EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2009:070E:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, CE 70, 24 maart 2009


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 70E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

52e jaargang
24 maart 2009


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

RAAD

2009/C 070E/01

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 8/2009 van 9 januari 2009, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG ( 1 )

1

2009/C 070E/02

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 9/2009 van 9 januari 2009, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG ( 1 )

37

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


III Voorbereidende handelingen

RAAD

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 70/1


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 8/2009

goor de raad vastgesteld op 9 januari 2009

met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/C 70 E/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt voor elektriciteit, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in het geheel van de Gemeenschap, heeft tot doel een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de Europese Unie, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie.

(2)

Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (4) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor elektriciteit.

(3)

De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag worden gegarandeerd, namelijk het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging, kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun klanten leveren.

(4)

Momenteel bestaan er evenwel belemmeringen voor de verkoop van elektriciteit onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling in de Gemeenschap. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regulerende instanties in de lidstaten.

(5)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” wordt het belang onderstreept van de voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de Gemeenschap gevestigde elektriciteitsbedrijven. Uit de mededelingen van de Commissie van 10 januari 2007 getiteld „de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” blijkt dat de huidige regels en maatregelen niet het vereiste kader leveren om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te verwezenlijken.

(6)

Zonder een effectieve scheiding van netten van productie- en leveringsactiviteiten („effectieve ontvlechting”) blijft het inherente risico van discriminatie bestaan, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven betreft om op toereikende wijze in hun netten te investeren.

(7)

De juridische en functionele ontvlechtingsregels als bepaald in Richtlijn 2003/54/EG hebben evenwel niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Derhalve heeft de Europese Raad in zijn zitting van 8 en 9 maart 2007 te Brussel de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en netexploitatie, anderzijds.

(8)

Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten qua nettoegang en -investeringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de netbeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon of personen zeggenschap kan dan wel kunnen uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.

(9)

De definitie van de term „zeggenschap” is overgenomen uit Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van de ondernemingen (5).

(10)

Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector gelden de ontvlechtingsbepalingen voor beide sectoren samen.

(11)

Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf.

(12)

De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, dient het voor een verticaal geïntegreerde bedrijf mogelijk te maken om zijn eigendom van netactiva te handhaven en tegelijkertijd een effectieve scheiding van de belangen te bewerkstelligen op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een netbeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regelgevings- en toezichtmechanismen.

(13)

Wanneer, op … (6) een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.

(14)

Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom.

(15)

De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke kon worden verkregen in een bestuursfunctie.

(16)

Een lidstaat mag kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, heeft een bedrijf niet het recht de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder aan te wijzen. Voorts kan een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht geen directe of indirecte zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wél voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.

(17)

Al zullen er met deze richtlijn op de interne markt voor elektriciteit verschillende modellen van marktorganisatie bestaan, de maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor een gelijk speelveld te zorgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het Verdrag en de wetgeving van de Gemeenschap moet de Commissie worden geraadpleegd.

(18)

Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder, enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, op de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.

(19)

De effectieve scheiding van, enerzijds, netactiviteiten en anderzijds leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Gemeenschap toegepast worden op zowel Gemeenschaps- als niet-Gemeenschapsbedrijven. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten in het geheel van de Gemeenschap onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om een samenhangende toepassing van deze regels in het geheel van de Gemeenschap te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het standpunt van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie het recht hebben om een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteembeheerder of een eigenaar van een transmissiesysteem waarover één of meer personen uit één of meer derde landen zeggenschap heeft.

(20)

Het veilig stellen van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte werking van de interne markt voor elektriciteit. Elektriciteit kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende elektriciteitsmarkten en met name de netten en andere activa die met de levering van elektriciteit verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen indien zij voldoen aan de eisen van daadwerkelijke scheiding die binnen de Gemeenschap van toepassing zijn. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van de elektriciteitstransmissiesystemen van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra beschermingsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het instandhouden van de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, teneinde alle bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Gemeenschap en het welzijn van haar burgers te voorkomen. De leverings- en voorzieningszekerheidvoor energie in de Gemeenschap noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land.

De leverings- en voorzieningszekerheid moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land. Waar passend wordt Commissie aangemoedigd aanbevelingen te doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de leverings- en voorzieningszekerheid van energie in de Gemeenschap aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen.

(21)

Niet-discriminerende toegang tot de distributienetten is bepalend voor de downstreamtoegang tot afnemers op kleinhandelsniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productie- of leveringsbelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op het transmissieniveau. Bovendien is de wettelijke en functionele ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig Richtlijn 2003/54/EG pas verplicht vanaf 1 juli 2007 en moeten de effecten daarvan op de interne markt voor elektriciteit nog worden geëvalueerd. De momenteel geldende juridische en functionele ontvlechtingsregels kunnen resulteren in effectieve ontvlechting op voorwaarde dat zij duidelijker worden geformuleerd, goed ten uitvoer worden gelegd en nauwlettend worden gemonitord. Om een gelijk speelveld op kleinhandelsniveau te creëren, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke en kleine niet-huishoudelijke kleine afnemers.

(22)

In geval van kleine systemen kan het voorkomen dat de ondersteunende diensten moeten worden verzorgd door transmissiesysteembeheerders waaraan de kleine systemen gekoppeld zijn.

(23)

Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn deze bedrijven te ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting inzake distributie.

(24)

Vergunningsprocedures mogen niet leiden tot een administratieve belasting die niet in verhouding staat tot de grootte en het potentiële effect van de elektriciteitsproducenten.

(25)

Verder moeten nog maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de nettoegang. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle systeemgebruikers gelden.

(26)

Bij Richtlijn 2003/54/EG is voor de lidstaten de eis ingevoerd om regulators met specifieke bevoegdheden op te zetten. De ervaring heeft echter uitgewezen dat de doeltreffendheid van regulering vaak wordt belemmerd door het gebrek aan onafhankelijkheid van de regulators van hun regeringen en door de ontoereikendheid van hun bevoegdheden en beslissingsmacht. Om deze reden heeft de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 te Brussel de Commissie verzocht wetgevingsvoorstellen uit te werken om te zorgen voor een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van de nationale energieregulators. Deze nationale regulerende instanties kunnen bevoegd zijn voor zowel elektriciteit als gas.

(27)

Om de interne markt voor elektriciteit goed te laten functioneren, moeten de energieregulators besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. Zulks staat niet in de weg aan rechterlijke toetsing en parlementair toezicht overeenkomstig het constitutionele recht van de lidstaten. Bovendien is de goedkeuring van de begroting van de regulator door de nationale wetgever niet op te vatten als een belemmering van de begrotingsautonomie.

(28)

Om ervoor te zorgen dat alle marktspelers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Zodra de elektriciteitsmarkt voldoende liquide is, moet dit worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden elektriciteit die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. Bij gebreke van een dergelijke liquide markt moeten de nationale regulerende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van elektriciteit op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.

(29)

De nationale regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder(s), of van de distributiesysteembeheerder(s), dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de nationale regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de lange termijn, marginale vermeden netkosten van decentrale productie en vraagzijdebeheersmaatregelen.

(30)

Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen in verband met elektriciteitsbedrijven, of doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, dan wel de bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen ter bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de interne markt voor elektriciteit. Het opzetten van virtuele energiecentrales — dat wil zeggen een programma voor het vrijgeven van elektriciteit, waarbij een bedrijf dat elektriciteit produceert wordt verplicht om gedurende een bepaalde periode aan geïnteresseerde leveranciers een bepaald volume elektriciteit te verkopen of ter beschikking te stellen, dan wel hun toegang te verlenen tot een deel van zijn productiecapaciteit — is één van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare klanten en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet.

De onafhankelijke instantie waarbij een door een beslissing van een nationale regulator getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of ander rechtscollege kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.

(31)

De interne markt voor elektriciteit lijdt onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen, indekking van risico's en toetreding van nieuwkomers belemmert. Er is behoefte aan een verhoogd concurrentievermogen en een betere voorzieningszekerheid door de integratie van nieuwe energiecentrales in het elektriciteitsnet in alle lidstaten te vergemakkelijken, en met name door nieuwkomers op de markt aan te moedigen. Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten worden opgetrokken en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de elektriciteitslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met de bestaande communautaire wetgeving betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. De energieregulators en de regulators voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen.

(32)

Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, ingesteld bij Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7) en hierna „het Agentschap” te noemen, en het Comité van Europese effectenregelgevers gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. Het Agentschap en het CESR moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten vóór en/of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, wanneer dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.

(33)

Ter wille van de eerlijkheid, het concurrentievermogen en, indirect, het scheppen van werkgelegenheid moeten de volledige handel- en industriesector in de Gemeenschap, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, alsmede alle burgers van de Unie, die de economische voordelen van de interne markt genieten, ook kunnen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming, en moeten met name huishoudelijke afnemers, en indien de lidstaten dit passend achten, kleine bedrijven ook kunnen profiteren van garanties inzake openbare dienstverlening, in het bijzonder op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke tarieven.

(34)

Bijna alle lidstaten hebben ervoor gekozen concurrentie op de markt voor elektriciteitproductie te waarborgen door middel van een transparante vergunningsprocedure. De lidstaten moeten er echter voor zorgen dat de mogelijkheid bestaat bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door middel van een aanbestedingsprocedure of een gelijkwaardige procedure, ingeval op basis van de vergunningsprocedure niet voldoende stroomproductiecapaciteit wordt gebouwd. De lidstaten moeten in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende nieuwe technieken de mogelijkheid hebben een aanbesteding voor nieuwe capaciteit uit te schrijven, op basis van gepubliceerde criteria. Nieuwe capaciteit omvat onder meer hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling.

(35)

In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord en in vervolg op het monitoren moet een verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio's. Met dergelijke monitoring moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, moeten bijdragen aan een stabiele elektriciteitsvoorziening. De aanleg en het onderhoud van de nodige netinfrastructuur, waaronder interconnectiecapaciteit en decentraliseerde elektriciteitsopwekking, zijn belangrijke elementen voor het waarborgen van een stabiele elektriciteitsvoorziening.

(36)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat huishoudelijke afnemers, en, indien zij dat dienstig achten, kleine bedrijven, het recht hebben om tegen duidelijk vergelijkbare, transparante en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Teneinde de handhaving van de hoge normen van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om kwetsbare afnemers in de context van de interne markt voor elektriciteit te beschermen. Die maatregelen kunnen verschillen naar gelang van de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en kunnen specifieke maatregelen omvatten in verband met de betaling van elektriciteitsrekeningen of meer algemene maatregelen in het kader van het socialezekerheidsstelsel. Indien ook voorzien is in een universele dienst aan kleine bedrijven, kunnen de maatregelen om te waarborgen dat die universele dienst wordt verstrekt, verschillen naar gelang het zij gericht zijn op huishoudelijke afnemers dan wel kleine bedrijven.

(37)

Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, leverings- en voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de voorschriften inzake openbare dienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.

(38)

De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen. Die leverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook een distributiefunctie heeft, mits de ontvlechtingsvoorschriften van deze richtlijn worden nageleefd.

(39)

De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken kunnen met name adequate economische stimulansen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(40)

Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-verdrag vormen, moeten zij uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(41)

De openbaredienstverplichtingen en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle consumenten hun voordeel doen bij de vrije mededinging. Toegang tot verbruiksgegevens is bij de levering aan klanten een belangrijk aspect en de consumenten moeten over hun gegevens kunnen beschikken zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Op gezette tijden verstrekte informatie over de energiekosten zullen een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de consument hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging.

(42)

Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor elektriciteit moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de netbeheerders op communautair en regionaal niveau bevorderen.

(43)

De regulerende instanties moeten informatie aan de markt verstrekken ook om het voor de Commissie mogelijk te maken haar taak op zich te nemen van observatie en monitoring van de interne elektriciteitsmarkt en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals productiecapaciteit, verschillende bronnen van elektriciteitsproductie, transmissie- en distributie-infrastructuur, grensoverschrijdende handel, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, en milieueffecten en efficiëntieverbeteringen.

(44)

Aangezien de doelstelling van de richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor elektriciteit, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden bereikt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het EG-verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dit artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(45)

Krachtens Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (7) kan de Commissie richtsnoeren vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren, die bijgevolg bindende uitvoeringsmaatregelen zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.

(46)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

(47)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(48)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (9) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(49)

Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen van Richtlijn 2003/54/EG is het terwille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe richtlijn.

(50)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Werkingssfeer en definities

Artikel 1

Werkingssfeer

Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen, de verlening van vergunningen en het beheer van netten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1)

„productie”: productie van elektriciteit;

2)

„producent”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit produceert;

3)

„transmissie”: transport van elektriciteit langs het extra hoogspannings- en hoogspanningsstelsel van systemen met het oog op de belevering van eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

4)

„transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

5)

„distributie”: transport van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6)

„distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit;

7)

„afnemers”: grootafnemers en eindafnemers van elektriciteit;

8)

„grootafnemers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die elektriciteit kopen voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop zij aangesloten zijn;

9)

„eindafnemers”: afnemers die elektriciteit kopen voor eigen gebruik;

10)

„huishoudelijke afnemers”: afnemers die elektriciteit kopen voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten;

11)

„niet-huishoudelijke afnemer”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten en grootafnemers;

12)

„in aanmerking komende afnemer”: afnemer die vrij is om elektriciteit te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 32;

13)

„interconnectoren”: uitrusting om elektriciteitssystemen onderling te koppelen;

14)

„stelsel van systemen”: een aantal transmissie- en distributiesystemen die door middel van één of meer interconnectoren met elkaar zijn verbonden;

15)

„directe lijn”: een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier met elkaar verbindt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;

16)

„economische rangorde”: een aan de hand van economische criteria bepaalde rangorde van bronnen voor de levering van elektriciteit;

17)

„ondersteunende diensten”: diensten die nodig zijn voor de exploitatie van een transmissie- of distributiesysteem;

18)

„systeemgebruikers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die leveren aan of afnemen van een transmissie- of distributiesysteem;

19)

„levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers;

20)

„geïntegreerd elektriciteitsbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

21)

„verticaal geïntegreerde bedrijf”: elektriciteitsbedrijf of groep van elektriciteitsbedrijven waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie of distributie en ten minste één van de functie van productie of levering van elektriciteit verricht;

22)

„verwant bedrijf”: een verbonden onderneming, in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, sub g) (10), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (11), en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23)

„horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de volgende functies verricht: productie voor de verkoop, transmissie, distributie of levering van elektriciteit, en daarnaast een niet op het gebied van elektriciteit liggende activiteit verricht;

24)

„aanbestedingsprocedure”: procedure waarmee in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;

25)

„planning op lange termijn”: planning van de behoeften aan investeringen in productie-, transmissie- en distributiecapaciteit op lange termijn, om aan de vraag naar elektriciteit van het systeem te voldoen en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

26)

„klein geïsoleerd systeem”: systeem met een verbruik van minder dan 3 000 GWh in 1996 en waarvan minder dan 5 % van het jaarverbruik via interconnectie met andere systemen wordt verkregen;

27)

„geïsoleerd microsysteem”: systeem met een verbruik van minder dan 500 GWh in 1996, zonder interconnectie met andere systemen;

28)

„zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering en de voorziening van elektriciteit als de technische beveiliging;

29)

„energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer”: een algemene of geïntegreerde aanpak die erop gericht is de omvang en de timing van het elektriciteitsverbruik te beïnvloeden teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntiebevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, in plaats van aan investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de distributiekosten;

30)

„hernieuwbare energiebronnen”: hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zon, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen);

31)

„decentrale elektriciteitsproductie”: productie-installaties die aangesloten zijn op het distributiesysteem;

32)

„elektriciteitsleveringscontract”: een contract voor de levering van elektriciteit, een elektriciteitsderivaat niet inbegrepen;

33)

„elektriciteitsderivaat”: een financieel instrument, als omschreven in punten 5, 6 en 7 van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (12), en dat betrekking heeft op elektriciteit;

34)

„zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

a)

eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;

b)

rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming;

35)

„elektriciteitsbedrijf”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering of aankoop van elektriciteit, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is.

HOOFDSTUK II

Algemene regels voor de organisatie van de sector

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1.   De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame elektriciteitsmarkt; wat de rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.   Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, waaronder de leverings- en voorzieningszekerheid, de regelmaat, de kwaliteit en de prijs van de leveringen zijn begrepen, alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn en de gelijke toegang voor communautaire elektriciteitsbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruikmaken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.

3.   De lidstaten waarborgen dat alle huishoudelijke afnemers en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, namelijk ondernemingen die minder dan 50 personen in dienst hebben en met een jaaromzet of een financiële balans van ten hoogste 10 miljoen EUR, aanspraak kunnen maken op universeledienstverlening, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare en doorzichtige prijzen op hun grondgebied. Om de universeledienstverlening te waarborgen, kunnen de lidstaten een noodleverancier aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiebedrijven om afnemers op hun net aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 36, lid 6. Niets in deze richtlijn mag de lidstaten ervan weerhouden om de marktpositie van de huishoudelijke, kleine en middelgrote consumenten te versterken door de mogelijkheden van vrijwillige gezamenlijke vertegenwoordiging voor deze groep consumenten te bevorderen.

Aan de eerste alinea van dit lid wordt uitvoering gegeven op transparante en niet-discriminerende wijze en zonder een belemmering te vormen voor de in artikel 32 voorgeschreven openstelling van de markt.

4.   Indien een lidstaat financiële compensatie, andere vormen van compensatie en exclusieve rechten voor het nakomen van de in de leden 2 en 3 bedoelde verplichtingen verleent, geschiedt dat op een niet-discriminerende en transparante wijze.

5.   De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers, met inbegrip van maatregelen om hen te helpen voorkomen dat zij worden afgesloten. In dit verband kunnen de lidstaten maatregelen nemen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage I beschreven maatregelen.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat elektriciteitsleveranciers op of bij de rekening en in promotiemateriaal voor de eindafnemers de volgende informatie verstrekken:

a)

het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix van de leverancier in het voorgaande jaar;

b)

ten minste verwijzingen naar bestaande referentiebronnen, zoals webpagina's, waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteit geproduceerd door de totale brandstofmix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar.

Voor elektriciteit die is verkregen via een elektriciteitsbeurs of die ingevoerd is van een buiten de Gemeenschap gelegen onderneming, kunnen door de elektriciteitsbeurs of de betrokken onderneming verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.

De lidstaten nemen de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig dit artikel door de leveranciers aan hun klanten verstrekte informatie betrouwbaar is.

7.   De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie, milieubescherming, waaronder eventueel maatregelen inzake energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer en maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering alsmede inzake leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.

8.   De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 7, 8, 31 en/of 33 niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan de elektriciteitsbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

9.   De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om uitwerking te geven aan de universeledienstverlening en openbaredienstverleningsverplichtingen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, alsmede de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale mededinging, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij delen de Commissie vervolgens om de twee jaar alle wijzigingen van de maatregelen mee, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

Artikel 4

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid worden gemonitord. Wanneer de lidstaten zulks nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 34 bedoelde regulerende instanties. Met name zullen het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, alsmede maatregelen ter dekking van de piekvraag en bij het in gebreke blijven van één of meer leveranciers gemonitord worden. De bevoegde autoriteiten publiceren om de twee jaar uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het monitoren van deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 5

Technische voorschriften

De lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technische ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van productie-installaties, distributiesystemen, apparatuur van direct aangesloten afnemers, interconnectorcircuits en directe lijnen, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de systemen garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (13).

