This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007R1580
Commission Regulation (EC) No 1580/2007 of 21 December 2007 laying down implementing rules of Council Regulations (EC) No 2200/96, (EC) No 2201/96 and (EC) No 1182/2007 in the fruit and vegetable sector
Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit
Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit
PB L 350 van 31.12.2007, p. 1–98
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force
31.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 350/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1580/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 1, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (2), en met name op artikel 1, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (3), en met name op artikel 42,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1182/2007 voorziet in de wijziging van de vorige regeling voor de sector groenten en fruit, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2200/96, Verordening (EG) nr. 2201/96 en Verordening (EG) nr. 2202/96 van de Raad van 28 oktober 1996 tot invoering van een steunregeling voor telers van bepaalde citrussoorten (4). |
(2) |
De bestaande uitvoeringsbepalingen voor de sector groenten en fruit zijn vastgesteld in een groot aantal verordeningen, waarvan meerdere inmiddels meermaals zijn gewijzigd. Als gevolg van de bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde wijzigingen van de regeling voor de sector groenten en fruit en gezien de opgedane ervaring moeten de betrokken uitvoeringsbepalingen worden veranderd. Er moeten echter zoveel veranderingen worden aangebracht dat het in het belang van de duidelijkheid noodzakelijk is al deze bepalingen in een nieuwe, aparte verordening onder te brengen. |
(3) |
De volgende verordeningen van de Commissie moeten daarom worden ingetrokken:
|
(4) |
Er moeten bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1182/2007 worden vastgesteld. |
(5) |
Er moeten verkoopseizoenen voor verwerkte groenten en fruit worden vastgesteld. Aangezien voor de sector geen steunregelingen meer gelden die op de oogstcyclus van de betrokken producten zijn afgestemd, kunnen alle verkoopseizoenen gelijklopen met het kalenderjaar. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1182/2007 geeft de Commissie de bevoegdheid om handelsnormen voor verwerkte groenten en fruit vast te stellen en stelt in artikel 2, lid 7, dat de op grond van aparte, bestaande verordeningen vastgestelde handelsnormen van toepassing blijven totdat nieuwe handelsnormen zijn vastgesteld. |
(7) |
Voor sommige weinig gebruikelijke en/of zeer specifieke transacties, voor sommige acties aan het begin van de afzetketen of voor producten die bestemd zijn om te worden verwerkt, dienen uitzonderingen op en vrijstellingen van de toepassing van de handelsnormen te worden vastgesteld. |
(8) |
De op grond van de handelsnormen vereiste aanduidingen moeten duidelijk op de verpakking/het etiket worden aangebracht. |
(9) |
Naar aanleiding van de vraag van bepaalde verbruikers verschijnen op de markt steeds meer verpakkingen met verschillende soorten groenten en fruit. Loyale handel houdt in dat in dezelfde verpakking verkochte verse groenten en fruit van homogene kwaliteit zijn. Voor producten waarvoor geen communautaire normen zijn vastgesteld, kan deze homogeniteit worden verzekerd aan de hand van algemene voorschriften. Voor verpakkingen met verschillende soorten groenten en fruit moeten etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld. Deze moeten, met name om rekening te houden met de beschikbare ruimte op het etiket, minder streng zijn dan die van de handelsnormen. |
(10) |
Elke lidstaat moet de controle-instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de normcontroles in alle stadia van de afzet. Een van deze instanties moet verantwoordelijk zijn voor de contacten en de coördinatie tussen alle andere aangewezen instanties. |
(11) |
Aangezien de lidstaten hun analyse slechts kunnen verrichten indien zij over informatie betreffende de marktdeelnemers en de belangrijkste kenmerken van de marktdeelnemers beschikken, is het van essentieel belang dat in elke lidstaat een gegevensbank betreffende de marktdeelnemers in de sector verse groenten en fruit wordt opgezet. |
(12) |
De normcontroles moeten op basis van monsterneming plaatsvinden en moeten vooral worden gericht op de marktdeelnemers bij wie het risico dat goederen worden aangetroffen die niet aan de normen voldoen, het grootst is. Naargelang van de kenmerken van de nationale markt dienen de lidstaten regels vast te stellen om te bepalen welke categorie marktdeelnemers prioritair moet worden gecontroleerd. Met het oog op de transparantie moeten deze regels aan de Commissie worden meegedeeld. |
(13) |
De lidstaten moeten erop toezien dat de uitvoer van verse groenten en fruit naar derde landen voldoet aan de handelsnormen en moeten de naleving ervan certificeren overeenkomstig het in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties gesloten Protocol van Genève inzake de standaardisatie van verse groenten en fruit en droge en gedroogde vruchten, en de OESO-regeling inzake de toepassing van internationale normen voor groenten en fruit. |
(14) |
Uit derde landen ingevoerde verse groenten en fruit moeten voldoen aan de handelsnormen of aan daaraan gelijkwaardige normen. Derhalve moet een normcontrole plaatsvinden voordat dergelijke goederen het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, behalve wanneer het kleine partijen betreft waarvoor de controle-instanties het risico dat de goederen niet aan de normen voldoen, als gering beschouwen. Derde landen die voldoende kunnen garanderen dat aan de normen wordt voldaan, mogen de controles voorafgaand aan de uitvoer door hun eigen controle-instanties laten uitvoeren. In dat geval moeten de lidstaten regelmatig nagaan of de door de controle-instanties van deze derde landen uitgevoerde controles voorafgaand aan de uitvoer doeltreffend/deugdelijk zijn, en dienen zij de Commissie in kennis te stellen van de resultaten van deze verificatie. |
(15) |
Gewaarborgd moet worden dat voor industriële verwerking bestemde producten, die niet aan de handelsnormen hoeven te voldoen, niet op de markt voor verse producten worden verkocht. Dergelijke producten moeten adequaat worden geëtiketteerd en dienen in bepaalde gevallen/waar mogelijk vergezeld te gaan van een certificaat van industriële bestemming waaruit het uiteindelijke gebruik van de producten moet blijken en aan de hand waarvan controles kunnen worden verricht. |
(16) |
Voor groenten en fruit waarvoor normcontroles gelden, dient in alle afzetstadia één en dezelfde soort controles te worden toegepast. Hiervoor dienen de inspectierichtsnoeren te worden toegepast die worden aanbevolen door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en die voldoen aan de aanbevelingen van de OESO op dit gebied. Het is evenwel noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen voor de controles bij verkoop in de detailhandel. |
(17) |
Er dient te worden voorzien in de erkenning van producentenorganisaties voor de producten waarvoor deze een aanvraag indienen. Wordt een dergelijke erkenning aangevraagd voor producten die uitsluitend voor industriële verwerking bestemd zijn, dan dient erop te worden toegezien dat zij ook daadwerkelijk voor industriële verwerking worden geleverd. |
(18) |
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de regeling voor groenten en fruit en om ervoor te zorgen dat de producentenorganisaties hun werk op een duurzame en doeltreffende wijze kunnen uitvoeren, moet een optimale stabiliteit binnen de producentenorganisatie worden gewaarborgd. Daarom moet een minimumperiode voor het lidmaatschap van een producentenorganisatie worden vastgesteld. De opzegtermijnen en de data waarop de beëindiging van het lidmaatschap van kracht wordt, moeten door de lidstaten worden vastgesteld. |
(19) |
De voornaamste en wezenlijke activiteiten van een producentenorganisatie moeten verband houden met de concentratie van het aanbod en de afzet. De producentenorganisaties moet evenwel worden toegestaan andere, al dan niet commerciële, activiteiten te ontplooien. Samenwerking tussen producentenorganisaties dient te worden bevorderd door noch bij de berekening van de hoofdactiviteit, noch bij de berekening van andere activiteiten rekening te houden met de afzet van groenten en fruit die exclusief van een andere erkende producentenorganisatie zijn gekocht. Wat het ter beschikking stellen van technische hulpmiddelen betreft, moet de extra mogelijkheid worden ingeruimd deze hulpmiddelen door leden van een producentenorganisatie ter beschikking te laten stellen. |
(20) |
Producentenorganisaties mogen participaties hebben in dochterondernemingen die bijdragen tot de verhoging van de toegevoegde waarde van de productie van hun leden. Er moeten regels worden vastgesteld voor de berekening van de waarde van deze in de handel gebrachte productie. Na een overgangsperiode die de betrokkenen in staat moet stellen zich aan te passen, dienen de hoofdactiviteiten van deze dochterondernemingen dezelfde te zijn als die van de producentenorganisatie. |
(21) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de erkenning en de werking van de in Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde unies van producentenorganisaties, transnationale producentenorganisaties en transnationale unies van producentenorganisaties. In het belang van de coherentie moeten deze uitvoeringsbepalingen een zo getrouw mogelijke weerspiegeling zijn van de desbetreffende bepalingen inzake producentenorganisaties. |
(22) |
Om concentratie van het aanbod te vergemakkelijken moet de fusie van bestaande producentenorganisaties tot nieuwe producentenorganisaties worden bevorderd door regels vast te stellen voor het fuseren van de operationele programma's van de gefuseerde producentenorganisaties. |
(23) |
Met inachtneming van het beginsel dat een producentenorganisatie op initiatief van de producenten moet worden opgericht en door hen moet worden gecontroleerd, moet het aan de lidstaten worden overgelaten de voorwaarden vast te stellen voor de aanvaarding van andere natuurlijke of rechtspersonen als lid van een producentenorganisatie en/of een unie van producentenorganisaties. |
(24) |
Om ervoor te zorgen dat de producentenorganisaties werkelijk een minimumaantal producenten vertegenwoordigen, dienen de lidstaten maatregelen te nemen om te voorkomen dat een minderheid van de leden die eventueel het grootste deel van de productie van de betrokken producentenorganisatie voor haar rekening neemt, een overheersende positie inneemt waarvan ten aanzien van het beheer en het functioneren van de producentenorganisatie misbruik kan worden gemaakt. |
(25) |
Gezien de uiteenlopende nationale productie- en afzetomstandigheden in de Gemeenschap moeten de lidstaten voorwaarden vaststellen voor de voorlopige erkenning van producentengroeperingen die een erkenningsprogramma indienen. |
(26) |
Ter bevordering van de oprichting van stabiele producentenorganisaties die op een duurzame wijze tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de regeling voor groenten en fruit kunnen bijdragen, mag een voorlopige erkenning slechts worden verleend aan producentengroeperingen die kunnen aantonen dat zij in staat zijn om binnen een bepaalde periode aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen. |
(27) |
Er dient te worden vastgesteld welke gegevens de producentengroeperingen in het erkenningprogramma moeten verstrekken. Om het producentengroeperingen mogelijk te maken beter aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen, moet het aanbrengen van wijzigingen in het erkenningsprogramma worden toegestaan. Daartoe dient te worden bepaald dat de lidstaat de producentengroepering om correctiemaatregelen kan verzoeken met het doel de uitvoering van het programma te waarborgen. |
(28) |
Het is mogelijk dat de producentengroepering reeds vóór de afronding van het erkenningsprogramma aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. Daarom dient te worden bepaald dat een dergelijke groepering samen met de erkenningsaanvraag een ontwerp van operationeel programma mag indienen. Omwille van de coherentie moeten, zodra een dergelijke producentengroepering als producentenorganisatie is erkend, het betrokken erkenningsprogramma en de daarmee gepaard gaande steunverlening worden stopgezet. In verband met de meerjarige financiering van investeringen moet echter de mogelijkheid worden geboden om investeringen die voor investeringssteun in aanmerking komen, over te dragen naar de operationele programma's. |
(29) |
Om een correcte toepassing van de steunregeling ter dekking van de oprichtingskosten en de kosten van de administratieve werking van producentengroeperingen te vergemakkelijken, dient de betrokken steun op forfaitaire basis te worden toegekend. In verband met de beperkte begrotingsmiddelen moet voor deze forfaitaire steun een maximum gelden. Om rekening te houden met de uiteenlopende financiële behoeften van producentengroeperingen van verschillende omvang, moet dit maximum bovendien worden gedifferentieerd naargelang van de verhandelbare productie van de producentengroeperingen. |
(30) |
In het belang van de coherentie en de vlotte overgang naar de status van producentenorganisatie, moeten voor de producentengroeperingen dezelfde regels inzake hoofdactiviteiten en waarde van de in de handel gebrachte producten gelden als voor de producentenorganisaties. |
(31) |
Bij een fusie van producentengroeperingen moet de steun kunnen worden verleend aan de uit de fusie voortgekomen producentengroepering om rekening te houden met de financiële behoeften van deze nieuwe producentengroepering en om de correcte toepassing van de steunregeling te garanderen. |
(32) |
Om de toepassing van de regeling inzake steun voor operationele programma's te vergemakkelijken, moet de in de handel gebrachte productie van de producentenorganisaties nauwkeurig worden omschreven, waarbij tevens moet worden aangegeven welke producten in aanmerking komen en in welk afzetstadium de waarde van de productie moet worden berekend. Bij jaarlijkse schommelingen of onvoldoende gegevens moeten ook nog andere methoden voor de berekening van de verhandelbare productie worden toegestaan. Om misbruik van de regeling te voorkomen, moet worden voorgeschreven dat de producentenorganisaties de referentieperioden normaliter niet mogen wijzigen gedurende de looptijd van een operationeel programma. |
(33) |
Met het oog op een correct gebruik van de steun moeten regels worden vastgesteld voor het beheer van de actiefondsen en de financiële bijdragen van de leden daarin, waarbij zoveel mogelijk ruimte voor flexibiliteit moet worden gelaten op voorwaarde dat alle producenten gebruik kunnen maken van het actiefonds en democratisch kunnen deelnemen aan de besluitvorming over het gebruik ervan. |
(34) |
Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de werkingssfeer en de structuur van de nationale strategie voor duurzame operationele programma's en het nationale kader voor milieuacties. Doel daarvan is de toewijzing van financiële middelen te optimaliseren en de kwaliteit van de strategie te verbeteren. |
(35) |
Met het oog op een deugdelijk beheer moeten procedures voor de indiening en goedkeuring van operationele programma's, onder meer de termijnen hiervoor, worden vastgesteld teneinde een adequate beoordeling van de gegevens door de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, en moet ook worden bepaald welke maatregelen en activiteiten de programma's moeten, respectievelijk niet mogen, bevatten. Aangezien de programma's op jaarbasis worden beheerd, moet worden bepaald dat de vóór een bepaalde datum nog niet goedgekeurde programma's met één jaar worden uitgesteld. |
(36) |
Er moet worden voorzien in een procedure voor de jaarlijkse wijziging van de operationele programma's voor het daaropvolgende jaar zodat deze programma's kunnen worden aangepast aan nieuwe omstandigheden die bij de indiening ervan niet konden worden voorzien. Bovendien moet het mogelijk zijn maatregelen en bedragen van het actiefonds te wijzigen in de loop van elk uitvoeringsjaar van het programma. Om te garanderen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelen van de goedgekeurde programma's, dienen voor al die wijzigingen bepaalde door de lidstaten vast te stellen grenzen en voorwaarden te gelden, onder meer de voorwaarde dat de wijzigingen aan de bevoegde autoriteiten moeten worden gemeld. |
(37) |
Met het oog op financiële en rechtszekerheid moet een lijst worden opgesteld van acties en uitgaven die niet in een operationeel programma mogen worden opgenomen. |
(38) |
Wat investeringen op individuele landbouwbedrijven betreft dienen, ter voorkoming van ongerechtvaardigde verrijking door een particuliere partij die gedurende de nuttige levensduur van een dergelijke investering haar banden met de producentenorganisatie heeft verbroken, bepalingen te worden vastgesteld om het de producentenorganisatie mogelijk te maken de restwaarde van de investering te recupereren, ongeacht of deze het eigendom van het lid dan wel van de producentenorganisatie is. |
(39) |
Voor een correcte toepassing van de regeling moet worden vastgesteld welke informatie in de steunaanvragen moet worden opgenomen en welke procedures gelden voor de betaling van de steun. Om liquiditeitsproblemen te voorkomen, moet ten behoeve van de producentenorganisaties een systeem van voorschotten met bijbehorende zekerheid worden toegepast. Om soortgelijke redenen moet kunnen worden gekozen voor een ander systeem voor de vergoeding van reeds gedane uitgaven. |
(40) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen inzake de werkingssfeer en de toepassing van maatregelen voor crisisbeheer en crisispreventie worden vastgesteld. Deze bepalingen moeten met het oog op de flexibiliteit en de snelle toepassing van dergelijke maatregelen in crisissituaties zo zijn opgezet dat de besluitvorming wordt overgelaten aan de lidstaten en de producentenorganisaties. De bepalingen dienen evenwel misbruik te voorkomen en te voorzien in beperkingen op het gebruik van bepaalde maatregelen, ook op financieel vlak. Voorts moeten zij de naleving van de fytosanitaire en milieuvoorschriften garanderen. |
(41) |
Wat het uit de markt nemen van producten betreft, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld waarin rekening wordt gehouden met het potentiële belang van een dergelijke maatregel. Met name moeten bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de regeling inzake verhoogde steun voor uit de markt genomen groenten en fruit die door liefdadigheidsinstellingen en bepaalde andere instellingen gratis als humanitaire hulp worden uitgereikt. Bovendien moeten maximale steunniveaus voor uit de markt genomen producten worden vastgesteld om te voorkomen dat het uit de markt nemen van producten als permanente afzetmogelijkheid in de plaats komt van het op de markt brengen van producten. In dit verband dienen op de in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 2200/96 opgenomen producten de aldaar vastgestelde maximale communautaire ophoudvergoedingen verder te worden toegepast, weliswaar verhoogd aangezien deze transacties voor het uit de markt nemen tegenwoordig worden gecofinancierd. Voor andere producten die tot dusverre niet onderhevig zijn gebleken aan het gevaar van excessieve transacties voor het uit de markt nemen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om maximale steunniveaus vast te stellen. In elk geval dient echter om soortgelijke redenen per product en per producentenorganisatie een maximumaantal transacties voor het uit de markt nemen te worden vastgesteld. |
(42) |
Inzake de nationale financiële steun die de lidstaten mogen verlenen in gebieden van de Gemeenschap waar de producenten bijzonder zwak georganiseerd zijn, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld, met inbegrip van een omschrijving van wat wordt verstaan onder „bijzonder zwak georganiseerd”. Er moet worden voorzien in procedures voor de goedkeuring van deze soort van nationale steun, voor de goedkeuring en de vaststelling van het bedrag van de vergoeding van de steun door de Gemeenschap en voor de vaststelling van het vergoedingsniveau, die de vigerende bepalingen weerspiegelen. |
(43) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen, met name op het gebied van procedures, worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden krachtens welke de voorschriften die de producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector hebben aangenomen, bindend kunnen worden verklaard voor alle producenten die in een bepaalde economische regio zijn gevestigd. Bij verkoop van producten op stam moet bovendien worden gepreciseerd welke voorschriften bindend moeten worden verklaard ten aanzien van, respectievelijk, de producenten en de kopers. |
(44) |
De appelproducenten in de Gemeenschap hebben sedert enige tijd af te rekenen met problemen die onder meer zijn toe te schrijven aan een aanzienlijke stijging van de invoer van appelen uit bepaalde derde landen van het zuidelijke halfrond. De controle op de invoer van appelen moet derhalve worden verbeterd. Dit doel kan het beste worden bereikt aan de hand van een regeling die is gebaseerd op de afgifte van invoercertificaten, gekoppeld aan de verplichting een zekerheid te stellen die moet garanderen dat de transacties waarvoor een invoercertificaat wordt aangevraagd, ook werkelijk plaatsvinden. Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (25) en Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (26) moeten in dit verband van toepassing zijn. |
(45) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het invoerprijssysteem voor groenten en fruit. Het feit dat de betrokken, bederfelijke soorten groenten en fruit grotendeels in consignatie worden geleverd, maakt het bijzonder moeilijk de waarde ervan te bepalen. Bepaald moet worden welke methoden mogen worden toegepast voor het berekenen van de invoerprijs op basis waarvan de ingevoerde producten in het gemeenschappelijk douanetarief worden ingedeeld. Met name moeten forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de gemiddelde prijzen van de producten en moet worden voorzien in een werkwijze voor gevallen waarin voor producten van een bepaalde oorsprong geen prijzen beschikbaar zijn. Met het oog op een correcte toepassing van de regeling dient in bepaalde omstandigheden te worden voorzien in het stellen van een zekerheid. |
(46) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het invoerrecht dat bovenop het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde invoerrecht kan worden geheven over bepaalde producten. Het aanvullende recht kan worden opgelegd indien de invoerhoeveelheden van het betrokken product bepaalde, per product en per toepassingsperiode vastgestelde drempelhoeveelheden overschrijden. Aangezien goederen die op weg zijn naar de Gemeenschap, vrijgesteld zijn van aanvullende rechten, moeten voor deze goederen specifieke bepalingen worden vastgesteld. |
(47) |
Om zowel de producentenorganisaties als de lidstaten in staat te stellen de doeltreffendheid en de efficiënte werking van de lopende programma's en regelingen te beoordelen, dient te worden voorzien in voldoende toezicht en evaluatie. |
(48) |
Er moeten maatregelen/bepalingen worden vastgesteld inzake de soort, het formaat en de wijze van verstrekking van de mededelingen die voor de toepassing van deze verordening worden vereist. Deze dienen met name betrekking te hebben op de mededelingen van de producenten en producentenorganisaties aan de lidstaten, de mededelingen van de lidstaten aan de Commissie en de gevolgen die verbonden zijn aan te late of onnauwkeurige mededelingen. |
(49) |
Er moeten maatregelen worden vastgesteld inzake de controles die vereist zijn voor een correcte toepassing van deze verordening en van Verordening (EG) nr. 1182/2007, alsmede passende sancties voor geconstateerde onregelmatigheden. Hieronder vallen zowel de specifieke controles en sancties die op Gemeenschapsniveau zijn vastgesteld, als aanvullende nationale controles en sancties. De controles en sancties moeten ontradend, doeltreffend en evenredig zijn. Met het oog op een eerlijke behandeling van de producenten moeten bepalingen worden vastgesteld voor de oplossing van gevallen waarin sprake is van een kennelijke fout, overmacht of andere uitzonderlijke omstandigheden. Om te voorkomen dat voordeel wordt gehaald uit kunstmatig gecreëerde situaties, dienen ook voor dergelijke situaties bepalingen te worden vastgesteld. |
(50) |
Er moeten bepalingen worden vastgesteld voor een soepele overschakeling van de vorige regeling naar de bij deze verordening vastgestelde regeling, alsmede voor de toepassing van de in artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 opgenomen overgangsbepalingen. |
(51) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1
Werkingssfeer en gebruik van termen
1. Bij de onderhavige verordening worden bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 vastgesteld.
2. Termen in de in lid 1 genoemde verordeningen hebben in de onderhavige verordening dezelfde betekenis, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
Verkoopseizoenen
De verkoopseizoenen voor de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten lopen telkens van 1 januari tot en met 31 december.
TITEL II
INDELING VAN PRODUCTEN
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 3
Uitzonderingen op en vrijstellingen van de toepassing van de handelsnormen
1. In afwijking van artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 hoeven de volgende producten niet aan de handelsnormen te voldoen:
a) |
producten die naar verwerkingsbedrijven worden vervoerd, behalve wanneer in de onderhavige verordening minimumkwaliteitscriteria betreffende voor industriële verwerking bestemde producten zijn vastgesteld; |
b) |
producten die door de producent op zijn bedrijf aan de consument voor diens persoonlijk gebruik worden geleverd; en |
c) |
ingevolge een besluit van de Commissie dat op verzoek van een lidstaat wordt genomen volgens de in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde procedure, producten uit een bepaald gebied die door de detailhandel van dat gebied worden verkocht omdat zij aan een algemeen bekende lokale verbruikstraditie beantwoorden. |
2. In afwijking van artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 hoeven de volgende producten binnen een bepaald productiegebied niet aan de handelsnormen te voldoen:
a) |
producten die door de producent worden verkocht of geleverd aan pakstations of bewaarinrichtingen, of die van het bedrijf van de producent naar deze inrichtingen worden vervoerd; en |
b) |
producten die van de bewaarinrichtingen naar de pakstations worden vervoerd. |
3. In afwijking van artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 mogen lidstaten de volgende producten vrijstellen van de eis aan de handelsnormen of een aantal in de handelsnormen vastgestelde bepalingen te voldoen:
a) |
producten die door de producent worden uitgestald of aangeboden voor verkoop, verkocht, geleverd of op enige andere wijze verhandeld in de in het productiegebied gelegen groothandelscentra, met name op de producentenmarkten; en |
b) |
producten die van deze groothandelscentra naar in hetzelfde productiegebied gelegen pakstations of bewaarinrichtingen worden vervoerd. |
Bij toepassing van de eerste alinea stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de getroffen maatregelen.
4. Aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat moet het bewijs moet worden geleverd dat de in lid 1, onder a), en in lid 2 bedoelde producten aan de vastgestelde voorwaarden voldoen, met name ten aanzien van hun bestemming.
Artikel 4
Aanduidingen
1. De aanduidingen die in de op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde handelsnormen zijn voorgeschreven, moeten duidelijk leesbaar en zichtbaar op een van de zijkanten van de verpakking worden aangebracht door directe en onuitwisbare opdruk of door middel van een in de verpakkingseenheid geïntegreerd of stevig daarop bevestigd etiket.
2. Voor los verzonden goederen die rechtstreeks in een vervoermiddel worden geladen, moeten de in lid 1 bedoelde aanduidingen voorkomen op een begeleidend document of op een notitie die goed zichtbaar in het vervoermiddel is aangebracht.
Artikel 5
Aanduidingen in het detailhandelstadium
Met betrekking tot verpakte producten die in de detailhandel verkrijgbaar zijn, moeten de aanduidingen die in de op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde handelsnormen zijn voorgeschreven, duidelijk leesbaar en zichtbaar zijn.
Bij voorverpakte producten in de zin van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) wordt naast alle in de handelsnormen voorgeschreven gegevens ook het nettogewicht aangegeven. Op producten die gewoonlijk per aantal stuks worden verkocht, is de verplichting om het nettogewicht aan te geven evenwel niet van toepassing indien het aantal stuks vanaf de buitenkant duidelijk zichtbaar is en gemakkelijk kan worden geteld of indien dit aantal op het etiket is vermeld.
Producten mogen onverpakt worden aangeboden, op voorwaarde dat de detailhandelaar bij de te koop aangeboden producten een kaart plaatst met duidelijke en leesbare aanduidingen betreffende variëteit, land van oorsprong en klasse van het product, zoals voorgeschreven in de handelsnormen en in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
Artikel 6
Verkoopverpakkingen
1. Verkoopverpakkingen met verse groenten en fruit en met een nettogewicht van niet meer dan 3 kg mogen een mengsel van verschillende soorten verse groenten en fruit bevatten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de producten zijn homogeen van kwaliteit en beantwoorden, voor elke soort, aan de in lid 2 vastgestelde normen; |
b) |
op de verpakking zijn passende aanduidingen aangebracht overeenkomstig lid 3, en |
c) |
het mengsel kan de consument niet misleiden. |
2. Alle producten in de in lid 1 bedoelde verpakkingen moeten behoren tot één en dezelfde van de in bijlage I opgenomen kwaliteitsklassen.
Wanneer het mengsel groente- en fruitsoorten bevat waarvoor geen communautaire handelsnormen gelden, moeten deze soorten in overeenstemming met bijlage I in dezelfde klasse worden ingedeeld.
3. De aanduidingen op de in lid 1 bedoelde verkoopverpakking en/of op elke eenheid van deze verpakkingen omvatten ten minste de volgende gegevens:
a) |
de naam en het adres van de verpakker en/of de verzender. Deze vermelding mag worden vervangen:
|
b) |
de benaming van elk product/elke soort in de verpakking; |
c) |
de naam van de variëteit of van het handelstype van elk van de producten in het mengsel, wanneer dit voor het niet-gemengde product is voorgeschreven in de communautaire handelsnorm; |
d) |
het land van oorsprong van elk betrokken product, naast de naam van het corresponderende product; en |
e) |
de klasse. |
Voor groenten en fruit die onder communautaire handelsnormen vallen, komen deze gegevens in de plaats van de in die normen vastgestelde aanduidingen.
HOOFDSTUK II
Handelsnormcontroles
Afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 7
Werkingssfeer
In dit hoofdstuk worden de voorschriften vastgesteld die de lidstaten in acht moeten nemen bij het uitvoeren, in alle afzetstadia, van de normcontroles betreffende de op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde handelsnormen.
Artikel 8
Bevoegde instanties
1. Elke lidstaat gaat over tot het aanwijzen van:
a) |
een enkele bevoegde autoriteit, hierna „de coördinerende autoriteit” genoemd, die verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten met betrekking tot het bepaalde in deze afdeling, en |
b) |
een of meer controle-instanties, hierna „de controle-instanties” genoemd, die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1182/2007. |
2. De lidstaten delen aan de Commissie het volgende mee:
a) |
de naam, het postadres en het e-mailadres van de op grond van lid 1 aangewezen coördinerende autoriteit, |
b) |
de naam, het postadres en het e-mailadres van de op grond van lid 1 aangewezen controle-instanties, |
c) |
de precieze omschrijving van de bevoegdheden van de door hen aangewezen controle-instanties. |
3. De coördinerende autoriteit kan tevens de controle-instantie of één van de controle-instanties of een andere, op grond van lid 1 aangewezen instantie zijn.
4. De Commissie maakt de lijst van de door de lidstaten aangewezen coördinerende autoriteiten bekend op de door haar geschikt geachte wijze.
Artikel 9
Gegevensbank betreffende de marktdeelnemers
1. De lidstaten stellen een gegevensbank betreffende de marktdeelnemers in de sector groenten en fruit samen, waarin onder de in dit artikel vermelde voorwaarden de marktdeelnemers worden opgenomen die betrokken zijn bij de afzet van verse groenten en fruit waarvoor op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 normen zijn vastgesteld.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „marktdeelnemer” verstaan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die verse groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, in zijn bezit heeft met de bedoeling deze voor eigen rekening of voor rekening van een derde op het grondgebied van de Gemeenschap uit te stallen of aan te bieden voor verkoop, te verkopen of anderszins af te zetten, en/of naar derde landen uit te voeren.
2. De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden de volgende marktdeelnemers al dan niet in de gegevensbank worden opgenomen:
a) |
marktdeelnemers wier activiteiten op grond van artikel 3 zijn vrijgesteld van de verplichting om aan de handelsnormen te voldoen, en |
b) |
natuurlijke personen of rechtspersonen wier activiteiten in de sector groenten en fruit beperkt zijn tot het vervoer van goederen of tot de verkoop van kleine hoeveelheden in het detailhandelstadium. |
3. Wanneer de gegevensbank uit verschillende afzonderlijke elementen bestaat, ziet de coördinerende autoriteit erop toe dat de gegevensbank en de verschillende elementen ervan een homogeen geheel vormen en op uniforme wijze worden bijgewerkt. Met name de controle-instanties werken de gegevensbank bij op basis van de informatie die zij tijdens de controles in alle afzetstadia verzamelen.
4. Deze gegevensbank bevat voor iedere marktdeelnemer het registratienummer, de naam, het adres, de informatie die vereist is om hem onder te brengen in één van de in artikel 10 vermelde categorieën, met name zijn plaats in de afzetketen, gegevens over het belang van de marktdeelnemer, gegevens over de uitkomsten van eerdere controles bij die marktdeelnemer en alle overige voor controledoeleinden noodzakelijk geachte gegevens.
