This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CJ0156
Judgment of the Court (Third Chamber) of 11 May 2023.#TAP Portugal v flightright GmbH and Myflyright GmbH.#Requests for a preliminary ruling from the Landgericht Stuttgart.#References for a preliminary ruling – Air transport – Regulation (EC) No 261/2004 – Compensation to air passengers in the event of cancellation of flights – Article 5(3) – Exemption from the obligation to pay compensation – Concept of ‘extraordinary circumstances’ – Unexpected absence, due to illness or death, of a crew member whose presence is essential to the operation of the flight.#Joined Cases C-156/22 to C-158/22.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 mei 2023.
TAP Portugal tegen flightright GmbH en Myflyright GmbH.
Verzoeken van het Landgericht Stuttgart om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Compensatie voor luchtreizigers bij annulering van een vlucht – Artikel 5, lid 3 – Vrijstelling van de verplichting tot compensatie – Begrip ‚buitengewone omstandigheden’ – Onverwachte afwezigheid als gevolg van ziekte of het overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om de vlucht uit te voeren.
Gevoegde zaken C-156/22–C-158/22.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 mei 2023.
TAP Portugal tegen flightright GmbH en Myflyright GmbH.
Verzoeken van het Landgericht Stuttgart om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Compensatie voor luchtreizigers bij annulering van een vlucht – Artikel 5, lid 3 – Vrijstelling van de verplichting tot compensatie – Begrip ‚buitengewone omstandigheden’ – Onverwachte afwezigheid als gevolg van ziekte of het overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om de vlucht uit te voeren.
Gevoegde zaken C-156/22–C-158/22.
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2023:393
ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
11 mei 2023 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Compensatie voor luchtreizigers bij annulering van een vlucht – Artikel 5, lid 3 – Vrijstelling van de verplichting tot compensatie – Begrip ‚buitengewone omstandigheden’ – Onverwachte afwezigheid als gevolg van ziekte of het overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om de vlucht uit te voeren”
In de gevoegde zaken C‑156/22–C‑158/22,
betreffende drie verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Stuttgart (rechter in tweede aanleg Stuttgart, Duitsland) bij beslissing van 3 februari 2022, ingekomen bij het Hof op 17 februari 2022, in de procedures
TAP Portugal
tegen
flightright GmbH (C‑156/22),
Myflyright GmbH (C‑157/22 en C‑158/22),
wijst
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: K. Jürimäe, kamerpresident, M. Safjan (rapporteur), N. Piçarra, N. Jääskinen en M. Gavalec, rechters,
advocaat-generaal: L. Medina,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
|
– |
TAP Portugal, vertegenwoordigd door K. Brecke, B. Liebert en U. Steppler, Rechtsanwälte, |
|
– |
flightright GmbH, vertegenwoordigd door M. Michel en R. Weist, Rechtsanwälte, |
|
– |
de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde, |
|
– |
de Portugese regering, vertegenwoordigd door P. Barros da Costa, C. Chambel Alves, L. Guerreiro en P. Pisco Santos als gemachtigden, |
|
– |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Braun, G. Wilms en N. Yerrell als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 februari 2023,
het navolgende
Arrest
|
1 |
De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1, met rectificaties in PB 2021, L 420, blz. 134 en PB 2022, L 68, blz. 24). |
|
2 |
Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van gedingen tussen TAP Portugal (hierna: „TAP”) en flightright GmbH (zaak C‑156/22) en Myflyright GmbH (zaken C‑157/22 en C‑158/22) inzake het recht op compensatie van luchtreizigers krachtens verordening nr. 261/2004, naar aanleiding van de annulering van een vlucht die te wijten is aan het onverwachte overlijden van de copiloot van het vliegtuig vlak voor het geplande vertrek van de vlucht. |
Toepasselijke bepalingen
|
3 |
Overwegingen 1, 14 en 15 van verordening nr. 261/2004 luiden als volgt:
[…]
|
|
4 |
Artikel 5 („Annulering”) van die verordening bepaalt: „1. In geval van annulering van een vlucht: […]
[…] 3. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. […]” |
|
5 |
Artikel 7 („Recht op compensatie”) van deze verordening bepaalt in lid 1: „Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:
Bij de bepaling van de afstand wordt gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen.” |
Hoofdgedingen en prejudiciële vraag
|
6 |
De drie gevoegde zaken hebben betrekking op de annulering van een en dezelfde vlucht, aangezien de betrokken passagiers hun uit deze annulering voortvloeiende rechten hebben overgedragen aan respectievelijk flightright (zaak C‑156/22) en Myflyright (zaken C‑157/22 en C‑158/22), ondernemingen die rechtsbijstand verlenen aan luchtreizigers. |
