This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32009R0193
Commission Regulation (EC) No 193/2009 of 11 March 2009 imposing a provisional anti-dumping duty on imports of biodiesel originating in the United States of America
Verordening (EG) nr. 193/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
Verordening (EG) nr. 193/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
PB L 67 van 12.3.2009, p. 22–49
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 13/09/2009
12.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 193/2009 VAN DE COMMISSIE
van 11 maart 2009
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 7,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
Op 13 juni 2008 heeft de Commissie met een bericht („het bericht van inleiding”) in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) de inleiding van een antidumpingprocedure („het AD-onderzoek” of „het onderzoek”) betreffende de invoer in de Gemeenschap van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de VS” of „het betrokken land”) aangekondigd. |
(2) |
Diezelfde dag heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) de inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van biodiesel van oorsprong uit de VS aangekondigd en in dat verband een afzonderlijk onderzoek geopend („de AS-procedure”). |
(3) |
Het AD-onderzoek werd geopend naar aanleiding van een klacht die op 29 april 2008 door de European Biodiesel Board („de klager”) werd ingediend namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van biodiesel in de Gemeenschap voor hun rekening nemen. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het AD-onderzoek te openen. |
(4) |
De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten/exporteurs in de VS, importeurs, leveranciers, gebruikers en verenigingen, de autoriteiten van de VS, de klagende communautaire producenten en andere haar bekende betrokken communautaire producenten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
1.1. Steekproef van producenten/exporteurs in de VS
(5) |
Gezien het kennelijk grote aantal producenten/exporteurs in de VS werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening voor de vaststelling van dumping gebruik te maken van een steekproef. |
(6) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, werd de producenten/exporteurs in de VS verzocht uiterlijk 15 dagen na de datum van opening van het onderzoek contact met haar op te nemen en basisinformatie te verstrekken over hun uitvoer en binnenlandse verkoop, hun exacte activiteiten met betrekking tot de productie, het mengen en het verhandelen van biodiesel, alsmede de namen en activiteiten te verschaffen van alle met hen verbonden ondernemingen die betrokken waren bij de productie, het mengen en het verhandelen van het betrokken product, een en ander in het onderzoektijdvak („OT”), dat liep van 1 april 2007 en 31 maart 2008 en in overweging 15 nader wordt omschreven. |
(7) |
Ook de autoriteiten van de VS en de National Biodiesel Board (de Amerikaanse producentenvereniging) werden geraadpleegd over de selectie van een representatieve steekproef. |
1.1.1. Eerste selectie van medewerkende producenten/exporteurs in de VS
(8) |
In totaal maakten zich 54 producenten/exporteurs of groepen producenten/exporteurs kenbaar, die binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn de vereiste informatie verschaften. Hiervan gaven er 29 te kennen dat zij in het OT biodiesel naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd en dat zij in de steekproef wensten te worden opgenomen, terwijl 25 ondernemingen meldden dat zij in het OT geen biodiesel naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd; twee van hen verzochten uit de procedure te worden verwijderd. Derhalve werden 52 producenten/exporteurs of groepen producenten/exporteurs geacht mee te werken aan het onderzoek. |
(9) |
Producenten/exporteurs die zich niet binnen de eerder genoemde termijn kenbaar maakten of die de verlangde informatie niet op tijd leverden, werden geacht niet aan het onderzoek mee te werken. Vergelijking van de uitvoerstatistiek van de VS met de door bovenbedoelde medewerkende ondernemingen voor het OT opgegeven uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap wijst erop dat de medewerking van de producenten/exporteurs in de VS hoog was, zoals in overweging 57 wordt vermeld. |
1.1.2. Selectie van de steekproef van medewerkende producenten/exporteurs in de VS
(10) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening werd, voor de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap, een steekproef geselecteerd op basis van de grootste representatieve exporthoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Op basis van de informatie die de Commissie van de producenten/exporteurs heeft ontvangen, heeft zij een steekproef van zes producenten/exporteurs of groepen producenten/exporteurs geselecteerd waarvan de uitvoer naar de Gemeenschap het grootst was. Volgens de in verband met de steekproef verzamelde informatie namen de geselecteerde ondernemingen of groepen in het OT 73 % van de totale door de in overweging 8 bedoelde medewerkende producenten/exporteurs gemelde exporthoeveelheid van het betrokken product naar de Gemeenschap voor hun rekening. De steekproef werd daarom geschikt geacht om het onderzoek te beperken tot een redelijk aantal producenten/exporteurs die binnen de beschikbare tijd konden worden onderzocht zonder afbreuk te doen aan de representativiteit. Alle betrokken producenten/exporteurs, alsmede de Amerikaanse producentenvereniging en de autoriteiten van de VS, werden hierover geraadpleegd en zij stemden in met de selectie van de steekproef. |
1.2. Steekproef van communautaire producenten
(11) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 1 van de basisverordening werd, zoals in overweging 63 wordt uiteengezet, na overleg met de klager op basis van de grootste productie- en verkoophoeveelheid in de Gemeenschap ook een steekproef van communautaire producenten geselecteerd. Hierbij werd ook rekening gehouden met een zekere geografische spreiding van de producenten over de Gemeenschap. Uiteindelijk werden elf communautaire producenten in de steekproef geselecteerd. De Commissie heeft vragenlijsten naar deze elf ondernemingen gestuurd. Een van de oorspronkelijk voor de steekproef in aanmerking genomen producenten moest echter worden uitgesloten omdat hij de vragenlijst niet goed had beantwoord. Er zijn dus binnen de vastgestelde termijn tien volledige antwoorden ontvangen. Deze tien in de steekproef geselecteerde producenten werden representatief voor alle communautaire producenten geacht. |
1.3. Partijen bij de procedure
(12) |
De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn kenbaar hadden gemaakt. Zo werd er een vragenlijst gestuurd naar de zes in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs of groepen producenten in de VS, naar de elf communautaire producenten in de steekproef, naar 18 gebruikers en naar 90 grondstofleveranciers. |
(13) |
Er werden antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van de zes in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs of producentengroepen in de VS, van tien in de steekproef opgenomen communautaire producenten, van één gebruiker en van zes grondstofleveranciers. |
(14) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
1.4. Onderzoektijdvak
(15) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2004 tot het einde van het OT (de „beoordelingsperiode”). |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
(16) |
In het bericht van inleiding werd het product dat zou zijn gedumpt, gedefinieerd als door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong (beter bekend als „biodiesel”), in ongemengde vorm of in mengsels, voornamelijk doch niet uitsluitend gebruikt als hernieuwbare brandstof, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken product”), die doorgaans worden aangegeven onder de GN-codes 3824 90 91, ex 3824 90 97, ex 2710 19 41, ex 1516 20 98, ex 1518 00 91 en ex 1518 00 99. |
(17) |
Volgens de US Internal Revenue Code (4) (US. CODE), Titel 26, § 40A, onder d), wordt biodiesel gedefinieerd als monoalkylesters van langketenige vetzuren afkomstig van plantaardig of dierlijk materiaal dat voldoet aan a) de registratievereisten voor brandstoffen en brandstofadditieven die door het Environmental Protection Agency zijn neergelegd in afdeling 211 van de Clean Air Act (42 U.S.C 7545), en b) de eisen van de American Society of Testing and Materials (ASTM) D6751. |
(18) |
Op grond van marktinformatie en algemeen beschikbare informatie (5) worden alle soorten biodiesel en biodieselmengsels (mengsels van biodiesel met minerale diesel, zoals wordt beschreven in overweging 20) die in de VS worden geproduceerd en verkocht, beschouwd als biodieselbrandstoffen, die deel uitmaken van een wetgevingspakket inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en alternatieve brandstoffen. |
(19) |
Bij het onderzoek bleek dat het bij in de VS geproduceerde biodiesel voornamelijk gaat om methylestervetzuur (MEVZ), dat afkomstig is van allerlei als grondstof voor biodiesel gebruikte plantaardige oliën (6). De term „ester” verwijst naar de esterificatie van plantaardige olie, namelijk het vermengen van de olie met alcohol. De term „methyl” verwijst naar methanol, de meest gebruikte alcohol in het proces, hoewel ook ethanol kan worden gebruikt; dan krijgt men ethylestervetzuren. Esterificatie is een vrij eenvoudig chemisch proces, maar moet voldoen aan de hoogste industriële normen om te garanderen dat de biodiesel van hoge kwaliteit is. |
(20) |
Bij het onderzoek werd bevestigd dat in de VS geproduceerde biodiesel in de regel door de producenten in verschillende verhoudingen wordt gemengd met minerale diesel, hierna „biodieselmengsels” genoemd, die aan verschillende typen afnemers worden verkocht. Verder bleek zuivere biodiesel te worden verkocht aan onafhankelijke ondernemingen, die deze biodiesel kochten of invoerden om die met minerale diesel te vermengen. Het vermengen van biodiesel met minerale diesel is een vrij eenvoudige bewerking die bijvoorbeeld kan worden uitgevoerd door beide dieselsoorten bij de fabrikant in tanks te mengen voordat de diesel in een tankwagen wordt afgeleverd, door de diesel in de gewenste verhouding biodiesel en minerale diesel in de tankwagen te storten of door de twee componenten bij hun aankomst bij de tankwagen inline te mengen. |
(21) |