Artikel 6

Bevordering van regionale samenwerking

1.   De lidstaten werken onderling samen met het doel hun nationale markten, ten minste op regionaal niveau, te integreren. Met name moedigen de lidstaten de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau aan en bevorderen zij de samenhang van hun wettelijke en regulerende kader. Het geografische gebied waarop zulke regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de samenwerking in geografische gebieden als omschreven overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. …/2009. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken.

2.   De lidstaten zorgen er bij de uitvoering van deze richtlijn voor dat de transmissiesysteembeheerders een of meer geïntegreerde systemen op regionaal niveau hebben waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net.

3.   Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van de samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling van uitsluiting van discriminerend en consumentenverstorend gedrag. Het moet door het Agentschap worden goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijk wijze gecontroleerd door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders.

HOOFDSTUK III

Productie

Artikel 7

Vergunningsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.   Voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

2.   De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:

a)

de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitssysteem, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

b)

de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

c)

de bescherming van het milieu;

d)

ruimtelijke ordening en locatie;

e)

gebruik van grond met een openbare bestemming;

f)

energie-efficiëntie;

g)

de aard van de primaire energiebronnen;

h)

de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;

i)

de naleving van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat er bij de vergunningsprocedures voor kleine en/of decentrale elektriciteitsproductie rekening gehouden wordt met hun beperkte grootte en potentiële effect.

4.   De vergunningsprocedures en de criteria worden bekendgemaakt. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen tot weigering van een vergunning. De redenen moeten objectief en niet-discriminerend zijn, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep is voor de aanvrager mogelijk.

Artikel 8

Aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.   De lidstaten zorgen er in het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid voor dat in nieuwe capaciteit of maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer kan worden voorzien door middel van een aanbestedingsprocedure of een procedure die inzake transparantie en non-discriminatie gelijkwaardig is, op basis van bekendgemaakte criteria. Deze procedures kunnen echter alleen worden ingeleid indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen.

2.   De lidstaten kunnen in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende technologieën voorzien in de mogelijkheid om een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te beginnen op basis van bekendgemaakte criteria. Deze aanbesteding kan betrekking hebben op nieuwe capaciteit of op maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer. Zulke aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om deze doelstellingen te bereiken.

3.   De details van de aanbestedingsprocedure voor de bouw van productiecapaciteit en voor maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer worden ten minste zes maanden vóór de uiterste inschrijvingsdatum in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Het bestek wordt ter beschikking gesteld van ieder geïnteresseerd bedrijf dat gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat, en wel zo dat het voldoende tijd heeft om in te schrijven.

Om transparantie en non-discriminatie te waarborgen, bevat het bestek een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen, alsmede een complete lijst van de criteria die bepalend zijn voor de selectie van de kandidaten en de gunning, waaronder stimulansen, zoals subsidies, die onder de aanbesteding vallen. De specificaties kunnen ook betrekking hebben op de gebieden, bedoeld in artikel 7, lid 2.

4.   In uitnodigingen tot inschrijving op aanbestedingen voor de vereiste productiecapaciteit moet ook rekening worden gehouden met inschrijvingen met langetermijnwaarborgen voor de levering van elektriciteit uit bestaande productie-eenheden, mits daarmee additionele behoeften kunnen worden gedekt.

5.   De lidstaten wijzen een autoriteit of een openbare instantie, dan wel een van de elektriciteitsproductie-, -transmissie-, -distributie- en -leveringsactiviteiten onafhankelijke privaatrechtelijke instantie aan, die een in artikel 34, lid 1, bedoelde regulerende instantie kan zijn, die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure, bedoeld in de leden 1 tot en met 4. Wanneer een transmissiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, volledig onafhankelijk is van andere, niet met het transmissiesysteem samenhangende activiteiten, kan de transmissiesysteembeheerder worden aangewezen als de verantwoordelijke instantie voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure. Die autoriteit of instantie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de geheimhouding van de gegevens in de inschrijvingen gewaarborgd is.

HOOFDSTUK IV

Werking van het transmissiesysteem

Artikel 9

Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat per … (14):

a)

elke onderneming die een transmissiesysteem bezit, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

b)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om

i)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat productie- of leveringsfuncties verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of

ii)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert;

c)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert; en

d)

dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, zowel van een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert, als van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

2.   De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:

a)

de bevoegdheid om stemrecht uit te oefenen; en

b)

de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” het begrip „bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht” in de zin van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (7), en omvatten de begrippen „transmissiesysteembeheerder” en „transmissiesysteem” de begrippen „transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk „transmissiesysteem” in de zin van Richtlijn 2009/…/EG.

4.   De lidstaten kunnen afwijkingen van lid 1, onder b) en c), toestaan tot uiterlijk … (15), op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerd bedrijf.

5.   De in lid 1, onder a), vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die transmissiesystemen bezitten, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van het betrokken transmissiesysteem. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 13 als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijke transmissiebeheerder voor de toepassing van hoofdstuk V erkend is.

6.   Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.

7.   De lidstaten waken erover dat de in artikel 16 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, niet worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.

8.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen, als het transmissiesysteem op … (6) toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf.

In dat geval besluit de betrokken lidstaat:

a)

een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 13, of

b)

de bepalingen van hoofdstuk V na te leven.

9.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen als het transmissiesysteem op … (6) toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk V.

10.   Alvorens een bedrijf wordt goedgekeurd en wordt aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 9 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6 van artikel 10 en van artikel 3 van Verordening nr. …/2009, waarna de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgt dan de bepalingen van Hoofdstuk V.

11.   Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat een transmissiesysteem bezit, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.

12.   Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen over ontvlechte transmissiesysteembeheerders in lidstaten die artikel 8, lid 1, toepassen.

Artikel 10

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   Alvorens een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel en artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009.

2.   Bedrijven die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig onderstaande certificeringsprocedure door de nationale regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 9, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissiesysteembeheerders wordt aangemeld aan de Commissie en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de eisen van artikel 9.

4.   De regulerende instanties zien erop toe dat de transmissiesysteembeheerders de eisen van artikel 9 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure op om bedoelde naleving te waarborgen:

a)

wanneer zij een in lid 3 bedoelde kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder ontvangen;

b)

op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed over transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 9 of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden; of

c)

op een gemotiveerd verzoek van de Commissie.

5.   De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.

6.   Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009.

7.   De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerder en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit artikel.

8.   De regulerende instantie en de Commissie verzekeren de geheimhouding van commercieel gevoelige gegevens.

Artikel 11

Certificering met betrekking tot derde landen

1.   Indien de eigenaar van een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder waarover zeggenschap wordt uitgeoefend door een persoon of personen uit een of meer derde landen, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.

De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die zouden leiden tot de verkrijging van zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder door een persoon of personen uit een of meer derde landen.

2.   Transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die zouden leiden tot de verkrijging van zeggenschap over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder door een persoon of personen uit een derde land.

3.   De regulerende instantie neemt binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder. De instantie weigert de certificering indien niet is aangetoond:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9; en

b)

ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Gemeenschap. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:

i)

de rechten en verplichtingen die de Gemeenschap heeft met betrekking tot het betrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt;

ii)

de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van het betrokken derde land uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voorzover zij stroken met het gemeenschapsrecht, en

iii)

andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.

4.   Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.

5.   De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie en/of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onder b), alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over

a)

de vraag of de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9; en over

b)

de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Gemeenschap.

6.   De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de nationale regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.

Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van het Agentschap, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met twee maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

7.   Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, houdt de Commissie rekening met

a)

de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen en

b)

de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin de voorzieningszekerheid aan bod komt.

8.   De nationale regulerende instantie neemt, binnen twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de nationale regulerende instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde instantie heeft aangewezen om over lid 3, onder b), te oordelen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de nationale regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt.

9.   Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.

10.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 3.

11.   Dit artikel, met uitzondering van lid 3, onder a), is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 44 geldt.

Artikel 12

Taken van transmissiesysteembeheerders

Elke transmissiesysteembeheerder heeft de volgende verantwoordelijkheden:

a)

ervoor zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit en de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte transmissiesystemen, met inachtneming van het milieu;

b)

bijdragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door te zorgen voor een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het systeem;

c)

het beheer van de elektriciteitsstromen op het systeem, waarbij hij rekening houdt met het elektriciteitsverkeer van en naar andere stelsels van systemen. Daartoe zorgt de transmissiesysteembeheerder voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitssysteem en ziet er in dit verband op toe dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn, voor zover die beschikbaarheid onafhankelijk is van ieder ander transmissiesysteem waaraan zijn systeem gekoppeld is;

d)

de beheerder van een ander systeem waaraan zijn systeem is gekoppeld, voldoende informatie verschaffen om een zekere en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het stelsel van systemen te waarborgen;

e)

zich onthouden van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het systeem, met name van die ten gunste van verwante bedrijven; en

f)

de systeemgebruikers de informatie verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

Artikel 13

Onafhankelijke systeembeheerders

1.   Wanneer het transmissiesysteem op … (6) tot een verticaal geïntegreerd bedrijf behoort, kunnen de lidstaten besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen. Deze moet door de Commissie worden goedgekeurd.

2.   De regulerende instantie mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen wanneer:

a)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorschriften van artikel 9, lid, onder b) tot en met d);

b)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische en fysieke middelen om de in artikel 12 omschreven taken uit te voeren;

c)

de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren waarop door de regulerende instantie wordt toegezien;

d)

de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-beheerder en van alle andere betrokken entiteiten;

e)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. …/2009 kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

3.   Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 11 en artikel 13, lid 2, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

4.   Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, inclusief het innen van een toegangsheffing, congestielasten en betalingen in het kader van het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. …/2009, alsmede voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke transmissiesysteembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd zijn voor het verlenen en beheren van toegang voor derden en mogen niet verantwoordelijk zijn voor de planning van investeringen.

5.   Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:

a)

de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;

b)

de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De toepasselijke financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van het transmissiesysteem samen met andere betrokken partijen;

c)

de dekking van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder; en

d)

waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

6.   In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, wordt aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de eigenaar van een transmissiesysteem van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 5 daadwerkelijk te monitoren.

Artikel 14

Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen

1.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerd bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie samenhangende activiteiten.

2.   Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;

b)

er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c)

de eigenaar van een transmissiesysteem stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt.

3.   De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een transmissiesysteem lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleeft. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 3.

Artikel 15

Inschakelen en balanceren

1.   Onverminderd de levering van elektriciteit op basis van contractuele verplichtingen, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de in aanbestedingen vervatte specificaties, is de transmissiesysteembeheerder, wanneer hij deze functie vervult, verantwoordelijk voor de inschakeling van de stroomproductie-eenheden in zijn gebied en voor het bepalen van het gebruik van interconnectoren met andere systemen.

2.   De inschakeling van de stroomproductie-eenheden en het gebruik van interconnectoren geschieden op basis van criteria waaraan de betrokken lidstaat zijn goedkeuring kan hechten en die objectief moeten zijn, bekendgemaakt moeten worden en op een niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast om een goede werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen. De criteria houden rekening met de economische rangorde van de elektriciteit uit beschikbare productie-eenheden of uit overdracht via interconnectoren en met de voor het systeem geldende technische beperkingen.

3.   Een lidstaat kan de transmissiesysteembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden prioriteit te geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

4.   Een lidstaat kan om redenen van leverings- en voorzieningszekerheid bepalen dat voorrang wordt gegeven aan de inschakeling van stroomproductie-eenheden die primaire brandstofenergiebronnen uit eigen land gebruiken, voor zover het hierbij gaat om hoeveelheden die per kalenderjaar niet meer bedragen dan 15 % van de totale primaire energie die nodig is voor de productie van de in de betrokken lidstaat verbruikte elektriciteit.

5.   De lidstaten kunnen transmissiesysteembeheerders ertoe verplichten te voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.

6.   Transmissiesysteembeheerders kopen, wanneer zij deze functie vervullen, de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

7.   De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de tarieven die zij de gebruikers van hun systeem in rekening brengen voor onbalans van energie, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 36, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen

1.   Onverminderd artikel 29 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissiesysteembeheerder en elke eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geven zij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van het bedrijf, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruik maken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.

2.   Transmissiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van elektriciteit door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

HOOFDSTUK V

Onafhankelijke transmissiebeheerder

Artikel 17

Activa, uitrusting, personeel en identiteit

1.   Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle financiële, fysieke, technische en menselijke middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit uit te voeren, met name:

a)

de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;

b)

het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;

c)

het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf. Dit belet echter niet dat de transmissiesysteembeheerder diensten verricht ten behoeve van het verticaal geïntegreerd bedrijf, mits de verrichting van deze diensten:

i)

geen discriminatie onder systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en

ii)

de voorwaarden van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;

d)

onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.

2.   De werkzaamheden van transmissie van elektriciteit omvatten, naast de in artikel 12 genoemde, ten minste de volgende taken:

a)

vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties;

b)

vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder binnen het Europees net van transmissiesysteembeheerders („ENTSB voor elektriciteit”);

c)

toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;

d)

inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies);

e)

exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;

f)

investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leverings- en voorzieningszekerheid kan waarborgen;

g)

het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, elektriciteitsbeurzen, en de andere relevante actoren bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren;

h)

alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.

3.   De transmissiesysteembeheerder krijgt als rechtsvorm één van de vennootschapsnormen met beperkte aansprakelijkheid vermeld in artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad (16).

4.   De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.

5.   De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.

6.   De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.

Artikel 18

Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder

1.   Onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan:

a)

beschikt de distributiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem; en

b)

is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.

2.   De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij te allen tijde beschikt over de nodige middelen om de werkzaamheden van transmissie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en economisch transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.

3.   Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering uitvoeren, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering uitvoert, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.

4.   De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan.

5.   Bij het vervullen van de in artikel 12 en artikel 17, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van de artikelen 14, 15 en 16 van Verordening (EG) nr. …/2009, benadelen transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.

6.   De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteembeheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.

7.   De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.

8.   De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 17, lid 1, punt b), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande middelen.

9.   Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of schaadt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en het verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.

10.   Een onderneming die door de regulerende instantie gecertificeerd is als een bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009 hetzij artikel 11 van deze richtlijn is van toepassing.

Artikel 19

Onafhankelijkheid van het personeel en van het beheer van de transmissiesysteembeheerder

1.   Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die onder deze alinea vallen, worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 20.

2.   De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.

De regulerende instantie mag tegen de in de eerste alinea bedoelde besluiten bezwaar aantekenen:

a)

als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of van een lid van de bestuursorganen, of

b)

in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.

3.   In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die onder deze alinea vallen, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.

De eerste alinea is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.

De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan de eerste alinea mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.

4.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

5.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.

6.   Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.

7.   Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

8.   De tweede alinea van lid 3 en lid 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.

Artikel 20

Controleorgaan

1.   De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.

2.   Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de wetgeving van een lidstaat dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.

3.   Artikel 19, lid 2, eerste alinea, artikel 19, lid 3, eerste alinea, en artikel 19, leden 4 tot en met 7, zijn van toepassing op minstens de helft min één van de leden van het controleorgaan.

Artikel 19, lid 2, tweede alinea, punt a), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.

Artikel 21

Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regulator wordt het programma gecontroleerd door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.

2.   Het controleorgaan benoemt de nalevingsfunctionaris. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 7 van artikel 19 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris. De regulerende instantie kan bezwaar aantekenen tegen de benoeming van een nalevingsfunctionaris vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsbekwaamheid.

3.   De nalevingsfunctionaris wordt belast met het:

a)

toezicht houden op de uitvoering van het nalevingsprogramma;

b)

opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;

c)

verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;

d)

in kennis stellen van de regulerende instantie van elke aanzienlijke inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma;

e)

verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.

4.   De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het management en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.

5.   Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net voorkomen of uitgesteld worden, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie.

6.   De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris worden goedgekeurd door de regulerende instantie en waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris.

7.   De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.

8.   De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het beheer of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:

a)

voorwaarden voor toegang tot het net als omschreven in Verordening (EG) nr. …/2009, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten;

b)

projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen voor interconnectie en aansluiting;

c)

aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem.

9.   De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 16 naleeft.

10.   De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.

11.   Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie.

12.   De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionair zonder voorafgaande aankondiging.

Artikel 22

Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen

1.   De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de regulerende instantie elk jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het plan bevat efficiënte maatregelen om de doelmatigheid van het systeem en de leverings- en voorzieningszekerheid te garanderen.

2.   Het tienjarig netontwikkelingsplan moet met name:

a)

de marktspelers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;

b)

alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden, en

c)

een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten.

3.   Bij de opstelling van het tienjarig lopende netontwikkelingsplan maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van de productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale netten en netten voor de gehele gemeenschap.

4.   De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële netgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële gebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. De regulerende instantie maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.

5.   De regulerende instantie gaat na of het over tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de hele Gemeenschap dekt. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan de gehele Gemeenschap dekt, raadpleegt de regulerende instantie het Agentschap. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn plan wijzigt.

6.   De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.

7.   Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien de investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:

a)

eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;

b)

voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders; of

c)

de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.

Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in de eerste alinea, onder b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:

a)

financiering door een derde partij,

b)

bouw door een derde partij,

c)

opbouw van de betrokken activa zelf,

d)

exploitatie van het betrokken actief zelf.

De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.

De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.

8.   Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, eerste alinea, dekken de toepasselijke tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.

Artikel 23

Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van nieuwe elektriciteitscentrales op het transmissiesysteem

1.   De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures op voor de niet-discriminerende aansluiting van nieuwe elektriciteitscentrales op het transmissiesysteem en publiceert deze. Deze procedures worden door de nationale regulerende instanties goedgekeurd.

2.   De transmissiesysteembeheerder heeft niet het recht de aansluiting van een nieuwe elektriciteitscentrale te weigeren op grond van eventuele toekomstige beperkingen van de beschikbare capaciteit op het net, bijvoorbeeld congestie in afgelegen delen van het transmissiesysteem. De transmissiesysteembeheerder verstrekt de nodige informatie.

3.   Transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht een nieuw aansluitpunt te weigeren op grond van het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting van systeemonderdelen in de directe omgeving van het aansluitpunt.

HOOFDSTUK VI

Werking van het distributiesysteem

Artikel 24

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode. De lidstaten zien erop toe dat distributiesysteembeheerders handelen overeenkomstig de artikelen 25 tot en met 27.

Artikel 25

Taken van distributiesysteembeheerders

1.   De distributiesysteembeheerder draagt in zijn gebied, met inachtneming van het milieu, zorg voor een zeker, betrouwbaar en efficiënt distributiesysteem.

2.   Hij discrimineert in geen geval tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het systeem, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3.   De distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

4.   Een lidstaat kan de distributiesysteembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden voorrang te geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

5.   Distributiesysteembeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien, volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, wanneer zij deze functie vervullen. Deze bepaling laat het gebruik van elektriciteit die op grond van vóór 1 januari 2002 gesloten contracten is verkregen, onverlet.

6.   Wanneer distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributiesysteem, moeten de daartoe door hen vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers van hun net voor energieonbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden in overeenstemming met artikel 36, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

7.   Bij de planning van de ontwikkeling van het distributiesysteem, neemt de distributiesysteembeheerder maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer en/of decentrale productie die de noodzaak van een vergroting of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervervangen, in overweging.

Artikel 26

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te bereiken, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

Personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie of levering van elektriciteit.

b)

Er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerders, zodanig dat zij onafhankelijk moeten kunnen functioneren.

c)

De distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, fysieke en financiële middelen. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 36, lid 6, in een dochteronderneming beschermd worden. Een en ander stelt de moederonderneming met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de distributiesysteembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schuldenlast van de dochteronderneming vast te stellen. Het biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument; en

d)

De distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Dit nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 34, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.

