zones |
40120 |
Kleinfruit |
40130 |
Noten |
Citrusvruchtaanplantingen |
|
40210 |
Sinaasappelen |
40220 |
Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten |
40230 |
Citroenen |
40290 |
Overige citrusvruchten |
Olijfboomgaarden |
|
40310 |
Tafelolijven |
40320 |
Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten) |
40330 |
Olijfolie |
40340 |
Bijproducten van de olijventeelt |
Wijngaarden |
|
40411 |
Kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB) |
40412 |
Kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA) |
40420 |
Overige wijnen |
40430 |
Tafeldruiven |
40440 |
Krenten en rozijnen |
40451 |
Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB) |
40452 |
Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA) |
40460 |
Wijndruiven voor overige wijn |
40470 |
Diverse producten van de wijnbouw: druivenmost, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd |
40480 |
Bijproducten van de wijnbouw (druivenmoer, droesem enz.) |
40500 |
Boomkwekerijgewassen |
Andere meerjarige teelten |
|
40610 |
Kerstbomen |
40690 |
Overige |
40700 |
Meerjarige teelten onder glas |
40800 |
Aanwas van jonge aanplantingen |
Overig areaal |
|
50100 |
Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond |
50200 |
Bosareaal |
50210 |
waarvan hakhoutbosjes |
50900 |
Andere gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.) |
60000 |
Champignons |
Overige producten en ontvangsten |
|
90100 |
Ontvangsten uit het verpachten van landbouwgrond |
90200 |
Door oogstverzekeringen betaalde vergoedingen die niet aan een specifiek gewas kunnen worden toegerekend |
90300 |
Plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw |
90310 |
Stro |
90320 |
Suikerbietenkoppen |
90330 |
Andere bijproducten |
90900 |
Overige |
De codes voor de teeltwijze worden uit de onderstaande lijst gekozen:
Code (**) |
Omschrijving |
||||||||||
0 |
Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten. |
||||||||||
1 |
Teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas: hoofdgewassen en gecombineerde gewassen in volle grond omvatten:
|
||||||||||
2 |
Teelten in volle grond — voor- en nagewassen: voor- en nagewassen in volle grond omvatten de gewassen die tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar zijn verbouwd en niet als hoofdgewas worden beschouwd. |
||||||||||
3 |
Tuinbouwgewassen en bloemen in open grond: tuinbouwgewassen en bloemen in open grond omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond en bloemen en sierplanten in open grond. |
||||||||||
4 |
Gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie: gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting, bloemen en sierplanten (éénjarig of blijvend) onder beschutting en blijvende teelten onder beschutting. |
De codes voor ontbrekende gegevens worden uit de onderstaande lijst gekozen:
Code (***) |
Omschrijving |
0 |
Geen ontbrekende gegevens |
1 |
Geen boeking van de oppervlakte: deze code wordt vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven, bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd, en in het geval van verwerkte producten die zijn verkregen uit plantaardige producten. |
2 |
Geen boeking van de productie (op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden. |
3 |
Geen boeking van de productie (niet op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden. |
4 |
Geen boeking van oppervlakte of productie: deze code wordt vermeld als de oppervlakte en de daadwerkelijke productie ontbreken. |
De gegevens over de tijdens het boekjaar geproduceerde gewassen worden geregistreerd in de format van tabel I „Gewassen”. De gegevens over elk gewas worden telkens in een aparte tabel opgenomen. De inhoud van de tabel wordt gedefinieerd door het kiezen van een code voor de gewascategorie, een code voor de teeltwijze en een code voor ontbrekende gegevens.
Gedetailleerde gegevens over aardappelen (de codes 10310 en 10390), verse groenten, meloenen en aardbeien (de codes 10731, 10732, 10733, 10734, 10735, 10736, 10737, 10738, 10739 en 10790), bloemen en sierplanten (de codes 10830, 10840 en 10850) en bijproducten (de codes 90310, 90320 en 90330) hoeven alleen te worden vermeld als die gegevens in de bedrijfsboekhouding voorkomen.
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL I
Tabel I omvat zeven rijen met de volgende inlichtingengroepen: oppervlakte (A), begininventaris (OV), eindinventaris (CV), productie (PR), verkopen (SA), eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura (FC) en intern verkeer (FU).
