EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2012:132:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 132, 23 mei 2012


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.132.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 132

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
23 mei 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 426/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ([Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής (Prasines Elies Chalkidikis) (BOB))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 tot uitbreiding van de bijzondere waarborgen betreffende salmonella, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad, tot voor Denemarken bestemde eieren ( 1 )

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 607/2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 429/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 met het oog op het verstrekken van een gemeenschappelijk formaat voor de kennisgeving van fouten door fabrikanten van personenauto’s ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 430/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 tot opening van de inschrijvingsprocedure voor de vaststelling van steun voor de particuliere opslag van olijfolie

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 431/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

16

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/270/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 mei 2012 betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 3137)

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 426/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ([Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής (Prasines Elies Chalkidikis) (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 5, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de op 27 maart 2006 ontvangen aanvraag van Griekenland om de benaming „Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής” (Prasines Elies Chalkidikis) als beschermde oorsprongsbenaming te registreren, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

België en een particuliere onderneming uit Canada hebben overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bezwaar tegen die registratie aangetekend. Deze bezwaren zijn ontvankelijk verklaard op basis van artikel 7, lid 3, eerste alinea, onder a), b), c) en d), van die verordening. Bij brief van 17 februari 2011 heeft de Commissie de betrokken partijen verzocht onderling overleg te plegen.

(3)

Griekenland en de bezwaarmakers zijn tot een akkoord gekomen. Overeenkomstig dat akkoord werden het productdossier en de samenvatting licht gewijzigd, in die zin dat aan de lijst van de toegestane bewaarmiddelen melkzuur en citroenzuur zijn toegevoegd en dat het natriumchloridegehalte van de pekeloplossing in de gistingsfase tot 8,5 % is beperkt. Griekenland en de bezwaarmakers zijn ook overeengekomen dat de registratie van de benaming „Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής” (Prasines Elies Chalkidikis) niet mag verhinderen dat producten die de term „variëteit van Chalkidiki” op hun etiket dragen, op de markt worden gebracht voor zover die producten die variëteit bevatten of daarvan zijn afgeleid, de consument niet wordt misleid, de naam van de variëteit in het kader van eerlijke concurrentie wordt gebruikt, en niet ten onrechte wordt geprofiteerd van de faam van de beschermde oorsprongsbenaming. Volgens het akkoord wordt dit gegarandeerd als de term „variëteit van Chalkidiki” op het etiket in kleinere letters wordt aangebracht dan de productbenaming, op een redelijke afstand van de verkoopsbenaming van het product en voor zover die term vergezeld gaat van een aanduiding van de plaats van oorsprong als die plaats niet Chalkidiki is.

(4)

In het licht van het voorgaande komt de benaming „Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής” (Prasines Elies Chalkidikis) in aanmerking voor inschrijving in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen. De samenvatting moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt en bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

De bijgewerkte samenvatting is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 190 van 14.7.2010, blz. 37.


BIJLAGE I

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

GRIEKENLAND

Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής (Prasines Elies Chalkidikis) (BOB)


BIJLAGE II

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

ΠΡAΣΙΝΕΣ ΕΛΙEΣ ΧΑΛΚΙΔΙΚHΣ (PRASINES ELIES CHALKIDIKIS)

EG-nummer: EL-PDO-0005-0539-27.03.2006

BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat

Naam:

Υπουργείο Αγροτικής Ανάπτυξης και Τροφίμων, Δ/νση Βιολογικής Γεωργίας, Τμήμα ΠΟΠ — ΠΓΕ — Ιδιότυπων και Παραδοσιακών Προϊόντων (Ministerie van Plattelandsontwikkeling en Voedselvoorziening, directie Biologische landbouw, afdeling BOB’s, BGA’s en GTS’s)

Adres:

Αχαρνών 29, Τ.Κ. 104 39, Αθήνα (Acharnon 29, 104 39 Athene)

Tel.

+ 30 2102125152

Fax

E-mail:

ax29u030@minagric.gr

2.   Groepering

Naam:

Κοινοπραξία Ενώσεων Αγροτικών Συνεταιρισμών Πολυγύρου και Χαλκιδικής (Groepering van unies van landbouwcoöperaties uit Polygyros en Chalkidiki), met als handelsnaam: „Βιοκαλλιεργητική Χαλκιδικής” (Viokalliergitiki Chalkidikis — Biologische landbouw van Chalcidiki)

Adres:

Κωνσταντινουπόλεως 13, ΤΚ 63100, Πολύγυρος (Konstantinoupoleos 13, 63100 Polygyros)

Tel.

+ 30 2371023076

Fax

E-mail:

eas-pol@otenet.gr

Samenstelling:

Producenten/verwerkers: (X) andere: ( )

3.   Productcategorie

Categorie 1.6.

Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

4.   Productdossier

(Samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam

„Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής”

(Prasines Elies Chalkidikis)

4.2.   Beschrijving

De „Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής” (Prasines Elies Chalkidikis) zijn groene olijven die uitsluitend afkomstig zijn van de variëteiten „Chondrolia Chalkidikis” en „Chalkidiki” van de soort Olea Europaea. De olijven van deze variëteiten uit Chalkidiki vallen op door hun grootte en de grote hoeveelheid vruchtvlees ten opzichte van de pit, de heldergroene tot groengele kleur, het delicate, fruitige aroma, de enigszins bittere en kruidige smaak en de afwezigheid van een vettig mondgevoel, dit alles door eeuwenlange aanpassing van de olijfbomen aan de bijzondere bodemgesteldheid en het bijzondere klimaat in de betrokken regio, maar ook door de teelttechnieken die de olijventelers toepassen.

De „Prasines Elies Chalkidikis” worden in de volgende vier vormen aangeboden:

1.

hele olijven;

2.

ontpitte olijven;

3.

ontpitte, gevulde olijven. Voor de vulling kunnen amandelen, chilipeper, wortelen, augurken en knoflook worden gebruikt. De olijven worden handmatig gevuld. De voor de vulling gebruikte producten mogen niet meer dan 15 % van het gewicht van de olijven uitmaken;

4.

geplette olijven.

Alle soorten olijven kunnen met oregano, tijm, laurierbladeren, selderij, knoflook, kappers en chilipeper worden gearomatiseerd. De gebruikte aromatische ingrediënten mogen niet meer dan 2,5 % van het gewicht van de olijven uitmaken.