3.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

4.   De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, of die kleine geïsoleerde systemen bedienen.

Artikel 27

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

Onverminderd artikel 29 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

Artikel 28

Gecombineerde beheerder

Artikel 26, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- en distributiesystemen door een distributiesysteembeheerder, mits deze beheerder voldoet aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, van de artikelen 13 en 14, of van Hoofdstuk V of onder artikel 44, lid 2, valt.

HOOFDSTUK VII

Ontvlechting en transparantie van de boekhouding

Artikel 29

Recht op inzage van de boekhouding

1.   De lidstaten of de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 34 bedoelde regulerende instanties, hebben recht op inzage van de boekhouding van de elektriciteitsbedrijven overeenkomstig artikel 30, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.   De lidstaten en de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de regulerende instanties, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dat voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 30

Ontvlechting van de boekhouding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van elektriciteitsbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 en 3.

2.   Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden elektriciteitsbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, die gebaseerd is op artikel 44, lid 2, onder g) (17), van het Verdrag betreffende de jaarrekeningen van bepaalde vennootschappen (18).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.   Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen voeren elektriciteitsbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie- en distributieactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van elektriciteit, die geen verband houden met transmissie en distributie. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transmissie- of distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.

4.   Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.

HOOFDSTUK VIII

Organisatie van de toegang tot het systeem

Artikel 31

Toegang van derden

1.   De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributiesystemen, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen gebruikers van het systeem. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 36 en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.   De beheerder van een transmissie- of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen. De lidstaten zorgen ervoor dat, waar van toepassing en wanneer de toegang wordt geweigerd, de transmissie- of distributiesysteembeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt, kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht die de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten weerspiegelt.

Artikel 32

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1.   De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a)

tot 1 juli 2004: de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 19, leden 1 tot en met 3, van Richtlijn 96/92/EG. De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b)

uiterlijk vanaf 1 juli 2004: alle niet-huishoudelijke afnemers;

c)

vanaf 1 juli 2007: alle afnemers.

2.   Teneinde een onevenwichtigheid bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:

a)

mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer op het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd; en

b)

kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts op een van beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemer is gevestigd.

Artikel 33

Directe lijnen

1.   De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a)

alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en bedrijven die elektriciteit leveren, hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers via een directe lijn kunnen bevoorraden;

b)

elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe lijn kan worden bevoorraad door een producent en door een bedrijf dat elektriciteit levert.

2.   De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Die criteria zijn objectief en niet-discriminerend.

3.   De mogelijkheid van elektriciteitslevering via een directe lijn zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 31 onverlet.

4.   De lidstaten kunnen de aflevering van een vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het systeem op basis van — voor zover van toepassing — artikel 31, dan wel de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 36.

5.   De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien de verlening van een dergelijke vergunning de bepalingen van artikel 3 zou overtreden. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.

HOOFDSTUK IX

Nationale regulerende instanties

Artikel 34

Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties

1.   Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regulerende instantie op nationaal niveau aan.

2.   Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regulators van het Agentschap één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening nr. …/2009.

3.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine netten aanwijzen op een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het totale verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regulators van het Agentschap overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening nr. …/2009 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.

4.   De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving zijn opgelegd:

a)

juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit,

b)

ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:

i)

onafhankelijk zijn van marktbelangen en

ii)

bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 36 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.

5.   Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, waken de lidstaten er met name over dat:

a)

de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan, over autonomie beschikt bij de uitvoering van de begroting en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren;

b)

de hogere leiding van de regulerende instantie wordt aangesteld voor een termijn van minimaal vijf jaar, en binnen die termijn uitsluitend van zijn ambt mag worden ontheven als het niet langer voldoet aan de voorwaarden van dit artikel of zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag overeenkomstig de nationale wetgeving.

Artikel 35

Algemene doelstellingen van de regulerende instantie

Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld artikel 36, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

a)

de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regulerende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor elektriciteit binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Gemeenschap;

b)

de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

c)

het opheffen van alle beperkingen voor handel in elektriciteit tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de elektriciteitsstromen in de Gemeenschap kan faciliteren;

d)

het bevorderen van de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen en van de adequaatheid daarvan;

e)

de toegang van nieuwe productiecapaciteit tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt, weg te nemen;

f)

ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

g)

ervoor zorgen dat hun nationale markt efficiënt functioneert en daadwerkelijke mededinging en consumentenbescherming bevorderen;

h)

bijdragen tot een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor elektriciteit, tot de bescherming van kwetsbare klanten en tot de doeltreffendheid van de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument.

Artikel 36

Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie

1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

ervoor zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders, en in voorkomend geval, de betrokken systeemeigenaars alsmede alle elektriciteitsbedrijven hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en de andere toepasselijke communautaire wetgeving naleven, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

b)

samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of de instanties van de betrokken lidstaten;

c)

naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van het Agentschap en de Commissie;

d)

op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de betrokken autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag bevat de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken;

e)

erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie, distributie en levering;

f)

toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de Gemeenschap dekt, als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. …/2009;

g)

toezicht houden op van de naleving van de regels inzake veiligheid en betrouwbaarheid van het net en toezicht houden op de normen en voorschriften voor de kwaliteit van de netdiensten;

h)

toezicht houden op het niveau van transparantie en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de elektriciteitsbedrijven;

i)

toezicht houden op het niveau van de openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, waaronder elektriciteitsbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, overstappercentages, afsluitingspercentages en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, onder meer toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voorleggen;

j)

toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

k)

publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de conformiteit van de leveringstarieven met artikel 3;

l)

waarborgen van de toegang tot verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de toegang tot de gegevens als bedoeld in punt h), van bijlage I;

m)

het toezicht op de uitvoering van regels met betrekking tot de rol en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2009;

n)

toezicht op de investeringen in productiecapaciteit met het oog op de leverings- en voorzieningszekerheid; en

o)

toezicht op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 41.

2.   Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.

Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders en werkt zij eventueel nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.

Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of het Agentschap zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende autoriteiten uit hoofde van dit artikel beschikken, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.

3.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen uit hoofde van artikel 13, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:

a)

erop toezien dat de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder hun verplichtingen uit hoofde dit artikel nakomen, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 4, onder d);

b)

toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder zijn verplichtingen nakomt, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 9;

c)

onverminderd de procedure van artikel 13, lid 2, onder c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarigenetontwikkelingsplan goedkeuren dat jaarlijks door de onafhankelijke systeembeheerder wordt ingediend;

d)

ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd;

e)

uitvoeren van inspecties, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders;

f)

toezicht op het gebruik van de congestielasten die door de onafhankelijke systeembeheerder worden aangerekend overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. …/2009.

4.   De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

vaststellen van bindende besluiten voor elektriciteitsbedrijven;

b)

onderzoeken uitvoeren naar de werking van de elektriciteitsmarkten en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt te waarborgen. In passende gevallen, is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met de mededingingswetgeving;

c)

opvragen bij elektriciteitsbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken;

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikwekkende sancties aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap niet naleven, of een bevoegd gerecht voorstellen deze sancties op te leggen: Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn; en

e)

passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en nodige onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting overeenkomstig de leden 9 en 10.

5.   Naast de haar krachtens de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk V, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a)

straffen opleggen overeenkomstig lid 4, onder d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van een verticaal geïntegreerd bedrijf;

b)

toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder zijn verplichtingen nakomt;

c)

optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 9 ingediende klachten;

d)

toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

e)

haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden;

f)

het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 21, lid 4. Deze rechtvaardiging dient met name bewijsmateriaal te bevatten waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;

g)

inspecties, waaronder onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

h)

alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder aan een overeenkomstig artikel 13 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding, door de transmissiesysteembeheerder van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

6.   De regulerende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake:

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven of de methode daarvoor. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten kunnen waarborgen;

b)

de verstrekking van balanceringsdiensten.

7.   Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

8.   De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de voorwaarden wijzigen, met inbegrip van de in dit artikel bedoelde, tarieven of methoden, om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.

9.   Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie- of distributiesysteembeheerder over in de leden 1 tot en met 8 bedoelde aangelegenheden, kunnen de klacht voorleggen aan de regulerende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Die periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze verlengde periode kan met instemming van de klager nog eens verlengd worden. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

10.   Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde methoden, kan binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

11.   De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht genomen.

12.   De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

13.   Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 9 en 10 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht en/of de nationale wetgeving.

14.   De door regulerende instanties genomen besluiten worden gemotiveerd en verantwoord, ten einde door de rechter te kunnen worden getoetst.

15.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van een regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen.

Artikel 37

Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

1.   De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en voorzien elkaar en het Agentschap van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. De ontvangende instantie zorgt ervoor dat ten aanzien van ontvangen informatie dezelfde graad van vertrouwelijkheid geldt als van de verzendende instantie wordt verlangd.

2.   De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het net mogelijk te maken, gemeenschappelijke elektriciteitsbeurzen en toewijzing van grensoverschrijdende capacitiet te stimuleren, en een minimumniveau van interconnectiecapaciteit, inclusief middels nieuwe interconnectie, binnen de regio en tussen de regio's mogelijk te maken om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leverings- en voorzieningszekerheid te verbeteren.

3.   De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.

4.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat betreft hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het Agentschap. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 3.

Artikel 38

Naleving van de richtsnoeren

1.   Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen het Agentschap verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde richtsnoeren.

2.   Het Agentschap geeft binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.

3.   Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van dat advies daaraan voldoet, stelt het Agentschap de Commissie daarvan in kennis.

4.   Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.

5.   Wanneer de Commissie binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van het Agentschap of de in lid 4 bedoeld kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.

6.   Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:

a)

geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie; of

b)

de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de richtsnoeren.

7.   Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.

8.   De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.

9.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

Artikel 39

Bijhouden van gegevens

1.   De lidstaten eisen van hun leveranciersbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de ter zake dienende gegevens met betrekking tot al hun transacties in elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders ter beschikking houden van hun nationale instanties, waaronder de nationale regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.

2.   Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten.

3.   De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktspelers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet wordt vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallen.

4.   Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

5.   Voor transacties in elektriciteitsderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, geldt dit artikel enkel zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.

6.   De bepalingen van dit artikel doen voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.

7.   Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten die autoriteiten de opgevraagde gegevens.

HOOFDSTUK X

Kleinhandelsmarkten

Artikel 40

Kleinhandelsmarkten

Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante kleinhandelsmarkten in de Gemeenschap te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktspelers nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, klantgerichtheid, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.

Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de toegang van afnemers en leveranciers tot de netten te vergemakkelijken, en worden aan het oordeel van de regulerende instanties of andere betrokken nationale instanties onderworpen.

HOOFDSTUK XI

Slotbepalingen

Artikel 41

Beschermingsmaatregelen

Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.

Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voor zover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 42

Gelijk speelveld

1.   De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor een gelijk speelveld te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag, met name met artikel 30, en de Gemeenschapswetgeving.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.

3.   De Commissie reageert op de in lid 2 bedoelde kennisgeving binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn vangt aan de dag volgende op die waarop de volledige informatie is ontvangen. Indien de Commissie niet binnen deze periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.

Artikel 43

Toezicht op de invoer van elektriciteit

De lidstaten stellen de Commissie om de drie maanden in kennis van de elektriciteitsinvoer in de vorm van fysieke stromen uit derde landen gedurende het afgelopen kwartaal.

Artikel 44

Ontheffingen

1.   De lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat zich wezenlijke beheersproblemen voordoen voor hun kleine geïsoleerde systemen, kunnen om ontheffingen vragen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, VI, VII en VIII, en hoofdstuk III voor geïsoleerde microsystemen, met het oog op het opknappen, verbeteren en vergroten van de bestaande capaciteit. De Commissie kan hun die ontheffingen verlenen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. Het besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

2.   Artikel 9 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en/of Malta. De artikelen 26, 31 en 32 zijn niet van toepassing op Malta.

Voor de toepassing van artikel 9, lid 1, punt b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” niet eindafnemers die, rechtstreeks of via een onderneming waarover zij zeggenschap uitoefenen, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk, een functie van productie en/of levering van elektriciteit uitvoeren, mits de eindafnemers, met inbegrip van hun deel van de elektriciteit die wordt geproduceerd in ondernemingen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gelet op het jaargemiddelde, nettoverbruiker van elektriciteit zijn en de economische waarde van de elektriciteit die hij aan derden verkoopt onbeduidend is in verhouding tot zijn overige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 45

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 47, lid 6, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het net dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt -, vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op bedrijven rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders), niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — namelijk dat de effectieve toegang tot het net gewaarborgd is — geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn aan te passen. De Commissie kan in de voorstellen tot wijziging van de richtlijn voorstellen de betrokken lidstaat vrij te stellen van specifieke vereisten, op voorwaarde dat deze lidstaat maatregelen ten uitvoer legt die even doeltreffend zijn.

Artikel 46

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 47

Verslaglegging

1.   De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient voor de eerste keer uiterlijk … (19) en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:

a)

de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag en het effect van deze aspecten op het vlak van verstoring van de markt;

b)

de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitssysteem in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor afnemers;

c)

een onderzoek naar aspecten die te maken hebben met systeemcapaciteitsniveaus en de leverings- en voorzieningszekerheid van elektriciteit in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden;

d)

er wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen die de lidstaten nemen om aan de piekvraag te voldoen en bij het in gebreke blijven van een of meer leveranciers;

e)

de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 26, lid 2, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;

f)

een algemene evaluatie van de vooruitgang op het gebied van de bilaterale betrekkingen met derde landen die elektriciteit produceren en exporteren of transporteren, inclusief de vorderingen ter zake van marktintegratie, de sociale en milieugevolgen van de elektriciteitshandel en toegang tot de systemen van die derde landen;

g)

mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn; en

h)

de wijze waarop de lidstaten de voorschriften inzake energie-etikettering van artikel 3, lid 6, uitgevoerd hebben en de wijze waarop er rekening gehouden is met aanbevelingen van de Commissie op dit gebied.

Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten, vooral voor de reikwijdte en de nadere regels van de etiketteringsvoorschriften, waaronder bijvoorbeeld de wijze waarop wordt verwezen naar bestaande referentiebronnen en de inhoud van deze bronnen, met name met betrekking tot de wijze waarop informatie over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen op een transparante, gemakkelijk toegankelijke en vergelijkbare manier in de gehele Europese Unie beschikbaar kan worden gesteld, alsook met betrekking tot de wijze waarop de in de lidstaten genomen maatregelen ter controle op de nauwkeurigheid van de door de leveranciers verstrekte informatie kan worden gestroomlijnd en maatregelen om de negatieve effecten van marktdominantie en -concentratie tegen te gaan.

2.   Om de twee jaar bevat het in lid 1 bedoelde voortgangsverslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen tot openbaredienstverlening te voldoen, tezamen met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en met name naar hun gevolgen voor de mededinging op de elektriciteitsmarkt. Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbaredienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen.

3.   In het kader van de algemene evaluatie verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op … (20) een gedetailleerd specifiek verslag waarin wordt toegelicht in hoeverre de in Hoofdstuk V vastgestelde ontvlechtingsvoorschriften erin zijn geslaagd de transmissiesysteembeheerders volledig en daadwerkelijk onafhankelijk te maken, waarbij effectieve en efficiënte ontvlechting als benchmark wordt gehanteerd.

4.   Bij de in lid 3 bedoelde beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de volgende criteria: eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het net, doeltreffende regulering, de ontwikkeling van het net in het licht van de behoeften van de markt, niet-marktverstorende investeringsstimulansen, de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, daadwerkelijke mededinging op de energiemarkten van de EU, en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap.

5.   In voorkomend geval, en met name ingeval uit het in lid 3 bedoelde gedetailleerde specifieke verslag blijkt dat de voorwaarden van lid 4 in de praktijk niet vervuld zijn, doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op … (21) voorstellen om te zorgen voor volledige daadwerkelijke onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders.

6.   De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een gedetailleerd verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne markt voor elektriciteit. Het verslag zal met name aandacht besteden aan:

niet-discriminerende toegang tot het systeem;

doeltreffende regulering;

de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap;

de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudelijke afnemers voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbaredienstverlening en universeledienstverlening betreft;

de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven;

de ontwikkeling van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt;

de ervaring opgedaan met de toepassing van de richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van systeembeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede op de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische ontvlechting.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbaredienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om ervoor te zorgen dat de distributiesysteembeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Zo nodig hebben deze voorstellen overeenkomstig het mededingingsrecht ook betrekking op maatregelen om problemen aan te pakken op het terrein van marktdominantie, concentratie in de markt, roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 48

Intrekkingen

Richtlijn 2003/54/EG wordt met ingang van … (22) ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 49

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op … (22) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Deze bepalingen worden toegepast vanaf … (22), met uitzondering van artikel 11, dat wordt toegepast vanaf … (23).

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 50

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 51

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 18 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 en het standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

(5)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(6)  Datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(7)  PB L …

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1

(10)  De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(11)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(12)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(13)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(14)  Datum van omzetting van deze richtlijn plus één jaar d.i. 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(15)  Datum van omzetting van deze richtlijn plus twee jaar d.i. 42 maanden na inwerkingtreding van deze richtlijn.

(16)  Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).

(17)  De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(18)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(19)  1 jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn 2003/54/EG.

(20)  Twee jaar na de in artikel 49, lid 1, eerste alinea, bedoelde datum = 42 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(21)  Drie jaar na de in artikel 49, lid 1, eerste alinea, bedoelde datum = 54 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(22)  18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(23)  42 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSUMENTENBESCHERMING

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (1) en Richtlijn 93/13/EG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (2), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a)

recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

de identiteit en het adres van de leverancier;

de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

in voorkomend geval, de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;

alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f).

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval zou deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract moeten worden verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

b)

op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de elektriciteitsleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c)

transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten;

d)

een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

e)

geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;

f)

transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (3) te worden gevolgd;

g)

die toegang hebben tot de universeledienstverlening overeenkomstig de op grond van artikel 3, lid 3, door de lidstaten aangenomen bepalingen, in kennis worden gesteld van hun rechten in verband met universele dienstverlening;

h)

de beschikking krijgen over hun verbruiksgegevens en in staat zijn om, met uitdrukkelijke toestemming en kosteloos, bedrijven met een leveringsvergunning toegang te geven tot hun geregistreerde verbruiksgegevens. De partij die verantwoordelijk is voor het gegevensbeheer is verplicht deze gegevens aan het bedrijf te verstrekken. De lidstaten leggen een gegevensformaat vast, alsook een procedure voor leveranciers en consumenten om toegang te krijgen tot die gegevens. Voor deze dienst mogen de verbruiker geen extra kosten worden aangerekend;

i)

naar behoren worden geïnformeerd over hun daadwerkelijk elektriciteitsverbruik en de kosten daarvan, zulks voldoende frequent om hen in staat te stellen hun eigen elektriciteitsverbruik te regelen. Voor de verstrekking van de informatie wordt een voldoende ruime termijn ingesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit van de meetapparatuur van de afnemer en met het elektriciteitsproduct in kwestie. Er wordt naar behoren rekening gehouden met de kostenefficiëntie van deze maatregelen. Voor deze dienst mogen de verbruiker geen extra kosten worden aangerekend;

j)

op elk moment van het jaar binnen het kader van het betrokken elektriciteitsproduct van leverancier kunnen veranderen, waarbij de klant recht heeft op zijn eindafrekening niet later dan drie maanden na de laatste levering door de vorige leverancier.