Voorts heeft tabel I zes kolommen waarin voor elk gewas de volgende gegevens worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN), de oppervlakte die voor de productie van ggo-gewassen is gebruikt (GM), de geproduceerde en de verkochte hoeveelheid (Q) en de waarde (V). Voor elke inlichtingengroep worden de volgende kolommen ingevuld:
A Oppervlakte
Voor de inlichtingengroep „oppervlakte” (A) worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN) en de oppervlakte die voor de productie van ggo-gewassen is gebruikt (GM). Telkens wordt de oppervlakte aangegeven in are (100 are = 1 ha) behalve die voor de teelt van champignons, die in vierkante meter wordt aangeduid.
OV Begininventaris
Voor de inlichtingengroep „begininventaris” (OV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het begin van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.
CV Eindinventaris
Voor de inlichtingengroep „eindinventaris” (CV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het einde van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.
PR Productie
Voor de inlichtingengroep „productie” (PR) worden de hoeveelheden gewassen vermeld die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (Q) (zonder de verliezen op het veld of op de boerderij). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten).
Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintaal (100 kg), behalve voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliter worden vermeld. Als het wegens de verkoopvoorwaarden voor een product niet mogelijk is de daadwerkelijke productie in 100 kg te bepalen (bv. verkoop op stam of contractteelt), wordt voor gewassen op contract code 2 (ontbrekend gegeven) vermeld en in de overige gevallen code 3.
SA Totale verkoop
Voor de inlichtingengroep „verkopen” (SA) worden de verkochte hoeveelheden (Q) en de waarde van de verkopen (V) vermeld van de producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of die tijdens het boekjaar zijn geoogst. Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”.
FC Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura
Voor de inlichtingengroep „eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura” (FC) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die door het huishouden van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij.
FU Intern verkeer
Voor de inlichtingengroep „intern verkeer” (FU) wordt de waarde (V) vermeld van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Dit houdt in:
— |
veevoer: waarde van de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Stro van het bedrijf dat als veevoer of strooisel is verbruikt, wordt slechts in aanmerking genomen voor zover het een marktbaar product vormt in het desbetreffende gebied en boekjaar. De desbetreffende producten worden gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij; |
— |
zaaigoed: waarde van de marktbare producten van het bedrijf die tijdens het jaar zijn gebruikt als zaaigoed. Dit zaaigoed wordt gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij; |
— |
ander gebruik op het bedrijf (inclusief producten gebruikt voor het bereiden van maaltijden voor vakantiegangers). |
Tabel J
Dieren
Structuur van de tabel
Categorie dieren |
Code (*) |
|
Kolommen |
|||
Inlichtingengroep |
Gemiddeld aantal |
Aantal |
Waarde |
|
A |
N |
V |
||
AN |
Gemiddeld aantal |
|
— |
— |
OV |
Begininventaris |
— |
|
|
CV |
Eindinventaris |
— |
|
|
PU |
Aankopen |
— |
|
|
SA |
Totaal van de verkopen |
— |
|
|
SS |
Verkopen voor de slacht |
— |
|
|
SR |
Verkopen voor verdere opfok/fokdoeleinden |
— |
|
|
SU |
Verkopen met onbekende bestemming |
— |
|
|
FC |
Verbruik in de huishouding |
— |
|
|
FU |
Intern verkeer |
— |
|
|
Code (*) |
Omschrijving |
100 |
Paardachtigen |
210 |
Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar |
220 |
Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud |
230 |
Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud |
240 |
Mannelijke runderen van twee jaar en ouder |
251 |
Fokvaarzen |
252 |
Mestvaarzen |
261 |
Melkkoeien |
262 |
Buffelkoeien |
269 |
Andere koeien |
311 |
Fokooien |
319 |
Andere schapen |
321 |
Vrouwelijke geiten voor de voortplanting |
329 |
Andere geiten |
410 |
Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg |
420 |
Fokzeugen van 50 kg en meer |
491 |
Mestvarkens |
499 |
Andere varkens |
510 |
Pluimvee — slachtkuikens |
520 |
Legkippen |
530 |
Ander pluimvee |
610 |
Moederkonijnen (voedsters) |
699 |
Andere konijnen |
700 |
Bijen |
900 |
Andere dieren |
Categorie dieren
De volgende categorieën dieren worden onderscheiden:
100. |
Paardachtigen Inclusief ren- en rijpaarden, ezels, muildieren, muilezels enz. |
||||||
210. |
Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar |
||||||
220. |
Mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud |
||||||
230. |
Vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud Niet inbegrepen zijn vrouwelijke runderen die reeds hebben gekalfd. |
||||||
240. |
Mannelijke runderen van twee jaar en ouder |
||||||
251. |
Fokvaarzen Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en voor de fokkerij zijn bestemd. |
||||||
252. |
Mestvaarzen Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en niet voor de fokkerij zijn bestemd. |
||||||
261. |
Melkkoeien Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken koeien. |
||||||
262. |
Buffelkoeien Vrouwelijke buffels die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken buffelkoeien. |
||||||
269. |
Andere koeien
|
In de categorieën 210 tot en met 252 en 269 worden ook de overeenkomstige categorieën buffels opgenomen.