De ingrediënten die worden gebruikt voor het vullen en op smaak brengen van de olijven zijn producten van oorsprong uit het departement Chalkidiki.

Wanneer het product voor consumptie wordt aangeboden, moet het de volgende kenmerken hebben:

Soorten olijven

Kenmerken

Hele olijven

Ontpitte olijven

Ontpitte, gevulde olijven

Geplette olijven

Fysische kenmerken van de vruchten

Cilindrisch/kegelvormige vruchten die eindigen in een opvallende ronde top, met een stevige en glanzende vruchthuid die heldergroen tot groengeel van kleur is.

Stevig en sappig vruchtvlees

Licht geplet vruchtvlees, sappig, met intacte pit.

Organoleptische kenmerken van de vruchten

Delicaat, fruitig aroma, geen vettige smaak.

Enigszins bittere en kruidige smaak. Als de olijven worden gearomatiseerd, kunnen de smaken van de kruiderijen duidelijk worden onderscheiden.

Enigszins bittere en kruidige smaak, aangevuld met de smaak van de ingrediënten van de vulling.

Enigszins bittere en kruidige smaak. Als de olijven worden gearomatiseerd, kunnen de smaken van de kruiderijen duidelijk worden onderscheiden.

Kwaliteitskenmerken van de vruchten

Alle olijven behoren tot de kwaliteitscategorieën „Extra” en „Fijn”, en de minimumgrootte bedraagt 181/200 vruchten per kilogram. In beide categorieën bedraagt het aantal vruchten dat gebreken vertoont, minder dan 7 % van het nettogewicht van de olijven.

Kenmerken van de pekel

De pekel bevat ten hoogste 8,5 % natriumchloride, heeft een pH van 3,8 tot 4 en een minimumzuurgraad van 0,8 %.

Nettogewicht van de in pekel geconserveerde vruchten

Ten minste 65 gewichtspercenten van het eindproduct

Ten minste 55 gewichtspercenten van het eindproduct

Ten minste 65 gewichtspercenten van het eindproduct

Voor de andere kwaliteitsparameters en voor de bij de behandeling of verpakking gebruikte hulpstoffen gelden de bepalingen van de voedingsregelgeving en de normen van de Internationale Handelsorganisatie en van de Codex-Alimentariuscommissie.

4.3.   Geografisch gebied

Het geografische gebied van oorsprong van de „Prasines Elies Chalkidikis” is het departement Chalkidiki, dat in het noordwesten wordt begrensd door het departement Thessaloniki en aan alle andere kanten door de Egeïsche Zee wordt omspoeld. Geografisch gezien omvat het het schiereiland Chalkidiki, met de kenmerkende vorm van de drie schiereilanden (de „vingers” van Chalkidiki); de berg Athos, het meest oostelijke van die drie schiereilanden, maakt geen deel uit van het departement Chalkidiki, omdat dat gebied binnen Griekenland een autonome status heeft.

Van het departement bestaat 47 %, ofwel 137 160 ha, uit bos en beboste gebieden, terwijl 32,7 %, ofwel 95 500 ha, uit landbouwgrond bestaat. De bevloeide oppervlakte bedraagt 20 000 ha en beslaat 21 % van de totale oppervlakte cultuurgrond. De oppervlakte olijfgaarden in Chalkidiki bedraagt 23 000 ha.

4.4.   Bewijs van de oorsprong

De „Prasines Elies Chalkidikis” worden verbouwd, behandeld en verpakt binnen het departement Chalkidiki. De producenten en de olijfgaarden worden geregistreerd in het olijventeeltkadaster van het departement en via het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS); beide registers worden jaarlijks bijgewerkt. De hoeveelheid en de oorsprong van de grondstof moeten altijd worden gestaafd via de vereiste boekingen bij levering aan de behandelingsbedrijven, waar tevens registers van producenten-leveranciers worden bijgehouden. Ieder behandelingsbedrijf is met zijn firmanaam en de adresgegevens van het hoofdkantoor en onder een unieke code bij de Kamer van Koophandel van Chalkidiki ingeschreven, alsmede in het desbetreffende register van het betaal- en controleorgaan voor de EU-oriëntatie- en garantiesteun (O.P.E.K.E.P.E.).

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product

1.   Olijventeelt en -oogst

In Chalkidiki hebben bijna alle olijfgaarden een plantdichtheid die het midden houdt tussen die van de traditionele en de moderne olijfgaard, waarbij de afstand tussen de bomen 6 × 6,5, 6,5 × 6,5 of 6 × 7 m. bedraagt. De meeste producenten passen via hun organisaties een gedocumenteerd systeem van geïntegreerd gewasbeheer (Integrated Crop Management) toe. Om de schommelingen in de opbrengst als gevolg van de tweejaarlijkse vruchtdracht tegen te gaan, maar ook om grote olijven van superieure kwaliteit te krijgen, wordt in de winter en in de zomer systematisch door de telers gesnoeid, en worden daarbij systematisch de loten van de olijfbomen verwijderd.

De jaarlijkse opbrengst schommelt gemiddeld rond 9 000 kg per hectare.

De oogst vindt ieder jaar plaats van 15 september tot en met 10-15 oktober, wanneer de olijven het juiste rijpingsstadium en de gewenste kleur hebben bereikt, hetgeen door de telers en hun organisaties tijdens controles wordt geconstateerd. De producenten plukken de olijven handmatig met behulp van ladders, en verzamelen ze in plastic kratten voor het vervoer naar het verwerkingsbedrijf. De olijven mogen geen bladeren, stukjes hout en andere vreemde stoffen bevatten, en moeten uniform groen tot groengeel zijn. Ook moeten zij vrij zijn van kneuzingen, schrammen, vraat door insecten of vogels, ziekten, enz. Bij het in ontvangst nemen van de olijven in de behandelingsbedrijven wordt een ontvangstbewijs afgegeven waarop de kwaliteit en de hoeveelheid bij levering wordt aangegeven.