|
7 |
Op 17 juli 2019 moest TAP, als luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, een vlucht uitvoeren van Stuttgart (Duitsland) naar Lissabon (Portugal), met als geplande vertrektijd 6.05 uur. |
|
8 |
Diezelfde dag om 4.15 uur werd de copiloot die de betrokken vlucht moest uitvoeren, in zijn hotel dood aangetroffen in bed. De hele bemanning was geschokt door het voorval en meldde zich ongeschikt om te vliegen. Aangezien er geen vervangend personeel beschikbaar was buiten de basis van TAP, werd de vlucht van 6.05 uur geannuleerd. Vervolgens zijn vervangende bemanningsleden om 11.25 uur van Lissabon naar Stuttgart vertrokken en aldaar aangekomen om 15.20 uur. De passagiers zijn vervolgens naar Lissabon vervoerd met een vervangende vlucht die was gepland om 16.40 uur. |
|
9 |
TAP heeft geweigerd om flightright en Myflyright de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 bedoelde compensatie te betalen op grond dat het onverwachte overlijden van de copiloot een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3, van deze verordening vormde. |
|
10 |
In alle drie de zaken is TAP door het Amtsgericht Nürtingen (rechter in eerste aanleg Nürtingen, Duitsland) veroordeeld tot betaling van die compensatie, op grond dat, net als een onverwachte en plotselinge ziekte, het onverwachte en plotselinge overlijden van een bemanningslid (hierna: „onverwachte ziekte of onverwacht overlijden”) geen externe gebeurtenis vormt die invloed uitoefent op de vervoerder, aangezien het een risico betreft dat inherent is aan de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. |
|
11 |
TAP heeft hoger beroep ingesteld bij het Landgericht Stuttgart (rechter in tweede aanleg Stuttgart, Duitsland), de verwijzende rechter. Volgens deze rechter wijst zijn onderzoek erop dat het standpunt van het Amtsgericht Nürtingen – dat wordt gedeeld door de Franse Cour de Cassation – deels wordt ondersteund door de Duitse rechtspraak. Daarentegen heeft een Nederlandse rechter recentelijk geoordeeld dat de onverwachte ziekte van een bemanningslid moet worden gelijkgesteld met een externe gebeurtenis die buiten de invloed van de luchtvaartmaatschappij valt. |
|
12 |
Volgens de verwijzende rechter moet de luchtvaartmaatschappij in beginsel de vlieggereedheid en de beschikbaarheid van haar personeel waarborgen en is zij er derhalve in beginsel ook toe gehouden over een zekere reserve aan vervangend personeel te beschikken. Hij merkt niettemin op dat de betrokken problematiek zowel in de Europese rechtspraak als in de rechtsleer omstreden is. |
|
13 |
In die omstandigheden heeft het Landgericht Stuttgart de behandeling van de zaak geschorst en het Hof in de drie bij hem aanhangige zaken verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: „Moet artikel 5, lid 3, van [verordening nr. 261/2004] aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid in de zin van deze bepaling, wanneer vanaf een luchthaven die niet de basis is van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, een vlucht wordt geannuleerd omdat een op deze vlucht ingezet bemanningslid (in casu de copiloot), dat bij de verplichte periodieke medische keuringen zonder enige beperking is goedgekeurd, vlak voor het begin van de vlucht plotseling en op een voor de luchtvaartmaatschappij niet voorzienbare wijze overlijdt of zo ernstig ziek wordt dat hij niet in staat is om de vlucht uit te voeren?” |
|
14 |
Bij beslissing van de president van het Hof van 4 april 2022 werden de zaken C‑156/22 tot en met C‑158/22 gevoegd voor de schriftelijke en mondelinge behandeling en voor het arrest. |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
|
15 |
Met zijn vraag die in de drie bij hem aanhangige zaken identiek is, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat de onverwachte afwezigheid wegens ziekte of overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om een vlucht uit te voeren, kort voor het geplande vertrek van die vlucht, onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling valt. |
|
16 |
In dit verband zij eraan herinnerd dat volgens artikel 5, lid 1, onder c), van verordening nr. 261/2004 de door de annulering van een vlucht getroffen passagiers recht hebben op de in artikel 7, lid 1, van die verordening bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij zij vooraf binnen de in artikel 5, lid 1, onder c), i) tot en met iii), van die verordening gestelde termijnen van deze annulering in kennis zijn gesteld. |
|
17 |
Artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van de overwegingen 14 en 15 van deze verordening, bevrijdt de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert echter van deze verplichting tot compensatie indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van „buitengewone omstandigheden” die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. |
|
18 |