5. De marktdeelnemers verstrekken de gegevens die de lidstaten noodzakelijk achten voor de samenstelling en bijwerking van de gegevensbank. De lidstaten bepalen volgens welke voorwaarden marktdeelnemers die niet op hun grondgebied zijn gevestigd maar er wel een handelsactiviteit uitoefenen, in de gegevensbank worden opgenomen.
Afdeling 2
Controles op de interne markt
Artikel 10
Normcontroles op de interne markt
1. De lidstaten voeren een regeling in om, op basis van monsterneming, in alle afzetstadia te controleren of de producten die marktdeelnemers in hun bezit hebben, aan de handelsnormen voldoen.
In het kader van die regeling stellen de lidstaten op basis van een analyse van het risico dat een marktdeelnemer producten op de markt brengt die niet aan de handelsnormen voldoen, de frequentie vast van de door de controle-instanties te verrichten controles. De controlefrequentie moet voor elke categorie marktdeelnemers die de lidstaten vooraf hebben vastgesteld, toereikend zijn om de naleving van de communautaire regelgeving te waarborgen.
De risicoanalyse heeft met name betrekking op het belang van de marktdeelnemers, hun positie in de afzetketen, uitkomsten van vorige controles en eventuele andere door de lidstaten vast te stellen parameters.
Marktdeelnemers die groenten en fruit verkoopklaar maken en verpakken, met name in het productiegebied, worden frequenter gecontroleerd dan andere categorieën marktdeelnemers. De controles kunnen ook tijdens het vervoer worden uitgevoerd.
Als bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, verhogen de controle-instanties de frequentie van de controles bij de betrokken marktdeelnemers.
2. De marktdeelnemers stellen de controle-instanties in kennis van alle gegevens die deze instanties noodzakelijk achten voor de organisatie en uitvoering van de controles.
3. De lidstaten kunnen aan bij de verzending betrokken marktdeelnemers die voldoende garanties bieden dat constant een hoog percentage van de verzonden groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, aan die normen voldoet, toestemming verlenen om op elke verzonden verpakking een strook volgens het model in bijlage II aan te brengen. Deze toestemming wordt voor drie jaar verleend en kan worden verlengd.
Om deze stroken te mogen gebruiken, moeten de marktdeelnemers:
a) |
beschikken over controlepersoneel dat een door de lidstaat erkende opleiding heeft gevolgd, |
b) |
over het nodige materieel beschikken om de producten verkoopklaar te maken en te verpakken; |
c) |
zich ertoe verbinden een normcontrole te verrichten van de goederen die zij verzenden, en over een register beschikken waarin alle door hen uitgevoerde controleactiviteiten worden genoteerd. |
Wanneer een marktdeelnemer niet meer kan garanderen dat een hoog percentage producten constant aan de normen voldoet, of wanneer één van de in de tweede alinea opgenomen voorwaarden niet meer is vervuld, gaat de lidstaat over tot intrekking van de aan de marktdeelnemer gegeven toestemming om op elke verzonden verpakking de strook volgens het model in bijlage II aan te brengen.
4. De coördinerende autoriteit deelt de bepalingen van de in lid 1 bedoelde controleregeling mee aan de Commissie. In die mededeling worden met name de vastgestelde categorieën marktdeelnemers en de voor elke categorie vastgestelde controlefrequentie vermeld, alsmede, in voorkomend geval, de specifieke voorwaarden voor de toepassing van lid 3, de specifieke voorwaarden voor de toepassing van artikel 11, lid 1, met inbegrip van het voor de verschillende betrokken marktdeelnemers te controleren minimumpercentage. Alle latere wijzigingen van het controlesysteem worden door de coördinerende autoriteit onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht.
5. Indien de controle-instanties van een lidstaat op het grondgebied van die lidstaat een partij goederen uit een andere lidstaat niet conform de normen bevindt omdat de producten gebreken of afwijkingen vertonen die reeds tijdens de verpakking ervan hadden kunnen worden vastgesteld, stellen deze controle-instanties de autoriteiten van de lidstaten die daarmee te maken kunnen krijgen, in kennis van dergelijke gevallen van niet-conformiteit die in alle stadia tot in de groothandel, met inbegrip van de distributiecentra, zijn geconstateerd.
Artikel 11
Normcontroles op de plaats van uitvoer
1. Alvorens voor uitvoer naar derde landen bestemde producten het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, controleert de bevoegde controle-instantie op de plaats van uitvoer of die producten aan de handelsnormen voldoen.
De exporteurs stellen de controle-instanties in kennis van alle gegevens die deze instanties noodzakelijk achten voor de organisatie en uitvoering van de controles.
2. Voor elke betrokken categorie marktdeelnemers kunnen de lidstaten op basis van een risicoanalyse bepalen op welk minimumpercentage van de zendingen en hoeveelheden de bevoegde controle-instantie op de plaats van uitvoer een normcontrole moet verrichten. Dit percentage moet hoog genoeg zijn om te kunnen nagaan of de communautaire regelgeving in acht wordt genomen. Als bij deze controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, verhogen de controle-instanties het te controleren percentage zendingen voor de betrokken marktdeelnemers.
De lidstaten mogen de in de eerste alinea bedoelde bepalingen toepassen op marktdeelnemers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
zij bieden voor door hen afgezette groenten en fruit voldoende garanties voor een constant hoog peil van normhandhaving; |
b) |
zij beschikken over controlepersoneel dat een door de lidstaat erkende opleiding heeft gevolgd; |
c) |
zij verbinden zich ertoe om op de door hen afgezette goederen een normcontrole te verrichten; en |
d) |
zij verbinden zich ertoe een register van alle door hen uitgevoerde controles bij te houden. |
3. Wanneer de in lid 1 bedoelde controles zijn uitgevoerd, geeft de controle-instantie een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III af voor elke voor uitvoer bestemde partij die zij conform de handelsnormen heeft bevonden. Wanneer een voor uitvoer bestemde zending uit verschillende partijen bestaat, mag voor deze partijen een gezamenlijk normcontrolecertificaat worden afgegeven, mits de uitgevoerde partijen afzonderlijk op het certificaat worden vermeld.
Wanneer de bevoegde controle-instantie op de plaats van uitvoer de partijen waarop het normcontrolecertificaat betrekking heeft, niet overeenkomstig lid 2 heeft gecontroleerd, moet in vak 13 (opmerkingen) van het certificaat de vermelding „interne controle (artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 0000/2007” worden aangebracht.
4. De bevoegde douaneautoriteit aanvaardt de aangifte ten uitvoer alleen als:
a) |
de goederen vergezeld gaan van het in lid 3 bedoelde certificaat, dan wel van het in artikel 19, lid 2, bedoelde certificaat, of |
b) |
de bevoegde controle-instantie de douaneautoriteit op passende wijze heeft gemeld dat voor de betrokken partijen één van deze certificaten is afgegeven. |
Artikel 12
Normcontroles op de plaats van invoer
1. Producten uit derde landen worden, alvorens zij in het vrije verkeer worden gebracht, aan een handelsnormcontrole onderworpen.
De importeurs stellen de controle-instanties in kennis van alle gegevens die deze instanties noodzakelijk achten voor de organisatie en uitvoering van de in lid 2 en in artikel 16, lid 1, vermelde controles.
2. Onverminderd afdeling 3 verricht de bevoegde controle-instantie op de plaats van invoer voor elke ingevoerde partij een normcontrole en geeft zij, indien de producten aan de normen voldoen, een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III af. Wanneer een voor invoer bestemde zending uit verschillende partijen bestaat, mag voor deze partijen een gezamenlijk normcontrolecertificaat worden afgegeven, mits de ingevoerde partijen afzonderlijk op het certificaat worden vermeld.
3. De douaneautoriteit geeft slechts dan toestemming om de goederen in het vrije verkeer te brengen:
a) |
als de goederen vergezeld gaan van het in lid 2 bedoelde certificaat, het in artikel 14, lid 1, bedoelde certificaat of het in artikel 19, lid 2, bedoelde certificaat, of |
b) |
als de bevoegde controle-instantie de douaneautoriteit op passende wijze heeft gemeld dat voor de betrokken partijen één van deze certificaten is afgegeven. |
4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3, hoeft de bevoegde controle-instantie op de plaats van invoer bepaalde partijen niet te controleren als zij het risico gering acht dat deze partijen niet aan de normen voldoen. Zij doet de douaneautoriteit hieromtrent een van haar stempel voorziene verklaring toekomen of informeert de douaneautoriteit op enigerlei andere manier, waarna de laatstgenoemde autoriteit de goederen kan inklaren.
Voor de toepassing van de eerste alinea stelt de controle-instantie vooraf de criteria vast aan de hand waarvan het risico dat partijen niet aan de normen voldoen, kan worden beoordeeld, en stelt zij op basis van een risicoanalyse voor elke door die instantie omschreven soort invoer vast op welke minimumpercentages van de zendingen en hoeveelheden de bevoegde controle-instantie op de plaats van invoer een normcontrole moet verrichten. In ieder geval moet elk op grond van dit lid vastgesteld percentage aanzienlijk hoger zijn dan de op grond van artikel 16, lid 1, toegepaste percentages.
5. Om de uniforme toepassing van lid 4 in de lidstaten te bevorderen, stelt de Commissie gemeenschappelijke richtsnoeren voor de toepassing van dat lid vast. De coördinerende autoriteit stelt de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften voor de toepassing van lid 4, met inbegrip van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde criteria en minimumpercentages, alsmede van elke latere wijziging van die voorschriften.
6. Wanneer bij invoer uit een derde land een partij goederen niet conform de normen wordt bevonden, stelt de coördinerende autoriteit van de betrokken lidstaat de Commissie en de coördinerende autoriteiten van de lidstaten die daarmee te maken kunnen krijgen, onverwijld daarvan in kennis en deze laatste autoriteiten zorgen op hun grondgebied voor de nodige verspreiding van de informatie. Kennisgeving aan de Commissie vindt plaats via het door de Commissie bepaalde elektronische systeem.
Afdeling 3
Door derde landen verrichte controles
Artikel 13
Erkenning van door derde landen vóór de invoer in de Gemeenschap verrichte controles
1. Op verzoek van een derde land kunnen de normcontroles die dat derde land vóór de invoer in de Gemeenschap verricht, door de Commissie worden erkend volgens de in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde procedure.
2. De in lid 1 bedoelde erkenning kan worden verleend aan derde landen die daarom verzoeken en op het grondgebied waarvan de voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde producten voldoen aan de communautaire handelsnormen of aan ten minste daaraan gelijkwaardige normen.
In de erkenning wordt de officiële autoriteit in het derde land vermeld die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde controles. Deze autoriteit is verantwoordelijk voor de contacten met de Gemeenschap. In de erkenning worden ook de controle-instanties vermeld die belast zijn met de uitvoering van de controles, hierna „de controle-instanties van het derde land” genoemd.
De erkenning heeft uitsluitend betrekking op producten van oorsprong uit het betrokken derde land en kan tot bepaalde producten worden beperkt.
3. De controle-instanties van het derde land moeten officiële of officieel door de in lid 2 bedoelde autoriteit erkende instanties zijn die voldoende garanties bieden dat de controles volgens de in artikel 20, lid 1, bedoelde methoden of gelijkwaardige methoden worden verricht, en daartoe over het nodige personeel en materieel en de nodige installaties beschikken.
4. De lijst van derde landen waarvan de normcontroles op grond van dit artikel zijn erkend, en van de betrokken producten is opgenomen in deel A van bijlage IV. Deel B van die bijlage bevat gegevens over de officiële autoriteiten en de controle-instanties van deze landen, en de modellen voor de in lid 14 bedoelde certificaten zijn vastgesteld in deel C van die bijlage.
Artikel 14
Certificaten
1. Voor iedere partij die wordt gecontroleerd alvorens in het douanegebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht, stellen de controle-instanties van het derde land een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III op, dan wel een ander tussen de Commissie en het betrokken derde land overeengekomen formulier. Wanneer een voor invoer bestemde zending uit verschillende partijen bestaat, mag voor deze partijen een gezamenlijk normcontrolecertificaat worden afgegeven, mits de ingevoerde partijen afzonderlijk op het certificaat worden vermeld.
De modellen voor het formulier waarop de in de eerste alinea bedoelde certificaten worden opgesteld, worden vastgesteld in het kader van de in lid 13, lid 1, bedoelde erkenning.
2. Het certificaat moet de vermelding „origineel” bevatten. Indien extra exemplaren nodig zijn, moet daarop een stempel met de vermelding „kopie” worden aangebracht. De bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap aanvaarden alleen het origineel van het certificaat als geldig.
De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm; voor de lengte is een afwijking tussen 5 mm minder en 8 mm meer toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven valt, en weegt ten minste 40 g/m2.
De formulieren moeten in één van de officiële talen van de Gemeenschap worden gedrukt en ingevuld.
De formulieren moeten door middel van een mechanografisch of een soortgelijk procedé worden ingevuld.
Op het certificaat mogen geen doorhalingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Iedere aldus aangebrachte wijziging dient te worden geparafeerd door degene die deze heeft aangebracht, en te worden geviseerd door de autoriteit van afgifte.
Elk certificaat moet zijn voorzien van een individueel volgnummer en moet het stempel van de autoriteit van afgifte en de handtekening van de tot ondertekening ervan gemachtigde persoon of personen dragen.
De autoriteit van afgifte bewaart een kopie van elk certificaat dat zij afgeeft.
Artikel 15
Schorsing van de erkenning
De erkenning kan door de Commissie worden geschorst indien, voor een significant aantal partijen en/of hoeveelheden, wordt geconstateerd dat de goederen niet beantwoorden aan de gegevens op de normcontrolecertificaten die door de controle-instanties van het derde land zijn afgegeven, of indien niet op bevredigende wijze wordt ingegaan op de in artikel 16, lid 2, bedoelde verzoeken om controles achteraf.
Artikel 16
Aanvullende controles door de lidstaten
1. De lidstaten verrichten op de plaats van invoer fysieke controles om na te gaan of de overeenkomstig deze afdeling ingevoerde producten aan de normen voldoen, door voor ieder betrokken derde land een normcontrole te verrichten bij een significant percentage van de onder deze voorwaarden ingevoerde zendingen en hoeveelheden. Dat percentage moet groot genoeg zijn om te kunnen nagaan of de communautaire regelgeving door de controle-instanties van het derde land in acht is genomen. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 20, lid 3, vastgestelde maatregelen worden toegepast op de aldus gecontroleerde partijen die niet aan de handelsnormen voldoen.
Als bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, stellen de lidstaten de Commissie daarvan onverwijld in kennis en verhogen de controle-instanties het overeenkomstig dit artikel te controleren percentage zendingen en hoeveelheden.
Wanneer de lidstaat een retributie heft om de kosten van de in dit lid bedoelde controles te dekken, dient uit het vastgestelde retributieniveau te blijken dat het percentage van de aan deze controles onderworpen zendingen en hoeveelheden lager is dan dat van de in artikel 12 vermelde controles.
2. Telkens wanneer twijfel rijst over de echtheid van een in artikel 14, lid 1, eerste alinea, bedoeld certificaat of over de juistheid van de daarop aangebrachte vermeldingen, wordt een controle achteraf verricht.
De bevoegde autoriteit in de Gemeenschap zendt het certificaat of de kopie ervan terug aan de in lid 13, lid 2, tweede alinea, bedoelde officiële autoriteit van het derde land onder opgave van, in voorkomend geval, de redenen voor het instellen van een onderzoek en alle verkregen gegevens die het vermoeden doen rijzen dat het certificaat niet echt is of dat de vermeldingen op het certificaat onjuist zijn. Verzoeken om een controle achteraf en de resultaten ervan worden zo spoedig mogelijk ter kennis van de Commissie gebracht.
Wanneer om een controle achteraf wordt verzocht, kan de importeur van de betrokken producten de bevoegde controle-instanties verzoeken een in artikel 12 bedoelde normcontrole te verrichten.
Artikel 17
Verplichting tot informatieverstrekking
1. De coördinerende autoriteit deelt de Commissie elk kwartaal, uiterlijk vóór het einde van het daaropvolgende kwartaal, per derde land en per product een aantal gegevens mee, namelijk het aantal partijen en de totale hoeveelheden die overeenkomstig artikel 13 zijn ingevoerd, het aantal partijen en de hoeveelheden waarop een in artikel 16, lid 1, bedoelde normcontrole is uitgevoerd, en, met betrekking tot de partijen die de controle-instanties niet conform de gegevens op het door de controle-instantie van het derde land afgegeven normcontrolecertificaat hebben bevonden, de betrokken hoeveelheid per partij en de aard van de geconstateerde anomalieën.
2. De douaneautoriteiten werken nauw samen met de coördinerende autoriteit en/of de controle-instanties, met name wat de toepassing van artikel 16, leden 1 en 2, betreft, en verstrekken alle nodige gegevens aan de coördinerende autoriteit en/of de controle-instanties.
Artikel 18
Administratieve samenwerking
1. Deze afdeling kan slechts worden toegepast indien een procedure voor administratieve samenwerking tussen de Gemeenschap en elk betrokken derde land is vastgesteld.
Om gebruik te kunnen maken van deze procedure, zenden de betrokken derde landen de Commissie alle nuttige gegevens over de controleactiviteiten toe, met name specimens van de afdrukken van de stempels die door de controle-instanties van het derde land worden gebruikt, en stellen zij haar onverwijld in kennis van elke eventuele wijziging van deze gegevens. Deze gegevens en de latere wijzigingen ervan worden door de Commissie doorgegeven aan de coördinerende autoriteiten van de lidstaten, die deze informatie op hun beurt meedelen aan de douaneautoriteiten en de overige bevoegde autoriteiten.
Zodra de administratieve samenwerking is opgezet en telkens wanneer een belangrijke wijziging is aangebracht in de gegevens die een derde land heeft meegedeeld hetzij in het kader van deze administratieve samenwerking, hetzij wat de naam en het adres van de officiële autoriteit en van de controle-instanties betreft, maakt de Commissie een desbetreffend bericht bekend op een door haar passend geachte manier.
2. De erkenning van de in artikel 13, lid 4, bedoelde derde landen gaat in op de datum waarop het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bericht inzake het opzetten van de administratieve samenwerking tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land door de Commissie wordt bekendgemaakt.
Afdeling 4
Voor industriële verwerking bestemde producten
Artikel 19
Voor industriële verwerking bestemde producten
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder voor industriële verwerking bestemde producten verstaan verse groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden en die naar verwerkingsbedrijven worden vervoerd voor verwerking tot producten waarvan de code van de gecombineerde nomenclatuur verschilt van die van het oorspronkelijke verse product.
2. De bevoegde controle-instanties geven een certificaat van industriële bestemming volgens het model in bijlage V af voor naar derde landen uit te voeren, respectievelijk in de Gemeenschap ingevoerde producten die bestemd zijn voor industriële verwerking en die derhalve, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), niet aan de handelsnormen hoeven te voldoen. De bevoegde controle-instanties zien erop toe dat de speciale etiketteringsvoorschriften van lid 4 van het onderhavige artikel worden nageleefd.
3. Bij invoer verstrekt de bevoegde controle-instantie, nadat zij het in lid 2 bedoelde certificaat heeft afgegeven, de coördinerende autoriteit van de lidstaat waar de industriële verwerking zal plaatsvinden, onverwijld een kopie van dit certificaat, alsmede alle gegevens die voor een eventuele controle van de industriële verwerking nodig zijn. Na de industriële verwerking zendt het verwerkingsbedrijf het certificaat terug aan de bevoegde controle-instantie, die zich ervan vergewist dat de producten daadwerkelijk industrieel zijn verwerkt.
4. De verpakker brengt op verpakkingen van voor industriële verwerking bestemde producten een duidelijk zichtbaar etiket aan met de vermelding „bestemd voor industriële verwerking” of een andere gelijkwaardige vermelding. In het geval van onverpakte goederen die rechtstreeks op een vervoermiddel worden geladen, wordt deze vermelding aangegeven op een document dat de goederen vergezelt of op een notitie die op een zichtbare plaats in het vervoermiddel is aangebracht.
5. De lidstaten treffen de nodige maatregelen, met name inzake samenwerking met de andere betrokken lidstaten, om te voorkomen dat producten die voor de verse markt bestemd zijn, uit het productiegebied worden verzonden in de vorm van voor industriële verwerking bestemde producten.
Afdeling 5
Controlemethoden
Artikel 20
Controlemethoden
1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, worden de in dit hoofdstuk vastgestelde normcontroles, met uitzondering van de controles bij de verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker, uitgevoerd volgens de in bijlage VI opgenomen methoden.
De lidstaten stellen specifieke uitvoeringsbepalingen vast voor de normcontroles bij de verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker.
2. Indien de controleurs constateren dat de goederen aan de handelsnormen voldoen, kan de controle-instantie een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III afgeven. Dit certificaat moet in ieder geval op de plaats van invoer of uitvoer worden afgegeven.
3. Indien de goederen niet aan de normen voldoen, stelt de controle-instantie een verklaring van niet-conformiteit op voor de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger. Goederen waarvoor een verklaring van niet-conformiteit is afgegeven, mogen niet worden vervoerd zonder toestemming van de controle-instantie die deze verklaring heeft afgegeven. Voor die toestemming kan als voorwaarde worden gesteld dat aan de door de controle-instantie vastgestelde eisen moet worden voldaan.
Marktdeelnemers mogen de goederen of een gedeelte ervan met de normen in overeenstemming brengen. Dergelijke met de normen in overeenstemming gebrachte goederen mogen niet worden afgezet voordat de bevoegde controle-instantie er zich met alle passende middelen van heeft vergewist dat de goederen daadwerkelijk met de normen in overeenstemming zijn gebracht. De controle-instantie geeft in voorkomend geval slechts een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III af voor de partijen of delen ervan die met de normen in overeenstemming zijn gebracht.
Wanneer een controle-instantie ingaat op het verzoek van een marktdeelnemer om de goederen met de normen in overeenstemming te brengen in een andere lidstaat dan die waar de niet-conformiteit bij de controle is geconstateerd, nemen de betrokken lidstaten alle door hen noodzakelijk geachte maatregelen, met name inzake onderlinge samenwerking, om zich ervan te vergewissen dat de goederen daadwerkelijk met de normen in overeenstemming zijn gebracht.
Wanneer de goederen niet met de normen in overeenstemming kunnen worden gebracht, en ook niet voor diervoeding, industriële verwerking of een ander gebruik dan voeding kunnen worden bestemd, kan de controle-instantie de marktdeelnemers desnoods verzoeken de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de producten niet in de handel worden gebracht.
De marktdeelnemers verstrekken alle gegevens die de lidstaten voor de toepassing van dit lid nodig achten.
4. Voor de toepassing van dit hoofdstuk moeten voor de betrokken producten de kwaliteitsklasse, het land van oorsprong en, in voorkomend geval, het feit dat deze voor industriële verwerking bestemd zijn, worden aangegeven op de facturen en de begeleidende documenten. Deze verplichting geldt niet voor de verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker.
TITEL III
PRODUCENTENORGANISATIES
HOOFDSTUK I
Eisen en erkenning
Afdeling 1
Definities
Artikel 21
Definities
1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a) |
„producent”: een landbouwer als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007; |
b) |
„dochteronderneming”: een onderneming waarin één of meer producentenorganisaties of unies daarvan een participatie hebben, en die bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties; |
c) |
„transnationale producentenorganisatie”: elke organisatie waarvan ten minste één aangesloten producentenbedrijf in een andere lidstaat ligt dan die waar de hoofdzetel van de organisatie is gevestigd; |
d) |
„transnationale unie van producentenorganisaties”: elke unie van producentenorganisaties waarvan tenminste één van de aangesloten organisaties haar hoofdzetel in een andere lidstaat heeft dan die waar de hoofdzetel van de unie is gevestigd; |
e) |
„convergentiedoelstelling”: de doelstelling van het optreden ten behoeve van de minst ontwikkelde lidstaten en gebieden overeenkomstig de communautaire wetgeving inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013; |
f) |
„maatregel”: één van de volgende:
|
g) |
„actie”: een specifieke activiteit of een specifiek instrument ter verwezenlijking van een bepaald operationeel doel als bijdrage tot één of meer van de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vermelde doelen; |
h) |
„bijproduct”: een product dat resulteert uit de bereiding en/of verwerking van een groente- of fruitproduct en dat een positieve economische waarde heeft, doch niet het belangrijkste beoogde resultaat van de bereiding en/of verwerking is; |
i) |
„eerste verwerking”: verwerking van een groente- of fruitproduct tot een ander in bijlage I bij het EG-Verdrag genoemd product. Reinigen, snijden, opmaken, drogen en verpakken van verse producten met het oog op de afzet ervan worden niet als eerste verwerking beschouwd; |
j) |
„maatregelen van samenwerkende branches in een bedrijfskolom” als bedoeld in artikel 10, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007: één of meer in artikel 20, onder c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 genoemde activiteiten, die zijn goedgekeurd door de lidstaat en gezamenlijk worden beheerd door een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties en ten minste één andere marktdeelnemer in de voedselverwerkings- en/of distributieketen; |
k) |
„uitgangssituatie-indicator”: een indicator die de toestand of tendens aan het begin van een programmeringsperiode aangeeft en informatie kan geven die van nut is:
|
2. De lidstaten omschrijven in het licht van hun nationale juridische en administratieve structuren de rechtspersonen die op hun grondgebied betrokken zijn bij de toepassing van artikel 3, lid 1, en artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007. In voorkomend geval stellen zij ook bepalingen vast inzake een duidelijke omschrijving van onderdelen van rechtspersonen voor de toepassing van deze artikelen.
Afdeling 2
Voor producentenorganisaties geldende eisen
Artikel 22
Bestreken producten
1. Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 erkennen de lidstaten een producentenorganisatie voor het product of de groep producten zoals vermeld in de erkenningsaanvraag door middel van een besluit op grond van artikel 4, lid 1, onder c), van die verordening.
2. Met betrekking tot uitsluitend voor industriële verwerking bestemde producten worden producentenorganisaties slechts door de lidstaten erkend wanneer zij via een systeem van leveringscontracten of anderszins kunnen garanderen dat deze producten voor industriële verwerking worden geleverd.
Artikel 23
Minimumaantal leden
Bij de vaststelling van het minimumaantal leden van een producentenorganisatie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 kunnen de lidstaten bepalen dat, wanneer de aanvrager van een erkenning geheel of gedeeltelijk bestaat uit leden die op hun beurt uit producenten samengestelde rechtspersonen of duidelijk omschreven onderdelen van rechtspersonen zijn, het minimumaantal producenten kan worden berekend op basis van het aantal producenten dat is aangesloten bij elke rechtspersoon of elk duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon.
Artikel 24
Minimumduur van het lidmaatschap
1. De minimumduur van het lidmaatschap van een producent mag niet minder dan één jaar bedragen.
2. De opzegging van het lidmaatschap moet schriftelijk aan de producentenorganisatie worden meegedeeld. De lidstaten bepalen de opzegtermijnen, die niet meer dan zes maanden mogen bedragen, en de data waarop de beëindiging van het lidmaatschap van kracht wordt.
Artikel 25
Structuur en activiteiten van de producentenorganisaties
De lidstaten vergewissen zich ervan dat de producentenorganisaties beschikken over het personeel, de infrastructuur en de uitrusting die nodig zijn voor de naleving van de eisen van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en voor de vervulling van hun belangrijkste functies, met name op het gebied van:
a) |
kennis van de productie van hun leden, |
b) |
ophaling, sortering, opslag en verpakking van de productie van hun leden, |
c) |
commercieel en budgettair beheer, en |
d) |
gecentraliseerde boekhouding en een factureringssysteem. |
Artikel 26
Waarde of hoeveelheid van de verhandelbare productie
Voor de toepassing van artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 wordt de waarde of de hoeveelheid van de verhandelbare productie berekend op dezelfde basis als de in de artikelen 52 en 53 van de onderhavige verordening vastgestelde waarde van de in de handel gebrachte productie.
Artikel 27
Terbeschikkingstelling van technische hulpmiddelen
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 wordt ervan uitgegaan dat een producentenorganisatie die wordt erkend voor een product waarvoor technische hulpmiddelen beschikbaar moeten worden gesteld, haar verplichting nakomt wanneer zij zelf of via haar leden, dan wel via dochterondernemingen of door middel van uitbesteding, een adequaat niveau aan technische hulpmiddelen ter beschikking stelt.
Artikel 28
Hoofdactiviteiten van de producentenorganisaties
1. De hoofdactiviteit van een producentenorganisatie betreft de concentratie van het aanbod en de afzet van de producten van haar leden waarvoor zij is erkend.
2. De waarde van de door een producentenorganisatie in de handel gebrachte productie van de eigen leden en van leden van andere producentenorganisaties moet meer bedragen dan de waarde van de andere door haar in de handel gebrachte en verkochte productie.
Deze berekening mag alleen gebaseerd zijn op producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend.
3. In geval van toepassing van artikel 52, lid 7, is lid 2 van het onderhavige artikel met ingang van 1 januari 2012 van overeenkomstige toepassing op de betrokken dochterondernemingen.
Artikel 29
Uitbesteding
Uitbesteding van een activiteit van een producentenorganisatie betekent dat de producentenorganisatie voor de uitvoering van de betrokken activiteit een commerciële regeling treft met een andere entiteit, zoals één van haar leden of een dochteronderneming. De producentenorganisatie blijft evenwel verantwoordelijk voor de uitvoering van die activiteit en voor de algemene beheerscontrole en het toezicht op de hiertoe getroffen commerciële regeling.
De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing wanneer een unie van producentenorganisaties een activiteit uitbesteedt.
Artikel 30
Transnationale producentenorganisaties
1. De hoofdzetel van een transnationale producentenorganisatie is gevestigd in de lidstaat waar de producentenorganisatie over belangrijke bedrijfsinstallaties of over een belangrijk aantal leden beschikt en/of een belangrijk deel van de in de handel gebrachte productie realiseert.
2. De lidstaat waar de hoofdzetel van de transnationale producentenorganisatie is gevestigd, is verantwoordelijk voor:
a) |
de erkenning van de transnationale producentenorganisatie; |
b) |
de goedkeuring van het operationele programma van de transnationale producentenorganisatie; |
c) |
de totstandbrenging van de nodige administratieve samenwerking met de andere lidstaten waar leden gevestigd zijn, op het vlak van de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de controle- en sanctieregeling. Deze andere lidstaten zijn verplicht de nodige bijstand te verlenen aan de lidstaat waar de hoofdzetel is gevestigd; en |
d) |
de verstrekking, op verzoek van andere lidstaten, van alle relevante documentatie, inclusief beschikbare geldende regelgeving, aan de andere lidstaten waar leden gevestigd zijn, vertaald in een officiële taal van de daarom verzoekende lidstaten. |
Artikel 31
Fusies van producentenorganisaties
1. Gefuseerde producentenorganisaties die voordien afzonderlijke operationele programma's hadden, mogen die programma's parallel en afzonderlijk uitvoeren tot 1 januari van het jaar na de fusie. In dergelijke gevallen vragen de betrokken producentenorganisaties de fusie van hun operationele programma's aan via een wijziging overeenkomstig artikel 66. In de overige gevallen vragen de betrokken producentenorganisaties onverwijld de fusie van deze operationele programma's aan via een wijziging overeenkomstig artikel 67.
2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten producentenorganisaties die daar om naar behoren gemotiveerde redenen om verzoeken, toestaan de afzonderlijke operationele programma's parallel uit te voeren tot het einde van de normale looptijd.
Artikel 32
Niet-producerende leden
1. De lidstaten kunnen bepalen of en onder welke voorwaarden natuurlijke personen of rechtspersonen die geen producenten zijn, als lid van een producentenorganisatie kunnen worden aanvaard.
