Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997CJ0076

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 24 september 1998.
Walter Tögel tegen Niederösterreichische Gebietskrankenkasse.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesvergabeamt - Oostenrijk.
Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Rechtstreekse werking van niet omgezette richtlijn - Indeling van diensten op het gebied van het ziekenvervoer.
Zaak C-76/97.

Jurisprudentie 1998 I-05357

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:432

61997J0076

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 24 september 1998. - Walter Tögel tegen Niederösterreichische Gebietskrankenkasse. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesvergabeamt - Oostenrijk. - Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Rechtstreekse werking van niet omgezette richtlijn - Indeling van diensten op het gebied van het ziekenvervoer. - Zaak C-76/97.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-05357


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 Harmonisatie van wetgevingen - Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening - Richtlijn 92/50 - Bepaling die lidstaten verplicht tot instelling van beroepsinstanties - Geen omzetting - Gevolgen - Mogelijkheid voor beroepinstanties die bevoegd zijn ter zake van overheidsopdrachten voor uitvoering van werken en voor leveringen, tevens kennis te nemen van beroepen in sector dienstverlening - Niet-dwingend gevolg - Verplichting van nationale rechterlijke instanties na te gaan of beroep kan worden ingesteld op basis van geldend nationaal recht

(Richtlijnen van de Raad 89/665, art. 1, leden 1 en 2, en 2, lid 1, en 92/50, art. 41)

2 Harmonisatie van wetgevingen - Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening - Richtlijn 92/50 - Werkingssfeer - Diensten op gebied van vervoer van zieken en gewonden onder begeleiding van verpleger - Daaronder begrepen - Indeling in bijlage I A, categorie 2, als diensten voor vervoer over land, en in bijlage I B, categorie 25, als gezondheids- en sociale diensten

(Richtlijn 92/50 van de Raad, bijlagen I A en I B)

3 Harmonisatie van wetgevingen - Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening - Richtlijn 92/50 - Rechtstreekse werking

(Richtlijn 92/50 van de Raad)

4 Harmonisatie van wetgevingen - Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening - Richtlijn 92/50 - Gevolgen van richtlijn voor rechtsbetrekkingen die tot stand zijn gekomen vóór verstrijken van uitvoeringstermijn - Geen

(Richtlijn 92/50 van de Raad)

Samenvatting


1 Noch artikel 1, leden 1 en 2, noch artikel 2, lid 1, noch de andere bepalingen van richtlijn 89/665 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, kunnen aldus worden uitgelegd, dat, bij gebreke van omzetting, binnen de daartoe gestelde termijn, van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, de krachtens artikel 2, lid 8, van richtlijn 89/665 opgerichte beroepsinstanties van de lidstaten die bevoegd zijn op het gebied van procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leveringen, tevens bevoegd zijn kennis te nemen van beroepen betreffende procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening.

De vereisten inzake een met richtlijn 92/50 strokende uitlegging van het nationale recht en een effectieve bescherming van de rechten van de justitiabelen, gebieden de nationale rechter evenwel, na te gaan of aan de desbetreffende bepalingen van nationaal recht voor de justitiabelen een recht van beroep ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening kan worden ontleend. Daartoe dient de nationale rechter in het bijzonder na te gaan, of dit recht van beroep voor dezelfde instanties kan worden uitgeoefend als die welke zijn voorzien ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken.

2 Diensten op het gebied van het vervoer van zieken en gewonden onder begeleiding van een verpleger, vallen zowel onder bijlage I A, categorie 2, als bijlage I B, categorie 25, van richtlijn 92/50, zodat de opdracht die op dergelijke diensten betrekking heeft, onder artikel 10 van die richtlijn valt.

Zowel bijlage I A als bijlage I B verwijst naar de CPC-indeling (Central Product Classification) van de Verenigde Naties. Uit deze bijlage volgt een duidelijk onderscheid tussen diensten op het gebied van vervoer en medische diensten per ambulance. Blijkens de zevende overweging van de considerans van richtlijn 92/50 is de verwijzing in die bijlagen naar deze nomenclatuur verbindend. CPC-indeling 93, vermeld in categorie 25 ("Gezondheids- en sociale diensten") van bijlage I B, geeft duidelijk aan dat deze categorie uitsluitend betrekking heeft op de medische aspecten van de gezondheidsdiensten waarop een overheidsopdracht betrekking heeft, met uitzondering van de aspecten betreffende het vervoer, die vallen onder categorie 2 ("Diensten voor vervoer over land"), CPC-indeling 712.

3 Op de bepalingen van de titels I en II van richtlijn 92/50 kan door particulieren rechtstreeks een beroep worden gedaan voor de nationale rechter. De bepalingen van de titels III tot en met VI kunnen door een particulier eveneens voor de nationale rechter worden ingeroepen, voor zover bij individueel onderzoek van de bewoordingen ervan blijkt dat zij onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn.