2.   Behandeling

Na het in ontvangst nemen van de olijven worden zij in kuipen geplaatst om te worden ontbitterd. Daartoe wordt een oplossing van 1,5 à 2 % bijtende soda toegevoegd, afhankelijk van de temperatuur en het rijpingsstadium van de vruchten. Deze fase duurt twaalf uur. Vervolgens worden de olijven driemaal gespoeld om de oplossing van bijtende soda te verwijderen, waarna in de kuipen water bij de olijven wordt gegoten. Daar blijven zij vervolgens acht uur in liggen, waarna het water nog twee- tot driemaal wordt ververst, telkens met acht uur ertussen. Voor het ontbitteren kan ook een natuurlijke methode worden toegepast, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van water, dat even vaak wordt ververst als bij de vorige methode. Bij beide methoden wordt ervoor gezorgd dat de olijven een licht bittere smaak behouden.

Aan het einde van dit proces worden de olijven overgebracht naar fermentatiekuipen, waar een pekeloplossing met een zoutgehalte van maximaal 8,5 % wordt toegevoegd. Het zoutgehalte en de pH van de pekel worden regelmatig gecontroleerd en zo nodig wordt zout toegevoegd. De olijven worden zo bewaard totdat de pekel op het gewenste zoutgehalte is gestabiliseerd. Het fermentatieproces is dan al in het eerdere stadium begonnen. De duur daarvan hangt af van de rijpingsgraad van de vruchten en van de omgevingstemperatuur, en varieert van twee tot vier maanden.

Het ontpitten gebeurt machinaal. Dit ontpitten wordt gedaan door een dwarse inkeping die op de punt van de olijf wordt gemaakt, waarna een kruisvormige inkeping aan de kant van het vruchtsteeltje wordt gemaakt. De pit wordt eruit gehaald door middel van water en mechanische druk. Voor het „pletten” van de olijven worden lichte mechanische persen gebruikt, die het vruchtvlees niet verpulveren en de pitten niet breken.

De olijven die bestemd zijn om te worden gevuld, worden op werkbladen gelegd, waar ervaren arbeidsters ze handmatig vullen. Het vullen van olijven is een traditionele praktijk in Chalkidiki, en de gebruikte ingrediënten zijn amandelen of kleine stukjes chilipeper, wortel, augurk of knoflook.

De olijven kunnen op smaak worden gebracht met aromatische planten uit de regio (oregano, tijm, kappers, laurierbladeren, knoflook, selderij en chilipeper).

3.   Kwaliteitsselectie en groottesortering - verpakking

Na de fermentatie en het ontpitten worden de olijven uit de kuipen gehaald en naar werkbladen overgebracht, waar ervaren arbeiders de vruchten visueel inspecteren en handmatig de rotte, gekneusde en anderszins aangetaste olijven verwijderen. De olijven worden vervolgens per lopende band naar groottesorteermachines vervoerd, waar de olijven op afmeting worden gesorteerd en waar de onmiddellijke verpakkingen ermee worden afgevuld.

De olijven worden meestal verpakt in verpakkingen van voor de consument en het product onschuldig inert plastic, alsmede in blik en glazen potten, ongeacht het gewicht van de inhoud. De verpakkingen worden gevuld met pekel, waaraan met het oog op bewaring van het product L-ascorbinezuur, citroenzuur of melkzuur mag worden toegevoegd overeenkomstig de in de Unie en in Griekenland geldende regelgeving.

Het verpakken van de olijven mag ook plaatsvinden in bedrijven die buiten het departement Chalkidiki zijn gevestigd, waar het product na behandeling wordt afgeleverd, op voorwaarde dat het product traceerbaar is aan de hand van vervoersdocumenten, de bijbehorende boekhoudkundige stukken en de in punt 4.8 genoemde etiketteringsregels.

4.6.   Verband

1.   Fysische gesteldheid

Vanuit agronomisch perspectief zijn de bodems van het departement Chalkidiki perfect geschikt voor de olijfteelt, aangezien de olijfbomen op alle daar aanwezige bodems tot ontwikkeling komen en vrucht dragen, van de arme steenachtige kalkbodems in de bergen tot de alluviale, vruchtbare bodems van kalkachtige oorsprong in de vlakten.

Eén kenmerk in Chalkidiki is bijzonder gunstig voor olijfbomen: hoewel Chalkidiki in Noord-Griekenland ligt, zorgt de lange kustlijn van de Egeïsche Zee (630 km kust) ervoor dat het gebied zich op dezelfde minimum- en maximumisothermen bevindt als de zuidelijker gelegen olijfolieproductiegebieden, zoals Messinia, Etolia-Akarnania en Attika. Bovendien profiteert het gebied van veel neerslag, met gemiddelden die variëren van 450 mm per jaar in de vlakten tot 850 mm in de bergen.

Het klimaat in Chalkidiki bevordert eveneens de olijventeelt omdat dat gebied, naar gelang van de hoogte, gekenmerkt wordt door zachte tot koude winters en zachte tot warme en droge zomers met veel zonneschijn en lange tussenseizoenen. 's Zomers komen de gemiddelde temperaturen niet hoger uit dan 22 °C, terwijl de minima 's winters zelden – 10 °C halen, zelfs niet in de bergen. Dat zijn dus ideale omstandigheden voor een voorspoedige olijventeelt.

De „Prasines Elies Chalkidikis” worden behalve door hun grote afmetingen gekenmerkt door hun stevige en glimmende, heldergroene tot geelgroene vruchthuid, door hun volle, stevige en sappige vruchtvlees, door hun delicate, fruitige aroma en door hun licht bittere en kruidige smaak.

