Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1106

    Verordening (EU) 2024/1106 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011 en (EU) 2019/942 wat de verbetering van de bescherming van de Unie tegen marktmanipulatie op de groothandelsmarkt voor energie betreft (Voor de EER relevante tekst)

    PE/103/2023/REV/1

    PB L, 2024/1106, 17.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1106/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1106/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1106

    17.4.2024

    VERORDENING (EU) 2024/1106 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 11 april 2024

    tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011 en (EU) 2019/942 wat de verbetering van de bescherming van de Unie tegen marktmanipulatie op de groothandelsmarkt voor energie betreft

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Voor open en eerlijke mededinging op de interne markten voor gas en elektriciteit en om een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers te garanderen, zijn integriteit en transparantie vereist op de groothandelsmarkten voor energie. In Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een uitvoerig kader vastgelegd om dat te verwezenlijken. Om het vertrouwen van het publiek in goed functionerende groothandelsmarkten voor energie te vergroten en de Unie doeltreffend te beschermen tegen marktmisbruik, moet Verordening (EU) nr. 1227/2011 worden gewijzigd om de transparantie verder te waarborgen en de monitoringcapaciteiten verder te vergroten, en zodoende bij te dragen aan de stabilisatie van de energieprijzen en de consumentenbescherming en te zorgen voor een doeltreffender onderzoek en handhaving van mogelijke grensoverschrijdende gevallen van marktmisbruik door de in het huidige kader vastgestelde tekortkomingen aan te pakken.

    (2)

    Financiële instrumenten, waaronder energiederivaten, die op de groothandelsmarkten voor energie worden verhandeld, worden steeds belangrijker. Vanwege de steeds nauwere interrelatie tussen financiële markten en groothandelsmarkten voor energie moet Verordening (EU) nr. 1227/2011 beter worden afgestemd op de Uniewetgeving inzake financiële markten, zoals Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4), onder meer wat betreft de definities van marktmanipulatie en voorwetenschap. De definitie van marktmanipulatie in Verordening (EU) nr. 1227/2011 moet derhalve worden gewijzigd om haar in overeenstemming met artikel 12 van Verordening (EU) nr. 596/2014 te brengen. Daartoe moet de definitie van marktmanipulatie uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1227/2011 worden gewijzigd om rekening te houden met het aangaan van transacties of het geven, wijzigen of intrekken van een handelsorder, maar ook met elke andere gedraging met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten waarbij onjuiste of misleidende signalen worden gegeven of waarschijnlijk zullen worden geven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten; waarbij de prijs van een of meer voor de groothandel bestemde energieproducten op een kunstmatig niveau wordt gehouden of waarschijnlijk zal worden gehouden door een persoon of door samenwerkende personen, of waarbij van een kunstgreep of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding wordt gebruikgemaakt die onjuiste of misleidende signalen geeft of waarschijnlijk zal geven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten. In dat verband moet, met het oog op overeenstemming met Verordening (EU) nr. 596/2014, het begrip ander gedrag met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten ook betrekking hebben op, onder meer, acties als “quote stuffing”, “painting the tape” of “momentum ignition”.

    (3)

    De definitie van voorwetenschap moet ook worden gewijzigd om haar in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 596/2014 te brengen. Met name indien voorwetenschap betrekking heeft op een proces dat zich in fasen voltrekt, kan het voor elke fase van dat proces, alsook voor het proces in zijn geheel om voorwetenschap gaan. Een tussenstap in een in de tijd gespreid proces kan op zich een bepaalde situatie of gebeurtenis vormen die bestaat of waarvan het op basis van een globale beoordeling van de reeds beschikbare gegevens reëel is te veronderstellen dat zij zal ontstaan of plaatsvinden. Dat mag evenwel niet zo worden geïnterpreteerd dat er rekening moet worden gehouden met de omvang van de gevolgen van die situatie of gebeurtenis op de koers van de voor de groothandel bestemde energieproducten. Een tussenstap in een in de tijd gespreid proces moet worden beschouwd als voorwetenschap indien die op zichzelf voldoet aan de in deze verordening opgenomen criteria voor voorwetenschap.

    (4)

    Deze verordening laat Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5), Verordening (EU) nr. 596/2014, Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) onverlet, evenals de toepassing van het mededingingsrecht van de Unie op de onder deze verordening vallende praktijken.

    (5)

    Het delen van informatie tussen de nationale regulerende instanties en de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten is een centraal aspect van de samenwerking inzake, en de opsporing van, mogelijke inbreuken op deze verordening met betrekking tot zowel de groothandelsmarkten voor energie als de financiële markten. In het licht van de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten op grond van Verordening (EU) nr. 596/2014 op nationaal niveau, moeten de nationale regulerende instanties relevante informatie die zij ontvangen, delen met de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten en met de nationale mededingingsautoriteiten.

    (6)

    Wanneer met het Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (het “Agentschap”) gedeelde informatie vanuit commercieel of veiligheidsoogpunt niet of niet langer gevoelig is, moet het Agentschap die informatie op een toegankelijke manier kunnen bekendmaken aan demarktdeelnemers en het ruimere publiek, teneinde bij te dragen aan een betere kennis over de groothandelsmarkten voor energie. Dat moet de mogelijkheid voor het Agentschap omvatten om geaggregeerde informatie over georganiseerde markten (organised market places — OMP’s), platformen voor voorwetenschap (inside information platforms — IIP’s) en geregistreerde rapportagemechanismen (registered reporting mechanisms — RRM’s) bekend te maken overeenkomstig het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming, teneinde de transparantie van de groothandelsmarkten voor energie te verbeteren en op voorwaarde dat dat de mededinging op die energiemarkten niet verstoort.

    (7)

    Wanneer met het Agentschap gedeelde informatie vanuit commercieel oogpunt niet of niet langer gevoelig is, moet het Agentschap zijn databank met commercieel niet-gevoelige handelsgegevens kunnen openstellen voor wetenschappelijke doeleinden, met inachtneming van vertrouwelijkheidseisen, teneinde bij te dragen aan een betere kennis over de groothandelsmarkten voor energie. Dat moet het vertrouwen in de werking van groothandelsmarkten voor energie helpen versterken, en de kennis over die werking stimuleren. Het Agentschap moet regels vaststellen en publiceren over de wijze waarop het de informatie op eerlijke en transparante wijze voor wetenschappelijke en transparantiedoeleinden openbaar wil maken.

    (8)

    Om de markttransparantie op de groothandelsmarkten voor energie van de Unie verder te vergroten en bij te dragen aan een gemeenschappelijke Uniestrategie voor energiegegevens, moet het Agentschap een digitaal referentiecentrum met informatie over gegevens inzake de groothandelsmarkt voor energie van de Unie (het “referentiecentrum”) ontwikkelen en onderhouden. Het Agentschap moet de delen van de informatie die het op grond van deze verordening verzamelt, in een gebruikersvriendelijk formaat openbaar maken, waaronder informatie over de handel in otc-groothandelscontracten voor energie, over stroomafnameovereenkomsten en over contracten ter verrekening van verschillen. Alle gegevens die via het referentiecentrum openbaar gemaakt worden, moeten aan deze verordening en aan het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming onderworpen zijn.

    (9)

    OMP's die activiteiten verrichten met betrekking tot de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten die financiële instrumenten zijn in de zin van artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2014/65/EU, moeten naar behoren zijn toegestaan op grond van de voorschriften van die richtlijn.

    (10)

    De technologie op het gebied van de effectenhandel heeft de afgelopen tien jaar een sterke ontwikkeling doorgemaakt en wordt steeds meer gebruikt op de groothandelsmarkten voor energie. Veel marktdeelnemers maken gebruik van algoritmische handel en hoogfrequente algoritmische technieken met minimale of zonder menselijke tussenkomst. De risico's die uit die praktijken voortvloeien, moeten worden aangepakt in het kader van Verordening (EU) nr. 1227/2011.

    (11)

    De naleving van de rapportageverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1227/2011 en de kwaliteit van de gegevens die het Agentschap ontvangt, zijn van het grootste belang om te zorgen voor een doeltreffende monitoring en opsporing van mogelijke inbreuken, om aldus de doelstelling van die verordening te verwezenlijken. Inconsistenties in de kwaliteit, opmaak, betrouwbaarheid en kosten van handelsgegevens hebben een nadelig effect op de transparantie, consumentenbescherming en marktefficiëntie. Het is van essentieel belang dat de door het Agentschap ontvangen informatie nauwkeurig en volledig is teneinde het in staat te stellen zijn taken en functies doeltreffend uit te voeren.

    (12)

    Om het toezicht op de groothandelsmarkt voor energie door het Agentschap te verbeteren en de gegevensverzameling omvattender te maken, moet de huidige rapportageregeling worden verbeterd. De verzamelde gegevens moeten worden uitgebreid om lacunes in de gegevensverzameling weg te werken en moeten gekoppelde markten, nieuwe balanceringsmarkten, contracten voor balanceringsmarkten, toegewezen transmissiecapaciteiten en producten met mogelijke levering in de Unie omvatten. OMP’s moeten worden verplicht gegevens met betrekking tot het orderboek ter beschikking van het Agentschap te stellen of, op verzoek, het Agentschap onverwijld toegang te verlenen tot het orderboek. Aanbieders van orderboeken moeten ook worden aangewezen als personen die beroepshalve transacties tot stand brengen die onderworpen zijn aan de verplichting om vermoedelijke inbreuken op deze verordening te monitoren en te melden.

    (13)

    De rapportageverplichtingen voor marktdeelnemers moeten zo beperkt mogelijk worden gehouden door de verlangde informatie of delen daarvan zo mogelijk uit bestaande bronnen te verzamelen. Het is voor marktdeelnemers niet gemakkelijk om gegevens over OMP’s te registreren of te rapporteren. Daarom moeten gegevens over OMP’s ter beschikking van het Agentschap worden gesteld door de betrokken OMP’s of door derden die namens hen optreden.

    (14)

    Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, zoals de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens tussen de relevante nationale autoriteiten en de rapportage door de nationale regulerende instanties, moet worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (8), en elke uitwisseling of doorgifte van informatie door het Agentschap moet worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (9).

    (15)

    IIP’s moeten een belangrijke rol spelen bij de doeltreffende openbaarmaking van voorwetenschap. Het moet verplicht zijn voorwetenschap openbaar te maken op specifieke IIP’s om de informatie gemakkelijk toegankelijk te maken en de transparantie te vergroten. Marktdeelnemers mogen, enkel ter aanvulling, gebruik blijven maken van andere kanalen, waaronder websites van marktdeelnemers, om voorwetenschap openbaar te maken. Om het vertrouwen in de IIP’s te waarborgen, moet de vergunningverlening van IIP’s op grond van deze verordening gebeuren. De IIP’s, met inbegrip van die welke door het Agentschap op grond van artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie (10) zijn geregistreerd, moeten aan de vergunningsvereisten en aan het recht inzake gegevensbescherming voldoen. Het Agentschap moet de bevoegdheid krijgen om een dergelijke vergunning in bepaalde gevallen in te trekken, met inachtneming van de in artikel 14, leden 6, 7 en 8, van Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (11) bedoelde procedurele waarborgen. De intrekking van een vergunning mag niet beletten dat een entiteit bij het Agentschap een aanvraag voor een nieuwe vergunning als IIP indient. IIP’s die door het Agentschap op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 zijn geregistreerd en die zijn opgenomen in de lijst van IIP’s van het Agentschap, moeten actief mogen blijven tot het Agentschap op grond van deze verordening een besluit over het verlenen van een vergunning heeft genomen. IIP’s moeten beschikken over mechanismen met behulp waarvan meldingen van voorwetenschap snel en doeltreffend gecontroleerd kunnen worden. Bij het ontwikkelen van dergelijke mechanismen kunnen IIP’s marktdeelnemers betrekken.

    (16)

    Om de rapportage van gegevens aan het Agentschap te stroomlijnen en doeltreffender te maken, moet de informatie worden verstrekt via RRM’s en moet de vergunningverlening door het Agentschap voor de werking van RRM’s op grond van deze verordening gebeuren. De RRM’s, met inbegrip van die welke door het Agentschap op grond van artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 zijn geregistreerd, moeten aan de vergunningsvereisten en aan het recht inzake gegevensbescherming voldoen. Het Agentschap moet een register bijhouden van RRM’s waaraan het een vergunning heeft verleend. Het Agentschap moet de bevoegdheid krijgen om een dergelijke vergunning in bepaalde gevallen in te trekken, met inachtneming van de in artikel 14, leden 6, 7 en 8, van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde procedurele waarborgen. De intrekking van een vergunning mag niet beletten dat een entiteit bij het Agentschap een aanvraag voor een nieuwe vergunning als RRM indient. RRM’s die door het Agentschap op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 zijn geregistreerd en die zijn opgenomen in de lijst van RRM’s van het Agentschap, moeten actief mogen blijven tot het Agentschap op grond van deze verordening een besluit over het verlenen van een vergunning heeft genomen. RRM’s moeten beschikken over mechanismen met behulp waarvan transactiemeldingen doeltreffend gecontroleerd kunnen worden. Bij het ontwikkelen van dergelijke mechanismen kunnen RRM’s marktdeelnemers betrekken.

    (17)

    Ter vergemakkelijking van de monitoring om mogelijke handel op basis van voorwetenschap op te sporen, moet de verzameling van gegevens over voorwetenschap worden afgestemd op de huidige processen voor de rapportage van handelsgegevens.

    (18)

    Personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren, moeten verplicht worden transacties te melden waarvan zij vermoeden dat ze in strijd zijn met Verordening (EU) nr. 1227/2011 wat handel met voorwetenschap en marktmanipulatie betreft, en bovendien moeten zij, teneinde de mogelijkheid te vergroten om tegen dergelijke inbreuken op te treden, verplicht worden verdachte orders en mogelijke inbreuken op de verplichting tot openbaarmaking van voorwetenschap te melden. Aanbieders van directe elektronische toegang en aanbieders van orderportefeuilles worden beschouwd als personen die beroepshalve transacties tot stand brengen.

    (19)

    Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie (12) voorziet in de mogelijkheid van deelname van derde landen aan de eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling van de Unie in de elektriciteitssector. Aangezien de marktkoppelingbeheerders een specifiek algoritme gebruiken om biedingen en aanbiedingen optimaal te matchen, kan dat ertoe leiden dat handelsorders worden geplaatst in een derde land dat deelneemt aan de eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling van de Unie, maar resulteren in een elektriciteitsleveringscontract met levering in de Unie. Het plaatsen van dergelijke handelsorders in derde landen die deelnemen aan de eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling van de Unie met levering in de Unie als mogelijk resultaat, moet vallen onder de definitie van voor de groothandel bestemde energieproducten op grond van deze verordening.