2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde voorwaarden zien de lidstaten er met name op toe dat het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder a), en lid 4, onder c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 in acht wordt genomen.
3. De in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen mogen niet:
a) |
in aanmerking worden genomen voor de erkenningscriteria, |
b) |
rechtstreeks baat hebben bij de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen. |
De lidstaten kunnen, met inachtneming van de in lid 2 vastgestelde voorwaarden, het recht van deze personen om deel te nemen aan de stemming over besluiten inzake het actiefonds, beperken of verbieden.
Artikel 33
Democratische controle op de producentenorganisaties
De lidstaten nemen alle door hen noodzakelijk geachte maatregelen om te voorkomen dat één of meer leden van een producentenorganisatie misbruik maken van hun macht of invloed uitoefenen ten aanzien van het beheer en het functioneren van een producentenorganisatie, onder meer op het gebied van het recht om deel te nemen aan stemmingen.
Afdeling 3
Unies van producentenorganisaties
Artikel 34
Erkenning van unies van producentenorganisaties
1. De lidstaten erkennen unies van producentenorganisaties in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 slechts voor de activiteiten met betrekking tot het product of de producten zoals vermeld in de erkenningsaanvraag.
2. Een unie van producentenorganisaties kan worden erkend op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en dus activiteiten van een producentenorganisatie uitoefenen, zelfs wanneer de betrokken producten nog steeds door de bij haar aangesloten leden in de handel wordt gebracht.
Artikel 35
Hoofdactiviteiten van unies van producentenorganisaties
Het bepaalde in artikel 28, leden 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing op unies van producentenorganisaties.
Artikel 36
Leden van unies van producentenorganisaties, die geen producentenorganisatie zijn
1. De lidstaten kunnen bepalen of en onder welke voorwaarden natuurlijke personen of rechtspersonen die geen erkende producentenorganisatie zijn, als lid van een unie van producentenorganisaties kunnen worden aanvaard.
2. Leden van een erkende unie van producentenorganisaties, die geen erkende producentenorganisatie zijn, mogen niet:
a) |
in aanmerking worden genomen voor de erkenningscriteria, |
b) |
stemmen over besluiten inzake actiefondsen, |
c) |
rechtstreeks baat hebben bij de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen. |
Artikel 37
Transnationale unie van producentenorganisaties
1. De hoofdzetel van de transnationale unie van producentenorganisaties is gevestigd in de lidstaat waar deze unie over een belangrijk aantal aangesloten organisaties beschikt en/of waar de aangesloten organisaties een belangrijk deel van de in de handel gebrachte productie realiseren.
2. De lidstaat waar de hoofdzetel van de transnationale unie van producentenorganisaties is gevestigd, is verantwoordelijk voor:
a) |
de erkenning van de unie; |
b) |
in voorkomend geval, de goedkeuring van het operationele programma van de unie; |
c) |
de totstandbrenging van de nodige administratieve samenwerking met de andere lidstaten waar aangesloten organisaties gevestigd zijn, op het vlak van de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de controle- en sanctieregeling. Deze andere lidstaten zijn verplicht de nodige bijstand te verlenen aan de lidstaat waar de hoofdzetel is gevestigd; en |
d) |
de verstrekking, op verzoek van andere lidstaten, van alle relevante documentatie, inclusief beschikbare geldende regelgeving, aan de andere lidstaten waar leden gevestigd zijn, vertaald in een officiële taal van de daarom verzoekende lidstaten. |
Afdeling 4
Producentengroeperingen
Artikel 38
Indiening van het erkenningsprogramma
1. Een rechtspersoon of een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon dient het in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde erkenningsprogramma in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de hoofdzetel van de rechtspersoon is gevestigd.
2. De lidstaten stellen het volgende vast:
a) |
de minimumcriteria waaraan de rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon moet beantwoorden om een erkenningsprogramma te kunnen indienen, |
b) |
de regels voor de opstelling, de inhoud en de uitvoering van de erkenningsprogramma's, |
c) |
de periode die moet verstrijken voordat een voormalig lid van een producentenorganisatie zich mag aansluiten bij een producentengroepering voor de producten waarvoor de betrokken producentenorganisatie was erkend, en |
d) |
de administratieve procedures voor de goedkeuring van, de controle op en de afronding van de erkenningsprogramma's. |
Artikel 39
Inhoud van het erkenningsprogramma
Het ontwerp van erkenningsprogramma omvat ten minste:
a) |
een beschrijving van de uitgangssituatie, met name wat betreft het aantal aangesloten producenten, met volledige gegevens over leden, productie, inclusief de waarde van de in de handel gebrachte productie, afzet en infrastructuur, inclusief infrastructuur in het bezit van individuele leden van de producentengroepering wanneer deze zal worden gebruikt door de producentengroepering zelf; |
b) |
de voorgestelde datum waarop met de uitvoering van het programma wordt begonnen, en de looptijd van het programma, die niet meer dan vijf jaar mag bedragen; en |
c) |
de activiteiten die moeten worden uitgevoerd om de erkenning te kunnen verkrijgen. |
Artikel 40
Goedkeuring van het erkenningsprogramma
1. De bevoegde nationale autoriteit neemt binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van erkenningsprogramma, waarbij alle bewijsstukken moeten zijn gevoegd, een besluit over dit ontwerp.
2. Na de in artikel 113 bedoelde controles kan de bevoegde nationale autoriteit in voorkomend geval:
a) |
het programma aanvaarden en een voorlopige erkenning verlenen; |
b) |
verzoeken om het programma te wijzigen; |
c) |
het programma afwijzen. |
In voorkomend geval wordt het programma slechts aanvaard indien de overeenkomstig punt b) gevraagde wijzigingen in het programma zijn opgenomen.
De bevoegde nationale autoriteit stelt de rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon in kennis van haar besluit.
Artikel 41
Uitvoering van het erkenningsprogramma
1. Het erkenningsprogramma wordt uitgevoerd in jaarperioden die ingaan op 1 januari. De lidstaten mogen de producentengroeperingen toestaan deze jaarperioden op te splitsen in halfjaarperioden.
Het erkenningsprogramma gaat, overeenkomstig de in artikel 39, onder b), bedoelde voorgestelde datum, van start:
a) |
op 1 januari na de datum van aanvaarding van het erkenningsprogramma door de bevoegde nationale autoriteit, of |
b) |
onmiddellijk na de datum van aanvaarding van het erkenningsprogramma. |
2. De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder de producentengroeperingen kunnen verzoeken het programma tijdens de uitvoering ervan te wijzigen. Bij deze verzoeken moeten alle nodige bewijsstukken worden gevoegd.
3. De bevoegde nationale autoriteit neemt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot wijziging en na de verstrekte bewijsstukken te hebben onderzocht, een besluit over de aangevraagde wijziging van het programma. Elk verzoek tot wijziging waarover binnen die termijn geen besluit is genomen, wordt als afgewezen beschouwd.
Artikel 42
Aanvragen tot erkenning als producentenorganisatie
Producentengroeperingen die een erkenningsprogramma uitvoeren, kunnen te allen tijde een aanvraag tot erkenning op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 indienen. Dergelijke aanvragen moeten in elk geval vóór het einde van de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde overgangsperiode worden ingediend.
Vanaf de datum van indiening van de aanvraag kan de betrokken producentengroepering, onder de in artikel 64 vastgestelde voorwaarden, een ontwerp van operationeel programma indienen.
Artikel 43
Hoofdactiviteiten van de producentengroeperingen
Het bepaalde in artikel 28 is van overeenkomstige toepassing op productengroeperingen.
Artikel 44
Waarde van de in de handel gebrachte productie
1. Het bepaalde in artikel 52 is van overeenkomstige toepassing op productengroeperingen.
2. Bij een waardevermindering van de in de handel gebrachte productie wegens ten genoegen van de lidstaat naar behoren gemotiveerde redenen die buiten de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de producentengroepering vallen, mag de waarde van de in de handel gebrachte productie niet minder bedragen dan 65 % van de waarde die is opgegeven in de vorige, door de lidstaat gecontroleerde steunaanvraag of steunaanvragen voor de recentste jaarperiode, en bij ontstentenis daarvan, van de oorspronkelijk in het goedgekeurde erkenningsprogramma opgegeven waarde.
Artikel 45
Financiering van het erkenningsprogramma
1. De in artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steunpercentages worden gehalveerd voor het gedeelte van de waarde van de in de handel gebrachte productie boven 1 000 000 EUR.
2. Voor de in artikel 7, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun geldt een maximum van 100 000 EUR per producentengroepering en per jaarperiode.
3. Wanneer een uitvoeringsperiode geen heel kalenderjaar bestrijkt, wordt het in lid 2 bedoelde maximum evenredig verlaagd.
4. De in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun wordt uitbetaald:
a) |
in jaar- of halfjaartranches aan het eind van elke jaar- of halfjaarperiode voor de uitvoering van het erkenningsprogramma, of |
b) |
in tranches die een deel van een jaarperiode bestrijken wanneer het programma in de loop van een jaarperiode van start gaat of wanneer de erkenning op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vóór het einde van een jaarperiode plaatsvindt. |
Voor de berekening van de tranches mogen de lidstaten, wanneer dit voor controledoeleinden noodzakelijk is, uitgaan van de in de handel gebrachte productie in een andere periode dan die waarvoor de tranche wordt uitbetaald. Het verschil tussen de perioden moet kleiner zijn dan de duur van de betrokken periode.
5. De wisselkoers die geldt voor de in de leden 1 en 2 vermelde bedragen, is de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft bekendgemaakt vóór de eerste dag van de periode waarvoor de betrokken steun wordt toegekend.
Artikel 46
Steun voor met het oog op erkenning vereiste investeringen
Indien de uitvoering van een erkenningsprogramma investeringen op grond van artikel 39, onder c), van de onderhavige verordening vergt waarvoor steun wordt verleend op grond van artikel 7, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007, geldt het volgende:
a) |
investeringen die op het gebied van de andere economische activiteiten van de organisatie tot vervalsing van de mededinging kunnen leiden, zijn van deze steun uitgesloten, en |
b) |
investeringen die direct of indirect dergelijke maatregelen ten goede komen, worden gefinancierd naar evenredigheid van de mate waarin zij worden gebruikt voor de sectoren of producten waarvoor de voorlopige erkenning wordt verleend. |
Artikel 47
Steunaanvraag
1. Een producentengroepering dient voor de in artikel 7, lid 3, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun één enkele aanvraag in binnen drie maanden na afloop van elke in artikel 45, lid 4, van de onderhavige verordening bedoelde jaarperiode of halfjaarperiode. De aanvraag bevat een opgave van de waarde van de in de handel gebrachte productie voor de periode waarvoor de steun wordt aangevraagd.
2. Steunaanvragen voor halfjaarperioden kunnen slechts worden ingediend wanneer het erkenningsprogramma is opgesplitst in halfjaarperioden als bedoeld in artikel 41, lid 1. Elke steunaanvraag gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring van de producentengroepering waarin staat dat zij:
a) |
Verordening (EG) nr. 1182/2007 en de onderhavige verordening naleeft en verder zal naleven; en |
b) |
direct noch indirect overlappende financiering uit communautaire dan wel nationale bron heeft ontvangen, ontvangt noch zal ontvangen voor in het kader van haar erkenningsprogramma uitgevoerde acties waarvoor op grond van de onderhavige verordening communautaire steun wordt verleend. |
3. De lidstaten stellen de termijn voor de betaling van de steun vast, die in geen geval langer mag zijn dan zes maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.
Artikel 48
Subsidiabiliteit
De lidstaten beoordelen of de producentengroeperingen in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de onderhavige verordening om zich ervan te vergewissen dat de toekenning van steun gerechtvaardigd is, rekening houdend met de voorwaarden en de datum van eventuele vroegere overheidssteun aan de producentenorganisaties of producentengroeperingen waarvan de leden van de betrokken producentengroepering afkomstig zijn, alsmede met de eventuele overgang van leden tussen producentenorganisaties en producentengroeperingen.
Artikel 49
Bijdrage van de Gemeenschap
1. De bijdrage van de Gemeenschap in de financiering van de in artikel 7, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun bedraagt:
a) |
75 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de regio's die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en |
b) |
50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in andere regio's. |
2. De bijdrage van de Gemeenschap in de financiering van de in artikel 7, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun, uitgedrukt in kapitaalsubsidie of kapitaalsubsidie-equivalent, mag in verhouding tot de subsidiabele investeringskosten niet meer bedragen dan:
a) |
50 % in de regio's die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en |
b) |
30 % in andere regio's. |
De betrokken lidstaten verbinden zich ertoe voor ten minste 5 % deel te nemen in de subsidiabele investeringskosten.
De bijdrage van de begunstigden in de subsidiabele investeringskosten bedraagt ten minste:
a) |
25 % in de regio's die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en |
b) |
45 % in andere regio's. |
Artikel 50
Fusies
1. De in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun kan worden toegekend of verder worden toegekend aan voorlopig erkende producentengroeperingen die zijn ontstaan door de fusie van twee of meer voorlopig erkende producentengroeperingen.
2. Voor de berekening van het bedrag van de in lid 1 bedoelde steun treedt de door de fusie ontstane producentengroepering in de plaats van de fuserende groeperingen.
3. Wanneer twee of meer producentengroeperingen fuseren, neemt de nieuwe entiteit de rechten en plichten over van de producentengroepering die het eerst een voorlopige erkenning kreeg.
4. Wanneer een voorlopig erkende producentengroepering fuseert met een erkende producentenorganisatie, komt de resulterende entiteit niet langer in aanmerking voor een voorlopige erkenning als producentengroepering, noch voor de in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun. De resulterende entiteit wordt verder als erkende producentenorganisatie behandeld, mits zij aan de geldende voorschriften voldoet. Zo nodig verzoekt de producentenorganisatie om wijziging van haar operationele programma en hiertoe is artikel 31 van overeenkomstige toepassing.
Door producentengroeperingen vóór een dergelijke fusie uitgevoerde acties komen evenwel verder in aanmerking voor steun onder de in het erkenningsprogramma vastgestelde voorwaarden.
Artikel 51
Gevolgen van de erkenning
1. Na verlening van de erkenning wordt de in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde steun niet langer toegekend.
2. Bij de indiening van een operationeel programma overeenkomstig de onderhavige verordening ziet de betrokken lidstaat erop toe dat voor de in het kader van het erkenningsprogramma gefinancierde maatregelen geen overlappende steun wordt toegekend.
3. Investeringen die in aanmerking komen voor steun voor de in artikel 7, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde kosten, kunnen worden overgedragen naar de operationele programma's op voorwaarde dat de aard ervan strookt met de voorschriften van de onderhavige verordening.
4. De lidstaten stellen de na de uitvoering van het erkenningsprogramma ingaande termijn vast waarbinnen de producentengroepering moet worden erkend als producentenorganisatie. Deze termijn mag niet meer dan vier maanden bedragen.
HOOFDSTUK II
Actiefondsen en operationele programma's
Afdeling 1
Waarde van de in de handel gebrachte productie
Artikel 52
Grondslag voor de berekening
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de waarde van de door een producentenorganisatie in de handel gebrachte productie berekend op basis van de productie van de leden van de producentenorganisatie, waarvoor deze producentenorganisatie is erkend.
2. De waarde van de in de handel gebrachte productie omvat de productie van leden die tot de producentenorganisatie toetreden, respectievelijk deze verlaten. De lidstaten stellen voorwaarden vast om dubbeltelling te voorkomen.
3. De lidstaten mogen de producentenorganisaties toestaan de waarde van de bijproducten te verrekenen in de waarde van de in de handel gebrachte productie.
4. De waarde van de in de handel gebrachte productie omvat de waarde van de uit de markt genomen en overeenkomstig artikel 10, lid 4, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 weggewerkte producten, die wordt geschat op basis van de gemiddelde prijs waartegen de producentenorganisatie deze producten het voorafgaande jaar heeft afgezet.
5. Slechts de productie van de leden van de producentenorganisatie die door de producentenorganisatie zelf of overeenkomstig artikel 3, lid 3, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 in de handel is gebracht, wordt verrekend in de waarde van de in de handel gebrachte productie.
6. De in de handel gebrachte productie moet worden gefactureerd in het stadium „af producentenorganisatie”:
a) |
in voorkomend geval, als verpakt of bereid product of als product dat een eerste verwerking heeft ondergaan; |
b) |
exclusief BTW; en |
c) |
exclusief kosten voor intern transport wanneer de verzamel- of verpakkingscentra van de producentenorganisatie op een aanzienlijke afstand van haar distributiecentrum gelegen zijn. De lidstaten bepalen welke verlagingen moeten worden toegepast op de factuurwaarde van producten die in verschillende stadia van verwerking, levering of vervoer zijn gefactureerd. |
7. De waarde van de in de handel gebrachte productie kan ook worden berekend in het stadium „af dochteronderneming”, op dezelfde grondslag als is vastgesteld in lid 6, op voorwaarde dat ten minste 90 % van het kapitaal van de dochteronderneming in handen is:
a) |
van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties, of |
b) |
mits goedgekeurd door de lidstaat, van bij de producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties aangesloten coöperaties, indien zo wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 opgenomen doelstellingen. |
8. Wanneer als gevolg van weersomstandigheden, dier- of plantenziekten of plagen een vermindering van de productie optreedt, mogen de op grond daarvan door de verzekering uitgekeerde vergoedingen in het kader van oogstverzekeringsmaatregelen uit hoofde van hoofdstuk III, afdeling 6, of door de producentenorganisatie beheerde gelijkwaardige maatregelen worden opgenomen in de waarde van de in de handel gebrachte productie.
Artikel 53
Referentieperiode
1. Het in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde maximum van de steun wordt elk jaar berekend op basis van de waarde van de productie die in een door de lidstaten vast te stellen referentieperiode van twaalf maanden in de handel is gebracht.
2. De referentieperiode wordt door de lidstaten voor elke producentenorganisatie vastgesteld als:
a) |
een periode van twaalf maanden die niet eerder begint dan op 1 januari drie jaar vóór het jaar waarin het operationele programma wordt uitgevoerd, en uiterlijk afloopt op 1 augustus van dat jaar, of |
b) |
de gemiddelde waarde over drie opeenvolgende perioden van twaalf maanden die niet eerder beginnen dan op 1 januari vijf jaar vóór het jaar waarin het operationele programma wordt uitgevoerd, en uiterlijk eindigen op 1 augustus van dat jaar. |
3. De periode van 12 maanden is de boekingsperiode van de betrokken producentenorganisatie.
De referentieperiode mag gedurende de looptijd van een operationeel programma niet worden gewijzigd, tenzij daarvoor gegronde redenen worden aangevoerd.
4. Bij een waardevermindering van een product om ten genoegen van de lidstaat naar behoren gemotiveerde redenen die buiten de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de producentenorganisatie vallen, mag de in lid 1 bedoelde waarde van de in de handel gebrachte productie niet minder bedragen dan 65 % van de waarde van het betrokken product in de voorafgaande referentieperiode.
De in de eerste alinea bedoelde redenen dienen naar behoren te worden gemotiveerd.
5. Wanneer recentelijk erkende producentenorganisaties over onvoldoende historische gegevens betreffende de in de handel gebrachte productie beschikken voor de toepassing van lid 2, kan de waarde van de verhandelbare productie die de producentenorganisatie met het oog op haar erkenning heeft opgegeven, worden beschouwd als waarde van de in de handel gebrachte productie. Deze waarde wordt berekend als de gemiddelde waarde van de in de drie voorafgaande jaren in de handel gebrachte productie van alle producenten die op het ogenblik van de indiening van de erkenningsaanvraag lid zijn van de producentenorganisatie.
6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gegevens te verzamelen over de waarde van de in de handel gebrachte productie van producentenorganisaties die geen operationeel programma hebben ingediend.
7. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 6 vindt de berekening van de waarde van de in de handel gebrachte productie voor de referentieperiode plaats conform de in die referentieperiode geldende wetgeving.
Afdeling 2
Actiefondsen
Artikel 54
Beheer
De lidstaten zorgen ervoor dat de actiefondsen zo worden beheerd dat de uitgaven en inkomsten ervan jaarlijks door externe accountants kunnen worden geïdentificeerd, gecontroleerd en gecertificeerd.
Artikel 55
Financiering van de actiefondsen
De financiële bijdragen in het actiefonds als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 worden vastgesteld door de producentenorganisatie.
Alle producenten hebben de gelegenheid om gebruik te maken van het actiefonds en op democratische wijze deel te nemen aan de besluitvorming over het gebruik van de financiële middelen van de producentenorganisatie en over de financiële bijdragen in de actiefondsen.
Artikel 56
Mededeling van het geraamde bedrag
De producentenorganisaties delen de lidstaten uiterlijk op 15 september, samen met de operationele programma's of de verzoeken tot goedkeuring van wijzigingen daarvan, de geraamde bedragen van de communautaire bijdrage en de bijdrage van haar leden en van de producentenorganisatie zelf in de actiefondsen voor het volgende jaar mee.
De lidstaten kunnen een datum na 15 september vaststellen.
Het geraamde bedrag van de actiefondsen wordt berekend op basis van de operationele programma's en de waarde van de in de handel gebrachte productie. De berekening wordt opgesplitst in uitgaven voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen enerzijds en uitgaven voor andere maatregelen anderzijds.
Afdeling 3
Operationele programma's
Artikel 57
Nationale strategie
1. De algemene structuur en inhoud van de in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde nationale strategie worden met ingang van 1 januari 2009 vastgesteld overeenkomstig de in bijlage VII opgenomen richtsnoeren. Vóór die datum stellen de lidstaten de algemene structuur en inhoud van de nationale strategie vast. De nationale strategie mag regionale elementen bevatten.
De nationale strategie bevat alle door de lidstaat krachtens titel III van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en de onderhavige titel vastgestelde besluiten en bepalingen.
2. De nationale strategie, die ook het in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde nationale kader bevat, wordt vastgesteld voordat de ontwerpen van operationele programma's worden ingediend in een bepaald jaar. Het nationale kader wordt eerst bij de Commissie ingediend en, na eventuele wijziging ervan overeenkomstig artikel 12, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007, in de nationale strategie opgenomen.
3. Het opstellen van de nationale strategie omvat een analyse van de uitgangssituatie die wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat. Deze analyse bestaat uit het identificeren en evalueren van de behoeften waaraan moet worden voldaan, de rangschikking van de behoeften naar prioriteit, de via de operationele programma's te bereiken doelen om aan deze prioritaire behoeften te voldoen, de verwachte resultaten en de gekwantificeerde streefdoelen ten opzichte van de uitgangssituatie, alsook de selectie van de meest geschikte instrumenten en acties om deze doelen te bereiken.
4. De lidstaten zorgen voorts voor controle op en evaluatie van de nationale strategie en de uitvoering ervan via operationele programma's.
De nationale strategie kan worden gewijzigd, met name in het licht van de controle en evaluatie. Dergelijke wijzigingen worden aangebracht voordat de ontwerpen van operationele programma's in een bepaald jaar worden ingediend.
5. Met het oog op een passend evenwicht tussen de verschillende maatregelen stellen de lidstaten in de nationale strategie per maatregel en/of soort actie en/of uitgaven maximumpercentages vast voor financiering uit het fonds.
Artikel 58
Nationaal kader voor milieuacties
1. Naast de in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde mededeling stellen de lidstaten de Commissie in kennis van elke wijziging van het nationale kader waarvoor de in artikel 12, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde procedure geldt. De Commissie zorgt ervoor dat het nationale kader op de door haar passend geachte wijze beschikbaar is voor andere lidstaten.
2. Met het oog op de toepassing van artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bevat het nationale kader een niet-limitatieve lijst van de milieuacties en de daarvoor geldende nationale voorwaarden, waarin voor elke geselecteerde milieuactie de volgende gegevens worden vermeld:
a) |
de specifieke aangegane verbintenis of verbintenissen, en |
b) |
de motivering van de actie, uitgaande van de verwachte milieu-impact ervan in het licht van de behoeften en prioriteiten op milieugebied. |
Artikel 59
Aanvullende voorschriften van de lidstaten
De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en de onderhavige verordening met betrekking tot de subsidiabiliteit van maatregelen, acties of uitgaven uit hoofde van operationele programma's.
Artikel 60
Verband met plattelandsontwikkelingsprogramma's
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 wordt geen steun uit hoofde van één of meer bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma's van de lidstaat verleend voor acties in het kader van bij de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen.
2. Wanneer op grond van artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 uitzonderlijk steun wordt verleend voor maatregelen die anders in aanmerking zouden kunnen komen voor steun op grond van de onderhavige verordening, garanderen de lidstaten dat een begunstigde voor een bepaalde actie slechts steun ontvangt op grond van één regeling.
Met het oog hierop zien de lidstaten, wanneer zij in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's maatregelen met dergelijke uitzonderingen opnemen, erop toe dat in de in artikel 57 van de onderhavige verordening bedoelde nationale strategie criteria en administratieve voorschriften worden vastgesteld die zij in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma's zullen toepassen.
In voorkomend geval en onverminderd artikel 10, leden 1 en 3, en artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 mag het steunniveau voor onder de onderhavige verordening vallende maatregelen niet hoger zijn dan dat voor maatregelen in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma.
De steun voor milieuacties, andere dan de verwerving van vaste activa, mag niet hoger zijn dan de maximumbedragen die voor agromilieumaatregelen zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Deze bedragen mogen in uitzonderlijke gevallen worden verhoogd om rekening te houden met specifieke omstandigheden die in de in artikel 57 van de onderhavige verordening bedoelde nationale strategie naar behoren moeten worden gemotiveerd.
Artikel 61
Inhoud van operationele programma's en subsidiabele uitgaven
1. De operationele programma's bevatten de volgende gegevens:
a) |
een beschrijving van de uitgangssituatie, in voorkomend geval gebaseerd op de in bijlage XIV vermelde uitgangssituatie-indicatoren; |
b) |
de doelen van het programma, rekening houdend met de verwachte ontwikkelingen inzake productie en afzetmogelijkheden, een toelichting over hoe het programma bijdraagt tot de nationale strategie, en de bevestiging dat het programma consistent is met de nationale strategie, onder andere wat het evenwicht tussen activiteiten betreft. De beschrijving van de doelen verwijst naar in de nationale strategie vastgestelde doelstellingen en geeft meetbare streefdoelen aan om het toezicht op de geleidelijke voortgang bij de uitvoering van het programma te vergemakkelijken; |
c) |
voor elk jaar van uitvoering van het programma, een gedetailleerde beschrijving van de ter bereiking van de doelen te nemen maatregelen, inclusief die voor crisispreventie en crisisbeheer, die afzonderlijke acties omvatten, en van de daarvoor aan te wenden middelen. De beschrijving geeft aan in welke mate de verschillende voorgestelde maatregelen:
|
d) |
de looptijd van het programma; en |
e) |
de financiële aspecten, namelijk:
|
2. Verscheidene milieuacties mogen met elkaar worden gecombineerd mits zij elkaar aanvullen en onderling verenigbaar zijn.
In geval van een combinatie van milieuacties wordt bij de bepaling van het steunniveau rekening gehouden met de specifieke gederfde inkomsten en de specifieke extra kosten die het gevolg zijn van de combinatie.
3. Investeringen, ook die in het kader van leaseovereenkomsten, met een aflossingstermijn die langer is dan de looptijd van het operationele programma, mogen, wanneer daarvoor gegronde economische redenen bestaan en meer in het bijzonder wanneer de fiscale afschrijvingsperiode meer dan vijf jaar bedraagt, worden overgedragen naar een volgend operationeel programma.
Bij vervanging van investeringen wordt de restwaarde van de vervangen investeringen:
a) |
toegevoegd aan het actiefonds van de producentenorganisatie, of |
b) |
in mindering gebracht op de vervangingskosten. |
Investeringen of acties kunnen worden uitgevoerd op individuele bedrijven van leden van de producentenorganisatie, op voorwaarde dat dit bijdraagt tot het bereiken van de doelen van het operationele programma. Indien het lid de producentenorganisatie verlaat, ziet de lidstaat erop toe dat de investering of de restwaarde ervan wordt teruggevorderd, tenzij die lidstaat dat anders bepaalt.
4 Operationele programma's omvatten geen acties of uitgaven als bedoeld in de lijst in bijlage VIII.
5. Uitgaven uit hoofde van voor steun in aanmerking komende operationele programma's worden beperkt tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. De lidstaten kunnen evenwel in de volgende gevallen vooraf en op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven vaststellen:
a) |
wanneer dergelijke forfaitaire standaardtarieven zijn opgenomen in bijlage VIII, |
b) |
wanneer bij vervoer per spoor en/of per schip als onderdeel van een milieubeschermingsmaatregel, in vergelijking met de kosten voor wegvervoer extra externe vervoerskosten per kilometer worden gemaakt, en |
c) |
wanneer als gevolg van milieuacties extra kosten worden gemaakt en extra inkomen wordt gederfd, berekend overeenkomstig artikel 53, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1974/2006. |
De lidstaten herzien deze tarieven ten minste om de vijf jaar.
6. Een actie komt slechts in aanmerking indien meer dan 50 % van de waarde van de bij de actie betrokken producten afkomstig is van de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend. Om in het percentage van 50 % te worden verrekend, moeten de producten afkomstig zijn van de leden van de producentenorganisatie of van leden van een andere producentenorganisatie. De relevante voorschriften van artikel 52 gelden voor de berekening van de waarde.
Artikel 62
In te dienen documenten
Operationele programma's dienen vergezeld te gaan van met name:
a) |
het bewijs dat een actiefonds is opgericht; |
b) |
een schriftelijke verbintenis van de producentenorganisatie dat zij Verordening (EG) nr. 1182/2007 en de onderhavige verordening in acht zal nemen; en |
c) |
een schriftelijke verbintenis van de producentenorganisatie dat zij direct noch indirect overlappende financiering uit communautaire dan wel nationale bron heeft ontvangen, noch zal ontvangen voor acties die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening. |
Artikel 63
Operationele deelprogramma's
1. Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 kunnen de lidstaten toestaan dat unies van producentenorganisaties een eigen operationeel deelprogramma indienen met acties die door twee of meer aangesloten producentenorganisaties in hun operationele programma's worden opgenomen, maar die niet door hen worden uitgevoerd in het kader van die programma's.
2. Voor operationele deelprogramma's gelden dezelfde regels als voor andere operationele programma's, en de deelprogramma's moeten samen met de operationele programma's van de aangesloten producentenorganisaties worden behandeld.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
de acties volledig worden gefinancierd met bijdragen uit de actiefondsen van de aangesloten producentenorganisaties; |
b) |
de acties en de overeenkomstige financiële bijdrage zijn aangegeven in het operationele programma van elke deelnemende producentenorganisatie; en |
c) |
overlappende steun is uitgesloten en artikel 60 van overeenkomstige toepassing is. |
Artikel 64
Uiterste indieningsdatum
Operationele programma's worden door de producentenorganisatie uiterlijk op 15 september van het jaar vóór dat van de uitvoering van die programma's ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de producentenorganisatie haar hoofdzetel heeft. De lidstaten mogen die termijn evenwel verlengen.
Wanneer een rechtspersoon of een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon, ook een producentengroepering, een aanvraag tot erkenning als producentenorganisatie indient, kan terzelfder tijd het in de eerste alinea bedoelde operationele programma ter goedkeuring worden ingediend. De goedkeuring van het programma wordt afhankelijk gesteld van de erkenning binnen de in artikel 65, lid 2, vastgestelde termijn.