Om de verschillende biodieselmengsels duidelijk van elkaar te onderscheiden, is er een internationaal erkend systeem, de „B”-factor, waarbij de exacte hoeveelheid biodiesel in elk biodieselmengsel wordt vastgesteld: zo wordt een mengsel met „X %” biodiesel gemerkt met B„X”, terwijl zuivere biodiesel wordt aangegeven met B100, wat 100 % biodiesel betekent. In de VS werd regelmatig vastgesteld dat een mengsel van 99 % biodiesel (7) en 1 % minerale diesel (B99) op de markt werd verkocht. Anders dan minerale diesel moet zuivere biodiesel vrij snel worden gebruikt en is deze niet langer dan 3-4 maanden houdbaar omdat hij anders oxideert en niet langer geschikt is voor verbruik. Door biodiesel met minerale diesel te mengen is biodiesel langer houdbaar. De 1 % minerale diesel in B99 is voldoende toxisch om het beschimmelen van de biodiesel te vertragen. |
(22) |
Uit het onderzoek bleek dat biodiesel en mengsels met een hoog biodieselgehalte (8) in het algemeen bestemd zijn om op de Amerikaanse markt te worden verkocht om verder te worden gemengd, terwijl mengsels met een laag biodieselgehalte (9) meestal worden geproduceerd om op de Amerikaanse markt te worden verkocht voor direct verbruik. In de VS is er dus een verschil tussen de markt voor mengsels met een hoog biodieselgehalte en die voor mengsels met een laag biodieselgehalte. |
(23) |
De klacht bevatte voorlopig bewijsmateriaal waaruit bleek dat biodiesel en bepaalde mengsels die in de VS werden geproduceerd en verkocht en naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, schade toebrachten aan de economische situatie van de klagende biodieselproducenten in de Gemeenschap. In overeenstemming met de kenmerken van de desbetreffende producenten en de binnenlandse markt in de VS, was het de bedoeling dat de definitie van het betrokken product ook biodiesel omvatte die in de desbetreffende biodieselmengsels was verwerkt. De definitie van het betrokken product zoals die is opgenomen in het bericht van inleiding en in overweging 16, moet worden verduidelijkt om precies aan te geven op welke producten het onderzoek betrekking moest hebben. |
(24) |
Uit het onderzoek bleek dat het bij de meeste voor direct verbruik in de VS verkochte biodieselmengsels gaat om B20, d.w.z. mengsels met 20 % biodiesel, zoals uitgelegd in overweging 21, die kan worden gebruikt voor naleving van de Energy Policy Act van 1992 (EPAct) (10), B6, B5 en B2. Uit algemeen beschikbare informatie blijkt dat deze mengsels, praktisch ongewijzigd, voor alle dieselmotoren kunnen worden gebruikt, zonder dat hierdoor de garantie van de autofabrikant in het geding komt. De prestaties van mengsels met een laag biodieselgehalte (tussen 2 % en 20 %) zijn gelijk aan die van minerale diesel. Wanneer een biodieselbrandstof boven B20 in een motor wordt gebruikt, moet de gebruiker rekening houden met een enigszins geringer vermogen en een zekere verslechtering van het draaimoment en het brandstofverbruik, terwijl de garantie van de autofabrikant in het algemeen niet meer geldt voor motorschade. |
(25) |
Het onderzoek heeft aangetoond dat zuivere biodiesel en mengsels met een hoog biodieselgehalte in het algemeen niet worden gebruikt voor direct verbruik in de VS. Zuivere biodiesel wordt in de regel gemengd voordat hij op de markt wordt verkocht. De mengsels worden uiteindelijk gebruikt in de vervoerssector als brandstof voor dieselmotoren van voertuigen voor het wegverkeer, zoals personenauto's, vrachtwagens en bussen, maar ook voor treinen. Verder kan biodiesel worden gebruikt als brandstof voor boilers voor huishoudelijk, commercieel en industrieel gebruik, en ook als brandstof voor generatoren voor de elektriciteitsproductie. Momenteel worden tests uitgevoerd om te kijken naar de mogelijkheid om biodieselmengsels in luchtvaartuigen te gebruiken. |
(26) |
Daarom moet het betrokken product voor het onderzoek worden gedefinieerd als door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in ongemengde vorm of in mengsels met een biodieselgehalte boven B20. Het gaat dus om zuivere biodiesel (B100) van oorsprong uit de VS en om alle mengsels boven B20, d.w.z. mengsels met meer dan 20 % biodiesel van oorsprong uit de VS („het betrokken product”). Met deze drempel moet het mogelijk zijn een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende soorten mengsels die op de Amerikaanse markt verkrijgbaar zijn. |
(27) |
Vastgesteld is dat alle soorten biodiesel en de biodiesel in de mengsels waarop dit onderzoek betrekking heeft, ondanks mogelijke verschillen wat de gebruikte grondstoffen en het productieproces betreft, dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doelen worden gebruikt. De mogelijke variaties in het betrokken product veranderen niets aan zijn basisdefinitie en eigenschappen, noch aan het beeld dat de verschillende partijen ervan hebben. |
(28) |
Het betrokken product valt onder de GN-codes 3824 90 91, ex 3824 90 97, ex 2710 19 41, ex 1516 20 98, ex 1518 00 91 en ex 1518 00 99. |
2.1. Soortgelijk product
(29) |
Vastgesteld werd dat de producten die in de VS worden vervaardigd en daar op de binnenlandse markt worden verkocht en waarop dit onderzoek betrekking heeft, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik hebben als de producten die uit de VS naar de Gemeenschap worden uitgevoerd. Evenzo hebben de door de communautaire producenten vervaardigde en op de communautaire markt verkochte producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik als de producten die uit de VS naar de Gemeenschap worden uitgevoerd. |
(30) |
Aangevoerd is dat sommige gebruikers, vooral in Duitsland, zuivere biodiesel (B100) gebruiken als goedkoper alternatief voor minerale diesel of de mengsels die op de communautaire markt voor direct verbruik worden aangewend. Uit het onderzoek van dit argument bleek dat de meeste verkopen van zuivere biodiesel door communautaire producenten op de communautaire markt bestemd waren voor ondernemingen die deze biodiesel mengden met minerale diesel. Het feit dat sommige reders en transportondernemers omschakelen op B100 is op communautair niveau vrij uitzonderlijk. Biodiesel wordt op de communautaire markt niet zozeer ter vervanging van minerale diesel gebruikt, maar als aanvullend product. |
(31) |
Dit verandert niets aan het feit dat de verschillende soorten van het betrokken product die in de VS worden vervaardigd en vervolgens naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, verwisselbaar zijn met de producten die in de Gemeenschap door communautaire biodieselproducenten worden vervaardigd en verkocht. Eventuele verschillen in het gebruik en in het beeld dat de producenten en gebruikers van het product hebben, zijn niet van dien aard dat dit de definitie van het soortgelijke product verandert. |
(32) |
Eén belanghebbende voerde aan dat het betrokken product, en met name zuivere biodiesel, andere fysische en chemische eigenschappen heeft dan de in de Gemeenschap geproduceerde soortgelijke biodiesel. Terwijl de biodiesel in de EG van raapzaadolie wordt vervaardigd, zouden de producenten in de VS alleen sojabonenolie gebruiken. Daarom zouden deze twee soorten van het product niet onderling verwisselbaar zijn en op de communautaire markt niet direct met elkaar concurreren. De belanghebbende wees er met name op dat de koudevloei-eigenschappen en de joodgetallen van elkaar zouden afwijken. |
(33) |
De Commissie heeft het argument onderzocht en het volgende vastgesteld:
|
(34) |
Omdat voor „soortgelijkheid” volgens artikel 1, lid 4, van de basisverordening niet vereist is dat de producten in alle opzichten identiek zijn, is niet elke kleine variatie in de verschillende productsoorten voldoende om van invloed te zijn op de algemene vaststelling dat het betrokken product en het soortgelijke product uit de Gemeenschap soortgelijk zijn. |
(35) |
Tussen de verschillende soorten van het betrokken product en de soortgelijke producten uit de Gemeenschap die op de communautaire markt worden verkocht, werden dus geen verschillen vastgesteld die tot de conclusie leiden dat de door de communautaire producenten vervaardigde en op de communautaire markt verkochte producten geen soortgelijke producten zijn, met dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen als het in de VS vervaardigde product dat naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd. Daarom luidt de voorlopige conclusie dat alle soorten biodiesel worden beschouwd als soortgelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Opmerking vooraf
(36) |
Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de Amerikaanse autoriteiten mengers een accijnsverlaging („blender's credit”) van 1 dollar per gallon zuivere biodiesel in een mengsel van biodiesel en minerale diesel toekenden. |
(37) |
Alle producenten/exporteurs in de steekproef voerden aan dat voor de vaststelling van hun dumpingmarge een correctie had moeten worden aangebracht voor hun uitvoer en binnenlandse verkoop van biodieselmengsels, hetzij door hun verkoopprijs naar boven te corrigeren met het bedrag van de accijnsverlaging of door dit bedrag van de productiekosten van de desbetreffende verkopen af te trekken. |
(38) |
Opgemerkt zij dat de wettelijke bepalingen ter zake, namelijk artikel 14, lid 1, van de basisverordening en artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (11), verbieden dat op hetzelfde product zowel een antidumpingrecht als een compenserend recht wordt geheven ter verhelping van een zelfde situatie die door dumping of toekenning van uitvoersubsidies is ontstaan. Bij de AS-procedure werd evenwel vastgesteld dat de accijnsverlaging een subsidie is die op dezelfde wijze en voor hetzelfde bedrag zowel voor de uitvoer als voor de binnenlandse verkoop beschikbaar is, zodat er geen sprake is van een uitvoersubsidie. Daarom luidt de voorlopige conclusie dat de argumenten voor een correctie van de hand moeten worden gewezen. |
3.2. Normale waarde
(39) |
Voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst vastgesteld of de binnenlandse verkoop van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers in representatieve hoeveelheden plaatsvond, d.w.z. of de totale omvang van die verkoop in het OT ten minste 5 % van de totale omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg. |
(40) |
Bij één in de steekproef opgenomen producent/exporteur werd vastgesteld dat hij het betrokken product niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht. Daarom moest de normale waarde voor deze producent/exporteur overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden berekend. |
3.2.1. In de steekproef opgenomen medewerkende producenten/exporteurs met een over het geheel genomen representatieve binnenlandse verkoop
(41) |
Voor de in de steekproef opgenomen producenten met een over het geheel genomen representatieve binnenlandse verkoop stelde de Commissie vervolgens vast welke door de producent/exporteur op de binnenlandse markt verkochte productsoorten identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde productsoorten. |
(42) |