De gedetailleerde bepalingen van de titels III tot met VI van de richtlijn, betreffende de keuze van de procedure voor het plaatsen van de opdracht en de regels inzake prijsvragen voor ontwerpen, de gemeenschappelijke regels op technisch gebied en voor de bekendmaking alsmede die inzake de deelneming, de criteria voor de kwalitatieve selectie en de gunningscriteria, zijn, behoudens uit de bewoordingen ervan voortvloeiende uitzonderingen en nuances, onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk en nauwkeurig om door de inschrijvers voor de nationale rechter te kunnen worden ingeroepen.

4 Het gemeenschapsrecht verplicht een aanbestedende dienst van een lidstaat niet, op verzoek van een particulier in te grijpen in bestaande rechtsbetrekkingen die voor onbepaalde tijd of voor meerdere jaren zijn aangegaan, wanneer die betrekkingen tot stand zijn gekomen vóór het verstrijken van de termijn voor omzetting van richtlijn 92/50.

Partijen


In zaak C-76/97,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesvergabeamt (Oostenrijk), in het aldaar aanhangig geding tussen

W. Tögel

en

Niederösterreichische Gebietskrankenkasse,

">om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), en van richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Zesde kamer),

samengesteld als volgt: H. Ragnemalm, kamerpresident, G. F. Mancini, P. J. G. Kapteyn (rapporteur), J. L. Murray en K. M. Ioannou, rechters,

advocaat-generaal: N. Fennelly

griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- de Niederösterreichische Gebietskrankenkasse, vertegenwoordigd door K. Preslmayr, advocaat te Wenen,

- de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door W. Okresek, Ministerialrat bij het Bundeskanzleramt - Verfassungsdienst, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur H. van Lier en door C. Schmidt, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van W. Tögel, vertegenwoordigd door C. Casati, Rechtsanwaltsanwärter te Wenen; de Niederösterreichische Gebietskrankenkasse, vertegenwoordigd door D. Hauck, advocaat te Wenen; de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door M. Fruhmann, van het Bundeskanzleramt, als gemachtigde; de Franse regering, vertegenwoordigd door P. Lalliot, secretaris buitenlandse aangelegenheden bij de directie juridische aangelegenheden van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door H. van Lier en C. Schmidt, ter terechtzitting van 12 februari 1998,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 april 1998,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 5 december 1996, ingekomen bij het Hof op 20 februari 1997, heeft het Bundesvergabeamt krachtens artikel 177 EG-Verdrag vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), en van richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1).

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Tögel en de Niederösterreichische Gebietskrankenkasse, ter zake van de op het vervoer van zieken en gewonden toe te passen procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

3 Artikel 1, lid 1, van richtlijn 89/665, zoals gewijzigd bij artikel 41 van richtlijn 92/50, luidt als volgt:

"1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, wat betreft de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten die vallen onder de werkingssfeer van de richtlijnen 71/305/EEG, 77/62/EEG en 92/50/EEG, tegen de door de aanbestedende diensten genomen besluiten doeltreffend en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig het bepaalde in de volgende artikelen, met name artikel 2, lid 7, op grond van het feit dat door die besluiten het gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat gemeenschapsrecht is omgezet, geschonden zijn."

4 Artikel 1, leden 2 en 3, van richtlijn 89/665 bepaalt het volgende:

"2. De lidstaten zien erop toe dat ondernemingen die een eis wegens in het kader van een gunningsprocedure geleden schade willen indienen, niet worden gediscrimineerd op grond van het in deze richtlijn gemaakte onderscheid tussen nationale voorschriften waarin het gemeenschapsrecht is omgezet, en andere nationale voorschriften.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedures, volgens modaliteiten die de lidstaten kunnen bepalen, althans toegankelijk zijn voor eenieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde overheidsopdracht voor leveringen of voor de uitvoering van werken en die door een beweerde schending is of dreigt te worden gelaedeerd. Met name kunnen de lidstaten verlangen dat degene die van deze procedure gebruik wenst te maken, de aanbestedende dienst vooraf in kennis heeft gesteld van de beweerde schending en van zijn voornemen om beroep in te stellen."

5 Artikel 2 van richtlijn 89/665 bepaalt:

"1. De lidstaten zorgen ervoor dat de maatregelen betreffende het in artikel 1 bedoelde beroep de nodige bevoegdheden behelzen om:

a) zo snel mogelijk in kort geding voorlopige maatregelen te nemen om de beweerde schending ongedaan te maken of te voorkomen dat de betrokken belangen verder worden geschaad, met inbegrip van maatregelen om de aanbestedingsprocedure of de tenuitvoerlegging van enig door de aanbestedende diensten genomen besluit, op te schorten c.q. te doen opschorten;

b) onwettige besluiten nietig te verklaren c.q. nietig te doen verklaren, met inbegrip van het verwijderen van discriminerende technische, economische of financiële specificaties in oproepen tot inschrijving, bestekken dan wel in enig ander stuk dat verband houdt met de aanbestedingsprocedure;

c) schadevergoeding toe te kennen aan degenen die door een schending zijn gelaedeerd.

(...)

7. De lidstaten zorgen ervoor dat de besluiten van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de beroepsprocedures, op doeltreffende wijze ten uitvoer kunnen worden gelegd.

