EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R0738

Uitvoeringsverordening (EU) 2024/738 van de Commissie van 1 maart 2024 tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor alle producenten-exporteurs, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 van de Commissie en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China

C/2024/1221

PB L, 2024/738, 4.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/738/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 04/03/2024

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/738/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/738

4.3.2024

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/738 VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2024

tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor alle producenten-exporteurs, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 van de Commissie en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 8,

Met kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1193/2008 (2) heeft de Raad antidumpingrechten ingesteld op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“VRC”, “China” of “het betrokken land”) (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen heeft geleid, wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd. De maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht variërend van 6,6 % tot 42,7 %.

(2)

Bij Besluit 2008/899/EG (3) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) de prijsverbintenissen die waren aangeboden door zes Chinese producenten-exporteurs (met inbegrip van een groep van producenten-exporteurs), samen met de Chinese Kamer van Koophandel van importeurs en exporteurs van metalen, mineralen en chemicaliën (“CCCMC”), aanvaard. De producenten waren Anhui BBCA Biochemical Co., Ltd (nu COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co., Ltd); Laiwu Taihe Biochemistry Co., Ltd; RZBC Co., Ltd en RZBC (Juxian) Co., Ltd; TTCA Co., Ltd; Weifang Ensign Industry Co., Ltd en Yixing Union Biochemical Co., Ltd (thans Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd).

(3)

Bij Besluit 2012/501/EU (4) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis van één producent-exporteur, Laiwu Taihe Biochemistry Co. Ltd (“Laiwu Taihe”), ingetrokken.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 (5) heeft de Commissie naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (6) de definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de VRC met vijf jaar verlengd, en die maatregelen naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 gewijzigd.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/32 (7) heeft de Commissie de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de VRC uitgebreid tot de invoer van citroenzuur verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

(6)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/704 (8) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenissen van twee andere Chinese producenten-exporteurs, Weifang Ensign Industry Co., Ltd (“Weifang”) en TTCA Co., Ltd (“TTCA”), wegens schending van de verbintenissen ingetrokken.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 (9) heeft de Commissie de definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de VRC, zoals die waren uitgebreid tot de invoer van citroenzuur verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (“het vorige onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”) met vijf jaar verlengd.

(8)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2180 (10) heeft de Commissie een nieuwe producent-exporteur, Seven Star Lemon Ltd (“Seven Star”), toegevoegd aan de lijst van ondernemingen met individuele rechten (“het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur”).

(9)

De thans geldende antidumpingrechten variëren tussen 15,3 % en 42,7 % voor invoer van de medewerkende producenten-exporteurs en een recht van 42,7 % geldt voor invoer van alle andere ondernemingen.

2.   BEPALINGEN VAN DE VERBINTENIS

2.1.   Pijlers van de verbintenis

(10)

De Commissie heeft prijsverbintenissen aanvaard die door zes Chinese producenten-exporteurs samen met de CCCMC waren aangeboden. Wegens schending van de verbintenisvoorwaarden heeft de Commissie de aanvaarding voor drie exporteurs ingetrokken. Er waren dus verbintenissen van kracht voor de overige exporteurs, namelijk:

COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co. Ltd (“COFCO”);

RZBC Co., Ltd, RZBC (Juxian) Co., Ltd, RZBC Imp. & Exp. Co., Ltd (“RZBC”), en

Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd (“Guoxin Union”).

(11)

Elk van deze producenten-exporteurs heeft samen met de CCCMC verbintenissen aangeboden waarbij zowel de exporteur als de CCCMC zich ertoe verbonden de aldus vastgestelde verplichtingen na te komen.

(12)

De aangeboden verbintenissen werden in twee versies ingediend: een gevoelige, met details over de minimuminvoerprijs (“MIP”) van de verbintenissen die alleen toegankelijk waren voor de partijen die de verbintenissen ondertekenden, en een niet-vertrouwelijke, zonder nadere gegevens over de MIP, die alleen toegankelijk is voor de belanghebbenden die in de desbetreffende procedure zijn geregistreerd. De MIP-informatie werd derhalve als strikt vertrouwelijk beschouwd en kan wettelijk niet aan andere partijen worden bekendgemaakt.

(13)

De betrokken producenten-exporteurs en de CCCMC kwamen onder meer overeen de Commissie te raadplegen over eventuele technische of andere vragen of moeilijkheden die zich bij de uitvoering en toepassing van de verbintenissen zouden kunnen voordoen.

2.2.   Schending van de verbintenis

(14)

Overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening leidt elke schending van de verbintenissen door een partij tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenissen.

2.3.   Voorwaarden voor intrekking door de Commissie

(15)

In de verbintenissen is bepaald dat deze op basis van vertrouwen zijn aanvaard en dat acties die afbreuk doen aan de vertrouwensrelatie met de Europese Commissie reden zijn om de aanvaarding in te trekken.

(16)

Voorts is in de verbintenis bepaald dat de Commissie de aanvaarding van de verbintenis gedurende de periode van toepassing te allen tijde kan intrekken indien toezicht en handhaving onuitvoerbaar blijken.