    (20)

    Om een nauwkeurige, objectieve en betrouwbare beoordeling van de prijs voor leveringen van vloeibaar aardgas (lng) aan de Unie te verkrijgen, moet het Agentschap alle lng-marktgegevens verzamelen die nodig zijn om een dagelijkse lng-prijsraming en een lng-benchmark vast te stellen. De lng-prijsraming en de lng-benchmark moeten worden vastgesteld op basis van alle transacties met betrekking tot lng-leveringen aan de Unie. Het Agentschap moet de bevoegdheid krijgen om de desbetreffende marktgegevens te verzamelen bij alle deelnemers die betrokken zijn bij lng-leveringen aan de Unie, die de lng-marktgegevens op hun beurt zo dicht bij realtime als technologisch mogelijk moeten rapporteren aan het Agentschap, hetzij na het sluiten van een transactie, hetzij na het doen van een bieding of aanbieding om een transactie aan te gaan. De lng-prijsraming door het Agentschap moet de meest volledige dataset omvatten, waaronder transactieprijzen en prijzen van biedingen en aanbiedingen voor lng-leveringen aan de Unie. De dagelijkse publicatie van die objectieve lng-prijsraming en van het verschil dat is vastgesteld in vergelijking met andere referentieprijzen op de markt in de vorm van een lng-benchmark, effent de weg voor het vrijwillige gebruik ervan door marktdeelnemers als de referentieprijs in hun contracten en transacties. Zodra de lng-prijsraming en de lng-benchmark zijn vastgesteld, kunnen die ook een referentietarief worden voor derivatencontracten die worden gebruikt om de prijs van lng of het prijsverschil tussen de lng-prijs en andere gasprijzen in te dekken.

    (21)

    Delegatie van taken en verantwoordelijkheden kan een doeltreffend instrument zijn om dubbel werk te voorkomen en samenwerking te bevorderen, en is bedoeld om de lasten voor marktdeelnemers te verminderen. Daarom moet worden voorzien in een duidelijke rechtsgrondslag voor een dergelijke delegatie. De nationale regulerende instanties moeten taken en verantwoordelijkheden kunnen delegeren aan een andere nationale regulerende instantie of aan het Agentschap, met voorafgaande instemming van de gedelegeerden. De nationale regulerende instanties moeten specifieke voorwaarden kunnen invoeren en het bereik van de delegatie kunnen beperken tot wat nodig is voor een doeltreffend toezicht op grensoverschrijdende marktdeelnemers of -groepen. Voor de delegaties moet het beginsel gelden dat bevoegdheden worden toegewezen aan de autoriteit die in de beste positie verkeert om ter zake op te treden.

    (22)

    De regels voor de uitvoering van de taken van de nationale regulerende instanties en van het Agentschap moeten ervoor zorgen dat belangenconflicten zoveel mogelijk worden vermeden.

    (23)

    Er is een uniform en sterker kader nodig om marktmanipulatie en andere inbreuken op Verordening (EU) nr. 1227/2011 in de lidstaten te voorkomen. Om te waarborgen dat de bestuursrechtelijke geldboetes wegens inbreuken op Verordening (EU) nr. 1227/2011 in alle lidstaten consistent worden toegepast, moet die verordening worden gewijzigd teneinde te voorzien in een lijst van bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen waarover de nationale regulerende instanties moeten kunnen beschikken, alsook in een lijst van criteria voor het bepalen van de hoogte van die bestuursrechtelijke geldboetes. Het bedrag van de bestuursrechtelijke geldboetes die in een specifiek geval kunnen worden opgelegd, moet met name het in deze verordening vastgelegde plafond kunnen bereiken. Deze verordening beperkt echter niet de mogelijkheid van de lidstaten om per geval in lagere bestuursrechtelijke geldboetes te voorzien. Sancties wegens inbreuken op Verordening (EU) nr. 1227/2011 moeten evenredig, doeltreffend en afschrikkend zijn en moeten de aard van de inbreuken weerspiegelen, rekening houdend met het “ne bis in idem”-beginsel. Bij de vaststelling en bekendmaking van de bestuursrechtelijke geldboetes moeten de grondrechten worden nageleefd, zoals die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”). Bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen zijn complementaire onderdelen van een doeltreffende handhavingsregeling. Een geharmoniseerd toezicht op de groothandelsmarkten voor energie vereist een consistente aanpak van de nationale regulerende instanties. Om hun taken te kunnen vervullen, is het voor de nationale regulerende instanties noodzakelijk dat zij over de nodige middelen beschikken.

    (24)

    Een marktdeelnemer die niet in de Unie woont of gevestigd is, maar in de Unie actief is, moet een vertegenwoordiger in de Unie aanwijzen. De vertegenwoordiger moet uitdrukkelijk worden aangewezen bij schriftelijk mandaat van de marktdeelnemer om namens hem of haar te mogen optreden. De nationale regulerende instanties of het Agentschap moeten zich tot de vertegenwoordiger kunnen wenden met betrekking tot de in deze verordening vastgelegde verplichtingen.

    (25)

    Tot op heden vallen het toezicht op en de handhaving van activiteiten in het kader van Verordening (EU) nr. 1227/2011 onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Marktmisbruik is in toenemende mate grensoverschrijdend van aard en heeft vaak gevolgen voor verschillende lidstaten. Handhavingsmaatregelen tegen grensoverschrijdende gevallen van marktmisbruik kunnen jurisdictieproblemen opleveren met betrekking tot het bepalen welke nationale regulerende instantie in de beste positie verkeert om het onderzoek in kwestie uit te voeren.

    (26)

    Gevallen van marktmisbruik waarbij meerdere grensoverschrijdende elementen en in derde landen gevestigde marktdeelnemers betrokken zijn, zijn ook bijzonder problematisch vanuit het oogpunt van handhaving. Het huidige toezichtskader is niet geschikt voor het gewenste niveau van marktintegratie. Het ontbreken van een mechanisme om te zorgen voor de best mogelijke toezichtsbesluiten voor grensoverschrijdende gevallen, waarbij gezamenlijk optreden van de nationale regulerende instanties en het Agentschap momenteel ingewikkelde regelingen vereist en er een lappendeken van toezichtsregelingen is, moet worden aangepakt. Er moet een efficiënte en doeltreffende toezichts- en onderzoeksregeling worden ingesteld voor die gevallen van marktmisbruik die vanwege de Uniebrede elementen ervan niet alleen door maatregelen van de lidstaten kunnen worden aangepakt.

    (27)

    Het onderzoek naar inbreuken op Verordening (EU) nr. 1227/2011 met een grensoverschrijdende dimensie moet worden uitgevoerd door middel van een uniform proces op het niveau van de Unie. Bovendien kunnen dergelijke onderzoeken beter op het niveau van de Unie worden gevoerd, aangezien het effect ervan zich buiten het grondgebied van één enkele lidstaat laat voelen. De complexiteit van grensoverschrijdende gevallen en de noodzaak om te zorgen voor voldoende middelen voor dergelijke gevallen vereisen de betrokkenheid van het Agentschap, met name op een meer geïntegreerde groothandelsmarkt voor energie. Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1227/2011 heeft het Agentschap aanzienlijke ervaring opgedaan met het monitoren van en het verzamelen van relevante gegevens over de groothandelsmarkten voor energie in de Unie om de integriteit en transparantie ervan te waarborgen. Voortbouwend op die ervaring moet het Agentschap de bevoegdheid krijgen om onderzoeken uit te voeren ter bestrijding van inbreuken op Verordening (EU) nr. 1227/2011, onder meer door binnen het Agentschap een onafhankelijk onderzoeksfunctionaris te benoemen. Het Agentschap moet dergelijke onderzoeken uitvoeren in samenwerking met de nationale regulerende instanties en andere relevante instanties teneinde hun handhavingsactiviteiten te ondersteunen en aan te vullen, en rekening te houden met het “ne bis in idem”-beginsel. Bovendien moeten de relevante nationale regulerende instanties, waar nodig, in het kader van een onderzoek door het Agentschap onderling samenwerken om het Agentschap bij te staan. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden moet het Agentschap zo nodig voorrang kunnen geven aan de gevallen met de grootste grensoverschrijdende gevolgen.

    (28)

    Om te voldoen aan de opgelegde nieuwe verplichtingen, met name de verplichtingen in verband met meer onderzoeksbevoegdheden in grensoverschrijdende gevallen, moet het Agentschap over voldoende middelen, met inbegrip van de nodige personele middelen, beschikken.

    (29)

    Een belangrijk criterium om te bepalen of een zaak een grensoverschrijdende dimensie heeft, heeft betrekking op de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten in een bepaald aantal lidstaten. Om technische redenen zijn er echter gevallen waarin de geografische locatie van de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten niet kan worden vastgesteld. Wanneer bijvoorbeeld de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten plaatsvindt of wordt verondersteld plaats te vinden in een biedzone die het grondgebied van ten minste twee lidstaten op de intraday- en day-aheadgroothandelsmarkten voor elektriciteit, of een deel van dat grondgebied, omvat, kan de precieze plaats van die levering binnen die zone niet worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten die plaatsvindt of wordt verondersteld plaats te vinden in gasbalanceringszones die het grondgebied, of een deel van het grondgebied, van ten minste twee lidstaten omvatten. Om ervoor te zorgen dat het Agentschap optreedt in werkelijk grensoverschrijdende gevallen, in tegenstelling tot gevallen met een louter nationale dimensie, moet de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten binnen een bied- of balanceringszone die het grondgebied van ten minste twee lidstaten omvat, worden beschouwd als een levering in één lidstaat. De betrokken nationale regulerende instanties moeten echter ook hun recht behouden om om inschakeling van het Agentschap te vragen in gevallen met een grensoverschrijdende dimensie op grond van deze verordening, evenals hun recht om bezwaar te maken op grond van deze verordening.

    (30)

    Het Agentschap moet de bevoegdheid krijgen om de nodige onderzoeken uit te voeren en in dat kader inspecties ter plaatse te verrichten, verklaringen af te nemen, en bij eenvoudig verzoek of bij besluit verzoeken om informatie te richten tot de personen die aan een onderzoek onderworpen zijn, wanneer de vermoedelijke inbreuken op Verordening (EU) nr. 1227/2011 een duidelijke grensoverschrijdende dimensie hebben. Om de doeltreffendheid van de inspecties ter plaatse te waarborgen, moeten de functionarissen van het Agentschap en personen die door het Agentschap zijn gemachtigd of aangesteld om de inspectie ter plaatse te verrichten, de bevoegdheid krijgen om bedrijfsruimten waar bedrijfsgegevens kunnen worden bijgehouden, te betreden, alsook particuliere gebouwen van directeuren, managers of andere personeelsleden van de bedrijven die bij een onderzoek betrokken zijn. Voor elk onderzoek van particuliere gebouwen tijdens inspecties ter plaatse moeten echter een met redenen omkleed besluit van het Agentschap en de voorafgaande toestemming van een nationale gerechtelijke instantie vereist zijn.

    (31)

    Bij het verrichten van de inspecties ter plaatse en het richten van verzoeken om informatie aan de personen die aan een onderzoek onderworpen zijn, moet het Agentschap nauw en actief samenwerken met de relevante nationale regulerende instanties, die op hun beurt het Agentschap de nodige bijstand moeten verlenen, ook wanneer een persoon weigert aan de inspectie ter plaatse te worden onderworpen of de gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien moeten functionarissen van het Agentschap en andere personen die door het Agentschap zijn gemachtigd of aangesteld om de inspectie ter plaatse te verrichten, de bevoegdheid krijgen bedrijfsruimten te verzegelen gedurende de tijd die voor de inspectie ter plaatse nodig is. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen mag de verzegeling niet langer dan 72 uur duren. Bovendien moeten de functionarissen die de inspecties ter plaatse verrichten, alle informatie kunnen vragen die met het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse verband houdt.

    (32)

    Het Agentschap moet de bevoegdheid krijgen om dwangsommen op te leggen om ervoor te zorgen dat zijn besluiten inzake inspecties ter plaatse en informatieverzoeken die het in het kader van een grensoverschrijdend onderzoek heeft genomen, worden nageleefd. Het Agentschap mag echter niet de bevoegdheid krijgen om geldboetes op te leggen. Door het Agentschap opgelegde dwangsommen moeten evenredig, doeltreffend en afschrikkend zijn en voor efficiënte grensoverschrijdende onderzoeken zorgen. Het is belangrijk dat de procedurele waarborgen en de grondrechten van de personen die het onderwerp zijn van een onderzoek van het Agentschap, volledig worden geëerbiedigd. Maatregelen van het Agentschap moeten evenredig zijn en een eerlijke rechtsgang en de rechten van de verdediging van de persoon waarborgen. De vertrouwelijkheid van informatie die wordt verstrekt door de aan het onderzoek onderworpen personen moet worden gewaarborgd en de informatie moet worden uitgewisseld overeenkomstig de toepasselijke gegevensbeschermingsregels van de Unie.

    (33)

    Aan het einde van elk onderzoek moet het Agentschap een onderzoeksverslag opstellen met zijn bevindingen en al het bewijsmateriaal waarop die bevindingen zijn gebaseerd. Het onderzoeksverslag moet worden ingediend bij de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten, die op hun beurt, onverminderd hun exclusieve bevoegdheid om vast te stellen of er sprake is van een inbreuk, de nodige handhavingsmaatregelen moeten nemen, waaronder, waar passend, het opleggen van geldboetes, overeenkomstig deze verordening en het nationaal recht. De nationale regulerende instanties moeten alles in het werk stellen om te zorgen voor een passende follow-up van de onderzoeksverslagen van het Agentschap.

    (34)

    Het Agentschap moet het Europees Parlement en de Raad regelmatig over zijn activiteiten met betrekking tot grensoverschrijdende onderzoeken informeren. Daartoe moet het Agentschap regelmatig samenvattingen van zijn onderzoeksverslagen bij het Europees Parlement en de Raad indienen. Dergelijke samenvattingen moeten in geaggregeerde en geanonimiseerde vorm worden ingediend en moeten als vertrouwelijk worden behandeld, onder meer gezien de noodzaak om het doel van de grensoverschrijdende onderzoeken in kwestie te beschermen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13).

    (35)

    Door het Agentschap uit hoofde van deze verordening genomen besluiten, ook die waarbij door het Agentschap een dwangsom wordt opgelegd, moeten door het Hof van Justitie van de Europese Unie getoetst kunnen worden. Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties inzake het toetsen van op grond van deze verordening door de bevoegde nationale autoriteiten genomen besluiten, zoals toestemmingen van nationale gerechtelijke instanties in het kader van door het Agentschap verrichte inspecties ter plaatse of meldingen van onregelmatigheden uit hoofde van nationale regels inzake de tenuitvoerlegging van dwangsommen.

    (36)

    Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest zijn erkend, meer bepaald het recht op de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en het recht om niet tweemaal voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft, en moet overeenkomstig die rechten en beginselen worden uitgelegd en toegepast.

    (37)

    Teneinde de nodige details vast te stellen om de doeltreffendheid van deze verordening te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van deze verordening door aanpassing van de relevante definities in de gevallen waarin deze verordening voorziet, ten behoeve van samenhang met ander relevant Unierecht op het gebied van financiële diensten en energie, en door actualisering van die definities met als enig doel rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op de groothandelsmarkten voor energie, met betrekking tot aanvulling van deze verordening door specificatie van de wijze waarop IIP’s en RRM’s aan hun respectieve verplichtingen moeten voldoen, van de nadere procedures voor het intrekken van een vergunning en voor de ordelijke vervanging en van de procedurele waarborgen in dat verband, alsook, rekening houdend met specifieke nationale kenmerken, door het bepalen van minimumdrempels voor het vaststellen van gebeurtenissen die, als zij openbaar zouden worden gemaakt, waarschijnlijk een significant effect op de prijzen van de voor de groothandel bestemde energieproducten zouden hebben. Bij het vaststellen van dergelijke drempels moet de Commissie overwegen te zorgen voor samenhang met ander relevant Unierecht op het gebied van financiële diensten en energie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (14). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (38)

    Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (15).