(1)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2)  PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(3)  PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2003/54/EC

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel. 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel. 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 12

Artikel. 13

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 13

Artikel 24

Artikel 14

Artikel 25

Artikel 15

Artikel. 26

Artikel 16

Artikel 27

Artikel 17

Artikel 28

Artikel 18

Artikel 29

Artikel 19

Artikel 30

Artikel 20

Artikel 31

Artikel 21

Artikel 32

Artikel 22

Artikel 33

Artikel 23, lid 1 (eerste en tweede zin)

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 23 (rest)

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 24

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 25

Artikel 43

Artikel 26

Artikel 44

Artikel 27

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 28

Artikel 47

Artikel 29

Artikel 48

Artikel 30

Artikel 49

Artikel 31

Artikel 50

Artikel 32

Artikel 51

Bijlage A

Bijlage I


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 19 september een voorstel voor een richtlijn ingediend tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG, met als rechtsgrondslag artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95 van het Verdrag, als onderdeel van een pakket met vier andere voorstellen betreffende de interne energiemarkt.

2.

Het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité hebben hun adviezen betreffende het gehele pakket uitgebracht op 10 april (1) respectievelijk op 22 april 2008 (2).

3.

Het Europees Parlement heeft op 18 juni 2008 advies in eerste lezing uitgebracht en daarbij 156 amendementen goedgekeurd (3). De Commissie heeft geen gewijzigd voorstel ingediend.

4.

De Raad heeft op 9 januari 2009 overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld in de vorm van een herschikkingsrichtlijn.

II.   DOEL VAN HET VOORSTEL

5.

Het voorstel maakt deel uit van het derde pakket interne energiemarkt, tezamen met de verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit, de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, de verordening betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en de verordening tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators. Het strekt tot voltooiing van de interne markt voor elektriciteit door de invoering van, in het bijzonder:

bepalingen betreffende de effectieve scheiding van, enerzijds, netactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten, waaronder een procedure voor de certificering van transmissiesysteembeheerders uit de Gemeenschap en uit derde landen;

bepalingen die een sterkere mate van onafhankelijkheid van de energieregulators, alsmede een harmonisatie van hun bevoegdheden op het niveau van de Gemeenschap beogen;

bepalingen die de regionale samenwerking beogen te verbeteren;

bepalingen die de werking van de energiemarkt beogen te verbeteren.

III.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

6.   Algemene opmerkingen

6.1.

De Raad heeft het opportuun geacht de bepalingen van de richtlijn met het oog op meer effectiviteit, transparantie en samenhang met Richtlijn 2003/54/EG te herschikken. Hierbij heeft de Raad evenwel principieel het wijzigingsvoorstel van de Commissie volledig intact gelaten, in die zin dat er geen bepalingen zijn opengetrokken die niet reeds deel uitmaakten van het Commissievoorstel, afgezien van wijzigingen die nodig waren als gevolg van de door de Raad in het voorstel aangebrachte wijzigingen, andere verwijzingen op grond van omgenummerde artikelen, en dergelijke. De Raad heeft in de mate van het mogelijke de Commissie gevolgd in haar benadering die een gelijke behandeling van de gassector en de elektriciteitssector inhield.

De Commissie heeft alle wijzigingen aanvaard die de Raad in haar voorstel aanbracht.

6.2.

Van de 156 door het Europees Parlement aangenomen amendementen heeft de Raad in navolging van de Commissie:

de volgende 21 amendementen aanvaard:

volledig (soms anders geformuleerd): 33, 50, 68, 119 en 137;

ten dele/in beginsel/naar de geest: 5, 10, 35, 95, 97, 98, 101, 105, 111, 125, 127, 129, 130, 133, 135 en 138;

en

de volgende 38 amendementen verworpen: 3, 7, 9, 13, 154, 168, 27, 28, 31, 32, 37, 156, 51, 52, 53, 62, 63, 64, 67, 69, 75, 76, 78, 81, 91, 96, 103, 104, 169, 116, 157 en 139 t/m 145, op inhoudelijke en/of formele gronden.

6.3.

De Raad is van het advies van de Commissie afgeweken door

een amendement te aanvaarden: 90

en

de volgende 106 amendementen te verwerpen: 1, 2, 4, 6, 8, 11, 12, 14 t/m 26, 29, 30, 34, 36, 38, 39, 155, 41, 42, 44 t/m 48, 54 t/m 61, 65, 66, 70 t/m 74, 77, 79, 80, 82 t/m 89, 92, 93, 94, 99, 100, 102, 106 t/m 110, 112 t/m 115, 117, 118, 120 t/m 124, 126, 128, 131, 132, 134, 136, 146 t/m 153.

7.   Specifieke opmerkingen

7.1.

Kanttekeningen bij de amendementen van het EP ten aanzien waarvan de Raad van het advies van de Commissie is afgeweken:

a)

De Raad heeft amendement 90 aanvaard omdat hij het, net als het EP, niet aangewezen acht dat beslissingen omtrent de activiteiten en de onafhankelijkheid van distributiesysteembeheerders volgens de comitéprocedure zouden worden genomen.

b)

De Raad heeft de in punt 6.3 vermelde 106 amendementen verworpen op de volgende gronden:

i)

de amendementen hebben betrekking op bepalingen die niet door het Commissievoorstel werden bestreken en zijn derhalve op principiële gronden verworpen (zie punt 6.1): dit geldt voor de amendementen 1, 2, 4, 8, 16, 17, 18, 19, 21, 24, 29, 30, 34, 36, 38, 39, 155, 41, 42, 44 t/m 48, 56 t/m 60, 71 t/m 74, 77, 79, 80, 83 t/m 88, 92, 93, 94, 146 t/m 149;

ii)

de amendementen voegen niets toe omdat zij punten betreffen die (deels) afdoende in andere delen van de tekst zijn geregeld: amendement 14 komt reeds (ten dele) aan de orde in de overwegingen 30 en 31; amendement 26 betreft een overweging die louter voorbeelden ter illustratie aanreikt; amendement 65 betreft een punt dat afdoende in artikel 9 is geregeld; amendement 66 betreft een punt dat afdoende in artikel 47 (rapportage) is geregeld; amendement 82 betreft een punt dat afdoende in de artikelen 16 en 29 is geregeld; amendement 99 betreft een punt dat afdoende in artikel 36, leden 6 t/m 8, is geregeld; amendement 100 betreft details betreffende grensoverschrijdende samenwerking die al in artikel 37 geregeld zijn; amendement 102 betreft een punt dat deels afdoende in artikel 10 (certificering van transmissiesysteembeheerders) en deels afdoende in artikel 36, leden 6 t/m 8 is geregeld; amendement 110: de bevoegdheid van de regulators om sancties op te leggen komt reeds tot uiting in artikel 36, lid 4; zie ook de opmerking in punt vi); amendement 117 is reeds aan de orde gekomen in artikel 36, lid 6; amendement 124 betreft een punt dat afdoende in artikel 36, lid 1, punt h), is geregeld; amendement 131 betreft een punt dat in algemene zin reeds is geregeld in artikel 35, punt c), en artikel 16 van de elektriciteitsverordening; amendement 153 komt aan de orde in punt j van de bijlage;

iii)

met de amendementen zou er tekst toegevoegd worden die ongepast of overbodig is of niet aansluit bij het doel van de richtlijn: 12, 61, 106, 107, 108, 109, 113, 114, 121, 134, 136, 150, 151, 152;

iv)

met het amendement zou een overweging worden opgenomen die niet bij een artikel aansluit: amendementen 6, 15, 20;

v)

de Raad is van oordeel dat met de opsomming van plichten en bevoegdheden van de regulerende instanties in artikel 36 van het gemeenschappelijk standpunt kan worden volstaan; met de volgende amendementen zouden de door de Raad aan de regulators toegewezen taken (ten dele) worden verruimd: amendementen 112, 115 (dat ook ten dele aan de orde komt in het uit de elektriciteitsverordening overgehevelde artikel 40 betreffende kleinhandelsmarkten), 118 (dat ook ten dele aan de orde komt in artikel 36, lid 4) 120 t/m 123, 128, 132;

vi)

met de amendementen zou er tekst toegevoegd worden die niet strookt met de rol die de Raad aan het Agentschap heeft toebedacht: 11, 23, 55, 110, 126;

vii)

met de amendementen zou er tekst toegevoegd worden die niet strookt met de rol die de Raad aan de transmissiesysteembeheerders heeft toebedacht: amendement 70;

viii)

de Raad is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt de beoogde regionale samenwerking afdoende regelt; daarom zijn de amendementen 22, 25 en 54 overbodig;

ix)

de Raad is van oordeel dat de lidstaten moeten kunnen beslissen welke instantie zij met het toezicht op de werkzaamheden van transmissiesysteembeheerders belasten en verwerpt daarom amendement 89.

7.2

De Raad heeft ten opzichte van het Commissievoorstel nog een aantal inhoudelijke of formele wijzigingen aangebracht, waarvan de voornaamste hierna vermeld worden.

a)   Effectieve scheiding van netexploitatie enerzijds en productie- en leveringsactiviteiten anderzijds

Naast de twee door de Commissie voorgestelde alternatieven (keuze tussen ontvlechting van eigendom (OE) of onafhankelijke systeembeheerder (OSB) heeft de Raad in overleg met de Commissie een derde alternatief toegevoegd, namelijk de keuze voor een onafhankelijke transmissiesysteembeheerder (OTB) indien een transmissiesysteembeheerder op het tijdstip van inwerkingtreding van de richtlijn onderdeel vormt van een verticaal geïntegreerd bedrijf (nieuw hoofdstuk V met de artikelen 17 t/m 23 en de bijbehorende overwegingen 15 en 16). De drie keuzemogelijkheden staan op gelijke voet en staan zowel voor de elektriciteitssector als voor de gassector ter beschikking.

De OTB-bepalingen staan borg voor de effectieve onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder (artikel 17 en 18), van de met het beheer belaste personen (oorkomen. Met hetzelfde oogmerk is voorzien in een nalevingsprogramma en een nalevingsfunctionaris (artikel 21). Daarnaast wordt ingestaan voor niet-marktverstorende investeringsstimulansen en ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur (artikel 22) alsmede voor eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het net (artikel 23).

In artikel 36, lid 5, zijn bijkomende taken en bevoegdheden aan de regulators toegekend zodat op de naleving van hoofdstuk V kan worden toegezien. Bovendien zijn aan artikel 6 twee leden toegevoegd betreffende regionale samenwerking indien er OTB's betrokken zijn. In de leden 3, 4 en 5 van artikel 47, betreffende rapportage, is tot slot bepaald dat de praktische toepassing van het OTB-alternatief, na verloop van twee jaar na de omzettingsdatum van de richtlijn, door de Commissie als onderdeel van de algemene evaluatie aan bepaalde criteria wordt getoetst.

De OTB-bepalingen van het gemeenschappelijk standpunt zijn erop gericht elementen betreffende de werkingssfeer, het tijdschema en de afdwingbaarheid van het OTB-alternatief te verzoenen met de werkbaarheid en de financiële belangen van het verticaal geïntegreerde bedrijf. Dit is een van de redenen waarom de Raad het niet passend heeft geacht bepalingen betreffende een gevolmachtigde op te nemen.

Voor het geval waarin er, voor een transmissiesysteem dat aan een verticaal geïntegreerd bedrijf toebehoort, regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder (TSB) waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk V, is in artikel 9, lid 9, een bijkomende bepaling opgenomen.

b)   Gelijk speelveld

Gezien het feit dat er in de toekomst drie onderscheiden ontvlechtingsmodellen op de communautaire markt te vinden zullen zijn, is er in artikel 42 een „gelijk speelveld”-clausule opgenomen, alsmede een bijbehorende overweging 17. De bepaling bevat met name een aantal criteria voor de maatregelen die de lidstaten kunnen nemen om een gelijk speelveld te garanderen.

c)   Certificering van TSB's uit de Gemeenschap en uit derde landen

Het gemeenschappelijk standpunt bevat twee artikelen betreffende de certificering van TSB's: een van algemene strekking (artikel 10) en een met betrekking tot derde landen (artikel 11) dat in de plaats is gekomen van artikel 8 bis van het Commissievoorstel. In artikel 11 is enerzijds bepaald dat TSB's uit derde landen dezelfde ontvlechtingsregels moeten naleven als communautaire TSB's en anderzijds dat bij de toekenning van certificering de energievoorzieningszekerheid van de lidstaten en van de Gemeenschap als criterium in aanmerking moet worden genomen.

Voorts heeft de Raad het passend geacht de bepaling betreffende de rol van de Commissie in de certificeringsprocedure over te hevelen naar een nieuw artikel 3 van de elektriciteitsverordening. Bovendien blijft het besluit betreffende de certificering in hoofdzaak berusten bij de nationale regulerende instanties; de Commissie wordt verzocht een advies over de certificering te verstrekken waarmee de nationale regulerende instanties ten volle rekening houden.

d)   Regulerende instanties

De Raad heeft aan artikel 34 de leden 2 en 3 toegevoegd om het beginsel van één nationale regulerende instantie, in combinatie met enkelvoudige vertegenwoordiging (bijvoorbeeld in het Agentschap), te verzoenen met het feit dat in sommige lidstaten thans regulerende instanties op regionaal/federaal niveau of voor kleine en geïsoleerde delen van het grondgebied bestaan.

De tekst van het gemeenschappelijk standpunt bevat garanties voor de onafhankelijkheid van de regulerende instanties, wat geenszins betekent dat de regulerende instanties niet aan de rechterlijke toetsing of parlementair toezicht kunnen worden onderworpen (overweging 27) of bredere doelstellingen, zoals milieuduurzaamheid of openbaredienstverplichtingen, kunnen negeren (artikel 34, lid 4).

Het gemeenschappelijk standpunt staat er tevens borg voor dat de regulerende instanties, bij het verrichten van hun taken, indien nodig nauw kunnen samenwerken met andere instanties, zoals de mededingingsinstanties, en tegelijk hun onafhankelijkheid kunnen bewaren en dubbel werk kunnen voorkomen (bijvoorbeeld inzake toezicht), wanneer die taken gewoonlijk door andere instanties worden verricht (artikel 36, lid 2).

e)   Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

De bepalingen betreffende de rol van het Agentschap (artikel 37, lid 3, en (ten dele) lid 4) zijn om juridische redenen overgeheveld naar de Agentschapsverordening (nieuw artikel 8). Het Agentschap wordt pas in laatste instantie ingeschakeld, op verzoek van de nationale regulerende instanties of indien de nationale regulerende instanties niet binnen een bepaald tijdsbestek tot een akkoord komen.

f)   Kleinhandelsmarkten

De Raad heeft het passend geoordeeld het artikel betreffende kleinhandelsmarkten anders te formuleren, onder meer door het van zijn grensoverschrijdende aspect te ontdoen, en het artikel van de elektriciteitsverordening (artikel 7 bis van het Commissievoorstel) over te hevelen naar de richtlijn (nieuw artikel 40).

g)   Afwijkingen

De Raad heeft het passend geoordeeld om in het kader van de herschikking artikel 44 te actualiseren, meer in het bijzonder met betrekking tot een afwijking van de ontvlechtingsbepalingen voor kleine lidstaten.

In artikel 44, lid 2, is bovendien het begrip „bedrijf dat productie- of leveringsfuncties verricht” nader ingevuld ten behoeve van netto-eindafnemers die accessoir ook de functie van opwekking/levering van elektriciteit op zich nemen.

h)   Andere punten

De Raad heeft het passend geoordeeld om minderheidsbelangen van producenten/leveranciers in TSB's waarvan de eigendom ontvlochten is, niet uit te sluiten, mits zulks niet leidt tot enige controle of enige invloed van de ene op de andere en geen aanleiding kan geven tot belangenconflicten (artikel 9, lid 2).

Het gemeenschappelijk standpunt voorziet, wat publieke eigendom betreft, in de mogelijkheid om tot ontvlechting van de eigendom te komen met twee afzonderlijke overheidsorganen, door een bepaling op te nemen waarin gesteld is dat twee afzonderlijke overheidsorganen met het oog op de ontvlechting van de eigendom als twee personen beschouwd kunnen worden (artikel 9, lid 6).

In de tekst is een aantal technische wijzigingen aangebracht om de bepaling betreffende gecombineerde beheerders (artikel 28) te verduidelijken. Dankzij deze bepaling kan een gecombineerde beheerder kiezen om te functioneren hetzij als beheerder waarvan de eigendom ontvlochten is, hetzij als onafhankelijke systeembeheerder, hetzij als onafhankelijke transmissiesysteembeheerder.

Overweging 30 introduceert het begrip virtuele energiecentrales als een van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen.

Tot slot heeft de Raad, volgens de logica van de herschikking, een nieuw artikel tot intrekking van het bestaande wetgevingsbesluit opgenomen (artikel 48).


(1)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(2)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(3)  Nog niet in het PB bekendgemaakt.


24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 70/37


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 9/2009

door de raad vastgesteld op 9 januari 2009

met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/C 70 E/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met de interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in het geheel van de Gemeenschap, heeft tot doel een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de Europese Unie, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie.

(2)

Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (4) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor aardgas.

(3)

De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag worden gegarandeerd namelijk het het vrij verkeer van goederen, het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun afnemers kunnen leveren.

(4)

Momenteel bestaan er evenwel belemmeringen voor de verkoop van aardags onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling in de Gemeenschap. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van regulerend toezicht in de lidstaten.

(5)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” wordt het belang onderstreept van de voltooiing van de interne markt voor aardgasinterne markt voor aardgas en de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de Gemeenschap gevestigde aardgasbedrijven. Uit de mededelingen van 10 januari 2007 getiteld „de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en over „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” blijkt dat de huidige regels en maatregelen niet het vereiste kader leveren om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te verwezenlijken.

(6)

Zonder een effectieve afscheiding tussen netten en productie- en leveringsactiviteiten („effectieve ontvlechting”) blijft er een inherent risico op discriminatie bestaan, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat betreft de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om in toereikende mate in hun netten te investeren.

(7)

De juridische en functionele ontvlechtingsregels als bepaald in Richtlijn 2003/55/EG hebben evenwel niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Derhalve heeft de Europese Raad in zijn zitting van 8 en 9 maart 2007 te Brussel de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en netwerkexploitatie, anderzijds.

(8)

Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en netinvesteringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de netbeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt gesteld dat het ontvlechten van de eigendom op het niveau van de transmissie het efficiëntste middel is om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon of personen zeggenschap kan dan wel kunnen uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.

(9)

De definitie van de term „zeggenschap” is overgenomen uit Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (5).

(10)

Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector moeten de ontvlechtingsbepalingen gelden voor beide sectoren samen.

(11)

Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid tussen netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf.

(12)

De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, dient het voor een verticaal geïntegreerde bedrijf mogelijk te maken om zijn netactiva in eigendom te handhaven en toch een effectieve scheiding van de belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtsmechanismen.

(13)

Wanneer op … (6) een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.

(14)

Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom.

(15)

De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuursactiviteiten of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke kon worden verkregen in een bestuursfunctie.

(16)

Een lidstaat mag kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, heeft een bedrijf niet het recht een onafhankelijke systeem- of transmissiesysteembeheerder aan te wijzen. Bovendien kan een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, geen direct of indirect zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wel voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.

(17)

Al zullen er met deze richtlijn op de interne markt voor aardgas verschillende modellen van marktorganisatie bestaan, de maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor een gelijk speelveld te zorgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het Verdrag en de Gemeenschapswetgeving moet de Commissie worden geraadpleegd.

(18)

Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, ten aanzien van de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.

(19)

De effectieve scheiding van, enerzijds, netactiviteiten en anderzijds leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Gemeenschap toegepast worden op zowel Gemeenschaps- als niet-Gemeenschapsbedrijven. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Gemeenschap onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om overal in de Gemeenschap een samenhangende toepassing van die regels te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het advies van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie het recht hebben om een advies te geven betreffende de certificering met betrekking tot een transmissiesysteembeheerder of een eigenaar van een transmissiesysteem waarover één of meer personen uit één of meer derde landen zeggenschap heeft.