Artikel 65
Besluitvorming
1. De bevoegde nationale autoriteit besluit, naar gelang van het geval:
a) |
de bedragen van de fondsen en de programma's die aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en die van het onderhavige hoofdstuk voldoen, goed te keuren; |
b) |
de programma's goed te keuren op voorwaarde dat de producentenorganisatie instemt met bepaalde wijzigingen; of |
c) |
de programma's geheel of gedeeltelijk af te wijzen. |
2. De bevoegde nationale autoriteit neemt een besluit over de programma's en actiefondsen uiterlijk op 15 december van het jaar waarin deze zijn voorgelegd.
De lidstaten stellen de producentenorganisaties uiterlijk op 15 december in kennis van dat besluit.
Om naar behoren gemotiveerde redenen kan de bevoegde nationale autoriteit evenwel uiterlijk op 20 januari volgende op de datum van indiening van de aanvraag een besluit nemen over de operationele programma’s en actiefondsen. In het goedkeuringsbesluit kan worden bepaald dat de uitgaven subsidiabel zijn met ingang van 1 januari van het jaar na dat waarin de aanvraag is ingediend.
Artikel 66
Wijzigingen in de operationele programma's voor de volgende jaren
1. Producentenorganisaties kunnen uiterlijk op 15 september een verzoek indienen om in de operationele programma's wijzigingen te mogen aanbrengen, met inbegrip van een verlenging van het programma tot een maximale looptijd van vijf jaar, die op 1 januari van het volgende jaar ingaan.
De lidstaten kunnen de termijn voor de indiening van deze verzoeken evenwel verlengen.
2. Bij het verzoek tot wijziging worden documenten gevoegd waarin de reden, de aard en de gevolgen van de voorgenomen wijzigingen worden aangegeven.
3. De bevoegde autoriteit neemt uiterlijk op 15 december een besluit over verzoeken tot wijziging van een operationeel programma.
Om naar behoren gemotiveerde redenen kunnen de lidstaten evenwel uiterlijk op 20 januari volgende op de datum van indiening van de aanvraag een besluit nemen over de wijziging van een operationeel programma. In het goedkeuringsbesluit kan worden bepaald dat de uitgaven subsidiabel zijn met ingang van 1 januari van het jaar na dat waarin de aanvraag is ingediend.
Artikel 67
Wijzigingen in de operationele programma's in de loop van het jaar
1. De lidstaten kunnen wijzigingen in de operationele programma's in de loop van het jaar toestaan onder door hen te bepalen voorwaarden.
2. De bevoegde nationale autoriteit kan de producentenorganisaties in de loop van het jaar toestaan om:
a) |
hun operationele programma's slechts gedeeltelijk uit te voeren; |
b) |
het operationele programma inhoudelijk aan te passen, waarbij de looptijd van het programma zo nodig kan worden verlengd tot maximaal vijf jaar; |
c) |
het bedrag van het actiefonds met ten hoogste 25 % van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag te verhogen of met een door de lidstaten vast te stellen percentage te verlagen op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelen van het operationele programma. In het geval van fusies van producentenorganisaties als bedoeld in artikel 31, lid 1, kunnen de lidstaten dit percentage verhogen. |
3. De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden de operationele programma's in de loop van het jaar zonder voorafgaande goedkeuring van de bevoegde nationale autoriteit kunnen worden gewijzigd. Deze wijzigingen komen slechts voor steun in aanmerking indien de producentenorganisatie ze onverwijld aan de bevoegde autoriteit meedeelt.
Artikel 68
Formaat van de operationele programma's
1. Operationele programma's worden uitgevoerd in jaarperioden die lopen van 1 januari tot en met 31 december.
2. Met de uitvoering van een uiterlijk op 15 december goedgekeurd operationeel programma wordt begonnen op 1 januari van het volgende jaar.
De uitvoering van een na 15 december goedgekeurd programma wordt met een jaar uitgesteld.
In afwijking van het bepaalde in de eerste en de tweede alinea van dit lid wordt, in geval van toepassing van artikel 65, lid 2, derde alinea, of artikel 66, lid 3, tweede alinea, met de uitvoering van overeenkomstig deze bepalingen goedgekeurde operationele programma's begonnen uiterlijk op 31 januari na de goedkeuring ervan.
Afdeling 4
Steun
Artikel 69
Goedgekeurd steunbedrag
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 stellen de lidstaten de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties uiterlijk op 15 december in kennis van het goedgekeurde steunbedrag.
In geval van toepassing van artikel 65, lid 2, derde alinea, of artikel 66, lid 3, tweede alinea, van de onderhavige verordening delen de lidstaten het goedgekeurde steunbedrag uiterlijk op 20 januari mee.
Artikel 70
Aanvragen
1. Voor elk operationeel programma waarvoor steun wordt aangevraagd, dient de producentenorganisatie uiterlijk op 15 februari van het jaar na dat waarvoor de steun wordt aangevraagd, bij de bevoegde autoriteit een aanvraag om toekenning van de steun of van het saldo van de steun in.
2. Bij de aanvraag worden bewijsstukken gevoegd met betrekking tot:
a) |
de aangevraagde steun; |
b) |
de waarde van de in de handel gebrachte productie; |
c) |
de van de leden ontvangen financiële bijdragen en die van de producentenorganisatie zelf; |
d) |
de voor het operationele programma verrichte uitgaven; |
e) |
de naar actie uitgeplitste uitgaven voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; |
f) |
het naar actie uitgesplitste deel van het actiefonds dat is besteed aan crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; |
g) |
de naleving van artikel 9, lid 2, en artikel 9, lid 3, onder a) of b), en artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1182/2007; |
h) |
een schriftelijke verbintenis dat zij geen overlappende financiering uit communautaire dan wel nationale bron heeft ontvangen voor maatregelen en/of acties die in aanmerking komen voor steun in het kader van de onderhavige verordening; en |
i) |
in het geval van een aanvraag voor een betaling die is gebaseerd op een in artikel 61, lid 5, bedoeld forfaitair standaardtarief, het bewijs van uitvoering van de betrokken actie. |
3. De aanvraag mag betrekking hebben op geprogrammeerde, maar niet daadwerkelijk gedane uitgaven, indien de volgende elementen worden aangetoond:
a) |
de betrokken acties konden door omstandigheden waarop de betrokken producentenorganisatie geen vat had, niet worden uitgevoerd uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het operationele programma liep; |
b) |
die acties kunnen wel worden uitgevoerd uiterlijk tegen 30 april van het volgende jaar; en |
c) |
een gelijkwaardige bijdrage van de producentenorganisatie blijft in het actiefonds. |
De steun wordt slechts uitbetaald en de overeenkomstig artikel 72, lid 3, gestelde zekerheid slechts vrijgeven, als het bewijs wordt geleverd dat de in de eerste alinea, onder b), bedoelde geprogrammeerde uitgaven zijn verricht op uiterlijk 30 april van het jaar na dat waarvoor de betrokken uitgaven waren geprogrammeerd, en voor zover wordt vastgesteld dat daadwerkelijk op de steun aanspraak kan worden gemaakt.
4. Wanneer de aanvraag na de in lid 1 vastgestelde datum wordt ingediend, wordt de steun per dag overschrijding met 1 % gekort.
In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bevoegde autoriteit aanvragen die na de in lid 1 bepaalde datum zijn ingediend, aanvaarden, indien de nodige controles zijn uitgevoerd en de in artikel 71 vastgestelde betalingstermijn in acht is genomen.
Artikel 71
Betaling van de steun
De lidstaten betalen de steun uiterlijk op 15 oktober van het jaar na dat waarin het programma is uitgevoerd.
Artikel 72
Voorschotten
1. De lidstaten kunnen de producentenorganisaties toestaan een voorschot te vragen ten bedrage van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de verwachte uitgaven voor het operationele programma in de periode van drie of vier maanden die begint in de maand waarin de aanvraag wordt ingediend.
2. Aanvragen voor voorschotten worden ingediend onder de door de lidstaten vastgestelde voorwaarden, hetzij op driemaandelijkse basis in januari, april, juli en oktober, hetzij op viermaandelijkse basis in januari, mei en september.
Het totale bedrag van de voorschotten voor een bepaald jaar mag niet meer bedragen dan 80 % van het oorspronkelijk goedgekeurde steunbedrag voor het operationele programma.
3. De voorschotten worden betaald nadat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2220/85 een met 110 % van het bedrag overeenkomende zekerheid is gesteld.
De lidstaten bepalen voorwaarden die moeten garanderen dat de financiële bijdragen in het actiefonds geheven zijn overeenkomstig de artikelen 54 en 55 van de onderhavige verordening en dat eerdere voorschotten daadwerkelijk zijn besteed.
4. Aanvragen om vrijgave van de zekerheden mogen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, tijdens het lopende programmajaar worden ingediend.
De zekerheden worden vrijgegeven voor maximaal 80 % van de betaalde voorschotten.
5. Als primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 geldt de uitvoering van de in het operationele programma opgenomen acties, met inachtneming van de in artikel 62, onder b) en c), van de onderhavige verordening bedoelde verbintenissen.
Bij niet-naleving van de primaire eis of bij ernstig verzuim van de in artikel 62, onder b) en c), bedoelde verplichtingen, wordt de zekerheid verbeurd, onverminderd andere op grond van hoofdstuk V, afdeling 3, toe te passen sancties.
Indien andere eisen niet worden nagekomen, wordt de zekerheid in evenredigheid met de ernst van de geconstateerde onregelmatigheid verbeurd.
6. De lidstaten kunnen een minimumbedrag en termijnen voor de betaling van voorschotten vaststellen.
Artikel 73
Gedeeltelijke betalingen
De lidstaten kunnen producentenorganisaties toestaan de betaling aan te vragen van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de uit het operationele programma voortvloeiende uitgaven.
Aanvragen kunnen te allen tijde worden ingediend, doch niet vaker dan driemaal per jaar. Bij deze aanvragen moeten de nodige bewijsstukken worden gevoegd.
De totale betalingen op grond van aanvragen om gedeelten van de steun mogen niet hoger zijn dan 80 % van hetzij het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag van de steun voor het operationele programma, hetzij, als dat minder is, het bedrag van de werkelijke uitgaven.
De lidstaten kunnen een minimumbedrag en termijnen voor de gedeeltelijke betalingen vaststellen.
HOOFDSTUK III
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
Afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 74
Selectie van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
De lidstaten mogen bepalen dat één of meer van de in artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde maatregelen niet van toepassing zijn op hun eigen grondgebied.
Artikel 75
Leningen ter financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
Leningen die op grond van artikel 9, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 ter financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen worden aangegaan en die een terugbetalingstermijn hebben die de looptijd van het operationele programma overschrijdt, mogen om gegronde economische redenen worden overgeheveld naar een volgend operationeel programma.
Afdeling 2
Uit de markt genomen producten
Artikel 76
Definitie
In deze afdeling worden regels vastgesteld voor het in artikel 9, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde uit de markt nemen van producten. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „uit de markt genomen producten” en „niet te koop aangeboden producten” verstaan, de producten die aldus uit de markt worden genomen.
Artikel 77
Handelsnormen
1. Wanneer voor een bepaald product een in artikel 2, leden 2 en 7, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde handelsnorm is vastgesteld, dient dat product, wanneer het uit de markt wordt genomen, aan die norm te voldoen, behalve wat de voorschriften inzake presentatie en aanduidingen betreft. De producten mogen los en zonder sortering naar grootte of gewicht uit de markt worden genomen op voorwaarde dat de minimumeisen van klasse II, met name wat de kwaliteit en de grootte of het gewicht betreft, in acht worden genomen.
De in de betrokken norm omschreven miniproducten moeten echter voldoen aan de geldende handelsnorm met inbegrip van de voorschriften inzake presentatie en aanduidingen.
2. Wanneer voor een bepaald product geen handelsnorm geldt, dient dit product, wanneer het uit de markt wordt genomen, te voldoen aan de in bijlage IX vastgestelde minimumeisen. De lidstaten kunnen bepalingen ter aanvulling van die minimumeisen vaststellen.
Artikel 78
Driejaarsgemiddelde voor producten die voor gratis uitreiking uit de markt worden genomen
Het in artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde maximumpercentage van 5 % van de hoeveelheid van de op de markt gebrachte productie wordt berekend op basis van het wiskundige gemiddelde van de totale hoeveelheden van de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die tijdens de vorige drie jaar door de producentenorganisatie in de handel zijn gebracht.
Voor recent erkende producentenorganisaties wordt gebruik gemaakt van de volgende gegevens over de verkoopseizoenen die aan de erkenning voorafgingen:
a) |
met betrekking tot organisaties die voordien producentengroeperingen waren, de overeenkomstige gegevens voor die producentengroepering, in voorkomend geval, of |
b) |
de hoeveelheid die van toepassing was in het kader van de erkenningsaanvraag. |
Artikel 79
Voorafgaande melding van verrichtingen voor het uit de markt nemen van producten
1. De producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties melden elke door hen geplande verrichting voor het uit de markt nemen van producten aan de bevoegde nationale autoriteiten aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bericht. Deze melding bevat met name de lijst van de producten waarvoor interventie wordt toegepast, alsmede de belangrijkste kenmerken van die producten uit het oogpunt van de betrokken handelsnormen, een schatting van de hoeveelheid van elk betrokken product, de beoogde bestemming van de uit de markt genomen producten en de plaats waar zij overeenkomstig artikel 110 kunnen worden gecontroleerd. De melding bevat tevens een normcontrolecertificaat waarin staat dat de uit de markt genomen producten voldoen aan de in artikel 77 bedoelde handelsnormen of minimumeisen.
2. De lidstaten stellen de door de producentenorganisaties in acht te nemen uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de in lid 1 bedoelde meldingen, met name wat de termijnen betreft.
3. Binnen de in lid 2 bedoelde termijnen handelt de lidstaat als volgt:
a) |
hij verricht een in artikel 110, lid 1, bedoelde controle, waarna hij, indien geen onregelmatigheid is ontdekt, toestemming geeft voor de aan het einde van de controle geconstateerde verrichting voor het uit de markt nemen; of |
b) |
hij verricht in de in artikel 110, lid 3, bedoelde gevallen geen in artikel 110, lid 1, bedoelde controle, stelt de producentenorganisatie aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bericht daarvan in kennis en geeft toestemming voor de gemelde verrichting voor het uit de markt nemen. |
Artikel 80
Steun
1. De steun voor het uit de markt nemen van producten, waaronder zowel de bijdrage van de Gemeenschap als die van de producentenorganisatie valt, mag niet hoger zijn dan de bedragen die in bijlage X zijn vastgesteld voor de in die bijlage opgenomen producten. Voor andere producten stellen de lidstaten maximale steunbedragen vast.
2. Niet meer dan 5 % van de hoeveelheid van de productie van een bepaald product die een bepaalde producentenorganisatie in de handel brengt, mag uit de markt worden genomen.
Het volume van de in de handel gebrachte productie wordt berekend als het gemiddelde van de hoeveelheid van de in de voorafgaande drie jaren in de handel gebrachte productie. Indien deze informatie niet beschikbaar is, wordt gebruik gemaakt van de hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie waarvoor de producentenorganisatie is erkend.
Het in de eerste alinea genoemde percentage is een jaargemiddelde over een periode van drie jaar dat in een gegeven jaar een afwijking van ten hoogste 3 % mag vertonen.
Artikel 81
Bestemmingen voor uit de markt genomen producten
1. De lidstaten bepalen de toegestane bestemmingen voor uit de markt genomen producten. Zij stellen bepalingen vast om te voorkomen dat noch het uit de markt nemen van de producten, noch de bestemming ervan, een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft. De kosten die de producentenorganisaties maken als gevolg van de naleving van deze bepalingen, komen in aanmerking voor de steun voor het uit de markt nemen van producten in het kader van het operationele programma.
2. De in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestemmingen omvatten de gratis uitreikingen als bedoeld in artikel 10, lid 4, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en andere door de lidstaten goedgekeurde gelijkwaardige bestemmingen.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter bevordering van de contacten en de samenwerking tussen de producentenorganisaties en de ontvangers die zij, op verzoek, hebben erkend voor de gratis uitreiking van uit de markt genomen producten.
3. Levering van producten aan de verwerkende industrie is slechts mogelijk indien dit geen verstoring van de mededinging veroorzaakt voor de betrokken bedrijfstakken in de Gemeenschap of voor ingevoerde producten.
Artikel 82
Vervoerskosten
1. De vervoerskosten die gepaard gaan met de gratis uitreiking van uit de markt genomen producten, komen in het kader van het operationele programma in aanmerking voor vergoeding op basis van de forfaitaire bedragen die in bijlage XI zijn vastgesteld op basis van de afstand tussen de plaats waar de producten uit de markt worden genomen, en de plaats van levering.
In geval van zeevervoer bepaalt de Commissie aan de hand van de werkelijke vervoerskosten en de afstand welke vervoerskosten kunnen worden vergoed. De aldus bepaalde vergoeding mag niet hoger zijn dan de kosten die in aanmerking zouden komen bij landvervoer over de kortste afstand tussen de plaats van lading en de theoretische plaats van uitgang. Op de in bijlage XI vastgestelde bedragen wordt een correctiecoëfficiënt van 0,6 toegepast.
2. De vervoerskostenvergoeding wordt betaald aan degene die de kosten van het betrokken vervoer daadwerkelijk financieel draagt.
De betaling van deze vergoeding vindt plaats tegen overlegging van bewijsstukken waarin met name de volgende gegevens zijn vermeld:
a) |
de naam van de begunstigde organisaties; |
b) |
de hoeveelheid betrokken producten; |
c) |
de overname door de begunstigde organisaties en de gebruikte vervoermiddelen; en |
d) |
de werkelijk gemaakte vervoerskosten. |
Artikel 83
Sorteer- en verpakkingskosten
1. De kosten voor het sorteren en verpakken van voor gratis uitreiking uit de markt genomen verse groenten en fruit in verpakkingen van minder dan 25 kg nettogewicht, komen in het kader van het operationele programma in aanmerking voor vergoeding tegen het forfaitaire bedrag van 132 EUR per ton nettogewicht.
2. De verpakkingen van de voor gratis uitreiking bestemde producten moeten zijn voorzien van het Europese embleem en één of meer van de in bijlage XII vastgestelde vermeldingen.
3. De vergoeding voor de sorteer- en verpakkingskosten wordt betaald aan de producentenorganisatie die deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
De betaling van deze vergoeding vindt plaats tegen overlegging van bewijsstukken waarin met name de volgende gegevens zijn vermeld:
a) |
de naam van de begunstigde organisaties; |
b) |
de hoeveelheid betrokken producten; en |
c) |
de overname door de begunstigde organisaties, met vermelding van de presentatie. |
Artikel 84
Voorwaarden voor de ontvangers van uit de markt genomen producten
1. De in artikel 10, lid 4, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde ontvangers van uit de markt genomen producten verbinden zich ertoe:
a) |
de bij deze verordening vastgestelde regels in acht te nemen; |
b) |
een aparte voorraadboekhouding en financiële boekhouding van de betrokken transacties te voeren; |
c) |
zich te onderwerpen aan de in de communautaire regelgeving voorgeschreven controles; en |
d) |
de bewijsstukken betreffende de eindbestemming van elk betrokken product te verstrekken in de vorm van een overnamecertificaat (of een gelijkwaardig document) waarin staat dat de uit de markt genomen producten door een derde zijn overgenomen om gratis te worden uitgereikt. |
De lidstaten kunnen bepalen dat de verplichting de in de eerste alinea, onder b), bedoelde voorraadboekhouding en financiële boekhouding te voeren, niet geldt voor ontvangers die slechts kleine hoeveelheden in ontvangst nemen en voor gevallen waarin het risico volgens de lidstaten gering is. Dergelijke besluiten en de motivering ervan worden geregistreerd.
2. De ontvangers van voor andere bestemmingen uit de markt genomen producten verbinden zich ertoe:
a) |
de bij deze verordening vastgestelde regels in acht te nemen; |
b) |
een aparte voorraadboekhouding en financiële boekhouding voor de betrokken transacties te voeren indien de lidstaat dat gepast acht ondanks het feit dat het product vóór levering werd gedenatureerd; |
c) |
zich te onderwerpen aan de in de communautaire regelgeving voorgeschreven controles; en |
d) |
geen aanvullende steun aan te vragen voor de uit de betrokken producten verkregen alcohol indien de uit de markt genomen producten voor distillatie bestemd zijn. |
Afdeling 3
Groen oogsten en niet oogsten
Artikel 85
Definitie van groen oogsten en niet oogsten
1. Onder groen oogsten wordt verstaan het oogsten van de totale hoeveelheid niet-verhandelbare producten op een bepaalde oppervlakte voordat de normale oogst van start gaat. De betrokken producten mogen vóór het groen oogsten niet beschadigd zijn als gevolg van klimaatomstandigheden, ziekte of andere oorzaken.
2. Onder niet oogsten wordt verstaan dat de betrokken oppervlakte tijdens de normale productiecyclus geen commerciële productie oplevert. De vernietiging van producten als gevolg van klimaatomstandigheden of ziekte wordt evenwel niet als niet oogsten beschouwd.
3. Groen oogsten en niet oogsten vullen de normale teeltpraktijken aan als een daarvan verschillende praktijk.
Artikel 86
Voorwaarden voor de toepassing van groen oogsten en niet oogsten
1. De lidstaten moeten met betrekking tot groen oogsten en niet oogsten:
a) |
bepalingen voor de uitvoering van de maatregelen vaststellen, onder meer inzake de voorafgaande meldingen van niet oogsten en groen oogsten, de desbetreffende inhoud en termijnen, de te betalen vergoeding en de toepassing van de maatregelen, alsmede de lijst van voor de maatregelen in aanmerking komende producten, |
b) |
bepalingen vaststellen om te voorkomen dat de toepassing van deze maatregelen een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft, |
c) |
ervoor zorgen dat de correcte uitvoering van de maatregelen kan worden gecontroleerd, en de toepassing van de maatregelen niet goedkeuren indien deze controle niet mogelijk is, |
d) |
de nodige controles op de correcte uitvoering van de maatregelen verrichten, onder meer met betrekking tot de bepalingen onder a) en b). |
2. De producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties melden van tevoren elke door hen geplande verrichting voor groen oogsten en niet oogsten aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bericht aan de bevoegde nationale autoriteiten.
De eerste melding van een bepaald jaar en voor een bepaald product dient een op de verwachte marktsituatie gebaseerde analyse te bevatten die groen oogsten als een crisispreventiemaatregel rechtvaardigt.
3. Groen oogsten en niet oogsten mogen niet samen worden toegepast voor hetzelfde product en dezelfde oppervlakte in een bepaald jaar, noch gedurende twee opeenvolgende jaren.
4. De voor groen oogsten en niet oogsten toegepaste vergoedingen, bestaande uit de bijdrage van de Gemeenschap en de bijdrage van de producentenorganisatie, zijn hectarebetalingen die de lidstaat in het kader van lid 1, onder a), vaststelt:
a) |
op een niveau dat slechts de uit de toepassing van de maatregel voortvloeiende aanvullende kosten dekt, rekening houdend met het milieu- en fytosanitaire beheer dat nodig is om te voldoen aan de krachtens lid 1, onder b), vastgestelde bepalingen, of |
b) |
op een niveau dat niet meer dekt dan 90 % van het in artikel 80 bedoelde maximale steunniveau voor het uit de markt nemen van producten. |
Afdeling 4
Afzetbevordering en communicatie
Artikel 87
Uitvoering van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen
1. De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen. Deze bepalingen moeten, zo nodig, een snelle toepassing van de maatregelen mogelijk maken.
2. Acties in het kader van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen moeten de acties die op dit gebied reeds door de betrokken producentenorganisatie worden uitgevoerd, aanvullen.
Afdeling 5
Opleiding
Artikel 88
Uitvoering van opleidingsmaatregelen
De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van opleidingsmaatregelen.
Afdeling 6
Oogstverzekering
Artikel 89
Doelstelling van oogstverzekeringsmaatregelen
Oogstverzekeringsmaatregelen worden beheerd door een producentenorganisatie en dragen bij tot het verzekeren van het producenteninkomen en het dekken van marktverliezen die de producentenorganisatie en/of haar leden hebben geleden als gevolg van natuurrampen, ongunstige klimaatomstandigheden en, in voorkomend geval, ziekten of plagen.
Artikel 90
Uitvoering van oogstverzekeringsmaatregelen
1. De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van oogstverzekeringsmaatregelen, met inbegrip van bepalingen om te voorkomen dat de mededinging op de verzekeringsmarkt door de oogstverzekeringsmaatregelen wordt verstoord.
2. De lidstaten mogen een aanvullende, nationale financiële bijdrage verlenen voor onder het actiefonds vallende oogstverzekeringsmaatregelen. De totale overheidssteun voor oogstverzekeringen mag evenwel niet meer bedragen dan:
a) |
80 % van de kosten van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen verliezen als gevolg van ongunstige klimaatomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld; |
b) |
50 % van de kosten van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen:
|
Het in de eerste alinea, onder b), vastgestelde maximum geldt zelfs voor gevallen waarin de communautaire financiële steun in het kader van het actiefonds normaliter 60 % bedraagt op grond van artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
3. Oogstverzekeringsmaatregelen hebben geen betrekking op verzekeringsuitkeringen die meer dan 100 % van het door de producent geleden inkomstenverlies dekken, inclusief vergoedingen die de producent ontvangt op grond van andere steunregelingen voor het verzekerde risico.
4. Voor de toepassing van het onderhavige artikel geldt de in artikel 2, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (28) vastgestelde definitie van „ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld”.
Afdeling 7
Steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen
Artikel 91
Voorwaarden inzake de steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen
1. De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van de steunverlening met betrekking tot de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.
2. De steun met betrekking tot de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen bedraagt tijdens respectievelijk het eerste, het tweede en het derde jaar van de werking van het onderlinge fonds, een deel van de bijdrage van de producentenorganisatie in het onderlinge fonds tijdens respectievelijk het eerste, het tweede en het derde jaar van de werking van het fonds ten belope van:
a) |
respectievelijk 10 %, 8 % en 4 % in de lidstaten die op 1 mei 2004 of later tot de Europese Unie zijn toegetreden; |
b) |
respectievelijk 5 %, 4 % en 2 % in de andere lidstaten. |
3. De lidstaten mogen maxima vaststellen voor de bedragen die een producentenorganisatie mag ontvangen als steun met betrekking tot de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.
Afdeling 8
Staatssteun voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
Artikel 92
Uitvoeringsbepalingen in de nationale strategieën
Lidstaten die overheidssteun betalen overeenkomstig artikel 43, tweede alinea, onder c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007, stellen in hun nationale strategieën bepalingen vast voor de uitvoering van het aldaar bepaalde.
HOOFDSTUK IV
Nationale financiële steun
Artikel 93
Mate van organisatie van de telers
Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 wordt de mate van organisatie van de producenten in een regio van een lidstaat als bijzonder zwak beschouwd, wanneer producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen in de drie meest recente jaren waarvoor gegevens beschikbaar zijn, minder dan 20 % van de gemiddelde waarde van de groente- en fruitproductie van die regio hebben afgezet.
Artikel 94
Toestemming voor de betaling van nationale financiële steun
1. Uiterlijk op 15 januari van het kalenderjaar vragen de lidstaten toestemming aan de Commissie om tijdens dat kalenderjaar nationale financiële steun te verlenen op grond van artikel 11, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
Dit verzoek gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit blijkt dat de producenten in de betrokken regio bijzonder zwak georganiseerd zijn in de zin van artikel 93 van de onderhavige verordening, en van gegevens over de betrokken producentenorganisatie, het betrokken steunbedrag en het niveau van de financiële bijdragen op grond van artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
2. Het verzoek wordt uiterlijk drie maanden na de indiening ervan door de Commissie goedgekeurd of afgewezen. Indien de Commissie niet binnen deze termijn reageert, dient het verzoek als goedgekeurd te worden beschouwd.
Artikel 95
Het aanvragen en betalen van nationale financiële steun
Het aanvragen van nationale financiële steun door de producentenorganisaties en het betalen van deze steun door de lidstaten, vinden plaats overeenkomstig de artikelen 70 tot en met 73.
Artikel 96
Maximale vergoeding van de nationale financiële steun door de Gemeenschap
De Gemeenschap vergoedt maximaal 60 % van de aan de producentenorganisaties verleende nationale financiële steun.
Artikel 97
Vergoeding van de nationale financiële steun door de Gemeenschap
1. Vóór 1 maart van het jaar na de jaarlijkse uitvoering van de operationele programma's verzoeken de lidstaten de Gemeenschap om vergoeding van de goedgekeurde nationale financiële steun die daadwerkelijk aan de producentenorganisaties is betaald.
Dit verzoek gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit blijkt dat tijdens de voorafgaande drie jaar aan de in artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde voorwaarden is voldaan, alsmede van gegevens over de betrokken producentenorganisaties, het daadwerkelijk betaalde steunbedrag en het aandeel van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen op grond van artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
2. De Commissie beslist over de goedkeuring of de afwijzing van het verzoek.
3. Wanneer de vergoeding van de steun door de Gemeenschap is goedgekeurd, worden de subsidiabele uitgaven bij de Commissie aangegeven overeenkomstig de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (29) vastgestelde procedure.
HOOFDSTUK V
Algemene bepalingen
Afdeling 1
Mededelingen
Artikel 98
Verslagen van producentenorganisaties
1. De producentenorganisaties dienen, samen met de steunaanvragen, jaarverslagen in over de uitvoering van de operationele programma's.
Deze verslagen hebben betrekking op:
a) |
tijdens het vorige jaar uitgevoerde operationele programma's; |
b) |
de belangrijkste wijzigingen in de operationele programma's; en |
c) |
verschillen tussen het geraamde en het aangevraagde steunbedrag. |
2. Het jaarverslag bevat voor elk uitgevoerd operationeel programma:
a) |
de verwezenlijkingen en resultaten van het operationele programma, in voorkomend geval op basis van de in bijlage XIV vastgestelde gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren, en eventuele aanvullende output- en resultaatindicatoren die in de nationale strategieën zijn vastgelegd; en |
b) |
een samenvatting van de voornaamste problemen bij het beheer van het programma en van maatregelen die getroffen zijn om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering van het programma te waarborgen. |
In voorkomend geval wordt in het jaarverslag aangegeven welke doeltreffende maatregelen overeenkomstig de nationale strategie en artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 van toepassing zijn om het milieu te beschermen tegen potentiële hogere druk die wordt veroorzaakt door de in het kader van het operationele programma gesteunde investeringen.
3. Voor het laatste uitvoeringsjaar van een operationeel programma wordt in plaats van het in lid 1 bedoelde jaarverslag een eindverslag ingediend.
In het eindverslag wordt aangetoond in hoeverre de doelen van het programma zijn bereikt. Tevens moet er worden ingegaan op wijzigingen van de acties en/of methoden en op factoren met een impact op het slagen of mislukken van de uitvoering van het programma die in overweging zijn of zullen worden genomen bij het opstellen van volgende operationele programma's of bij het wijzigen van bestaande operationele programma's.
4. Onverminderd specifieke bepalingen in de onderhavige verordening geldt dat, wanneer een producentenorganisatie de in de onderhavige verordening of in Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde mededelingsplicht niet nakomt of wanneer de mededeling onjuist lijkt in het licht van objectieve gegevens waarover de lidstaat beschikt, de lidstaat de goedkeuring van het betrokken operationele programma voor het volgende jaar opschort totdat de mededeling correct is gedaan.
Gegevens over dergelijke gevallen worden door de lidstaat opgenomen in het in artikel 99, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde jaarverslag.