Het klimaat en de bodemgesteldheid in Chalkidiki, alsmede de teelt- en behandelingstechnieken van de olijven zijn om de volgende redenen van invloed op de bovengenoemde kwaliteitskenmerken van het product:

de lange periode van relatief lage temperaturen gedurende de oogstperiode, gekoppeld aan de teelttechnieken, met name het snoeien en het verwijderen van loten, draagt, samen met het potentieel van de variëteiten, bij tot een stabiele productie en tot het verkrijgen van zeer grote vruchten met een gunstige verhouding vruchtvlees/pit;

de voornamelijk kalkhoudende bodems zorgen ervoor dat de olijven rijk zijn aan vluchtige componenten, waaraan zij hun delicate, fruitige aroma te danken hebben;

dankzij de sterke zonneschijn, de zachte temperaturen in de zomer en de controle van de rijpingsstadia die de producenten en hun organisaties toepassen, hebben de olijven op het moment van de oogst een heldergroene kleur, sappig vruchtvlees en de juiste stevigheid om gemakkelijk te kunnen worden ontpit, zonder dat de vrucht wordt gekneusd of anderszins wordt aangetast;

dankzij de teelttechnieken, en met name de irrigatie en de controle van de rijpingsstadia, behouden de olijven een laag oliegehalte, hetgeen ertoe bijdraagt dat een vettige smaak ontbreekt en de aromatische kenmerken goed tot hun recht komen, zonder dat evenwel oxidatie plaatsvindt, waardoor de olijven beter kunnen worden bewaard;

de traditionele, handmatige oogstmethode zorgt ervoor dat de olijven in perfecte staat blijven, en dat de latere behandelingsstadia goed verlopen, terwijl de handmatige selectie en vulling van de olijven ervoor zorgen dat een perfect authentiek eindproduct ontstaat.

Verder hebben ook de behandelingsbedrijven hun technieken aangepast aan de betrokken variëteiten en de bijzondere kenmerken daarvan, door traditionele praktijken te combineren. Daardoor zijn de problemen opgelost die er met olijven kunnen optreden tijdens de fermentatie, kunnen de organoleptische eigenschappen intact worden geconserveerd en wordt een uniek product van contante kwaliteit verkregen dat in heel Griekenland bekend is om zijn licht bittere en kruidige smaak. Tal van behandelingsbedrijven hebben zich op de export gericht, hetgeen heeft bijgedragen aan de verspreiding van de „Prasines Elies Chalkidikis” in vele andere landen.

2.   Historische achtergrond

De oudste bronnen over het bestaan van olijfgaarden in Chalkidiki gaan terug tot 1415: zo wordt gewag gemaakt van de olijfgaard van Andronikos op de landerijen van het klooster van Agios Pavlos op Kassandra, alsmede van zeer oude, verspreid staande olijfbomen op de landerijen van het klooster van Vatopedi in Souflari bij Kalamaria (Nea Triglia) en in het nabijgelegen Daoutlou (Elaiochoria), alsmede van de olijfgaard van het klooster van Iviron, op het eiland Kafkania voor de kust bij Olympiada. Ook elders in Chalkidiki werden tamme olijfbomen geteeld, hetgeen in veel plaatsnamen tot uitdrukking komt. De olijven van deze bomen werden voornamelijk geteeld voor de productie van tafelolijven.

Rond het midden van de 19e eeuw begonnen de inwoners van Chalkidiki zich meer systematisch toe te leggen op de olijventeelt, op het enten op wilde olijfbomen en, op kleinere schaal, op het uitplanten van tamme olijfbomen. Deze verandering lijkt voornamelijk te zijn ingegeven door een gunstige fiscale regeling, de „regeling inzake de vergunningverlening voor nieuwe olijfgaarden” die in 1863 werd afgekondigd. In 1887 had Christakis Zografos reeds de grote boomgaard van Portaria ingericht, met een oppervlakte van 500 ha en met meer dan 32 000 olijfbomen. Tegelijkertijd zet Chatzi-Osman te Gerakini bij Polygyros een grote, door stoom aangedreven molen op, waarmee het begin van de modernisering van de desbetreffende installaties in Chalkidiki wordt ingeluid.

De band van Chalkidiki met de olijfboom als productieboom en met de vrucht daarvan, de olijf, is, zoals uit de historische documenten daarover blijkt, geworteld in de eeuwenlange olijfteelt en de productie van olijfproducten in de regio, maar ook in een grote hoeveelheid populaire tradities die nog steeds springlevend zijn. De olijventeelt was in Chalkidiki in ieder geval de laatste twee eeuwen een belangrijk deel van het economische leven, de sociale activiteiten en de culturele tradities van de inwoners.

4.7.   Controlestructuur

Naam:

Οργανισμός Πιστοποίησης και Επίβλεψης Γεωργικών Προϊόντων (Ο.Π.Ε.ΓΕ.Π.) (Certificerings- en controleorgaan voor landbouwproducten — AGROCERT)

Adres:

Πατησίων & Άνδρου 1 (Patission & Androu 1), 11257 Αθήνα (11257 Athene)

Tel.

+ 30 2108231277

Fax

+ 30 2108231438

E-mail:

info@agrocert.gr

Naam:

Νομαρχιακή Αυτοδιοίκηση Χαλκιδικής (Prefectuur van Chalkidiki), Διεύθυνση Αγροτικής Ανάπτυξης (Directie Plattelandsontwikkeling)

Adres:

63100 Πολύγυρος (63100 Polygyros).

Tel.

+ 30 2371039314

Fax

+ 30 2371339207

E-mail:

agio6@halkidiki.gov.gr

4.8.   Etikettering

Naast de beschermde oorsprongsbenaming „Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής” (Prasines Elies Chalkidikis) en het desbetreffende merkteken moeten op het etiket ook de volgende aanduidingen worden aangebracht, aan de hand waarvan de oorsprong kan worden geverifieerd en het product kan worden beschermd:

de cijfercode waarmee het productiejaar, het behandelingsbedrijf, de partij en het verpakkingsbedrijf, als dat een ander bedrijf is, worden aangegeven;

de minimale houdbaarheid van het product, wanneer het om de definitieve verpakking gaat;

het logo, dat bestaat uit de naam van het product in Griekse of Latijnse letters rond een ellipsvormige afbeelding van een landkaart van Chalkidiki, afkomstig van een lithografie uit 1829 van de British Society for the Diffusion of Useful Knowledge (de Britse maatschappij voor de verspreiding van nuttige kennis), met op de voorgrond een olijftak met groene olijven.

Image

Wanneer de „Prasines Elies Chalkidikis” worden gebruikt voor de productie van pasta, mag de vermelding „Πάστα από „Πράσινες Ελιές Χαλκιδικής ΠΟΠ” ” („Pasta van Prasines Elies Chalkidikis BOB”) worden gebruikt, op voorwaarde dat voor de bereiding van de pasta uitsluitend „Prasines Elies Chalkidikis” worden gebruikt, waaraan alleen tot maximaal 7 % extra olijfolie van eerste persing mag worden toegevoegd.