(20)

Het veiligstellen van de energievoorziening is een essentieel onderdeel van de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte werking van de interne markt voor gas. Gas kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende gasmarkten en met name de netten en andere activa die met de levering van gas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen, indien zij voldoen aan de eisen van effectieve scheiding die binnen de Gemeenschap van toepassing zijn. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van de gastransmissiesystemen van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra beschermingssmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het in stand houden van de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, teneinde bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Unie en het welzijn van haar burgers te vermijden. De leverings- en voorzieningszekerheid voor energie in de Gemeenschap noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land.

De leverings- en voorzieningszekerheid moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land. De Commissie wordt aangemoedigd om in voorkomend geval aanbevelingen te doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de leverings- en voorzieningszekerheid van energie in de Gemeenschap aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen.

(21)

Er moeten verdere maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot transmissie. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers gelden. Indien de opslaginstallaties, de leidingbuffer of ondersteunende diensten op een voldoende concurrerende markt functioneren, kan toegang worden verleend op basis van transparante en niet-discriminerende, op de markt gebaseerde mechanismen.

(22)

De onafhankelijkheid van de opslagsysteembeheerders moet worden gewaarborgd teneinde derden een betere toegang te geven tot opslaginstallaties die in technisch en/of economisch opzicht noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan de afnemers. Het is daarom passend dat opslaginstallaties worden beheerd door juridisch gescheiden entiteiten die over effectieve beslissingsbevoegdheid beschikken met betrekking tot de activa die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van opslaginstallaties. Ook moet de transparantie worden verhoogd inzake de opslagcapaciteit die aan derden ter beschikking wordt gesteld, meer bepaald door de lidstaten te verplichten een duidelijk, niet-discriminerend kader vast te stellen en bekend te maken waarin het voor opslaginstallaties geldende reguleringsstelsel omschreven staat.

Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn van groot belang als het gegevens met een strategisch karakter betreft of als een opslaginstallatie slechts één gebruiker heeft.

(23)

Niet-discriminerende toegang tot de distributienetten is bepalend voor de downstreamtoegang tot afnemers op kleinhandelsniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productiebelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op transmissieniveau. Bovendien is de wettelijke en functionele ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig Richtlijn 2003/55/EG pas verplicht sinds 1 juli 2007 en moeten de effecten daarvan op de interne markt voor aardgas nog worden geëvalueerd. De momenteel geldende regels voor juridische en functionele ontvlechting kunnen resulteren in effectieve ontvlechting op voorwaarde dat zij duidelijker worden geformuleerd, goed ten uitvoer worden gelegd en nauwlettend worden gemonitord. Om een gelijk speelveld op kleinhandelsniveau te creëren, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat zij hun verticale integratie kunnen benutten ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke en kleine niet-huishoudelijke afnemers.

(24)

Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn deze bedrijven te ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting wat betreft de distributie.

(25)

Bij Richtlijn 2003/55/EG is voor de lidstaten de eis ingevoerd om regulators met specifieke bevoegdheden in te stellen. De ervaring heeft echter uitgewezen dat de doeltreffendheid van regulering vaak wordt belemmerd door het gebrek aan onafhankelijkheid van de regulators van hun regeringen en door de ontoereikendheid van hun bevoegdheden en beslissingsmacht. Om deze reden heeft de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 te Brussel de Commissie verzocht wetgevingsvoorstellen uit te werken om te zorgen voor een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van de nationale energieregulators. Deze nationale regulerende instanties kunnen bevoegd zijn voor zowel elektriciteit als gas.

(26)

Om de interne markt voor aardgas goed te laten functioneren, moeten de energieregulators besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. Zulks staat niet in de weg aan rechterlijke toetsing en parlementair toezicht overeenkomstig het constitutionele recht van de lidstaten. Voorts is de goedkeuring van de begroting van de regulator door de nationale wetgever niet op te vatten als een belemmering van de begrotingsautonomie.

(27)

Om ervoor te zorgen dat alle marktspelers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Dit moet worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden gas die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. De nationale regulerende instanties moeten een actieve rol spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van gas op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.

(28)

De nationale regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder(s), van de distributiesysteembeheerder(s) of van de LNG-systeembeheerders, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de nationale regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de lange termijn, marginale vermeden netkosten en vraagzijdebeheermaatregelen.

(29)

Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten in verband met aardgasbedrijven vast te stellen en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan aardgasbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen of de bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Regulerende instanties moeten ook de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen ter bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de interne markt voor aardgas. Het opzetten van gasafzetprogramma's is één van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare afnemers, en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet.

De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een nationale regulator getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of ander rechtscollege kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.

(30)

Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden bevorderd om het goed functioneren van de interne markt voor aardgas te waarborgen. Teneinde het positieve effect van grote infrastructuurprojecten waarvoor ontheffing is verleend op de mededinging en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken, moet de marktbelangstelling gedurende de projectplanningsfase worden getest en moeten congestiebeheersregels ten uitvoer worden gelegd. Wanneer een bepaalde infrastructuur gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat, is het aangewezen dat het bij Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7) opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, hierna „het Agentschap” genoemd, als laatste instantie de ontheffingsaanvraag behandelt zodat beter rekening wordt gehouden met grensoverschrijdende gevolgen en de administratieve verwerking ervan vlotter verloopt. Voorts moet het, gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van dergelijke grootschalige infrastructuurprojecten, mogelijk zijn om aan bedrijven met leverings- en productiebelangen voor de desbetreffende projecten tijdelijke partiële ontheffingen met betrekking tot de ontvlechtingsregels toe te staan. Dit moet met name gelden, om redenen van leverings- en voorzieningszekerheid, voor nieuwe pijpleidingen binnen de Gemeenschap die gas transporteren vanuit derde landen naar de Gemeenschap.

(31)

De interne markt voor aardgas lijdt onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen, indekking van risico's en toetreding van nieuwkomers belemmert. Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten worden opgetrokken en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de gaslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met de bestaande communautaire wetgeving betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. De energieregulators en de regulators voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen.

(32)

Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten het Agentschap en het Comité van Europese effectenregelgevers („CESR”) gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. Het Agentschap en het CESR moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en gasderivaten vóór en/of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, indien dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.

(33)

In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord en in vervolg op het monitoren moet een verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio's. Met dergelijke monitoring moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, moeten bijdragen aan een stabiele gasvoorziening.

(34)

De lidstaten moeten waarborgen dat, rekening houdend met de nodige kwaliteitsvoorschriften, biogas en gas uit biomassa en andere soorten gas een niet-discriminerende toegang tot het gasnet krijgen, op voorwaarde dat deze toegang permanent verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen. Deze regels en normen moeten het technisch mogelijk en veilig maken dat deze gassen worden ingevoerd in en getransporteerd via het aardgasnet, en moeten ook rekening houden met de chemische kenmerken van deze gassen.

(35)

Langetermijncontracten zullen een belangrijk deel van de gasvoorziening van de lidstaten blijven uitmaken en moeten worden gehandhaafd als optie voor de gasleverende bedrijven voor zover zij de doelstelling van deze richtlijn niet ondermijnen en verenigbaar zijn met het Verdrag, met inbegrip van de mededingingsregels. Daarom moet met deze contracten rekening worden gehouden bij de planning van de leverings- en transmissiecapaciteit van de aardgasbedrijven.

(36)

Teneinde de handhaving van hoge normen van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle verbruikers die zijn aangesloten op het gassysteem op de hoogte worden gebracht van hun rechten om tegen redelijke prijzen van aardgas van een specifieke kwaliteit te worden voorzien. Maatregelen die de lidstaten nemen om de eindafnemers te beschermen, mogen verschillen naargelang zij greicht zijn op huishoudelijke afnemers dan wel kleine en middelgrote bedrijven.

(37)

Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, leverings- en voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de voorschriften inzake openbare dienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.

(38)

De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken kunnen met name adequate economische stimulansen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(39)

Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-verdrag vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(40)

De openbaredienstverplichtingen en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle verbruikers hun voordeel doen met de vrije mededinging. Toegang tot verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect en de consumenten moeten over hun gegevens kunnen beschikken zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Op gezette tijden verstrekte informatie over de energiekosten zullen een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de consument hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging.

(41)

Teneinde bij te dragen tot leverings- en voorzieningszekerheid en een geest van solidariteit tussen de lidstaten te handhaven, met name in gevallen van onderbreking van de energievoorziening, is het belangrijk te voorzien in een kader voor regionale samenwerking in een geest van solidariteit. Deze samenwerking in een geest van solidariteit kan, indien de lidstaten daartoe besluiten, eerst en vooral op marktgebaseerde mechanismen berusten.

(42)

Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de netbeheerders op communautair en regionaal niveau bevorderen.

(43)

De regulerende instanties moeten informatie over de markt verstrekken ook om het voor de Commissie mogelijk te maken zich te kwijten van haar taak inzake observatie en monitoring van de interne markt voor aardgas en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals vraag en aanbod, transmissie- en distributie-infrastructuur, grensoverschrijdende handel, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, milieueffecten en efficiëntieverbeteringen.

(44)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor aardgas, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden bereikt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het EG-verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(45)

Krachtens Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (7) kan de Commissie richtsnoeren vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren, die bijgevolg bindende uitvoeringsmaatregelen zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.

(46)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

(47)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(48)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (9) worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(49)

Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen ivan Richtlijn 2003/55/EG is het ter wille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe richtlijn.

(50)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Werkingssfeer en definities

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de aardgassector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas en het beheer van systemen.

2.   De bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften voor aardgas, waartoe ook vloeibaar aardgas (LNG) behoort, zijn tevens van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas en andere soorten gas, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen in te voeren in en te transporteren via het aardgassysteem.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1)

„aardgasbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van LNG, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;

2)

„upstreampijpleidingnet”: pijpleiding of pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;

3)

„transmissie”: transport van aardgas door een hogedrukpijpleidingnet anders dan een upstreampijpleidingnet, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

4)

„transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van gas;

5)

„distributie”: transport van aardgas langs lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6)

„distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervanmet andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas;

7)

„levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van aardgas, met inbegrip van LNG, aan afnemers;

8)

„leveringsbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringsfunctie verricht;

9)

„opslaginstallatie”: installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van en/of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

10)

„opslagsysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;

11)

„LNG-installatie”: terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;

12)

„LNG-systeembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de functie van het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;

13)

„systeem”: alle transmissie- en/of distributienetten en/of LNG- en/of opslaginstallaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de leidingbuffer en de installaties die ondersteunende diensten verlenen, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie, distributie en LNG;

14)

„ondersteunende diensten”: diensten die nodig zijn voor de toegang tot en de exploitatie van transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties en/of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting en menging, maar uitgezonderd installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

15)

„leidingbuffer”: gasopslag door middel van compressie in gastransmissie- en gasdistributiesystemen, uitgezonderd installaties die ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

16)

„stelsel van systemen”: een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;

17)

„interconnector”: transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met uitsluitend als bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten onderling te koppelen;

18)

„directe leiding”: aardgaspijpleiding ter aanvulling van het stelsel van systemen;

19)

„geïntegreerd aardgasbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

20)

„verticaal geïntegreerde bedrijf”: aardgasbedrijf of groep van aardgasbedrijven waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie, distributie, LNG of opslag en ten minste één van de functies van productie of levering van aardgas verricht;

21)

„horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van gas liggende activiteit verricht;

22)

„verwant bedrijf”: een verbonden onderneming, in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, sub g) (10), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (11), en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23)

„systeemgebruikers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die leveren aan of afnemen van het systeem;

24)

„afnemers”: grootafnemers of eindafnemers van aardgas en aardgasbedrijven die aardgas kopen;

25)

„huishoudelijke afnemers”: afnemers die aardgas kopen voor eigen huishoudelijk gebruik;

26)

„niet-huishoudelijke afnemers”: afnemers die aardgas kopen dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;

27)

„eindafnemers”: afnemers die aardgas kopen voor eigen gebruik;

28)

„in aanmerking komende afnemers”: afnemers die vrij zijn om gas te kopen bij de leverancier van hun keuze, in de zin van artikel 36;

29)

„grootafnemers”: natuurlijke personen of rechtspersonen die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder zijn en die aardgas kopen voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop zij aangesloten zijn;

30)

„planning op lange termijn”: planning op lange termijn van leverings- en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om aan de vraag naar aardgas van het systeem te voldoen, de bronnen te diversifiëren en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

31)

„opkomende markt”: lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;

32)

„zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering van aardgas als de technische beveiliging;

33)

„nieuwe infrastructuur”: infrastructuur die bij de inwerkingtreding van deze richtlijn niet voltooid is;

34)

„aardgasleveringscontract”: een contract voor de levering van aardgas, een aardgasderivaat niet inbegrepen;

35)

„aardgasderivaat”: een financieel instrument, als omschreven in deel C5, C6 of C7 van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (12), met betrekking tot aardgas;

36)

„zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

a)

eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een bedrijf of delen daarvan;

b)

rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.

HOOFDSTUK II

Algemene regels voor de organisatie van de sector

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1.   De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame aardgasmarkt; wat de rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.   Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan bedrijven die in de gassector actief zijn verplichtingen inzake openbare dienstverlening opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van leverings- en voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen, en milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie en klimaatbescherming. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn en de gelijke toegang van communautaire aardgasbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruik maken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het net wensen.

3.   De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en waarborgen in het bijzonder een passende bescherming van kwetsbare afnemers, met inbegrip van passende maatregelen om hen te helpen voorkomen dat zij worden afgesloten. In dit verband kunnen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten afnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen voor op het gasnet aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van algemene contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage I beschreven maatregelen.

4.   De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming — waaronder eventueel middelen ter bestrijding van klimaatverandering — en de leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.

5.   De lidstaten kunnen besluiten artikel 4 niet toe te passen op de distributie, voor zover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en voor zover de ontwikkeling van de handel niet zodanig wordt belemmerd dat de belangen van de Gemeenschap hiervan schade zouden ondervinden. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer concurrentie met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

6.   De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mede die zijn vastgesteld om openbare dienstverleningverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van de bepalingen van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

Artikel 4

Toestemmingsprocedure

1.   In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties, verlenen de lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 toestemming voor de bouw en/of exploitatie van dergelijke installaties, pijpleidingen en bijbehorende uitrusting op hun grondgebied. De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen op dezelfde basis tevens toestemming verlenen voor de levering van aardgas, ook aan grootafnemers.

2.   Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria vast waaraan moet worden voldaan door een bedrijf dat een aanvraag voor de bouw en/of exploitatie van aardgasinstallaties of een aanvraag voor het leveren van aardgas indient. De niet-discriminerende criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden gepubliceerd.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de redenen waarom toestemming wordt geweigerd objectief en niet-discriminerend zijn en aan de aanvrager worden meegedeeld. De Commissie wordt ingelicht over de redenen van een dergelijke weigering. De lidstaten stellen een procedure vast die de aanvrager de mogelijkheid biedt om tegen dergelijke weigeringen beroep aan te tekenen.

4.   Met het oog op de ontwikkeling van gebieden waar sinds kort geleverd wordt en met het oog op een doelmatige exploitatie in het algemeen, kunnen de lidstaten onverminderd artikel 37 verdere toestemming voor de bouw en exploitatie van distributiepijpleidingsystemen in een bepaald gebied weigeren als dergelijke pijpleidingsystemen in dat gebied zijn aangelegd of daartoe voorstellen zijn gedaan en de bestaande of geplande capaciteit niet volledig wordt benut.

Artikel 5

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat aangelegenheden betreffende de leverings- en voorzieningszekerheid worden gemonitord. Wanneer de lidstaten het nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 44, lid 1, bedoelde regulerende instanties. Met name zal het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, alsmede maatregelen ter dekking van de piekvraag en bij het in gebreke blijven van één of meer leveranciers gemonitord worden. De bevoegde instanties publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het monitoren van deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 6

Regionale solidariteit

1.   Teneinde de zekerheid van de voorziening op de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen.

2.   Deze samenwerking heeft betrekking op situaties die resulteren uit of op korte termijn waarschijnlijk zullen resulteren uit een ernstige onderbreking van de voorziening in een lidstaat. Het rapport dient te bevatten:

a)

coördinatie van de nationale noodbepalingen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening (13);

b)

identificatie en, waar nodig, ontwikkeling of modernisering van elektriciteits- en aardgasinterconnecties;

c)

voorwaarden en praktische uitvoeringsbepalingen voor wederzijdse bijstand.

3.   De Europese Commissie wordt op de hoogte gehouden van deze samenwerking.

4.   De Commissie kan richtsnoeren voor regionale solidariteit en samenwerking aannemen. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 7

Bevordering van regionale samenwerking

1.   De lidstaten werken onderling samen met het doel hun nationale markten, ten minste op regionaal niveau, te integreren. Met name moedigen de lidstaten de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau aan en bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk en regelgevingskader. Het geografische gebied waarop deze regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de samenwerking in geografische gebieden als omschreven overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. …/2009. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken.

2.   De lidstaten zorgen er bij de uitvoering van deze richtlijn voor dat de transmissiesysteembeheerders beschikken over een of meer geïntegreerde systemen op regionaal niveau waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net.

3.   Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van zulke samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van de doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag. Het moet door het Agentschap worden goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijke wijze gemonitord door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders.

Artikel 8

Technische voorschriften

De lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen en directe leidingen, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de systemen garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de informatiemaatschappij (14).

HOOFDSTUK III

Transmissie, opslag en LNG

Artikel 9

Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat per … (15):

a)

ieder bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

b)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om:

i)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over eenbedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of

ii)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht;

c)

dezelfde persoon of dezelfde personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over eenbedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht; en

d)

dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van zowel een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, als een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

2.   De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:

a)

het recht om stemrechten uit te oefenen, of

b)

de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen.

3.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht in de zin van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende gemeenschappel”ijke regels voor de interne markt voor electriciteit (7), en omvatten de begrippen „transmissiesysteembeheerder” en „transmissiesysteem” de begrippen „transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk „transmissiesysteem” in de zin van Richtlijn 2009/…/EG.

4.   De lidstaten kunnen afwijkingen van lid 1, punten b) en c), toestaan tot uiterlijk … (16), op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerde bedrijf.

5.   De in lid 1, onder a), van dit artikel vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die eigenaar zijn van transmissiesystemen, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 15 is erkend als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijk transmissiebeheerder voor de toepassing van hoofdstuk IV.

6.   Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.

7.   De lidstaten waken ervoor dat de in artikel 16 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.

8.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen, als het transmissiesysteem op … (6) toebehoort aan een verticaal geïntegreerde bedrijf.

In dat geval besluit de betrokken lidstaat:

a)

een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 14, of

b)

de bepalingen van hoofdstuk IV na te leven.

9.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen als het transmissiesysteem op … (6) toebehoort aan een verticaal geïntegreerde bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV.

10.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 9 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 10, leden 4 tot en met 6, van deze richtlijn, en van artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009, ingevolge waarvan de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV.

11.   Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.

12.   Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen ten aanzien van ontvlechte transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.

Artikel 10

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6, van dit artikel, en artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009.

2.   Bedrijven die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig onderstaande certificeringsprocedure door de nationale regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 9 worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissiesysteembeheerders wordt ter kennis van de Commissie gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de vereisten van artikel 9.