    (39)

    Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het verbeteren van de bescherming van de Unie tegen marktmanipulatie op de groothandelsmarkt voor energie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1227/2011

    Verordening (EU) nr. 1227/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De verwijzingen naar de Verordeningen (EG) nr. 713/2009 en (EG) nr. 714/2009 en naar Richtlijn 2003/6/EG worden vervangen als volgt:

    a)

    de verwijzing naar “artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009” in artikel 16, lid 6, wordt vervangen door een verwijzing naar “artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2019/942”;

    b)

    de verwijzingen naar “Verordening (EG) nr. 714/2009” in artikel 2, punt 1, tweede alinea, punt a), in artikel 4, leden 5 en 6, in artikel 6, lid 2, punt d), en in artikel 8, lid 6, tweede alinea, worden vervangen door verwijzingen naar “Verordening (EU) 2019/943”;

    c)

    de verwijzingen naar “artikel 9 van Richtlijn 2003/6/EG” in artikel 1, lid 3, eerste alinea, en in artikel 16, lid 2, tweede alinea, worden vervangen door een verwijzing naar “artikel 2 van Verordening (EU) nr. 596/2014”;

    d)

    de verwijzing naar “artikel 11 van Richtlijn 2003/6/EG” in artikel 2, punt 9, wordt vervangen door een verwijzing naar “artikel 22 van Verordening (EU) nr. 596/2014”;

    e)

    de verwijzingen naar “Richtlijn 2003/6/EG” en naar “artikel 9 van die richtlijn” in artikel 16, lid 3, punt b), worden vervangen door verwijzingen naar respectievelijk “Verordening (EU) nr. 596/2014” en “artikel 2 van die verordening.”.

    2)

    Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   Deze verordening is van toepassing op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten. Zij doet geen afbreuk aan de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012 (*1), (EU) nr. 596/2014 (*2) en (EU) nr. 600/2014 (*3) van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (*4), wat betreft activiteiten met betrekking tot financiële instrumenten als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2014/65/EU, en evenmin aan de toepassing van het mededingingsrecht van de Unie op de onder deze verordening vallende praktijken.

    (*1)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1)."

    (*2)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1)."

    (*3)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84)."

    (*4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).”;"

    b)

    aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Het Agentschap, de nationale regulerende instanties, ESMA en de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten wisselen regelmatig, en indien mogelijk elk kwartaal, relevante informatie en gegevens uit over mogelijke inbreuken op Verordening (EU) nr. 596/2014 met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten die onder deze verordening vallen.”;

    c)

    lid 4 wordt vervangen door:

    “4.   De raad van bestuur van het Agentschap ziet erop toe dat het Agentschap de hem op grond van deze verordening en Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (*5) toegewezen taken uitvoert, en dat het Agentschap de nodige middelen, met inbegrip van de nodige personele middelen, toewijst voor de nieuwe verplichtingen die hem zijn toegewezen.

    (*5)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).”."

    3)

    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de tweede alinea wordt als volgt gewijzigd:

    punt c) wordt vervangen door:

    “c)

    informatie die verplicht openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig wet- of regelgevingsbepalingen op Unie- of nationaal niveau, marktvoorschriften, contracten of gebruiken op de betrokken groothandelsmarkt voor energie, voor zover die informatie waarschijnlijk een aanzienlijke invloed zou hebben op de prijzen van voor de groothandel bestemde energieproducten;”;

    het volgende punt wordt ingevoegd:

    “c bis)

    informatie die wordt verstrekt door een marktdeelnemer of door andere personen die namens de marktdeelnemer optreden, aan een dienstverlener die namens de marktdeelnemer handelt, en die verband houdt met de lopende orders van de marktdeelnemer inzake voor de groothandel bestemde energieproducten, die concreet is en die direct of indirect betrekking heeft op een of meer voor de groothandel bestemde energieproducten, en”;

    ii)

    de derde alinea wordt vervangen door:

    “Informatie wordt als concreet beschouwd indien de informatie een reeks omstandigheden aanduidt die zich voordoet of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich zal voordoen, of een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zal plaatsvinden, en indien de informatie concreet genoeg is om een conclusie te kunnen trekken ten aanzien van het mogelijke effect van die reeks omstandigheden of die gebeurtenis op de prijzen van voor de groothandel bestemde energieproducten. Informatie kan als concreet worden beschouwd indien ze betrekking heeft op een in de tijd gespreid proces dat erop is gericht een bepaalde situatie of gebeurtenis te doen plaatsvinden, of dat resulteert in een bepaalde situatie of gebeurtenis, met inbegrip van een toekomstige situatie of gebeurtenis, alsook indien ze betrekking heeft op de tussenstappen in dat proces die verband houden met het doen plaatsvinden van die toekomstige situatie of gebeurtenis of met het resulteren in die toekomstige situatie of gebeurtenis.

    Een tussenstap in een in de tijd gespreid proces wordt beschouwd als voorwetenschap indien die tussenstap als zodanig voldoet aan de criteria voor voorwetenschap zoals bedoeld in de eerste alinea van dit punt.

    Voor de toepassing van de eerste alinea van dit punt wordt informatie geacht direct of indirect betrekking te hebben op het voor de groothandel bestemde energieproduct indien die informatie mogelijk van invloed is op de vraag naar, het aanbod of de prijzen van een voor de groothandel bestemd energieproduct, of op de verwachtingen van de vraag naar, het aanbod of de prijzen van een voor de groothandel bestemd energieproduct.

    Voor de toepassing van de eerste alinea van dit punt wordt onder informatie die, indien zij openbaar zou worden gemaakt, waarschijnlijk een significante invloed zou hebben op de prijzen van de voor de groothandel bestemde energieproducten, informatie verstaan waarvan een redelijk handelende marktdeelnemer waarschijnlijk gebruik zou maken om er zijn beslissing betreffende de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten ten dele op te baseren;”;

    b)

    punt 2 wordt vervangen door:

    “2.

    “marktmanipulatie”:

    a)

    het aangaan van een transactie, of het geven, wijzigen of intrekken van handelsorders of het stellen van elke andere gedraging met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten waarbij:

    i)

    onjuiste of misleidende signalen worden gegeven of waarschijnlijk zullen worden gegeven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten;

    ii)

    de prijs van een of meer voor de groothandel bestemde energieproducten op een kunstmatig niveau wordt gehouden of waarschijnlijk zal worden gehouden door een persoon of door samenwerkende personen, tenzij de persoon die de transactie is aangegaan of de handelsorder heeft geplaatst, aantoont dat zijn beweegredenen gerechtvaardigd zijn en dat die transactie of handelsorder in overeenstemming is met de gebruikelijke marktpraktijken op de desbetreffende groothandelsmarkt voor energie, of

    iii)

    wordt gebruikgemaakt van een oneigenlijke constructie of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding waarmee onjuiste of misleidende signalen worden gegeven of waarschijnlijk zullen worden gegeven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten;

    b)

    het verspreiden van informatie, via de media, met inbegrip van het internet, of via andere kanalen, die onjuiste of misleidende signalen geeft of waarschijnlijk zal geven met betrekking tot de levering van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten, met inbegrip van de verspreiding van geruchten en valse of misleidende berichten, waarvan de persoon die de informatie verspreid heeft, wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was.

    Wanneer informatie wordt verspreid voor journalistieke of artistieke doeleinden, moet die verspreiding van informatie worden beoordeeld met inachtneming van de regels die gelden met betrekking tot de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, tenzij:

    i)

    die personen direct of indirect voordeel of winst behalen uit de verspreiding van de informatie in kwestie, of

    ii)

    de openbaarmaking of de verspreiding tot doel heeft de markt te misleiden met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten,

    of

    c)

    het doorgeven van onjuiste of misleidende informatie of het verstrekken van onjuiste of misleidende gegevens in verband met een benchmark wanneer de persoon die de informatie heeft doorgegeven of de gegevens heeft verstrekt, wist of had moeten weten dat die onjuist of misleidend waren, of het stellen van enigerlei andere gedraging die leidt tot manipulatie van de berekening van een benchmark.

    Marktmanipulatie kan verwijzen naar het gedrag van een rechtspersoon, of, overeenkomstig het recht van de Unie of het nationale recht, van een natuurlijke persoon die deelneemt aan het besluit om voor rekening van de betrokken rechtspersoon activiteiten uit te voeren;”;

    c)

    punt 4 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de punten a) en b) worden vervangen door:

    “a)

    contracten voor de levering van elektriciteit of aardgas, met inbegrip van lng, waarbij de levering plaatsvindt in de Unie, of contracten voor de levering van elektriciteit die kunnen leiden tot de levering in de Unie, als gevolg van eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling;

    b)

    derivaten met betrekking tot elektriciteit of aardgas die of dat in de Unie wordt geproduceerd, verhandeld of geleverd, of derivaten met betrekking tot elektriciteit die kunnen leiden tot levering in de Unie als gevolg van eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling;”;

    ii)

    de volgende punten worden toegevoegd:

    “e)

    contracten met betrekking tot de opslag van elektriciteit of aardgas in de Unie;

    f)

    derivaten met betrekking tot de opslag van elektriciteit of aardgas in de Unie;”;

    d)

    punt 7 wordt vervangen door:

    “7.

    “marktdeelnemer”: elke persoon, met inbegrip van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, opslagsysteembeheerders en lng-systeembeheerders, die transacties aangaat, met inbegrip van het plaatsen van handelsorders, op een of meer groothandelsmarkten voor energie;”;

    e)

    het volgende punt wordt ingevoegd:

    “8 bis.

    “persoon die beroepshalve transacties tot stand brengt of uitvoert”: een persoon die zich beroepshalve bezighoudt met het ontvangen en doorgeven van handelsorders voor of het uitvoeren van transacties in voor de groothandel bestemde energieproducten;”;

    f)

    de volgende punten worden ingevoegd:

    “11 bis.

    “distributiesysteembeheerder”: distributiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2009/73/EG en in artikel 2, punt 29), van Richtlijn (EU) 2019/944;

    11 ter.

    “opslagsysteembeheerder”: opslagsysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Richtlijn 2009/73/EG of exploitant van een “energieopslagfaciliteit” zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 60), van Richtlijn (EU) 2019/944;

    11 quater.

    “lng-systeembeheerder”: lng-systeembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2009/73/EG;”;

    g)

    de volgende punten worden toegevoegd:

    “16.

    “geregistreerd rapportagemechanisme” of “RRM” (registered reporting mechanism): een rechtspersoon die op grond van deze verordening is gemachtigd tot het rapporteren of het aanbieden van de dienst van het rapporteren van bijzonderheden van transacties, met inbegrip van handelsorders, en fundamentele gegevens aan het Agentschap namens hemzelf of namens marktdeelnemers;

    17.

    “platform voor voorwetenschap” of “IIP” (inside information platform): een persoon die op grond van deze verordening is gemachtigd tot het aanbieden van de dienst van het exploiteren van een platform voor de openbaarmaking van voorwetenschap en voor de rapportage van openbaar gemaakte voorwetenschap aan het Agentschap namens marktdeelnemers;

    18.

    “algoritmische handel”: handel, met inbegrip van hogefrequentiehandel, in voor de groothandel bestemde energieproducten waarbij een computeralgoritme automatisch individuele parameters van handelsorders bepaalt, onder meer of het order moet worden geïnitieerd, het tijdstip, de prijs of de omvang van het order, of hoe het order nadat het is ingevoerd, moet worden beheerd, met weinig of helemaal geen menselijk ingrijpen. Systemen die alleen worden gebruikt voor de routering van orders naar een of meer georganiseerde markten, dan wel voor het verwerken van orders waarbij geen sprake is van bepaling van handelsparameters, of voor de bevestiging van orders of de posttransactionele verwerking van uitgevoerde transacties, vallen niet onder deze definitie;

    19.

    “directe elektronische toegang”: een voorziening waarbij een lid of deelnemer of cliënt van een georganiseerde markt een andere persoon toestaat van zijn handelscode gebruik te maken, zodat de betrokken persoon in staat is handelsorders met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct langs elektronische weg direct aan de georganiseerde markt door te geven, met inbegrip van voorzieningen waarbij de persoon gebruikmaakt van de informatietechnologie-infrastructuur van het lid of de deelnemer of cliënt of van de door het lid of de deelnemer of cliënt beschikbaar gestelde verbindingssystemen om de handelsorders door te geven (directe markttoegang) en voorzieningen waarbij die infrastructuur niet wordt gebruikt door die persoon (gesponsorde toegang);

    20.

    “georganiseerde markt” of “OMP” (organised market place): een energiebeurs, een energiemakelaar, een platform voor energiecapaciteit of een ander systeem of andere faciliteit waarin meerdere koop- of verkoopbelangen van derden in voor de groothandel bestemde energieproducten met elkaar interageren op een manier die kan leiden tot een transactie;

    21.

    “orderboek”: alle details van voor de groothandel bestemde energieproducten die zijn uitgevoerd op een OMP, met inbegrip van gematchte en niet-gematchte handelsorders, alsook door het systeem gegenereerde handelsorders en levenscyclusevenementen;

    22.

    “benchmark”: een index zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 3), van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (*6), op basis waarvan het voor een voor de groothandel bestemd energieproduct te betalen bedrag, of een contract betreffende een voor de groothandel bestemd energieproduct, of de waarde van een voor de groothandel bestemd energieproduct wordt bepaald;

    23.

    “handel in lng”: biedingen, aanbiedingen of transacties, met inbegrip van maar niet beperkt tot biedingen, aanbiedingen of transacties die over-the-counter of op een OMP plaatsvinden voor de aankoop of verkoop van lng:

    a)

    die levering in de Unie specificeren;

    b)

    die leiden tot levering in de Unie, of

    c)

    waarbij één tegenpartij het lng in een terminal in de Unie hervergast;

    24.

    “lng-marktgegevens”: registraties van biedingen, aanbiedingen of transacties voor de handel in lng met de bijbehorende informatie;

    25.

    “lng-marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht de plaats van oprichting of woonplaats, die zich bezighoudt met de handel in lng;

    26.

    “lng-prijsraming”: de bepaling van een dagelijkse referentieprijs voor de handel in lng volgens een door het Agentschap vast te stellen methode;

    27.

    “lng-benchmark”: de bepaling van een spread tussen de dagelijkse lng-prijsraming en de dagelijkse afwikkelingsprijs voor het TTF Gas Futures front month-contract die ICE Endex Markets B.V. dagelijks vaststelt.

    (*6)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).”."

    4)

    Aan lid 1 van artikel 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Het gebruik van voorwetenschap door het intrekken of aanpassen van een handelsorder of het ondernemen van enigerlei andere actie met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct waarop de informatie betrekking heeft, indien de handelsorder werd geplaatst voordat de betrokken persoon over de voorwetenschap beschikte, wordt eveneens beschouwd als handel met voorwetenschap.”.

    5)

    Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Marktdeelnemers maken de voorwetenschap bekend via IIP’s. De IIP’s zorgen ervoor dat de voorwetenschap openbaar wordt gemaakt op een wijze die onmiddellijke toegang tot die voorwetenschap mogelijk maakt, onder meer via een website of een duidelijke applicatieprogramma-interface, en een volledige, correcte en tijdige beoordeling van die voorwetenschap door het publiek mogelijk maakt.”;

    b)

    lid 4 wordt vervangen door:

    “4.   De openbaarmaking van voorwetenschap, waaronder informatie in samengevoegde vorm, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (*7) of Verordening (EG) nr. 715/2009, en overeenkomstig de op grond van die verordeningen vastgestelde richtsnoeren en netwerkcodes, houdt daadwerkelijke openbaarmaking in, maar niet noodzakelijk tijdige en publiekelijke openbaarmaking in de zin van lid 1 van dit artikel.