3.   REDENEN OM DE AANVAARDING VAN DE VERBINTENIS IN TE TREKKEN

3.1.   Schending van de verbintenis

(17)

In het kader van het laatste nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur heeft de producent Seven Star samen met de CCCMC een aanbod voor een prijsverbintenis ingediend waarin dezelfde MIP werd voorgesteld als die welke van toepassing is op de drie andere geldende verbintenissen. Tijdens het onderzoek heeft noch Seven Star, noch de CCCMC in enige fase van de procedure de Commissie vooraf om informatie over het MIP verzocht (11). Zoals in overweging 12 reeds is verklaard, zijn de precieze gegevens met betrekking tot de MIP van de eerder aanvaarde verbintenissen vertrouwelijk en alleen toegankelijk voor de partijen die de verbintenissen hebben ondertekend. De CCCMC was, als medeondertekenaar naast de respectieve producenten-exporteurs, partij bij de oorspronkelijke verbintenissen, gezien haar rol en verplichtingen bij de uitvoering daarvan en het toezicht daarop. Seven Star was daarentegen geen partij bij die verbintenissen en was evenmin een belanghebbende in de vorige procedure.

(18)

De CCCMC heeft de Commissie nooit meegedeeld dat zij het verbintenisaanbod van Seven Star met dezelfde MIP als voor andere exporteurs had ontvangen, en heeft evenmin met de Commissie contact opgenomen over de mogelijke bekendmaking van de vertrouwelijke informatie. Dat de MIP niet langer vertrouwelijk was voor een externe partij zoals Seven Star, is een belangrijke kwestie die de CCCMC op grond van haar in overweging 13 bedoelde verplichting tot raadpleging onder de aandacht van de Commissie had moeten brengen. In plaats daarvan heeft de CCCMC het tijdens het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur ingediende aanbod meeondertekend.

(19)

De CCCMC wist reeds dat de hoogte van de MIP en het bijbehorende aanpassingsmechanisme, net als alle andere gevoelige informatie die tijdens het onderzoek is ingediend, vertrouwelijk zijn, zoals de Commissie haar bij brief van 1 maart 2021 in herinnering heeft gebracht, en dat deze vertrouwelijkheid zowel door de CCCMC als door de ondernemingen in acht moet worden genomen (12).

(20)

De Commissie heeft deze bevinding beoordeeld en heeft geconcludeerd dat het verzuim om de Commissie onmiddellijk in kennis te stellen van het lek van gevoelige informatie over de MIP de verplichting tot raadpleging schendt.

3.2.   Vertrouwensbreuk

(21)

De Commissie heeft de vertrouwensbreuk ook beoordeeld in het licht van de rol van de CCCMC bij de uitvoering van en het toezicht op de verbintenis. Zoals in Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 van de Commissie (13) is opgemerkt, zijn de aangeboden verbintenissen aanvaard omdat de CCCMC zich heeft gevoegd bij de ondernemingen die verbintenissen hadden aangeboden en een actieve rol zou spelen bij het vergemakkelijken van het toezicht op de verbintenissen. Dat de CCCMC direct of indirect de juistheid van de MIP aan de derde partij heeft bevestigd, schendt niet alleen haar verplichting tot raadpleging, maar heeft ook het vertrouwen waarop de verbintenissen zijn gebaseerd, geschaad. Daarom kan de Commissie zich bij het toezicht op de verbintenissen niet langer beroepen op de steun van de CCCMC.

3.3.   Onuitvoerbaarheid van de handhaving van en het toezicht op de verbintenis

(22)

Als gevolg van het bovengenoemde optreden van de CCCMC met betrekking tot de geldende verbintenissen kunnen producenten die niet aan de verbintenissen onderworpen zijn en die over informatie over het niveau van de MIP en het mechanisme voor de aanpassing daarvan beschikken, hun prijzen dienovereenkomstig aanpassen. Alleen ondernemingen die aan de verbintenissen zijn onderworpen, moeten echter voldoen aan strikte verplichtingen, waaronder een rapportageverplichting en een verplichting om periodiek te worden gecontroleerd. De kennis van de MIP zonder formele verbintenis om de bepalingen van de verbintenissen na te leven, kan dus een voordeel op de markt creëren.

(23)

De Commissie heeft de bovenstaande bevindingen beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de MIP voor de betrokken producenten-exporteurs niet meer afdwingbaar is en dat de verbintenissen voor alle exporteurs onuitvoerbaar zijn geworden.

4.   CONCLUSIE

(24)

De bevindingen met betrekking tot schendingen van de verbintenissen die de vertrouwensrelatie met de Commissie hebben geschaad, en de onuitvoerbaarheid ervan rechtvaardigen de intrekking van de aanvaarding van de verbintenissen voor alle producenten-exporteurs overeenkomstig artikel 8, leden 7 en 9, van de basisverordening en overeenkomstig de bepalingen van de verbintenissen.

5.   SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN EN HOORZITTINGEN

(25)

De belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en opmerkingen te maken.

(26)

Binnen de gestelde termijn heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de CCCMC en drie Chinese producenten-exporteurs. Na het verstrijken van de termijn heeft één producent in de Unie een verklaring ingediend waarin hij zijn steun uitsprak voor de beëindiging van de verbintenissen, die volgens hem geen passende bescherming bieden tegen de invoer met dumping van citroenzuur uit China. De CCCMC en de drie Chinese producenten-exporteurs werden door de Commissie gehoord.