23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 427/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2012

tot uitbreiding van de bijzondere waarborgen betreffende salmonella, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad, tot voor Denemarken bestemde eieren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, lid 3, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven vast. Artikel 8 van die verordening voorziet in bijzondere waarborgen voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, bestemd voor de Finse en de Zweedse markt. Bijgevolg moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voornemens zijn in die lidstaten eieren in de handel te brengen, voldoen aan bepaalde voorschriften ten aanzien van salmonella. De verordening bepaalt ook dat zendingen van dergelijke eieren vergezeld moeten gaan van een certificaat waarin staat dat een microbiologische test overeenkomstig de wetgeving van de Unie met negatieve resultaten is uitgevoerd.

(2)

Verordening (EG) nr. 1688/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bijzondere garanties ten aanzien van salmonella voor de verzending naar Finland en Zweden van bepaalde soorten vlees en eieren (2) verleent dergelijke bijzondere waarborgen.

(3)

Bovendien stelt Verordening (EG) nr. 1688/2005 voorschriften vast betreffende de bemonstering van de koppels van herkomst van de eieren en microbiologische methoden voor het onderzoek van die monsters. Zij stelt ook een modelgezondheidscertificaat vast dat de zendingen van eieren moet vergezellen.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 kunnen de bijzondere waarborgen voor bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong volledig of gedeeltelijk worden uitgebreid tot elke lidstaat of elk gebied van een lidstaat met een controleprogramma dat is erkend als gelijkwaardig aan het voor Finland en Zweden goedgekeurde programma wat die levensmiddelen van dierlijke oorsprong betreft.

(5)

Op 5 oktober 2007 heeft de Deense dienst voor diergezondheid en levensmiddelen bij de Commissie een aanvraag ingediend om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 voor Denemarken bijzondere waarborgen te laten gelden met betrekking tot salmonella in eieren op het gehele Deense grondgebied. De aanvraag bevat een beschrijving van het Deense salmonellabestrijdingsprogramma voor eieren.

(6)

Tijdens zijn vergadering van 18 juni 2008 heeft het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn instemming betuigd met een werkdocument van de diensten van de Commissie, getiteld „Guidance document on the minimum requirements for Salmonella control programmes to be recognised equivalent to those approved for Sweden and Finland in respect of meat and eggs of Gallus gallus” (de „richtsnoeren”).

(7)

Het Deense salmonellabestrijdingsprogramma voor eieren wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan het voor Finland en Zweden goedgekeurde programma en is in lijn met de richtsnoeren. Bovendien hebben de Deense autoriteiten op 20 mei 2011 informatie verstrekt waaruit blijkt dat de prevalentie van salmonella bij koppels broedkippen en volwassen legkippen in Denemarken in 2008, 2009 en 2010 ook in lijn was met de richtsnoeren.

(8)

De bijzondere waarborgen moeten daarom worden uitgebreid tot zendingen eieren, bestemd voor Denemarken. Bovendien moeten de in Verordening (EG) nr. 1688/2005 vastgestelde voorschriften betreffende de bemonstering van de koppels van herkomst van de eieren, de microbiologische methoden voor het onderzoek van die monsters en het modelgezondheidscertificaat op deze zendingen van toepassing zijn.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Denemarken wordt gemachtigd om de bijzondere waarborgen betreffende salmonella, als vastgesteld in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004, toe te passen op zendingen eieren, als omschreven in punt 5.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004, bestemd voor Denemarken.

Artikel 2

1.   De bemonstering van de koppels van herkomst van de eieren, als bedoeld in artikel 1, wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1688/2005.

2.   De in lid 1 bedoelde monsters worden onderworpen aan een microbiologische test op salmonella overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1688/2005.

Artikel 3

Zendingen eieren, als bedoeld in artikel 1, gaan vergezeld van een certificaat overeenkomstig het model als vastgesteld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1688/2005.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(2)  PB L 271 van 15.10.2005, blz. 17.


23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 428/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2012

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 607/2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 121, eerste alinea, onder m), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Verenigde Staten hebben, volgens de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de handel in wijn (2), gevraagd de naam van dat land toe te voegen aan deel B van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie (3) in de kolom met de landen die op grond van artikel 62, lid 4, van die verordening de naam van een van de wijndruivenrassen die op de etiketten van de wijn mogen worden vermeld, mogen gebruiken. Nadat is nagegaan of aan de in artikel 62, lid 1, onder b), en in artikel 62, lid 4, van die verordening bepaalde voorwaarden is voldaan, dienen de Verenigde Staten van Amerika te worden toegevoegd aan de kolom in die bijlage die betrekking heeft op de naam van het in de aanvraag bedoelde wijndruivenras.

(2)

Verordening (EG) nr. 607/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouw-markten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel B van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 607/2009 wordt regel 58 vervangen door:

„58

Vermentino di Gallura (IT)

Vermentino di Sardegna (IT)

Vermentino

Italië, Australië, Verenigde Staten van Amerika

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 87 van 24.3.2006, blz. 2.

(3)  PB L 193 van 24.7.2009, blz. 60.


23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 429/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2012

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 met het oog op het verstrekken van een gemeenschappelijk formaat voor de kennisgeving van fouten door fabrikanten van personenauto’s

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 9, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien de kennisgeving van fouten in de CO2-emissiegegevens door een fabrikant krachtens artikel 8, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 443/2009 een belangrijke stap is in de verificatie van de gegevens die de grondslag vormen voor de berekening van de specifieke emissiedoelstellingen alsook van de gemiddelde specifieke emissies voor alle fabrikanten, dient in een duidelijke en transparante procedure voor die kennisgeving te worden voorzien.

(2)

Ook dient te worden bepaald dat er een gemeenschappelijk formaat voor de kennisgeving van fouten moet worden gebruikt teneinde ervoor te zorgen dat de door de fabrikanten aan de Commissie meegedeelde fouten tijdig kunnen worden geverifieerd en verwerkt.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie (2) worden de volgende leden 3 tot en met 5 toegevoegd:

„3.   Fabrikanten die fouten meedelen overeenkomstig artikel 8, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 443/2009 gebruiken de door de Commissie krachtens artikel 8, lid 4, meegedeelde voorlopige gegevensbestanden als grondslag voor hun kennis-geving.