De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer in het OT van die soort aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort die naar de Gemeenschap was uitgevoerd. |
(43) |
De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van de betrokken ondernemingen had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het OT vastgesteld. |
(44) |
Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die soort in het OT, ongeacht de vraag of die verkopen winstgevend waren of niet. |
(45) |
Wanneer de winstgevende verkoop van een soort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkopen van die soort. |
(46) |
Voor productsoorten die niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werden verkocht of die niet in het kader van normale handelstransacties werden verkocht, moest de normale waarde op basis van artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden berekend. Daartoe werden de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en een redelijke winstmarge opgeteld bij de eigen gemiddelde kosten van de exporteur voor de vervaardiging van de productsoort in het OT. In overeenstemming met artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden het percentage voor de VAA-kosten en de winstmarge gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten en de winstmarge van de verkoop in het kader van normale handelstransacties van het soortgelijke product van de respectieve producent/exporteur. |
3.2.2. De in de steekproef opgenomen medewerkende producent/exporteur zonder een over het geheel genomen representatieve binnenlandse verkoop
(47) |
Voor de medewerkende producent/exporteur zonder representatieve binnenlandse verkoop werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend door de VAA-kosten en een redelijke winstmarge op te tellen bij de eigen kosten van de onderneming voor de vervaardiging van het betrokken product. In overeenstemming met artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening werden het percentage voor de VAA-kosten en de winstmarge gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten en de winstmarge die voor de andere bij het onderzoek betrokken producenten/exporteurs waren vastgesteld voor de productie en de verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product. |
(48) |
Voor deze onderneming werd overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening een correctie aangebracht om er rekening mee te houden dat zij nog maar onlangs was opgericht. Er werd een correctie voor de overheadkosten aangebracht om rekening te houden met de geringe bezettingsgraad tijdens de startfase. |
3.3. Uitvoerprijs
(49) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening werden de uitvoerprijzen vastgesteld aan de hand van de werkelijk voor het betrokken product betaalde of te betalen prijzen. |
(50) |
Bij uitvoer naar de Gemeenschap via verbonden handelsondernemingen in of buiten de Gemeenschap werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijzen bij wederverkoop aan de eerste onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, naar behoren gecorrigeerd voor alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop, en voor de winst. |
3.4. Vergelijking
(51) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. |
(52) |
Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. |
(53) |
Op grond hiervan werden in voorkomend geval correcties toegepast voor de kosten van vervoer, zeevracht, verzekering, lading, lossing en aanverwante kosten, krediet en commissies, waar die gerechtvaardigd waren. |
3.5. Dumpingmarges
3.5.1. Voor de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs
(54) |
Voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd het gewogen gemiddelde van de normale waarde van elke naar de Gemeenschap uitgevoerde soort van het betrokken product in overeenstemming met artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening vergeleken met het gewogen gemiddelde van de uitvoerprijs van de desbetreffende soort van het betrokken product. |
(55) |
Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring:
|
3.5.2. Voor de andere medewerkende producenten/exporteurs
(56) |
De gewogen gemiddelde dumpingmarge van de medewerkende producenten/exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, werd in overeenstemming met artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend. Dit gebeurde op basis van de voor de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs vastgestelde dumpingmarges. Op grond van deze berekening werd de dumpingmarge voor medewerkende, maar niet de in de steekproef opgenomen ondernemingen voorlopig vastgesteld op 33,7 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring. |
3.5.3. Voor niet-medewerkende producenten/exporteurs
(57) |
Wat alle andere exporteurs in de VS betreft, stelde de Commissie eerst de mate van medewerking vast. Er werd een vergelijking gemaakt tussen de totale uitgevoerde hoeveelheden, als vermeld in de antwoorden van de medewerkende producenten/exporteurs op de steekproefvragenlijst, en de totale invoer uit de VS, zoals afgeleid uit de uitvoerstatistieken van de VS. Op die manier werd de mate van medewerking vastgesteld op 81 %. Op grond daarvan werd de mate van medewerking als hoog aangemerkt. Om de doeltreffendheid van de maatregelen te waarborgen, werd het passend geacht de dumpingmarge voor de niet-medewerkende producenten/exporteurs vast te stellen op die voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producent/exporteur met de hoogste individuele dumping- en schademarge. |
(58) |
Zodoende werd de dumpingmarge voor het gehele land voorlopig vastgesteld op 57,3 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring. |
4. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP
4.1. Communautaire productie en situatie
(59) |
Om de totale communautaire productie en de steun voor het onderzoek vast te stellen, werd gebruik gemaakt van alle beschikbare informatie, waaronder de informatie in de klacht en de gegevens die voor en na de opening van het onderzoek bij de communautaire producenten zijn verkregen. |
(60) |
Op grond van deze informatie werd vastgesteld dat de totale communautaire productie in het OT ongeveer 5 400 duizend ton bedroeg. Drie tot dezelfde groep behorende ondernemingen bleken banden te hebben met producenten/exporteurs in de VS, terwijl de groep zelf ook grote hoeveelheden van het betrokken product van met hem verbonden exporteurs in de VS invoerde. Deze ondernemingen werden daarom van het begrip communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening uitgesloten. Bijgevolg lag het productievolume op basis waarvan de situatie werd vastgesteld, tussen 4 200 en 4 600 duizend ton. |
(61) |
Vastgesteld werd dat de ondernemingen die de klacht steunden en aan het onderzoek meewerkten, in het OT meer dan 60 % van de in overweging 60 vermelde communautaire productie van biodiesel vertegenwoordigden. De in overweging 63 bedoelde onderneming die geen medewerking aan het onderzoek verleende, werd niet geacht de klacht te ondersteunen. De Commissie was van oordeel dat de klacht en het onderzoek door een groot deel van de communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening werden gesteund. |
4.2. Steekproeven
(62) |
Wegens het grote aantal communautaire producenten werd besloten voor de vaststelling van aanmerkelijke schade een steekproef te selecteren. Alle potentiële producenten van het soortgelijke product in de Gemeenschap kregen een steekproefformulier toegestuurd. In eerste instantie werd goede informatie verstrekt door meer dan 40 ondernemingen, die er ook mee instemden mee te werken bij de procedure. De drie in overweging 60 bedoelde ondernemingen werden om de aldaar genoemde redenen niet bij de steekproef betrokken. |
(63) |
Van de resterende ondernemingen werden er op grond van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheid in de Gemeenschap elf voor de steekproef geselecteerd, zoals in overweging 11 al is gezegd. Eén van de oorspronkelijk voor de steekproef in aanmerking genomen producenten moest worden uitgesloten omdat deze niet meewerkte aan het onderzoek. De overige tien werden representatief voor de gehele communautaire productie geacht. |
(64) |
Wanneer er hierna sprake is van „bedrijfstak van de Gemeenschap” of „de in de steekproef opgenomen communautaire producenten”, heeft dat betrekking op deze tien in de steekproef opgenomen producenten. |
5. SCHADE
(65) |
Zoals in overweging 15 al is gezegd, bestreek het onderzoek naar de ontwikkelingen die voor de beoordeling van de schade relevant zijn, de periode van januari 2004 tot het eind van het OT. Uit het onderzoek bleek evenwel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2004 praktisch nog in de kinderschoenen stond. Daarom werd het zinvoller geacht bij de analyse uit te gaan van de ontwikkelingen in het tijdvak van 2005 tot het eind van het OT („de analyseperiode”). Toch is de voor 2004 verzamelde informatie in onderstaande tabellen ook weergegeven. |
5.1. Verbruik in de Gemeenschap
Tabel 1
Verbruik in de Gemeenschap |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Hoeveelheid (ton) |
1 936 034 |
3 204 504 |
4 968 838 |
6 644 042 |
6 608 659 |
Index (2005=100) |
60 |
100 |
155 |
207 |
206 |
(66) |
Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de omvang van de totale communautaire productie van alle communautaire producenten op de communautaire markt, zoals vastgesteld in overweging 60, minus hun uitvoer plus de invoer uit het bij dit onderzoek betrokken land en uit andere derde landen. |
(67) |
Voor de invoer uit de VS werden de volgende bronnen geraadpleegd:
|
(68) |
Toen deze informatie werd geanalyseerd, bleek dat de Eurostatgegevens voor een beoordeling van het verbruik onbruikbaar waren, omdat er tot eind 2007 geen afzonderlijke GN-code bestond voor de douaneclassificatie van de verschillende soorten van het betrokken product. De invoer van het betrokken product werd geclassificeerd onder een aantal codes, die ook invoergegevens voor andere producten omvatten. Daarom werd het zinvoller geacht de Amerikaanse uitvoerstatistieken voor de vaststelling van betrouwbare invoer- en verbruiksgegevens en voor de ontwikkeling van de invoer te gebruiken. Voor zover deze bron werd gebruikt, werd rekening gehouden met de tijd die nodig is voor het vervoer van de goederen van de VS naar de Gemeenschap; om dit tijdsverschil tussen verzending en aankomst in aanmerking te nemen, werden de uitvoerstatistieken met één maand gecorrigeerd. |
(69) |
Wat de invoer uit andere landen en de uitvoer van de communautaire producenten betreft, werd wegens het beperkte nut van de Eurostatgegevens, zoals hierboven beschreven, vertrouwd op de juistheid van de in de klacht vermelde gegevens. |
(70) |