8. Wanneer de voor de beroepsprocedures verantwoordelijke instanties geen gerechten zijn, moeten hun beslissingen steeds schriftelijk met redenen worden omkleed. Bovendien moeten in dat geval procedures worden gewaarborgd waarmee tegen de door de bevoegde basisinstantie genomen vermoede onwettige maatregelen of vermoede tekortkomingen bij de uitoefening van de haar opgedragen bevoegdheden, beroep kan worden ingesteld bij een rechter of bij een andere instantie die een gerecht is in de zin van artikel 177 van het Verdrag en onafhankelijk is van de aanbestedende diensten en de basisinstantie.

Voor de benoeming en de beëindiging van het mandaat van de leden van deze onafhankelijke instantie gelden dezelfde voorwaarden als voor rechters, voor wat betreft de voor de benoeming bevoegde autoriteit, de duur van hun mandaat en hun afzetbaarheid. Ten minste de voorzitter van deze onafhankelijke instantie moet dezelfde juridische en beroepskwalificaties hebben als een rechter. De onafhankelijke instantie neemt haar besluiten na een procedure op tegenspraak en deze besluiten zijn, met middelen die door elke lidstaat worden vastgesteld, juridisch bindend."

6 Voor het overige bepaalt artikel 8 van richtlijn 92/50, dat de opdrachten die betrekking hebben op in bijlage I A vermelde diensten, overeenkomstig de bepalingen van de titels III tot en met VI worden geplaatst, terwijl volgens artikel 9 de opdrachten die betrekking hebben op de in bijlage I B vermelde diensten, overeenkomstig de artikelen 14 en 16 worden geplaatst.

7 Artikel 10 van richtlijn 92/50 luidt als volgt:

"De opdrachten die tegelijk betrekking hebben op in bijlage I A en in bijlage I B vermelde diensten, worden overeenkomstig de bepalingen van de titels III tot en met VI geplaatst indien de waarde van de in bijlage I A vermelde diensten hoger is dan die van de diensten welke in bijlage I B zijn vermeld en, zo niet, overeenkomstig de artikelen 14 en 16."

8 Bijlage I A ("Diensten in de zin van artikel 8") van richtlijn 92/50 is als volgt geformuleerd:<Table, "WP_Table", Columns = 3, Column 1 Width = 0.982 inches, Column 2 Width = 3.568 inches, Column 3 Width = 1.305 inches, TopMargin = 0.140 inches, BottomMargin = 0.000 inches, LeftMargin = 0.208 inches, RightMargin = 0.205 inches, TopBorderVisible = No, BottomBorderVisible = No, LeftBorderVisible = No, RightBorderVisible = No><MasterRow, "WP_Row"><Cell><Cell><Cell><Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

"Categorie<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

Benaming<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

CPC-indeling<Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

1<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

2<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

Diensten voor vervoer over land, met inbegrip van diensten voor vervoer per pantserwagen en koeriersdiensten, postvervoer uitgezonderd<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

712 (uitgezonderd 71235), 7512, 87304<Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

3<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)"<EndTable>

9 Bijlage I B ("Diensten in de zin van artikel 9") van richtlijn 92/50 luidt als volgt:<Table, "WP_Table", Columns = 3, Column 1 Width = 0.982 inches, Column 2 Width = 3.568 inches, Column 3 Width = 1.305 inches, TopMargin = 0.140 inches, BottomMargin = 0.000 inches, LeftMargin = 0.208 inches, RightMargin = 0.205 inches, TopBorderVisible = No, BottomBorderVisible = No, LeftBorderVisible = No, RightBorderVisible = No><MasterRow, "WP_Row"><Cell><Cell><Cell><Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

"Categorie<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

Benaming<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

CPC-indeling<Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

25<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

Gezondheids- en sociale diensten<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

93<Row, "WP_Row"><Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)<Cell, TopRulingVisible = No, LeftRulingVisible = No>

(...)"<EndTable>

10 Volgens de zevende overweging van de considerans van richtlijn 92/50 wordt in de bijlagen I A en I B verwezen naar de CPC-indeling (Central Product Classification) van de Verenigde Naties.

11 Artikel 1 van verordening (EEG) nr. 3696/93 van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de statistische classificatie van producten, gekoppeld aan de economische activiteiten in de Europese Economische Gemeenschap (CPA) (PB L 342, blz. 1), bepaalt:

"1. Het doel van deze verordening is de opstelling van een aan de economische activiteiten in de Gemeenschap gekoppelde productenclassificatie, teneinde te zorgen voor vergelijkbaarheid tussen nationale en communautaire classificaties en dus tussen nationale en communautaire statistieken.

2. (...)

3. Deze verordening is alleen van toepassing op het gebruik van deze classificatie voor statistische doeleinden."

12 Volgens punt 1 van aanbeveling 96/527/EG van de Commissie van 30 juli 1996 betreffende het gebruik van de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) ter beschrijving van het voorwerp van overheidsopdrachten (PB L 222, blz. 10), wordt de aanbestedende diensten waarop de communautaire richtlijnen inzake het plaatsen van overheidsopdrachten van toepassing zijn, aanbevolen gebruik te maken van de omschrijvingen en codes van de "gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten" (CPV); deze laatste is verschenen in Supplement 169 bij het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van het jaar 1996.