De kennisgeving van fouten omvat alle gegevensbestanden die betrekking hebben op de voertuigregistraties waarvoor de kennisgevende fabrikant verantwoordelijk is.

De fout wordt voor elke versie aangegeven in een afzonderlijke rubriek in het gegevensbestand, getiteld „Opmerkingen van de fabrikant”, waarin een van de volgende codes wordt aangeduid:

a)

Code A, indien de gegevens door de fabrikant zijn gewijzigd;

b)

Code B, indien het voertuig onidentificeerbaar is;

c)

Code C, indien het voertuig buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 443/2009 valt of uit productie is.

Voor de toepassing van de derde alinea, onder b), is een voertuig onidentificeerbaar wanneer de fabrikant de code voor het type, de variant en de uitvoering, of, indien van toepassing, het in het voorlopige gegevensbestand aangegeven typegoedkeurings-nummer, niet kan identificeren of corrigeren.

4.   Wanneer een fabrikant geen fouten overeenkomstig lid 3 bij de Commissie heeft aangemeld, of wanneer de kennisgeving wordt ingediend na het verstrijken van de in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 vastgestelde termijn van drie maanden, worden de overeenkomstig artikel 8, lid 4, van die verordening meegedeelde waarden als definitief beschouwd.

5.   De in lid 3 bedoelde kennisgeving van fouten wordt ingediend op een onwisbare elektronische gegevensdrager waarop de vermelding „Kennisgeving van fouten — CO2 van auto’s” is aangebracht, en per post naar het volgende adres verzonden:

Europese Commissie

Secretariaat-generaal

1049 Brussel

BELGIË

Ter informatie wordt naar de volgende functionele mailboxen een elektronische kopie van de kennisgeving verzonden:

EC-CO2-LDV-IMPLEMENTATION@ec.europa.eu

en

CO2-monitoring@eea.europa”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15.


23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 430/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2012

tot opening van de inschrijvingsprocedure voor de vaststelling van steun voor de particuliere opslag van olijfolie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder a), d) en j), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de Commissie kan besluiten instanties die voldoende garanties bieden en door de lidstaten zijn erkend, te machtigen contracten voor de opslag van door hen verhandelde olijfolie te sluiten in het geval van een ernstige verstoring van de markt in bepaalde regio’s van de Europese Unie.

(2)

In Spanje en Griekenland, lidstaten die samen meer dan twee derden van de totale olijfolieproductie van de EU voor hun rekening nemen, ligt de gemiddelde olijfolie-prijs die gedurende de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouw-producten (2) bedoelde periode is genoteerd, beneden het in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde niveau. Daardoor wordt de markt in die lidstaten ernstig verstoord. Aangezien de olijfoliemarkt in de EU gekenmerkt wordt door een sterke onderlinge afhankelijkheid, bestaat het gevaar dat deze ernstige verstoring van de Spaanse en de Griekse markt zich uitbreidt naar alle olijfolie-producerende lidstaten.

(3)

In artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat steun voor de particuliere opslag van olijfolie kan worden verleend en dat die steun door de Commissie moet worden vastgesteld, hetzij vooraf, hetzij door middel van een inschrijvingsprocedure.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 826/2008 zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de regeling inzake particuliere-opslagsteun. Op grond van artikel 6 van die verordening moet een inschrijvingsprocedure worden geopend overeenkomstig de nadere voorschriften en voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 9 van die verordening.

(5)

De totale hoeveelheid waarvoor particuliere-opslagsteun kan worden verleend, moet worden vastgesteld op een niveau dat, overeenkomstig de marktanalyse, bijdraagt tot de stabilisatie van de markt.

(6)

Ter vergemakkelijking van de administratieve en controlewerkzaamheden die met de sluiting van contracten gepaard gaan, dient de minimumhoeveelheid product te worden vastgesteld waarop elke offerte betrekking moet hebben.

(7)

Bepaald dient te worden dat een zekerheid moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers aan hun contractuele verplichtingen voldoen en dat de maatregel het gewenste effect op de markt heeft.

(8)

De Commissie moet de mogelijkheid hebben om, in het licht van de markt-ontwikkelingen in het lopende verkoopseizoen en de vooruitzichten voor het volgende verkoopseizoen, de looptijd van bestaande contracten in te korten en het steunniveau dienovereenkomstig aan te passen. Deze mogelijkheid moet worden opgenomen in het contract, overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 826/2008.

(9)

Krachtens artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 826/2008 dient te worden bepaald binnen welk tijdsbestek de lidstaten alle geldige offertes aan de Commissie moeten meedelen.

(10)

Om ongecontroleerde prijsdalingen te voorkomen, snel te reageren op de buitengewone marksituatie en de maatregel efficiënt te kunnen beheren, moet ervoor worden gezorgd dat de onderhavige verordening in werking treedt op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(11)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

1.   Er wordt een inschrijvingsprocedure geopend voor de vaststelling van de in artikel 31, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun voor de particuliere opslag van olijfolie van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen en in bijlage XVI, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 omschreven categorieën.

2.   De steun voor de particuliere opslag wordt verleend voor een totale hoeveelheid van 100 000 ton.

Artikel 2

Geldende regels

Verordening (EG) nr. 826/2008 is van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

Indiening van offertes

1.   De deelperiode waarin offertes voor de eerste deelinschrijving mogen worden ingediend, begint op 31 mei 2012 en eindigt op 5 juni 2012 om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

De deelperiode waarin offertes voor de tweede deelinschrijving mogen worden ingediend, begint op de eerste werkdag na afloop van de vorige deelperiode en eindigt op 19 juni 2012 om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

2.   De offertes hebben betrekking op een opslagperiode van 180 dagen.

3.   Een offerte heeft betrekking op een hoeveelheid van ten minste 50 ton.

4.   Indien een marktdeelnemer aan een inschrijving deelneemt voor verscheidene categorieën olie of voor vaten die zich op verschillende adressen bevinden, moet hij voor elk van die gevallen een afzonderlijke offerte indienen.

5.   Offertes mogen enkel worden ingediend in Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Malta, Portugal en Slovenië.