4.   De regulerende instanties monitoren of de transmissiesysteembeheerders de vereisten van artikel 9 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure om bedoelde naleving te waarborgen:

a)

wanneer zij van de transmissiesysteembeheerder een kennisgeving uit hoofde van lid 3 ontvangen;

b)

op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed ten aanzien van transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 9, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden; of

c)

na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

5.   De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.

6.   Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009.

7.   De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerder en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken krachtens dit artikel.

8.   De regulerende instanties en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.

Artikel 11

Certificering met betrekking tot derde landen

1.   Indien de eigenaar van een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder waarover een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap hebben, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.

De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder verkrijgen.

2.   Transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder verkrijgen.

3.   De regulerende instantie neemt binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder. Zij weigert de certificering indien niet is aangetoond:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9; en

b)

ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Gemeenschap. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:

i)

de rechten en verplichtingen die de Gemeenschap heeft met betrekking tot hetbetrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt;

ii)

de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van de betrokken derde landen uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voor zover zij stroken met het gemeenschapsrecht, en

iii)

andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.

4.   Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.

5.   De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie en/of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onder b), voordat de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9; en

b)

de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap.

6.   De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de nationale regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.

Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van het Agentschap, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met twee maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen deze twee maanden advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

7.   Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, houdt de Commissie rekening met:

a)

de specifieke feiten van het geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen; en

b)

de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin de leverings- en voorzieningszekerheid aan bod komt.

8.   De nationale regulerende instantie neemt, binnen twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de nationale instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde instantie heeft aangewezen om over punt b) van lid 3 te oordelen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt.

9.   Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.

10.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

11.   Dit artikel, met uitzondering van lid 3, punt a), van dit artikel is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 48 geldt.

Artikel 12

Aanwijzing van beheerders van opslag- en LNG-installaties

De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen transmissie-, opslag- of LNG-installaties wijzen een of meer systeembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.

Artikel 13

Taken van transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders

1.   Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder:

a)

beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu;

b)

onthoudt zich van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;

c)

verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen; en

d)

verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

2.   De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gastransmissiesysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers in rekening brengen voor energie-onbalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 40, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

3.   De lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumeisen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.

4.   Transmissienetbeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

Artikel 14

Onafhankelijke systeembeheerders

1.   Wanneer het transmissiesysteem op … (6) tot een verticaal geïntegreerde bedrijf behoort, kunnen de lidstaten besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen. Die aanwijzing moet door de Commissie worden goedgekeurd.

2.   De lidstaat mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen en wanneer:

a)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 9, lid 1, onder b) tot en met d);

b)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische, fysieke en personele middelen om de in artikel 13 omschreven taken uit te voeren;

c)

de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord;

d)

de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-systeembeheerder en van alle andere relevante entiteiten;

e)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. …/2009 kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

3.   Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 11 en artikel 14, lid 2, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009 hetzij artikel 11 van deze richtlijn is van toepassing.

4.   Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang van derden tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning.

5.   Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:

a)

de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;

b)

de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of hij stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De relevante financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van de activa samen met andere betrokken partijen;

c)

het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder; en

d)

waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

6.   In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, worden aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 5 daadwerkelijk te monitoren.

Artikel 15

Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders

1.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie, distributie en opslag samenhangende activiteiten.

Dit artikel geldt uitsluitend voor opslaginstallaties die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers overeenkomstig artikel 32.

2.   Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie en levering van aardgas;

b)

er moeten passende maatregelen worden genomen opdat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c)

de opslagsysteembeheerder heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 40, lid 6, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Hierdoor wordt de moedermaatschappij met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de opslagsysteembeheerder goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument; en

d)

de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder moeten een nalevingsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en moet waarborgen dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt.

3.   De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen

1.   Onverminderd artikel 29 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder en eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geven zij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van de onderneming, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem alsook, in het geval van een gecombineerde beheerder, de distributiesysteembeheerder, en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruik maken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.

2.   Transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

HOOFDSTUK IV

Onafhankelijke transmissiebeheerder

Artikel 17

Activa, uitrusting, personeel en identiteit

1.   Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van aardgas uit te voeren, met name:

a)

de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;

b)

het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;

c)

het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerde bedrijf. Een transmissiesysteembeheerder mag echter diensten verrichten ten behoeve van het verticaal geïntegreerde bedrijf, mits:

i)

de verrichting van deze diensten geen discriminatie jegens systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en

ii)

devoorwaarden van de verrichting van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;

d)

onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld aan de transmissiesysteembeheerder door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.

2.   De werkzaamheden van transmissie van aardgas omvatten, naast de in artikel 13 genoemde, ten minste de volgende activiteiten:

a)

vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties;

b)

vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTBS voor gas”);

c)

toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;

d)

inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de behandeling van gas en de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies);

e)

exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;

f)

investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leverings- en voorzieningszekerheid kan waarborgen;

g)

het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, gasbeurzen, en de andere relevante actoren, bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren; en

h)

alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.

3.   De transmissiesysteembeheerder krijgt als rechtsvorm één van de vennootschapsvormen met beperkte aansprakelijkheid bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad (17).

4.   De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.

5.   De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of gemeenschappelijke apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.

6.   De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.

Artikel 18

Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder

1.   Onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan:

a)

heeft de transmissiesysteembeheerder, onafhankelijk van het verticaal geïntegreerde bedrijf, daadwerkelijk rechten in verband met de besluitvorming aangaande de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem; en

b)

is de transmissiesysteembeheerder is bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.

2.   De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij op elk moment beschikt over de nodige middelen om de transmissiefunctie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.

3.   Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verrichten, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verricht, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.

4.   De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan.

5.   Bij het vervullen van de in artikel 13 en artikel 17, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van artikel 13, lid 1, artikel 14, lid 1, punt a), artikel 16, leden 2, 3 en 5, artikel 18, lid 6, en artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2009, discrimineren transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.

6.   De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteembeheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.

7.   De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.

8.   De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 17, lid 1, punt d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande activa.

9.   Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of benadeelt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het verticaal geïntegreerde bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.

10.   Eenbedrijf dat door de regulerende instantie gecertificeerd is alsbedrijf dat de voorschriften van dit hoofdstuk naleeft, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. …/2009 hetzij artikel 11 van deze richtlijn is van toepassing.

Artikel 19

Onafhankelijkheid van het personeel en van het beheer van de transmissiesysteembeheerder

1.   Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 20.

2.   De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor het de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.

De regulerende instantie mag bezwaar aantekenen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten:

a)

als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of een lid van de bestuursorganen, of

b)

in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.

3.   In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de transmissiebeheersystemen op wie deze alinea van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.

De eerste alinea is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.

De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan het bepaalde in de eerste alinea mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.

4.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een ander onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

5.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.

6.   Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.

7.   Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

8.   Lid 3, tweede alinea, en lid 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.

Artikel 20

Controleorgaan

1.   De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met de voorbereidingswerkzaamheden betreffende het tienjarig netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 22, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.

2.   Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de wetgeving van een lidstaat dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.

3.   Lid 2, eerste alinea, lid 3, eerste alinea, en de leden 4 tot en met 7 van artikel 19, zijn van toepassing op ten minste de helft min één van de leden van het controleorgaan.

Artikel 19, lid 2, tweede alinea, onder a), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.

Artikel 21

Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma plaatsvindt. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regulator wordt het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.

2.   Het controleorgaan benoemt een nalevingsfunctionaris. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 7 van artikel 19 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris. De regulerende instantie kan bezwaar aantekenen tegen de benoeming van een nalevingsfunctionaris vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsactiviteit.

3.   De nalevingsfunctionaris wordt belast met het volgende:

a)

de uitvoering van het nalevingsprogramma monitoren;

b)

opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;

c)

verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;

d)

in kennis stellen van de regulerende instantie van elke ernstige inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma; en

e)

verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.

4.   De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het management en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.

5.   Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net worden voorkomen of uitgesteld, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie.

6.   De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris worden goedgekeurd door de regulerende instantie en waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris.

7.   De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.

8.   De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het beheer of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:

a)

voorwaarden voor toegang tot het net als omschreven in Verordening (EG) nr. …/2009, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten;

b)

projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen in nieuwe transportverbindingen, in het vergroten van de capaciteit en in de optimalisering van de bestaande capaciteit;

c)

aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem.

9.   De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 16 naleeft.

10.   De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.

11.   Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie.

12.   De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.

Artikel 22

Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen

1.   De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de regulerende instantie elk jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het plan bevat efficiënte maatregelen om de toereikendheid van het systeem en de leverings- en voorzieningszekerheid te garanderen.

2.   Het tienjarig netontwikkelingsplan moet met name:

a)

de marktspelers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;

b)

alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden; en

c)

een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten.

3.   Bij de opstelling van het tienjarige netontwikkelingsplan maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van de productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale netten en netten voor de gehele Gemeenschap, en met investeringsplannen voor installaties voor opslag en hervergassing van LNG.

4.   De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. Zij maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.

5.   De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, raadpleegt de regulerende instantie het Agentschap. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn plan wijzigt.

6.   De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.

7.   Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die uit hoofde van het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien zulke investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:

a)

eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;

b)

voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders; of

c)

de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.

Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in de eerste alinea, onder b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:

a)

financiering door een derde partij,

b)

bouw door een derde partij,

c)

opbouw van het betrokken activa zelf,

d)

exploitatie van het betrokken actief zelf.

De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.

De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.

8.   Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, eerste alinea, dekken de van toepassing zijnde tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.

Artikel 23

Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële verbruikers op het transmissiesysteem

1.   De transmissiesysteembeheerders zijn verplicht transparante en efficiënte procedures en tarieven op te stellen voor de niet-discriminerende aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële afnemers op het transmissiesysteem, en deze te publiceren. Deze procedures worden door de regulerende instantie goedgekeurd.

2.   Transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht de aansluiting van een nieuwe opslaginstallatie, LNG-hervergassingsinstallatie of industriële afnemer te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare netcapaciteiten of het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting. De transmissiesysteembeheerder is verplicht te zorgen voor voldoende entry- en exitcapaciteit voor de nieuwe aansluiting.

HOOFDSTUK V

Distributie en levering

Artikel 24

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld. De lidstaten zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 25 tot en met 27 naleven.

Artikel 25

Taken van distributiesysteembeheerders

1.   Elke distributiesysteembeheerder beheert, onderhoudt en ontwikkelt op economische voorwaarden een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu.

2.   De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers discrimineren, en mag met name verwante bedrijven niet bevoordelen.

3.   Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.

4.   Elke distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het systeem.

5.   Wanneer een distributiesysteembeheerder verantwoordelijk is voor het balanceren van het gasdistributiesysteem, zijn de daartoe door hem vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energie-onbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden overeenkomstig een methode die verenigbaar is met artikel 40, lid 6, bepaald op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

Artikel 26

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf, moet hij, naast de in lid 1 bedoelde eisen, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie en levering van aardgas;

b)

er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c)

de distributiesysteembeheerder moet beschikken over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, financiële en fysieke middelen. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 40, lid 6, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Hierdoor wordt de moedermaatschappij met name in staat gesteld haar goedkeuring te hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de transmissiesysteembeheerder, en algemene limieten vast te stellen voor de schuldenlast van haar dochtermaatschappij. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument; en

d)

de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 38, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.

3.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

4.   De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen.

Artikel 27

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

1.   Onverminderd artikel 29 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke distributiesysteembeheerder het vertrouwelijke karakter van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

2.   Distributiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

Artikel 28

Gecombineerde beheerder

Artikel 26, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- LNG-, opslag- en distributiesystemen door een distributiesysteembeheerder, mits deze beheerder de voorwaarden van de artikel 9, lid 1, of de artikelen 14 en 15, of hoofdstuk IV naleeft of onder artikel 48, lid 6, valt.

HOOFDSTUK VI

Ontvlechting en transparantie van de boekhouding

Artikel 29

Recht op inzage van de boekhouding

1.   De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 38, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de in artikel 33, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben recht op inzage van de boekhouding van de aardgasbedrijven overeenkomstig artikel 30, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.   De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 38, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dit voor de uitvoering van de functies van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 30

Ontvlechting van de boekhouding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 48, leden 2 en 4, van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.

2.   Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden aardgasbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 44, lid 2, sub g) (18), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (19).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.   Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren aardgasbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie-, distributie-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van gas, die geen verband houden met transmissie, distributie, LNG of opslag. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissie- of distributienet worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op gasgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.

4.   Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.

5.   Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeren de bedrijven in hun interne boekhouding welke regels zij bij de opstelling van de in lid 3 genoemde afzonderlijke rekeningen volgen voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Die interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.

6.   De bedrijven specificeren in de toelichting bij de jaarrekening alle transacties van een zekere omvang met verwante bedrijven.

HOOFDSTUK VII

Organisatie van de toegang tot het systeem

Artikel 31

Toegang van derden

1.   De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot het transmissie- en distributiesysteem en LNG-installaties, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die gelden voor alle in aanmerking komende afnemers, inclusief leveringsbedrijven, en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 40 worden goedgekeurd door een in artikel 38, lid 1, bedoelde regulerende instantie, en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.   Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.

3.   De bepalingen van deze richtlijn laten de sluiting van langlopende contracten onverlet, voor zover die in overeenstemming zijn met de communautaire mededingingsregels.

Artikel 32

Toegang tot opslag

1.   Met het oog op de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 3 en 4 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd. De lidstaten stellen criteria vast, en maken die bekend, op basis waarvan kan worden bepaald of toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers. De lidstaten maken bekend, of verplichten de beheerders van opslag- en transmissiesystemen daartoe, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van de leden 3 en 4.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die gerelateerd zijn aan een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.

3.   Bij toegang via onderhandelingen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten te onderhandelen.

Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste commerciële voorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten uiterlijk op … (20) en vervolgens elk jaar publiceren.

4.   Bij gereguleerde toegang nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven en/of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf.

Artikel 33

Toegang tot upstreampijpleidingnetten

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, maar niet tot delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 53 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.

2.   De in lid 1 bedoelde toegang wordt verschaft op een wijze die door de lidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke rechtsinstrumenten. De lidstaten passen de doelstellingen inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve aardgasmarkt en het vermijden van misbruik van dominante marktposities toe en houden daarbij rekening met de zekerheid en de regelmaat van de leveringen, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Zij kunnen tevens rekening houden met:

a)

de noodzaak om toegang te weigeren vanwege een redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties;

b)

de noodzaak om problemen te vermijden die redelijkerwijs niet op te lossen zijn en die de doelmatige productie van koolwaterstoffen nu en in de toekomst in de weg zouden kunnen staan, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een marginale economische levensvatbaarheid;

c)

de noodzaak om rekening te houden met de naar behoren gemotiveerde redelijke behoeften van de eigenaar of exploitant van het upstreampijpleidingnet met betrekking tot het vervoer en de verwerking van aardgas, alsook met de belangen van alle andere gebruikers van het upstreampijpleidingnet of de bijbehorende verwerkings- of behandelingsinstallatie; en

d)

de noodzaak om, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat zij over regelingen voor geschillenbeslechting beschikken, met inbegrip van een instantie die onafhankelijk van de partijen opereert en toegang heeft tot alle relevante informatie, zodat geschillen over de toegang tot upstreampijpleidingnetten met bekwame spoed beslecht kunnen worden, met inachtneming van de in lid 2 genoemde criteria en rekening houdend met het aantal partijen dat betrokken kan zijn bij de onderhandelingen over de toegang tot dergelijke netten.

4.   In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Wanneer bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg met elkaar om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn consequent worden toegepast.

Artikel 34

Weigering van toegang

1.   Aardgasbedrijven kunnen toegang tot het systeem weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of indien de toegang tot het systeem hen zou verhinderen om de zoals in artikel 3, lid 2, bedoelde aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen na te komen, of op grond van ernstige economische en financiële moeilijkheden met take-or-pay-contracten, zulks met inachtneming van de criteria en procedures van artikel 47 en het door de lidstaat overeenkomstig lid 1 van dat artikel gekozen alternatief. Een dergelijke weigering wordt naar behoren gemotiveerd.

2.   De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het aardgasbedrijf dat de toegang tot het systeem op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding weigert, de nodige uitbreidingswerkzaamheden verricht voor zover dat economisch verantwoord is of wanneer een potentiële afnemer bereid is daarvoor te betalen. In de lidstaten die artikel 4, lid 4, toepassen, nemen de lidstaten de maatregelen in kwestie.

Artikel 35

Nieuwe infrastructuur

1.   Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een beperkte periode worden ontheven van het bepaalde in de artikelen 9, 31, 32 en 33, en artikel 40, leden 6, 7 en 8, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de investering versterkt de mededinging bij de levering van gas en versterkt de leverings- en voorzieningszekerheid;

b)

het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;

c)

de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;

d)

er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur;

e)

de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging of de efficiënte werking van de interne markt voor aardgas, en is niet nadelig voor de efficiënte werking van het gereguleerde systeem waaraan die infrastructuur is gekoppeld.

2.   Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.

3.   De in hoofdstuk VIII bedoelde regulerende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffing.

4.   Wanneer de infrastructuur in kwestie gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat, voert het Agentschap de taken waarmee de regulerende instanties van de betrokken lidstaten bij dit artikel worden belast, alleen uit:

a)

indien de betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden na de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties om ontheffing is verzocht, of

b)

naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.

De betrokken regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken de in de eerste alinea, onder a), bedoelde periode met ten hoogste zes maanden te verlengen.

5.   Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.

Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze voorwaarden wordt met name rekening gehouden met de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

Voordat een ontheffing wordt verleend, besluit de regulerende instantie, over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van de capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur wordt verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regulerende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de infrastructuur het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en e), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regulerende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.

Het ontheffingsbesluit, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de vierde alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.

6.   Niettegenstaande lid 3 kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of het Agentschap, naar gelang van het geval, haar of zijn advies over het verzoek om ontheffing aan het bevoegde orgaan in de lidstaat voorlegt met het oog op een formeel besluit. Dit advies zal samen met het besluit worden gepubliceerd.

7.   De regulerende instantie zendt de Commissie onverwijld na ontvangst een afschrift toe van ieder verzoek om ontheffing. Het besluit wordt door de bevoegde instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:

a)

de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regulerende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;

b)

de analyse van de gevolgen ten aanzien van de mededinging en de efficiënte functionering van de interne markt voor aardgas die het verlenen van de ontheffing met zich brengt;

c)

de motivering omtrent de duur en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken gasinfrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;

d)

indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties;

e)

de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de gasvoorziening.

8.   Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving kan de Commissie een besluit nemen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de kennisgeving. De termijn van twee maanden kan met twee maanden worden verlengd indien de Commissie aanvullende informatie behoeft. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. De termijn van twee maanden kan ook worden verlengd wanneer zowel de Commissie als de betrokken regulerende instantie daarmee instemt.

Wanneer de opgevraagde informatie niet binnen de in het verzoek om informatie vastgestelde termijn wordt verstrekt, wordt de kennisgeving geacht te zijn ingetrokken tenzij, alvorens die termijn afloopt, de termijn is verlengd met de instemming van zowel de Commissie als de regulerende instantie of tenzij de regulerende instantie in een met redenen omklede verklaring de Commissie ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij de kennisgeving als volledig beschouwt.

De regulerende instantie voldoet binnen een termijn van een maand aan het besluit van de Commissie om het ontheffingsbesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie neemt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.

De goedkeuring van een ontheffingsbesluit door de Commissie verliest haar effect twee jaar na de vaststelling daarvan wanneer de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan, en na vijf jaar wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden.

9.   De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor de toepassing van de in de lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden en ter omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 3, 4, 5,7 en 8 van dit artikel. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 36

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1.   De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a)

tot 1 juli 2004: de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (21). De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b)

vanaf 1 juli 2004: alle niet-huishoudelijke afnemers;

c)

vanaf 1 juli 2007 alle afnemers.