    (*7)  Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 54).”;"

    c)

    het volgende lid wordt ingevoegd:

    “4 bis.   Uiterlijk op 8 mei 2025 ontwikkelt en exploiteert het Agentschap een platform dat fungeert als sectorspecifiek elektronisch toegangspunt voor op grond van lid 1 openbaar gemaakte voorwetenschap.”.

    6)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 4 bis

    Verlening van een vergunning aan en toezicht op platformen voor voorwetenschap

    1.   Een IIP wordt pas geëxploiteerd nadat het Agentschap heeft beoordeeld of dat IIP voldoet aan de vereisten van de leden 3, 4 en 5, en een vergunning heeft verleend voor de exploitatie ervan. Het Agentschap zet een register op van IIP’s waaraan het op grond van dit lid een vergunning heeft verleend. Het register van IIP’s is openbaar toegankelijk en bevat informatie over de diensten waarvoor aan het IIP een vergunning is verleend. Het Agentschap beoordeelt regelmatig of de IIP’s de leden 3, 4 en 5 naleven.

    2.   IIP’s die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie (*8) door het Agentschap zijn geregistreerd en zijn opgenomen in de lijst van IIP’s van het Agentschap, mogen actief blijven tot het Agentschap een besluit heeft genomen over vergunningverlening op grond van dit artikel.

    3.   Een IIP beschikt over een adequaat beleid en afdoende regelingen om de uit hoofde van artikel 4, lid 1, te verstrekken voorwetenschap tegen redelijke commerciële voorwaarden openbaar te maken binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is. De voorwetenschap wordt voor alle doeleinden kosteloos beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk gesteld, onder andere via een website of een applicatieprogramma-interface. Het IIP verspreidt de voorwetenschap op efficiënte en consistente wijze, zodat die onmiddellijk en op niet-discriminerende basis toegankelijk is op een manier die consolidatie van de voorwetenschap met vergelijkbare gegevens uit andere bronnen vergemakkelijkt.

    4.   De voorwetenschap die op grond van lid 3 door een IIP openbaar wordt gemaakt, omvat ten minste de volgende elementen, afhankelijk van de soort voorwetenschap:

    a)

    de ID van het bericht en de status van de gebeurtenis;

    b)

    de datum en het tijdstip van de publicatie en de datum en het tijdstip van het begin en het einde van de gebeurtenis;

    c)

    de naam en identificatie van de marktdeelnemer;

    d)

    de betrokken bied- of balanceringszone;

    e)

    de soort voorwetenschap, zoals onbeschikbaarheid, prognose en feitelijk gebruik, en

    f)

    indien van toepassing:

    i)

    de aard van de onbeschikbaarheid en het soort gebeurtenis;

    ii)

    de meeteenheid;

    iii)

    de onbeschikbare, beschikbare en geïnstalleerde of technische capaciteit;

    iv)

    indien de geïnstalleerde of technische capaciteit onbeschikbaar is, de reden voor de onbeschikbaarheid;

    v)

    het soort brandstof;

    vi)

    het betrokken actief of de betrokken eenheid en de identificatiecode ervan.

    5.   Een IIP treft effectieve bestuursrechtelijke regelingen om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen en handhaaft die regelingen. Met name geldt dat een IIP dat ook een OMP of een marktdeelnemer is, alle verzamelde voorwetenschap op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft om verschillende bedrijfsfuncties van elkaar te scheiden.

    Een IIP beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de veiligheid van de middelen voor de overdracht van voorwetenschap te garanderen, het risico op gegevenscorruptie en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en te voorkomen dat voorwetenschap uitlekt vóór de bekendmaking ervan. Het IIP houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om zijn diensten aan te kunnen bieden en in stand te kunnen houden.

    Het IIP beschikt over mechanismen die meldingen van voorwetenschap snel en doeltreffend op volledigheid kunnen controleren, omissies en aperte fouten kunnen opsporen, en om een verbeterde versie van dergelijke meldingen kunnen verzoeken.

    6.   Indien het Agentschap constateert dat een IIP een van de vereisten van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel heeft geschonden, biedt het het IIP alvorens een vergunning op grond van lid 7 van dit artikel in te trekken, toereikende procedurele waarborgen, waaronder de in artikel 14, leden 6, 7 en 8, van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde procedurele waarborgen.

    7.   Het Agentschap kan bij besluit de vergunning van een IIP intrekken en het uit het register verwijderen indien het IIP:

    a)

    binnen twaalf maanden na de datum van de verlening van de vergunning, geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de voorafgaande zes maanden geen diensten heeft aangeboden;

    b)

    de vergunning heeft verkregen door valse verklaringen af te leggen of op een andere onregelmatige wijze;

    c)

    niet langer voldoet aan de vergunningsvereisten van de leden 3, 4 en 5;

    d)

    de inbreuk niet heeft beëindigd, of

    e)

    deze verordening ernstig en stelselmatig heeft geschonden.

    In het geval van een besluit zoals bedoeld in de eerste alinea van dit lid vermeldt het Agentschap de op grond van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 beschikbare rechtsmiddelen.

    Een IIP waarvan het Agentschap de vergunning heeft ingetrokken, stelt alle betrokken marktdeelnemers daarvan in kennis en zorgt voor ordelijke vervanging, met inbegrip van de overdracht van gegevens aan andere IIP’s naar keuze van de marktdeelnemers en verlegging van rapporteringsstromen naar andere IIP’s. Het Agentschap bepaalt een redelijke termijn van ten minste zes maanden om te zorgen voor ordelijke vervanging. Tijdens die termijn zorgt het IIP voor de continuïteit van de diensten die het verleent. Het Agentschap kan echter een kortere termijn bepalen indien de voortzetting van het IIP de ordelijke werking van het systeem kan verstoren, rekening houdend met de ernst van de feiten die tot de intrekking van de vergunning hebben geleid.

    Het Agentschap stelt de nationale regulerende instantie in de lidstaat waar het IIP is gevestigd zonder onnodige vertraging in kennis van alle besluiten tot intrekking van de vergunning van een IIP op grond van de eerste alinea, en stelt de marktdeelnemers daarvan op de hoogte.

    8.   Uiterlijk op 8 mei 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 20 een gedelegeerde handeling tot aanvulling van deze verordening vast, en specificeert daarin het volgende:

    a)

    de middelen waarmee een IIP moet voldoen aan de in lid 3 van dit artikel vastgestelde verplichting om voorwetenschap openbaar te maken;

    b)

    de inhoud en relevante verdere bijzonderheden van de op grond van de leden 3 en 4 van dit artikel openbaar gemaakte voorwetenschap, zodanig dat de uit hoofde van dit artikel vereiste informatie kan worden gepubliceerd;

    c)

    de specifieke organisatorische vereisten voor de uitvoering van lid 5 van dit artikel;

    d)

    de nadere bijzonderheden van de in lid 7 van dit artikel bedoelde procedure tot intrekking van een vergunning van een IIP;

    e)

    de in lid 6 van dit artikel bedoelde procedurele waarborgen;

    f)

    de nadere bijzonderheden van de in lid 7 van dit artikel bedoelde procedure voor ordelijke vervanging;

    g)

    de nadere regeling voor het in kennis stellen van de marktdeelnemers van een besluit tot intrekking van de vergunning van een IIP.

    (*8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 121).”."

    7)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 5 bis

    Algoritmische handel

    1.   Een marktdeelnemer die zich met algoritmische handel bezighoudt, heeft voor zijn bedrijfsactiviteit geschikte, doeltreffende systemen en risicocontroles ingesteld om te garanderen dat zijn handelssystemen weerbaar zijn en voldoende capaciteit hebben, aan gepaste handelsdrempels en -limieten onderworpen zijn, en voorkomen dat foutieve handelsorders worden verzonden of dat zijn handelssystemen anderszins op zodanige wijze functioneren dat zulks tot het ontstaan van een onordelijke markt kan leiden of bijdragen. De marktdeelnemer beschikt ook over doeltreffende systemen en risicocontroles om te garanderen dat de handelssystemen voldoen aan deze verordening en aan de regels van een OMP waarbij hij is aangesloten. De marktdeelnemer beschikt over een doeltreffende regeling om de bedrijfscontinuïteit bij elke storing van zijn handelssystemen op te vangen en ziet erop toe dat zijn systemen volledig zijn getest en naar behoren worden gecontroleerd zodat zij aan de vereisten van dit lid voldoen.

    2.   Een marktdeelnemer die zich in een lidstaat met algoritmische handel bezighoudt, stelt de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar hij op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd en het Agentschap daarvan in kennis.

    De nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, kan van de marktdeelnemer verlangen dat die regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekt van de aard van zijn strategieën op het gebied van algoritmische handel, alsook informatie over de handelsparameters of -limieten die voor de handelssystemen gelden, belangrijke nalevings- en risicocontroles die hij heeft opgezet om ervoor te zorgen dat aan de vereisten van lid 1 van dit artikel wordt voldaan, en informatie over het testen van zijn handelssystemen.

    De marktdeelnemer zorgt ervoor dat documentatie in verband met de in dit lid bedoelde aangelegenheden gedurende vijf jaar wordt bijgehouden, en ziet erop toe dat die documentatie volstaat om de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, in staat te stellen toe te zien op de naleving van deze verordening.

    3.   Een marktdeelnemer die directe elektronische toegang tot een OMP aanbiedt, stelt de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd en het Agentschap daarvan in kennis.

    De nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, kan van de marktdeelnemer verlangen dat hij regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekt van de in lid 1 van dit artikel bedoelde systemen en risicocontroles, alsook een bewijs dat zij zijn toegepast.

    De marktdeelnemer zorgt ervoor dat documentatie in verband met de in dit lid bedoelde aangelegenheden gedurende vijf jaar wordt bijgehouden en ziet erop toe dat die documentatie volstaat om de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, in staat te stellen toe te zien op de naleving van deze verordening.

    4.   Dit artikel laat de in Richtlijn 2014/65/EU vastgelegde verplichtingen onverlet.”.

    8)

    In artikel 6 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen om:

    a)

    deze verordening te wijzigen door:

    i)

    de definities van artikel 2, punten 1, 2, 3 en 5, in overeenstemming te brengen met ander relevant Unierecht op het gebied van financiële diensten en energie;

    ii)

    de in punt i) bedoelde definities te actualiseren met als enige doel rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op de groothandelsmarkten voor energie;

    b)

    deze verordening aan te vullen door, rekening houdend met specifieke nationale kenmerken, minimumdrempels te bepalen voor de vaststelling van gebeurtenissen die, als zij openbaar zouden worden gemaakt, waarschijnlijk een significant effect op de prijzen van de voor de groothandel bestemde energieproducten zouden hebben.”.

    9)

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Het Agentschap houdt toezicht op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten teneinde handel met voorwetenschap en marktmanipulatie of pogingen daartoe op te sporen en te voorkomen. Het verzamelt gegevens voor de evaluatie van en het toezicht op de groothandelsmarkten voor energie zoals bepaald in artikel 8.”

    ;

    b)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   Het Agentschap legt de Commissie ten minste eenmaal per jaar een verslag voor over de werkzaamheden die het in het kader van deze verordening verricht en over de toepassing ervan door het Agentschap, en maakt dat verslag openbaar toegankelijk. In dat verslag beoordeelt het Agentschap onder meer de werking en transparantie van verschillende categorieën van markten en vormen van handel en kan het Agentschap de Commissie aanbevelingen doen inzake marktregels, normen en procedures die de integriteit en de werking van de interne markt kunnen verbeteren. Tevens kan het Agentschap evalueren of minimumvereisten voor georganiseerde markten kunnen bijdragen aan een grotere markttransparantie. Dat verslag kan worden gecombineerd met het in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde verslag.”.

    10)

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    “Artikel 7 bis

    Taken en bevoegdheden van het Agentschap ten aanzien van lng-prijsramingen en lng-benchmarks

    1.   Het Agentschap voert dagelijks een lng-prijsraming en -benchmark uit en publiceert die. Met het oog op de lng-prijsraming en -benchmark verzamelt en verwerkt het Agentschap systematisch lng-marktgegevens over transacties. Bij de prijsraming wordt indien passend rekening gehouden met regionale verschillen en marktomstandigheden.

    2.   In afwijking van artikel 3, lid 4, punt b), van deze verordening zijn de in deze verordening opgenomen verplichtingen en verbodsbepalingen voor marktdeelnemers van toepassing op lng-marktdeelnemers. De uit hoofde van deze verordening en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 aan het Agentschap verleende bevoegdheden zijn ook van toepassing op lng-marktdeelnemers, met inbegrip van de bepalingen inzake vertrouwelijkheid.

    Artikel 7 ter

    Publicatie van lng-prijsramingen en lng-benchmarks

    1.   De lng-prijsraming wordt dagelijks gepubliceerd, uiterlijk om 18.00 uur MET voor de raming van de prijzen van rechtstreekse transacties. Het Agentschap publiceert, naast de lng-prijsraming, ook dagelijks de lng-benchmark, uiterlijk om 19.00 uur MET, dan wel zo snel als technisch mogelijk.

    2.   Voor de toepassing van dit artikel kan het Agentschap een beroep doen op de diensten van een derde.

    Artikel 7 quater

    Verstrekking van lng-marktgegevens aan het Agentschap

    1.   Lng-marktdeelnemers verstrekken het Agentschap via de door het Agentschap opgezette meldingskanalen dagelijks kosteloos lng-marktgegevens in een gestandaardiseerd formaat, middels een hoogwaardig transmissieprotocol en zo dicht mogelijk bij realtime als technologisch haalbaar is vóór de publicatie van de dagelijkse lng-prijsraming (18.00 uur MET).

    2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van het tijdstip waarop lng-marktgegevens moeten worden ingediend vóór de publicatie van de in lid 1 bedoelde dagelijkse lng-prijsraming. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    3.   Indien passend verstrekt het Agentschap, na raadpleging van de Commissie, richtsnoeren met betrekking tot:

    a)

    de bijzonderheden van de te rapporteren informatie, naast de huidige bijzonderheden van te rapporteren transacties en fundamentele gegevens uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014, met inbegrip van biedingen en aanbiedingen, en

    b)

    de procedure, het standaardformaat en het elektronische formaat, en de technische en organisatorische vereisten voor het indienen van gegevens die moeten worden gebruikt om de vereiste lng-marktgegevens te verstrekken.

    Artikel 7 quinquies

    Kwaliteit van lng-marktgegevens

    1.   De lng-marktgegevens omvatten:

    a)

    de partijen bij het contract, met inbegrip van de aan- of verkoopindicator;

    b)

    de rapporterende partij;

    c)

    de transactieprijs;

    d)

    het contractuele volume;

    e)

    de waarde van het contract;

    f)

    het aankomstvenster voor de lng-lading;

    g)

    de leveringsvoorwaarden;

    h)

    de leveringspunten;

    i)

    de tijdstempelinformatie op alle volgende punten:

    i)

    de datum en het tijdstip waarop de bieding of de aanbieding wordt gedaan;

    ii)

    de datum en het tijdstip van de transactie;

    iii)

    de datum en het tijdstip van melding van de bieding, de aanbieding of de transactie;

    iv)

    de ontvangst van lng-marktgegevens door het Agentschap.