5.1.   Het gedrag van de CCCMC schendt de verbintenis

(27)

Ten eerste voerden de CCCMC en Guoxin Union aan dat de CCCMC de verbintenis niet had geschonden en dat het hierboven beschreven gedrag van de CCCMC niet kan worden geacht te vallen onder een van de in de bepalingen van de verbintenis genoemde situaties die als een schending van de verbintenis worden beschouwd. Hoewel de CCCMC bevestigde dat zij de in overweging 19 genoemde brief volgens welke de MIP vertrouwelijk is, heeft ontvangen, meent zij dat het verstrekken of bevestigen van de bestaande MIP aan een andere producent die de verbintenis aanbiedt, geen reden is om de verbintenis in te trekken voor een exporteur die reeds aan de verbintenis is onderworpen. De partijen voerden ook aan dat de MIP niet als vertrouwelijke informatie kan worden beschouwd.

(28)

Hoewel de in punt 3 van deze verordening beschreven situatie niet expliciet wordt vermeld in de lijst van mogelijke schendingen van de verbintenis, merkte de Commissie op dat de clausule die bestaat uit de lijst van mogelijke schendingen niet uitputtend is, zoals in de formulering van de clausule wordt onderstreept (14). Bovendien verwijst de CCCMC in haar opmerkingen zelf naar een van de clausules van de verbintenis die de verplichting oplegt om de Europese Commissie te raadplegen over eventuele technische of andere vragen of moeilijkheden die zich bij de uitvoering en toepassing van de verbintenis zouden kunnen voordoen (15). Daarom verwijst de CCCMC in haar opmerkingen zelf naar de bepalingen van de verbintenis die van toepassing zijn op de omstandigheden op grond waarvan de verbintenis is ingetrokken, namelijk wegens de schending van de raadplegingsverplichting en de afbreuk aan de vertrouwensrelatie.

(29)

Zoals uiteengezet in overweging 18, heeft de CCCMC verzuimd de Commissie overeenkomstig dit beginsel te raadplegen. De CCCMC heeft dus de clausules van de verbintenis (16) geschonden, wat een schending van de verbintenis oplevert (17). Volgens de bepalingen van de verbintenis trekt de Commissie in dat geval de aanvaarding van de verbintenis onmiddellijk in (18).

(30)

De Commissie herinnerde aan de argumentatie in overweging 12 dat het verbintenisaanbod in twee versies was ingediend. In de beperkte versie van de verbintenis, die de MIP en de berekeningsmethode bevat, wordt verwezen naar artikel 19 van de basisverordening inzake vertrouwelijkheid. Indien de MIP niet vertrouwelijk was, zou die zijn opgenomen in de open versie van de verbintenis die “toegankelijk is voor alle partijen bij het onderzoek”. Het tegenovergestelde was echter het geval (de MIP werd als vertrouwelijk aangemerkt). Daarom moeten de argumenten van de partijen dat de MIP niet vertrouwelijk is, worden afgewezen.

(31)

Voorts hebben de CCCMC en de Chinese exporteurs waarop de verbintenis van toepassing is zich er volgens de bepaling van de verbintenis met betrekking tot het toepassingsgebied en de belangrijkste elementen van de verbintenis toe verbonden alle andere verplichtingen na te komen, zodat de Europese Commissie effectief toezicht kan houden op de verbintenis (19). De toezichtregels zijn nader omschreven in de verbintenis (20), die clausules bevat op basis waarvan de Commissie verdere instructies kan geven die noodzakelijk worden geacht voor de correcte werking van de verbintenis (21). De CCCMC heeft dus ten onrechte aangevoerd dat de instructies, waaronder de brief van 1 maart 2021, louter technisch waren en geen grond voor intrekking kunnen vormen in geval van niet-nakoming van de daarin vastgestelde verplichting. De Commissie herhaalde dat de MIP vertrouwelijk is zodra de verbintenis wordt aangeboden, en dat de informatie over de vertrouwelijkheid van de MIP in de brief van 1 maart 2021 slechts een herinnering aan die bepaling was. Daarom was de CCCMC verplicht de vertrouwelijkheid van de MIP te eerbiedigen en de Commissie te raadplegen wanneer zij een nieuw verbintenisaanbod met vertrouwelijke informatie ontving van een derde partij die niet was gemachtigd of geacht werd deze te verkrijgen. Aangezien zij dit niet heeft gedaan, heeft de CCCMC de verplichting tot raadpleging geschonden.

(32)

De exporteurs stelden ook dat de MIP kon worden bekendgemaakt door de in de overwegingen 3 en 6 genoemde producenten-exporteurs die niet meer aan de verbintenis onderworpen zijn omdat de Commissie de aanvaarding heeft ingetrokken. RZBC betoogde bovendien dat Seven Star zelfs het recht heeft om de informatie over de MIP te verkrijgen, omdat alle partijen bij de verbintenis de MIP kennen en Seven Star in het licht van de gelijke behandeling en non-discriminatie dezelfde rechten zou moeten hebben als alle andere ondernemingen waarop maatregelen van toepassing zijn. Aangezien Seven Star het recht had om de MIP te kennen, mag een procedurefout bij het verkrijgen ervan volgens RZBC niet als een schending worden beschouwd, en mocht dat al het geval zijn, dan alleen als een louter technische schending.