Artikel 99
Van de lidstaten vereiste mededelingen
1. De lidstaten wijzen één enkele bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de mededelingen tussen de Commissie en de lidstaten betreffende producentenorganisaties, producentengroeperingen en unies van producentenorganisaties. Zij stellen de Commissie in kennis van deze aanwijzing en van de contactgegevens van de autoriteit.
2. De lidstaten delen uiterlijk op 31 januari het totale bedrag van het actiefonds dat dat jaar voor alle operationele programma’s is goedgekeurd, mee aan de Commissie. In deze mededeling worden duidelijk het totale bedrag van het actiefonds en het totale bedrag van de Gemeenschapsfinanciering van dat fonds vermeld. Deze cijfers worden verder uitgesplitst in bedragen voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen en andere maatregelen.
3. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 november een jaarverslag in bij de Commissie betreffende producentenorganisaties, producentengroeperingen, actiefondsen en tijdens het vorige jaar lopende operationele programma's en erkenningsprogramma's. De in dit jaarverslag te vermelden gegevens zijn opgenomen in bijlage XIII.
Afdeling 2
Controles
Artikel 100
Eén enkel identificatiesysteem
De lidstaten zien erop toe dat op alle steunaanvragen die door een bepaalde producentenorganisatie of producentengroepering worden ingediend, één enkel identificatiesysteem wordt toegepast. De identificatie moet in overeenstemming zijn met het in artikel 18, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (30) bedoelde systeem voor de registratie van de identiteit.
Artikel 101
Steunaanvragen
Onverminderd specifieke bepalingen in deze verordening voorzien de lidstaten in de nodige procedures voor de indiening van steunaanvragen, erkenningsaanvragen, aanvragen tot goedkeuring van operationele programma's en betalingsaanvragen.
Artikel 102
Monsterneming
Waar het passend is om op basis van monsterneming controles te verrichten, stemmen de lidstaten aan de hand van een risicoanalyse de aard en frequentie van de controles af op de betrokken maatregel.
Artikel 103
Administratieve controles
Alle steun- of betalingsaanvragen worden administratief gecontroleerd op alle elementen die met administratieve middelen passend kunnen worden gecontroleerd. De procedures moeten voorzien in de registratie van de verrichte werkzaamheden, de verificatieresultaten en de ten aanzien van anomalieën genomen maatregelen.
Artikel 104
Controles ter plaatse
1. Van elke controle ter plaatse wordt een controleverslag opgesteld aan de hand waarvan de bijzonderheden van de uitgevoerde controle kunnen worden nagetrokken. Dit verslag bevat met name de volgende gegevens:
a) |
de gecontroleerde steunregeling en -aanvraag; |
b) |
de aanwezige personen; |
c) |
de gecontroleerde acties, maatregelen en documenten; en |
d) |
de resultaten van de controle. |
2. De begunstigde wordt in de gelegenheid gesteld het verslag te ondertekenen om zijn aanwezigheid bij de controle te bevestigen, en er opmerkingen aan toe te voegen. Wanneer onregelmatigheden worden geconstateerd, wordt aan de begunstigde een afschrift van het controleverslag verstrekt.
3. Vooraf mag worden gemeld dat controles ter plaatse zullen worden verricht, op voorwaarde dat de doelstelling van de controle daardoor niet in het gedrang komt. De voorafgaande melding mag niet vroeger worden gedaan dan strikt noodzakelijk is.
4. Waar dat mogelijk is, worden de in deze verordening bedoelde controles ter plaatse tegelijk met andere in de communautaire regelgeving inzake landbouwsubsidies voorgeschreven controles verricht. In 2008 mogen de controles echter, waar nodig, door verschillende instanties op een verschillend tijdstip worden verricht.
Artikel 105
Goedkeuring van erkenningsaanvragen en van operationele programma's
1. Alvorens een producentenorganisatie op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 te erkennen, gaan de lidstaten bij de producentenorganisatie ter plaatse na of deze aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.
2. Alvorens een operationeel programma op grond van artikel 65 goed te keuren, controleert de bevoegde nationale autoriteit met alle passende middelen, waaronder controles ter plaatse, het voor goedkeuring ingediende operationele programma en, in voorkomend geval, de wijzigingsverzoeken. Deze controles hebben met name betrekking op:
a) |
de juistheid van de op grond van artikel 61, lid 1, onder a), b) en e), verstrekte gegevens; |
b) |
de overeenstemming van het programma met het bepaalde in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1182/2007, met het nationale kader en met de nationale strategie; |
c) |
de subsidiabiliteit van de acties en van de voorgestelde uitgaven; |
d) |
de coherentie en de technische kwaliteit van het programma, de deugdelijkheid van de ramingen en van het steunprogramma, en de planning van de uitvoering ervan. In het kader van de controles wordt nagegaan of meetbare streefdoelen zijn vastgesteld aan de hand waarvan kan worden getoetst of de doelstellingen zijn gehaald, en of de streefdoelen haalbaar zijn via de uitvoering van de voorgestelde acties; en |
e) |
de overeenstemming van de acties waarvoor steun wordt aangevraagd, met de desbetreffende nationale en communautaire regelgeving over, met name en waar dat relevant is, overheidsopdrachten, staatssteun en andere toepasselijke dwingende normen in de nationale wetgeving, het nationale kader of de nationale strategie. |
Artikel 106
Controles van de steunaanvragen voor operationele programma's
Alvorens de betaling te verrichten, voeren de lidstaten administratieve controles uit van alle steunaanvragen, alsmede controles ter plaatse op basis van monsterneming.
Artikel 107
Administratieve controles van de steunaanvragen voor operationele programma's
1. In het kader van de administratieve controles van de steunaanvragen worden met name, en voor zover dat relevant is voor de betalingsaanvraag, de volgende elementen geverifieerd:
a) |
het samen met de betalingsaanvraag ingediende jaarverslag of, in voorkomend geval, eindverslag over de uitvoering van het operationele programma; |
b) |
de waarde van de in de handel gebrachte productie, de bijdragen in het actiefonds en de gedane uitgaven; |
c) |
de levering van de producten en diensten en de waarheidsgetrouwheid van de uitgaven waarvoor een betalingsaanvraag wordt ingediend; |
d) |
de overeenstemming tussen de uitgevoerde acties en de in het goedgekeurde operationele programma opgenomen acties; en |
e) |
de naleving van de opgelegde financiële of andere beperkingen en maxima. |
2. Met betrekking tot de in het kader van het operationele programma gefinancierde betalingen worden facturen en documenten overgelegd waaruit blijkt dat de betalingen zijn verricht. Waar dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door documenten met een gelijkwaardige bewijskracht. De gebruikte facturen moeten zijn opgesteld op naam van de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties, de producentengroepering of de dochteronderneming overeenkomstig als bedoeld in artikel 52, lid 7, of, indien de lidstaat dat goedkeurt, op naam van één of meer daarbij aangesloten leden.
Artikel 108
Controles ter plaatse van aanvragen tot steunverlening in het kader van operationele programma's
1. In het kader van de verificatie van de in artikel 70, lid 1, bedoelde steunaanvragen voeren de lidstaten controles ter plaatse uit bij de producentenorganisaties om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden voor de verlening van de steun of het saldo van de steun voor het betrokken jaar worden nageleefd.
Deze controles hebben met name betrekking op:
a) |
de inachtneming van de erkenningscriteria voor het betrokken jaar; |
b) |
het gebruik van de actiefondsen in het betrokken jaar, met inbegrip van de uitgaven die zijn opgegeven in aanvragen tot betaling van voorschotten of gedeeltelijke betalingen; en |
c) |
controles van het tweede niveau voor de uitgaven betreffende het uit de markt nemen van producten, groen oogsten en niet oogsten. |
2. Jaarlijks moet een significant monster van de aanvragen worden gecontroleerd overeenkomstig lid 1. Het monster heeft betrekking op ten minste 30 % van het totale steunbedrag in lidstaten met meer dan tien erkende producentenorganisaties. In andere gevallen wordt elke producentenorganisatie ten minste een keer om de drie jaar bezocht.
Bij elke producentenorganisatie wordt ten minste één controle uitgevoerd vóór de betaling van de steun of het saldo daarvan voor het laatste jaar van haar operationele programma.
3. De resultaten van de controles ter plaatse worden geëvalueerd om vast te stellen of eventueel geconstateerde problemen systematisch voorkomen en daardoor een risico voor andere vergelijkbare acties, begunstigden of instanties met zich meebrengen. De evaluatie moet tevens duidelijkheid verschaffen over de oorzaken van dergelijke situaties, over eventueel vereist nader onderzoek en over noodzakelijke corrigerende en preventieve maatregelen.
Indien bij de controles significante onregelmatigheden in een regio, in een deel van een regio of bij een bepaalde producentenorganisatie aan het licht komen, voert de lidstaat in het betrokken jaar aanvullende controles uit en verhoogt hij het percentage overeenkomstige aanvragen dat het volgende jaar moet worden gecontroleerd.
4. De lidstaat stelt op basis van een risicoanalyse vast welke producentenorganisaties moeten worden gecontroleerd.
Bij de risicoanalyse wordt met name rekening gehouden met:
a) |
het steunbedrag, |
b) |
de bevindingen tijdens de controles in de voorafgaande jaren, |
c) |
een willekeurig element, en |
d) |
andere door de lidstaten vast te stellen parameters, in het bijzonder de vraag of de producentenorganisaties zijn betrokken bij een kwaliteitsborgingsprogramma dat door de lidstaat of een onafhankelijke certificerende instantie officieel is erkend. |
Artikel 109
Controles ter plaatse van maatregelen in het kader van operationele programma's
1. In het kader van de controles ter plaatse van maatregelen in het kader van operationele programma's, verifiëren de lidstaten met name het volgende:
a) |
de uitvoering van de in het operationele programma opgenomen acties; |
b) |
de overeenstemming tussen de uitvoering of geplande uitvoering van de actie en de beschrijving van de toepassing van de actie in het goedgekeurde operationele programma; |
c) |
voor een adequaat aantal uitgavenposten, de overeenstemming van de aard en het tijdstip van de betrokken uitgaven met de communautaire bepalingen en de goedgekeurde specificaties; |
d) |
de mogelijkheid de gedane uitgaven te staven aan de hand van boekhoud- of andere documenten; en |
e) |
de waarde van de in de handel gebrachte productie. |
2. De waarde van de in de handel gebrachte productie wordt geverifieerd op basis van krachtens de nationale wetgeving voorgeschreven boekhoudgegevens.
Met het oog daarop kunnen de lidstaten beslissen dat de aangifte van de waarde van de in de handel gebrachte productie op dezelfde manier wordt gecertificeerd als de krachtens de nationale wetgeving voorgeschreven boekhoudgegevens.
De controle van de aangifte van de waarde van de in de handel gebrachte productie mag worden uitgevoerd vóór de betrokken steunaanvraag wordt ingediend.
3. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden omvat de controle ter plaatse een bezoek aan de actie of, indien de actie niet tastbaar is, de promotor van de actie. Met name acties in individuele bedrijven die tot het in artikel 108, lid 2, bedoelde monster behoren, moeten ten minste één keer per jaar worden bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren.
De lidstaat kan echter besluiten van een dergelijk bezoek af te zien wanneer de acties kleinschalig zijn of wanneer volgens de lidstaat slechts een gering risico bestaat dat de voorwaarden voor het ontvangen van steun niet zijn vervuld of niet is voldaan aan de eis dat de actie een reëel karakter moet hebben. Dit besluit en de motivering ervan worden geregistreerd.
4. De controle ter plaatse heeft betrekking op alle door de producentenorganisatie of de leden ervan aangegane verbintenissen en verplichtingen die tijdens het bezoek kunnen worden gecontroleerd.
5. Alleen controles die aan alle eisen van het onderhavige artikel voldoen, mogen worden meegerekend om te bepalen of het in artikel 108, lid 2, vastgestelde controlepercentage is bereikt.
Artikel 110
Controles van het eerste niveau met betrekking tot verrichtingen voor het uit de markt nemen van producten
1. Bij elke producentenorganisatie verrichten de lidstaten met betrekking tot verrichtingen voor het uit de markt nemen van producten en overeenkomstig de procedures van titel II, hoofdstuk II, controles van het eerste niveau die bestaan uit een documenten- en overeenstemmingscontrole, een eventueel aan de hand van monsterneming uitgevoerde fysieke controle van het gewicht van de uit de markt genomen producten en een controle van de naleving van de in artikel 77 vastgestelde voorschriften. De controle vindt plaats na ontvangst van de in artikel 79, lid 1, bedoelde melding binnen de in artikel 79, lid 2, bedoelde termijnen.
2. De in lid 1 bedoelde controles van het eerste niveau hebben betrekking op 100 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten. Na deze controle worden de uit de markt genomen producten, met uitzondering van de voor gratis uitreiking bestemde producten, onder toezicht van de bevoegde autoriteiten gedenatureerd of aan de verwerkingsindustrie geleverd overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden die de lidstaat op grond van artikel 81 heeft vastgesteld.
Wanneer de producten evenwel voor gratis uitreiking zijn bestemd, mogen de lidstaten een lager dan het in lid 2 vastgestelde percentage controleren, op voorwaarde dat dat niet lager ligt dan 10 % van de betrokken hoeveelheden tijdens het verkoopseizoen. De controles mogen worden verricht bij de producentenorganisatie en/of op de plaats waar de ontvangers van de producten zich bevinden. Wanneer bij de controles belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen, voeren de bevoegde autoriteiten aanvullende controles uit.
Artikel 111
Controles van het tweede niveau met betrekking tot verrichtingen voor het uit de markt nemen van producten
1. In het kader van de in artikel 108 bedoelde controles voeren de lidstaten controles van het tweede niveau uit.
De lidstaten stellen criteria vast om te analyseren en beoordelen of voor een bepaalde producentenorganisatie het risico bestaat dat deze bij het uit de markt nemen van producten de regelgeving niet in acht heeft genomen. Deze criteria hebben onder meer betrekking op de bevindingen bij eerdere controles van het eerste en het tweede niveau en op de vraag of de producentenorganisatie over een kwaliteitsborgingsprocedure beschikt. Aan de hand van deze criteria stellen de lidstaten voor elke producentenorganisatie een minimale frequentie van de controles van het tweede niveau vast.
2. De in lid 1 bedoelde controles omvatten controles ter plaatse bij de producentenorganisaties en bij de ontvangers van de uit de markt genomen producten, en hebben tot doel vast te stellen of de voorwaarden voor de betaling van de communautaire steun in acht zijn genomen. Deze controles omvatten:
a) |
een verificatie van de voorraadboekhouding en de financiële boekhouding die moeten worden gevoerd door elke producentenorganisatie die tijdens het betrokken verkoopseizoen ten minste één keer producten uit de markt neemt; |
b) |
een verificatie van de in de handel gebrachte hoeveelheden zoals opgegeven in de steunaanvragen, met name door een controle te verrichten van de voorraadboekhouding, de financiële boekhouding, de facturen en zo nodig de waarheidsgetrouwheid daarvan, en van de overeenstemming van die opgaven met de boekhoudkundige en/of fiscale gegevens van de betrokken producentenorganisatie; |
c) |
controles op de juistheid van de boekhouding, met name door na te gaan of de opgaven van de door de producentenorganisaties verkregen netto-ontvangsten in de betalingsaanvragen waarheidsgetrouw zijn, of de kosten die eventueel voor het uit de markt nemen van producten in rekening zijn gebracht, evenredig zijn en of de boekingen inzake de inning van de communautaire steun door de producentenorganisaties en inzake de eventuele doorstorting daarvan aan de leden kloppen en onderling samenhangend zijn; en |
d) |
controles op de in de betalingsaanvragen opgegeven bestemming van de uit de markt genomen producten en op de passende denaturering van deze producten, om na te gaan of de bepalingen van deze verordening door de producentenorganisaties en de ontvangers zijn nageleefd. |
3. De in lid 2 bedoelde controles worden verricht bij de betrokken producentenorganisaties en de ontvangers waarmee deze organisaties samenwerken. Elke controle heeft betrekking op onder meer een monster dat betrekking heeft op ten minste 5 % van de in de loop van het verkoopseizoen door de producentenorganisatie uit de markt genomen hoeveelheden.
4. In de in de lid 2, onder a), bedoelde voorraadboekhouding en financiële boekhouding moeten voor elk uit de markt genomen product de volgende stromen, uitgedrukt in hoeveelheden, afzonderlijk worden vermeld:
a) |
de overeenkomstig artikel 3, lid 3, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 door leden van de producentenorganisatie en door leden van andere producentenorganisaties geleverde productie; |
b) |
de door de producentenorganisatie verkochte hoeveelheden, uitgesplitst naar producten die zijn gereedgemaakt voor de markt voor verse producten en de overige typen producten, met inbegrip van voor verwerking bestemde basisproducten; en |
c) |
de uit de markt genomen producten. |
5. De in de lid 4, onder c), bedoelde controles op de bestemming omvatten met name:
a) |
een controle, op basis van monsterneming, van de door de ontvangers bij te houden aparte boekhouding en, in voorkomend geval, een controle op de overeenstemming daarvan met de bij de nationale wetgeving voorgeschreven boekhouding; en |
b) |
controles op de inachtneming van de geldende milieueisen. |
6. Wanneer bij de controles van het tweede niveau significante onregelmatigheden aan het licht komen, verrichten de bevoegde autoriteiten grondiger controles van het tweede niveau voor het betrokken verkoopseizoen en verhogen zij in het volgende verkoopseizoen de frequentie van de controles van het tweede niveau bij de betrokken producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties.
Artikel 112
Groen oogsten en niet oogsten
1. Alvorens tot groen oogsten wordt overgegaan, controleren de lidstaten ter plaatse of de betrokken producten niet beschadigd zijn en of het perceel goed is onderhouden. Na het groen oogsten vergewissen de lidstaten zich ervan dat de gewassen op het betrokken perceel volledig zijn geoogst en het geoogste product is gedenatureerd.
Na het einde van de oogstperiode controleren de lidstaten de betrouwbaarheid van de in artikel 86, lid 2, bedoelde op de verwachte marktsituatie gebaseerde analyse. Zij verrichten tevens een analyse van eventuele verschillen tussen de verwachte en de reële marktsituatie.
2. Alvorens tot niet oogsten wordt overgegaan, controleren de lidstaten ter plaatse of het betrokken perceel goed is onderhouden, of de gewassen nog niet gedeeltelijk zijn geoogst en of het product goed ontwikkeld is en van een deugdelijke handelskwaliteit zou zijn.
De lidstaten vergewissen zich ervan dat de productie is gedenatureerd. Indien dat niet mogelijk is, vergewissen zij zich tijdens controles ter plaatse of bezoeken gedurende het oogstseizoen ervan dat niet wordt geoogst.
3. Artikel 111, leden 1, 2, 3 en 6, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 113
Controles voorafgaand aan de goedkeuring van erkenningsprogramma's van producentengroeperingen
1. Alvorens een erkenningsprogramma van een producentengroepering overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 goed te keuren, voeren de lidstaten een controle ter plaatse uit bij de betrokken rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van de betrokken rechtspersoon.
2. De lidstaat vergewist zich met alle passende middelen, waaronder controles ter plaatse, van:
a) |
de juistheid van de in het erkenningsprogramma verstrekte gegevens; |
b) |
de commerciële coherentie en de technische kwaliteit van het programma, de deugdelijkheid van de ramingen en de planning van de uitvoering; |
c) |
de subsidiabiliteit van de acties en de subsidiabiliteit en redelijkheid van de voorgestelde uitgaven; en |
d) |
de overeenstemming van de acties waarvoor steun wordt aangevraagd met de geldende nationale en communautaire regelgeving over, met name, overheidsopdrachten, staatssteun en andere toepasselijke dwingende normen die in de nationale wetgeving, het nationale kader of de nationale strategie zijn vastgesteld. |
Artikel 114
Controles van steunaanvragen van producentengroeperingen
1. Alvorens de betaling toe te kennen, verrichten de lidstaten administratieve controles van alle door producentengroeperingen ingediende steunaanvragen, alsmede controles ter plaatse op basis van monsterneming.
2. Na de indiening van de steunaanvraag als bedoeld in artikel 47 voeren de lidstaten controles ter plaatse uit bij de producentengroeperingen om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden voor de verlening van steun voor het betrokken jaar worden nageleefd.
De controles hebben met name betrekking op:
a) |
de inachtneming van de erkenningscriteria voor het betrokken jaar; en |
b) |
de waarde van de in de handel gebrachte productie, de uitvoering van de in het erkenningsprogramma opgenomen maatregelen en de gedane uitgaven. |
3. De in lid 2 bedoelde controles moeten jaarlijks op een significant monster van de steunaanvragen worden verricht. Het monster dient betrekking te hebben op ten minste 30 % van het totale steunbedrag.
Elke producentengroepering wordt ten minste één keer om de vijf jaar gecontroleerd.
4. De artikelen 107 en 109 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 115
Transnationale producentenorganisaties en transnationale unies van producentenorganisaties
1. De lidstaat waar de hoofdzetel van een transnationale producentenorganisatie of een transnationale unie van producentenorganisaties is gevestigd, draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de organisatie van controles van die organisatie of unie en past, waar nodig, sancties op deze organisatie of unie toe.
2. De andere lidstaten die overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), en artikel 37, lid 2, onder c), administratieve samenwerking moeten verlenen, voeren overeenkomstig de voorschriften van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde lidstaat deze administratieve controles en controles ter plaatse uit en stellen de laatstbedoelde lidstaat in kennis van de resultaten ervan. Deze lidstaten nemen alle door de in lid 1 bedoelde lidstaat vastgestelde termijnen in acht.
3. Met betrekking tot de producentenorganisatie, het operationele programma en het actiefonds gelden de regels van de in lid 1 bedoelde lidstaat. Met betrekking tot milieu- en fytosanitaire aangelegenheden en het wegwerken van uit de markt genomen producten gelden evenwel de regels van de lidstaat waar de productie plaatsvindt.
Afdeling 3
Sancties
Artikel 116
Niet-naleving van de erkenningscriteria
1. De erkenning van een producentenorganisatie die opzettelijk of uit grove nalatigheid een ernstige inbreuk op de erkenningscriteria pleegt, wordt door de lidstaten ingetrokken.
De lidstaten trekken de erkenning van een producentenorganisatie met name in wanneer de niet-naleving van de erkenningscriteria betrekking heeft op:
a) |
een inbreuk op de voorschriften van artikel 23, artikel 25, artikel 28, leden 1 en 2, of artikel 33, of |
b) |
een situatie waarin de waarde van de in de handel gebrachte productie gedurende twee opeenvolgende jaren onder de minimale waarde ligt die de lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 heeft vastgesteld. |
De intrekking van de erkenning op grond van dit lid treedt in werking op de datum waarop de erkenningsvoorwaarden niet langer werden vervuld, onverminderd nationale horizontale wetgeving over termijnbeperkingen.
2. Wanneer lid 1 niet van toepassing is, schorsen de lidstaten de erkenning van een producentenorganisatie indien de inbreuk op de erkenningcriteria weliswaar ernstig, maar slechts tijdelijk is.
Tijdens de schorsingsperiode wordt geen steun betaald. De schorsing treedt in werking op de dag waarop de controle heeft plaatsgevonden en eindigt op de dag van de controle die aantoont dat de betrokken criteria weer worden nageleefd.
De schorsingsperiode duurt niet langer dan twaalf maanden. Indien de betrokken criteria na twaalf maanden nog steeds niet worden nageleefd, wordt de erkenning ingetrokken.
De lidstaten mogen na de in artikel 71 vastgestelde termijn betalingen verrichten, indien dat voor de toepassing van dit lid noodzakelijk is.
3. Bij niet onder de leden 1 en 2 vallende inbreuken op de erkenningscriteria sturen de lidstaten een waarschuwingsbrief waarin is bepaald welke corrigerende maatregelen moeten worden genomen. De lidstaten mogen steunbetalingen uitstellen totdat de corrigerende maatregelen zijn genomen.
Indien binnen twaalf maanden geen corrigerende maatregelen zijn genomen, wordt dit beschouwd als een ernstige inbreuk op de criteria en is het bepaalde in lid 2 van toepassing.
Artikel 117
Fraude
1. Onverminderd andere sancties die op grond van de communautaire en nationale wetgeving van toepassing zijn, wordt de erkenning van een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een producentengroepering die aantoonbaar fraude heeft gepleegd met betrekking tot steun in het kader van Verordening (EG) nr. 1182/2007, door de lidstaten ingetrokken.
2. Wanneer een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een producentengroepering wordt verdacht van fraude met betrekking tot steun in het kader van Verordening (EG) nr. 1182/2007, mogen de lidstaten de erkenning van deze groepen schorsen of de voor deze groepen bestemde betalingen opschorten.
Artikel 118
Producentengroeperingen
1. De lidstaten passen de in artikel 116 en/of artikel 119 vermelde sancties overeenkomstig toe op erkenningsprogramma's.
2. Aanvullend op het bepaalde in lid 1 geldt dat, indien de producentengroepering na afloop van de overeenkomstig artikel 51, lid 4, door de lidstaat bepaalde periode niet als producentenorganisatie wordt erkend, de lidstaat overgaat tot terugvordering van:
a) |
100 % van de aan de producentengroepering betaalde steun, indien de niet-erkenning een gevolg is van opzet of grove nalatigheid van de producentengroepering, of |
b) |
50 % van de aan de producentengroepering betaalde steun, in alle andere gevallen. |
Artikel 119
Operationeel programma
1. De betalingen worden berekend op basis van wat subsidiabel blijkt te zijn.
2. De lidstaat onderzoekt de van de begunstigde ontvangen steunaanvraag en stelt de subsidiabele bedragen vast. De volgende bedragen worden door de lidstaat vastgesteld:
a) |
het bedrag dat louter op basis van de aanvraag aan de begunstigde zou worden betaald; |
b) |
het bedrag dat op basis van het onderzoek van de subsidiabiliteit van de aanvraag aan de begunstigde moet worden betaald. |
3. Indien het in lid 2, onder a), bedoelde bedrag meer dan 3 % hoger is dan het in lid 2, onder b), bedoelde bedrag, wordt het daadwerkelijk aan de begunstigde te betalen bedrag verlaagd. De verlaging komt overeen met het verschil tussen de in lid 2, onder a) en b), bedoelde bedragen.
Indien de producentenorganisatie of de producentengroepering kan aantonen niet verantwoordelijk te zijn voor de opname van het niet-subsidiabele bedrag, wordt evenwel geen verlaging toegepast.
4. De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op niet-subsidiabele uitgaven die tijdens de controles ter plaatse worden vastgesteld.
5. Indien de waarde van de in de handel gebrachte productie vóór het indienen van de steunaanvraag wordt opgegeven en gecontroleerd, wordt een verlaging toegepast op de waarde van de in de handel gebrachte productie die voor de berekening van de te betalen bedragen overeenkomstig de leden 2 en 3 wordt gebruikt.
6. Indien blijkt dat een begunstigde opzettelijk verkeerde gegevens heeft opgegeven, wordt de betrokken actie uitgesloten van steun in het kader van het operationele programma of het erkenningsprogramma en worden alle eventueel reeds voor die actie betaalde bedragen teruggevorderd. Bovendien wordt de begunstigde, met betrekking tot die actie, uitgesloten van steunverlening in het kader van het betrokken operationele programma gedurende het volgende jaar.
Artikel 120
Sancties naar aanleiding van controles van het eerste niveau met betrekking tot het uit de markt nemen van producten
Indien naar aanleiding van de in artikel 110 bedoelde controles onregelmatigheden worden geconstateerd met betrekking tot de handelsnormen of de in artikel 77 bedoelde minimumeisen, wordt de begunstigde verplicht tot:
a) |
betaling van een boete die overeenkomt met het vergoedingsbedrag voor de hoeveelheid uit de markt genomen producten die niet aan de handelsnormen of de minimumeisen voldoet, indien deze hoeveelheid minder bedraagt dan 10 % van de betrokken overeenkomstig artikel 79 gemelde, uit de markt genomen hoeveelheid; |
b) |
betaling van een boete die overeenkomt met het dubbele van het vergoedingsbedrag voor de hoeveelheid uit de markt genomen producten die niet aan de handelsnormen of de minimumeisen voldoet, indien deze hoeveelheid minimaal 10 % en maximaal 25 % van de gemelde hoeveelheden bedraagt; of |
c) |
betaling van een boete die overeenkomt met het vergoedingsbedrag voor de hele overeenkomstig artikel 79 gemelde hoeveelheid, indien meer dan 25 % van de gemelde hoeveelheid niet aan de handelsnormen of de minimumeisen voldoet. |
Artikel 121
Andere voor producentenorganisaties geldende sancties met betrekking tot het uit de markt nemen van producten
1. De in artikel 119 bedoelde sancties hebben tevens betrekking op steun die wordt aangevraagd voor het uit de markt nemen van producten als integraal onderdeel van de uitgaven in het kader van het operationele programma.
2. Uitgaven voor het uit de markt nemen van producten worden als niet-subsidiabel beschouwd indien de niet te koop aangeboden producten niet zijn weggewerkt volgens de door de lidstaat overeenkomstig artikel 81, lid 1, vastgestelde bepalingen of indien het uit de markt nemen, dan wel de bestemming van de uit de markt genomen producten een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft gehad en daarom in strijd is met de op grond van artikel 81, lid 1, vastgestelde bepalingen.
Artikel 122
Voor ontvangers van uit de markt genomen producten geldende sancties
Wanneer bij de overeenkomstig de artikelen 110 en 111 uitgevoerde controles onregelmatigheden worden geconstateerd die zijn toe te schrijven aan de ontvangers van uit de markt genomen producten, gelden de volgende sancties:
a) |
de ontvangers komen niet meer in aanmerking voor het ontvangen van uit de markt genomen producten, en |
b) |
de ontvangers van de uit de markt genomen producten moeten de waarde van de door hen ontvangen producten en de betrokken sorteer-, verpakkings- en vervoerskosten vergoeden overeenkomstig de door de lidstaten vastgestelde voorschriften. In dat geval betaalt de producentenorganisatie de bijdrage van de Gemeenschap terug. |
De onder a), bedoelde sanctie treedt onmiddellijk in werking, blijft ten minste één verkoopseizoen van toepassing en kan naar gelang van de ernst van de onregelmatigheid worden verlengd.
Artikel 123
Groen oogsten en niet oogsten
1. Indien met betrekking tot groen oogsten wordt geconstateerd dat de producentenorganisatie haar verplichtingen niet is nagekomen, betaalt deze producentenorganisatie een boete ter waarde van het vergoedingsbedrag dat betrekking heeft op de oppervlakten waarvoor de verplichting niet is nageleefd. Er is onder meer sprake van niet-nakoming van de verplichtingen, wanneer:
a) |
de lidstaat tijdens de in artikel 112, lid 1, tweede alinea, bedoelde controle constateert dat het groen oogsten niet gerechtvaardigd was op basis van de toen bestaande analyse van de verwachte marktsituatie, |
b) |
de voor groen oogsten aangegeven oppervlakte niet voor groen oogsten in aanmerking komt, of |
c) |
de gewassen op de voor groen oogsten aangegeven oppervlakte niet volledig zijn geoogst of de betrokken productie niet is gedenatureerd. |
2. Indien met betrekking tot niet oogsten wordt geconstateerd dat de producentenorganisatie haar verplichtingen niet is nagekomen, betaalt deze producentenorganisatie een boete ter waarde van het vergoedingsbedrag dat betrekking heeft op de oppervlakten waarvoor de verplichting niet is nageleefd. Er is onder meer sprake van niet-nakoming van de verplichtingen, wanneer:
a) |
de voor niet oogsten aangegeven oppervlakte niet voor niet oogsten in aanmerking komt, |
b) |
de gewassen toch volledig of gedeeltelijk zijn geoogst, of |
c) |
de producentenorganisatie verantwoordelijk is voor een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen. |
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde boetes komen bovenop de verlaging van de betalingen op grond van artikel 119.