    2.   Lng-marktdeelnemers verstrekken het Agentschap lng-marktgegevens in de volgende eenheden en valuta’s:

    a)

    de transactie-, bied- en eenheidsprijzen worden gerapporteerd in de in het contract gespecificeerde valuta en in EUR/MWh en omvatten, indien van toepassing, de toegepaste omrekenings- en wisselkoersen;

    b)

    de contractuele volumen worden gerapporteerd in de eenheden zoals gespecificeerd in de contracten en in MWh;

    c)

    aankomstvensters worden gerapporteerd als leveringsdata, uitgedrukt in UTC-formaat;

    d)

    voor het leveringspunt wordt een geldige, in de lijst van het Agentschap opgenomen identificatiecode vermeld, zoals vermeld in de lijst van lng-installaties die op grond van deze verordening en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 aan rapportage zijn onderworpen. De tijdstempelinformatie wordt gerapporteerd in UTC-formaat;

    e)

    indien relevant, wordt de prijsformule in het langetermijncontract waarvan de prijs is afgeleid, integraal vermeld.

    3.   Het Agentschap verstrekt richtsnoeren met betrekking tot de criteria uit hoofde waarvan één indiener een aanzienlijk deel van de binnen een bepaalde referentieperiode ingediende lng-marktgegevens voor zijn rekening neemt en hoe die situatie moet worden aangepakt in zijn dagelijkse lng-prijsraming en lng-benchmark.

    Artikel 7 sexies

    Bedrijfscontinuïteit

    Het Agentschap evalueert, actualiseert en publiceert regelmatig zijn methode voor de raming van de lng-referentieprijzen en voor de vaststelling van de lng-benchmark, alsook de methode die wordt gebruikt voor de rapportage van lng-marktgegevens en de publicatie van zijn lng-prijsramingen en lng-benchmarks, rekening houdend met de standpunten van de partijen die marktgegevens verstrekken.”.

    11)

    Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Marktdeelnemers, of een namens hen optredende persoon of entiteit als genoemd in lid 4, punten b) tot en met f), voorzien het Agentschap van overzichten van op de groothandelsmarkt voor energie verrichte transacties, met inbegrip van handelsorders. De gerapporteerde informatie omvat de nauwkeurige omschrijving van de gekochte en verkochte voor de groothandel bestemde energieproducten, de overeengekomen prijs en hoeveelheid, de datums en de tijdstippen van uitvoering, de partijen bij de transactie, de tussenhandelaar of uiteindelijke begunstigden van de transactie, en alle overige relevante informatie. Marktdeelnemers nemen informatie op over hun blootstellingen, uitgesplitst per product, met inbegrip van “over the counter”-transacties. Hoewel de algemene verantwoordelijkheid bij de marktdeelnemers blijft liggen, wordt de betreffende marktdeelnemer geacht te hebben voldaan aan zijn rapportageverplichting, zodra de vereiste informatie is ontvangen van een persoon of entiteit als genoemd in lid 4, punten b) tot en met f). De in dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt via RRM’s.”

    ;

    b)

    de volgende leden worden ingevoegd:

    “1 bis.   Met het oog op het verstrekken van gegevens over transacties op de groothandelsmarkt voor energie, waaronder handelsorders, die zijn aangegaan, gesloten of uitgevoerd op georganiseerde markten, moeten die OMP’s of derden namens hen:

    a)

    de orderboeken overeenkomstig de specificaties van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 ter beschikking stellen van het Agentschap, waarmee zij namens marktdeelnemers aan hun verplichtingen op grond van lid 1 van dit artikel voldoen, of

    b)

    het Agentschap, op verzoek, onverwijld toegang verlenen tot het orderboek zodat het Agentschap in staat is toezicht te houden op de handel op de groothandelsmarkt voor energie.

    Uiterlijk op 8 mei 2025 stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de werking van dit lid, waaronder de specifieke regelingen ter waarborging van een doeltreffende gegevensrapportage. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    1 ter.   Lng-marktdeelnemers en alle andere in lid 4, punten b) tot en met f), van dit artikel genoemde personen of entiteiten die namens hen optreden, verstrekken het Agentschap stelselmatig een overzicht van lng-marktgegevens overeenkomstig de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 vastgelegde specificaties.”

    ;

    c)

    in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

    “Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. In de uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden met bestaande transactierapportagesystemen voor het toezicht op handelsactiviteiten om marktmisbruik op te sporen.”;

    d)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   De in lid 4, punten a) tot en met d), van dit artikel bedoelde personen en entiteiten die transacties hebben gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 of Verordening (EU) nr. 648/2012, worden niet onderworpen aan een dubbele rapportageverplichting met betrekking tot die transacties.

    Onverminderd de eerste alinea van dit lid kunnen bij de in de leden 1 bis en 2 bedoelde uitvoeringshandelingen georganiseerde markten en systemen voor matching of melding van orders worden gemachtigd om aan het Agentschap overzichten met betrekking tot voor de groothandel bestemde energietransacties over te leggen.”

    ;

    e)

    lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    het inleidende deel wordt vervangen door:

    “Voor de toepassing van de leden 1, 1 bis en 1 ter wordt informatie verstrekt door:”;

    ii)

    punt d) wordt vervangen door:

    “d)

    een OMP, een systeem voor de matching van orders of een andere persoon die beroepshalve transacties tot stand brengt of uitvoert;”;

    f)

    lid 5 wordt vervangen door:

    “5.   Met het oog op toezicht op de handel op groothandelsmarkten voor energie verstrekken de marktdeelnemers aan het Agentschap en de nationale regulerende instanties informatie aangaande de capaciteit en de benutting van productie-, opslag-, verbruik- en transmissiefaciliteiten voor elektriciteit of aardgas, en aangaande de capaciteit en de benutting van lng-installaties, met inbegrip van de geplande of ongeplande niet-beschikbaarheid van die installaties, alsook de voorwetenschap die op grond van artikel 4 openbaar is gemaakt. De rapportageverplichtingen voor marktdeelnemers worden zo beperkt mogelijk gehouden door de nodige informatie of delen daarvan indien mogelijk te verzamelen uit bestaande bronnen.”.

    12)

    Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

    “1.   Marktdeelnemers die transacties aangaan die op grond van artikel 8, lid 1, bij het Agentschap moeten worden gemeld, laten zich registreren bij de nationale regulerende instantie in de lidstaat waar zij gevestigd zijn of wonen.

    Uiterlijk op 8 november 2024 moeten marktdeelnemers die in een derde land gevestigd zijn of wonen, en die transacties aangaan die op grond van artikel 8, lid 1, bij het Agentschap moeten worden gemeld:

    a)

    een vertegenwoordiger aanwijzen in een lidstaat waar de marktdeelnemers op de groothandelsmarkten voor energie actief zijn en zich laten registreren bij de nationale regulerende instantie van die lidstaat. De vertegenwoordiger moet via een schriftelijk mandaat worden aangewezen en gemachtigd zijn om namens de marktdeelnemer op te treden;

    b)

    hun aangewezen vertegenwoordiger machtigen om naast of namens hen door de nationale regulerende instanties of het Agentschap te worden aangesproken met betrekking tot alle kwesties die noodzakelijk zijn voor de ontvangst, de naleving en de handhaving van besluiten of verzoeken om informatie die verband houden met deze verordening;

    c)

    hun aangewezen vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en middelen verstrekken om ervoor te zorgen dat zij doeltreffend en tijdig kunnen samenwerken met de nationale regulerende instanties of het Agentschap en gevolg kunnen geven aan de besluiten en verzoeken om informatie van de nationale regulerende instanties of het Agentschap in het kader van deze verordening, met inbegrip van inzage verlenen in de gevraagde informatie, en

    d)

    de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de aangewezen vertegenwoordiger woont of gevestigd is en het Agentschap in kennis stellen van de naam, het e-mailadres, het postadres en het telefoonnummer van hun aangewezen vertegenwoordiger.

    De aanwijzing van een vertegenwoordiger doet geen afbreuk aan de vorderingen die tegen de marktdeelnemer zelf kunnen worden ingesteld.”

    ;

    b)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   De nationale regulerende instanties doen de informatie in de nationale registers aan het Agentschap toekomen in een door het Agentschap bepaalde vorm. In samenwerking met die instanties bepaalt en publiceert het Agentschap in welke vorm de informatie moet worden verstrekt. Op basis van de informatie die de nationale regulerende instanties hebben verstrekt, zet het Agentschap een Europees register van marktdeelnemers op. De nationale regulerende instanties en andere relevante instanties hebben toegang tot dat register. Met inachtneming van artikel 17 maakt het Agentschap het Europees register of uittreksels daaruit openbaar toegankelijk, mits geen commercieel gevoelige informatie over afzonderlijke marktdeelnemers wordt bekendgemaakt.”.

    13)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 9 bis

    Verlening van een vergunning aan en toezicht op geregistreerde rapportagemechanismen

    1.   Voor de exploitatie van een RRM is een voorafgaande vergunning van het Agentschap vereist overeenkomstig dit artikel.

    Het Agentschap verleent partijen een vergunning als RRM indien:

    a)

    het RRM in de Unie gevestigd is, en

    b)

    het RRM voldoet aan de vereisten van lid 3.

    Het Agentschap verleent binnen een redelijke termijn en, zo mogelijk, binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag een entiteit een vergunning om op te treden als RRM. De vergunning is effectief en geldig voor het volledige grondgebied van de Unie, en staat het RRM toe overal in de Unie de diensten aan te bieden waarvoor de vergunning is verleend.

    RRM’s die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 door het Agentschap zijn geregistreerd en die zijn opgenomen in de lijst van RRM’s van het Agentschap, mogen actief blijven tot het Agentschap een besluit heeft genomen over het verlenen van een vergunning op grond van dit artikel.

    Een RRM waaraan een vergunning is verleend, voldoet aan de in dit lid en in lid 3 bedoelde voorwaarden voor vergunning. Een RRM waaraan een vergunning is verleend, stelt het Agentschap zonder onnodige vertraging in kennis van materiële wijzigingen in de voorwaarden voor vergunning.

    Het Agentschap zet een register op van de RRM’s waaraan op grond van dit lid een vergunning werd verleend. Het register is openbaar toegankelijk en bevat informatie over de diensten waarvoor aan het RRM een vergunning werd verleend. Het register wordt regelmatig bijgewerkt.

    2.   Het Agentschap beoordeelt regelmatig of de RRM’s de leden 1 en 3 naleven. Daartoe brengen de RRM’s jaarlijks verslag uit aan het Agentschap over hun activiteiten.

    3.   RRM’s hanteren een adequaat beleid en afdoende regelingen om voor een snelle rapportage van de uit hoofde van artikel 8 vereiste informatie te zorgen.

    RRM’s hanteren en handhaven effectieve bestuursrechtelijke regelingen om belangenconflicten met hun cliënten te voorkomen. Met name behandelt een RRM dat ook een OMP of een marktdeelnemer is, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze en hanteert en handhaaft het passende regelingen met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties.

    RRM’s beschikken over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging en authenticatie van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op gegevenscorruptie en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en te voorkomen dat informatie uitlekt door de vertrouwelijkheid van de gegevens te allen tijde te bewaren. RRM’s houden voldoende middelen aan en beschikken over back-upvoorzieningen om hun diensten te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden.

    RRM’s beschikken over mechanismen waarmee transactiemeldingen doeltreffend op volledigheid kunnen worden gecontroleerd, door de marktdeelnemer veroorzaakte omissies en aperte fouten kunnen worden opgespoord en, wanneer zich een fout of een omissie voordoet, nadere bijzonderheden over de fout of de omissie aan de marktdeelnemer kunnen worden meegedeeld, en om de ontvangst van een gecorrigeerde versie van die meldingen kan worden verzocht.

    RRM’s beschikken over systemen waarmee zij fouten of omissies die zij hebben veroorzaakt, kunnen opsporen, transactiemeldingen kunnen corrigeren en juiste en volledige transactiemeldingen aan het Agentschap kunnen toezenden, of opnieuw toezenden, naargelang het geval.

    4.   Indien het Agentschap constateert dat een RRM lid 1, lid 2 of lid 3 van dit artikel heeft geschonden, biedt het de RMM alvorens een vergunning op grond van lid 5 van dit artikel in te trekken, toereikende procedurele waarborgen, waaronder de in artikel 14, leden 6, 7 en 8, van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde procedurele waarborgen.

    5.   Het Agentschap kan bij besluit de vergunning van een RRM intrekken en het uit het register verwijderen indien het RRM:

    a)

    binnen 18 maanden na de datum van de verlening van de vergunning geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken, of tijdens de voorafgaande 18 maanden geen diensten heeft aangeboden;

    b)

    de vergunning door het afleggen van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze heeft verkregen;

    c)

    niet meer voldoet aan de vergunningsvereisten in de leden 1 en 3, of

    d)

    deze verordening ernstig en stelselmatig heeft geschonden.

    In het geval van een in de eerste alinea van dit lid bedoeld besluit vermeldt het Agentschap de op grond van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 beschikbare rechtsmiddelen.

    Een RRM waarvan het Agentschap de vergunning heeft ingetrokken, stelt alle betrokken marktdeelnemers daarvan in kennis en zorgt voor ordelijke vervanging, met inbegrip van de overdracht van gegevens aan andere RRM’s naar keuze van de marktdeelnemers en de verlegging van rapportagestromen naar andere RRM’s. Het Agentschap bepaalt een redelijke termijn van ten minste zes maanden om te zorgen voor ordelijke vervanging. Tijdens die termijn zorgt het RRM voor de continuïteit van de diensten die het verleent. Het Agentschap kan echter een kortere termijn bepalen indien de voortzetting van het RRM de ordelijke werking van het systeem kan verstoren, rekening houdend met de ernst van de feiten die tot de intrekking van de vergunning hebben geleid.

    Het Agentschap stelt de nationale regulerende instantie in de lidstaat waar het RRM is gevestigd zonder onnodige vertraging in kennis van alle besluiten tot intrekking van de vergunning van een RRM op grond van de eerste alinea, en stelt de marktdeelnemers daarvan op de hoogte.

    6.   Uiterlijk op 8 mei 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 20 een gedelegeerde handeling tot aanvulling van deze verordening vast, en specificeert daarin het volgende:

    a)

    de middelen waarmee een RRM aan de verplichting van lid 1 van dit artikel moet voldoen;

    b)

    de specifieke organisatorische vereisten voor de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel;

    c)

    de nadere bijzonderheden van de in lid 5 van dit artikel bedoelde procedure tot intrekking van een vergunning van een RRM;

    d)

    de in lid 4 van dit artikel bedoelde procedurele waarborgen;

    e)

    de nadere bijzonderheden van de in lid 5 van dit artikel bedoelde procedure voor ordelijke vervanging;

    f)

    de gedetailleerde regelingen om de marktdeelnemers in kennis te stellen van een besluit tot intrekking van de vergunning van een RRM.”

    14)

    In artikel 10 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

    “1.   Het Agentschap stelt mechanismen in om de overeenkomstig artikel 7, lid 1, en artikel 8 ontvangen informatie te delen met de Commissie, de nationale regulerende instanties, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, de nationale mededingingsautoriteiten, ESMA, Eurofisc en andere relevante instanties op het niveau van de Unie. Alvorens die mechanismen in te stellen, raadpleegt het Agentschap die instanties en autoriteiten.