Volgens vaste rechtspraak van het Hof verwijst het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 naar gebeurtenissen die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen, waarbij per geval moet worden beoordeeld of aan deze twee cumulatieve voorwaarden is voldaan [arresten van 23 maart 2021, Airhelp, C‑28/20, EU:C:2021:226, punt 23, en 7 juli 2022SATA International – Azores Airlines (Storing van het brandstofbevoorradingssysteem), C‑308/21, EU:C:2022:533, punt 20]. |
|
19 |
Gelet op de doelstelling van deze verordening, die er volgens overweging 1 ervan in is gelegen een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, en het feit dat artikel 5, lid 3, van die verordening een afwijking is van het beginsel dat de passagiers recht op compensatie hebben in geval van annulering van hun vlucht, moet het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling echter strikt worden uitgelegd (arrest van 23 maart 2021, Airhelp, C‑28/20, EU:C:2021:226, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
|
20 |
Om te beginnen moet worden nagegaan of de onverwachte afwezigheid wegens ziekte of overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om een vlucht uit te voeren, kort voor het geplande vertrek daarvan, vanwege haar aard of oorsprong kan worden beschouwd als een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. |
|
21 |
In dit verband moet worden vastgesteld dat de maatregelen met betrekking tot het personeel van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, onder de normale uitoefening van de activiteit van deze laatste vallen. Dit is het geval voor de maatregelen inzake de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel van een dergelijke maatschappij (arrest van 23 maart 2021, Airhelp, C‑28/20, EU:C:2021:226, punt 29), waaronder ook de maatregelen vallen met betrekking tot de planning van de bemanning en de dienstregeling van het personeel. |
|
22 |
Bijgevolg kunnen de luchtvaartmaatschappijen die de vluchten uitvoeren bij de normale uitoefening van hun activiteiten worden geconfronteerd met de onverwachte afwezigheid wegens ziekte of overlijden van een of meer personeelsleden die onontbeerlijk zijn om een vlucht uit te voeren, zelfs kort voor het vertrek daarvan. Het beheer van een dergelijke afwezigheid blijft dus intrinsiek verbonden met de kwestie van de planning van de bemanning en de dienstregeling van het personeel, zodat een dergelijke onverwachte gebeurtenis inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. |
|
23 |
Gepreciseerd moet worden dat wanneer, zoals in casu, de afwezigheid het gevolg is van het onverwachte overlijden van een personeelslid dat onontbeerlijk is om een vlucht uit te voeren, kort voor het geplande vertrek daarvan, een dergelijke situatie – hoe tragisch en definitief ook – zich juridisch gezien niet onderscheidt van die waarin een vlucht niet kan worden verzekerd omdat een dergelijk personeelslid kort voor het vertrek van de vlucht onverwacht ziek is geworden. Het is derhalve de afwezigheid zelf wegens ziekte of overlijden van een of meer bemanningsleden – ook al is deze ziekte of dit overlijden onverwacht – en niet de precieze medische oorzaak van deze afwezigheid die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van die maatschappij, zodat deze zich in het kader van de planning van haar bemanning en de dienstregeling van haar personeel moet verwachten aan dergelijke onvoorziene omstandigheden. |
|
24 |
Bovendien kan het feit dat een dergelijke onverwachte afwezigheid heeft plaatsgevonden, ondanks dat het betrokken bemanningslid bij de door de voorgeschreven periodieke medische keuring is goedgekeurd, niet afdoen aan de conclusie in punt 22 van het onderhavige arrest. Een persoon die met goed gevolg regelmatige medische onderzoeken heeft ondergaan, kan immers te allen tijde het slachtoffer worden van een onverwachte ziekte of een onverwacht overlijden. |
|
25 |
Aangezien niet aan de eerste van de twee in punt 18 van het onderhavige arrest genoemde cumulatieve voorwaarden is voldaan, hoeft niet te worden nagegaan of aan de tweede voorwaarde is voldaan. |
|
26 |
Gelet op een en ander moet op de in de drie hoofdgedingen identiek gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat de onverwachte afwezigheid wegens ziekte of overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om een vlucht uit te voeren, kort voor het geplande vertrek van die vlucht, niet onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling valt. |
Kosten
|
27 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
|
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: |
|
Artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 |
|
moet aldus worden uitgelegd dat |
|
de onverwachte afwezigheid wegens ziekte of overlijden van een bemanningslid dat onontbeerlijk is om een vlucht uit te voeren, kort voor het geplande vertrek van die vlucht, niet onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling valt. |
|
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Duits.