(33)

Hoewel Seven Star geen partij was bij deze procedure, heeft zij volgens de opmerkingen van de CCCMC (22) de CCCMC informatie verstrekt over het onderzoek in het kader van het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur. Desondanks heeft geen van de partijen, waaronder de CCCMC, bewijsmateriaal overgelegd dat het betoog staaft dat Seven Star de MIP heeft verkregen van een van de exporteurs waarop de verbintenis reeds van toepassing was. De partijen hebben geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat Seven Star de CCCMC of de Commissie om de MIP heeft verzocht. De Commissie beschikte in dit verband ook niet over enige mededeling van Seven Star of de CCCMC.

(34)

Wat de bewering inzake ongelijke behandeling en discriminatie betreft, moet worden benadrukt dat alleen de partijen bij de verbintenis wier aanbod is aanvaard, over de informatie over de MIP mogen beschikken, en niet alle producenten-exporteurs van het betrokken product. Seven Star is weliswaar onderworpen aan de maatregelen in de vorm van rechten, maar is nooit als partij bij de verbintenis aanvaard. In het kader van het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur werd het door Seven Star ingediende verbintenisaanbod om andere redenen niet aanvaard, namelijk omdat het niet in overeenstemming was met zijn specifieke situatie zoals die uit het onderzoek was gebleken. Dit bevestigt dat elk geval afzonderlijk moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden. Benadrukt moet worden dat het niet de producent-exporteur of de CCCMC is die kan beslissen wie al dan niet recht heeft op de MIP. Het staat aan de Commissie om het verbintenisaanbod al dan niet te aanvaarden op basis van de criteria van artikel 8 van de basisverordening. Bovendien was Seven Star niet verplicht een aanbod in te dienen met een berekeningsmechanisme voor de MIP dat identiek was aan de drie reeds aanvaarde verbintenisaanbiedingen. Seven Star had veeleer een aanpak voor de vaststelling van de MIP en de toekomstige indexering ervan moeten voorstellen, met inbegrip van de berekeningscomponenten en benchmarks die moeten worden gebruikt, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van deze onderneming. Seven Star gebruikte dezelfde MIP-methode als die voor andere producenten-exporteurs, die voor haar niet geschikt was, zodat haar aanbod niet kon worden aanvaard. Daarom is elke bewering met betrekking tot discriminatie of ongelijke behandeling ongegrond.

(35)

Zoals hierboven vermeld, moet een verbintenis toereikend zijn om de gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen, en daarom moeten de MIP en de methode voor de vaststelling ervan de omstandigheden weerspiegelen die op de exporteur van toepassing zijn. Bijgevolg zijn zowel de MIP als de methode gebaseerd op een analyse en beoordeling van alle beschikbare gegevens, die in nauwe samenwerking met de Commissie moeten worden afgerond. De mededeling van een MIP die in reeds aanvaarde verbintenissen is overeengekomen, kan dus niet worden gereduceerd tot een eenvoudige handeling waarbij een afzonderlijk stuk informatie wordt verstrekt dat hoe dan ook aan Seven Star ter beschikking zou zijn gesteld, waardoor deze mededeling slechts een “technische” inbreuk zou zijn. Deze redenering snijdt om de reeds in de vorige overwegingen uiteengezette redenen geen hout.

(36)

Niettemin herinnerde de Commissie eraan dat de actie die de vertrouwensrelaties heeft geschaad, bestond in het feit dat de CCCMC de Commissie niet heeft geraadpleegd alvorens de MIP aan de nieuwe exporteur mee te delen.

5.2.   Praktijk voor de aanvaarding van verbintenisaanbiedingen van nieuwe exporteurs

(37)

Ten tweede verwezen de CCCMC en de producenten-exporteurs naar de in het verleden toegepaste praktijk voor de aanvaarding van een door nieuwe producenten-exporteurs aangeboden verbintenis. Ter illustratie daarvan verwezen de CCCMC en Guoxin Union naar het besluit van de Commissie van 23 maart 2010 (23) (“gietstukkenzaak”), waarin drie exporteurs, na de behandeling als nieuwe producent-exporteur (“BNPE”), dezelfde verbintenissen hebben aangeboden als die welke reeds in het oorspronkelijke onderzoek waren aanvaard.

(38)

Een andere exporteur diende een afzonderlijk verbintenisaanbod in, dat door de Commissie werd afgewezen omdat het toezicht daarop onuitvoerbaar werd geacht, aangezien dit aanbod niet hetzelfde was als het reeds aanvaarde. Op basis van deze praktijk kwamen de CCCMC en Guoxin Union tot de conclusie dat nieuwe exporteurs mogelijk geen kans hebben om zich bij bestaande verbintenissen aan te sluiten, aangezien het aanbod hoe dan ook kan worden afgewezen — zoals in de gietstukkenzaak omdat het verschilde van het reeds aanvaarde aanbod, of zoals in de zaak Seven Star wegens schending van de vertrouwelijkheid.

(39)

De Commissie herhaalde dat zij bij het nemen van een besluit over een verbintenisaanbod over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt. Bovendien voorzien verbintenissen in een vrijstelling van de inning van de rechten. Derhalve moeten zij restrictief worden uitgelegd en per geval worden beoordeeld. Het is onmogelijk om te anticiperen op een praktijk of gewettigd vertrouwen op basis van slechts één geval dat, en dat is nog belangrijker, op andere omstandigheden was gebaseerd.