311. |
Fokooien Vrouwelijke schapen die ten minste één jaar oud zijn en voor de fokkerij zijn bestemd. |
319. |
Andere schapen Schapen van alle leeftijden met uitzondering van fokooien. |
321. |
Vrouwelijke geiten voor de voortplanting |
329. |
Andere geiten Andere geiten dan vrouwelijke geiten voor de voortplanting. |
410. |
Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg Biggen van minder dan 20 kg, uitgedrukt in levend gewicht. |
420. |
Fokzeugen van 50 kg en meer Fokzeugen van ten minste 50 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen (zie categorie 499 „andere varkens”). |
491. |
Mestvarkens Mestvarkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen en beren (zie categorie 499 „andere varkens”). |
499. |
Andere varkens Varkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg met uitzondering van fokzeugen (zie categorie 420) en van mestvarkens (zie categorie 491). |
510. |
Pluimvee — slachtkuikens Slachtkuikens. Niet inbegrepen zijn leghennen en oudere leghennen. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens. |
520. |
Legkippen Inbegrepen zijn jonge hennen, leghennen, oudere leghennen en fokhanen voor leghennen. Jonge hennen zijn hennen die nog niet legrijp zijn. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens. |
530. |
Ander pluimvee Omvat eenden, kalkoenen, ganzen, parelhoenders, struisvogels en fokhanen (uitgezonderd fokhanen voor leghennen). Inbegrepen zijn vrouwelijke fokdieren. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens. |
610. |
Moederkonijnen (voedsters) |
699. |
Andere konijnen |
700. |
Bijen Wordt uitgedrukt in bijenvolken (aantal bezette kasten of korven). |
900. |
Andere dieren Omvat eendagskuikens, herten, bizons en vissen. Ook inbegrepen zijn pony's en andere voor boerderijtoerisme gebruikte dieren. Niet inbegrepen zijn de producten van deze andere dieren (zie tabel K, categorie 900). |
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL J
J.AN Gemiddeld aantal (uitsluitend kolom A)
Een eenheid komt overeen met de aanwezigheid van één dier op het bedrijf gedurende een volledig jaar. De dieren worden geteld in verhouding tot de duur van hun aanwezigheid op het bedrijf tijdens het boekjaar.
Het gemiddeld aantal wordt bepaald ofwel aan de hand van periodieke inventarisatie ofwel aan de hand van een register van aan- en afvoer. Het omvat alle op het bedrijf aanwezige dieren, met inbegrip van de op contract opgefokte of gemeste dieren (dieren die niet aan het bedrijf toebehoren doch er worden opgefokt of gemest onder zodanige omstandigheden dat deze activiteit in hoofdzaak neerkomt op een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan de opfok of mesterij van deze dieren) en de in- of uitgeschaarde dieren gedurende de periode dat deze op het bedrijf aanwezig zijn.
Gemiddeld aantal (kolom A)
Het gemiddeld aantal wordt vermeld in honderdsten van dieren behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden aangegeven.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).
J.OV Begininventaris
Dieren in eigendom van het bedrijf bij het begin van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor de bijenvolken (categorie 700).