Artikel 4

Zekerheden

De inschrijver stelt een zekerheid van 50 EUR per ton olijfolie waarop de offerte betrekking heeft.

Artikel 5

Inkorting van de contracttermijn

De Commissie kan op grond van de ontwikkeling en de te verwachten ontwikkeling van de markt voor olijfolie volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure besluiten de duur van lopende contracten in te korten en het steunbedrag dienovereenkomstig aan te passen. Deze mogelijkheid wordt opgenomen in het contract met de inschrijver aan wie is gegund.

Artikel 6

Melding van de offertes aan de Commissie

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 826/2008 worden alle geldige offertes afzonderlijk door de lidstaten aan de Commissie gemeld binnen 24 uur na afloop van elke deelperiode voor de indiening van offertes zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van de onderhavige verordening.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Michel BARNIER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Categorieën olijfolie zoals bedoeld in artikel 1, lid 1

Extra olijfolie van de eerste persing

Olijfolie van de eerste persing


23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 431/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

98,8

MA

53,8

TR

87,5

ZZ

80,0

0707 00 05

AL

41,0

JO

183,3

MK

59,4

TR

130,7

ZZ

103,6

0709 93 10

JO

183,3

TR

112,3

ZZ

147,8

0805 10 20

EG

50,0

IL

75,0

MA

52,2

ZZ

59,1

0805 50 10

TR

94,2

ZA

84,1

ZZ

89,2

0808 10 80

AR

123,8

BR

83,4

CA

135,2

CL

94,8

CN

82,4

EC

94,2

MK

29,3

NZ

147,6

US

188,4

UY

67,9

ZA

95,7

ZZ

103,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

23.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/18


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2012

betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 3137)

(2012/270/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit een door de Commissie op basis van een ziekterisicoanalyse van de Plantenbeschermings-organisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee uitgevoerde beoordeling blijkt dat Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) schadelijke effecten bij gevoelige planten veroorzaken. Zij tasten met name knollen van Solanum tuberosum L., inclusief pootknollen, aan (hierna „aardappelknollen” genoemd), die in de gehele Unie worden geproduceerd. Die organismen zijn noch in bijlage I noch in bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen.

(2)

Portugal heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat Epitrix cucumeris (Harris) en Epitrix similaris (Gentner) in die lidstaat voorkomen. Uit een door Spanje op 8 september 2010 ingediende kennisgeving blijkt dat in een regio van die lidstaat de eerste vondsten van Epitrix similaris (Gentner) zijn gedaan. Uit de beschikbare informatie blijkt ook dat Epitrix cucumeris (Harris) and Epitrix tuberis (Gentner) voorkomen in een derde land dat momenteel aardappelknollen naar de Unie uitvoert.

(3)

Er moeten maatregelen worden genomen betreffende het binnenbrengen in de Unie van aardappelknollen uit derde landen waarvan bekend is dat Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) of Epitrix tuberis (Gentner) er voorkomen. Er moeten ook maatregelen worden genomen betreffende het vervoer van aardappelknollen van oorsprong uit gebieden van de Unie waar de aanwezigheid van één of meer van die organismen is bevestigd.

(4)

Er moeten onderzoeken worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) op aardappelknollen en aardappelvelden in alle lidstaten en er moet kennisgeving worden gedaan van de resultaten daarvan. De lidstaten kunnen ook onderzoeken op andere planten uitvoeren.

(5)

De maatregelen houden in dat de lidstaten afgebakende gebieden instellen ingeval de aanwezigheid van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) of Epitrix tuberis (Gentner) wordt bevestigd om de betrokken organismen uit te roeien of ten minste te bestrijden en om de aanwezigheid daarvan intensief te monitoren.

(6)

De lidstaten moeten zo nodig hun wetgeving aanpassen om aan dit besluit te voldoen.

(7)

Dit besluit moet uiterlijk op 30 september 2014 in werking treden om de nodige tijd voor de evaluatie van de doeltreffendheid daarvan te bieden.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Verbodsbepalingen betreffende Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner)

Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner), hierna de „nader omschreven organismen” genoemd, mogen niet in de Unie worden binnengebracht of verspreid.

Artikel 2

Binnenbrengen van aardappelknollen in de Unie

1.   Knollen van Solanum tuberosum L., inclusief pootknollen, hierna „aardappelknollen” genoemd, van oorsprong (2) uit derde landen waarvan bekend is dat één of meer van de nader omschreven organismen er voorkomen, mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften, vastgesteld in punt 1 van sectie 1 van bijlage I.

2.   Bij binnenkomst in de Unie worden de aardappelknollen door de verantwoordelijke officiële instantie geïnspecteerd overeenkomstig punt 5 van sectie 1 van bijlage I.

Artikel 3

Vervoer van de aardappelknollen binnen de Unie

Aardappelknollen van oorsprong uit afgebakende gebieden in de Unie, als vastgesteld overeenkomstig artikel 5, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van punt 1 van sectie 2 van bijlage I.

Aardappelknollen die overeenkomstig artikel 2 in de Unie zijn binnengebracht uit derde landen waarvan bekend is dat de nader omschreven organismen er voorkomen, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd, als zij voldoen aan de voorwaarden van punt 3 van sectie 2 van bijlage I.

Artikel 4

Onderzoeken en kennisgevingen van de nader omschreven organismen

1.   De lidstaten voeren op hun grondgebied jaarlijkse officiële onderzoeken uit naar de aanwezigheid van de nader omschreven organismen op aardappelknollen en, indien van toepassing, op andere waardplanten, inclusief velden waar aardappelknollen groeien.

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 30 april van elk jaar in kennis van de resultaten van die onderzoeken.

2.   Van elke aanwezigheid of vermoedelijk voorkomen van een nader omschreven organisme wordt bij de verantwoordelijke officiële instanties onmiddellijk kennis-geving gedaan.

Artikel 5

Afgebakende gebieden en in dergelijke gebieden te nemen maatregelen

1.   Wanneer een lidstaat op basis van de resultaten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde onderzoeken of ander bewijsmateriaal de aanwezigheid van een nader omschreven organisme op een deel van zijn grondgebied bevestigt, stelt die lidstaat onverwijld een afgebakend gebied in, bestaande uit een besmette zone en een bufferzone, als vastgesteld in sectie 1 van bijlage II.