(40)

Er zij aan herinnerd dat in casu aanvankelijk verbintenissen werden aanvaard voor vijf exporteurs met dezelfde MIP en voor één andere exporteur met een andere MIP op basis van zijn dumpingmarge (24). Het argument dat verschillende ondernemingen met verschillende MIP’s mogelijk niet worden aanvaard, treft derhalve geen doel. Bovendien kan geen parallel worden getrokken met de gietstukkenzaak. In dat geval was de verbintenis een verbintenis met gezamenlijke aansprakelijkheid van twintig ondernemingen en de CCCME, waarbij schending van de verbintenisovereenkomst door een van de partijen een schending door alle ondertekenaars meebracht (25). In het onderhavige geval is er geen gemeenschappelijke verbintenis van kracht: elke exporteur heeft alleen samen met de CCCMC afzonderlijke verbintenissen aangeboden. Bijgevolg hebben alle acties van de CCCMC gevolgen voor alle afzonderlijke geldende verbintenissen. Bovendien heeft de wettelijke vertegenwoordiger van de CCCME in de gietstukkenzaak de Commissie geraadpleegd alvorens na BNPE-procedures het volledige aanbod van nieuwe exporteurs in te dienen. Dat heeft de CCCMC in de onderhavige zaak niet gedaan. Het argument wordt derhalve verworpen.

5.3.   Verplichting tot raadpleging

(41)

Ten derde stelde de CCCMC dat de raadpleging alleen vereist is in geval van moeilijkheden of vragen die de CCCMC, wegens de eerdere praktijk in de gietstukkenzaak met betrekking tot Seven Star, niet had. Volgens de CCCMC heeft Seven Star de Commissie reeds tijdens het controlebezoek bij de exporteur in juni 2023 in kennis gesteld van het voornemen om zich bij de verbintenis aan te sluiten. Bovendien had de Commissie geen bezwaar gemaakt toen Seven Star het aanbod met dezelfde MIP als voor andere exporteurs indiende. De CCCMC voerde ook aan dat de Commissie niet heeft aangegeven dat de door Seven Star voorgestelde verbintenisvoorwaarden vragen inzake de vertrouwelijkheid deden rijzen. De CCCMC ging ervan uit dat de Commissie actieve, tijdige en verantwoordelijke richtsnoeren en feedback over de verbintenisaanvraag van de nieuwe exporteur heeft verstrekt, zodat de CCCMC de Commissie niet heeft geraadpleegd.

(42)

De Commissie herinnerde eraan dat haar tijdens het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur niet om bijstand of richtsnoeren in dit verband is verzocht. De Commissie heeft geen verzoeken of mededelingen met betrekking tot de MIP of de bijbehorende aanpassingsmethode ontvangen. Afgezien van de tijdens het controlebezoek gegeven indicatie dat Seven Star geïnteresseerd was in het indienen van het verbintenisaanbod, ging het eerste contact van de producent vergezeld van een bijna volledig verbintenisaanbod, met de MIP. De Commissie heeft verdere regelmatige procedurele stappen ondernomen om het aanbod te analyseren en heeft aan de partijen bij het onderzoek de definitieve beoordeling verstrekt. Zowel de CCCMC als Seven Star werden in kennis gesteld van deze beoordeling en de belangrijkste bevindingen, met inbegrip van de kwesties inzake vertrouwelijkheid van de MIP, en kregen de tijd om opmerkingen in te dienen en hun desbetreffende argumenten uiteen te zetten. Zij hebben echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en hebben geen opmerkingen ingediend. Bijgevolg is de stelling dat de Commissie geen enkel bezwaar inzake de vertrouwelijkheid had geuit, ongegrond.

(43)

Volgens de Commissie ligt het niet in het vermogen van de CCCMC om te anticiperen op wat zij gelooft of veronderstelt dat zal gebeuren. In geen enkel geval met betrekking tot een nieuwe exporteur mag de CCCMC derden informatie over de bestaande verbintenis verstrekken. Volgens de bepalingen van de verbintenis is raadpleging verplicht voor elke situatie, niet alleen voor vragen of moeilijkheden, maar ook voor technische of andere kwesties in verband met de uitvoering en toepassing van de verbintenis. Stellig valt het verstrekken van informatie over de MIP aan partijen die niet onder de verbintenis vallen, zonder voorafgaand overleg met de Commissie, onder deze verplichting tot raadpleging (26).

5.4.   Gevolgen voor de markt

(44)

Ten vierde betwistten de CCCMC en de producenten-exporteurs dat andere ondernemingen waarop de verbintenis niet van toepassing is, voordeel kunnen halen uit kennis van de MIP. Zij wezen erop dat er reeds ondernemingen zijn die de MIP-formule kennen en dat er geen bewijs is dat dit een voordelige positie op de markt heeft gecreëerd. Bovendien voerden zij aan dat de werkelijke verkoopprijs hoger is dan de MIP, zodat andere ondernemingen die niet onder de verbintenis vallen, de werkelijke prijs niet kunnen voorspellen.