Op grond hiervan werd vastgesteld dat het verbruik van biodiesel in de Gemeenschap tussen 2005 en 2007 met 107 % toenam, en vervolgens in het OT met 1 procentpunt licht daalde. Over het geheel genomen verdubbelde het verbruik in de analyseperiode ruimschoots. |
(71) |
De toename van de vraag was vooral te danken aan stimulansen van de lidstaten om het verbruik van biobrandstoffen te bevorderen na de goedkeuring van Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (12) en van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (13). |
5.2. Omvang van de invoer uit het betrokken land en marktaandeel
Tabel 2
Invoer uit de VS |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Hoeveelheid (ton) |
2 634 |
11 504 |
50 838 |
730 922 |
1 137 152 |
Index (2005=100) |
23 |
100 |
442 |
6 354 |
9 885 |
Marktaandeel |
0,1 % |
0,4 % |
1,0 % |
11,0 % |
17,2 % |
Index (2005=100) |
25 |
100 |
250 |
2 750 |
4 300 |
Bron: Uitvoerstatistiek van de VS. |
(72) |
De omvang van de invoer uit de VS nam aanzienlijk toe, van ongeveer 11 500 ton in 2005 tot ruim 1 137 000 ton in het OT. |
(73) |
Tijdens de analyseperiode, nam de invoer met dumping uit de VS voortdurend toe, zodat het marktaandeel van Amerikaanse biodiesel op de communautaire markt steeg van 0,4 % in 2005 tot 17,2 % in het OT. De invoer met dumping is dan ook sterk toegenomen, zowel in absolute cijfers als wat het aandeel in het verbruik in de Gemeenschap in die periode betreft. |
(74) |
„Splash and dash” is een in de biodieselbranche gebruikte term om een praktijk te beschrijven waarbij biodiesel die van buitenlandse oorsprong zou zijn, naar de Gemeenschap wordt vervoerd via de VS, waar amper een druppel (0,01 % van het uiteindelijke mengsel) conventionele diesel aan de biodiesel wordt toegevoegd zodat de menger in de VS subsidie kan krijgen. |
(75) |
De Amerikaanse partijen voerden aan dat de plotselinge sterke stijging van de invoer uit de VS op de communautaire markt te wijten is aan deze splash and dash-praktijken, die 40 % van de invoer uit de VS in het OT zou betreffen. Verder betoogden zij dat de hoeveelheden splash and dash-biodiesel bij het onderzoek van de schade buiten beschouwing moeten worden gelaten en als invoer uit derde landen moeten worden beschouwd, omdat het onderzoek immers was geopend tegen de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS. |
(76) |
Anderzijds voerde de klager aan dat de invoer van splash and dash-biodiesel, mocht daarvan al sprake zijn, ten hoogste 10 % van het volume van de Amerikaanse uitvoer zou uitmaken, en derhalve onbeduidend is en niet van invloed op de bevinding dat grote hoeveelheden met dumping uit de VS in de Gemeenschap werden ingevoerd, met name in het OT. |
(77) |
Het onderzoek heeft aangetoond dat aan de hand van de uitvoerstatistiek van de VS geen onderscheid kan worden gemaakt tussen biodiesel die via de splash and dash-procedure wordt uitgevoerd en de andere in het hoofdstuk „Uitvoer” opgetekende biodieseluitvoer. In dezelfde statistiek werden nauwelijks hoeveelheden aangetroffen die onder het hoofdstuk „Wederuitvoer” waren aangegeven. De Amerikaanse autoriteiten verklaarden ook dat alle in het hoofdstuk „Uitvoer” opgenomen hoeveelheden als van oorsprong uit de VS worden aangemerkt. |
(78) |
Bovendien verklaarden de meeste onderzochte Amerikaanse ondernemingen dat het niet mogelijk is de hoeveelheden die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd of op de binnenlandse markt worden verkocht, te onderscheiden in hoeveelheden die in de VS zijn geproduceerd of uit de VS afkomstig zijn en hoeveelheden die via de splash and dash-procedure worden uitgevoerd. |
(79) |
Verder werd bij de onderzochte ondernemingen in de VS vastgesteld dat alle uitvoer van biodiesel, zowel bij de uitvoer door de exporteur in de VS als bij de invoer door de verbonden importeurs in de Gemeenschap, als biodiesel van oorsprong uit de VS werd aangegeven. |
(80) |
Op basis hiervan en, meer in het bijzonder, rekening houdend met het feit dat splash and dash-uitvoer, zo die al voorkwam, als van oorsprong uit de VS werd aangegeven en door de Amerikaanse autoriteiten ook als zodanig werd behandeld, werd geconcludeerd dat er geen reden was deze uitvoer als niet uit de VS ingevoerde biodiesel te beschouwen. |
5.3. Prijzen van de invoer met dumping en prijsonderbieding
5.3.1. Verkoopprijs per eenheid
Tabel 3
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Prijs (euro/ton) |
463 |
575 |
600 |
596 |
616 |
Index 2005=100 |
81 |
100 |
104 |
104 |
107 |
Bron: Uitvoerstatistiek van de VS en antwoorden van de in de steekproef opgenomen Amerikaanse exporteurs op de vragenlijst |
(81) |
De uitvoerstatistiek van de VS werd ook gebruikt om de prijsontwikkeling van de invoer met dumping van oorsprong uit de VS vast te stellen, vooral voor 2007 en het OT. Om het prijspeil aan de grens van de Gemeenschap te verkrijgen, werden de gemiddelde uitvoerprijzen gecorrigeerd voor vracht- en verzekeringskosten. Opgemerkt moet worden dat de uitvoerstatistiek van de VS voor het begin van de analyseperiode, d.w.z. 2005 en 2006, en ook voor 2004, niet volledig betrouwbaar is wat de waarde van de verkochte goederen betreft: de berekende gemiddelde uitvoerprijzen bleken namelijk buitensporig hoog te zijn in verhouding tot de door de medewerkende producenten/exporteurs gemelde prijzen. De gemiddelde uitvoerprijzen voor die jaren werden daarom gebaseerd op de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de VS op de vragenlijst. |
(82) |
De gemiddelde prijzen voor de invoer uit de VS fluctueerden gedurende de beoordelingsperiode; over het geheel genomen stegen de invoerprijzen tussen 2005 en het eind van het OT met 7 %. |
5.3.2. Prijsonderbieding
(83) |
Voor de beoordeling van de prijsonderbieding werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen af fabriek die de in de steekproef opgenomen communautaire producenten aan niet-verbonden afnemers op de communautaire markt in rekening brachten, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde cif-prijzen van de invoer uit de VS die de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de VS factureerden. In voorkomend geval werd een correctie voor douanerechten, kosten na de invoer en voor verschillen in grondstoffen voor de biodiesel (zie volgende overweging) gemaakt. |
(84) |
Bij het onderzoek werden verschillende soorten van het betrokken product vastgesteld, hoofdzakelijk gebaseerd op de in het productieproces gebruikte grondstoffen. Terwijl in de Gemeenschap de voornaamste grondstof raapzaad is, gebruiken de producenten in de VS andere grondstoffen, zoals sojabonen, canola, palmolie enz. Omdat dit uitgangsmateriaal de belangrijkste grondstof voor de productie van het betrokken product is, moest hiervoor een correctie worden gemaakt. Deze correctie werd zo berekend dat zij overeenkomt met de marktwaarde van het verschil tussen de desbetreffende soorten van het betrokken product en biodiesel van raapzaad. Aldus werden zowel de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap als de gewogen gemiddelde prijs van de betrokken invoer vergeleken op basis van hetzelfde uitgangsmateriaal, namelijk raapzaad. |
(85) |
Het aldus berekende verschil tussen de Amerikaanse en de Gemeenschapsprijzen, uitgedrukt in procenten van de gewogen gemiddelde prijs (af fabriek) van de bedrijfstak van de Gemeenschap, d.w.z. de prijsonderbiedingsmarge, bedraagt 18,9 % tot 33,0 %. |
5.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(86) |
In overeenstemming met artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een evaluatie van alle economische indicatoren die voor de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de analyseperiode werden vastgesteld. |
5.4.1. Productiecapaciteit, productie en bezettingsgraad
Tabel 4
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Productiecapaciteit (ton) |
529 000 |
920 000 |
1 306 572 |
2 189 910 |
2 520 508 |
Index 2005=100 |
58 |
100 |
142 |
238 |
274 |
Productie (ton) |
475 710 |
813 657 |
1 214 054 |
1 832 649 |
2 016 573 |
Index 2005=100 |
58 |
100 |
149 |
225 |
248 |
Bezettingsgraad |
90 % |
88 % |
93 % |
84 % |
80 % |
Index 2005=100 |
102 |
100 |
106 |
95 |
91 |
Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten. |
(87) |
Naarmate het verbruik toenam, nam ook de productiecapaciteit van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten nam gedurende de analyseperiode toe. Zij steeg tussen 2005 en 2006 met 42 %, in 2007 met 68 % en tussen 2007 en het eind van het OT met nog eens 15 %. De totale toename in de analyseperiode bedroeg 174 %. Zij was het resultaat van nieuwe investeringen om in te spelen op de verwachte grotere vraag. |
(88) |
De toename van de productiecapaciteit bij de bedrijfstak van de Gemeenschap moet worden gezien tegen de achtergrond van de in Richtlijn 2003/30/EG neergelegde doelstelling om het verbruik van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen in de Gemeenschap tot 5,75 % te laten stijgen, berekend op basis van de energie-inhoud van de totale hoeveelheid benzine en dieselolie die op 31 december 2010 voor vervoersdoeleinden op de communautaire markt wordt aangeboden. Bovendien verleende de Europese Raad in maart 2007 zijn steun aan een bindende minimumdoelstelling voor alle lidstaten om het aandeel van biobrandstoffen in het totale benzine- en dieselverbruik in de Gemeenschap uiterlijk in 2020 tot 10 % te laten stijgen (14). Dit betekent dat het verbruik van biobrandstoffen in de Gemeenschap tot 2020 met ongeveer 33 miljoen ton olie-equivalenten moet toenemen. De productiecapaciteit in de gehele Gemeenschap werd in 2006 geschat op slechts 6 miljoen ton. Het is dan ook begrijpelijk dat de communautaire producenten vooruitlopend op de groeiende vraag in extra capaciteit gingen investeren. |
(89) |
De productie van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap nam in de analyseperiode ook voortdurend toe met in totaal 148 %. |
(90) |
Omdat de groei van het productievolume enigszins achterbleef bij de toename van de productiecapaciteit, daalde de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de analyseperiode met 9 %. |
5.4.2. Verkoopvolume, marktaandeel en gemiddelde eenheidsprijzen in de Gemeenschap
Tabel 5
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Omvang van de verkoop (ton) |
476 552 |
810 168 |
1 194 594 |
1 792 502 |
1 972 184 |
Index 2005=100 |
59 |
100 |
147 |
221 |
243 |
Marktaandeel |
24,6 % |
25,3 % |
24,0 % |
27,0 % |
29,8 % |
Index 2005=100 |
97 |
100 |
95 |
107 |
118 |
Gemiddelde prijs (euro/ton) |
655 |
759 |
900 |
892 |
933 |
Index 2005=100 |
86 |
100 |
119 |
118 |
123 |
Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten. |
(91) |