13 Richtlijn 89/665 is in Oostenrijks recht omgezet bij het Bundesgesetz über die Vergabe von Aufträgen (BGBl. 462/1993), in werking getreden op 1 januari 1994.

14 Ingevolge artikel 168 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest, van 24 juni 1994 (PB C 241, blz. 21), moest richtlijn 92/50 vóór 1 januari 1995 in Oostenrijks recht zijn omgezet. In casu staat vast, dat deze omzetting in nationaal recht pas heeft plaatsgevonden op 1 januari 1997, dat wil zeggen na de uitspraak van de verwijzingsbeschikking.

Het hoofdgeding

15 Ingevolge de nationale wettelijke regeling zijn de Oostenrijkse socialezekerheidsorganen verplicht, verzekerden die medische hulp hebben moeten inroepen, de door hen of hun gezinsleden gemaakte kosten van vervoer te vergoeden. Deze vergoeding omvat de kosten van vervoer binnenslands, enerzijds naar het dichts bij gelegen ziekenhuis voor verzorging aldaar respectievelijk vanaf dat ziekenhuis tot de woning van de zieke en, anderzijds, voor ambulante behandeling, naar de dichts bij wonende ziekenfondsarts of het dichts bij gelegen, aan een ziekenfonds verbonden ziekenhuis, ter hoogte van de in de tariefovereenkomst vastgestelde bedragen.

16 Bij ziekenvervoer in ruime zin wordt onderscheid gemaakt tussen vervoer per ambulance met een dienstdoende arts, vervoer van zieken en gewonden met een verpleger en vervoer per ambulance zonder medische begeleiding.

17 De betrekkingen tussen de socialezekerheidsorganen en de vervoersondernemingen worden beheerst door privaatrechtelijke overeenkomsten, die de verzekerden en hun meeverzekerde gezinsleden een toereikende verzorging met de in de wet en de overeenkomsten voorziene prestaties moeten waarborgen.

18 De Niederösterreichische Gebietskrankenkasse sloot in 1984 met het Oostenrijkse Rode Kruis, Landesverband für Niederösterreich, en de Arbeiter-Samaritaner-Bund Österreich raamovereenkomsten voor de verrichting van ziekenvervoer in de drie bovenvermelde vervoerssectoren. Jaarlijks vindt een tariefaanpassing van die raamovereenkomsten plaats. Ingevolge de overeenkomsten dienen de ziekenvervoerders niet alleen alle vervoer over land te verrichten, dat wil zeggen vervoer begeleid door een dienstdoend arts, vervoer van gewonden en zieken alsmede eenvoudig vervoer per ambulance, maar moeten zij daarbij ook de mogelijkheid van dubbel en meervoudig vervoer coördineren en gebruiken.

19 Bij beschikking van 1 december 1992 verleende de Bezirkshauptmannschaft Wien- Umgebung Tögel vergunning voor de uitoefening van een autoverhuurbedrijf, enkel voor het vervoer van zieken en gewonden. Daar de Niederösterreichische Gebietskrankenkasse zijn verzoek om sluiting van een overeenkomst inzake directe verrekening van de kosten voor dat soort vervoer meerdere keren had afgewezen met de stelling, dat de behoeften door twee bestaande overeenkomsten voldoende waren gedekt, stelde Tögel op 22 augustus 1996 beroep in bij het Bundesvergabeamt teneinde te doen vaststellen, dat de betrokken aanbesteding betrekking had op een onder bijlage I A van richtlijn 92/50 vallende dienst en dat derhalve een openbare inschrijvingsprocedure had moeten worden toegepast.

20 Het Bundesvergabeamt heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende vragen gesteld:

"1) Kan uit artikel 1, leden 1 en 2, alsmede uit artikel 2, lid 1, of andere bepalingen van richtlijn 89/665/EEG van de Raad houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, een individueel recht op inleiding van een beroepsprocedure bij autoriteiten of gerechten die aan de bepalingen van artikel 2, lid 8, van richtlijn 89/665/EEG voldoen, worden afgeleid, dat zo volledig duidelijk en concreet is, dat een particulier in geval van niet-omzetting van de betrokken richtlijn door de lidstaat zich in een procedure met succes tegenover de lidstaat op dat recht kan beroepen?

2) Moet een nationale rechter met de kwalificaties van het Bundesvergabeamt, wanneer wordt aangenomen dat een particulier een op artikel 41 van richtlijn 92/50/EEG juncto richtlijn 89/665/EEG berustend recht op inleiding van een beroepsprocedure heeft, bepalingen van nationaal recht als § 91, leden 2 en 3, van het Bundesvergabegesetz, waarin het Bundesvergabeamt enkel bevoegd wordt verklaard bij inbreuken op het Bundesvergabegesetz en de daartoe vastgestelde verordeningen, in een beroepsprocedure buiten toepassing laten, omdat die bepalingen de inleiding van een beroepsprocedure volgens het Bundesvergabegesetz voor het plaatsen van opdrachten voor dienstverlening verhinderen, en moet hij een beroepsprocedure volgens het vierde deel van het Bundesvergabegesetz laten plaatsvinden?