(45)

De Commissie herinnerde eraan dat overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de basisverordening informatie waarvan openbaarmaking een concurrent een aanzienlijk concurrentievoordeel zou opleveren, vertrouwelijk is. Zoals reeds vermeld, is de MIP om deze redenen vertrouwelijk. Exporteurs waarvoor een verbintenis geldt, mogen hun producten niet onder de vastgestelde MIP in de Unie verkopen. Het is dan ook logisch dat de prijzen hoger zijn dan de MIP. Dit verschil is doorgaans echter niet significant, tenzij er sprake is van buitengewone marktomstandigheden, die in dit geval niet aanwezig zijn. Alle exporteurs op wie de verbintenis van toepassing is, hebben zich ertoe verbonden talrijke verplichtingen na te komen, waaronder een periodieke rapportage van alle transacties, beschikbaar te zijn voor verificatie en raadpleging van de Commissie over alle kwesties in verband met toezicht en uitvoering. Andere exporteurs die niet onder de verbintenis vallen, hoeven deze verplichtingen niet na te komen. Kennis van de MIP en de aanpassingsmethode zou andere exporteurs in staat stellen de prijs van hun producten onder de MIP vast te stellen, zelfs met toepassing van de rechten, en wegens het ontbreken van een rapportageverplichting zonder enige controle. Deze verkoop zou dus leiden tot verdere schade voor de producenten in de Unie.

(46)

Hoewel sommige ondernemingen in het verleden aan de verbintenis onderworpen waren en op de hoogte waren van het MIP-mechanisme, volgde de intrekking van hun verbintenis op de niet-naleving door deze ondernemingen van de in de verbintenis opgenomen toezegging. De omstandigheden in deze zaak zijn dus anders, aangezien de Commissie in de eerdere besluiten geen bewijs van schending van de vertrouwelijkheid had. In het onderhavige geval heeft de Commissie niet besloten de verbintenis van Seven Star te aanvaarden en kon de onderneming toch toegang krijgen tot vertrouwelijke informatie over de MIP. De Commissie heeft de huidige omstandigheden en gevolgen van de schending van de vertrouwelijkheid beoordeeld en heeft, zoals uiteengezet in overweging 45, geconcludeerd dat handhaving van de verbintenissen niet langer praktisch uitvoerbaar was. Dit argument moest derhalve worden afgewezen.

5.5.   Belang van de Unie bij intrekking

(47)

Ten vijfde stelden de CCCMC en de betrokken exporteurs dat de intrekking van de verbintenis niet in het belang van de markt van de Unie is en dat de evenwichtige markt bijgevolg zal worden verstoord. De Commissie achtte deze argumentatie ongegrond. De bedrijfstak van de Unie heeft in zijn opmerkingen duidelijk verklaard dat de maatregelen in hun huidige vorm niet toereikend zijn. Intrekking van de verbintenis zal geen gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van het product op de markt of de kwaliteit ervan. Bovendien belet de intrekking van de verbintenis de exporteurs niet om het betrokken product aan de Unie te verkopen. Die argumenten konden derhalve niet worden aanvaard.

5.6.   Evenredigheid

(48)

De CCCMC en de betrokken exporteurs stelden dat de intrekking van de verbintenissen te repressief is en niet in verhouding staat tot het gedrag van de CCCMC en andere exporteurs. Er zij op gewezen dat de Commissie over een discretionaire bevoegdheid beschikt om het gedrag van de partijen te beoordelen teneinde de aard van de geschonden verbintenis vast te stellen en te bepalen of de aanvaarding van de verbintenis moet worden ingetrokken. Zoals hierboven reeds is uiteengezet, heeft de Commissie een schending van de verbintenis door de CCCMC en een schending van de vertrouwensrelatie vastgesteld. Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat de verbintenis en het toezicht daarop in deze omstandigheden niet meer uitvoerbaar zijn, wat op zich een zelfstandige reden is om de verbintenis in te trekken. Er zij ook aan herinnerd dat verbintenissen kunnen worden ingetrokken, ongeacht de ernst van de inbreuk. Bovendien werden de aangeboden verbintenissen aanvaard vanwege de rol van de CCCMC bij de uitvoering van en het toezicht op de verbintenis, hetgeen de CCCMC in de schriftelijke opmerkingen en tijdens de hoorzitting ook zelf heeft benadrukt. In geval van schending van het vertrouwen tussen de Commissie en de CCCMC, die samen met elke exporteur partij is bij de verbintenis, is de inbreuk op het vertrouwen dus impliciet voor alle exporteurs. Na een grondige analyse heeft de Commissie dan ook geconcludeerd dat de aanvaarding van de verbintenissen moet worden ingetrokken.