Naarmate er meer werd verbruikt, nam ook de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt toe, over de gehele analyseperiode gezien met 143 %. In dezelfde periode verhoogde de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn marktaandeel met 4,5 procentpunten. |
(92) |
De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt stegen tijdens de analyseperiode met 23 %. De prijsverhoging was terecht gezien de hogere kosten voor grondstoffen en andere inputs. |
5.4.3. Groei
(93) |
De groei van de bedrijfstak van de Gemeenschap komt tot uiting in de volume-indicatoren, zoals voor de productie, de verkoop en vooral het marktaandeel. Ondanks de spectaculaire toename van het verbruik op de communautaire markt tijdens de analyseperiode was de groei van het marktaandeel van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten vrij bescheiden. Dit geldt vooral voor de periode tussen 2006 en het eind van het OT, toen hun marktaandeel met slechts 5,8 procentpunten toenam. In hetzelfde tijdvak nam het marktaandeel van de invoer met dumping met maar liefst 16 procentpunten toe. Dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet ten volle van de ruimere markt kon profiteren, had een in het algemeen negatieve invloed op zijn economische situatie. Diverse schade-indicatoren, zoals productie, bezettingsgraad, productiviteit, verkoop, investeringsbeleid en rendement van investeringen, hadden ernstig te lijden. |
5.4.4. Voorraad
Tabel 6
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Voorraden (ton) |
11 195 |
14 663 |
34 123 |
55 410 |
58 566 |
Index (2005=100) |
76 |
100 |
233 |
378 |
399 |
Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten. |
(94) |
In de analyseperiode groeiden de biodieselvoorraden met ongeveer 200 %. De voorraden namen gedurende de gehele analyseperiode in sterkere mate toe dan de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Omdat biodiesel niet langer dan zes maanden kan worden opgeslagen (gemiddeld duurt de opslag ongeveer drie maanden), hebben de voorraadgegevens slechts een geringe waarde voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
5.4.5. Winstgevendheid, investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken
Tabel 7
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Winstgevendheid |
9,3 % |
18,3 % |
18,0 % |
5,7 % |
5,7 % |
Index (2005=100) |
51 |
100 |
98 |
31 |
31 |
Investeringen (1 000 euro) |
19 497 |
70 885 |
237 115 |
140 014 |
131 358 |
Index (2005=100) |
28 |
100 |
335 |
198 |
185 |
Rendement van investeringen |
92 % |
114 % |
108 % |
23 % |
23 % |
Index (2005=100) |
81 |
100 |
95 |
20 |
20 |
Kasstroom (1 000 euro) |
24 113 |
131 211 |
213 560 |
167 042 |
180 602 |
Index (2005=100) |
18 |
100 |
163 |
127 |
138 |
Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten. |
(95) |
De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product op de communautaire markt uit te drukken als percentage van de omzet. Tijdens de analyseperiode daalde de winstgevendheid van die producenten van 18,3 % in 2005 tot 5,7 % tijdens het OT. Over de gehele analyseperiode komt dit neer op een daling met 12,6 procentpunten. |
(96) |
De investeringen van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten in de biodieselproductie namen tussen 2005 en 2006 met 235 % toe. Deze stijging hield verband met de uitbreiding van de productiecapaciteit met het oog op de verwachte toename van de vraag in de Gemeenschap. Overigens verstrijkt er minstens twee jaar tussen de planning van een biodieselfabriek en het moment waarop deze volledig operationeel is. Dezelfde producenten investeerden ook nog in 2007 en in het OT, maar op veel kleinere schaal. Deze periode valt samen met de sterk toegenomen invoer met dumping op de communautaire markt. |
(97) |
Het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten, d.w.z. hun resultaat vóór belastingen uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de bij de productie van biodiesel gebruikte activa aan het begin en het eind van het boekjaar, volgde de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid. De werkelijke daling was met 91 procentpunten tijdens de analyseperiode echter nog dramatischer. De verslechtering van het rendement van de investeringen wordt gezien als een duidelijke aanwijzing voor de verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(98) |
De ontwikkeling van de kasstroom, d.w.z. het vermogen van de bedrijfstak zijn activiteiten zelf te financieren, is in de analyseperiode met 38 % toegenomen. Ondanks de dalende winstgevendheid in die periode, vertoont deze indicator toch een positieve ontwikkeling wegens de hogere afschrijvingskosten, die bij de vaststelling van de kasstroom in aanmerking worden genomen. Een andere reden was dat de winstdaling in absolute cijfers in de beoordelingsperiode minder uitgesproken was dan de omzetdaling. Tussen 2006 en het eind van het OT is de kasstroom evenwel met 15 % afgenomen, wat wijst op een inzinking in het laatste gedeelte van de analyseperiode, toen de invoer met dumping op de communautaire markt toenam. |
5.4.6. Werkgelegenheid, productiviteit en lonen
Tabel 8
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Werkgelegenheid - voltijdequivalenten (VTE) |
61 |
182 |
278 |
462 |
506 |
Index (2005=100) |
34 |
100 |
153 |
254 |
278 |
Productiviteit (ton/VTE) |
7 798 |
4 470 |
4 367 |
3 967 |
3 985 |
Index (2005=100) |
174 |
100 |
98 |
89 |
89 |
Lonen euro/VTE |
62 374 |
59 395 |
54 290 |
55 433 |
55 555 |
Index (2005=100) |
105 |
100 |
91 |
93 |
94 |
Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten. |
(99) |
De toename van de productie en de verkoop leidde ertoe dat de werkgelegenheid bij de bedrijfstak van de Gemeenschap in de analyseperiode met 178 % steeg. Overigens is de biodieselindustrie een kapitaalintensieve bedrijfstak waarvoor niet veel arbeidskrachten nodig zijn. |
(100) |
De gemiddelde lonen daalden in de analyseperiode met 6 %. De extra arbeidskrachten die de bedrijfstak van de Gemeenschap tegen het eind van de analyseperiode voor de uitbreiding van de productie aanwierf, hadden minder kwalificaties nodig. |
(101) |
De productiviteit daalde tussen 2005 en het eind van het OT met 11 %. |
5.4.7. Omvang van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(102) |
De dumpingmarges voor de producenten/exporteurs in de VS zijn hierboven in het gedeelte over dumping aangegeven en zijn duidelijk meer dan minimaal. Bovendien kan het effect van de werkelijke dumpingmarge, gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd. |
5.4.8. Niet in de steekproef opgenomen communautaire producenten
(103) |
De analyse van de gegevens over de communautaire markt duidde erop dat de communautaire producenten die niet in de steekproef waren opgenomen en de in overweging 60 bedoelde producenten in de analyseperiode flink marktaandeel hebben verloren op de verkoop van de door hen zelf geproduceerde biodiesel op de communautaire markt. Voor de analyseperiode wordt dit verlies geschat op meer dan 20 procentpunten. |
(104) |
Uit de door de klager verstrekte informatie bleek dat veel van deze ondernemingen hun biodieselactiviteiten hadden beëindigd of verminderd en niet in staat waren op passende wijze aan dit onderzoek mee te werken. |
(105) |
Bovendien wezen enkele ondernemingen er in hun antwoord op de vragenlijst voor de samenstelling van de steekproef op dat zij hun productie en hun personeelsbestand moesten inkrimpen wegens de goedkope invoer uit de VS. Soortgelijk commentaar werd ook geleverd door andere producenten, die hun productie zouden kunnen opstarten, maar die nog niet op de markt komen wegens de grote omvang van de laaggeprijsde invoer uit de VS, met name in het OT. |
(106) |
Deze gegevens over niet in de steekproef opgenomen producenten versterken de conclusies ten aanzien van de door de wel in de steekproef opgenomen communautaire producenten geleden schade. |
5.5. Conclusie inzake schade
(107) |
Uit het onderzoek bleek dat de situatie van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten dankzij de toegenomen vraag tijdens de analyseperiode verbeterde wat volume-indicatoren als productie (+ 150 %), productiecapaciteit (+ 174 %) en omvang van de verkoop (+ 143 %) betreft. Ook het marktaandeel van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten verbeterde van 25,3 % in 2005 tot 29,8 % in het OT, maar met slechts 4,5 procentpunten. Verder namen de werkgelegenheid en de investeringen dankzij de toegenomen vraag naar biodiesel op de communautaire markt gedurende die periode toe. Maar omdat het productievolume geen gelijke tred hield met de marktgroei, nam de bezettingsgraad tijdens de analyseperiode af met 9 % en de productiviteit met 11 %. |
(108) |
De belangrijkste indicatoren voor de financiële situatie van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten verslechterden in de analyseperiode. De winstgevendheid nam af van ongeveer 18 % in 2005 en 2006 tot minder dan 6 % in het OT. Ondanks hun vermogen hun activiteiten zelf te financieren, met name wegens de grotere kasstroom, zakte het rendement van de investeringen in het OT met maar liefst 80 % in. |
(109) |
Verder bleek uit het onderzoek dat de in de steekproef opgenomen communautaire producenten tussen 2005 en 2007 en tussen 2005 en het eind van het OT te maken kregen met een sterke stijging van hun kosten (resp. + 36 % en + 42 %); dit was het gevolg van de stijgende prijzen van hun grondstoffen (vooral raapzaad en sojabonenolie), die bijna 80 % van de totale kosten van biodiesel uitmaken. Deze kostenstijgingen konden niet volledig aan de klanten op de communautaire markt worden doorberekend. |
(110) |
Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden. |
6. OORZAKELIJK VERBAND
6.1. Inleiding
(111) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van oorsprong uit de VS zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping wordt toegeschreven. |
6.2. Gevolgen van de invoer met dumping
(112) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de omvang van de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VS in de analyseperiode met een factor honderd is toegenomen. Hierdoor steeg het marktaandeel van deze invoer met dumping met 16,8 procentpunten, van 0,4 % in 2005 tot 17,2 % in het OT. Hoe groot het effect van de sterk toegenomen invoer met dumping uit de VS op de Gemeenschap wel is, blijkt ook uit het feit dat de toename van het marktaandeel met 16,8 procentpunten binnen een periode van slechts 15 maanden plaatsvond. |
(113) |
Ondanks het sterk toegenomen verbruik kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn marktaandeel op zijn thuismarkt in de analyseperiode met slechts ongeveer 4,5 procentpunten uitbreiden. Uit het onderzoek bleek dat dit uitsluitend ten koste ging van andere communautaire producenten die hun productie in de analyseperiode beëindigden of inkrompen. |