Artikel 124
Verhindering van een controle ter plaatse
Indien een producentenorganisatie, een bij die organisatie aangesloten lid of de betrokken vertegenwoordiger van deze producentenorganisatie de uitvoering van een controle ter plaatse verhindert, wordt het deel van de steunaanvraag dat betrekking heeft op de desbetreffende uitgaven, afgewezen.
Artikel 125
Terugvordering van de steun
Onverschuldigd betaalde steun wordt met rente teruggevorderd van de betrokken producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen of andere betrokken marktdeelnemers. Artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 (31) is van overeenkomstige toepassing.
De in deze afdeling bedoelde toepassing van administratieve sancties en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen vinden plaats onverminderd de mededeling van onregelmatigheden aan de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie (32).
Afdeling 4
Controle en evaluatie van operationele programma's en van nationale strategieën
Artikel 126
Lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren
1. De controle en de evaluatie van de nationale strategieën en de operationele programma's hebben tot doel na te gaan in hoeverre en hoe efficiënt en doeltreffend vooruitgang wordt geboekt met het nastreven van de voor de operationele programma's vastgestelde doelen.
2. Vooruitgang, efficiëntie en doeltreffendheid worden beoordeeld aan de hand van een lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren die betrekking hebben op de uitgangssituatie, de financiële uitvoering, de output, de resultaten en de impact van de uitgevoerde operationele programma's.
3. De lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren is opgenomen in bijlage XIV.
4. Wanneer een lidstaat dat als passend beschouwt, wordt in de nationale strategie een beperkte reeks aanvullende, op die strategie toegesneden indicatoren opgenomen die overeenstemmen met nationale en/of regionale behoeften, omstandigheden en doelen die specifiek zijn voor de operationele programma's die door de producentenorganisaties worden uitgevoerd. Eventueel beschikbare aanvullende indicatoren inzake milieudoelstellingen die niet door de gemeenschappelijke prestatie-indicatoren worden gedekt, moeten in de nationale strategie worden opgenomen.
Artikel 127
Controle- en evaluatieprocedures voor operationele programma's
1. De producentenorganisaties controleren en evalueren hun operationele programma's aan de hand van de desbetreffende indicatoren in de in artikel 126 bedoelde lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren en, in voorkomend geval, aan de hand van aanvullende, in de nationale strategie vastgestelde indicatoren.
Hiertoe stellen zij een systeem vast om informatie die nuttig is voor de compilatie van deze indicatoren, te verzamelen, te registreren en bij te houden.
2. De controle heeft tot doel na te gaan welke vooruitgang wordt gemaakt ten aanzien van de voor het operationele programma vastgestelde specifieke doelen. De controle wordt uitgevoerd aan de hand van financiële, output- en resultaatindicatoren. De resultaten van de controle dienen om:
a) |
de kwaliteit van de uitvoering van het operationele programma te verifiëren; |
b) |
na te gaan of en waar het operationele programma moet worden aangepast of herzien om de voor het programma vastgestelde doelen te bereiken of om het beheer van het programma, onder meer op financieel gebied, te verbeteren; |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften voor rapportering over de uitvoering van het operationele programma. |
De informatie over de resultaten van de controleactiviteiten wordt opgenomen in elk in artikel 98, lid 1, bedoeld jaarverslag dat de producentenorganisatie moet indienen bij de nationale autoriteit die met het beheer van de nationale strategie is belast.
3. De evaluatie wordt verricht in de vorm van een afzonderlijk tussentijds evaluatieverslag.
In het kader van de tussentijdse evaluatie, die met de hulp van een gespecialiseerd consultancybureau mag worden uitgevoerd, wordt een analyse verricht van het niveau van benutting van de financiële middelen, de efficiëntie en doeltreffendheid van het operationele programma en de vooruitgang ten aanzien van de voor het programma vastgestelde algemene doelen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van gemeenschappelijke indicatoren betreffende de uitgangssituatie, de resultaten en, in voorkomend geval, de impact.
In voorkomend geval wordt in de tussentijdse evaluatie een kwalitatieve beoordeling opgenomen van de resultaten en de impact van milieuacties die gericht zijn op:
a) |
voorkoming van bodemerosie; |
b) |
verminderd gebruik en/of beter beheer van gewasbeschermingsproducten; |
c) |
bescherming van habitats en van de biodiversiteit; of |
d) |
instandhouding van het landschap. |
De resultaten van de evaluatie dienen om:
a) |
de kwaliteit van het door de producentenorganisatie beheerde operationele programma te verbeteren; |
b) |
na te gaan of en waar het operationele programma substantieel moet worden veranderd; |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften voor rapportering over de uitvoering van het operationele programma; en |
d) |
conclusies te trekken die nuttig zijn om de kwaliteit, efficiëntie en doeltreffendheid van toekomstige, door de producentenorganisatie beheerde operationele programma's te verbeteren. |
De tussentijdse evaluatie vindt plaats tijdens de uitvoering van het operationele programma in een fase die nog voldoende tijd laat om de evaluatieresultaten in aanmerking te nemen bij de voorbereiding van het volgende operationele programma.
Het verslag van de tussentijdse evaluatie wordt bij het betrokken, in artikel 98, lid 1, bedoelde jaarverslag gevoegd.
Artikel 128
Controle- en evaluatieprocedures voor de nationale strategie
1. De nationale strategie wordt gecontroleerd en geëvalueerd aan de hand van de desbetreffende indicatoren in de in artikel 126 bedoelde lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren en, in voorkomend geval, aan de hand van aanvullende, in de nationale strategie vastgestelde indicatoren.
2. De lidstaten stellen een systeem vast om informatie die nuttig is voor de compilatie van de in artikel 126 bedoelde indicatoren, elektronisch te verzamelen, te registreren en bij te houden. Zij baseren zich hiervoor op de door de producentenorganisaties verstrekte informatie over de controle en evaluatie van hun operationele programma's.
3. De controle heeft tot doel continu na te gaan welke vooruitgang is gemaakt ten aanzien van de voor de operationele programma's vastgestelde doelen en streefcijfers. De controle wordt uitgevoerd aan de hand van financiële, output- en resultaatindicatoren. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de informatie over de controle van de operationele programma's, die de producentenorganisaties in de jaarlijkse voortgangsverslagen verstrekken. De resultaten van de controle dienen om:
a) |
de kwaliteit van de uitvoering van de nationale strategie te verifiëren; |
b) |
na te gaan of en waar de nationale strategie moeten worden aangepast of herzien om de voor de strategie vastgestelde doelstellingen te bereiken of om het beheer van de uitvoering van de strategie, onder meer op financieel gebied, te verbeteren; en |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften inzake rapportering over de uitvoering van de nationale strategie. |
4. In het kader van de evaluatie wordt beoordeeld hoeveel vooruitgang ten aanzien van de voor de strategie vastgestelde algemene doelstellingen is geboekt. De evaluatie wordt uitgevoerd aan de hand van indicatoren betreffende de uitgangssituatie, de resultaten en, in voorkomend geval, de impact. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de controle en de tussentijdse evaluatie van de operationele programma's, die zijn opgenomen in de door de producentenorganisaties ingediende jaarlijkse voortgangsverslagen en eindverslagen. De resultaten van de evaluatie dienen om:
a) |
de kwaliteit van de strategie te verbeteren; |
b) |
na te gaan of en waar de strategie ingrijpend moet worden veranderd; en |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften inzake rapportering over de uitvoering van de nationale strategie. |
De evaluatie in 2012 dient tijdig te worden verricht om de resultaten ervan te kunnen opnemen in een afzonderlijk evaluatieverslag dat in hetzelfde jaar bij het in artikel 99, lid 3, bedoelde nationale jaarverslag moet worden gevoegd. Dit verslag bevat een analyse van het niveau van benutting van de financiële middelen, de efficiëntie en doeltreffendheid van de uitgevoerde operationele programma's en een beoordeling van de effecten en de impact van deze programma's, getoetst aan de in de strategie vastgestelde doelstellingen en streefcijfers en, in voorkomend geval, aan andere, in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde doelen. De evaluatie heeft tot doel conclusies te trekken die nuttig zijn om de kwaliteit van toekomstige nationale strategieën te verbeteren en, met name, na te gaan of de voor steun in aanmerking komende doelstellingen of maatregelen correct zijn gedefinieerd, dan wel of behoefte bestaat aan de vaststelling van nieuwe instrumenten.
HOOFDSTUK VI
Uitbreiding van de voorschriften tot producenten van een economische regio
Artikel 129
Mededeling van de lijst van economische regio's
In de in artikel 14, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde mededeling van de lijst van economische regio's moeten alle gegevens worden vermeld die nodig zijn om na te gaan of aan de voorwaarden van artikel 14, lid 2, eerste alinea, van die verordening is voldaan.
Artikel 130
Mededeling van de bindende voorschriften; representativiteit
1. Als een lidstaat de Commissie krachtens artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 in kennis stelt van de voorschriften die hij voor een bepaald product en een bepaalde economische regio verbindend heeft verklaard, stelt hij haar tegelijkertijd in kennis van:
a) |
de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties die om de uitbreiding van de voorschriften tot derden heeft verzocht; |
b) |
het aantal bij die organisatie of unie aangesloten producenten en het totale aantal producenten in de betrokken economische regio; deze gegevens moeten betrekking hebben op de situatie die geldt wanneer de uitbreiding van de voorschriften wordt aangevraagd; |
c) |
de totale productie in de economische regio en de productie die door de betrokken producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties in de handel is gebracht gedurende het laatste verkoopseizoen waarvoor die gegevens beschikbaar zijn; |
d) |
de datum waarop de voorschriften die tot derden moeten worden uitgebreid, van toepassing werden op de betrokken producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties; en |
e) |
de datum waarop de uitbreiding van de voorschriften tot derden van kracht wordt en de geldigheidsduur van die uitbreiding. |
2. De lidstaten stellen de voorwaarden voor het bepalen van de representativiteit in de zin van artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vast, zonder daarbij rekening te houden met:
a) |
producenten wier productie grotendeels bestemd is om op het bedrijf of in het productiegebied rechtstreeks aan de verbruiker te worden verkocht; |
b) |
de onder a) bedoelde rechtstreekse verkoop, en |
c) |
producten die voor verwerking worden geleverd, als bedoeld in artikel 14, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007, behalve als de betrokken regels volledig of ten dele voor die producten gelden. |
Artikel 131
Financiële bijdragen
Als een lidstaat overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 besluit dat niet bij een producentenorganisatie aangesloten producenten een financiële bijdrage moeten betalen, deelt hij de Commissie de gegevens mee die nodig zijn om na te gaan of aan de in dat artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan. Deze gegevens omvatten met name de berekeningsgrondslag voor de bijdrage, het bedrag per eenheid en de begunstigde(n), alsmede de aard van de onder artikel 21, onder a) en b), vermelde kosten.
Artikel 132
Uitbreiding van de voorschriften voor een periode die langer is dan een verkoopseizoen
Als besloten wordt de uitbreiding van de voorschriften langer dan één verkoopseizoen toe te passen, gaan de lidstaten voor elk verkoopseizoen na of gedurende de hele geldigheidsduur van de uitbreiding wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 inzake representativiteit. Zodra blijkt dat deze voorwaarden niet meer worden nageleefd, verklaren zij de uitbreiding nietig met ingang van het begin van het volgende verkoopseizoen. Zij brengen deze nietigverklaring onmiddellijk ter kennis van de Commissie, die de betrokken informatie op een door haar passend geachte wijze bekendmaakt.
Artikel 133
Verkoop van producten op stam; kopers
1. In geval van verkoop van producten op stam door een producent die niet bij een producentenorganisatie is aangesloten, wordt de koper als producent van de betrokken producten beschouwd voor wat betreft de naleving van de in punt 1, onder e) en f), en punt 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde voorschriften.
2. De betrokken lidstaat kan besluiten dat andere dan de in lid 1 bedoelde voorschriften die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 zijn opgenomen, verbindend kunnen worden verklaard voor de koper, wanneer deze voor het beheer van de betrokken productie verantwoordelijk is.
TITEL IV
HANDEL MET DERDE LANDEN
HOOFDSTUK I
Invoercertificaten
Artikel 134
Invoercertificaten voor appelen
1. Appelen van GN-code 0808 10 80 mogen slechts in het vrije verkeer worden gebracht na overlegging van een invoercertificaat.
2. Verordening (EG) nr. 1291/2000 is van toepassing op krachtens dit artikel afgegeven invoercertificaten.
3. De importeurs mogen invoercertificaten aanvragen bij de bevoegde autoriteiten van om het even welke lidstaat.
In vak 8 van de certificaataanvraag vermeldt de importeur het land van oorsprong en zet hij een kruisje bij het woord „ja”.
4. Bij de indiening van zijn aanvraag stelt de importeur een zekerheid overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 om de naleving van de verplichting tot invoer tijdens de geldigheidsduur van het invoercertificaat te garanderen. De zekerheid bedraagt 15 EUR per ton.
Behalve in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd indien de invoer niet of slechts gedeeltelijk heeft plaatsgevonden tijdens de geldigheidsduur van het invoercertificaat.
5. Invoercertificaten worden onverwijld afgegeven aan de aanvrager, ongeacht diens plaats van vestiging in de Gemeenschap.
In vak 8 van het invoercertificaat wordt het land van oorsprong vermeld en wordt een kruisje gezet bij het woord „ja”.
6. De invoercertificaten hebben een geldigheidsduur van drie maanden.
De invoercertificaten zijn uitsluitend geldig voor invoer van oorsprong uit het op het certificaat vermelde land.
7. Uiterlijk op de woensdag van elke week om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) delen de lidstaten aan de Commissie mee voor welke hoeveelheden appelen invoercertificaten zijn afgegeven in de voorafgaande week, uitgesplitst naar derde land van oorsprong.
Deze hoeveelheden worden meegedeeld via een door de Commissie bepaald elektronisch systeem.
HOOFDSTUK II
Invoerrechten en invoerprijssysteem
Afdeling 1
Invoerprijssysteem
Artikel 135
Werkingssfeer en definities
1. Deze afdeling bevat uitvoeringsbepalingen voor artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a) |
„partij”: de goederen die worden aangeboden met één enkele aangifte voor het vrije verkeer die slechts betrekking heeft op goederen van eenzelfde oorsprong en van eenzelfde code van de gecombineerde nomenclatuur; en |
b) |
„importeur”: de aangever in de zin van artikel 4, lid 18, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 (33). |
Artikel 136
Prijsmeldingen
1. Voor elk van de in bijlage XV, deel A, vermelde producten en perioden stellen de lidstaten de Commissie voor elke marktdag en elke oorsprong uiterlijk de eerstvolgende werkdag om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) in kennis van:
a) |
de gemiddelde representatieve prijzen van de uit derde landen ingevoerde producten die op de in artikel 137 bedoelde representatieve invoermarkten zijn verkocht, en significante prijzen die op andere markten zijn genoteerd voor omvangrijke hoeveelheden ingevoerde producten, of, indien prijzen voor de representatieve markten ontbreken, de op andere markten genoteerde significante prijzen van ingevoerde producten; en |
b) |
de totale hoeveelheden waarop de onder a) bedoelde prijzen betrekking hebben. |
Als de onder b) bedoelde totale hoeveelheden kleiner zijn dan een ton, worden de betrokken prijzen niet aan de Commissie meegedeeld.
2. De in lid 1, onder a), bedoelde prijzen worden geregistreerd:
a) |
voor elk van de in bijlage XV, deel A, genoemde producten, |
b) |
voor alle beschikbare variëteiten en groottesorteringen, en |
c) |
in het stadium importeur/groothandelaar of in het stadium groothandelaar/detailhandelaar indien in het stadium importeur/groothandelaar geen prijzen beschikbaar zijn. |
De prijzen worden verminderd met de volgende bedragen:
a) |
een handelsmarge van 15 % voor de handelscentra Londen, Milaan en Rungis en van 8 % voor de andere handelscentra, en |
b) |
de kosten van vervoer en verzekering binnen het douanegebied van de Gemeenschap. |
Voor de overeenkomstig de tweede alinea in mindering te brengen vervoers- en verzekeringskosten kunnen de lidstaten forfaitaire bedragen vaststellen. Deze forfaitaire bedragen en de berekeningswijze moeten onverwijld aan de Commissie worden meegedeeld.
3. De overeenkomstig lid 2 geregistreerde prijzen worden, wanneer zij in het stadium groothandelaar/detailhandelaar worden vastgesteld, eerst verminderd met 9 % om rekening te houden met de handelsmarge van de groothandelaar, en vervolgens met 0,7245 EUR per 100 kg om rekening te houden met de kosten voor goederenbehandeling, marktgeld en marktbelastingen.
4. De volgende prijzen worden als representatief beschouwd:
a) |
de prijzen van de producten van klasse I, op voorwaarde dat de hoeveelheden van deze klasse ten minste 50 % van de totale in de handel gebrachte hoeveelheid uitmaken, |
b) |
in het geval dat de producten van kwaliteitsklasse I minder dan 50 % van de totale hoeveelheid uitmaken, de vastgestelde prijzen van de producten van klasse I, en voorts de vastgestelde prijzen van producten van klasse II voor de hoeveelheden die nodig zijn om aan 50 % van de totale in de handel gebrachte hoeveelheden te komen, |
c) |
in het geval dat producten van klasse I ontbreken, de vastgestelde prijzen van producten van klasse II, tenzij wordt besloten daarop een aanpassingscoëfficiënt toe te passen omdat deze producten als gevolg van de productieomstandigheden op de plaats van oorsprong, op grond van hun kwaliteitskenmerken gewoonlijk en traditioneel niet als producten van klasse I in de handel worden gebracht. |
De in eerste alinea, onder c), bedoelde aanpassingscoëfficiënt wordt toegepast op de prijzen na aftrek van de in lid 2 bedoelde bedragen.
Artikel 137
Representatieve markten
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de gebruikelijke marktdagen op de in bijlage XVI vermelde en als representatief beschouwde markten.
Artikel 138
Forfaitaire invoerwaarde
1. Voor elk van de in bijlage XV, deel A, vermelde producten en perioden stelt de Commissie elke werkdag voor elke oorsprong een forfaitaire invoerwaarde vast die gelijk is aan het gewogen gemiddelde van de in artikel 136 bedoelde representatieve prijzen, verminderd met een forfaitair bedrag van 5 EUR per 100 kg en met de advaloremdouanerechten.
2. Wanneer voor de in bijlage XV, deel A, vermelde producten en toepassingsperioden een forfaitaire invoerwaarde wordt vastgesteld overeenkomstig deze afdeling, is de in artikel 152, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (34) bedoelde prijs per eenheid niet van toepassing. De prijs per eenheid wordt dan vervangen door de in lid 1 bedoelde forfaitaire invoerwaarde.
3. Indien voor een product van een bepaalde oorsprong geen forfaitaire invoerwaarde van kracht is, wordt het gemiddelde van de voor dat product geldende forfaitaire invoerwaarden toegepast.
4. Gedurende de in bijlage XV, deel A, vermelde toepassingsperioden blijven de forfaitaire invoerwaarden van toepassing zolang zij niet worden gewijzigd. Zij gelden echter niet langer wanneer zeven opeenvolgende marktdagen geen gemiddelde representatieve prijs aan de Commissie is meegedeeld.
Wanneer door de toepassing van de eerste alinea geen forfaitaire invoerwaarde voor een bepaald product van kracht is, geldt de laatste gemiddelde forfaitaire invoerwaarde als forfaitaire invoerwaarde voor dat product.
5. Wanneer geen forfaitaire invoerwaarde kon worden berekend, is in afwijking van lid 1 geen forfaitaire invoerwaarde van toepassing vanaf de eerste dag van de in bijlage XIV, deel A, vermelde toepassingsperioden.
6. De representatieve prijzen in euro worden omgerekend aan de hand van de voor de betrokken dag berekende representatieve marktkoers.
7. De in euro uitgedrukte forfaitaire invoerwaarden worden door de Commissie op een door haar passend geachte wijze bekendgemaakt.
Artikel 139
Als basis te nemen invoerprijs
1. De invoerprijs op basis waarvan de voor de in bijlage XV, deel A, vermelde producten in het douanetarief van de Europese Gemeenschap worden ingedeeld, moet, naar keuze van de importeur, gelijk zijn aan:
a) |
de fob-prijs van de producten in het land van oorsprong, vermeerderd met de kosten van verzekering en vervoer tot aan de grens van het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer deze prijs en deze kosten bekend zijn op het ogenblik waarop voor deze producten de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend. Indien de bovenbedoelde prijzen van de betrokken producten meer dan 8 % hoger zijn dan de forfaitaire invoerwaarde die bij de indiening van de aangifte voor het vrije verkeer voor die producten geldt, moet de importeur de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen. Het uiteindelijk op de goederen toe te passen recht is hiertoe gelijk aan het bedrag van de rechten dat de importeur zou hebben betaald wanneer de producten op basis van de forfaitaire invoerwaarde waren ingedeeld; of |
b) |
de overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 berekende douanewaarde, uitsluitend toegepast op de betrokken ingevoerde producten. In dat geval worden de rechten in mindering gebracht overeenkomstig artikel 138, lid 1. De importeur moet dan de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen, die gelijk is aan het bedrag aan rechten dat hij zou hebben betaald indien de producten waren ingedeeld op basis van de voor de betrokken partij geldende forfaitaire invoerwaarde; of |
c) |
de overeenkomstig artikel 138 van deze verordening berekende forfaitaire invoerwaarde. |
2. De invoerprijs op basis waarvan de in bijlage XV, deel B, vermelde producten in het douanetarief van de Europese Gemeenschap worden ingedeeld, moet, naar keuze van de importeur, gelijk zijn aan:
a) |
de fob-prijs van de producten in het land van oorsprong, vermeerderd met de kosten van verzekering en vervoer tot aan de grens van het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer deze prijs en deze kosten bekend zijn op het ogenblik waarop de douaneaangifte wordt gedaan. Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat een zekerheid moet worden gesteld op grond van artikel 248 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, moet de importeur een zekerheid stellen die gelijk is aan het maximumbedrag van de rechten die voor het betrokken product gelden; of |
b) |
de overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 berekende douanewaarde, uitsluitend toegepast op de betrokken ingevoerde producten. In dat geval worden de rechten in mindering gebracht overeenkomstig artikel 138, lid 1. De importeur moet dan de in artikel 248 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen, die gelijk is aan het maximumbedrag van de rechten die voor het betrokken product gelden. |
3. Wanneer de invoerprijs wordt berekend op basis van de fob-prijs van de producten in het land van oorsprong, wordt voor de vaststelling van de douanewaarde de verkoop in aanmerking genomen waarop deze prijs betrekking heeft.
Wanneer de invoerprijs wordt berekend volgens een van de in lid 1, onder b) of c), of lid 2, onder b), vermelde procedures, wordt de douanewaarde berekend op dezelfde basis als de invoerprijs.
4. Binnen een maand na de datum waarop de betrokken producten zijn verkocht en uiterlijk vier maanden na de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard, moet de importeur bewijzen dat de partij is geleverd tegen condities die de juistheid van de in lid 1, onder a), tweede alinea, of lid 2, onder a), bedoelde prijzen bevestigen, of moet hij de in lid 1, onder b), of lid 2, onder a), bedoelde douanewaarde bepalen. Onverminderd lid 5 wordt bij niet-inachtneming van een van bovengenoemde termijnen de zekerheid verbeurd.
De zekerheid wordt vrijgegeven voor zover de bewijzen met betrekking tot de leveringscondities ten genoegen van de douaneautoriteiten zijn geleverd.
Is dat niet het geval, dan wordt de zekerheid verbeurd bij wijze van betaling van de invoerrechten.
5. Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de importeur kan de in lid 4 bedoelde termijn van vier maanden door de bevoegde autoriteiten met ten hoogste drie maanden worden verlengd.
6. Indien de bevoegde autoriteiten bij verificatie constateren dat niet aan de eisen van dit artikel is voldaan, innen zij het verschuldigde recht overeenkomstig artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92. In het te innen of het nog te innen bedrag aan rechten wordt voor de periode vanaf de datum waarop de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht tot en met de datum van de inning rente verrekend. Hiervoor wordt de nationaalrechtelijke rentevoet voor terugvorderingen toegepast.
Afdeling 2
Aanvullende invoerrechten
Artikel 140
Werkingssfeer en definities
1. De in artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde aanvullende invoerrechten, hierna „aanvullende rechten” genoemd, kunnen tegen de in deze afdeling vastgestelde voorwaarden worden toegepast voor de in bijlage XVII vermelde producten en perioden.
2. De drempelhoeveelheden voor de toepassing van aanvullende rechten zijn opgenomen in bijlage XVII.
Artikel 141
Rapportering van hoeveelheden
1. Voor elk van de in bijlage XVII genoemde producten delen de lidstaten tijdens de daar vermelde perioden bijzonderheden over de in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden aan de Commissie mee overeenkomstig de in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie vastgestelde bepalingen inzake toezicht op preferentiële invoer.
Deze gegevens worden elke woensdag uiterlijk om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) meegedeeld voor de hoeveelheden die in de voorafgaande week in het vrije verkeer zijn gebracht.
2. De aangiften voor het vrije verkeer voor onder deze afdeling vallende producten, die de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever kunnen aanvaarden hoewel hierin sommige van de in bijlage 37 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde gegevens ontbreken, dienen naast de in artikel 254 van die verordening bedoelde gegevens, tevens een aanduiding van de nettomassa (in kg) van de betrokken producten te bevatten.
Wanneer voor het in het vrije verkeer brengen van onder deze afdeling vallende producten gebruik wordt gemaakt van de in artikel 260 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde vereenvoudigde aangifteprocedure, dienen de vereenvoudigde aangiften, naast de andere vereiste gegevens, tevens een aanduiding van de nettomassa (in kg) van de betrokken producten te bevatten.
Wanneer voor het in het vrije verkeer brengen van onder deze afdeling vallende producten gebruik wordt gemaakt van de in artikel 263 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde domiciliëringsprocedure, dient de in artikel 266, lid 1, van die verordening bedoelde kennisgeving aan de douaneautoriteiten alle voor de identificatie van de goederen noodzakelijke gegevens, alsmede een aanduiding van de nettomassa (in kg) van de betrokken producten te bevatten.
Artikel 266, lid 2, onder b), is niet van toepassing op de invoer van onder deze afdeling vallende producten.
Artikel 142
Toepassing van een aanvullend recht
1. Indien voor een van de in bijlage XVII vermelde producten en perioden wordt geconstateerd dat de in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden de desbetreffende drempelhoeveelheid overschrijden, legt de Commissie een aanvullend recht op, tenzij die invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
2. Het aanvullend recht wordt geheven op hoeveelheden die in het vrije verkeer worden gebracht na de datum waarop dit recht van toepassing is geworden, op voorwaarde dat:
a) |
de tariefindeling van de betrokken producten overeenkomstig artikel 139 leidt tot toepassing van de hoogste specifieke invoerrechten die voor invoer met de betrokken oorsprong gelden, |
b) |
de invoer plaatsvindt in de periode waarin het aanvullend recht van toepassing is. |
Artikel 143
Bedrag van het aanvullend recht
Het aanvullend recht dat op grond van artikel 142 wordt opgelegd, bedraagt één derde van het douanerecht dat overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing is op het betrokken product.
Voor invoer waarvoor tariefpreferenties met betrekking tot het advaloremrecht gelden, is het aanvullend recht evenwel gelijk aan één derde van het specifieke recht dat voor het betrokken product geldt, voor zover artikel 142, lid 2, van toepassing is.
Artikel 144
Vrijstellingen van het aanvullend recht
1. De vrijstelling van het aanvullend recht geldt voor:
a) |
goederen die worden ingevoerd in het kader van de in bijlage VII bij de gecombineerde nomenclatuur vermelde tariefcontingenten; |
b) |
goederen die naar de Gemeenschap onderweg zijn in de zin van lid 2. |
2. Goederen gelden als onderweg naar de Gemeenschap als ze:
a) |
het land van oorsprong hebben verlaten vóór het besluit tot toepassing van het aanvullend recht, en |
b) |
worden vervoerd met een vervoersdocument dat geldt vanaf de plaats van lading in het land van oorsprong tot de plaats van lossing in de Gemeenschap, en dat is opgesteld vóór het aanvullend recht van toepassing werd. |
3. De belanghebbende partijen leveren ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs dat aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden is voldaan.
Deze autoriteiten mogen er echter van uitgaan dat goederen het land van oorsprong hebben verlaten vóór de datum waarop het aanvullend recht van toepassing is geworden, als één van de volgende documenten wordt overgelegd:
a) |
bij vervoer over zee, het connossement waaruit blijkt dat de lading vóór die datum heeft plaatsgevonden, |
b) |
bij vervoer per spoor, de vrachtbrief die vóór die datum is aanvaard door de spoorwegdiensten van het land van oorsprong, |
c) |
bij vervoer over de weg, het CMR-contract (Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg) of elk ander transitodocument dat in het land van oorsprong vóór die datum is opgesteld, als wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de bilaterale of multilaterale regelingen inzake communautair douanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer, |
d) |
bij vervoer per vliegtuig, de luchtvrachtbrief waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de producten vóór die datum heeft overgenomen. |
TITEL V
ALGEMENE, INTREKKINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 145
Controles
Onverminderd de specifieke bepalingen van deze verordening of van andere communautaire wetgeving voeren de lidstaten controles en maatregelen in voor zover die nodig zijn om de correcte toepassing van Verordening (EG) nr. 1182/2007 en van de onderhavige verordening te garanderen. Deze controles en maatregelen moeten met het oog op een adequate bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen voldoende doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.
Met name zien de lidstaten erop toe dat:
a) |
alle subsidiabiliteitscriteria die in de communautaire of de nationale regelgeving, het nationale kader of de nationale strategie zijn vastgesteld, kunnen worden gecontroleerd; |
b) |
de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles, beschikken over voldoende, naar behoren gekwalificeerd en ervaren personeel om de controles efficiënt uit te voeren; en |
c) |
controles worden uitgevoerd om onregelmatige overlappende financiering van maatregelen in het kader van deze verordening en andere communautaire of nationale regelingen te voorkomen. |
Artikel 146
Nationale sancties
Onverminderd eventuele in de onderhavige verordening of in Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde sancties voorzien de lidstaten in sancties die op nationaal niveau worden toegepast voor onregelmatigheden ten aanzien van de voorschriften van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1182/2007, en die met het oog op een adequate bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen voldoende doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.
Artikel 147
Kunstmatig tot stand gebrachte situaties
Onverminderd eventuele specifieke bepalingen van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1182/2007 wordt geen betaling verricht aan begunstigden van wie vaststaat dat zij de voorwaarden voor het ontvangen van de betrokken betaling kunstmatig hebben gecreëerd om een voordeel te verkrijgen dat in strijd is met de doelstellingen van de betrokken steunregeling.
Artikel 148
Mededelingen
1. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen van deze verordening worden voor alle mededelingen die de lidstaten in het kader van deze verordening aan de Commissie moeten doen, de middelen en het formaat gebruikt die de Commissie daartoe vaststelt.
Mededelingen die niet met de vastgestelde middelen en in het vastgestelde formaat worden gedaan, mogen, onverminderd het bepaalde in lid 3, als niet gedaan worden beschouwd.
2. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen van deze verordening nemen de lidstaten alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zij de in deze verordening vastgestelde termijnen voor de mededelingen kunnen naleven.
3. Als een lidstaat nalaat een mededeling te doen die vereist is op grond van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1182/2007 of als de mededeling niet juist blijkt te zijn in het licht van de objectieve gegevens waarover de Commissie beschikt, kan de Commissie de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (35) voor de sector groenten en fruit gedeeltelijk of volledig schorsen totdat de mededeling op correcte wijze is verricht.
Artikel 149
Kennelijke fouten
Mededelingen, vorderingen of verzoeken die in het kader van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1182/2007 aan de lidstaten worden gericht, met inbegrip van steunaanvragen, kunnen op elk ogenblik na de indiening ervan worden aangepast als daarin kennelijke fouten voorkomen die door de bevoegde autoriteit als zodanig zijn erkend.
Artikel 150
Overmacht en uitzonderlijke omstandigheden
Als op grond van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1182/2007 een sanctie moet worden opgelegd of een voordeel of erkenning moet worden ontnomen, wordt de sanctie niet opgelegd of het voordeel of de erkenning niet ontnomen in geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 40, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
De gevallen van overmacht moeten evenwel, met de bewijzen die daarvan ten genoegen van de bevoegde autoriteit worden geleverd, bij de autoriteit worden gemeld binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop dit voor de betrokken persoon mogelijk is.
Artikel 151
Intrekkingen
De Verordeningen (EG) nr. 3223/94, (EG) nr. 1555/96, (EG) nr. 961/1999, (EG) nr. 544/2001, (EG) nr. 1148/2001, (EG) nr. 2590/2001, (EG) nr. 1791/2002, (EG) nr. 2103/2002, (EG) nr. 48/2003, (EG) nr. 606/2003, (EG) nr. 761/2003, (EG) nr. 1432/2003, (EG) nr. 1433/2003, (EG) nr. 1943/2003, (EG) nr. 103/2004, (EG) nr. 1557/2004, (EG) nr. 179/2006, (EG) nr. 430/2006, (EG) nr. 431/2006 en (EG) nr. 1790/2006 worden ingetrokken.
De ingetrokken verordeningen blijven evenwel, in voorkomend geval, geldig voor de toepassing van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
Artikel 152
Overgangsbepalingen
1. In afwijking van artikel 2 gelden, uitsluitend voor de toepassing van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1182/2007, de definities van de verkoopseizoenen voor de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten, die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening van kracht waren.
2. Voor de goedkeuring van de operationele programma’s die in 2007 zijn ingediend, gelden de regels die onmiddellijk vóór de datum van toepassing van de onderhavige verordening van kracht waren.
Operationele programma’s waarop artikel 55, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1182/2007 van toepassing is, kunnen blijven doorlopen tot het einde van hun looptijd op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorschriften die onmiddellijk vóór de datum van toepassing van de onderhavige verordening van kracht waren.
In afwijking van de artikelen 66 en 67 van de onderhavige verordening kunnen de lidstaten bepalingen vaststellen die nodig zijn om de producentenorganisaties in staat te stellen hun operationele programma’s zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening te wijzigen met het oog op de toepassing van artikel 55, lid 3, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007.
3. Met het oog op de toepassing van artikel 55, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1182/2007 worden met de regels inzake de minimumkenmerken van het voor verwerking geleverde basisproduct en de minimumkwaliteitseisen voor de eindproducten die van toepassing blijven op de basisproducten die zijn geoogst op het grondgebied van lidstaten die gebruik maken van de overgangsregeling van artikel 68 ter of artikel 143 ter quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003, de regels bedoeld die vervat zijn in de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 bedoelde handelsnormen en in de in bijlage XVIII opgenomen verordeningen van de Commissie.
Artikel 153
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 6/2005 van de Commissie (PB L 2 van 5.1.2005, blz. 3).
(2) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(3) PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1.
(4) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(5) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).
(6) PB L 193 van 3.8.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 977/2007 (PB L 217 van 22.8.2007, blz. 9).
(7) PB L 119 van 7.5.1999, blz. 23.
(8) PB L 81 van 21.3.2001, blz. 20.
(9) PB L 156 van 13.6.2001, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 408/2003 (PB L 62 van 6.3.2003, blz. 8).
(10) PB L 345 van 29.12.2001, blz. 20.
(11) PB L 272 van 10.10.2002, blz. 7.
(12) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 11.
(13) PB L 7 van 11.1.2003, blz. 65.
(14) PB L 86 van 3.4.2003, blz. 15.
(15) PB L 109 van 1.5.2003, blz. 7.
(16) PB L 203 van 12.8.2003, blz. 18.
(17) PB L 203 van 12.8.2003, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 576/2006 (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 4).
(18) PB L 286 van 4.11.2003, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 222/2005 (PB L 39 van 11.2.2005, blz. 17).
(19) PB L 16 van 23.1.2004, blz. 3.
(20) PB L 283 van 2.9.2004, blz. 3.
(21) PB L 29 van 2.2.2006, blz. 26.
(22) PB L 79 van 16.3.2006, blz. 7.
(23) PB L 79 van 16.3.2006, blz. 9.
(24) PB L 339 van 6.12.2006, blz. 8.
(25) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).
(26) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).
(27) PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/142/EG (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 110).
(28) PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3.
(29) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.
(30) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.
(31) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18.
(32) PB L 355 van 15.12.2006, blz. 56.
(33) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(34) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(35) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
BIJLAGE I
BEPALINGEN BETREFFENDE DE IN ACHT TE NEMEN KWALITEIT VOOR PRODUCTEN WAARVOOR GEEN COMMUNAUTAIRE HANDELSNORMEN GELDEN WAT BETREFT VERKOOPVERPAKKINGEN VAN VERSE GROENTEN EN FRUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6
Minimumeisen inzake de kwaliteit
Onverminderd de toegestane toleranties (zie hierna) moeten de producten in alle klassen als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
gezond; de producten zijn niet door rot aangetast of de kwaliteit ervan is niet zo sterk verminderd dat ze niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen, |
— |
nagenoeg vrij van aantasting door plagen, |
— |
vrij van abnormale uitwendige vochtigheid, |
— |
vrij van een vreemde geur en/of smaak. |
Klasse „Extra”
In deze klasse ingedeelde producten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Ze moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.
Zij mogen geen afwijkingen vertonen, met uitzondering van zeer lichte oppervlakkige afwijkingen, mits deze het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet schaden.
Klasse I
In deze klasse ingedeelde producten moeten van goede kwaliteit zijn. Ze moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.
Wel mogen zij geringe afwijkingen vertonen, mits die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet schaden.
Klasse II
Tot deze klasse behoren producten die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.
Zij mogen afwijkingen vertonen mits zij hun specifieke kenmerken inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie behouden.
Kwaliteitstoleranties
Per verpakking zijn bepaalde afwijkingen in kwaliteit toegestaan voor producten die niet voldoen aan de eisen voor de aangegeven klasse.
— |
Klasse „Extra” 5 % van het aantal of het gewicht mag bestaan uit producten die niet aan de eisen voor deze klasse, maar wel aan die voor klasse I voldoen of die, bij uitzondering, binnen de toleranties voor deze laatste klasse vallen. |
— |
Klasse I 10 % van het aantal of het gewicht mag bestaan uit producten die niet aan de eisen voor deze klasse, maar wel aan die voor klasse II voldoen of die, bij uitzondering, binnen de toleranties voor deze laatste klasse vallen. |
— |
Klasse II 10 % van het aantal of het gewicht mag bestaan uit producten die niet aan de eisen voor deze klasse en de minimumeisen voldoen, maar niet zijn aangetast door rot en evenmin een andere afwijking vertonen waardoor zij niet meer geschikt zijn voor consumptie. |
Homogeniteit
Alle producten in de verpakking moeten van dezelfde oorsprong, van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype en van gelijke kwaliteit zijn.
BIJLAGE II
MODEL VAN DE IN ARTIKEL 10, LID 3, VERMELDE STROOK
|
Communautaire handelsnorm Nr. (Lidstaat) |
BIJLAGE III
NORMCONTROLECERTIFICAAT MET BETREKKING TOT DE OVEREENSTEMMING MET DE COMMUNAUTAIRE HANDELSNORMEN VOOR VERSE GROENTEN EN FRUIT ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 11 EN 12
BIJLAGE IV
LANDEN WAARVAN DE NORMCONTROLES ZIJN GOEDGEKEURD IN HET KADER VAN ARTIKEL 13
DEEL A: LIJST VAN BETROKKEN LANDEN EN PRODUCTEN
Land |
Product |
Zwitserland |
Verse groenten en fruit, behalve citrusvruchten |
Marokko |
Verse groenten en fruit |
Zuid-Afrika |
Verse groenten en fruit |
Israël |
Verse groenten en fruit |
India |
Verse groenten en fruit |
Nieuw-Zeeland |
Appelen, peren en kiwi's |
Senegal |
Verse groenten en fruit |
Kenia |
Verse groenten en fruit |
Turkije |
Verse groenten en fruit |
DEEL B: OFFICIËLE AUTORITEITEN EN CONTROLE-INSTANTIES
Land |
Officiële autoriteit |
Controle-instantie |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwitserland |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marokko |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuid-Afrika |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israël |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
India |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw-Zeeland |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Senegal |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kenia |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Turkije |
|
|
DEEL C: MODELLEN VAN CERTIFICATEN
BIJLAGE V
IN ARTIKEL 19, LID 2, VERMELD CERTIFICAAT VAN INDUSTRIËLE BESTEMMING VOOR VERSE GROENTEN EN FRUIT WAARVOOR COMMUNAUTAIRE HANDELSNORMEN GELDEN
BIJLAGE VI
IN ARTIKEL 20, LID 1, BEDOELDE CONTROLEMETHODEN
Opmerking: De hierna vermelde controlemethoden zijn gebaseerd op de handleiding voor kwaliteitscontroles voor verse groenten en fruit die is goedgekeurd door de bij de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE) ingestelde werkgroep voor de normalisatie van bederfelijke voedingsmiddelen en voor kwaliteitsbevordering.
1. DEFINITIES
a) Normcontrole
Door een controleur overeenkomstig deze verordening uitgevoerde controle om na te gaan of de groenten en fruit voldoen aan de op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 vastgestelde handelsnormen.
Deze controle omvat:
— |
in voorkomend geval, een documenten- en overeenstemmingscontrole: controle van de documenten of certificaten die de partij vergezellen en/of van de in artikel 10, lid 3, tweede alinea, onder c), en in artikel 11, lid 2, onder d), van deze verordening bedoelde registers, en van de overeenstemming tussen de goederen en de vermeldingen in deze documenten; |
— |
een fysieke controle van de producten van een partij door middel van monsterneming, om na te gaan of de partij aan alle in de handelsnorm vastgestelde voorwaarden voldoet, met inbegrip van de presentatie- en aanduidingsvoorschriften en de verpakkingsvoorschriften. |
b) Controleur
Een door de bevoegde controle-instantie gemachtigde persoon die is opgeleid om normcontroles te verrichten en op dit gebied periodiek wordt bijgeschoold.
c) Zending
Een bij de controle aangeboden hoeveelheid producten die een bepaalde marktdeelnemer wil verkopen en die in een document wordt omschreven. De zending kan uit één of meer soorten producten en uit één of meer partijen verse groenten en fruit bestaan.
d) Partij
Hoeveelheid producten die bij de controle op één plaats wordt aangeboden met dezelfde kenmerken wat betreft:
— |
identiteit van de verpakker en/of de verzender, |
— |
land van oorsprong, |
— |
aard van het product, |
— |
productklasse, |
— |
groottesortering (als het product naar grootte wordt ingedeeld), |
— |
variëteit of handelstype (volgens de corresponderende voorschriften van de norm), |
— |
opmaak en presentatie. |
Als echter bij de controle de partijen moeilijk uit elkaar te houden zijn en/of geen afzonderlijke partijen kunnen worden gepresenteerd, worden alle partijen van de zending als één enkele partij behandeld mits zij dezelfde kenmerken hebben wat betreft de aard van het product, de verzender, het land van oorsprong, de klasse en, als dat in de norm is opgenomen, de variëteit of het handelstype.
e) Monsterneming
Het bij een normcontrole tijdelijk wegnemen van een bepaalde hoeveelheid product (monster genoemd).
f) Basismonster
Uit de partij genomen verpakkingen of, bij onverpakte producten, een op één plaats uit de partij genomen hoeveelheid.
g) Verzamelmonster
Verschillende, voor de partij representatieve basismonsters die groot genoeg zijn om de partij aan alle criteria te toetsen.
h) Secundair monster
Bij dopvruchten is een secundair monster een representatieve hoeveelheid met een gewicht van 300 g tot 1 kg die uit elk basismonster van het verzamelmonster wordt genomen. Als het basismonster verpakte levensmiddelen bevat, bestaat het secundaire monster uit één verpakking.
i) Samengesteld monster
Bij dopvruchten is een samengesteld monster een mengsel van alle secundaire monsters van een verzamelmonster, met een gewicht van ten minste 3 kg. De dopvruchten in het samengestelde monster moeten gelijkmatig gemengd zijn.
j) Gereduceerd monster
Representatieve hoeveelheid die uit het verzamelmonster wordt genomen en groot genoeg is om het monster aan bepaalde criteria te toetsen.
Bij dopvruchten omvat het gereduceerde monster ten minste 100 dopvruchten uit het samengestelde monster. Uit een verzamelmonster kunnen verschillende gereduceerde monsters worden genomen.
k) Verpakking
Een verpakt deel van de producten van een partij. De producten zijn zo verpakt dat de goederenbehandeling en het vervoer van een bepaald aantal verkoopeenheden, dan wel losse of gerangschikte producten wordt vergemakkelijkt en schade door fysieke behandeling en vervoer wordt voorkomen. Containers voor weg-, rail-, zee- en luchtvervoer zijn geen verpakkingen. In bepaalde gevallen zijn verpakkingen verkoopverpakkingen.
l) Verkoopverpakking
Een individueel verpakt deel van de producten van een partij. De producten zijn zo verpakt dat zij in het verkooppunt een verkoopeenheid vormen voor de eindverbruiker of de consument. Voorverpakkingen zijn verkoopverpakkingen die de inhoud geheel of gedeeltelijk omsluiten, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat het verpakkingsmateriaal wordt geopend of aangetast.
2. UITVOERING VAN DE NORMCONTROLE
a) Algemene opmerking
Bij een fysieke controle wordt een willekeurig, op verschillende punten in de te controleren partij genomen verzamelmonster beoordeeld. Het verzamelmonster wordt als representatief voor de partij beschouwd.
b) Identificatie van de partijen en/of algemene indruk van de zending
De partijen worden geïdentificeerd aan de hand van de aanduidingen of andere criteria zoals de vermeldingen die zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 89/396/EEG van de Raad (1). Bij zendingen die uit verschillende partijen bestaan, moet de controleur zich een algemeen beeld van de zending vormen aan de hand van de begeleidende documenten of verklaringen. Op basis daarvan bepaalt hij in hoeverre de partijen overeenstemmen met de in de documenten vermelde gegevens.
Als de producten op een vervoermiddel zijn of moeten worden geladen, dient het inschrijvingsnummer van dat vervoermiddel voor de identificatie van de zending.
c) Presentatie van de producten
De controleur beslist welke verpakkingen moeten worden onderzocht. Die worden hem vervolgens verstrekt door de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger. De presentatie bestaat er dus in het verzamelmonster te verstrekken.
Als de controleur gereduceerde of secundaire monsters nodig heeft, kiest hij deze uit het verzamelmonster.
d) Fysieke controle
— |
Beoordeling van presentatie en opmaak aan de hand van basismonsters: Er wordt nagegaan of de producten, wat de opmaak betreft, inclusief het verpakkingsmateriaal aan de handelsnormen voldoen en schoon zijn. Als voor het product een bepaalde opmaak is voorgeschreven, gaat de controleur na of de correcte wijze van opmaak is toegepast. |
— |
Verificatie van de aanduidingen aan de hand van basismonsters: Eerst wordt bepaald of de aanduidingen van de producten aan de handelsnormen voldoen. Bij de controle wordt nagegaan of de aanduidingen correct zijn en of ze moeten worden gewijzigd. Individueel in plastic verpakte groenten en fruit worden niet aangemerkt als voorverpakte levensmiddelen in de zin van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad en hoeven niet noodzakelijk aan de in de handelsnormen aangegeven aanduidingsvoorschriften te voldoen. In dit geval kan het plastic worden beschouwd als een eenvoudige beschermlaag voor kwetsbare producten. |
— |
Normcontrole van de producten aan de hand van het verzamelmonster of het samengestelde monster en/of gereduceerde monsters: De controleur bepaalt hoe groot het verzamelmonster moet zijn om de partijen te kunnen beoordelen. Hij kiest willekeurig de te controleren verpakkingen of, bij onverpakte producten, de punten waar de afzonderlijke monsters uit de partij worden genomen. Beschadigde verpakkingen worden niet voor het verzamelmonster gebruikt. Zij moeten apart worden gezet en indien nodig mogen ze apart worden gekeurd en mag er afzonderlijk rapport over worden uitgebracht. Een zending mag alleen worden afgekeurd als het verzamelmonster minimaal uit de hierna vermelde hoeveelheden bestaat: |
Verpakte producten
Aantal verpakkingen in de partij |
Te nemen aantal verpakkingen (basismonsters) |
Tot en met 100 |
5 |
Van 100 tot en met 300 |
7 |
Van 301 tot en met 500 |
9 |
Van 501 tot en met 1 000 |
10 |
Meer dan 1 000 |
15 (minimaal) |
Onverpakte producten
Gewicht van de partij, in kg, of aantal eenheden in de partij |
Gewicht van de basismonsters, in kg, of te nemen aantal monsters |
Tot en met 200 |
10 |
Van 201 tot en met 500 |
20 |
Van 501 tot en met 1 000 |
30 |
Van 1 001 tot en met 5 000 |
60 |
Meer dan 5 000 |
100 (minimaal) |
Bij onverpakte groenten en fruit die volumineus zijn (meer dan 2 kg per eenheid), dienen de basismonsters uit minimaal vijf eenheden te bestaan. Indien partijen uit minder dan 5 verpakkingen bestaan of een gewicht van minder dan 10 kg hebben, wordt de hele partij gecontroleerd.
Indien de controleur na een controle nog twijfelt, mag hij een nieuwe controle verrichten en het resultaat van de beide controles middelen.
Of de producten voldoen aan bepaalde criteria voor de ontwikkeling en/of de rijpheid of voor het al dan niet voorkomen van inwendige gebreken, kan worden nagegaan aan de hand van gereduceerde monsters; dit geldt met name voor controles waarbij de handelswaarde van het product verloren gaat. De omvang van het gereduceerde monster blijft beperkt tot de absolute minimumhoeveelheid die nodig is voor de keuring van de partij. Indien dergelijke gebreken worden vastgesteld of vermoed, bedraagt de omvang van het gereduceerde monster echter niet meer dan 10 % van het verzamelmonster dat aanvankelijk voor de controle was genomen.
e) Controle van het product
Het te controleren product wordt volledig van de verpakking ontdaan; de controleur hoeft de producten niet uit te pakken indien het dopvruchten betreft of indien type en aard van de opmaak en presentatie de mogelijkheid bieden de inhoud ook zonder uitpakken te controleren. Homogeniteit, minimumeisen, kwaliteitsklassen en groottesortering worden aan de hand van het verzamelmonster gecontroleerd, behalve in het geval van dopvruchten, waarin dit aan de hand van een samengesteld monster gebeurt. Wanneer het product gebreken vertoont, bepaalt de controleur het percentage producten dat qua aantal of gewicht niet aan de norm voldoet.
Of het product aan de criteria voor ontwikkeling en/of rijpheid voldoet, mag worden gecontroleerd volgens erkende praktijken of aan de hand van instrumenten en methoden die daarvoor in de handelsnormen zijn vastgesteld.
f) Rapport over de controleresultaten
De in artikel 20 bedoelde documenten worden in voorkomend geval afgegeven.
Wanneer gebreken zijn geconstateerd, wordt aan de marktdeelnemer of zijn vertegenwoordiger schriftelijk meegedeeld om welke gebreken het gaat. Als het product met de norm in overeenstemming kan worden gebracht door de aanduidingen aan te passen, wordt de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger daarvan ook op de hoogte gebracht.
Als in een product gebreken worden geconstateerd, wordt het percentage vermeld dat als niet conform de norm wordt beschouwd.
g) Waardevermindering van het product als gevolg van de normcontrole
Na de controle wordt het verzamelmonster teruggegeven aan de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger.
De controle-instantie hoeft geen elementen van het verzamelmonster terug te geven die bij de controle verloren zijn gegaan.
BIJLAGE VII
STRUCTUUR EN INHOUD VAN DE IN ARTIKEL 57, LID 1, BEDOELDE NATIONALE STRATEGIE VOOR DUURZAME OPERATIONELE PROGRAMMA'S
1. Looptijd van de nationale strategie
Door de lidstaat aan te geven.
2. Analyse van de situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel betreft, de op basis daarvan gekozen strategie en een motivering van de gekozen prioriteiten.
(artikel 12, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1182/2007)
2.1. Analyse van de situatie
Beschrijf de bestaande situatie in de sector groenten en fruit aan de hand van gekwantificeerde gegevens, met nadruk op de sterke en de zwakke punten, de ongelijkheden, de behoeften, de achterstanden en het ontwikkelingspotentieel op basis van de in bijlage XIV genoemde relevante uitgangssituatie-indicatoren en van andere relevante, aanvullende indicatoren. Deze beschrijving betreft in elk geval:
— |
de prestaties van de sector groenten en fruit, waaronder de voornaamste trends: de sterke en zwakke punten van de sector, onder meer wat het concurrentievermogen betreft, en het ontwikkelingspotentieel van de producentenorganisaties; |
— |
de milieueffecten (impact/drukfactoren en positieve aspecten) van de groente- en fruitteelt, waaronder de voornaamste trends. |
2.2. Op basis van de sterke en de zwakke punten gekozen strategie
Beschrijf de voornaamste terreinen waarop het treffen van maatregelen naar verwachting een maximale meerwaarde zal opleveren:
— |
relevantie van de voor de operationele programma's gestelde doelen en van de daarmee samenhangende verwachte resultaten en streefcijfers voor de vastgestelde (prioritaire) behoeften, alsook de mate waarin deze reëel gezien kunnen worden gerealiseerd; |
— |
interne samenhang van de strategie, aanwezigheid van elkaar versterkende interacties en afwezigheid van mogelijke conflicten en tegenstellingen tussen de operationele doelstellingen van de diverse gekozen acties; |
— |
complementariteit en coherentie van de gekozen acties, inclusief van deze acties ten opzichte van andere nationale/regionale acties, met name activiteiten die de Europese Gemeenschap financieel steunt, in het bijzonder in het kader van maatregelen voor plattelandsontwikkeling; |
— |
verwachte resultaten en gevolgen, afgezet tegen de uitgangssituatie, en de bijdrage ervan aan communautaire doelstellingen. |
2.3. Effecten van de vorige operationele programma's (waar beschikbaar)
Beschrijf, in voorkomend geval, de effecten van recent uitgevoerde operationele programma's. Geef een samenvatting van de beschikbare resultaten ervan.
3. Doelstellingen van de operationele programma's en instrumenten en prestatie-indicatoren
(artikel 12, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1182/2007)
Beschrijf het type gekozen acties die voor steun in aanmerking komen (niet-limitatieve lijst) en vermeld de nagestreefde doelen, de controleerbare streefcijfers en de indicatoren aan de hand waarvan de vorderingen op het gebied van de verwezenlijking van doelstellingen, efficiëntie, effectiviteit en verwezenlijking worden beoordeeld.
3.1. Voorschriften voor alle of verschillende types van acties
Vastgestelde criteria en administratieve voorschriften die voorkomen dat bepaalde gekozen acties die voor steun in aanmerking komen, ook steun krijgen via andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met name in het kader van de plattelandsontwikkeling.
Het voorhanden zijn, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1182/2007, van doeltreffende maatregelen ter bescherming van het milieu tegen potentiële extra milieudruk als gevolg van investeringen in het kader van de operationele programma's, en het voorhanden zijn van op grond van artikel 12, lid 1, van die verordening vastgestelde criteria om ervoor te zorgen dat de in het kader van de operationele programma's gesteunde investeringen op individuele bedrijven overeenstemmen met de doelstellingen van artikel 174 van het Verdrag en van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap.
3.2. Per type actie vereiste specifieke gegevens (alleen te verstrekken voor de types gekozen acties)
Hieronder wordt aangegeven welke specifieke gegevens over de voorgenomen acties moet worden verstrekt.
3.2.1. Acties die gericht zijn op de productieplanning (niet-limitatieve lijst)
3.2.1.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen (zoals huur en leasing) (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.1.2. Andere acties
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.2. Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit (niet-limitatieve lijst)
3.2.2.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen (zoals huur en leasing) (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.2.2. Andere acties
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.3. Acties die gericht zijn op de verbetering van de afzet (niet-limitatieve lijst)
3.2.3.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen (zoals huur en leasing) (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.3.2. Andere acties, waaronder andere afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten dan die welke verband houden met crisispreventie en -beheer
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.4. Onderzoek en experimentele productie (niet-limitatieve lijst)
3.2.4.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen (zoals huur en leasing) (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.4.2. Andere types acties
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.5. Opleidingsacties (behalve die welke verband houden met crisispreventie en -beheer) en acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten (niet-limitatieve lijst)
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soorten opleiding en/of onderwerpen in het kader van de adviesdiensten), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.6. Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.7. Milieuacties (niet-limitatieve lijst)
— |
bevestiging dat de gekozen milieuacties die voor steun in aanmerking komen, voldoen aan de eisen in artikel 9, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007, |
— |
bevestiging dat de steun voor subsidiabele milieuacties voldoet aan de eisen in artikel 9, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1182/2007. |
3.2.7.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen (zoals huur en leasing) (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.7.2. Andere types acties
— |
lijst van milieuacties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
beschrijving van de types acties die voor steun in aanmerking komen, met vermelding van de specifieke verbintenis of verbintenissen die zij meebrengen, en een motivering van de acties die uitgaat van de verwachte milieueffecten van de acties ten aanzien van de behoeften en prioriteiten op milieugebied, |
— |
de steunbedragen, in voorkomend geval, |
— |
de voor de berekening van de steunniveaus vastgestelde criteria. |
3.2.8. Andere types acties (niet-limitatieve lijst)
3.2.8.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen (zoals huur en leasing) (met vermelding van de soort vaste activa), |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.8.2. Andere acties
— |
beschrijving van de andere types acties die voor steun in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
4. Aanwijzing van bevoegde autoriteiten en bevoegde instanties
De door de lidstaat aangewezen nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor het beheer, de controle en de evaluatie van de nationale strategie
5. Beschrijving van de controle- en evaluatiesystemen
Deze systemen worden opgezet op basis van de gemeenschappelijke lijst van prestatie-indicatoren in bijlage XIV. Voor zover dit wenselijk wordt geacht, worden in de nationale strategie aanvullende indicatoren opgenomen die betrekking hebben op nationale en/of regionale behoeften, omstandigheden en doelstellingen die specifiek zijn voor de nationale operationele programma's.
5.1. Evaluatie van de operationele programma's en rapporteringsverplichtingen voor producentenorganisaties
(artikel 12, lid 2, onder d) en e), van Verordening (EG) nr. 1182/2007)
Beschrijf de controle- en evaluatieverplichtingen en -procedures voor de operationele programma's, met inbegrip van de rapporteringsverplichtingen voor producentenorganisaties.
5.2. Controle en evaluatie van de nationale strategie
Beschrijf de controle- en evaluatieverplichtingen en -procedures voor de nationale strategie.
BIJLAGE VIII
LIJST VAN IN ARTIKEL 61, LID 8, BEDOELDE NIET-SUBSIDIABELE ACTIES EN UITGAVEN IN HET KADER VAN OPERATIONELE PROGRAMMA'S ALS BEDOELD IN ARTIKEL 61
1. |
Algemene productiekosten, en met name: gewasbeschermingsproducten, met inbegrip van middelen voor geïntegreerde bestrijding, meststoffen en andere productiemiddelen; verpakkings-, opslag- en opmaakkosten, zelfs in het kader van nieuwe procedés, en kosten van verpakkingen; ophaalkosten en vervoerskosten (intern en extern); exploitatiekosten (met name elektriciteit, brandstoffen en onderhoud), met uitzondering van:
Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil tussen de traditionele en de werkelijk gemaakte kosten. Voor elke categorie van de hierboven bedoelde subsidiabele specifieke kosten kunnen de lidstaten, met het oog op de berekening van de aanvullende kosten in vergelijking met de traditionele kosten, op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven vaststellen. |
2. |
Administratie- en personeelskosten, exclusief uitgaven voor de uitvoering van actiefondsen en operationele programma's, omvatten:
|
3. |
Inkomens- of prijstoeslagen buiten crisisbeheer en -preventie. |
4. |
Verzekeringskosten buiten crisisbeheer en -preventie. |
5. |
Aflossing van kredieten die zijn opgenomen voor een concrete actie die reeds is uitgevoerd vóór de aanvang van het operationele programma, met uitzondering van de in artikel 75 bedoelde kredieten. |
6. |
Aankoop van onbebouwde terreinen (voor een bedrag dat hoger is dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan een hoger percentage worden vastgesteld voor acties ten behoeve van milieubehoud) tenzij de aankoop van het terrein nodig is voor een in het operationele programma opgenomen investering. |
7. |
Kosten voor vergaderingen en opleidingsprogramma's, tenzij deze verband houden met het operationele programma, met inbegrip van dagvergoedingen en reis- en verblijfkosten (in voorkomend geval op forfaitaire basis). |
8. |
Acties of kosten betreffende de hoeveelheden die door de leden van de producentenorganisatie buiten de Gemeenschap worden geproduceerd. |
9. |
Acties die bij de andere economische activiteiten van de producentenorganisatie tot concurrentievervalsing kunnen leiden. |
10. |
Tweedehands materiaal dat in de zeven voorafgaande jaren met communautaire of nationale steun is aangekocht. |
11. |
Investeringen in vervoermiddelen voor de afzet of distributie door de producentenorganisatie, met uitzondering van extra truckvoorzieningen voor koeltransport of CA-vervoer. |
12. |
Huur als alternatief voor aankoop, tenzij ten genoegen van de lidstaat wordt aangetoond dat dit economisch verantwoord is. |
13. |
Kosten voor het gebruik van gehuurde goederen. |
14. |
Uitgaven in verband met een leaseovereenkomst (belastingen, rente, verzekeringskosten, enz.) en de desbetreffende exploitatiekosten, behalve de leasing zelf binnen de grenzen van de nettomarktwaarde van het goed, voor zover de in artikel 55, lid 1, eerste alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie (1) vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen. |
15. |
Reclame voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing, behalve:
Het promotiemateriaal is voorzien van het logo van de Europese Gemeenschap (enkele voor visuele media) en van de volgende vermelding: „Door de Europese Gemeenschap medegefinancierde campagne”. |
16. |
Toeleverings- of uitbestedingscontracten betreffende de acties of uitgaven die in deze lijst als niet-subsidiabel zijn aangemerkt. |
17. |
Btw, behalve niet-terugvorderbare btw, als bedoeld in artikel 71, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. |
18. |
Debetrente, tenzij de bijdrage wordt verleend in een andere vorm dan niet-terugvorderbare rechtstreekse bijstand. |
19. |
Onroerend goed dat in de tien voorafgaande jaren met communautaire of nationale steun is aangekocht. |
20. |
Beleggingen in aandelen van bedrijven, behalve indien de belegging rechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma. |
21. |
Kosten die gemaakt zijn door een andere partij dan de producentenorganisatie of haar leden. |
22. |
Investeringen of soortgelijke types acties in andere bedrijven dan die van de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties, de dochteronderneming als bedoeld in artikel 52, lid 7, of de leden daarvan. |
23. |
Maatregelen die de producentenorganisatie buiten de Gemeenschap heeft uitbesteed. |
(1) PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 434/2007 (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 8).