5.7.   Uitvoerbaarheid

(49)

Tot slot stelden de CCCMC en de betrokken producenten-exporteurs voor om de kwestie van de raadplegingsverplichting en de mededeling van de MIP aan andere exporteurs aan te pakken. De CCCMC heeft aangeboden een Gemeenschappelijk Standpunt vast te stellen over de verplichting tot raadpleging indien nieuwe exporteurs zich bij de verbintenis zouden willen aansluiten. Zoals reeds uiteengezet in overweging 31, is de door de exporteurs aangeboden verbintenis met betrekking tot citroenzuur geen gemeenschappelijke verbintenis en worden nieuwe aanbiedingen beoordeeld op basis van de omstandigheden van elk geval. De exporteurs hebben daarentegen voorgesteld de verbintenissen te handhaven en eventueel te herzien. Hoewel de partijen geen specifieke oplossing of precies voorstel hebben ingediend, heeft de Commissie een mogelijke oplossing beoordeeld die uitvoerbaar en aanvaardbaar zou kunnen zijn voor de Commissie, zoals bepaald in de verbintenis (27); een dergelijke oplossing die voldeed aan de voorwaarden van de verbintenis overeenkomstig artikel 8 van de basisverordening, kon echter niet worden gevonden.

(50)

Om de potentiële risico’s van ontduiking van rechten en verkoop van goederen onder de geen schade veroorzakende prijs door ondernemingen die niet onder de verbintenis vallen, maar wel kennis hebben van de MIP, volledig te voorkomen, zou de Commissie een ingewikkeld toezicht op de invoer in het algemeen moeten houden, naast het toezicht op de invoer die onder de verbintenissen valt. Zonder de rapportageverplichting voor deze exporteurs is het toezicht op de invoer door exporterende partijen waarop de verbintenis niet van toepassing is, te belastend en kan het derhalve niet als doeltreffend worden beschouwd. Om dezelfde reden kan geen individuele verbintenis voor elke exporteur afzonderlijk worden aanvaard. Bovendien werd, zoals reeds vermeld in de overwegingen 21, 22 en 23, de door de exporteurs aangeboden verbintenis aanvaard omdat de CCCMC zich daarbij had aangesloten en een actieve rol speelde bij het vergemakkelijken van het toezicht op de verbintenissen. Gezien de redenen voor de intrekking van de verbintenis kan het complexere toezicht zonder betrokkenheid van de CCCMC vanwege de onuitvoerbaarheid ervan nog des te minder worden aanvaard. De Commissie was derhalve van oordeel dat er geen remedie is voor de mededeling van de huidige MIP aan de nieuwe exporteur waarop de verbintenis niet van toepassing is, en dat de huidige verbintenis niet langer uitvoerbaar is. Daarom moet de aanvaarding ervan worden ingetrokken.

5.8.   Conclusie

(51)

Concluderend was de Commissie bezorgd over het feit dat de CCCMC de Commissie niet heeft geraadpleegd toen zij door de nieuwe exporteur werd benaderd met het aanbod van een nieuwe verbintenis. Dit gedrag vormt een schending van de verbintenis en daarom moet de verbintenis worden ingetrokken. De CCCMC kan niet alleen, zonder overleg met de Commissie, concluderen wat de praktijk van de Commissie is, met name wat betreft de uitzonderlijke vorm van maatregelen zoals verbintenissen, die per geval moeten worden beoordeeld. Noch de CCCMC, noch de betrokken exporteurs zijn erin geslaagd een eerder voorbeeld te geven van de aanvaarding van de verbintenis voor de nieuwe exporteur in dezelfde omstandigheden als in het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur van citroenzuur, en elke andere soortgelijke zaak of vermeende eerdere praktijk van de Commissie zou geen afbreuk doen aan de discretionaire bevoegdheid van de Commissie om de verbintenissen in de omstandigheden van de onderhavige zaak te beëindigen. Ook het argument van de partijen dat de intrekking van de verbintenis niet in het belang van de Unie is, is in deze zaak niet relevant. Overeenkomstig artikel 8 van de basisverordening is het belang van de Unie geen element om de uitvoerbaarheid en de doeltreffendheid van een verbintenis te beoordelen. Hoe dan ook hebben de partijen geen onderbouwde argumenten aangevoerd over de negatieve gevolgen van de intrekking van de verbintenis voor de bedrijfstak van de Unie of de markt van de Unie. Ten slotte is aan de Commissie geen nieuwe oplossing voor het toezicht voorgesteld die praktisch uitvoerbaar zou kunnen zijn.

(52)

Gezien het bovenstaande kon geen van de door de CCCMC en de producenten-exporteurs aangevoerde redenen leiden tot wijziging van de conclusie dat de aanvaarding van de verbintenis moet worden ingetrokken.

6.   INTREKKING VAN DE AANVAARDING VAN DE VERBINTENIS EN INSTELLING VAN DEFINITIEVE RECHTEN

(53)

Overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening en de desbetreffende bepalingen van de verbintenissen op grond waarvan de Commissie de verbintenissen eenzijdig kan intrekken, heeft de Commissie geconcludeerd dat de aanvaarding van de door COFCO, RZBC en Guoxin Union samen met de CCCMC aangeboden verbintenissen moet worden ingetrokken en dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 en het eerdere besluit van 2 december 2008 (2008/899/EG) moeten worden ingetrokken. Bijgevolg moet het bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 ingestelde definitieve antidumpingrecht worden geïnd bij de invoer van het betrokken product dat wordt geproduceerd door de ondernemingen COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co. Ltd (aanvullende Taric-code A874), RZBC Co. Ltd (aanvullende Taric-code A876), RZBC (Juxian) Co., Ltd (aanvullende Taric-code A877) en Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd (aanvullende Taric-code A879).