(114) |
De gemiddelde prijzen van de invoer met dumping stegen tussen 2005 en het eind van het OT met 7 %, maar lagen beduidend onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap in hetzelfde tijdvak. Er was dus sprake van een aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap; de prijsonderbiedingsmarge bedroeg in het OT gemiddeld 25 %. |
(115) |
Door de druk van het grote aanbod van laaggeprijsde invoer met dumping op de communautaire markt kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkoopprijzen niet afstemmen op de marktomstandigheden en de gestegen kosten. De gemiddelde prijzen voor de door de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de biodieselproductie gebruikte grondstoffen waren in het OT namelijk 25 % hoger dan in 2006. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon de prijs voor zijn afnemers met slechts 4 % verhogen, terwijl zijn kosten in dezelfde periode met in totaal 20 % stegen. Overigens werd de belangrijkste grondstof van de Amerikaanse producenten, sojabonenolie, in dezelfde periode ook veel duurder. Zoals in overweging 109 al is gezegd, kwam deze kostenstijging niet tot uiting in de prijzen van de invoer met dumping. |
(116) |
Om het oorzakelijke verband tussen de sterke stijging van de invoer met dumping uit de VS en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade verder te verduidelijken, werd de situatie op de communautaire markt in de periode 2005-2006, toen er nog geen sprake was van invoer met dumping, vergeleken met de situatie tussen 2006 en het eind van het OT, toen de laaggeprijsde invoer met dumping binnenstroomde. |
(117) |
In de periode van 2005 tot 2006, toen er nog geen sprake was van invoer met dumping op de communautaire markt, nam het verbruik met ongeveer 1,8 miljoen ton toe. Alle producenten in de Gemeenschap konden hun bedrijfsplannen opstellen met het vooruitzicht van een snel groeiende, gezonde markt. In die periode stegen de prijzen met 19 % en behaalde de bedrijfstak van de Gemeenschap winsten van maar liefst 18,3 %. In 2007 en in het OT verslechterde de situatie drastisch. Laaggeprijsde invoer met dumping uit de VS drong binnen op de markt. Hoewel deze nog met 1,6 miljoen ton verruimde, werd meer dan 1 miljoen ton opgeslokt door de invoer met dumping uit de VS. De bedrijfstak van de Gemeenschap breidde zijn marktaandeel slechts in bescheiden mate uit, terwijl de belangrijkste kosten voor de productie van biodiesel met ongeveer 25 % toenamen en de gemiddelde verkoopprijzen in dezelfde periode met slechts ongeveer 4 % stegen. Zijn algemene economische en financiële situatie is in het OT dan ook verslechterd omdat de winst aanzienlijk afnam, tot minder dan 6 % van de omzet. |
(118) |
Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VS, waarmee de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT in aanzienlijke mate werden onderboden en die ook qua omvang sterk toenam, een beslissende rol speelde bij de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, wat in het bijzonder blijkt uit de verslechtering van zijn financiële situatie in het OT. |
6.3. Gevolgen van andere factoren
6.3.1. Invoer uit andere derde landen
Tabel 9
Andere derde landen |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
OT |
Totale invoer (ton) |
0 |
30 000 |
55 000 |
144 596 |
147 812 |
Index |
0 |
100 |
183 |
482 |
493 |
Marktaandeel |
0 % |
0,9 % |
1,1 % |
2,2 % |
2,2 % |
Index 2005=100 |
0 |
100 |
122 |
244 |
244 |
Bron: Door de klager verstrekte informatie. |
(119) |
De omvang van de invoer uit derde landen kon om de in overweging 69 genoemde redenen niet nauwkeurig worden vastgesteld. Daarom zijn de gegevens in bovenstaande tabel gebaseerd op schattingen van de klager. |
(120) |
De invoer uit derde landen die niet bij dit onderzoek zijn betrokken, nam toe van ongeveer 30 000 ton in 2005 tot 147 812 ton tijdens het OT. Hierdoor nam het marktaandeel in die periode met 1,3 procentpunten toe. De voorlopige conclusie luidt derhalve dat de invoer uit andere derde landen slechts een bescheiden bijdrage aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade kan hebben geleverd. |
6.3.2. Ontwikkeling van de vraag
(121) |
Omdat de vraag in de beoordelingsperiode en de analyseperiode aanzienlijk toenam, kan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT geleden aanmerkelijke schade niet worden toegerekend aan de te verwaarlozen krimp van de vraag (– 0,5 %) op de communautaire markt tussen 2007 en het eind van het OT. |
6.3.3. Beleidsbeslissingen van de overheid
(122) |
Eén belanghebbende voerde aan dat de wederinvoering van energiebelastingen voor biodiesel in Duitsland (15) een negatieve invloed zou hebben gehad op de economische situatie van de communautaire producenten die aan die lidstaat leveren. |
(123) |
Uit het onderzoek bleek dat in Duitsland gebruikte zuivere biobrandstoffen sinds 1999 een belastingvoordeel hadden genoten en dat dit voordeel per 1 augustus 2006 was verminderd. Op 1 januari 2007 werd evenwel een wet van kracht (16) waarbij bijmenging van 4,4 % biodiesel aan op de Duitse markt gebrachte benzine en diesel voor vervoersdoeleinden, berekend over de energie-inhoud daarvan, verplicht wordt gesteld. Ondernemingen die dit percentage niet halen, moeten een boete van 0,60 euro betalen per liter biodiesel die zij tekortschieten. Dit bijmengvereiste lijkt de beweerde verkoopverliezen door het wegvallen van de stimulansen grotendeels te hebben gecompenseerd. Uit het onderzoek is dan ook gebleken dat het verkoopvolume van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten die aan de Duitse markt leveren, tussen 2006 en het eind van het OT met 68 % is gestegen. |
(124) |
Op grond hiervan wordt ervan uitgegaan dat de door overheden in de Gemeenschap genomen besluiten het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade niet kunnen verbreken. |
6.3.4. Niet-gebruikte productiecapaciteit van de communautaire producenten
(125) |
Eén belanghebbende voerde aan dat veel ondernemingen in de Gemeenschap op grond van overheidsmaatregelen ter bevordering van de productie van biodiesel besloten te investeren in een uitbreiding van bestaande productiecapaciteiten en in nieuwe fabrieken. Volgens die belanghebbende bedroeg de productiecapaciteit voor biodiesel in de Gemeenschap in het OT maar liefst 11,5 miljoen ton. Verder beweerde hij dat een groot deel van de productiecapaciteit niet werd gebruikt omdat het verbruik achterbleef bij de verwachtingen, en dat dit deel ook zonder de invoer uit de VS niet zou worden gebruikt. Dit leidde ertoe dat de vaste kosten een negatieve invloed op de winstgevendheid, op het rendement van de investeringen en op de kasstroom van de communautaire producenten hadden. |
(126) |
Opgemerkt zij in dit verband dat het onderzoek op de situatie van de communautaire producenten gericht was. Weliswaar nam de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap (+ 189 %) sterker toe dan de vraag (+ 106 %), maar daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de belangrijkste kostenfactoren voor de biodieselproductie de variabele kosten zijn. Zoals in overweging 109 al is gezegd, maken de grondstoffen voor de productie van biodiesel 80 % van de totale kosten uit. Uit een nader onderzoek van het argument bleek dat het aandeel van de vaste kosten voor de productie en verkoop van biodiesel slechts 6 % van de totale kosten uitmaken. Dat de vaste kosten als gevolg van niet-gebruikte capaciteit zouden zijn toegenomen, kan niet verklaren dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT aanzienlijk verslechterd is. |
(127) |
Bovendien moet worden opgemerkt dat, zoals in tabel 4 al is aangegeven, de bezettingsgraad voor de in de steekproef opgenomen communautaire producenten in het OT 80 % bedroeg. Dat er een overcapaciteit in de Gemeenschap zou zijn, werd in het geval van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten dus niet aangetoond. |
(128) |
Op basis van het bovenstaande wordt ervan uitgegaan dat een mogelijke negatieve invloed van niet-gebruikte productiecapaciteit op de bedrijfstak van de Gemeenschap niet van dien aard was dat deze het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade heeft verbroken. |
6.3.5. Grotere vraag naar grondstoffen en hogere prijzen
(129) |
Eén belanghebbende voerde aan dat de grotere vraag naar raapzaad en raapzaadolie tot hogere grondstofprijzen in de Gemeenschap leidde. Het feit dat communautaire producenten vooral raapzaadolie als grondstof gebruiken, zou verklaren waarom zij meer geleden hebben dan andere producenten, die voor hun biodieselproductie andere plantaardige oliën gebruiken, zoals sojabonenolie of palmolie. |
(130) |
Ten eerste zij opgemerkt dat uit het onderzoek is gebleken dat de in de steekproef opgenomen communautaire producenten niet uitsluitend raapzaadolie voor de productie van hun biodiesel gebruikten, maar ook andere plantaardige oliën (sojabonen-, palm- en zonnebloemolie) en af en toe ook dierlijk vet. |
(131) |
Verder wordt in overweging 109 inderdaad erkend dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de analyseperiode te kampen had met aanzienlijk hogere grondstofprijzen. Deze ontwikkeling moet evenwel worden gezien tegen de achtergrond van een algemene, wereldwijde prijsstijging voor landbouwproducten; overigens was de prijsstijging voor sojabonenolie (de belangrijkste grondstof voor de producenten in het betrokken land) in dezelfde periode groter. Alle soorten biodiesel hadden dus te maken met hogere grondstofprijzen. |
(132) |
In een markt met doeltreffende concurrentie mag worden verwacht dat producenten kostenstijgingen kunnen compenseren en aan de markt kunnen doorberekenen. Uit het onderzoek bleek evenwel dat het grote aanbod van laaggeprijsde invoer met dumping op de communautaire markt de producenten in de Gemeenschap belette hun verkoopprijzen op de marktomstandigheden en de gestegen kosten af te stemmen. Zoals gezegd, stegen ook de prijzen van sojabonenolie, de belangrijkste door de Amerikaanse producenten gebruikte grondstof, in de analyseperiode aanzienlijk. Deze kostenstijgingen in de VS komen evenwel niet tot uiting in de prijzen van de met dumping in de Gemeenschap ingevoerde producten. |
(133) |
Tegen deze achtergrond kan de stijging van de grondstofprijs het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade niet verbreken. |
6.3.6. Prijsontwikkeling van minerale diesel
(134) |
Eén belanghebbende voerde aan dat er een sterke correlatie bestaat tussen de prijzen van minerale diesel en die van biodiesel, en dat daardoor de stijging van de biodieselprijzen, die met name in Duitsland groter was dan de stijging van de prijzen van minerale diesel, zou hebben geleid tot een verkoopdaling voor de producenten die aan die lidstaat leveren. |