3) a) Moeten de in de uiteenzetting van de feiten genoemde diensten (gelet op artikel 10 van richtlijn 92/50/EEG) als dienstverlening in de zin van bijlage I A van richtlijn 92/50/EEG, categorie 2 (diensten voor vervoer over land), worden beschouwd en moeten opdrachten voor dergelijke diensten dus overeenkomstig de bepalingen van de titels III en IV van de richtlijn worden geplaatst, of moeten zij worden beschouwd als dienstverlening in de zin van bijlage I B van richtlijn 92/50/EEG (gezondheidszorg) en moeten opdrachten voor dergelijke diensten dus overeenkomstig de artikel 13 en 14 worden geplaatst, respectievelijk vallen de genoemde diensten helemaal niet onder het toepassingsgebied van richtlijn 92/50/EEG?

3) b) Voldoen de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 7 van richtlijn 92/50/EEG aan de in punt 12 van het arrest van 14 december 1974, in zaak 41/74, Van Duyn, gestelde voorwaarden voor rechtstreekse toepassing van een communautaire richtlijn, zodat diensten in de zin van bijlage I B van de richtlijn in het kader van de daarin genoemde procedure moeten worden aanbesteed, of vervullen de bepalingen van de richtlijn die relevant zijn voor de in bijlage I A genoemde dienstverlening de in die zaak gestelde voorwaarden?

4) Volgt uit artikel 5 of andere bepalingen van het EG-Verdrag, of uit richtlijn 92/50/EEG een verplichting van de staat om in te grijpen in bestaande, voor onbepaalde tijd of voor meerdere jaren, en niet overeenkomstig die richtlijn gesloten contracten?"

De eerste en de tweede vraag

21 Met de eerste en de tweede vraag, die tezamen moeten worden behandeld, wenst de verwijzende rechter in hoofdzaak te vernemen, of artikel 1, leden 1 en 2, artikel 2, lid 1, of andere bepalingen van richtlijn 89/665 aldus moeten worden uitgelegd dat, bij gebreke van omzetting van richtlijn 92/50 binnen de daartoe gestelde termijn, de krachtens artikel 2, lid 8, van verordening nr. 89/665 opgerichte beroepsinstanties van de lidstaten die bevoegd zijn op het gebied van procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leveringen, tevens bevoegd zijn kennis te nemen van beroepen betreffende procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening.

22 Dienaangaande zij er allereerst aan herinnerd, dat het Hof in het arrest van 17 september 1997, Dorsch Consult (C-54/96, Jurispr. blz. I-4961, punt 40) overwoog, dat de rechtsorde van elke lidstaat de rechterlijke instantie moet aanwijzen die bevoegd is om kennis te nemen van geschillen betreffende individuele rechten die aan de communautaire rechtsorde zijn ontleend, echter met dien verstande dat de lidstaten gehouden zijn in alle gevallen een effectieve bescherming van die rechten te verzekeren. Onverminderd dit laatste, dient het Hof zich niet in te laten met de beslechting van bevoegdheidsvragen die op het niveau van de nationale rechterlijke organisatie kunnen rijzen bij de kwalificatie van bepaalde op het gemeenschapsrecht gebaseerde rechtssituaties.

23 In punt 41 van voormeld arrest stelde het Hof vervolgens vast, dat artikel 41 van richtlijn 92/50 de lidstaten weliswaar verplicht, de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat ter zake van overheidsopdrachten voor dienstverlening doeltreffend beroep kan worden ingesteld, doch niet voorschrijft, aan welke nationale instanties deze bevoegdheid moet worden verleend, noch dat dit dezelfde instanties moeten zijn als die welke de lidstaten hebben aangewezen ter zake van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leveringen.

24 Evenwel staat vast dat, op de datum waarop Tögel bij het Bundesvergabeamt beroep heeft ingesteld, te weten op 22 augustus 1996, richtlijn 92/50 niet in Oostenrijks recht was omgezet. De wet waarbij die omzetting heeft plaatsgevonden, is eerst op 1 januari 1997 in werking getreden.

25 In punt 43 van het arrest Dorsch Consult, reeds aangehaald, bracht het Hof in herinnering, dat de uit een richtlijn voortvloeiende verplichting van de lidstaten om het daarmee beoogde doel te verwezenlijken, alsook de verplichting van de lidstaten krachtens artikel 5 van het Verdrag, om alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen welke geschikt zijn om de nakoming van die verplichting te verzekeren, voor alle met overheidsgezag beklede instanties in de lidstaten gelden, en dus, binnen het kader van hun bevoegdheden, ook voor de rechterlijke instanties. Het leidde hieruit af, dat de nationale rechter bij de toepassing van bepalingen van nationaal recht, ongeacht of zij van eerdere of latere datum dan de richtlijn zijn, deze zo veel mogelijk moet uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn, teneinde het hiermee beoogde resultaat te bereiken en aldus aan artikel 189, derde alinea, van het Verdrag te voldoen (zie arresten van 13 november 1990, Marleasing, C-106/89, Jurispr. blz. I-4135, punt 8; 16 december 1993, Wagner Miret, C-334/92, Jurispr. blz. I-6911, punt 20, en 14 juli 1994, Faccini Dori, C-91/92, Jurispr. blz. I-3325, punt 26).