(54)

Gezien de contractuele verbintenissen van de importeurs in de Unie die de goederen hebben gekocht in de verwachting dat zij onder de verbintenissen vallende goederen zullen ontvangen, wordt de invoer van citroenzuur, vergezeld van een verbintenisfactuur die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is afgegeven in overeenstemming met de verbintenissen, vrijgesteld van de antidumpingrechten. Op goederen waarvoor de aangifte voor het vrije verkeer meer dan dertig dagen na de inwerkingtreding van deze verordening is aanvaard, moeten echter wel rechten worden geïnd. Deze periode moet zowel de importeurs in de Unie als de producenten-exporteurs in staat stellen hun reeds aangegane contractuele verbintenissen te finaliseren of om naar behoren te worden geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van de intrekking van de aanvaarding van de verbintenissen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvaarding van de verbintenissen met betrekking tot de hieronder vermelde producenten-exporteurs en de Chinese Kamer van Koophandel van importeurs en exporteurs van metalen, mineralen en chemische stoffen wordt ingetrokken:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Volksrepubliek China

COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co., Ltd — nr. 1 Dongfeng Avenue, Wukeshu Economic Development Zone, Changchun City 130401, VRC

A874

Vervaardigd door RZBC Co., Ltd — nr. 9 Xinghai West Road, Rizhao, provincie Shandong, VRC, en verkocht door de met hem verbonden onderneming RZBC Imp. & Exp. Co., Ltd — nr. 66 Lvzhou South Road, Rizhao, provincie Shandong

A926

Vervaardigd door RZBC (Juxian) Co., Ltd — nr. 209 Laiyang Road (West Side of North Chengyang Road), Juxian Economic Development Zone, Rizhao, provincie Shandong, VRC, en verkocht door de met hem verbonden onderneming RZBC Imp. & Exp. Co., Ltd — nr. 66 Lvzhou South Road, Rizhao, provincie Shandong

A927

Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd — nr. 1 Redian Road, Yixing Economic Development Zone, provincie Jiangsu

A879

Artikel 2

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 en Besluit 2008/899/EG worden ingetrokken.

Artikel 3

Artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 wordt ingetrokken.

Artikel 4

1.   Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De bij de artikelen 2 en 3 ingetrokken bepalingen blijven van toepassing op ingevoerde producten die vergezeld gaan van een verbintenisfactuur die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is afgegeven en waarvoor de aangifte voor het vrije verkeer meer dan dertig dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie is aanvaard.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2024.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 1193/2008 van de Raad van 1 december 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van de voorlopige antidumpingrechten op de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 323 van 3.12.2008, blz. 1).

(3)  Besluit van de Commissie van 2 december 2008 tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (2008/899/EG) (PB L 323 van 3.12.2008, blz. 62).

(4)  Besluit van de Commissie van 7 september 2012 tot wijziging van Besluit 2008/899/EG tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (2012/501/EU) (PB L 244 van 8.9.2012, blz. 27).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 van de Commissie van 21 januari 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad in verband met het vervallen van de maatregelen, en van gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 15 van 22.1.2015, blz. 8).

(6)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/32 van de Commissie van 14 januari 2016 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 is ingesteld op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot citroenzuur verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (PB L 10 van 15.1.2016, blz. 3).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/704 van de Commissie van 11 mei 2016 tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor twee producenten-exporteurs en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 122 van 12.5.2016, blz. 19).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 van de Commissie van 14 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot uit Maleisië verzonden citroenzuur, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 129 van 15.4.2021, blz. 73).

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2180 van de Commissie van 16 oktober 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot uit Maleisië verzonden citroenzuur, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L, 2023/2180, 17.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2180/oj).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2180, overwegingen 149-156.

(12)  t21.001893 — Technische instructies overeenkomstig clausule 5.10 van de verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (UT44).

(13)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 van de Commissie van 21 januari 2015 tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 15 van 22.1.2015, blz. 75), overweging 9.

(14)  Clausule 7.1 van het verbintenisaanbod.

(15)  Clausule 6.1 van het verbintenisaanbod.

(16)  Clausule 2.3 juncto clausule 6.1 van het verbintenisaanbod.

(17)  Clausule 7.1 van het verbintenisaanbod.

(18)  Clausule 8.3 van het verbintenisaanbod.

(19)  Clausule 2.3 van het verbintenisaanbod.

(20)  Clausule 5 van het verbintenisaanbod.

(21)  Clausule 5.10 van het verbintenisaanbod.

(22)  Schriftelijke opmerkingen van de CCCMC van 10 november 2023, punten 13, 14 en 15.

(23)  Besluit van de Commissie van 23 maart 2010 tot wijziging van Besluit 2006/109/EG door aanvaarding van drie aanbiedingen om zich aan te sluiten bij de gezamenlijke prijsverbintenis die is aanvaard in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van gietstukken van oorsprong uit de Volksrepubliek China (2010/177/EU) (PB L 77 van 24.3.2010, blz. 55).

(24)  Overweging 6 van Besluit 2008/899/EG.

(25)  Besluit van de Commissie van 19 januari 2006 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van gietstukken uit de Volksrepubliek China (2006/109/EG) (PB L 47 van 17.2.2006, blz. 59).

(26)  Clausule 6.1 van het verbintenisaanbod.

(27)  Clausule 8.5 van het verbintenisaanbod.


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/738/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top