2.   Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:

a)

mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is; en

b)

kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van één van de lidstaten van beide systemen.

Artikel 37

Directe leidingen

1.   De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a)

de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers;

b)

elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe lijn kan worden bevoorraad door een producent en door een aardgasbedrijf.

2.   In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

3.   De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 34, dan wel van de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 40.

HOOFDSTUK VIII

Nationale regulerende instanties

Artikel 38

Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties

1.   Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regulerende instantie op nationaal niveau aan.

2.   Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2009.

3.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine systemen aanwijzen op een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2009 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.

4.   De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving worden opgelegd:

a)

juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit,

b)

en haar personeel en de personen die belast zijn met het beheer:

i)

onafhankelijk zijn van marktbelangen; en

ii)

bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 40 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.

5.   Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, zorgen de lidstaten er met name voor dat:

a)

de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan, over autonomie beschikt bij de uitvoering van de begroting en de adequate personele en financiële middelen hebt om haar taken uit te voeren;

b)

de hogere leiding van de regulerende instantie wordt aangesteld voor een termijn van minimaal vijf jaar, en in die termijn uitsluitend van zijn ambt kan worden ontheven als het niet langer voldoet aan de voorwaarden van dit artikel of zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag overeenkomstig de nationale wetgeving.

Artikel 39

Algemene doelstellingen van de regulerende instantie

Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken, binnen het kader van hun taken en bevoegdheden zoals vastgesteld in artikel 40, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

a)

het bevorderen, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regulerende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor aardgas binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Gemeenschap;

b)

het ontwikkelen van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

c)

het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas tussen de lidstaten, inclusief het ontwikkelen van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de aardgasstromen in de Gemeenschap kan faciliteren;

d)

het bevorderen van de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen en van de adequaatheid daarvan;

e)

de toegang van nieuwe productiecapaciteit tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt weg te nemen;

f)

ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van systeemprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

g)

ervoor zorgen dat hun nationale markt efficiënt functioneert, en daadwerkelijke mededinging en consumentenbescherming bevorderen;

h)

bijdragen tot een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor aardgas, tot de bescherming van kwetsbare klanten en tot de doeltreffendheid van de in bijlage A genoemde maatregelen ter bescherming van de consument.

Artikel 40

Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie

1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

waarborgen van de naleving door de transport- en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende systeemeigenaars, alsmede door alle aardgasbedrijven, van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn en de andere relevante communautaire wetgeving, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

b)

samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten;

c)

naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van het Agentschap en de Commissie;

d)

op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag heeft betrekking op de genomen maatregelen en behaalde resultaten wat elk van de in dit artikel genoemde taken betreft;

e)

erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten;

f)

toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. …/2009;

g)

toezicht houden op de naleving van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook de normen en voorschriften voor de kwaliteit van de netdiensten;

h)

toezicht houden op het transparantieniveau en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de aardgasbedrijven;

i)

toezicht houden op de het niveau van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief aardgasbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, overstappercentages, afsluitingspercentages en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, inclusief toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voorleggen;

j)

toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

k)

toezicht op en toetsing van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 32. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 32, lid 3, omvat deze taak niet de herziening van de tarieven;

l)

publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de naleving van artikel 3 wat de leveringstarieven betreft;

m)

waarborgen van de toegang tot de verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de toegang tot de gegevens als bedoeld in punt h) van bijlage I;

n)

toezicht houden op de uitvoering van de regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2009;

o)

toezicht op de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit onder artikel 32, lid 3 of lid 4, valt; en

p)

toezicht op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 45.

2.   Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instanties ter beschikking gesteld.

Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders en werkt zij in voorkomend geval nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd haar eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.

Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of het Agentschap zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende instantie uit hoofde van dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.

3.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen uit hoofde van artikel 14, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:

a)

toezicht houden op de naleving door de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder van hun verplichtingen uit hoofde dit artikel, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 4, onder d);

b)

toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 9;

c)

onverminderd de procedure van artikel 14, lid 2, onder c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan goedkeuren dat door de onafhankelijke systeembeheerder wordt ingediend;

d)

ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor de neteigenaars of neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd;

e)

inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders.

4.   De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instantie de bevoegdheden krijgt die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

vaststellen van bindende besluiten voor aardgasbedrijven;

b)

onderzoeken uitvoeren naar de werking van de gasmarkten en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt te waarborgen. In passende gevallen, is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met de mededingingswetgeving;

c)

opvragen bij aardgasbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken;

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikwekkende sancties aan aardgasbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap niet naleven, dan wel een bevoegde rechtbank voorstellen deze sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of van het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn; en

e)

passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en nodige onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting overeenkomstig de leden 9 en 10.

5.   Naast de haar krachtens de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk IV, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a)

straffen opleggen overeenkomstig lid 4, onder d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van het verticaal geïntegreerd bedrijf;

b)

toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder zijn verplichtingen naleeft;

c)

optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 9 ingediende klachten;

d)

toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

e)

haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden;

f)

het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 21, lid 4. Deze rechtvaardiging dient met name bewijsmateriaal te bevatten waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;

g)

inspecties, ook onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

h)

alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder aan een overeenkomstig artikel 14 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding door de transmissiesysteembeheerder van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

6.   De regulerende instanties zijn bevoegd om ten minste de methodes voor het berekenen of tot stand komen van de volgende voorwaarden vast te stellen of vóór hun inwerkingtreding goed te keuren:

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen;

b)

de verstrekking van balanceringsdiensten.

7.   Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

8.   De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de voorwaarden wijzigen, met inbegrip van de in dit artikel bedoelde tarieven en methoden, om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 32, lid 3, omvat deze taak niet de wijziging van de tarieven.

9.   Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie-, opslag-, LNG- of distributiesysteem over de in de leden 1 tot en met 8 bedoelde aangelegenheden, kunnen de klacht voorleggen aan de regulerende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing nemen. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze verlengde periode kan met instemming van de klager nog eens worden verlengd. De beslissing van de regulerende instanties is bindend tenzij en totdat het in beroep wordtherroepen.

10.   Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft, tegen de voorgestelde methoden, kunnen binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

11.   De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht genomen.

12.   De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

13.   Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 9 en 10 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht en/of de nationale wetgeving.

14.   De door de regulerende instantie genomen besluiten worden gemotiveerd en verantwoord, teneinde door de rechter te kunnen worden getoetst.

15.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen.

Artikel 41

Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

1.   De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en voorzien elkaar en het Agentschap van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. Wat de ontvangen informatie betreft, waarborgt de ontvangende instantie dezelfde graad van vertrouwelijkheid als van de verzendende instantie wordt geëist.

2.   De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het net mogelijk te maken, gemeenschappelijke gasbeurzen en de toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een minimumniveau van interconnectiecapaciteit, mede door nieuwe interconnecties, binnen de regio en tussen de regio's mogelijk te maken, om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leverings- en voorzieningszekerheid te verbeteren.

3.   De in lid 2 bedoelde taken worden, indien passend, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties, onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.

4.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het Agentschap betreft. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 42

Overeenstemming met de richtsnoeren

1.   Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen het Agentschap verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde richtsnoeren.

2.   Het Agentschap geeft binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.

3.   Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden volgende op de datum van ontvangst van het advies daaraan voldoet, brengt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte.

4.   Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.

5.   Wanneer de Commissie, binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van het Agentschap of de in lid 4 bedoeld kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. …/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zijbesluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de relevante regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.

6.   Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:

a)

geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie; of

b)

de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de richtsnoeren.

7.   Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.

8.   De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.

9.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met een nadere omschrijving van de procedure die door de regulerende instanties, het Agentschap en de Commissie moet worden gevolgd met betrekking tot de overeenstemming van de besluiten van de regulerende instanties met de in dit artikel bedoelde richtsnoeren. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 43

Bijhouden van gegevens

1.   De lidstaten eisen van hun leveranciersbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders ter beschikking houden van hun nationale instanties, waaronder de regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie, met het oog op de vervulling van hun taken.

2.   Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten.

3.   De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktspelers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet wordt vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallen.

4.   Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor de rapportering van transacties en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.   Voor transacties in aardgasderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders, geldt dit artikel enkel van zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.

6.   De bepalingen van dit artikel doen voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.

7.   Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten de in lid 1 genoemde autoriteiten de opgevraagde gegevens.

HOOFDSTUK IX

Kleinhandelsmarkten

Artikel 44

Kleinhandelsmarkten

Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante kleinhandelsmarkten in de Gemeenschap te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktspelers, nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, klantgerichtheid, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.

Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de toegang van afnemers en leveranciers tot de netten te vergemakkelijken, en worden aan het oordeel van de regulerende instanties of andere betrokken nationale instanties onderworpen.

HOOFDSTUK X

Slotbepalingen

Artikel 45

Beschermingsmaatregelen

1.   Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.

2.   Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

3.   De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voor zover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 46

Gelijk speelveld

1.   De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor een gelijk speelveld te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag, met name artikel 30, en de Gemeenschapswetgeving.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.

3.   De Commissie reageert binnen twee maanden na ontvangst ervan op de in lid 2 bedoelde kennisgeving. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Indien de Commissie niet binnen deze termijn van twee maanden gereageerd heeft, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.

Artikel 47

Ontheffingen in verband met take-or-pay-verbintenissen

1.   Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 31 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.

Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.

2.   De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd, om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of te herroepen.

Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, wordt met bekwame spoed een definitief besluit genomen volgens de raadplegingsprocedure van artikel 50, lid 2.

De Commissie neemt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.

3.   Bij de beslissing over de in lid 1 bedoelde ontheffingen houden de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie en de Commissie in het bijzonder rekening met de volgende criteria:

a)

het streven een concurrerende gasmarkt tot stand te brengen;

b)

de noodzaak om openbaredienstverplichtingen na te komen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen;

c)

de positie van het aardgasbedrijf op de gasmarkt en de bestaande concurrentiesituatie op die markt;

d)

de ernst van de economische en financiële moeilijkheden die de aardgasbedrijven en transmissiebedrijven of de in aanmerking komende afnemers ondervinden;

e)

de datum van ondertekening en de voorwaarden van het (de) betrokken contract(en), met inbegrip van de mate waarin deze rekening houden met marktveranderingen;

f)

de inspanningen die zijn geleverd om een oplossing voor het probleem te vinden;

g)

de mate waarin het bedrijf bij de aanvaarding van de betrokken take-or-pay-verplichtingen, gezien de bepalingen van deze richtlijn, redelijkerwijs had kunnen verwachten dat zich ernstige moeilijkheden zouden kunnen voordoen;

h)

de mate waarin het systeem gekoppeld is aan andere systemen en de mate van interoperabiliteit van die systemen; en

i)

de gevolgen die de verlening van een ontheffing kan hebben voor de correcte toepassing van deze richtlijn wat de goede werking van de interne markt voor aardgas betreft.

Een besluit inzake een verzoek tot ontheffing met betrekking tot take-or-pay-contracten die vóór … (22) zijn afgesloten, mag niet tot gevolg hebben dat alternatieve rendabele afzetmogelijkheden wegvallen. Ernstige moeilijkheden zullen in elk geval niet geacht worden te bestaan wanneer de verkoop van aardgas niet terugloopt tot beneden de gegarandeerde minimumafname die in take-or-pay-contracten voor gas vastgelegd is of voor zover het betrokken take-or-pay-contract voor gasaankoop kan worden aangepast of het aardgasbedrijf in staat is alternatieve afzetmogelijkheden te vinden.

4.   Aardgasbedrijven waaraan geen ontheffing is verleend als bedoeld in lid 1 van dit artikel, mogen toegang tot het net niet of niet langer weigeren op grond van take-or-pay-verbintenissen die in het kader van een gasaankoopcontract zijn aangegaan. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke bepalingen van hoofdstuk VII, met name de artikelen 31 tot en met 44, worden nageleefd.

5.   Elke krachtens de bovenstaande bepalingen verleende ontheffing wordt naar behoren gemotiveerd. De Commissie maakt het betreffende besluit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6.   De Commissie legt uiterlijk … (23) een evaluatieverslag voor over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van dit artikel, zodat het Europees Parlement en de Raad te zijner tijd kunnen beoordelen of dit artikel moet worden aangepast.

Artikel 48

Opkomende en geïsoleerde markten

1.   Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 36 en/of artikel 37 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75 % wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Zo'n afwijking komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van de in deze alinea vermelde voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.

Cyprus mag van de artikelen 4, 9, 36 en/of 37 van deze richtlijn afwijken. De afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een geïsoleerde markt voldoet.

De artikelen 4, 9, 36 en/of 37 zijn niet van toepassing op Estland, Letland, en/of Finland totdat een van deze lidstaten rechtstreeks is verbonden met het stelsel van systemen van een andere lidstaat dan Estland, Letland, Litouwen en Finland. Deze alinea laat de in de eerste alinea van dit lid genoemde afwijkingen onverlet.

2.   Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt, mag afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 2, artikel 9, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, artikel 26, artikel 30, artikel 31, artikel 36, lid 1, en/of artikel 37 van deze richtlijn. Deze afwijking komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.

Cyprus mag van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 2, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 30 en 31, artikel 36, lid 1, en/of artikel 37 afwijken. Deze afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een opkomende markt voldoet.

3.   De dag waarop de in lid 2 bedoelde afwijking komt te vervallen, resulteert de omschrijving van in aanmerking komende afnemers in de openstelling van de markt die gelijk is aan ten minste 33 % van het totale jaarlijkse gasverbruik van de nationale gasmarkt. Twee jaar later is aArtikel 36, lid 1, onder b), van toepassing, en drie jaar later aArtikel 36, lid 1, onder c). Tot de toepassing van artikel 36, lid 1, onder b), kan de in lid 2 van dit artikel bedoelde lidstaat besluiten artikel 31 niet toe te passen op ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.

4.   Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie- en grote distributie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke afwijking van de artikelen 4 en 9, artikel 13, leden 1 en 2, de artikelen 14 en 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 30 en 31, artikel 36, lid 1, en/of artikel 37 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.

5.   De Commissie kan de in lid 4 bedoelde ontheffing verlenen, in het bijzonder rekening houdend met de volgende criteria:

de noodzaak van infrastructuurinvesteringen die in een competitieve markt economisch niet haalbaar zouden zijn,

de omvang van de vereiste investeringen en de vooruitzichten met betrekking tot het terugverdienen daarvan,

de omvang en ontwikkelingsgraad van het gassysteem in het betrokken gebied,

de vooruitzichten voor de betrokken gasmarkt,

de oppervlakte en de geografische kenmerken van het betrokken gebied of de betrokken regio, en de sociaaleconomische en demografische factoren.

Voor andere gasvoorzieningsinfrastructuur dan distributie-infrastructuur mag alleen een afwijking worden toegestaan als het betrokken gebied niet of sedert minder dan tien jaar beschikt over infrastructuur voor de gasvoorziening. De afwijking is tijdelijk en mag niet langer gelden dan tien jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied.

Voor distributie-infrastructuur kan een afwijking worden toegestaan van ten hoogste 20 jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied via het betrokken systeem.

6.   Artikel 9 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en/of Malta.

7.   De Commissie stelt de lidstaten van verzoeken uit hoofde van lid 4 in kennis alvorens zij een besluit neemt krachtens lid 5 en houdt daarbij rekening met de vertrouwelijkheidseisen. Dit besluit en de in de leden 1 en 2 bedoelde afwijkingen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

8.   Griekenland mag afwijken van de artikelen 4, 24, 25, 26, 31, 36 en/of 37 van deze richtlijn voor de geografische gebieden en de termijnen die vermeld worden in de vergunningen die het vóór 15 maart 2002 en overeenkomstig Richtlijn 98/30/EG heeft afgegeven voor de ontwikkeling en de exclusieve exploitatie van distributienetten in bepaalde geografische gebieden.

Artikel 49

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 51, lid 3, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het net dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt — vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op bedrijven rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — nl. dat de effectieve toegang tot het net gewaarborgd is — geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn aan te passen. In haar voorstellen tot aanpassing van de richtlijn kan de Commissie voorzien in vrijstelling van de betrokken lidstaat van specifieke verpeisten, op voorwaarde dat die lidstaat indien nodig even doeltreffende maatregelen ten uitvoer legt.

Artikel 50

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 51

Verslaglegging

1.   De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient voor de eerste keer uiterlijk … (24) en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het voortgangsverslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:

a)

de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor aardgas en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

b)

de krachtens deze richtlijn toegestane ontheffingen, met inbegrip van de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 26, lid 2, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;

c)

de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het gassysteem in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de gasmarkt voor de afnemers;

d)

een onderzoek naar aspecten die te maken hebben met systeemcapaciteitsniveaus en de zekerheid van de aardgasvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden en de ontwikkeling van de opslag (inclusief de kwestie van het proportionele karakter van de marktregulering op dit gebied);

e)

er wordt bijzondere aandacht besteed aan de maatregelen die de lidstaten nemen om aan de piekvraag te voldoen of in geval van in gebreke blijven van een of meer leveranciers;

f)

een algemene evaluatie van de vooruitgang die is geboekt in het kader van de bilaterale betrekkingen met aardgasproducerende, -exporterende of -transporterende derde landen, inclusief de vooruitgang op het gebied van marktintegratie, handel en toegang tot de netten van deze derde landen;

g)

mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn.

Waar toepasselijk kan dit voortgangsverslag aanbevelingen en maatregelen bevatten om de negatieve effecten van marktdominantie en -concentratie tegen te gaan.

2.   Om de twee jaar omvat het in lid 1 bedoelde voortgangsverslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen tot openbaredienstverlening te voldoen, tezamen met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en met name naar hun gevolgen voor de mededinging op de aardgasmarkt. Waar toepasselijk kan het verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbaredienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen.

3.   In het kader van de algemene evaluatie verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op … (25) een gedetailleerd specifiek verslag waarin wordt toegelicht in hoeverre de in hoofdstuk IV vastgestelde ontvlechtingsvoorschriften erin zijn geslaagd de transmissiesysteembeheerders volledig en daadwerkelijk onafhankelijk te maken, waarbij effectieve en efficiënte ontvlechting als benchmark wordt gehanteerd.

4.   Bij de in lid 3 bedoelde beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de volgende criteria: eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het net, doeltreffende regulering, de ontwikkeling van het net in het licht van de behoeften van de markt, niet-marktverstorende investeringsstimulansen, de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, daadwerkelijke mededinging op de energiemarkten van de Gemeenschap, en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap.

5.   In voorkomend geval, en met name ingeval uit het in lid 3 bedoelde gedetailleerd specifiek verslag blijkt dat de voorwaarden van lid 4 in de praktijk niet vervuld zijn, doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op … (26) voorstellen om te zorgen voor volledige en daadwerkelijke onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders.

6.   De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een gedetailleerd verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne markt voor aardgas. Het verslag zal met name aandacht besteden aan:

niet-discriminerende toegang tot het systeem;

doeltreffende regulering;

de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, de voorwaarden voor doorvoer en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap;

de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudelijke afnemers voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbaredienstverlening betreft;

de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven;

de ontwikkeling van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt;

of derden daadwerkelijk en op niet-discriminerende wijze toegang hebben tot gasopslag wanneer dat technisch en/of economisch gezien nodig is om efficiënt toegang te verlenen tot het systeem;

de ervaring opgedaan met de toepassing van deze richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van systeembeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische ontvlechting.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbaredienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om ervoor te zorgen dat de distributiesysteembeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Zo nodig hebben deze voorstellen overeenkomstig het mededingingsrecht ook betrekking op maatregelen om problemen aan te pakken op het terrein van marktdominantie, concentratie in de markt, roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 52

Intrekking

Richtlijn 2003/55/EG wordt met ingang van … (27) ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 53

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op … (27) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Deze bepalingen worden toegepast vanaf … (27), met uitzondering van artikel 11, dat wordt toegepast vanaf … (28).