J.CV Eindinventaris
Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor de bijenvolken (categorie 700).
J.PU Aankopen
Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn aangekocht.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de aankopen omvat ook de aankoopkosten. De betrokken premies en subsidies worden niet afgetrokken van het totaal van deze aankopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 5100 tot en met 5900).
J.SA Totaal van de verkopen
Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht.
Dit omvat de verkoop van dieren of vlees aan de consument voor eigen gebruik, ongeacht of de dieren op het bedrijf worden geslacht of niet.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (code 900).
Waarde (kolom V)
Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het totaal van de verkopen, maar vermeld onder code 2090 („overige specifieke kosten van de veehouderij”). De betrokken premies en subsidies worden niet meegerekend in het totaal van de verkopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).
J.SS Verkopen voor de slacht
De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor de slacht. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor fokvaarzen (code 251), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).
Aantal (kolom N)
Zie „Totaal van de verkopen”.
Waarde (kolom V)
Zie „Totaal van de verkopen”.
J.SR Verkopen voor verdere opfok of voor fokdoeleinden
De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor verdere opfok of voor fokdoeleinden. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor mestvaarzen (code 252), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).
Aantal (kolom N)
Zie „Totaal van de verkopen”.
Waarde (kolom V)
Zie „Totaal van de verkopen”.
J.SU Verkopen met onbekende bestemming
De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht, maar waarvan de bestemming niet bekend is. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor bijen (code 700) en voor andere dieren (code 900).
Aantal (kolom N)
Zie „Totaal van de verkopen”.
Waarde (kolom V)
Zie „Totaal van de verkopen”.
J.FC Verbruik in de huishouding en betalingen in natura
Tijdens het boekjaar in de huishouding verbruikte of als betaling in natura gegeven dieren.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is hun waarde in het economisch verkeer.
J.FU Intern verkeer
De dieren die tijdens het boekjaar als productiemiddel voor verdere verwerking op het bedrijf worden gebruikt in de context van andere winstgevende werkzaamheden. Omvat dieren die zijn gebruikt voor:
— |
catering, toeristische accommodatie; |
— |
verwerking van dieren tot vleesproducten en veevoer. |
De verkoop van dieren of vlees, ongeacht of de dieren al dan niet op het bedrijf zijn geslacht, is uitgesloten (zie de toelichting bij de verkopen SA).
Deze waarde wordt ook in tabel H als kosten van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden vermeld onder code 4070 („specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten”).
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is hun waarde in het economisch verkeer.
Tabel K
Dierlijke producten en diensten
Structuur van de tabel
Categorie dierlijke producten of diensten |
Code (*) |
Ontbrekende gegevens |
Code (**) |
|
Kolommen |
||
Inlichtingengroep |
Hoeveelheid |
Waarde |
|
Q |
V |
||
OV |
Begininventaris |
|
|
CV |
Eindinventaris |
|
|
PR |
Productie |
|
— |
SA |
Verkopen |
|
|
FC |
Verbruik in de huishouding |
|
|
FU |
Intern verkeer |
|
|
Code (*) |
Omschrijving |
261 |
Koemelk |
262 |
Buffelmelk |
311 |
Schapenmelk |
321 |
Geitenmelk |
330 |
Wol |
531 |
Eieren voor menselijke consumptie |
532 |
Broedeieren (alle soorten pluimvee) |
700 |
Honing en producten van de bijenteelt |
800 |
Mest |
900 |
Andere dierlijke producten |
1100 |
Veehouderij op contract |
1120 |
Runderen op contract |
1130 |
Schapen en/of geiten op contract |
1140 |
Varkens op contract |
1150 |
Pluimvee op contract |
1190 |
Overige dieren op contract |
1200 |
Andere diensten met betrekking tot dieren |
Code (**) |
Omschrijving |
0 |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
1 |
Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dierlijke producten. |
2 |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
3 |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
4 |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
Categorieën dierlijke producten en diensten
De volgende categorieën dierlijke producten en diensten worden onderscheiden:
261. |
Koemelk |
||||||||||
262. |
Buffelmelk |
||||||||||
311. |
Schapenmelk |
||||||||||
321. |
Geitenmelk |
||||||||||
330. |
Wol |
||||||||||
531. |
Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee) |
||||||||||
532. |
Broedeieren (alle soorten pluimvee) |
||||||||||
700. |
Honing en producten van de bijenteelt: honing, hydromel en andere producten en bijproducten van de bijenteelt |
||||||||||
800. |
Mest |
||||||||||
900. |
Andere dierlijke producten (dekgeld, embryo's, was, ganzen- of eendenlever, melk van andere dieren enz.) |
||||||||||
1100. |
Veehouderij op contract Ontvangsten voor veehouderij op contract op zodanige voorwaarden dat het voornamelijk gaat om een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan mesterij of andere veehouderij. Nadere gegevens over categorie 1100 „Veehouderij op contract”: De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.