    Het Agentschap verleent enkel aan instanties die systemen hebben opgezet die het Agentschap in staat stellen om aan de vereisten van artikel 12, lid 1, te voldoen, toegang tot de in de eerste alinea van dit lid bedoelde mechanismen.

    2.   De nationale regulerende instanties stellen mechanismen in om de overeenkomstig artikel 7, lid 2, en artikel 8 ontvangen informatie te delen met de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, de nationale mededingingsautoriteiten, de nationale belastingdiensten en andere relevante instanties op nationaal niveau. Alvorens die mechanismen in te stellen, raadpleegt de nationale regulerende instantie het Agentschap en die autoriteiten, diensten en instanties met betrekking tot die mechanismen, tenzij dergelijke mechanismen vóór 7 mei 2024 zijn ingesteld. Het Agentschap stelt indien passend niet-bindende richtsnoeren op om het instellen van dergelijke mechanismen door de nationale regulerende instanties te vergemakkelijken.

    De nationale regulerende instanties verlenen enkel aan instanties die systemen hebben opgezet die de nationale regulerende instantie in staat stellen om aan de vereisten van artikel 12, lid 1, te voldoen, toegang tot de in de eerste alinea van dit lid bedoelde mechanismen.”.

    15)

    Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

    “De Commissie, de nationale regulerende instanties, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, de nationale belastingdiensten, Eurofisc, de nationale mededingingsautoriteiten, ESMA en andere relevante instanties waarborgen de vertrouwelijkheid, integriteit en bescherming van de informatie die zij op grond van artikel 4, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 5, of artikel 10 ontvangen, treffen maatregelen ter voorkoming van misbruik van die informatie, en zorgen ervoor dat het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming wordt nageleefd.”;

    b)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   Uiterlijk op 8 mei 2025 ontwikkelt het Agentschap een referentiecentrum met informatie over gegevens inzake de groothandelsmarkt voor energie van de Unie (het “referentiecentrum”). Met inachtneming van artikel 17, maakt het Agentschap via het referentiecentrum delen van de verkregen informatie openbaar toegankelijk, mits commercieel gevoelige informatie over afzonderlijke marktdeelnemers, transacties of markten niet openbaar wordt gemaakt en niet kan worden afgeleid aan de hand van de openbaar gemaakte informatie. Het Agentschap kan via het referentiecentrum ook geaggregeerde informatie over OMP’s, IIP’s en RRM’s bekendmaken overeenkomstig het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming, met uitzondering van commercieel gevoelige informatie.

    Het Agentschap stelt zijn databank met niet commercieel gevoelige handelsgegevens open voor wetenschappelijke doeleinden, mits wordt voldaan aan vereisten inzake vertrouwelijkheid.

    Informatie wordt openbaar gemaakt of beschikbaar gesteld teneinde de transparantie van de groothandelsmarkten voor energie te vergroten, mits dat waarschijnlijk geen verstoring van de mededinging op die energiemarkten veroorzaakt.

    Het Agentschap verspreidt de informatie op billijke wijze overeenkomstig transparante regels die het opstelt en openbaar maakt.”.

    16)

    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   De nationale regulerende instanties zien erop toe dat aan de in de artikelen 3 en 5 vastgelegde verbodsbepalingen en aan de in de artikelen 4, 7 quater, 8, 9 en 15 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan, en dat ze worden gehandhaafd.

    De nationale regulerende instanties zijn bevoegd om alle op hun nationale groothandelsmarkten voor energie verrichte handelingen te onderzoeken en deze verordening te handhaven, ongeacht waar de marktdeelnemer die de handelingen verricht is geregistreerd of verplicht is zich te laten registreren op grond van artikel 9, lid 1.

    Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn nationale regulerende instantie over de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden beschikt die nodig zijn om de in de eerste en tweede alinea bedoelde taken te kunnen uitoefenen. Die bevoegdheden worden op evenredige wijze uitgeoefend.

    Die bevoegdheden kunnen als volgt worden uitgeoefend:

    a)

    rechtstreeks;

    b)

    in samenwerking met andere instanties;

    c)

    middels een verzoek aan de bevoegde nationale gerechtelijke instanties, of

    d)

    naar aanleiding van een aanbeveling door het Agentschap.

    Indien passend kunnen de nationale regulerende instanties hun onderzoeksbevoegdheden uitoefenen in samenwerking met OMP’s, tradematchingstelsels of andere personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren zoals bedoeld in artikel 8, lid 4, punt d).”

    ;

    b)

    de volgende leden worden toegevoegd:

    “3.   Om inbreuken op deze verordening te bestrijden, de handhavingsactiviteiten van de nationale regulerende instanties te ondersteunen en aan te vullen, en bij te dragen tot een uniforme toepassing van deze verordening in de gehele Unie, kan het Agentschap, in nauwe en actieve samenwerking met de betrokken nationale regulerende instanties, onderzoeken uitvoeren door de bij en overeenkomstig de artikelen 13 bis, 13 ter en 13 quater aan het Agentschap verleende bevoegdheden uit te oefenen.

    4.   Geruime tijd voordat het Agentschap de in lid 3 bedoelde bevoegdheden uitoefent binnen het rechtsgebied van een lidstaat waar de handelingen worden uitgevoerd waarvan het Agentschap redelijkerwijs vermoedt dat zij in strijd zijn met deze verordening, stelt het Agentschap de nationale regulerende instanties en de andere betrokken autoriteiten van die lidstaat daarvan in kennis. Het Agentschap kan zijn bevoegdheden in dat rechtsgebied uitoefenen, tenzij de nationale regulerende instantie daartegen bezwaar maakt omdat zij:

    a)

    formeel een onderzoek naar dezelfde feiten heeft geopend of uitvoert, of

    b)

    een onderzoek heeft uitgevoerd naar dezelfde feiten waarbij is vastgesteld dat er al dan niet sprake is van een inbreuk.

    Het Agentschap kan zijn bevoegdheden blijven uitoefenen in de overige rechtsgebieden van de nationale regulerende instanties die geen bezwaar hebben gemaakt op grond van de eerste alinea, punt a). Het Agentschap oefent zijn bevoegdheden niet uit indien er reeds een onderzoek naar dezelfde feiten is uitgevoerd waarbij is vastgesteld dat er al dan niet sprake is van een inbreuk.

    De nationale regulerende instantie stelt het Agentschap binnen drie maanden nadat zij op grond van de eerste alinea in kennis is gesteld, in kennis van haar bezwaar. In dergelijke gevallen werkt de nationale regulerende instantie samen met het Agentschap, onder meer door:

    a)

    informatie en bevindingen te delen die voor het Agentschap van belang zijn om zijn bevoegdheden uit hoofde van lid 3 uit te oefenen in andere betrokken rechtsgebieden, en

    b)

    op verzoek van het Agentschap deel te nemen aan een op grond van artikel 16, lid 4, punt c), opgerichte onderzoeksgroep.

    Het Agentschap stelt de Commissie in kennis van de oprichting van de onderzoeksgroep en kan de Commissie, op verzoek van een van de betrokken nationale regulerende instanties, verzoeken als waarnemer deel te nemen aan die onderzoeksgroep.

    5.   Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 en 5 vastgelegde verbodsbepalingen worden gehandhaafd indien:

    a)

    handelingen worden of zijn uitgevoerd met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten met levering in ten minste twee lidstaten;

    b)

    de bevoegde nationale regulerende instantie, onverminderd de in artikel 16, lid 5, bedoelde afwijkingen, niet zo snel mogelijk de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan het verzoek van het Agentschap op grond van artikel 16, lid 4, punt b), indien er sprake is van grensoverschrijdende gevolgen;

    c)

    onverminderd lid 4, de nationale regulerende instantie het Agentschap verzoekt om zijn bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot handelingen met grensoverschrijdende gevolgen, ook al vallen die niet onder het toepassingsgebied van punt a) of punt b) van dit lid.

    6.   Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat aan de in artikel 4 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan indien de betrokken voorwetenschap waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de prijzen van voor de groothandel bestemde energieproducten met levering in ten minste twee lidstaten.

    7.   Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat aan de in artikel 8 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan indien:

    a)

    een vermoedelijke inbreuk in ten minste twee lidstaten gevolgen heeft voor het in artikel 7 bedoeld toezicht door het Agentschap op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten, of

    b)

    een vermoedelijke inbreuk in ten minste twee lidstaten gevolgen heeft voor de kwaliteit van de in artikel 10 bedoelde informatiedeling.

    8.   Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat aan de in artikel 15 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan indien de in dat artikel bedoelde personen beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten met levering in ten minste twee lidstaten.

    9.   Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van de leden 5 tot en met 8 kan het Agentschap voorrang geven aan de gevallen met de grootste grensoverschrijdende gevolgen. Daartoe stelt het Agentschap na raadpleging van en in samenwerking met de nationale regulerende instanties de criteria vast om te beoordelen welke gevallen de grootste grensoverschrijdende gevolgen hebben.

    10.   Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden voor de uitoefening van de in lid 5, punten a) en b), lid 6, lid 7 en lid 8 vastgelegde bevoegdheden van het Agentschap, wordt de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten in een bied- of balanceringszone die het grondgebied van ten minste twee lidstaten omvat, beschouwd als een levering in één lidstaat.

    Dit lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid dat een betrokken nationale regulerende instantie een verzoek op grond van lid 5, punt c), of een bezwaar op grond van lid 4 indient.

    11.   Na voltooiing van de maatregelen die het heeft genomen in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van de leden 5 tot en met 8, stelt het Agentschap een onderzoeksverslag op met daarin zijn bevindingen. Het onderzoeksverslag bevat tevens al het bewijsmateriaal waarop de bevindingen zijn gebaseerd. Indien het Agentschap in het onderzoeksverslag van oordeel is dat er een inbreuk op deze verordening is gepleegd, stelt het de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten daarvan in kennis en eist het dat zij de nodige maatregelen nemen, waar passend ook overeenkomstig artikel 18. Het Agentschap kan de relevante nationale regulerende instanties in het onderzoeksverslag ook bepaalde follow-upmaatregelen aanbevelen en, indien nodig, de Commissie daarvan in kennis stellen. Binnen drie maanden na ontvangst van het onderzoeksverslag stellen de relevante nationale regulerende instanties het Agentschap en, zo nodig, de Commissie in kennis van de maatregelen die volgens hen moeten worden genomen.

    12.   Het Agentschap dient regelmatig en in elk geval ten minste één keer per jaar samenvattingen van de verslagen die het heeft opgesteld, in geaggregeerde of geanonimiseerde vorm, in bij het Europees Parlement en de Raad. Die samenvattingen en de inhoud ervan worden vertrouwelijk behandeld.”.

    17)

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    “Artikel 13 bis

    Inspecties ter plaatse door het Agentschap

    1.   Het Agentschap bereidt inspecties ter plaatse voor en voert die uit in nauwe samenwerking en in coördinatie met de relevante instanties van de betrokken lidstaat.

    2.   Om aan zijn in artikel 13, leden 5 tot en met 8, vastgelegde verplichtingen te voldoen, kan het Agentschap alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de gebouwen van de aan het onderzoek onderworpen personen waar bedrijfsbescheiden kunnen worden bewaard. Indien dat voor een behoorlijke en efficiënte uitvoering ervan vereist is, kan het Agentschap de inspectie ter plaatse onaangekondigd bij de aan het onderzoek onderworpen personen uitvoeren.

    3.   Voor zover nodig voor de inspectie ter plaatse, zijn de functionarissen van het Agentschap en personen die door het Agentschap zijn gemachtigd of aangesteld om die inspectie uit te voeren, ten aanzien van de personen die onderworpen zijn aan een door het Agentschap op grond van lid 6 genomen besluit, bevoegd om:

    a)

    de relevante gebouwen van die personen te betreden;

    b)

    de boeken en alle andere bescheiden betreffende hun bedrijf, ongeacht de aard van de drager, te controleren;

    c)

    afschriften of uittreksels, in welke vorm dan ook, van die boeken en andere bescheiden te maken of te verkrijgen;

    d)

    bedrijfsruimten en boeken of andere bescheiden van de onderneming te verzegelen voor de duur van, en voor zover nodig voor, de inspectie;

    e)

    vertegenwoordigers of personeelsleden van die personen te verzoeken om toelichting bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse, en om hun antwoorden te registreren.

    Tenzij in naar behoren gemotiveerde gevallen duurt de in punt d) van de eerste alinea bedoelde verzegeling niet langer dan 72 uur.

    4.   Indien er sprake is van een redelijk vermoeden dat er bedrijfsbescheiden met betrekking tot het voorwerp van een inspectie ter plaatse die van belang kunnen zijn om een inbreuk op deze verordening aan te tonen, worden bewaard in particuliere gebouwen van directeuren, managers of andere personeelsleden van bedrijven die bij een onderzoek betrokken zijn, kan het Agentschap op grond van een besluit een inspectie ter plaatse uitvoeren in die particuliere gebouwen. In dat geval worden in het in lid 6 bedoelde besluit ook de redenen vermeld die het Agentschap ertoe hebben gebracht te concluderen dat er sprake is van een redelijk vermoeden.

    5.   De functionarissen van het Agentschap, en personen die door het Agentschap zijn gemachtigd of aangesteld om een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse worden vermeld.

    6.   De aan een onderzoek onderworpen personen onderwerpen zich aan inspecties ter plaatse die zijn gelast bij een besluit dat door het Agentschap wordt vastgesteld. In het besluit worden het onderwerp en het doel van de inspectie ter plaatse vermeld, alsook de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de in artikel 13 octies bedoelde dwangsommen indien de betrokken persoon zich niet aan de inspectie ter plaatse onderwerpt overeenkomstig lid 3 van dit artikel, en het recht om het besluit bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof van Justitie”) te laten toetsen. Alvorens een dergelijk besluit vast te stellen, raadpleegt het Agentschap de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de inspectie ter plaatse zal worden uitgevoerd.

    7.   De functionarissen van, en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door, de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de inspectie ter plaatse zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van het Agentschap actief bijstand aan de functionarissen van het Agentschap en door het Agentschap gemachtigde of aangestelde personen. Daartoe beschikken zij over de in dit artikel opgenomen bevoegdheden. Functionarissen van de nationale regulerende instantie kunnen op verzoek eveneens bij de inspectie ter plaatse aanwezig zijn.

    8.   Wanneer de functionarissen van het Agentschap en personen die zijn gemachtigd of aangesteld door het Agentschap vaststellen dat een persoon zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie ter plaatse verzet, verleent de nationale regulerende instantie van de betrokken lidstaat hun of andere relevante nationale regulerende instanties de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, indien passend door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.

    9.   Indien de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of de in de leden 7 en 8 bedoelde bijstand overeenkomstig het toepasselijke nationaal recht de toestemming van een nationale gerechtelijke instantie vergt, vraagt het Agentschap om die toestemming. Het Agentschap kan die toestemming ook bij wijze van voorzorgsmaatregel vragen. In de in lid 4 bedoelde gevallen wordt een inspectie ter plaatse niet uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van een nationale gerechtelijke instantie.

    10.   Wanneer het Agentschap om toestemming zoals bedoeld in lid 9 vraagt, gaat de nationale gerechtelijke instantie na of:

    a)

    het besluit van het Agentschap authentiek is, en

    b)

    de te nemen maatregelen evenredig zijn en niet willekeurig of buitensporig zijn in verhouding tot het voorwerp van de inspectie ter plaatse.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), van dit lid mag de nationale gerechtelijke instantie het Agentschap om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die het Agentschap heeft om aan te nemen dat er sprake is van een in artikel 13, lid 3, bedoelde inbreuk, en met betrekking tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan het onderzoek onderworpen persoon. In afwijking van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 kan het besluit van het Agentschap uitsluitend door het Hof van Justitie worden getoetst.