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 54

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 55

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 9 juli 2008(nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 en standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

(5)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(6)  Datum van inwerkingtreding van deze richtlijn invullen.

(7)  PB L …

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(10)  De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(11)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(12)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(13)  PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92.

(14)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(15)  Datum van omzetting plus één jaar = 30 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(16)  Datum van omzetting plus twee jaar = 42 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(17)  Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).

(18)  De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(19)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(20)  Zes maanden na de uitvoeringstermijn bedoeld in artikel 33, lid 1, van Richtlijn 2003/55/EG.

(21)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.

(22)  Datum van inwerkingtreding van Richtlijn 2003/55/EG.

(23)  Datum = vijf jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn 2003/55/EG.

(24)  31 december van het jaar volgend op de inwerkingtreding van Richtlijn 2003/55/EG.

(25)  Twee jaar na de in artikel 53, lid 1, eerste alinea, bedoelde datum = 42 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(26)  Drie jaar na de in artikel 53, lid 1, eerste alinea, bedoelde datum = 54 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(27)  18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(28)  42 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSUMENTENBESCHERMING

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (1) en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (2), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a)

Recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin worden vermeld:

de identiteit en het adres van de leverancier;

de verstrekte diensten, de kwaliteitsniveaus van de geboden diensten en de wachttijd bij eerste aansluiting;

in voorkomend geval, de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;

alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f).

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt.

b)

Op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de gasleverancier gemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden.

c)

Transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gasdiensten.

d)

Een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden.

e)

Geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen.

f)

Transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zo veel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (3) te worden gevolgd.

g)

Die op het gassysteem zijn aangesloten, in kennis worden gesteld van hun recht om, in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving, te worden voorzien van aardgas van een bepaalde kwaliteit tegen een redelijke prijs.

h)

De beschikking krijgen over hun verbruiksgegevens en in staat zijn om, met uitdrukkelijke toestemming en kosteloos, bedrijven met een leveringsvergunning toegang te geven tot hun geregistreerde verbruiksgegevens. De partij die verantwoordelijk is voor het gegevensbeheer is verplicht deze gegevens aan het bedrijf te verstrekken. De lidstaten leggen een gegevensformaat vast, alsook een procedure waarmee leveranciers en verbruikers toegang kunnen krijgen tot die gegevens. Voor deze dienst mogen de verbruikers geen extra kosten worden aangerekend.

i)

Naar behoren worden geïnformeerd over hun daadwerkelijk gasverbruik en de kosten daarvan, zulks voldoende frequent om hen in staat te stellen hun eigen gasverbruik te regelen. Voor de verstrekking van de informatie wordt een voldoende ruime termijn ingesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit van de meetapparatuur van de afnemer. Er wordt rekening gehouden met de kostenefficiëntie van deze maatregelen. Voor deze dienst mogen de verbruikers geen extra kosten worden aangerekend.

j)

Op elk moment van leverancier kunnen veranderen, waarbij de afnemer het recht heeft niet later dan drie maanden na de laatste levering door de vorige leverancier zijn eindafrekening te ontvangen.


(1)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2)  PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(3)  PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2003/55/EC

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 7

Artikel 12

Artikel 8

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 10

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 11

Artikel 24

Artikel 12

Artikel 25

Artikel 13

Artikel 26

Artikel 14

Artikel 27

Artikel 15

Artikel 28

Artikel 16

Artikel 29

Artikel 17

Artikel 30

Artikel 18

Artikel 31

Artikel 19

Artikel 32

Artikel 20

Artikel 33

Artikel 21

Artikel 34

Artikel 22

Artikel 35

Artikel 23

Artikel 36

Artikel 24

Artikel 37

Artikel 25, lid 1 (eerste en tweede zin)

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 25 (rest)

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 26

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 27

Artikel 47

Artikel 28

Artikel 48

Artikel 29

Artikel 49

Artikel 30

Artikel 50

Artikel 31

Artikel 51

Artikel 32

Artikel 52

Artikel 33

Artikel 53

Artikel 34

Artikel 54

Artikel 35

Artikel 55

Bijlage A

Bijlage I


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 19 september 2007 een voorstel voor een richtlijn ingediend tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG, met als rechtsgrondslag artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95 van het Verdrag, als onderdeel van een pakket met vier andere voorstellen betreffende de interne energiemarkt.

2.

Het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité hebben hun adviezen betreffende het gehele pakket uitgebracht op 10 april (1), respectievelijk op 22 april 2008 (2).

3.

Het Europees Parlement heeft op 9 juli 2008 advies in eerste lezing uitgebracht en daarbij 122 amendementen goedgekeurd (3). De Commissie heeft geen gewijzigd voorstel ingediend.

4.

De Raad heeft op 9 januari 2009 overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld in de vorm van een herschikkingsrichtlijn.

II.   DOEL VAN HET VOORSTEL

5.

Het voorstel maakt deel uit van het derde pakket interne energiemarkt, tezamen met de verordening betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten, de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, de verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit, en de verordening tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators. Het strekt tot voltooiing van de interne markt voor aardgas door de invoering van, in het bijzonder:

bepalingen betreffende de effectieve scheiding van, enerzijds, netactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten, waaronder een procedure voor de certificering van transmissiesysteembeheerders uit de Gemeenschap en uit derde landen;

bepalingen die een sterkere mate van onafhankelijkheid van de energieregulators, alsmede een harmonisatie van hun bevoegdheden op het niveau van de Gemeenschap beogen;

bepalingen die de regionale solidariteit en samenwerking beogen te verbeteren;

bepalingen die de werking van de energiemarkt beogen te verbeteren.

III.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

6.   Algemene opmerkingen

6.1.

De Raad heeft het opportuun geacht de bepalingen van de richtlijn met het oog op meer effectiviteit, transparantie, leesbaarheid en samenhang met Richtlijn 2003/55/EG te herschikken. Hierbij heeft de Raad bovendien principieel het wijzigingsvoorstel van de Commissie volledig intact gelaten, in die zin dat er geen bepalingen zijn opengetrokken die niet reeds deel uitmaakten van het Commissievoorstel, afgezien van wijzigingen die nodig waren als gevolg van de door de Raad in het voorstel aangebrachte wijzigingen, andere verwijzingen op grond van omgenummerde artikelen, en dergelijke. De Raad heeft in de mate van het mogelijke de Commissie gevolgd in haar gelijke behandeling van de gassector en de elektriciteitssector.

De Commissie heeft alle wijzigingen aanvaard die de Raad in haar voorstel aanbracht.

6.2.

Van de 122 door het Europees Parlement aangenomen amendementen heeft de Raad in navolging van de Commissie:

de volgende 20 amendementen aanvaard:

volledig (soms anders geformuleerd): 50, 98 en 103;

ten dele/in beginsel/naar de geest: 11, 12, 63, 64, 68, 78/125/135/138, 91 t/m 96, 98, 101, 104 en 107;

en

de volgende 44 amendementen verworpen: 1, 4, 10, 14, 15, 18, 19, 22, 30, 37 t/m 39, 41, 43, 47, 54, 57 t/m 59, 62, 65 t/m 67, 70 t/m 72, 82, 83, 89, 90, 97, 105, 106, 108 t/m 110, 113, 114, 116/137, 123, 126, 128, [129], 131 en 133, op inhoudelijke en/of formele gronden.

6.3.

De Raad is van het advies van de Commissie afgeweken door

een amendement te aanvaarden: 79

en

de volgende 59 amendementen te verwerpen: 2, 3, 5 t/m 9, 13, 16, 17, 20, 21, 23 t/m 29, 31 t/m 36, 40, 45, 46, 48, 49, 51 t/m 53, 55, 56, 60, 61, 69, 73 t/m 77, 80, 81, 84 t/m 88, [93/129+94-96] (ten dele), 99, 100, 102, 111, 112, 118, 120, 132, 136.

7.   Specifieke opmerkingen

7.1.

Kanttekeningen bij de amendementen van het EP ten aanzien waarvan de Raad van het advies van de Commissie is afgeweken:

a)

De Raad heeft amendement 79 aanvaard omdat hij het, net als het EP, niet aangewezen acht dat beslissingen omtrent de activiteiten en de onafhankelijkheid van distributiesysteembeheerders volgens de comitéprocedure zouden worden genomen.

b)

De Raad heeft de in punt 6.3 vermelde 59 amendementen verworpen op de volgende gronden:

i)

de amendementen hebben betrekking op bepalingen die niet door het Commissievoorstel werden bestreken en zijn derhalve op principiële gronden verworpen (zie punt 6.1): amendementen 6, 13, 21, 23, 25, 31, 32, 33, 34, 35, 40, 45, 46, 48, 49, 51, 69, 73, 74, 75, 76, 77, 111(eerste deel), 118, 120, 132.

ii)

de amendementen voegen niets toe omdat zij punten betreffen die (deels) afdoende in andere delen van de tekst zijn geregeld: amendement 2 zou afdoen aan de in overweging 6 gelegde nadruk; amendement 7 is een doublure; amendement 87 komt reeds ten dele aan de orde in overweging 15; amendement 20 komt reeds (ten dele) aan de orde in de overwegingen 29 en 31; amendement 26 is overbodig; amendement 60 betreft een punt dat afdoende in artikel 9 is geregeld; amendement 61 betreft een punt dat afdoende in artikel 51 (rapportage) is geregeld; amendement 81 zou de omschrijving in artikel 35, lid 1, minder accuraat maken; amendement 85 schept verwarring omtrent artikel 35, lid 3; amendement 87 gaat te veel in detail; amendement 88 zou de tekst in artikel 35, lid 8, vijfde alinea, al te zeer afzwakken; amendement 136 komt reeds (ten dele) afdoende aan de orde in artikel 40, lid 15;

iii)

met de amendementen zou er tekst toegevoegd worden die ongepast of overbodig is of niet aansluit bij het doel van de richtlijn: 5, 9, 16, 17, 36, 53, 56, 80, 81, 85, 86, 96 (ten dele) niet op zijn plaats in artikel 40, 99, 100, 111(tweede deel), 112.

iv)

met de amendementen zou een overweging worden opgenomen die niet bij een artikel aansluit: amendementen 24 en 29.

v)

de Raad is van oordeel dat met de opsomming van plichten en bevoegdheden van de regulerende instanties in artikel 40 van het gemeenschappelijk standpunt kan worden volstaan; met de volgende amendementen zouden de door de Raad aan de regulators toegewezen taken (ten dele) worden verruimd: amendementen 93 t/m 95.

vi)

met de amendementen zou er tekst toegevoegd worden die niet strookt met de rol die de Raad aan het Agentschap heeft toebedacht: 28, 55 (tweede deel), 84.

vii)

de Raad is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt de beoogde regionale solidariteit en samenwerking afdoende regelt: de amendementen 3, 27, 52, en 55 (eerste deel) zijn dan ook overbodig.

7.2.

De Raad heeft ten opzichte van het Commissievoorstel nog een aantal inhoudelijke of formele wijzigingen aangebracht, waarvan de voornaamste hierna vermeld worden.

a)   Effectieve scheiding van netexploitatie enerzijds en productie- en leveringsactiviteiten anderzijds

Naast de twee door de Commissie voorgestelde alternatieven (keuze tussen ontvlechting van eigendom (OE) of onafhankelijke systeembeheerder (OSB)) heeft de Raad in overleg met de Commissie een derde alternatief toegevoegd, namelijk de keuze voor een onafhankelijke transmissiesysteembeheerder (OTB) indien een transmissiesysteembeheerder op het tijdstip van inwerkingtreding van de richtlijn onderdeel vormt van een verticaal geïntegreerd bedrijf (nieuw hoofdstuk IV met de artikelen 17 t/m 23 en de bijbehorende overwegingen 13, 15 en 16). De drie keuzemogelijkheden staan op gelijke voet en staan zowel voor de elektriciteitssector als voor de gassector ter beschikking.

De OTB-bepalingen staan borg voor de effectieve onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder (artikelen 17 en 18), van de met het beheer belaste personen (artikel 19) en van het controleorgaan (artikel 20), en moeten belangenconflicten voorkomen. Met hetzelfde oogmerk is voorzien in een nalevingsprogramma en een nalevingsfunctionaris (artikel 21). Daarnaast wordt ingestaan voor niet-marktverstorende investeringsstimulansen en ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur (artikel 22) alsmede voor eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het net (artikel 23).

In artikel 40, lid 5, zijn bijkomende taken en bevoegdheden aan de regulators toegekend zodat op de naleving van hoofdstuk IV kan worden toegezien. Voorts is aan artikel 7 een lid toegevoegd betreffende regionale samenwerking indien er OTB's betrokken zijn. In de leden 3 t/m 5 van artikel 51, betreffende rapportage, is tot slot bepaald dat de praktische toepassing van het OTB-alternatief, na verloop van twee jaar na de omzettingsdatum van de richtlijn, door de Commissie als onderdeel van de algemene evaluatie aan bepaalde criteria wordt getoetst.

De OTB-bepalingen van het gemeenschappelijk standpunt zijn erop gericht elementen betreffende de werkingssfeer, het tijdschema en de afdwingbaarheid van het OTB-alternatief te verzoenen met de werkbaarheid en de financiële belangen van het verticaal geïntegreerde bedrijf. Dit is een van de redenen waarom de Raad het niet passend heeft geacht bepalingen betreffende een gevolmachtigde op te nemen.

Voor het geval waarin er, voor een transmissiesysteem dat aan een verticaal geïntegreerd bedrijf toebehoort, regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder (TSB) waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV, is in artikel 9, lid 9, een bijkomende bepaling opgenomen.

b)   Gelijk speelveld

Gezien het feit dat er in de toekomst drie onderscheiden ontvlechtingsmodellen op de communautaire markt te vinden zullen zijn, is er in artikel 46 een „gelijk speelveld”-clausule opgenomen, alsmede een bijbehorende overweging 17. De bepaling bevat met name een aantal criteria voor de maatregelen die de lidstaten kunnen nemen om een gelijk speelveld te garanderen.

c)   Certificering van TSB's uit de Gemeenschap en uit derde landen

Het gemeenschappelijk standpunt bevat twee artikelen betreffende de certificering van TSB's: een van algemene strekking (artikel 10) en een met betrekking tot derde landen (artikel 11) dat in de plaats is gekomen van artikel 7 bis van het Commissievoorstel. In artikel 11 is enerzijds bepaald dat TSB's uit derde landen dezelfde ontvlechtingsregels moeten naleven als communautaire TSB's en anderzijds dat bij de toekenning van certificering de energievoorzieningszekerheid van de lidstaten en van de Gemeenschap als criterium in aanmerking moet worden genomen.

Voorts heeft de Raad het passend geacht de bepaling betreffende de rol van de Commissie in de certificeringsprocedure over te hevelen naar een nieuw artikel 3 van de gasverordening. Bovendien blijft het besluit betreffende de certificering in hoofdzaak berusten bij de nationale regulerende instanties; de Commissie wordt verzocht een advies over de certificering te verstrekken waarmee de nationale regulerende instanties ten volle rekening houden.

d)   Regulerende instanties

De Raad heeft aan artikel 38 de leden 2 en 3 toegevoegd om het beginsel van één nationale regulerende instantie, in combinatie met enkelvoudige vertegenwoordiging (bijvoorbeeld in het Agentschap), te verzoenen met het feit dat in sommige lidstaten thans regulerende instanties op regionaal/federaal niveau of voor kleine en geïsoleerde delen van het grondgebied bestaan.

De tekst van het gemeenschappelijk standpunt bevat garanties voor de onafhankelijkheid van de regulerende instanties, wat geenszins betekent dat de regulerende instanties niet aan de rechterlijke toetsing of parlementair toezicht kunnen worden onderworpen (overweging 26) of bredere doelstellingen, zoals milieuduurzaamheid of openbaredienstverplichtingen, kunnen negeren (artikel 38, lid 4).

Het gemeenschappelijk standpunt staat er tevens borg voor dat de regulerende instanties, bij het verrichten van hun taken, indien nodig nauw kunnen samenwerken met andere instanties, zoals de mededingingsinstanties, en tegelijk hun onafhankelijkheid kunnen bewaren en dubbel werk kunnen voorkomen (bijvoorbeeld inzake toezicht), wanneer die taken gewoonlijk door andere instanties worden verricht (artikel 40, lid 2).

e)   Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

De bepalingen betreffende de rol van het Agentschap (artikel 41, lid 3, en (ten dele) lid 4) zijn om juridische redenen overgeheveld naar de Agentschapsverordening (nieuw artikel 8). Het Agentschap wordt in grensoverschrijdende aangelegenheden pas in laatste instantie ingeschakeld, op verzoek van de nationale regulerende instanties of indien de nationale regulerende instanties niet binnen een bepaald tijdsbestek tot een akkoord komen.

f)   Ontheffingen voor nieuwe infrastructuur

Wat ontheffingen voor nieuwe grensoverschrijdende inftrastructuur betreft (artikel 35) heeft de Raad het passend geoordeeld dat het Agentschap alleen wordt ingeschakeld indien de betrokken nationale regulerende instanties niet tot een akkoord komen of een gezamenlijk verzoek tot het Agentschap richten (lid 4). Bovendien moeten de lidstaten kunnen bepalen dat het formele besluit over de ontheffing door een andere toepasselijke instantie van de lidstaat wordt genomen, op basis van het advies van de regulerende instantie (lid 6).

g)   Kleinhandelsmarkten

De Raad heeft het passend geoordeeld het artikel betreffende kleinhandelsmarkten anders te formuleren, onder meer door het van zijn grensoverschrijdende aspect te ontdoen, en het artikel van de gasverordening (artikel 8 bis van het Commissievoorstel) over te hevelen naar de richtlijn (nieuw artikel 44).

h)   Afwijkingen

De Raad heeft het passend geoordeeld om in het kader van de herschikking artikel 48 te actualiseren, meer in het bijzonder met betrekking tot een afwijking van de ontvlechtingsbepalingen voor lidstaten met opkomende of geïsoleerde markten.

i)   Andere punten

De Raad heeft het passend geoordeeld om minderheidsbelangen van producenten/leveranciers in TSB's waarvan de eigendom ontvlochten is niet uit te sluiten, mits zulks niet leidt tot enige controle of enige invloed van de ene op de andere en geen aanleiding kan geven tot belangenconflicten (artikel 9, lid 2).

Het gemeenschappelijk standpunt voorziet, wat publieke eigendom betreft, in de mogelijkheid om tot ontvlechting van de eigendom te komen met twee afzonderlijke overheidsorganen, door een bepaling op te nemen waarin gesteld is dat twee afzonderlijke overheidsorganen met het oog op de ontvlechting van de eigendom als twee personen beschouwd kunnen worden (artikel 9, lid 6).

In de tekst is een aantal technische wijzigingen aangebracht om de bepaling betreffende gecombineerde beheerders (artikel 28) te verduidelijken. Dankzij deze bepaling kan een gecombineerde beheerder naar keuze worden geëxploiteerd als beheerder waarvan de eigendom ontvlochten is, als onafhankelijke systeembeheerder of als onafhankelijke transmissiesysteembeheerder.

Overweging 29 introduceert het begrip gasafzetprogramma's als een van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen.

Tot slot heeft de Raad, volgens de logica van de herschikking, een nieuw artikel tot intrekking vanhet bestaande wetgevingsbesluit opgenomen (artikel 52).


(1)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(2)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(3)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


Top