|
||||||||||
1200. |
Andere diensten met betrekking tot dieren Bedrag van de ontvangsten voor andere diensten met betrekking tot dieren (weidegeld enz.). |
Codes voor ontbrekende gegevens
De volgende codes moeten worden gebruikt:
Code 0 |
: |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
Code 1 |
: |
Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dierlijke producten. |
Code 2 |
: |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
Code 3 |
: |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om de dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
Code 4 |
: |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL K
Voor mest (code 800) worden alleen gegevens over de verkopen (SA) verstrekt.
Voor de andere dierlijke producten (code 900) wordt slechts de waarde (in kolom V) verstrekt, aangezien voor een samenstel van heterogene producten geen hoeveelheid kan worden opgegeven.
Voor diensten met betrekking tot dieren zoals veehouderij op contract (de codes 1100 tot en met 1190) en andere diensten (code 1200) worden alleen de ontvangsten vermeld; dit gebeurt onder „verkopen” (SA) in kolom „waarde” (V).
Hoeveelheid (kolom Q)
De hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintaal (100 kg) behalve voor eieren (de codes 531 en 532), die in duizendtallen worden vermeld.
Voor honing en andere producten van de bijenteelt (code 700) wordt de hoeveelheid uitgedrukt in honingequivalent.
OV Begininventaris
De producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K.
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer op de inventarisdatum.
CV Eindinventaris
Waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer op de inventarisdatum.
PR Productie tijdens het boekjaar
Hoeveelheid (kolom Q)
De hoeveelheden dierlijke producten die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (zonder eventuele verliezen). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten). Omvat de productie die wordt gebruikt voor verwerking in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden.
De door kalveren bij de koe gezogen melk is niet in de productie begrepen.
SA Verkopen
Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd).
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K.
Waarde (kolom V)
Bedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten in voorraad bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar.
Het bedrag van de verkochte producten omvat de waarde van de teruggeleverde producten (ondermelk enz.). Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.
Eventuele schadeloosstellingen (bv. een uitkering in het kader van een verzekering tegen hagelschade) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet worden zij in tabel I „Gewassen” onder 90900 „overige” vermeld.
Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).
Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, onder code 2090 („overige specifieke kosten van de veehouderij”) of 3090 („overige specifieke kosten van gewassen”).
FC Verbruik in de huishouding en betalingen in natura
Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor broedeieren (code 532).
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K.
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.
FU Intern verkeer
Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om:
— |
veevoer: de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Door kalveren bij de koe gezogen melk wordt niet tot het intern verkeer gerekend; |
— |
producten die worden gebruikt in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:
|
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K.
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer. Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.
Tabel L
Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden
Structuur van de tabel
Categorie andere winstgevende werkzaamheden |
Code (*) |
Ontbrekende gegevens |
Code (**) |
|
Kolommen |
||
Inlichtingengroep |
Hoeveelheid |
Waarde |
|
Q |
V |
||
OV |
Begininventaris |
— |
|
CV |
Eindinventaris |
— |
|
PR |
Productie |
|
— |
SA |
Verkopen |
— |
|
FC |
Verbruik in de huishouding |
— |
|
FU |
Intern verkeer |
— |
|
Code (*) |
Omschrijving |
261 |
Verwerking van koemelk |
262 |
Verwerking van buffelmelk |
311 |
Verwerking van schapenmelk |
321 |
Verwerking van geitenmelk |
900 |
Verwerking van vlees of andere dierlijke producten |
1010 |
Verwerking van gewassen |
1020 |
Bosbouw en houtverwerking |
2010 |
Loonwerk |
2020 |
Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding |
2030 |
Opwekking van hernieuwbare energie |
9000 |
Andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” |
Code (**) |
Omschrijving |
0 |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
1 |
Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten. |
2 |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
3 |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
4 |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
De definitie van een AWW is die welke wordt gebruikt in de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven (bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1166/2008) en in de communautaire typologie van de landbouwbedrijven (artikel 4 van en bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1242/2008). Behalve in uitzonderlijke gevallen volgt deze definitie de Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE herz.2) en de Handleiding land- en bosbouwrekeningen EAA/EAF 97 herz.1.1.