26 In punt 44 merkte het Hof bovendien op, dat de aanwijzing van een instantie die bevoegd is om kennis te nemen van beroepen ter zake van overheidsopdrachten voor dienstverlening, ook relevant is bij gebreke van omzetting van richtlijn 92/50. Immers, in gevallen waarin een lidstaat heeft nagelaten de vereiste uitvoeringsmaatregelen vast te stellen of maatregelen heeft vastgesteld die niet in overeenstemming met een richtlijn zijn, heeft het Hof onder bepaalde voorwaarden het recht van de justitiabelen erkend om zich in rechte op een richtlijn te beroepen tegenover een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt. Hoewel deze minimumwaarborg geen rechtvaardiging kan vormen voor het verzuim van een lidstaat om tijdig de aan het doel van elke richtlijn beantwoordende uitvoeringsmaatregelen te nemen (zie met name arrest van 2 mei 1996, Commissie/Duitsland, C-253/95, Jurispr. blz. I-2423, punt 13), kan hij niettemin tot gevolg hebben, dat de justitiabelen zich tegenover een lidstaat op de materiële bepalingen van richtlijn 92/50 kunnen beroepen.

27 Ten slotte bracht het Hof in punt 45 van het arrest Dorsch Consult, reeds aangehaald, in herinnering, dat indien de nationale bepalingen niet in overeenstemming met richtlijn 92/50 kunnen worden uitgelegd, de belanghebbenden volgens de desbetreffende procedures van nationaal recht vergoeding kunnen vorderen van de schade die zij hebben geleden doordat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn is omgezet (zie met name arrest van 8 oktober 1996, Dillenkofer e.a., C-178/94, C-179/94, C-188/94, C-189/94 en C-190/94, Jurispr. blz. I-4845).

28 Bijgevolg moet op de eerste en de tweede vraag worden geantwoord, dat noch artikel 1, leden 1 en 2, noch artikel 2, lid 1, noch de andere bepalingen van richtlijn 89/665 aldus kunnen worden uitgelegd, dat, bij gebreke van omzetting, binnen de daartoe gestelde termijn, van richtlijn 92/50, de krachtens artikel 2, lid 8, van richtlijn 89/665 opgerichte beroepsinstanties van de lidstaten die bevoegd zijn op het gebied van procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leveringen, tevens bevoegd zijn kennis te nemen van beroepen betreffende procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening. De vereisten inzake een met richtlijn 92/50 strokende uitlegging van het nationale recht en een effectieve bescherming van de rechten van de justitiabelen, gebieden de nationale rechter evenwel, na te gaan of aan de desbetreffende bepalingen van nationaal recht voor de justitiabelen een recht van beroep ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening kan worden ontleend. In omstandigheden als die van het onderhavige geval dient de nationale rechter in het bijzonder na te gaan, of dit recht van beroep voor dezelfde instanties kan worden uitgeoefend als die welke zijn voorzien ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken.

De derde vraag

Het eerste onderdeel van de derde vraag

29 Met het eerste onderdeel van de derde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of diensten op het gebied van het vervoer van zieken en gewonden onder begeleiding van een verpleger, zoals in het hoofdgeding aan de orde, vallen onder bijlage I A of bijlage I B van richtlijn 92/50, waarnaar artikel 10 van deze richtlijn verwijst.

30 Wat betreft de aanwijzing van de diensten waarop de onder richtlijn 92/50 vallende opdrachten betrekking hebben, verwijzen de artikelen 8 en 9 van deze richtlijn naar bijlage I A respectievelijk bijlage I B van deze richtlijn. Zowel bijlage I A als bijlage I B van richtlijn 92/50 verwijzen naar de CPC-nomenclatuur.

31 Artikel 10 van richtlijn 92/50 bepaalt, dat opdrachten die tegelijk betrekking hebben op in bijlage I A en bijlage I B vermelde diensten, overeenkomstig de bepalingen van de titels III tot en met VI worden geplaatst indien de waarde van de in bijlage I A vermelde diensten hoger is dan die van de diensten welke in bijlage I B zijn vermeld en, zo niet, overeenkomstig de artikelen 14 en 16.

32 Volgens de Niederösterreichische Gebietskrankenkasse gaat het bij de betrokken diensten om diensten vermeld in bijlage I B, categorie 25 ("Gezondheids- en sociale diensten"). Dienaangaande verwijst zij met name naar de CPV, afdeling 85, waarin onder "gezondheidszorg en maatschappelijk werk", waarop zij betrekking heeft, "ambulances" worden vermeld.

33 De Oostenrijkse regering betoogt, dat noch de CPC-nomenclatuur, noch de CPA noch de CPV tot indeling van de diensten in een van de in bijlage I A of bijlage I B vermelde categorieën kan leiden.

34 Volgens de Commissie daarentegen volgt uit de CPC-nomenclatuur, de CPV en de CPA, dat de betrokken diensten moeten worden ingedeeld als diensten die zowel onder bijlage I A, categorie 2 ("Diensten voor vervoer over land") als onder bijlage I B, categorie 25 ("Gezondheids- en sociale diensten") vallen.