(135) |
Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de belanghebbende geen informatie verschafte om zijn argument te staven. Bovendien bleek uit het onderzoek dat, anders dan door de belanghebbende wordt gesuggereerd, de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de analyseperiode hogere verkopen en een groter marktaandeel boekte. Omdat het bij de prijzen voor ruwe olie om wereldmarktprijzen gaat, zouden de verkopen van het betrokken product bovendien op dezelfde wijze zijn beïnvloed als de verkopen van in de Gemeenschap geproduceerde biodiesel. |
(136) |
Op grond hiervan moest het argument worden afgewezen. |
6.3.7. Belang van de plaats van vestiging van de biodieselfabrieken in de Gemeenschap
(137) |
Eén belanghebbende voerde aan dat de plaats van vestiging van een biodieselproducent vanuit concurrentieoogpunt van groot belang is en hij gebruikt Duitsland als voorbeeld om aan te tonen dat biodieselproducenten die niet aan zee gevestigd zijn, te kampen hebben met hoge vervoerskosten omdat alle grote klanten, in het bijzonder raffinaderijen en hun mengfaciliteiten aan de kust gevestigd zijn. |
(138) |
Bij het onderzoek werd vastgesteld dat slechts een klein aantal tot de bedrijfstak van de Gemeenschap behorende producenten niet aan de kust gevestigd is. Bovendien werd voor sommige van deze producenten vastgesteld dat bij hen in de buurt ook raffinaderijen zijn. Voor andere bleek uit het onderzoek dat de nadelen die niet aan de kust gevestigde producenten mochten hebben omdat zij ver van hun afnemers (mengers, raffinaderijen) wonen, werden gecompenseerd doordat zij dicht bij breekmolens en/of grondstofleveranciers wonen. |
(139) |
Op grond van bovenstaande overwegingen werd het argument dat de plaats van vestiging van fabrieken ver van de kust de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade berokkent, van de hand gewezen. |
6.3.8. Met de Amerikaanse exporteurs verbonden producenten
(140) |
Opgemerkt zij dat de invloed van de invoer uit de VS door de drie in overweging 60 bedoelde ondernemingen in aanmerking is genomen bij de analyse van het effect van de invoer met dumping uit de VS in de overwegingen 112 tot en met 118. Voor zover het hun verkopen van zelf geproduceerde biodiesel betreft, bleek uit het onderzoek niet dat zij, met name in het OT, andere prijzen hanteerden of een ander gedrag vertoonden dan de in de steekproef opgenomen communautaire producenten. |
6.4. Conclusie over het oorzakelijk verband
(141) |
Bovenstaande analyse laat zien dat de omvang en het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer met dumping van oorsprong uit de VS tussen 2005 en het eind van het OT aanzienlijk zijn toegenomen. Terzelfder tijd werd vastgesteld dat er bij deze invoer sprake was van een aanzienlijke onderbieding van de prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT. |
(142) |
Wanneer de bevindingen van het onderzoek en de uitgevoerde analyse voor de periode 2005 en 2006 worden vergeleken met die voor de periode 2007 tot het eind van het OT, blijkt dat de golf van laaggeprijsde invoer uit de VS in de tijd precies samenvalt met de aanzienlijke verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met name in het OT. |
(143) |
Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping uit de VS aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden. |
7. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
7.1. Opmerking vooraf
(144) |
In overeenstemming met artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er ondanks de conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen zijn om te concluderen dat het niet in het belang van de Gemeenschap is in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs, de grondstofleveranciers en de gebruikers van het betrokken product. |
7.2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
7.2.1. Gevolgen van het al dan niet instellen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap
(145) |
Zoals hierboven al werd gezegd, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade geleden door de invoer met dumping van oorsprong uit de VS. Wanneer geen maatregelen worden genomen, zal dit hoogstwaarschijnlijk leiden tot voortzetting van de negatieve ontwikkeling van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze werd vooral gekenmerkt door een daling van de winstgevendheid met 12,6 procentpunten tussen 2005 en het eind van het OT als gevolg van ontoereikende prijsstijgingen. Gezien de geringere winstgevendheid zal de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap hoogstwaarschijnlijk verder verslechteren indien geen maatregelen worden genomen. Dit zal uiteindelijk leiden tot productiedalingen en meer bedrijfssluitingen, wat schadelijk zal zijn voor de werkgelegenheid en de investeringen in de Gemeenschap. |
(146) |
Het is aannemelijk dat antidumpingmaatregelen de eerlijke concurrentie op de markt zullen herstellen. Dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap afneemt, komt doordat hij moeilijk kan concurreren met de laaggeprijsde invoer met dumping van oorsprong uit de VS. De instelling van antidumpingmaatregelen zal de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk in staat stellen zijn winstgevendheid te handhaven op een niveau dat noodzakelijk wordt geacht voor deze kapitaalintensieve industrie. |
(147) |
Geconcludeerd wordt dat maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting in staat zullen stellen zich te herstellen van de schade veroorzakende dumping die tijdens het onderzoek werd vastgesteld. |
7.3. Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaars in de Gemeenschap
(148) |
Bij de inleiding van de procedure werd contact opgenomen met ongeveer 25 niet-verbonden importeurs/handelaars in de Gemeenschap. Zij verleenden evenwel geen medewerking. |
(149) |
Derhalve kon het mogelijke effect van de maatregelen op de importeurs voorlopig niet precies worden beoordeeld. |
7.4. Belang van de gebruikers
(150) |
Bij de inleiding van de procedure werd contact opgenomen met en werden vragenlijsten gestuurd naar alle bekende gebruikers die minerale diesel produceren of distribueren of die betrokken zijn bij de verplichte vermenging van minerale diesel met biodiesel. |
(151) |
Slechts één gebruiker was tot medewerking bereid. Deze verklaarde in zijn antwoord op de vragenlijst voorstander te zijn van beëindiging van de stromen goedkope invoer uit de VS omdat ze de concurrentie in de Gemeenschap vervalsen en daardoor schade toebrengen aan de ondernemingen die diesel vervaardigen en verkopen, daar concurrenten die dit goedkope product kopen een oneerlijk concurrentievoordeel hebben op degenen die dit niet doen. Voorts voerde deze gebruiker aan dat de instelling van maatregelen de producenten de mogelijkheid biedt de veresteringsfabrieken weer op te starten (vooral in Duitsland) en/of projecten om nieuwe veresteringsfabrieken in de Gemeenschap te openen, voort te zetten. Aangezien de Europese ester van oudsher wordt vervaardigd van raapzaad (deze grondstof is van betere kwaliteit dan de palmolie of sojabonenolie die voor de productie van B99 wordt gebruikt), zou een groter aantal producenten in Europa betekenen dat er meer producten van betere kwaliteit komen, wat weer zou leiden tot een prijsverlaging voor esters, hetgeen uiteindelijk de verbruiker ten goede komt. |
(152) |
Eén gebruikersvereniging, die de belangen van de schippers in een bepaalde lidstaat vertegenwoordigt, voerde aan dat de instelling van maatregelen schadelijk zou zijn voor de activiteiten van haar leden. Volgens deze vereniging maakt diesel 20-25 % van de kosten van de vervoerssector uit en is de dieselprijs door de geringe winstgevendheid van de sector (0-5 %) van doorslaggevend belang voor het overleven van duizenden ondernemingen. Deze beweringen konden evenwel niet worden gecontroleerd omdat er geen gebruikersvragenlijsten van de individuele leden van de vereniging in kwestie werden ontvangen. |
(153) |
Op grond van de verstrekte informatie luidt de voorlopige conclusie dan ook dat het effect van antidumpingmaatregelen gemengd lijkt te zijn, zodat er geen duidelijke conclusie kan worden getrokken ten aanzien van het bestaan van dwingende redenen om in het belang van de gebruikers in dit specifieke geval geen maatregelen goed te keuren. |
7.5. Belang van de grondstofleveranciers
(154) |
Zes leveranciers hebben de vragenlijst beantwoord. Vier ervan spraken hun steun uit voor de instelling van maatregelen door toe te geven dat het bestaan van de bedrijfstak van de Gemeenschap zonder antidumpingmaatregelen op de lange termijn gevaar loopt. Wanneer dat gebeurt, heeft dat voor hen zeker negatieve gevolgen. |
(155) |
Twee andere leveranciers, die verbonden waren met de producenten/exporteurs van biodiesel in de VS, gaven toe dat eventuele maatregelen geen grote gevolgen zouden hebben omdat zij zouden leiden tot een verschuiving in de handelsstromen (een verschuiving naar invoer uit landen waarop de maatregelen niet van toepassing zijn). |
(156) |
Op grond van bovenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat de instelling van maatregelen over het geheel genomen een positief effect heeft op de situatie van de grondstofleveranciers. |
7.6. Verstoring van concurrentie en handel
(157) |
Eén belanghebbende voerde aan dat de onderhavige procedure niet in overeenstemming is met het internationale en communautaire beleid om de productie en verkoop van biobrandstoffen te bevorderen met het oog op de bescherming van het milieu en een vermindering van de afhankelijkheid van minerale brandstoffen. |
(158) |
In dit verband moet worden gewezen op artikel 21 van de basisverordening, dat vereist dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de noodzaak de handel verstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen en een daadwerkelijke mededinging te herstellen. Tegen deze achtergrond kan in de analyse geen rekening worden gehouden met algemene overwegingen in verband met milieubescherming en de aanvoer van minerale diesel; ook kunnen deze overwegingen geen oneerlijke handelspraktijken rechtvaardigen. |
(159) |
Indien antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zullen de betrokken Amerikaanse producenten/exporteurs gezien hun sterke marktpositie hun producten waarschijnlijk blijven verkopen op de communautaire markt, zij het niet langer tegen dumpingprijzen. Waarschijnlijk zullen er ook nog voldoende belangrijke concurrenten op de communautaire markt overblijven, namelijk de communautaire producenten die hun productie tijdelijk moesten stopzetten en anderen die wegens de invoer met dumping geen productieve activiteiten konden opstarten. In dit verband moet erop worden gewezen dat de verkoop door niet bij het onderzoek betrokken communautaire producenten in het begin van de analyseperiode ten minste 30 % van de communautaire markt uitmaakte en dat dit aandeel door de invoer met dumping uit de VS sterk verminderde. De gebruikers zullen dus waarschijnlijk nog steeds uit verschillende leveranciers van biodiesel kunnen kiezen. Als er echter geen maatregelen worden ingesteld, wordt de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn voortbestaan bedreigd. Als deze verdwijnt, zou de concurrentie op de communautaire markt sterk verminderen. |