Bij „andere winstgevende werkzaamheden” (AWW's) die rechtstreeks met het bedrijf verband houden, gaat het om niet-agrarische activiteiten die een economische impact op het bedrijf hebben en waarvoor gebruik wordt gemaakt van de agrarische hulpbronnen (productiemiddelen of producten) van het bedrijf.
In dit verband wordt met „winstgevende werkzaamheden” actief werk bedoeld; zuiver financiële investeringen blijven daarom buiten beschouwing. Het verpachten van grond of andere agrarische hulpbronnen van het bedrijf voor diverse activiteiten zonder verdere betrokkenheid bij die activiteiten wordt niet als een AWW beschouwd, maar als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf.
De verwerking van landbouwproducten wordt als een AWW beschouwd, tenzij de verwerking wordt beschouwd als een onderdeel van een landbouwactiviteit. De verwerking van wijn en de productie van olijfolie zijn daarom uitgesloten tenzij de ingekochte hoeveelheid wijn of olijfolie aanzienlijk is.
De verwerking van een primair landbouwproduct tot een verwerkt secundair product op het bedrijf, ongeacht of de grondstoffen op het bedrijf worden geproduceerd of elders worden gekocht, wordt als een AWW beschouwd. Dit omvat onder meer de verwerking van vlees, de bereiding van kaas enz.
Categorieën andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden
De volgende categorieën AWW's worden onderscheiden:
261. |
Verwerking van koemelk |
||||||
262. |
Verwerking van buffelmelk |
||||||
311. |
Verwerking van schapenmelk |
||||||
321. |
Verwerking van geitenmelk |
||||||
900. |
Verwerking van vlees of andere dierlijke producten |
||||||
1010. |
Verwerking van plantaardige producten, met uitzondering van wijn en olijfolie. Omvat de productie van alcohol uit andere landbouwproducten dan druiven, cider of perenwijn. |
||||||
1020. |
Bosbouw en houtverwerking. Omvat de verkopen, tijdens het boekjaar, van gekapt hout en hout op stam, van andere bosproducten dan hout (kurk, hars enz.) en van verwerkt hout. |
||||||
2010. |
Loonwerk voor derden. De verhuur van bedrijfsmachines zonder arbeidskrachten van het bedrijf of het loutere inzetten van arbeidskrachten van het bedrijf voor loonwerk worden niet als AWW's beschouwd, maar als onderdelen van de landbouwactiviteit. |
||||||
2020. |
Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Zij omvatten de dankzij het toerisme ontvangen vergoedingen (voor de verhuur van kampeerplaatsen en vakantieverblijven, het beschikbaar stellen van faciliteiten voor paardrijden, jacht- en visserijverhuur enz.). |
||||||
2030. |
Opwekking van hernieuwbare energie. Hierbij gaat het om de opwekking van hernieuwbare energie voor de markt, inclusief biogas, biobrandstof en elektriciteit, met windturbines of andere installaties of uit landbouwgrondstoffen. Niet inbegrepen, maar beschouwd als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf, zijn:
|
||||||
9000. |
Andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”. Andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf, niet elders genoemd. |
Codes voor ontbrekende gegevens
De volgende codes moeten worden gebruikt:
Code 0 |
: |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
Code 1 |
: |
Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten. |
Code 2 |
: |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
Code 3 |
: |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
Code 4 |
: |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL L
Hoeveelheid (kolom Q)
Deze hoeveelheden moeten worden aangegeven in kwintaal (100 kg).
