Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0308

    Zaak C-308/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 29 mei 2017 — Helleense Republiek/Leo Kuhn

    PB C 283 van 28.8.2017, p. 22–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.8.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 283/22


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 29 mei 2017 — Helleense Republiek/Leo Kuhn

    (Zaak C-308/17)

    (2017/C 283/30)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Oberster Gerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verwerende partij en verzoekende partij tot Revision: Helleense Republiek

    Verzoekende partij en verwerende partij in Revision: Leo Kuhn

    Prejudiciële vragen

    Dient artikel 7, punt 1, onder a), van de Brussel I bis-verordening (1) aldus te worden uitgelegd

    1.

    dat voor de vaststelling van de plaats van uitvoering in de zin van deze bepaling beslissend is wat daaromtrent voor het eerst contractueel is afgesproken, ook al gaat het — zoals in casu — om een vordering die meermaals krachtens overeenkomst is overgegaan?

    2.

    dat de feitelijke plaats van uitvoering in het geval waarin nakoming wordt gevorderd van een verbintenis tot inachtneming van de voorwaarden van een staatsobligatie zoals die welke in casu door de Helleense Republiek is uitgegeven — of waarin schadevergoeding wordt gevorderd omdat deze verbintenis niet wordt nagekomen — reeds komt vast te staan door de bijschrijving van rente over deze staatsobligatie op een rekening die wordt aangehouden door een houder van een binnenlandse effectenrekening?

    3.

    dat de omstandigheid dat een juridische plaats van uitvoering in de zin van artikel 7, punt 1, onder a), van de verordening is komen vast te staan door wat daaromtrent voor het eerst contractueel is afgesproken, eraan in de weg staat dat wordt aangenomen dat door de daaropvolgende feitelijke uitvoering van een overeenkomst een — nieuwe — plaats van uitvoering in de zin van die bepaling komt vast te staan?


    (1)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1).


    Top