7.7. Conclusie over het belang van de Gemeenschap
(160) |
De instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS is zeker in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het zal de bedrijfstak van de Gemeenschap de mogelijkheid bieden te groeien en zich te herstellen van de door de invoer met dumping veroorzaakte schade. Indien daarentegen geen maatregelen worden ingesteld, zal de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk verder verslechteren en zijn meer bedrijfssluitingen niet uitgesloten. Terwijl het verder niet mogelijk was duidelijke conclusies ten aanzien van de gebruikers en de importeurs vast te stellen, zal de instelling van maatregelen naar verwachting in het belang van de grondstofleveranciers zijn. |
(161) |
Gezien het voorgaande luidt de voorlopige conclusie dat er geen dwingende redenen zijn om in dit geval in het belang van de Gemeenschap geen antidumpingrechten in te stellen. |
8. VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
8.1. Schademarge
(162) |
Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door invoer met dumping. |
(163) |
De antidumpingmaatregelen moeten toereikend zijn om de door de invoer met dumping veroorzaakte schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen, doch zonder de vastgestelde dumpingmarges te overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de schadelijke gevolgen van de dumping worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentieverhoudingen – d.w.z. zonder invoer met dumping – redelijkerwijze kan worden verwezenlijkt. |
(164) |
In dit verband kan een winstmarge van 15 % van de omzet worden beschouwd als passend niveau dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gezien zijn prestaties tijdens het eerste deel van de beoordelingsperiode (2004, 2005 en 2006) had kunnen behalen zonder schade veroorzakende dumping en dat redelijk wordt geacht om op lange termijn productieve investeringen voor deze nieuwe industrie te waarborgen. |
(165) |
De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de geen schade veroorzakende prijs van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt verkochte soortgelijke product. Die prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten te corrigeren voor het werkelijke verlies of de werkelijke winst in het OT en te vermeerderen met bovengenoemde winstmarge. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de totale cif-waarde bij invoer. |
8.2. Voorlopige maatregelen
(166) |
In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op biodiesel van oorsprong uit de VS voorlopige antidumpingrechten moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is. |
(167) |
In de tegelijkertijd uitgevoerde AS-procedure worden ook compenserende rechten op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS ingesteld. De subsidies die in die procedure werden vastgesteld, zijn geen uitvoersubsidies en worden daarom niet geacht van invloed te zijn geweest op de uitvoerprijs en de daarmee samenhangende dumpingmarge. Omdat de onderzochte invoer in beide procedures gelijk is, kunnen de antidumpingrechten tegelijk met de compenserende rechten worden ingesteld voor zover beide rechten samen de schademarge niet overschrijden. |
(168) |
Op grond van het voorgaande zijn antidumpingrechten vastgesteld door de schademarges, de dumpingmarges en de compenserende rechten met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:
|
(169) |
Omdat het antidumpingrecht van toepassing zal zijn op mengsels met meer dan 20 gewichtspercenten biodiesel, naar evenredigheid van hun biodieselgehalte, wordt het met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van de maatregelen door de douaneautoriteiten van de lidstaten passend geacht de rechten vast te stellen als vaste bedragen op basis van het biodieselgehalte. |
(170) |
De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om ondernemingen die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
9. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(171) |
Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Het is mogelijk dat de voorlopige bevindingen opnieuw moeten worden bekeken met het oog op de definitieve bevindingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels bevattende meer dan 20 gewichtspercenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, vallende onder de GN-codes ex 1516 20 98 (TARIC-code 1516209820), ex 1518 00 91 (TARIC-code 1518009120), ex 1518 00 99 (TARIC-code 1518009920), ex 2710 19 41 (TARIC-code 2710194120), 3824 90 91 en ex 3824 90 97 (TARIC-code 3824909787), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.
2. Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de in lid 1 omschreven door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten bedraagt:
Onderneming |
Antidumpingrecht, euro/ton, netto |
Aanvullende TARIC-code |
Archer Daniels Midland Company, Decatur |
23,6 |
A933 |
Cargill Inc., Wayzata |
60,5 |
A934 |
Green Earth Fuels of Houston LLC, Houston |
70,6 |
A935 |
Imperium Renewables Inc., Seattle |
76,5 |
A936 |
Peter Cremer North America LP, Cincinnati |
208,2 |
A937 |
World Energy Alternatives LLC, Boston |
82,7 |
A939 |
In de bijlage opgenomen ondernemingen |
122,9 |
zie bijlage |
Alle andere ondernemingen |
182,4 |
A999 |
Het antidumpingrecht op mengsels is van toepassing naar gelang van het aandeel, in gewichtspercenten, van de totale hoeveelheid door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselinhoud).
3. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient een zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen 16 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
2. Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen doen toekomen over de toepassing ervan.
Artikel 3
Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van maximaal zes maanden van toepassing.
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 maart 2009.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(2) PB C 147 van 13.6.2008, blz. 5.
(3) PB C 147 van 13.6.2008, blz. 10.
(4) De regering van de VS verstrekte de volledige, bijgewerkte Internal Revenue Code met alle belastingwetgeving tot 15 december 2006 (versie december 2006), die van belang is voor het OT voor dit onderzoek.
(5) Bijvoorbeeld a) de Biodiesel handling and use guide, in september 2008 uitgegeven door het NREL (National renewable energy laboratory), b) de Biomass oil analysis, in juni 2004 uitgegeven door het NREL, c) nieuws, informatie en specificaties inzake biodiesel, openbaar toegankelijk en uitgegeven door de ASTM, d) nieuws en informatie over biodiesel, openbaar toegankelijk en uitgegeven door de NBB, e) informatiebladen van het Amerikaanse ministerie van energie in het kader van de Clean cities-maatregelen, enz.
(6) Oliën van de eerste persing, met inbegrip van esters die afkomstig zijn van diverse landbouwproducten, zoals maïs, sojabonen, zonnebloemzaad, katoenzaad, canola (koolzaad), crambe (zeekool), raapzaad, saffloer, vlaszaad, rijstzemelen, mosterdzaad, enz.; daarnaast worden ook dierlijke vetten gebruikt.
(7) In feite 99,9 % omdat toevoeging van 0,1 % minerale diesel voldoende is om in het genot te komen van de Amerikaanse accijnsverlaging voor mengers.
(8) In wezen mengsels van B99 tot B50.
(9) In wezen mengsels van B2 tot B20.
(10) Zie Energy Policy Act van 1992.
(11) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.
(12) PB L 123 van 17.5.2003, blz. 42.
(13) PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.
(14) Na deze steunverlening hebben het Europees Parlement en de Raad in december 2008 overeenstemming bereikt over een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen; hun doelstelling daarbij is om in 2020 voor het vervoer 10 % hernieuwbare energie te gebruiken, naar verwachting hoofdzakelijk in de vorm van biobrandstoffen.
(15) Het „Energiesteuergesetz”, waarbij een belasting van 9 cent per liter B100 werd geheven, trad in werking op 1 augustus 2006.
(16) Het „Biokraftstoffquotengesetz”, BGBl. 2006, deel I nr. 62 van 21.12.2006, blz. 3180, ter uitvoering van Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.
BIJLAGE
Medewerkende producenten/exporteurs in de VS, niet opgenomen in de steekproef
Naam van de onderneming |
Stad |
Aanvullende TARIC-code |
AG Processing Inc. |
Omaha |
A942 |
Alabama Clean Fuels Coalition Inc. |
Birmingham |
A940 |
Central Iowa Energy, LLC |
Newton |
A940 |
Chesapeake Custom Chemical Corp. |
Ridgeway |
A940 |
Delta BioFuels, Inc. |
Natchez |
A940 |
East Fork Biodiesel, LLC |
Algona |
A940 |
Ecogy Biofuels, LLC |
Tulsa |
A940 |
ED & F Man Biofuels Inc. |
New Orleans |
A940 |
Freedom Biofuels, Inc. |
Madison |
A940 |
Fuel Bio |
Elizabeth |
A940 |
FUMPA Bio Fuels |
Redwood Falls |
A940 |
Galveston Bay Biodiesel, LP (BioSelect Fuels) |
Houston |
A940 |
Geo Green Fuels, LLC |
Houston |
A940 |
Griffin Industries, Inc. |
Cold Spring |
A940 |
Huish Detergents, Inc. |
Salt Lake City |
A940 |
Incobrasa Industries, Ltd. |
Gilman |
A940 |
Independence Renewable Energy Corp. |
Perdue Hill |
A940 |
Innovation Fuels, Inc. |
Newark |
A940 |
Iowa Renewable Energy, LLC |
Washington |
A940 |
Johann Haltermann Ltd. |
Houston |
A940 |
Lake Erie Biofuels, LLC |
Erie |
A940 |
Louis Dreyfus Agricultural Industries, LLC |
Wilton |
A940 |
Memphis Biofuels, LLC |
Memphis |
A942 |
Middletown Biofuels, LLC |
Blairsville |
A940 |
Musket Corporation |
Oklahoma City |
A940 |
Nova Biofuels Clinton County, LLC |
Clinton |
A940 |
Organic Fuels, Ltd |
Houston |
A940 |
Owensboro Grain Company LLC |
Owensboro |
A940 |
Peach State Labs, Inc. |
Rome |
A940 |
Philadelphia Fry-O-Diesel Inc. |
Philadelphia |
A940 |
RBF Port Neches LLC |
Houston |
A940 |
REG Ralston, LLC |
Ralston |
A940 |
Riksch BioFuels LLC |
Crawfordsville |
A940 |
Sanimax Energy Inc. |
DeForest |
A940 |
Scott Petroleum |
Itta Bena |
A942 |
Soy Solutions |
Milford |
A940 |
SoyMor Biodiesel, LLC |
Albert Lea |
A940 |
Trafigura AG |
Stamford |
A940 |
U.S. Biofuels, Inc. |
Rome |
A940 |
United Oil Company |
Pittsbourgh |
A940 |
Vinmar Overseas, Ltd |
Houston |
A938 |
Vitol Inc. |
Houston |
A940 |
Western Dubque Biodiesel, LLC |
Farley |
A940 |
Western Iowa Energy, LLC |
Wall Lake |
A940 |
Western Petroleum Company |
Eden Prairie |
A940 |