Voor verwerkte producten op basis van melk (de codes 261, 262, 321 en 322) wordt de geproduceerde hoeveelheid vloeibare melk aangegeven ongeacht de vorm (room, boter, kaas enz.) waarin zij wordt verkocht, wordt verbruikt in de huishouding, als betaling in natura wordt gegeven of in eigen bedrijf wordt gebruikt.
L.OV Begininventaris
De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).
Waarde (kolom V)
De waarde van de producten is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.
L.CV Eindinventaris
De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).
Waarde (kolom V)
De waarde van de producten is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.
L.PR Productie van het boekjaar
Hoeveelheid (kolom Q)
Dit gegeven hoeft alleen te worden verstrekt voor de categorieën die op de melkverwerking betrekking hebben (de codes 261 tot en met 321).
Bedoeld is de hoeveelheid vloeibare melk die tijdens het boekjaar op het bedrijf is geproduceerd en die voor de bereiding van de verwerkte producten wordt gebruikt.
L.SA Verkopen
Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd) en de ontvangsten van andere winstgevende werkzaamheden.
Waarde (kolom V)
Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.
Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet worden zij in tabel I „Gewassen” onder code 90900 „overige” vermeld.
Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, in de desbetreffende categorie van specifieke AWW-kosten (de codes 4010 tot en met 4040).
L.FC Verbruik in de huishouding en betalingen in natura
Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura).
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010) en toeristische activiteiten (code 2020).
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.
L. Intern verkeer
Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om producten die op het bedrijf zijn verwerkt (melk verwerkt tot kaas, granen verwerkt tot brood, vlees verwerkt tot ham enz.) en gebruikt voor de catering of voor toeristische accommodatie.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010) en toeristische activiteiten (code 2020).
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.
Tabel M
Subsidies
Structuur van de tabel
Categorie subsidies |
Code (*) |
|
||
Financieringswijze |
Code (**) |
|||
Basiseenheid |
Code (***) |
|||
Inlichtingengroep |
Kolommen |
|||
Aantal basiseenheden |
Waarde |
|||
N |
V |
|||
S |
Subsidie |
|
|
De codes voor de categorieën subsidies moeten uit de onderstaande lijst worden gekozen:
Subsidiecategorie:
Code (*) |
Omschrijving |
Bedrijfstoeslagregeling |
|
1110 |
„normaal” |
1120 |
grasland |
1130 |
bijzonder toeslagrecht |
1200 |
Regeling inzake één enkele areaalbetaling |
Artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (10) |
|
2110 |
Steun voor de zuivelsector |
2120 |
Steun voor de rundvleessector |
2130 |
Steun voor de schapen- en geitensector |
2140 |
Steun voor de rijstsector |
2150 |
Steun voor andere gewassen |
2160 |
Steun voor andere dieren |
2170 |
Ontkoppelde steun |
Geselecteerde gekoppelde rechtstreekse EU-betalingen |
|
2210 |
Zoogkoeienpremie |
2220 |
Aanvullende zoogkoeienpremie |
2230 |
Ooien- en geitenpremie |
2240 |
Aanvullende ooien- en geitenpremie |
2250 |
Katoen |
2270 |
Andere groenten & fruit |
Andere gekoppelde rechtstreekse betalingen voor specifieke activiteiten |
|
Akkerbouwgewassen |
|
2311 |
Granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen |
2312 |
Aardappelen |
2313 |
Suikerbieten |
2314 |
Handelsgewassen |
2315 |
Groenten |
2316 |
Braakland |
2319 |
Niet gedefinieerde akkerbouwgewassen |
2320 |
Blijvend grasland |
Meerjarige teelten |
|
2331 |
Bessen en noten |
2332 |
Pit- en steenvruchten |
2333 |
Citrusvruchtaanplantingen |
2334 |
Olijfboomgaarden |
2335 |
Wijngaarden |
2339 |
Niet gedefinieerde meerjarige teelten |
Dieren |
|
2341 |
Zuivelsector |
2342 |
Rundvlees |
2343 |
Niet gedefinieerd vee |
2344 |
Schapen en geiten |
2345 |
Varkens en pluimvee |