35 Dienaangaande moet worden opgemerkt, dat volgens artikel 1, lid 3, van verordening nr. 3696/93, de in de CPA voorziene classificatie moet worden gebruikt voor statistische doeleinden en dat, volgens punt 1 van aanbeveling 96/527, de CPV enkel bestemd is voor de opstelling van aankondigingen en andere mededelingen op het gebied van overheidsopdrachten.

36 Bijgevolg kunnen de benamingen vermeld onder categorie 2 van bijlage I A en categorie 25 van bijlage I B, niet worden uitgelegd in het licht van de CPA of de CPV.

37 Gelijk de advocaat-generaal in punt 32 van zijn conclusie opmerkt, volgt daarentegen uit de zevende overweging van de considerans van verordening nr. 92/50, dat de verwijzing in de bijlagen I A en I B naar de CPC-nomenclatuur verbindend is.

38 Vervolgens moet worden opgemerkt, dat, gelijk de advocaat-generaal in de punten 36 tot en met 48 van zijn conclusie nader heeft uiteengezet, de door de Franse regering ter terechtzitting voorgestane globale benadering, volgens welke iedere dienst volledig hetzij onder bijlage I A, hetzij onder bijlage I B moet worden ingedeeld, afhankelijk van de vraag of er sprake is van medische begeleiding, het uit die bijlagen voortvloeiende duidelijke onderscheid tussen vervoersdiensten en medische diensten per ambulance, niet weergeeft.

39 Bijgevolg moet erop worden gewezen, dat CPC-indeling 93, vermeld in categorie 25 ("Gezondheids- en sociale diensten") van bijlage I B, duidelijk aangeeft dat deze categorie uitsluitend betrekking heeft op de medische aspecten van de gezondheidsdiensten waarop een overheidsopdracht als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde betrekking heeft, met uitzondering van de aspecten betreffende het vervoer, die vallen onder categorie 2 ("Diensten voor vervoer over land"), CPC-indeling 712.

40 Bijgevolg moet op het eerste onderdeel van de derde vraag worden geantwoord, dat diensten op het gebied van het vervoer van zieken en gewonden onder begeleiding van een verpleger, zowel onder bijlage I A, categorie 2, als bijlage I B, categorie 25, van richtlijn 92/50 vallen, zodat de opdracht die op dergelijke diensten betrekking heeft, onder artikel 10 van richtlijn 92/50 valt.

Het tweede onderdeel van de derde vraag

41 Met het tweede onderdeel van de derde vraag wenst de verwijzende rechter in hoofdzaak te vernemen, of de bepalingen van de titels I tot en met VI van richtlijn 92/50 door particulieren voor de nationale rechter kunnen worden ingeroepen.

42 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat particulieren volgens vaste rechtspraak (arrest van 20 september 1988, Beentjes, 31/87, Jurispr. blz. 4635, punt 40) gerechtigd zijn om, in alle gevallen waarin de bepalingen van een richtlijn inhoudelijk onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn, op deze bepalingen een beroep te doen tegenover de staat, wanneer deze hetzij verzuimt de richtlijn binnen de gestelde termijn in nationaal recht om te zetten, hetzij dit op onjuiste wijze doet.

43 Derhalve moet worden onderzocht, of de in geding zijnde bepalingen van richtlijn 92/50 inhoudelijk onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om door particulieren te worden ingeroepen tegenover de staat.

44 Dienaangaande zij er om te beginnen aan herinnerd, dat de bepalingen van titel I, betreffende de materiële en persoonlijke werkingssfeer van de richtlijn, en van titel II, betreffende de procedures voor opdrachten die betrekking hebben op in de bijlagen I A en I B vermelde diensten, onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om voor een nationale rechter te worden ingeroepen.

45 Krachtens de artikelen 8 tot en met 10, die onder titel II vallen, rust op de aanbestedende diensten de onvoorwaardelijke en nauwkeurige verplichting, overheidsopdrachten voor dienstverlening te plaatsen volgens nationale procedures die overeenstemmen met de bepalingen van de titels III tot en met VI voor diensten die geheel of hoofdzakelijk onder bijlage I A vallen, en met de artikelen 14 tot en met 16 voor diensten die geheel of hoofdzakelijk onder bijlage I B vallen. Artikel 14 vormt titel IV, terwijl artikel 16 onder titel V valt.

46 Zoals de advocaat-generaal in punt 57 van zijn conclusie opmerkt, zijn de gedetailleerde bepalingen van de titels III tot met VI van de richtlijn, betreffende de keuze van de procedure voor het plaatsen van de opdracht en de regels inzake prijsvragen voor ontwerpen, de gemeenschappelijke regels op technisch gebied en voor de bekendmaking alsmede die inzake de deelneming, de criteria voor de kwalitatieve selectie en de gunningscriteria, behoudens uit de bewoordingen ervan voortvloeiende uitzonderingen en nuances onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk en nauwkeurig om door de inschrijvers voor de nationale rechter te kunnen worden ingeroepen.