    Artikel 13 ter

    Verzoek om informatie

    1.   Op verzoek van het Agentschap verstrekt iedere persoon de informatie die het Agentschap nodig heeft om zijn in artikel 13, leden 5 tot en met 8, vastgelegde verplichtingen na te komen. In zijn verzoek doet het Agentschap het volgende:

    a)

    het vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor het verzoek;

    b)

    het vermeldt het doel van het verzoek;

    c)

    het vermeldt welke informatie wordt verlangd en in welk gegevensformaat;

    d)

    het bepaalt een met het verzoek evenredige termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt;

    e)

    het stelt de persoon ervan in kennis dat het antwoord op het verzoek om informatie niet onjuist of misleidend mag zijn.

    2.   Het Agentschap is ook bevoegd om besluiten vast te stellen met het oog op de in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoeken om informatie. In een dergelijk besluit vermeldt het Agentschap, naast de in lid 1 van dit artikel genoemde elementen, dat de persoon verplicht is op het verzoek te antwoorden, de dwangsommen waarin artikel 13 octies voorziet indien de betrokkene geen gevolg geeft aan het verzoek, en dat hij het recht heeft om het besluit bij het Hof van Justitie te laten toetsen.

    In afwijking van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 kan het besluit van het Agentschap uitsluitend door het Hof van Justitie worden getoetst.

    3.   De personen die een verzoek om informatie op grond van lid 1 of lid 2 ontvangen, of hun vertegenwoordigers, verstrekken de verzochte informatie. Die personen zijn er volledig verantwoordelijk voor dat de verstrekte informatie volledig, correct en niet misleidend is.

    4.   Wanneer de functionarissen van het Agentschap en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door het Agentschap vaststellen dat een persoon geen gevolg geeft aan een verzoek om informatie, verleent de nationale regulerende instantie van de betrokken lidstaat het Agentschap, op verzoek, de nodige bijstand om de nakoming van de in lid 3 vastgelegde verplichting te waarborgen, onder meer door geldboetes op te leggen overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

    5.   Wanneer functionarissen van het Agentschap en personen die zijn gemachtigd of aangesteld door het Agentschap vaststellen dat een persoon weigert de verzochte informatie te verstrekken, kan het Agentschap conclusies trekken op basis van beschikbare informatie.

    6.   Het Agentschap zendt onverwijld een kopie van het in lid 1 bedoelde verzoek of van het in lid 2 bedoelde besluit toe aan de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten.

    Artikel 13 quater

    Bevoegdheid tot het afnemen van verklaringen

    1.   Om aan zijn in artikelen 5 tot en met 8 vastgelegde verplichtingen te voldoen, kan het Agentschap een ondervraging organiseren met eenieder die daarin toestemt en van hen verklaringen afnemen teneinde informatie te verzamelen met betrekking tot het voorwerp van een onderzoek. Het Agentschap kan de antwoorden registreren.

    2.   Indien de ondervraging op grond van lid 1 plaatsvindt in de gebouwen van de betrokkene, geeft het Agentschap daarvan kennis aan de nationale regulerende instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de ondervraging plaatsvindt. De functionarissen van de nationale regulerende instantie van die lidstaat kunnen de functionarissen en andere door het Agentschap gemachtigde of aangestelde personen bijstaan bij het voeren van de ondervraging.

    Artikel 13 quinquies

    Procedurele waarborgen

    1.   Het Agentschap voert inspecties ter plaatse uit, verzoekt om informatie en neemt verklaringen af met volledige inachtneming van de procedurele waarborgen van de aan een onderzoek onderworpen personen, met inbegrip van:

    a)

    het recht om geen zelfincriminerende verklaringen af te leggen;

    b)

    het recht zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;

    c)

    het recht om een van de officiële talen te gebruiken van de lidstaat waar de inspectie ter plaatse plaatsvindt;

    d)

    het recht om opmerkingen te maken over feiten die hen betreffen voordat het onderzoeksverslag op grond van artikel 13, lid 11, wordt goedgekeurd;

    e)

    het recht om een kopie van het verslag van de ondervraging te ontvangen en dat goed te keuren of er opmerkingen aan toe te voegen.

    Het verzoek om op grond van het in punt d) bedoelde recht om opmerkingen te maken over feiten, bevat een samenvatting van de feiten met betrekking tot de persoon in kwestie, en vermeldt een toereikende termijn om opmerkingen in te dienen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan het Agentschap besluiten het verzoek om opmerkingen in te dienen uit te stellen, indien dat nodig is om de vertrouwelijkheid van de inspectie ter plaatse of van een lopend of toekomstig administratief of strafrechtelijk onderzoek door een nationale instantie te bewaren.

    2.   Het Agentschap wint bewijsmateriaal in voor en tegen de aan een onderzoek onderworpen personen, voert inspecties ter plaatse uit, verzoekt om informatie en neemt verklaringen af, op objectieve en onpartijdige wijze en met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld.

    3.   Het Agentschap voert inspecties ter plaatse uit, verzoekt om informatie en neemt verklaringen af met volledige inachtneming van de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels en de regels inzake gegevensbescherming van de Unie.

    4.   Artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2019/942 is niet van toepassing op besluiten die het Agentschap neemt op grond van artikel 13 bis, lid 6, of artikel 13 ter, lid 2.

    Artikel 13 sexies

    Wederzijdse bijstand

    Om de naleving van de desbetreffende vereisten van de artikelen 13 tot en met 13 quater te waarborgen, verlenen de nationale regulerende instanties en het Agentschap elkaar bijstand tijdens een onderzoek.

    Artikel 13 septies

    Onderzoeksfunctionaris

    1.   Om aan zijn in artikel 13, leden 5 tot en met 8, vastgelegde verplichtingen te voldoen, kan het Agentschap, indien het dat passend acht om de doeltreffendheid en efficiëntie van het onderzoek te waarborgen en rekening houdend met zijn beschikbare interne middelen, binnen het Agentschap een speciale onderzoeksfunctionaris aanwijzen om het onderzoek te leiden.

    2.   Om zijn taken te verrichten, kan de onderzoeksfunctionaris de bevoegdheden uitoefenen waarover het Agentschap beschikt, met inbegrip van de in de artikelen 13 bis, 13 ter en 13 quater bedoelde bevoegdheden, met inachtneming van de procedurele waarborgen van artikel 13 quinquies. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die het Agentschap in het kader van zijn toezichtactiviteiten heeft verzameld en die relevant zijn voor de uitvoering van het onderzoek.

    Artikel 13 octies

    Dwangsommen

    1.   Het Agentschap legt bij besluit aan een onderzoek onderworpen persoon een dwangsom op teneinde die persoon te dwingen:

    a)

    zich aan een bij een besluit op grond van artikel 13 bis, lid 6, gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen;

    b)

    de bij een besluit op grond van artikel 13 ter, lid 2, gevraagde informatie te verstrekken.

    2.   De dwangsom wordt opgelegd op dagbasis totdat de betrokkene de in artikel 13 bis, lid 6, of artikel 13 ter, lid 2, bedoelde besluiten ter zake nakomt.

    3.   Een dwangsom moet effectief en evenredig zijn. Daartoe bedraagt de dwangsom in het geval van rechtspersonen 3 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorafgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum.

    4.   Een dwangsom kan worden opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de Agentschap.

    5.   In afwijking van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 kan het besluit van het Agentschap uitsluitend door het Hof van Justitie worden getoetst.

    Artikel 13 nonies

    Procedurele waarborgen met betrekking tot besluiten tot het opleggen van een dwangsom

    1.   Niettegenstaande artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2019/942 stelt het Agentschap, alvorens uit hoofde van artikel 13 octies van deze verordening een besluit tot oplegging van een dwangsom te nemen, de personen aan wie het een dergelijk besluit voornemens is te richten, in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot de bevindingen van het Agentschap. Het Agentschap steunt zijn besluiten uitsluitend op bevindingen waarover de betrokkenen in de gelegenheid werden gesteld opmerkingen te maken.

    2.   Het recht van verweer van de betrokkenen wordt gedurende het gehele onderzoek ten volle geëerbiedigd. Zij hebben recht op toegang tot de documenten in het dossier van het Agentschap die relevant zijn voor het besluit van het Agentschap tot oplegging van de dwangsom, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van het Agentschap.

    Artikel 13 decies

    Aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de dwangsommen

    1.   Op grond van artikel 13 octies opgelegde dwangsommen hebben een administratief karakter.

    2.   De op grond van artikel 13 octies genomen besluiten tot oplegging van dwangsommen vormen executoriale titel.

    De tenuitvoerlegging gebeurt overeenkomstig de toepasselijke nationale procedurevoorschriften van de betrokken lidstaat.

    De formule van tenuitvoerlegging wordt aan het besluit van het Agentschap toegevoegd, zonder enige andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, door de nationale instantie die daartoe door de regering van elke lidstaat wordt aangewezen; van de aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap en aan het Hof van Justitie.

    Nadat de aangewezen nationale instantie, op verzoek van het Agentschap, de in de derde alinea bedoelde formaliteiten heeft vervuld, kan het Agentschap de dwangsom overeenkomstig het toepasselijke nationale recht ten uitvoer leggen door zich rechtstreeks te wenden tot de aangewezen nationale instantie.

    De tenuitvoerlegging kan uitsluitend worden geschorst door een beschikking van het Hof van Justitie. Evenwel behoort het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaten.

    3.   De bedragen van dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.

    Artikel 13 undecies

    Toetsing door het Hof van Justitie

    Het Hof van Justitie heeft onbeperkte rechtsmacht om besluiten waarbij het Agentschap een dwangsom heeft opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.”.

    18)

    Artikel 15 wordt vervangen door:

    “Artikel 15

    Verplichtingen van personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren

    1.   Personen die beroepshalve transacties in voor de groothandel bestemde energieproducten tot stand brengen en een redelijk vermoeden hebben dat een handelsorder of een transactie, met inbegrip van elke annulering of wijziging daarvan, al dan niet op een OMP geplaatst, in strijd is met artikel 3, 4 of 5, stellen het Agentschap en de relevante nationale regulerende instantie daarvan zonder verdere vertraging, en in elk geval uiterlijk vier weken na de dag waarop die persoon kennis krijgt van het verdachte feit, in kennis.

    2.   Personen die beroepshalve transacties uitvoeren uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 596/2014 en die ook transacties uitvoeren in voor de groothandel bestemde energieproducten die geen financiële instrumenten zijn, en die een redelijk vermoeden hebben dat een handelsorder of een transactie, met inbegrip van elke annulering of wijziging daarvan, al dan niet op een OMP geplaatst, in strijd is met artikel 3, 4 of 5 van deze verordening, stellen het Agentschap en de relevante nationale regulerende instantie daarvan zonder verdere vertraging, en in elk geval uiterlijk vier weken na de dag waarop die persoon kennis krijgt van het verdachte feit, in kennis.

    3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde personen stellen doeltreffende maatregelen, systemen en procedures vast, en houden die ook in stand, om:

    a)

    mogelijke inbreuken op artikel 3, 4 of 5 op te sporen;

    b)

    te waarborgen dat hun werknemers die voor de toepassing van dit artikel toezichtactiviteiten uitvoeren, geen belangenconflicten hebben en onafhankelijk handelen;

    c)

    verdachte handelsorders en transacties op te sporen en te melden.

    4.   Onverminderd Verordening (EU) nr. 596/2014 zijn personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren, onderworpen aan de meldingsvoorschriften van de lidstaten waar de bij de mogelijke inbreuk betrokken marktdeelnemer is geregistreerd en waar het voor de groothandel bestemde energieproduct wordt geleverd. Dergelijke meldingen worden gericht aan de nationale regulerende instanties van die lidstaten.

    5.   Uiterlijk op 8 mei 2025 en vervolgens elk jaar stelt het Agentschap, in samenwerking met de nationale regulerende instanties en met inachtneming van het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming, een verslag op met geaggregeerde informatie, met uitzondering van commercieel gevoelige informatie, over de uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot:

    a)

    de in lid 3 bedoelde maatregelen, systemen en procedures en de doeltreffendheid daarvan;

    b)

    de analyse van verdachte transacties door de nationale regulerende instanties, hun reactie op ondermaatse meldingen en het niet melden van verdachte transacties, en hun daaraan gerelateerde activiteiten inzake handhaving en sancties.”.

    19)

    Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de tweede alinea wordt vervangen door:

    “Het Agentschap publiceert, waar passend, niet-bindende richtsnoeren over:

    a)

    de toepassing van de definities van artikel 2, onder meer met betrekking tot het opstellen van een niet-uitputtende lijst van relevante tussenstappen in een in de tijd gespreid proces in gevallen waarin de informatie op zichzelf voldoet aan de criteria van artikel 2, punt 1, en

    b)

    niet-uitputtende indicatoren en voorbeelden van marktgedrag met betrekking tot marktmanipulatie, alsook handel met voorwetenschap zoals bedoeld in artikel 3.”;

    ii)

    de vierde alinea wordt vervangen door:

    “Nationale regulerende instanties, bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, nationale mededingingsautoriteiten en nationale belastingdiensten gaan passende vormen van samenwerking aan om te waarborgen dat onderzoek en handhaving tijdig, doeltreffend en efficiënt verlopen en om bij te dragen aan een coherente en consistente benadering van onderzoek, aan gerechtelijke procedures, en aan de handhaving van de verordening en van het toepasselijke financiële en mededingingsrecht.”;

    b)

    aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Voordat een besluit tot vaststelling van een inbreuk op deze verordening wordt vastgesteld, kan de nationale regulerende instantie het Agentschap daarvan in kennis stellen en het een samenvatting van de zaak en het beoogde besluit verstrekken in een officiële taal van de betrokken lidstaat. Nadat de nationale regulerende instantie een besluit over een inbreuk op deze verordening heeft vastgesteld, zendt zij dat besluit toe aan het Agentschap, met inbegrip van informatie over de datum van de vaststelling ervan, de naam van de personen aan wie een sanctie is opgelegd, het artikel van deze verordening waarop inbreuk is gepleegd en de opgelegde sanctie. Tegelijkertijd geeft de nationale regulerende instantie het Agentschap te kennen welke informatie zij openbaar heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 18, lid 6, en zij stelt het Agentschap onmiddellijk in kennis van latere wijzigingen van die informatie. Het Agentschap houdt een openbare lijst bij van informatie die de nationale regulerende instanties openbaar hebben gemaakt zoals bedoeld in artikel 18, lid 6.”;

    c)

    lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    behandelen de nationale regulerende instanties meldingen van mogelijke inbreuken op deze verordening zonder onnodige vertraging en, indien mogelijk, binnen een termijn van een jaar na de datum van ontvangst van die verslagen, en brengen zij de bevoegde financiële autoriteit van hun lidstaat en het Agentschap op de hoogte als zij redelijke gronden hebben om te vermoeden dat op groothandelsmarkten voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die marktmisbruik vormen in de zin van Verordening (EU) nr. 596/2014 en die gevolgen hebben voor financiële instrumenten die onder artikel 2 van die verordening vallen; daartoe kunnen de nationale regulerende instanties passende vormen van samenwerking aangaan met de bevoegde financiële autoriteit in hun lidstaat;”;

    ii)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “e)

    stellen het Agentschap en de nationale regulerende instanties de bevoegde nationale belastingdiensten en Eurofisc in kennis van redelijke vermoedens dat op de groothandelsmarkt voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die waarschijnlijk belastingfraude vormen.”.