BIJLAGE IX
IN ARTIKEL 77, LID 2, BEDOELDE MINIMUMEISEN VOOR UIT DE MARKT GENOMEN PRODUCTEN
1. |
De producten moeten als volgt zijn:
|
2. |
De producten moeten, rekening houdend met de aard ervan, voldoende ontwikkeld en voldoende rijp zijn. |
3. |
De producten moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben. |
BIJLAGE X
IN ARTIKEL 80, LID 1, BEDOELDE MAXIMALE STEUNBEDRAGEN VOOR UIT DE MARKT GENOMEN PRODUCTEN
Product |
Maximaal steunbedrag (EUR/100 kg) |
Bloemkool |
10,52 |
Tomaten |
7,25 |
Appelen |
13,22 |
Druiven |
12,03 |
Abrikozen |
21,26 |
Nectarines |
19,56 |
Perziken |
16,49 |
Peren |
12,59 |
Aubergines |
5,96 |
Meloenen |
6,00 |
Watermeloenen |
6,00 |
Sinaasappelen |
21,00 |
Mandarijnen |
19,50 |
Clementines |
19,50 |
Satsuma's |
19,50 |
Citroenen |
19,50 |
BIJLAGE XI
IN ARTIKEL 82, LID 1, BEDOELDE VERVOERSKOSTEN IN VERBAND MET DE GRATIS UITREIKING VAN UIT DE MARKT GENOMEN PRODUCTEN
Afstand tussen de plaats waar de producten uit de markt zijn genomen, en de plaats van levering |
Vervoerskosten (EUR/t) |
Tot 25 km |
15,5 |
25 tot 200 km |
32,3 |
200 tot 350 km |
45,2 |
350 tot 500 km |
64,5 |
500 tot 750 km |
83,9 |
750 km of meer |
102 |
Toeslag voor gekoeld vervoer: 7,7 EUR/t.
BIJLAGE XII
KRACHTENS ARTIKEL 83, LID 2, OP DE VERPAKKING VAN VOOR GRATIS UITREIKING BESTEMDE PRODUCTEN AAN TE BRENGEN VERMELDINGEN
— |
Продукт, предназначен за безплатна дистрибуция (Регламент (ЕO) № 1580/2007) |
— |
Producto destinado a su distribución gratuita [Reglamento (CE) no 1580/2007] |
— |
Produkt určený k bezplatné distribuci [nařízení (ES) č. 1580/2007] |
— |
Produkt til gratis uddeling (forordning (EF) nr. 1580/2007) |
— |
Zur kostenlosen Verteilung bestimmtes Erzeugnis (Verordnung (EG) Nr. 1580/2007) |
— |
Tasuta jagamiseks mõeldud tooted [määrus (EÜ) nr 1580/2007] |
— |
Προϊόν προοριζόμενο για δωρεάν διανομή [κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1580/2007] |
— |
Product for free distribution (Regulation (EC) No 1580/2007) |
— |
Produit destiné à la distribution gratuite [règlement (CE) no 1580/2007] |
— |
Prodotto destinato alla distribuzione gratuita [regolamento (CE) n. 1580/2007] |
— |
Produkts paredzēts bezmaksas izplatīšanai [Regula (EK) Nr. 1580/2007] |
— |
Produktas skirtas nemokamai distribucijai [Reglamentas (EB) Nr. 1580/2007] |
— |
Térítésmentes terjesztésre szánt termék (1580/2007. sz. EK rendelet) |
— |
Prodott destinat għad-distribuzzjoni bla ħlas [Regolament (KE) nru. 1580/2007] |
— |
Voor gratis uitreiking bestemd product (Verordening (EG) nr. 1580/2007) |
— |
Produkt przeznaczony do bezpłatnej dystrybucji [rozporzadzenie (WE) nr 1580/2007] |
— |
Produto destinado a distribuição gratuita [Regulamento (CE) n.o 1580/2007] |
— |
Produs destinat distribuției gratuite [Regulamentul (CE) nr. 1580/2007] |
— |
Výrobok určený na bezplatnú distribúciu [nariadenie (ES) č. 1580/2007] |
— |
Proizvod, namenjen za prosto razdelitev [Uredba (ES) št. 1580/2007] |
— |
Ilmaisjakeluun tarkoitettu tuote (asetus (EY) N:o 1580/2007) |
— |
Produkt för gratisutdelning (förordning (EG) nr 1580/2007) |
BIJLAGE XIII
KRACHTENS ARTIKEL 99, LID 3, IN HET JAARVERSLAG VAN DE LIDSTATEN TE VERMELDEN GEGEVENS
Alle gegevens moeten betrekking hebben op het jaar waarover wordt gerapporteerd. Het verslag moet gegevens bevatten over uitgaven die na het jaar waarover wordt gerapporteerd, zijn betaald. Tevens moet informatie worden verstrekt over de controles en sancties met betrekking tot dat jaar, ook indien deze na dat jaar zijn uitgevoerd, respectievelijk opgelegd. De informatie (die tijdens het jaar verandert) moet betrekking hebben op de situatie die geldt op 31 december van het jaar waarover gerapporteerd wordt.
DEEL A — INFORMATIE INZAKE MARKTBEHEER
1. |
Administratieve informatie
|
2. |
Informatie over de uitgaven
|
3. |
Informatie over de uitvoering van de nationale strategie:
In 2012 moet het jaarverslag ook het in artikel 128, lid 4, bedoelde evaluatieverslag van 2012 bevatten. |
4. |
De lijst van erkende eerste verwerkers en inzamelaars per product, voor de lidstaten die gebruik maken van de overgangsregeling van artikel 68 ter of 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003. |
DEEL B — INFORMATIE VOOR DE GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN
5. |
Informatie over controles en sancties:
|
BIJLAGE XIV
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 126, LID 3, BEDOELDE GEMEENSCHAPPELIJKE PRESTATIE-INDICATOREN
Het systeem van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren voor acties die door de producentenorganisaties, de unies van producentenorganisaties en hun leden worden uitgevoerd in het kader van een operationeel programma, houdt niet noodzakelijkerwijs rekening met alle factoren die een rol kunnen spelen en de output, de resultaten en de impact van een operationeel programma kunnen beïnvloeden. De aan de hand van de prestatie-indicatoren verzamelde informatie moet daarom worden geïnterpreteerd in het licht van de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over andere factoren die het slagen of mislukken van de uitvoering van het programma beïnvloeden.
1. GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN INZAKE DE FINANCIËLE UITVOERING (INPUTINDICATOREN) (JAARLIJKS)
Maatregel |
Type actie |
Inputindicatoren (jaarlijks) |
||||||||||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Onderzoek en experimentele productie |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Opleidingsacties (behalve in verband met crisispreventie en -beheer) en/of acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten |
Op basis van het voornaamste onderwerp:
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Milieuacties |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||||||||||
Andere acties |
|
Uitgaven (EUR) |
2. GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUTINDICATOREN (JAARLIJKS)
Maatregel |
Type actie |
Outputindicatoren (jaarlijks) |
|||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties Totale waarde van de investeringen (EUR) (2) |
|||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties Totale waarde van de investeringen (EUR) (2) |
|||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties Totale waarde van de investeringen (EUR) (2) |
|||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties (3) |
||||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
Onderzoek en experimentele productie |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (4) Aantal hectaren (5) |
||||||||||||||||||||
Opleidingsacties (behalve in verband met crisispreventie en -beheer) en/of acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten |
Op basis van het voornaamste onderwerp:
|
Aantal ondernomen acties (6) (7) Aantal door de deelnemers ontvangen opleidingsdagen |
|||||||||||||||||||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|
||||||||||||||||||||
Milieuacties |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Aantal ondernomen acties Aantal hectaren |
||||||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
Andere acties |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties Totale waarde van de investeringen (EUR) (2) |
|||||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties (1) Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties |
3. GEMEENSCHAPPELIJKE RESULTAATINDICATOREN
Noot: De resultaatindicatoren moeten pas na de beoordeling van de resultaten worden meegedeeld.
Maatregel |
Resultaatindicatoren (meting) |
||
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
Verandering in de hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie (ton) Verandering in de waarde van de totale in de handel gebrachte productie (EUR/kg) |
||
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
Verandering in de hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie die voldoet aan de voorschriften van een specifieke „kwaliteitsregeling” (ton) (12) Verandering in de waarde van de totale in de handel gebrachte productie (EUR/kg) Geraamde impact op de productiekosten (EUR/kg) |
||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
Verandering in de hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie (ton) Verandering in de waarde van de totale in de handel gebrachte productie (EUR/kg) |
||
Onderzoek en experimentele productie |
Aantal nieuwe technieken, procedés en/of producten sinds het begin van het operationele programma. |
||
Opleidingsacties (behalve in verband met crisispreventie en -beheer) en/of acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten |
Aantal mensen dat alle opleidingsactiviteiten/het volledige programma heeft gevolgd. Aantal bedrijven dat gebruikmaakt van adviesdiensten. |
||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|
||
|
Totale hoeveelheid uit de markt genomen producten (ton) |
||
|
Totale oppervlakte voor groen oogsten en niet oogsten (ha) |
||
|
Geraamde verandering in de hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie van producten waarvoor afzetbevorderings-/communicatieactiviteiten hebben plaatsgevonden (ton) |
||
|
Aantal mensen dat alle opleidingsactiviteiten/het volledige programma heeft gevolgd. |
||
|
Totale waarde van het verzekerde risico (EUR) |
||
|
Totale waarde van het opgerichte onderlinge fonds (EUR) |
||
Milieuacties |
|
||
|
Geraamde verandering in het jaarlijkse verbruik van minerale meststoffen/hectare, per minerale meststof (N en P2O3) (ton) Geraamde verandering in het totale waterverbruik/hectare (in m3/ha) Geraamde verandering in het jaarverbruik van energie, per energiebron of brandstof (liter/m3/kWh per ton in de handel gebrachte productie) |
||
|
|||
|
|||
|
Geraamde verandering in het jaarvolume van geproduceerd afval (ton per ton in de handel gebrachte productie) Geraamde verandering in het jaarlijks verbruik van verpakkingsmateriaal (ton per ton in de handel gebrachte productie) |
||
|
Geraamde verandering in het jaarverbruik van energie, per energiebron of brandstof (liter/m3/kWh per ton in de handel gebrachte productie) |
||
|
Geraamde verandering in het jaarvolume van geproduceerd afval (ton per ton in de handel gebrachte productie) Geraamde verandering in het jaarlijks verbruik van verpakkingsmateriaal (ton per ton in de handel gebrachte productie) |
||
Andere acties |
Verandering in de hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie (ton) Verandering in de waarde van de totale in de handel gebrachte productie (EUR/kg) Geraamde impact op de productiekosten (EUR/kg) |
||
Noten: De referentiesituatie voor de beoordeling van veranderingen is de situatie aan het begin van het programma. |
4. GEMEENSCHAPPELIJKE IMPACTINDICATOREN
Noot: De impactindicatoren moeten pas na de beoordeling van de impact worden meegedeeld.
Maatregel |
Algemene doelstellingen |
Impactindicatoren (meting) |
|
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
Vergroting van het concurrentievermogen Aantrekkelijker maken van het lidmaatschap van een producentenorganisatie |
Geraamde verandering in de waarde van de in de handel gebrachte productie (EUR) Verandering in het totale aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid (15) is van de betrokken producentenorganisatie/unie van producentenorganisaties (aantal) Verandering in het totale groente- en fruitteeltareaal van de leden van de betrokken producentenorganisatie/unie van producentenorganisaties (ha) |
|
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
|||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
|||
Onderzoek en experimentele productie |
|||
Opleidingsacties (behalve in verband met crisispreventie en -beheer) en/of acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten |
|||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|||
Milieuacties |
Behoud en bescherming van het milieu: |
|
|
|
Geen gegevens |
||
|
Geraamde verandering in het totale verbruik van minerale meststoffen, per minerale meststof (N en P2O3) (ton) |
||
|
Geraamde verandering van het totale waterverbruik (m3) |
||
|
Geen gegevens |
||
|
Geen gegevens |
||
|
Geraamde verandering in het totale energieverbruik, per energiebron of brandstof (in liter/m3/kWh) |
||
|
Geraamde verandering van het totale volume van geproduceerd afval (ton) Geraamde verandering van het verbruik van verpakkingsmateriaal (ton) |
||
Andere acties |
Vergroting van het concurrentievermogen Aantrekkelijker maken van het lidmaatschap van een producentenorganisatie |
Geraamde verandering in de waarde van de in de handel gebrachte productie (EUR) Verandering in het totale aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid (15) is van de betrokken producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties (aantal) Verandering in het totale groente- en fruitteeltareaal van de leden van de betrokken producentenorganisatie/unie van producentenorganisaties (ha) |
|
Noten: De referentiesituatie voor de beoordeling van veranderingen is de situatie aan het begin van het programma. |
5. GEMEENSCHAPPELIJKE UITGANGSSITUATIE-INDICATOREN
Noot: De uitgangssituatie-indicatoren dienen voor het analyseren van de situatie aan het begin van de programmeringsperiode. Sommige uitgangssituatie-indicatoren zijn slechts relevant voor de individuele operationele programma's op het niveau van de producentenorganisaties (bijv. hoeveelheid van de productie die tegen minder dan 80 % van de gemiddelde, door de producentenorganisatie/unie van producentenorganisaties ontvangen prijs in de handel is gebracht. Andere gemeenschappelijk uitgangssituatie-indicatoren zijn tevens relevant voor de nationale strategieën op het niveau van de lidstaten (bijv. de waarde van de in de handel gebrachte productie).
Normaliter moeten de uitgangssituatie-indicatoren worden berekend als driejaarsgemiddelden. Indien geen gegevens beschikbaar zijn, moeten zij worden berekend aan de hand van gegevens over ten minste één jaar.
Doelstellingen |
Uitgangssituatie-indicatoren met betrekking tot de doelstellingen |
|
Indicator |
Definitie (en meting) |
|
Algemene doelstellingen |
||
Vergroting van het concurrentievermogen |
Waarde van de in de handel gebrachte productie |
Waarde van de in de handel gebrachte productie van de producentenorganisatie (PO)/unie van producentenorganisaties (UPO) (EUR) |
Aantrekkelijker maken van het lidmaatschap van een producentenorganisatie |
Aantal groente- en fruitproducenten dat lid is van de betrokken PO/UPO |
Aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid (16) is van de betrokken PO/UPO |
Totaal groente- en fruitteeltareaal van de leden van de betrokken PO/UPO |
Totaal groente- en fruitteeltareaal van de leden van de PO/UPO (ha) |
|
Behoud en bescherming van het milieu |
Geen gegevens |
|
Specifieke doelstellingen |
||
Bevordering van de concentratie van het aanbod |
Hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie |
Totale hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie (ton) |
Bevordering van de afzet van producten van de leden |
||
Afstemming van de productie op de vraag, wat kwaliteit en hoeveelheden betreft |
Hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie die voldoet aan de voorschriften van een specifieke „kwaliteitsregeling” (17), naar de voornaamste types „kwaliteitsregeling” (ton) |
|
Optimalisatie van de productiekosten |
Geen gegevens |
|
Verhoging van de handelswaarde van de producten |
Gemiddelde waarde per eenheid product van de in de handel gebrachte productie |
Waarde van de in de handel gebrachte productie/hoeveelheid van de in de handel gebrachte productie (EUR/kg) |
Stabilisatie van de producentenprijzen |
Schommelingen van de marktprijzen |
Hoeveelheid van de productie die tegen minder dan 80 % van de gemiddelde, door de PO/UPO ontvangen prijs in de handel is gebracht (ton) (18) |
Bevordering van kennis en verbetering van het menselijk potentieel |
Aantal deelnemers aan opleidingsactiviteiten |
Aantal mensen dat de afgelopen drie jaar alle opleidingsactiviteiten/het volledige opleidingsprogramma heeft gevolgd (aantal) |
Aantal bedrijven dat gebruikmaakt van adviesdiensten. |
Aantal bij een PO/UPO aangesloten bedrijven dat gebruikmaakt van adviesdiensten (aantal) |
|
Ontwikkeling van technische en economische prestaties en bevordering van innovatie |
Geen gegevens |
|
Specifieke milieudoelstellingen |
||
Bodembescherming |
Areaal dat met bodemerosie wordt bedreigd, met vermelding van erosiebestrijdingsmaatregelen |
Fruit- en groenteareaal dat met bodemerosie wordt bedreigd (19) waarvoor erosiebestrijdingsmaatregelen worden genomen (ha) |
Behoud en verbetering van de waterkwaliteit |
Areaal met verlaagd gebruik/beter beheer van meststoffen |
Fruit- en groenteareaal met verlaagd gebruik/beter beheer van meststoffen (ha) |
Duurzaam watergebruik |
Areaal met waterbesparingsmaatregelen |
Fruit- en groenteareaal met waterbesparingsmaatregelen (ha) |
Bescherming van habitat en biodiversiteit |
Biologische productie |
Areaal met biologische groente- en/of fruitproductie (ha) |
Geïntegreerde productie |
Areaal met geïntegreerde groente- en/of fruitproductie (ha) |
|
Andere acties ter bescherming van habitat en biodiversiteit |
Areaal waarop andere acties ter bescherming van habitat en biodiversiteit worden toegepast (ha) |
|
Instandhouding van het landschap |
Geen gegevens |
|
Mildering van klimaatverandering — Productie |
Kasverwarming — energie-efficiëntie |
Geraamd jaarlijks energieverbruik voor kasverwarming, per energiebron (ton/liter/m3/kWh per ton in de handel gebrachte productie) |
Mildering van klimaatverandering — Vervoer Behoud en verbetering van de luchtkwaliteit — Vervoer |
Vervoer — energie-efficiëntie |
Geraamd jaarlijks energieverbruik voor intern vervoer (20), per energiebron (liter/m3/kWh per ton in de handel gebrachte productie) |
Beperking van het volume van geproduceerd afval |
Geen gegevens |
|
Noten: PO = producentenorganisatie; UPO = unie van producentenorganisaties; OCG: oppervlakte cultuurgrond. |
(1) Alleen wanneer de verwerving van vaste activa wordt uitgevoerd op individuele bedrijven van leden van de producentenorganisatie.
(2) Vul slechts in voor het jaar waarin de investering is gedaan.
(3) Elke dag van een afzetbevorderingscampagne geldt als één actie.
(4) Slechts voor acties met betrekking tot experimentele productie op percelen van aangesloten bedrijven.
(5) Slechts voor acties met betrekking tot experimentele productie op percelen van aangesloten bedrijven en/of de producentenorganisatie.
(6) Elke opleidingsactiviteit geldt, ongeacht de specifieke inhoud en het aantal dagen opleidingsdagen voor de deelnemers, als één actie.
(7) Elke activiteit die gericht is op de bevordering van de toegang van leden van producentenorganisaties tot adviesdiensten, geldt als één actie, ongeacht de bron van het advies (d.w.z. via een adviesdienst die is ontwikkeld door een producentenorganisatie of door een extern orgaan), het voorwerp van de dienst en het aantal bedrijven dat van de geleverde dienst gebruikmaakt.
(8) Het uit de markt nemen van hetzelfde product in verschillende perioden van het jaar en het uit de markt nemen van verschillende producten gelden als verschillende acties. Elke verrichting voor het uit de markt nemen van een bepaald product wordt als één actie beschouwd.
(9) Het groen oogsten en het niet oogsten van verschillende producten worden als verschillende acties beschouwd.
(10) Met inbegrip van niet-productieve investeringen die verbonden zijn met de in het kader van andere milieuacties aangegane verbintenissen.
(11) Met inbegrip van andere vormen van verwerving van vaste activa, die verbonden zijn met de in het kader van andere milieuacties aangegane verbintenissen.
(12) Onder voorschriften inzake „kwaliteit” wordt hier verstaan: een reeks nadere voorschriften voor de productiemethoden: a) waarbij een onafhankelijke controle-instantie controleert of deze worden nageleefd en b) die leiden tot een eindproduct waarvan de kwaliteit : i) duidelijk uitstijgt boven de in de handel gangbare normen inzake volksgezondheid, plantengezondheid en milieu en ii) aansluit bij de bestaande en te verwachten afzetmogelijkheden. De voornaamste „kwaliteitsregelingen” zijn, onder meer: a) gecertificeerde biologische productie, b) beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen, c) gecertificeerde geïntegreerde productie, d) particuliere gecertificeerde kwaliteitsregelingen voor producten.
(13) Met inbegrip van niet-productieve investeringen die verbonden zijn met de in het kader van andere milieuacties aangegane verbintenissen.
(14) Met inbegrip van andere vormen van verwerving van vaste activa, die verbonden zijn met de in het kader van andere milieuacties aangegane verbintenissen.
(15) Actieve leden zijn leden die producten leveren aan de producentenorganisatie/unie van producentenorganisaties.
(16) Actieve leden zijn leden die producten leveren aan de PO/UPO.
(17) Onder voorschriften inzake „kwaliteit” wordt hier verstaan: een reeks nadere voorschriften voor de productiemethoden: a) waarbij een onafhankelijke controle-instantie controleert of deze worden nageleefd en b) die leiden tot een eindproduct waarvan de kwaliteit : i) duidelijk uitstijgt boven de in de handel gangbare normen inzake volksgezondheid, plantengezondheid en milieu en ii) aansluit bij de bestaande en te verwachten afzetmogelijkheden. De voornaamste „kwaliteitsregelingen” zijn, onder meer: a) gecertificeerde biologische productie; b) beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen, c) gecertificeerde geïntegreerde productie, d) particuliere gecertificeerde kwaliteitsregelingen voor producten.
(18) Te berekenen op jaarbasis en voor de voornaamste producten (gezien de waarde van de in de handel gebrachte productie).
(19) Bedoeld wordt: de bodemerosie die dreigt op schuin aflopende percelen met een helling van meer dan 10 %, ongeacht of erosiebestrijdingsmaatregelen (zoals bodembedekking en vruchtwisseling) zijn getroffen.
Lidstaten die over de relevante informatie beschikken, mogen in plaats daarvan de volgende definitie gebruiken: als een met bodemerosie bedreigd perceel wordt beschouwd elk perceel dat op voorspelbare wijze meer bodem verliest dan op een natuurlijke manier wordt gevormd, ongeacht of erosiebestrijdingsmaatregelen (zoals bodembedekking en vruchtwisseling) zijn getroffen.
(20) Met „intern vervoer” wordt bedoeld het vervoer van producten van aangesloten bedrijven voor levering aan de PO/UPO.
BIJLAGE XV
INVOERPRIJSSYSTEEM ALS BEDOELD IN TITEL IV, HOOFDSTUK II, AFDELING 1
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de regelingen van titel IV, hoofdstuk II, afdeling 1, wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de recentste wijziging van de onderhavige verordening bestaan. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, wordt de werkingssfeer van de aanvullende rechten zowel door de draagwijdte van de GN-code en de omschrijving van de producten als door de corresponderende periode van toepassing bepaald.
DEEL A
GN-code |
Omschrijving |
Periode van toepassing |
ex 0702 00 00 |
Tomaten |
1 januari t/m 31 december |
ex 0707 00 05 |
Komkommers (1) |
1 januari t/m 31 december |
ex 0709 90 80 |
Artisjokken |
1 november t/m 30 juni |
0709 90 70 |
Courgettes |
1 januari t/m 31 december |
ex 0805 10 20 |
Zoete sinaasappelen, vers |
1 december t/m 31 mei |
ex 0805 20 10 |
Clementines |
1 november t/m eind februari |
ex 0805 20 30 ex 0805 20 50 ex 0805 20 70 ex 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
1 november t/m eind februari |
ex 0805 50 10 |
Citroenen (Citrus limon, Citrus limonum) |
1 juni t/m 31 mei |
ex 0806 10 10 |
Tafeldruiven |
21 juli t/m 20 november |
ex 0808 10 80 |
Appelen |
1 juli t/m 30 juni |
ex 0808 20 50 |
Peren |
1 juli t/m 30 april |
ex 0809 10 00 |
Abrikozen |
1 juni t/m 31 juli |
ex 0809 20 95 |
Kersen, andere dan zure kersen |
21 mei t/m 10 augustus |
ex 0809 30 10 ex 0809 30 90 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
11 juni t/m 30 september |
ex 0809 40 05 |
Pruimen |
11 juni t/m 30 september |
DEEL B
GN-code |
Omschrijving |
Periode van toepassing |
ex 0707 00 05 |
Komkommers die bestemd zijn om te worden verwerkt |
1 mei t/m 31 oktober |
ex 0809 20 05 |
Zure kersen (Prunus cerasus) |
21 mei t/m 10 augustus |
(1) Behalve de komkommers die in deel B van deze bijlage worden bedoeld.
BIJLAGE XVI
IN ARTIKEL 137 BEDOELDE REPRESENTATIEVE MARKTEN
Lidsta(a)t(en) |
Representatieve markten |
België en Luxemburg: |
Brussel |
Bulgarije |
Sofia |
Tsjechië |
Praag |
Denemarken |
Kopenhagen |
Duitsland |
Hamburg, München, Frankfurt, Keulen, Berlijn |
Estland |
Tallinn |
Ierland |
Dublin |
Griekenland |
Athene, Thessaloniki |
Spanje |
Madrid, Barcelona, Sevilla, Bilbao, Zaragoza, Valencia |
Frankrijk |
Parijs-Rungis, Marseille, Rouen, Dieppe, Perpignan, Nantes, Bordeaux, Lyon, Toulouse |
Italië |
Milaan |
Cyprus |
Nicosia |
Letland |
Riga |
Litouwen |
Vilnius |
Hongarije |
Boedapest |
Malta |
Attard |
Nederland |
Rotterdam |
Oostenrijk |
Wenen-Inzersdorf |
Polen |
Ozarów Mazowiecki-Bronisze, Poznan |
Portugal |
Lissabon, Porto |
Roemenië |
Boekarest, Constanța |
Slovenië |
Ljubljana |
Slowakije |
Bratislava |
Finland |
Helsinki |
Zweden |
Helsingborg, Stockholm |
Verenigd Koninkrijk |
Londen |
BIJLAGE XVII
AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK II, AFDELING 2
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Toepassingsperiode |
Drempelhoeveelheid (ton) |
78.0015 |
0702 00 00 |
Tomaten |
1 oktober t/m 31 mei |
325 606 |
78.0020 |
1 juni t/m 30 september |
25 103 |
||
78.0065 |
0707 00 05 |
Komkommers |
1 mei t/m 31 oktober |
101 736 |
78.0075 |
1 november t/m 30 april |
61 547 |
||
78.0085 |
0709 90 80 |
Artisjokken |
1 november t/m 30 juni |
19 799 |
78.0100 |
0709 90 70 |
Courgettes |
1 januari t/m 31 december |
117 360 |
78.0110 |
0805 10 20 |
Sinaasappelen |
1 december t/m 31 mei |
454 253 |
78.0120 |
0805 20 10 |
Clementines |
1 november t/m eind februari |
606 155 |
78.0130 |
0805 20 30 0805 20 50 0805 20 70 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
1 november t/m eind februari |
104 626 |
78.0155 |
0805 50 10 |
Citroenen |
1 juni t/m 31 december |
326 861 |
78.0160 |
1 januari t/m 31 mei |
53 842 |
||
78.0170 |
0806 10 10 |
Tafeldruiven |
21 juli t/m 20 november |
70 731 |
78.0175 |
0808 10 80 |
Appelen |
1 januari t/m 31 augustus |
886 383 |
78.0180 |
1 september t/m 31 december |
81 237 |
||
78.0220 |
0808 20 50 |
Peren |
1 januari t/m 30 april |
241 637 |
78.0235 |
1 juli t/m 31 december |
35 748 |
||
78.0250 |
0809 10 00 |
Abrikozen |
1 juni t/m 31 juli |
14 163 |
78.0265 |
0809 20 95 |
Kersen, andere dan zure kersen |
21 mei t/m 10 augustus |
114 530 |
78.0270 |
0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
11 juni t/m 30 september |
11 980 |
78.0280 |
0809 40 05 |
Pruimen |
11 juni t/m 30 september |
5 806 |
BIJLAGE XVIII
IN ARTIKEL 152, LID 3, BEDOELDE VERORDENINGEN
Verordening (EEG) nr. 1764/86 van de Commissie van 27 mei 1986 inzake de minimumkwaliteitsnormen waaraan verwerkte producten op basis van tomaten moeten voldoen om voor productiesteun in aanmerking te komen (1)
Verordening (EEG) nr. 2320/89 van de Commissie van 28 juli 1989 tot vaststelling van minimumkwaliteitseisen waaraan perziken op siroop en op natuurlijk vruchtensap moeten voldoen om voor productiesteun in aanmerking te komen (2)
Artikel 2 en bijlage I, delen A en B, van Verordening (EG) nr. 464/1999 van de Commissie van 3 maart 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad inzake de steunregeling voor pruimedanten (3)
Artikel 1, leden 1 en 2, en de bijlagen II en III van Verordening (EG) nr. 1573/1999 van de Commissie van 19 juli 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad, wat betreft de kenmerken van gedroogde vijgen die voor productiesteun in aanmerking komen (4)
De bijlagen I en II van Verordening (EG) nr. 1621/1999 van de Commissie van 22 juli 1999 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat betreft de steun voor de teelt van druiven die bestemd zijn voor de productie van bepaalde krenten- en rozijnenvariëteiten (5)
Verordening (EG) nr. 1666/1999 van de Commissie van 28 juli 1999 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad betreffende de minimumkenmerken voor het in de handel brengen van bepaalde krenten- en rozijnenvariëteiten (6)
Verordening (EG) nr. 1010/2001 van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende minimumkwaliteitseisen voor vruchtenmengsels in het kader van de productiesteunregeling (7)
Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 217/2002 van de Commissie van 5 februari 2002 houdende vaststelling van de criteria waaraan basisproducten moeten voldoen om voor de productiesteunregeling van Verordening (EG) nr. 2201/96 in aanmerking te komen (8)
Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1535/2003 van de Commissie van 29 augustus 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat de steunregeling voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit betreft (9)
Artikel 16 en bijlage I van Verordening (EG) nr. 2111/2003 van de Commissie van 1 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2202/96 van de Raad tot invoering van een steunregeling voor telers van bepaalde citrusvruchten (10)
Verordening (EG) nr. 1559/2006 van de Commissie van 18 oktober 2006 tot vaststelling van minimumkwaliteitseisen waaraan Williams- en Rochaperen op siroop en/of natuurlijk vruchtensap in het kader van de productiesteunregeling moeten voldoen (11)
(1) PB L 153 van 7.6.1986, blz. 1.
(2) PB L 220 van 29.7.1989, blz. 54.
(3) PB L 56 van 4.3.1999, blz. 8.
(4) PB L 187 van 20.7.1999, blz. 27.
(5) PB L 192 van 24.7.1999, blz. 21.
(6) PB L 197 van 29.7.1999, blz. 32.
(7) PB L 140 van 24.5.2001, blz. 31.
(8) PB L 35 van 6.2.2002, blz. 11.
(9) PB L 218 van 30.8.2003, blz. 14.