47 Het tweede onderdeel van de derde vraag moet derhalve aldus worden beantwoord, dat op de bepalingen van de titels I en II van richtlijn 92/50 door particulieren rechtstreeks een beroep kan worden gedaan voor de nationale rechter. De bepalingen van de titels III tot en met VI kunnen door een particulier eveneens voor de nationale rechter worden ingeroepen, voor zover bij individueel onderzoek van de bewoordingen ervan blijkt dat zij onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn.

De vierde vraag

48 Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of uit artikel 5 of andere bepalingen van het Verdrag dan wel uit richtlijn 92/50 volgt, dat een lidstaat gehouden is in te grijpen in bestaande rechtsbetrekkingen die voor onbepaalde tijd of voor meerdere jaren zijn aangegaan op een wijze die niet met voornoemde richtlijn strookt.

49 Aangezien de richtlijn nog niet in Oostenrijks recht was omgezet toen de verwijzingsbeschikking werd uitgesproken, kan deze vraag, in het onderhavige geval, geen betrekking hebben op de verplichting voor de Oostenrijkse wetgever om op dit gebied in te grijpen.

50 Derhalve moet de vierde vraag aldus worden begrepen, dat de verwijzende rechter wenst te vernemen of het gemeenschapsrecht een aanbestedende dienst van een lidstaat verplicht, op verzoek van een particulier in te grijpen in bestaande rechtsbetrekkingen die voor onbepaalde duur of voor meerdere jaren zijn aangegaan op een wijze die niet met richtlijn 92/50 strookt.

51 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak de onvoorwaardelijke en voldoende nauwkeurige bepalingen van een richtlijn voor een nationale rechter door de betrokken personen kunnen worden ingeroepen tegenover ieder overheidslichaam dat niet met die richtlijn strokende nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen moet toepassen, ook al is die richtlijn nog niet in het nationale recht van de betrokken lidstaat omgezet.

52 Uit een en ander volgt, dat een particulier zich voor een nationale rechter op de bepalingen van richtlijn 92/50 kan beroepen voor zover deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn, wanneer een aanbestedende dienst van een lidstaat bij het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening die bepalingen heeft miskend, op voorwaarde evenwel dat die plaatsing heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de door die richtlijn gestelde omzettingstermijn.

53 Blijkens het dossier zijn de in het hoofdgeding aan de orde zijnde raamovereenkomsten gesloten in 1984, dus zelfs nog voordat richtlijn 92/50 werd vastgesteld.

54 Op de vierde vraag moet derhalve worden geantwoord, dat het gemeenschapsrecht een aanbestedende dienst van een lidstaat niet verplicht, op verzoek van een particulier in te grijpen in bestaande rechtsbetrekkingen die voor onbepaalde tijd of voor meerdere jaren zijn aangegaan, wanneer die betrekkingen tot stand zijn gekomen vóór het verstrijken van de termijn voor omzetting van richtlijn 92/50.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

55 De kosten door de Oostenrijkse en de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door het Bundesvergabeamt bij beschikking van 5 december 1996 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1) Noch artikel 1, leden 1 en 2, noch artikel 2, lid 1, noch de andere bepalingen van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, kunnen aldus worden uitgelegd, dat, bij gebreke van omzetting, binnen de daartoe gestelde termijn, van richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, de krachtens artikel 2, lid 8, van richtlijn 89/665 opgerichte beroepsinstanties van de lidstaten die bevoegd zijn op het gebied van procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leveringen, tevens bevoegd zijn kennis te nemen van beroepen betreffende procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening. De vereisten inzake een met richtlijn 92/50 strokende uitlegging van het nationale recht en een effectieve bescherming van de rechten van de justitiabelen, gebieden de nationale rechter evenwel, na te gaan of aan de desbetreffende bepalingen van nationaal recht voor de justitiabelen een recht van beroep ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening kan worden ontleend. In omstandigheden als die van het onderhavige geval dient de nationale rechter in het bijzonder na te gaan, of dit recht van beroep voor dezelfde instanties kan worden uitgeoefend als die welke zijn voorzien ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken.

2) Diensten op het gebied van het vervoer van zieken en gewonden onder begeleiding van een verpleger, vallen zowel onder bijlage I A, categorie 2, als bijlage I B, categorie 25, van richtlijn 92/50, zodat de opdracht die op dergelijke diensten betrekking heeft, onder artikel 10 van die richtlijn valt.

3) Op de bepalingen van de titels I en II van richtlijn 92/50 kan door particulieren rechtstreeks een beroep worden gedaan voor de nationale rechter. De bepalingen van de titels III tot en met VI kunnen door een particulier eveneens voor de nationale rechter worden ingeroepen, voor zover bij individueel onderzoek van de bewoordingen ervan blijkt dat zij onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn.

4) Het gemeenschapsrecht verplicht een aanbestedende dienst van een lidstaat niet, op verzoek van een particulier in te grijpen in bestaande rechtsbetrekkingen die voor onbepaalde tijd of voor meerdere jaren zijn aangegaan, wanneer die betrekkingen tot stand zijn gekomen vóór het verstrijken van de termijn voor omzetting van richtlijn 92/50.

Top