2349 |
Niet gedefinieerde dieren |
Leningen en subsidies van buitengewone aard |
|
2810 |
Betalingen bij rampen |
2890 |
Overige |
2900 |
Subsidies die niet aan één bepaalde activiteit kunnen worden toegerekend of niet onder één van de bovenstaande codes kunnen worden geregistreerd |
Plattelandsontwikkeling |
|
3100 |
Investeringssubsidies |
3200 |
Overige — zwaartepunt 1 |
3300 |
Agromilieu- en dierenwelzijnsbetalingen |
3400 |
Natura 2000-betalingen zonder bosbouw |
3500 |
Betalingen voor natuurlijke handicaps in berggebieden en betalingen in andere gebieden met handicaps |
3600 |
Bosbouw, met inbegrip van Natura 2000-betalingen voor bosbouw |
3700 |
Overige — zwaartepunt 2 |
3900 |
Andere betalingen voor plattelandsontwikkeling |
Premies en subsidies voor kosten |
|
4100 |
Lonen en sociale lasten |
4200 |
Motorbrandstoffen |
Vee |
|
4310 |
Veevoeder voor graasdieren |
4320 |
Veevoeder voor varkens en pluimvee |
4330 |
Overige kosten van de veehouderij |
Gewassen |
|
4410 |
Zaden |
4420 |
Meststoffen |
4430 |
Gewasbescherming |
4440 |
Overige specifieke kosten van gewassen |
Algemene bedrijfskosten |
|
4510 |
Elektriciteit |
4520 |
Verwarmingsbrandstoffen |
4530 |
Water |
4540 |
Verzekering |
4550 |
Rente |
4600 |
Kosten voor WWA's |
4800 |
Andere kosten |
4900 |
Subsidies voor kosten op basis van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 |
Premies en subsidies voor de aankoop van vee |
|
5100 |
Zuivel |
5200 |
Rundvlees |
5300 |
Schapen en geiten |
5400 |
Varkens en pluimvee |
5900 |
Andere dieren |
9000 |
Verschillen betreffende voorgaande boekjaren |
De codes voor de financieringswijze van de subsidie worden uit de onderstaande lijst gekozen:
Code (**) |
Omschrijving |
1 |
De subsidie wordt uitsluitend uit de EU-begroting gefinancierd. |
2 |
De maatregel wordt gecofinancierd door de EU en de lidstaat. |
3 |
De maatregel wordt niet uit de EU-begroting, maar uit andere overheidsmiddelen gefinancierd. |
De codes die de basiseenheden aangeven, worden uit de onderstaande lijst gekozen:
Code (***) |
Omschrijving |
1 |
De subsidie wordt per stuk vee toegekend. |
2 |
De subsidie wordt per ha toegekend. |
3 |
De subsidie wordt per ton toegekend. |
4 |
Bedrijf/overige: de subsidie wordt toegekend voor het hele bedrijf of op een wijze die niet in de overige categorieën past |
De premies en de subsidies die de bedrijven tijdens het boekjaar hebben ontvangen, exclusief de investeringspremies en -subsidies, worden in de format van tabel M „Subsidies” geregistreerd. De investeringspremies en –subsidies worden opgenomen in tabel D „Activa”. Voorts hoeven alleen die premies en subsidies te worden vermeld die uit overheidsmiddelen zijn toegekend.
In de regel moeten alle premies en subsidies die op het lopende boekjaar betrekking hebben, worden aangegeven, zelfs al zijn die nog niet ontvangen. Eén uitzondering zijn de betalingen in het kader van de plattelandsontwikkeling. Voor die betalingen gaat het alleen om de tijdens het boekjaar ontvangen bedragen.
Binnen de format van tabel M moet elke premie of subsidie worden omschreven aan de hand van de juiste code voor de subsidiecategorie, de juiste code voor de financieringswijze en de juiste code voor de basiseenheid. Aangezien de subsidies kunnen verschillen wat de financieringswijze en de gebruikte basiseenheid betreft, kunnen er verschillende tabellen per subsidiecategorie zijn. Elke tabel heeft slechts één rij, waar het aantal basiseenheden (N) en de waarde van de subsidie (V) moeten worden vermeld.
(1) PB L 347 van 24.12.2009, blz. 14.
(2) PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1.
(3) PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3.
(4) Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3).
(5) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(6) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
(7) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.
(8) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.