    20)

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    “Artikel 16 bis

    Delegatie van taken en verantwoordelijkheden

    1.   Nationale regulerende instanties kunnen, met instemming van de gedelegeerde, onder de in dit artikel gestelde voorwaarden taken en verantwoordelijkheden delegeren aan het Agentschap of aan een andere nationale regulerende instantie. De lidstaten kunnen specifieke regelingen betreffende de delegatie van verantwoordelijkheden vaststellen waaraan voldaan moet zijn voordat hun nationale regulerende instanties delegatieovereenkomsten sluiten, en kunnen de werkingssfeer van de delegatie beperken tot hetgeen nodig is om effectief toezicht op marktdeelnemers of -groepen mogelijk te maken.

    Het Agentschap kan de nationale regulerende instanties bijstaan door niet-bindende richtsnoeren te verstrekken of beste praktijken uit te wisselen over de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde nationale regulerende instanties.

    2.   De delegatie van taken en verantwoordelijkheden leidt tot een herverdeling van de in deze verordening vastgelegde bevoegdheden. Het recht van de lidstaat waar de gedelegeerde zich bevindt is van toepassing op de procedure, de handhaving en de bestuursrechtelijke en rechterlijke toetsing met betrekking tot de gedelegeerde verantwoordelijkheden.

    3.   De nationale regulerende instanties geven het Agentschap kennis van elke delegatieovereenkomst die zij voornemens zijn te sluiten. Zij sluiten die overeenkomsten ten vroegste één maand na die kennisgeving.

    4.   Het Agentschap kan binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving een advies over een op grond van lid 3 gemelde voorgenomen delegatieovereenkomst uitbrengen.

    5.   Het Agentschap publiceert elke door de nationale regulerende instanties gesloten delegatieovereenkomst met daartoe geschikte middelen, om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.

    Artikel 16 ter

    Richtsnoeren en aanbevelingen

    1.   Teneinde consistente, doelmatige en doeltreffende toezichtpraktijken in de Unie tot stand te brengen en te zorgen voor een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van het recht van de Unie, brengt het Agentschap richtsnoeren en aanbevelingen uit ten behoeve van alle nationale regulerende instanties of alle marktdeelnemers en doet het aanbevelingen aan een of meer nationale regulerende instanties of aan een of meer marktdeelnemers over de toepassing van de artikelen 3 tot en met 5 bis, 8, 9 en 9 bis, en artikel 10, lid 1.

    2.   Het Agentschap houdt, binnen een adequate en realistische termijn, passende openbare raadplegingen met relevante marktdeelnemers over de richtsnoeren en aanbevelingen die het uitbrengt, en analyseert de mogelijke kosten en baten van het uitbrengen van die richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analysen staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen.

    3.   De nationale regulerende instanties en de marktdeelnemers houden terdege rekening met die richtsnoeren en aanbevelingen.

    4.   De nationale regulerende instanties kunnen het Agentschap regelmatig informeren over de uitvoering van de tot hen gerichte richtsnoeren of aanbevelingen.

    5.   Indien zulks in een richtsnoer of een aanbeveling is voorgeschreven, stellen de marktdeelnemers het Agentschap in kennis van de uitvoering van het specifieke richtsnoer of de specifieke aanbeveling. Op verzoek van het Agentschap laten de marktdeelnemers die kennisgeving vergezeld gaan van een duidelijke en gedetailleerde motivering.

    6.   Binnen twaalf maanden na het uitbrengen van richtsnoeren of aanbevelingen op grond van lid 1 kan het Agentschap overleg plegen, onder meer met nationale regulerende instanties of marktdeelnemers, om te beoordelen of die richtsnoeren of aanbevelingen adequaat en doeltreffend zijn.

    7.   Het Agentschap neemt de richtsnoeren en aanbevelingen die het heeft uitgebracht, op in het in artikel 19, lid 1, punt k), van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde verslag.”.

    21)

    In artikel 17 wordt lid 3 vervangen door:

    “3.   Vertrouwelijke informatie waarvan de in lid 2 bedoelde personen beroepshalve kennis krijgen, mag aan geen enkele andere persoon of instantie worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm zodat individuele marktdeelnemers niet herkenbaar zijn, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht, onder de overige bepalingen van deze verordening of onder ander toepasselijk recht van de Unie vallen.”.

    22)

    De artikelen 18 en 19 worden vervangen door:

    “Artikel 18

    Sancties

    1.   De lidstaten stellen de regels inzake sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De aldus vastgestelde sancties zijn doeltreffend, afschrikkend en evenredig en vormen een afspiegeling van de aard, de duur en de ernst van de inbreuk, de schade voor de consumenten en de winst die mogelijk door handel met voorwetenschap of marktmanipulatie werd gemaakt.

    Onverminderd strafrechtelijke sancties en onverminderd de toezichtsbevoegdheden van de nationale regulerende instanties uit hoofde van artikel 13, zorgen de lidstaten er overeenkomstig het nationale recht voor dat de nationale regulerende instanties de bevoegdheid krijgen om passende bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen met betrekking tot de in artikel 13, lid 1, bedoelde inbreuken op deze verordening.

    De lidstaten stellen de Commissie en het Agentschap in detail in kennis van die bepalingen en stellen hen onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die op die bepalingen van invloed zijn.

    2.   Indien het rechtsstelsel van de lidstaat niet voorziet in bestuursrechtelijke geldboetes, kan dit artikel zodanig worden toegepast dat de boeteprocedure wordt geïnitieerd door de bevoegde autoriteit en de geldboete wordt opgelegd door bevoegde nationale rechterlijke instanties, waarbij wordt gewaarborgd dat die rechtsmiddelen doeltreffend zijn en eenzelfde effect hebben als de door toezichthoudende autoriteiten opgelegde bestuursrechtelijke geldboetes. De opgelegde geldboetes moeten in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Die lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 8 mei 2026 de wetsbepalingen mee die zij op grond van dit lid vaststellen, en stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die op die bepalingen van invloed zijn.

    3.   De lidstaten zorgen er overeenkomstig het nationale recht en met inachtneming van het ne bis in idem-beginsel voor dat de nationale regulerende instanties de bevoegdheid hebben om ten minste de volgende bestuursrechtelijke geldboetes op te leggen en andere bestuursrechtelijke maatregelen te nemen in verband met inbreuken op deze verordening:

    a)

    eisen dat aan de inbreuk een einde wordt gemaakt;

    b)

    gelasten dat de terugbetaling wordt gevorderd van de door de inbreuken behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover die kunnen worden bepaald;

    c)

    een waarschuwing doen uitgaan of een mededeling doen aan het publiek;

    d)

    dwangsommen opleggen;

    e)

    bestuursrechtelijke geldboetes opleggen.

    4.   Wat natuurlijke personen betreft, bedragen de maxima van de in lid 3, punt e), bedoelde bestuursrechtelijke geldboetes:

    a)

    voor inbreuken op de artikelen 3 en 5: ten minste 5 000 000 EUR;

    b)

    voor inbreuken op de artikelen 4 en 15: ten minste 1 000 000 EUR;

    c)

    voor inbreuken op de artikelen 8 en 9: ten minste 500 000 EUR.

    Niettegenstaande lid 3, punt e), bedraagt de bestuursrechtelijke geldboete niet meer dan 20 % van het jaarlijks inkomen van de betrokken natuurlijke persoon in het voorafgaande kalenderjaar. Indien de natuurlijke persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de bestuursrechtelijke geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.

    5.   Wat rechtspersonen betreft, bedragen de maxima van de in lid 3, punt e), bedoelde bestuursrechtelijke geldboetes:

    a)

    voor inbreuken op de artikelen 3 en 5: ten minste 15 % van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar;

    b)

    voor inbreuken op de artikelen 4 en 15: ten minste 2 % van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar;

    c)

    voor inbreuken op de artikelen 8 en 9: ten minste 1 % van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar.

    Niettegenstaande lid 3, punt e), bedraagt de bestuursrechtelijke geldboete niet meer dan 20 % van de totale jaaromzet van de betrokken rechtspersoon in het voorgaande boekjaar. Indien de rechtspersoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de bestuursrechtelijke geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.

    6.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regulerende instantie het recht heeft de maatregelen of sancties die worden opgelegd voor inbreuken op deze verordening openbaar te maken, tenzij die openbaarmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

    7.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regulerende instanties bij het bepalen van het soort en het niveau van de bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen rekening houden met alle relevante omstandigheden, waaronder, indien passend:

    a)

    de ernst en de duur van de inbreuk;

    b)

    de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;

    c)

    de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, gezien bijvoorbeeld de totale jaaromzet van de rechtspersoon of het jaarlijks inkomen van de natuurlijke persoon;

    d)

    de omvang van de winsten of verliezen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon heeft gemaakt, respectievelijk vermeden, voor zover die kunnen worden bepaald;

    e)

    de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon meewerkt met de bevoegde autoriteit, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon gemaakte winsten of vermeden verliezen;

    f)

    eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;

    g)

    de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon genomen maatregelen om herhaling van de inbreuk te voorkomen, en

    h)

    dubbele strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures en geldboetes voor dezelfde inbreuk tegen de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon.

    8.   Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om uit hoofde van lid 1, tweede alinea, van dit artikel, bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen op te leggen, werken de nationale regulerende instanties nauw samen om ervoor te zorgen dat de uitoefening van hun toezichts- en onderzoeksbevoegdheden, de bestuursrechtelijke geldboetes die zij opleggen en de andere bestuursrechtelijke maatregelen die zij nemen uit hoofde van deze verordening doeltreffend en toereikend zijn. Zij coördineren overeenkomstig artikel 16, lid 2, hun activiteiten om bij het uitoefenen van hun toezichts- en onderzoeksbevoegdheden en bij het opleggen van bestuursrechtelijke geldboetes met betrekking tot grensoverschrijdende gevallen dubbel werk en overlappingen te voorkomen.

    9.   Uiterlijk op 8 mei 2027 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld of sancties voor inbreuken op deze verordening zijn vastgesteld en consequent worden toegepast in alle lidstaten.

    Artikel 19

    Internationale betrekkingen

    Voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van deze verordening te bereiken en onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en van de instellingen en lichamen van de Unie, met inbegrip van de Europese Dienst voor extern optreden, kan het Agentschap contacten leggen en bestuursrechtelijke regelingen treffen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheidsdiensten van derde landen, in het bijzonder met diegene die invloed uitoefenen op de groothandelsmarkt voor energie van de Unie, teneinde de harmonisatie van het regelgevend kader te bevorderen. Die bestuursrechtelijke regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en haar lidstaten, en zij beletten lidstaten en hun bevoegde autoriteiten niet om bilaterale of multilaterale regelingen te treffen met die toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheidsdiensten van derde landen. Die bestuursrechtelijke regelingen kunnen betrekking hebben op aspecten van gemeenschappelijk belang, zoals methoden voor het verzamelen, analyseren en beoordelen van gegevens of andere informatie, en andere expertisegebieden.”.

    23)

    Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de leden 2 en 3 worden vervangen door:

    “2.   De in artikel 6, lid 1, punten a) en b), bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 28 december 2011. De in artikel 4 bis, lid 8, artikel 6, lid 1, punt c), en artikel 9 bis, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 7 mei 2024.

    De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie.

    De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.

    3.   De in artikel 4 bis, lid 8, artikel 6, lid 1, en artikel 9 bis, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”

    ;

    b)

    lid 5 wordt vervangen door:

    “5.   Een op grond van artikel 4 bis, lid 8, artikel 6, lid 1, of artikel 9 bis, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die periode wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

    24)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 21 bis

    Verslag en evaluatie

    1.   Uiterlijk op 1 juni 2027 en vervolgens om de vijf jaar beoordeelt de Commissie, na overleg met de relevante belanghebbenden, de toepassing van deze verordening, met name wat betreft het effect ervan op het marktgedrag, de marktdeelnemers, de liquiditeit, de rapportagevereisten, met inbegrip van lng-marktgegevens, en het niveau van de administratieve lasten voor de marktdeelnemers, met inbegrip van de mogelijke toegangsbelemmeringen voor nieuwe marktdeelnemers, alsook de prestaties van het Agentschap met betrekking tot zijn doelstellingen, mandaat en taken. Op basis van die beoordelingen stelt de Commissie een verslag op dat zij zonder onnodige vertraging indient bij het Europees Parlement en de Raad. Die verslagen gaan indien passend vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

    2.   Uiterlijk op 1 juni 2025 beoordeelt de Commissie de doeltreffendheid van de invoering van strafrechtelijke sancties door de lidstaten voor opzettelijke en ernstige gevallen van marktmisbruik op de groothandelsmarkten voor energie van de Unie en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag kunnen passende maatregelen worden voorgesteld, waaronder de indiening van een wetgevingsvoorstel.”.

    Artikel 2

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/942

    Verordening (EU) 2019/942 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 6 wordt lid 8 geschrapt.

    2)

    Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt c) wordt vervangen door:

    “c)

    onderzoeken op grond van de artikelen 13 tot en met 13 quater en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1227/2011 doen en coördineren.”;

    b)

    de volgende punten worden toegevoegd:

    “d)

    een vergunning verlenen aan platformen voor voorwetenschap en aan geregistreerde rapportagemechanismen op grond van de artikelen 4 bis en 9 bis van Verordening (EU) nr. 1227/2011 en er toezicht op houden;

    e)

    de bevoegdheid hebben om dwangsommen op te leggen in de in artikel 13 octies van Verordening (EU) nr. 1227/2011 bedoelde gevallen.”.

    3)

    In artikel 32 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Aan ACER is een vergoeding verschuldigd voor het verzamelen, hanteren, verwerken en analyseren van informatie die op grond van artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1227/2011 is gerapporteerd door marktdeelnemers of door namens hen rapporterende personen of entiteiten, en voor de openbaarmaking van voorwetenschap op grond van de artikelen 4 en 4 bis van die verordening. De vergoedingen worden betaald door geregistreerde rapportagemechanismen en platformen voor voorwetenschap. Inkomsten uit die vergoedingen kunnen ook dienen voor de kosten van ACER voor de uitoefening van de toezicht- en onderzoeksbevoegdheden op grond van de artikelen 13 tot en met 13 quater en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1227/2011.”.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding en toepassing

    1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.   In afwijking van lid 1 gelden de volgende datums van toepassing:

    a)

    artikel 1, punten 6) en 13), is, wat artikel 4 bis, leden 1 tot en met 7, en artikel 9 bis, leden 1 tot en met 5, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 betreft, van toepassing met ingang van de datum waarop de op grond van die punten vastgestelde gedelegeerde handelingen in werking treden;

    b)

    artikel 1, punt 10), is, wat de artikelen 7 bis tot en met 7 sexies van Verordening (EU) nr. 1227/2011 betreft, van toepassing met ingang van 1 januari 2025;

    c)

    artikel 1, punt 18), is, wat artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 betreft, van toepassing met ingang van 8 november 2024.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 11 april 2024.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    H. LAHBIB


    (1)   PB C 293 van 18.8.2023, blz. 138.

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 29 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 maart 2024.

    (3)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

    (6)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

    (7)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

    (8)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (9)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

    (10)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 121).

    (11)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).

    (12)  Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24).

    (13)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

    (14)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (15)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1106/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top