De lidstaat neemt maatregelen, als vastgesteld in sectie 2 van bijlage II.

2.   Wanneer een lidstaat maatregelen neemt overeenkomstig lid 1, doet hij onmiddellijk kennisgeving van de lijst van afgebakende gebieden, informatie over de grenzen daarvan, waaronder kaarten met hun ligging, en een beschrijving van de maatregelen die in die afgebakende gebieden gelden.

Artikel 6

Naleving van dit besluit

De lidstaten nemen alle maatregelen om aan dit besluit te voldoen en wijzigen zo nodig de maatregelen die zij hebben genomen om zich te beschermen tegen het binnenbrengen en de verspreiding van de nader omschreven organismen op zodanige wijze dat die maatregelen aan dit besluit voldoen. Zij stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van die maatregelen.

Artikel 7

Toepassing

Dit besluit is van toepassing tot en met 30 september 2014.

Artikel 8

Addressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2012.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Glossary of Phytosanitary Terms — Reference Standard ISPM No 5 and Phytosanitary certificates — Reference Standard ISPM No 12 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome.


BIJLAGE I

SECTIE 1

Specifieke voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie

1.

Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG moeten aardappelknollen van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat één of meer van de nader omschreven organismen er voorkomen, vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat, als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder ii), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG („het certificaat”), dat onder de rubriek „Aanvullende verklaring” de in de punten 2 en 3 vastgestelde informatie bevat.

2.

Het certificaat omvat hetzij de informatie onder a), hetzij de informatie onder b):

a)

de aardappelknollen zijn geteeld in een ziektevrij gebied, vastgesteld door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen;

b)

de aardappelknollen zijn gewassen of geschrobd zodat er niet meer dan 0,1 % grond aan vastzit, of zijn onderworpen aan een gelijkwaardige methode die specifiek is toegepast om hetzelfde resultaat te bereiken en de desbetreffende nader omschreven organismen te verwijderen en om ervoor te zorgen dat er geen risico van verspreiding van de nader omschreven organismen bestaat.

3.

Het certificaat:

a)

omvat de informatie dat de aardappelknollen bij een officieel onderzoek dat onmiddellijk vóór de uitvoer is uitgevoerd, vrij zijn bevonden van de desbetreffende nader omschreven organismen en van alle symptomen daarvan en niet meer dan 0,1 % grond bevatten;

b)

omvat de informatie dat het verpakkingsmateriaal waarin de aardappelknollen worden ingevoerd, schoon is.

4.

Wanneer de in punt 2, onder a), genoemde informatie wordt verstrekt, wordt de naam van het ziektevrije gebied vermeld onder de rubriek „Plaats van oorsprong”.

5.

In de Unie binnengebrachte aardappelknollen overeenkomstig de punten 1 tot en met 4 worden geïnspecteerd op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming, vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie (1) om te bevestigen dat zij voldoen aan de voorschriften van de punten 1 tot en met 4.

SECTIE 2

Vervoersvoorwaarden

1.

Aardappelknollen van oorsprong uit afgebakende gebieden in de Unie mogen alleen uit dergelijke gebieden naar niet-afgebakende gebieden in de Unie worden vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie (2) en als zij aan de voorwaarden van punt 2 voldoen.

2.

De aardappelknollen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de aardappelknollen zijn geteeld in een geregistreerde productieplaats overeenkomstig Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie (3) of door een geregistreerde producent overeenkomstig Richtlijn 93/50/EEG van de Commissie (4) of zijn vervoerd uit een overeenkomstig Richtlijn 93/50/EEG geregistreerde opslagplaats of verzendingscentrum;

b)

de aardappelknollen zijn gewassen of geschrobd zodat er niet meer dan 0,1 % grond aan vastzit, of zijn onderworpen aan een gelijkwaardige methode die specifiek is toegepast om hetzelfde resultaat te bereiken en de desbetreffende nader omschreven organismen te verwijderen en om ervoor te zorgen dat er geen risico van verspreiding van de nader omschreven organismen bestaat, en

c)

het verpakkingsmateriaal waarin de aardappelknollen worden vervoerd, is schoon.

3.

Aardappelknollen die overeenkomstig sectie 1 in de Unie zijn binnengebracht uit derde landen waarvan bekend is dat één of meer van de nader omschreven organismen er voorkomen, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij vergezeld gaan van het in punt 1 bedoelde plantenpaspoort.


(1)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16.

(2)  PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22.

(3)  PB L 344 van 26.11.1992, blz. 38.

(4)  PB L 205 van 17.8.1993, blz. 22.


BIJLAGE II

AFGEBAKENDE GEBIEDEN EN MAATREGELEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5

SECTIE 1

Instelling van afgebakende gebieden

1.

Afgebakende gebieden bestaan uit de volgende zones:

a)

een besmette zone die ten minste de velden omvat waar de aanwezigheid van een nader omschreven organisme is bevestigd, alsook de velden waar besmette aardappelknollen zijn geteeld, en

b)

een bufferzone met een breedte van ten minste 100 m buiten de rand van een besmette zone; wanneer een deel van een veld binnen die breedte ligt, maakt het gehele veld deel uit van de bufferzone.

2.

Ingeval verscheidende bufferzones elkaar overlappen of dicht bij elkaar liggen, wordt een afgebakend gebied ingesteld dat het gebied omvat dat door de desbetreffende afgebakende gebieden en de daartussen gelegen gebieden wordt bestreken.

3.

Bij de instelling van de besmette zone en de bufferzone moeten de lidstaten, op basis van deugdelijke wetenschappelijke beginselen, rekening houden met de volgende elementen: de biologie van de nader omschreven organismen, het besmettingsniveau, de plaatsen waar de waardplanten voorkomen, bewijsmateriaal over de aanwezigheid van de nader omschreven organismen en het vermogen van de nader omschreven organismen om zich op natuurlijke wijze te verspreiden.

4.

Indien de aanwezigheid van een nader omschreven organisme buiten de besmette zone wordt bevestigd, moeten de grenzen van de besmette zone en de bufferzone opnieuw worden bekeken en dienovereenkomstig worden gewijzigd.

5.

Wanneer het desbetreffende nader omschreven organisme bij de in artikel 4, lid 1, bedoelde onderzoeken gedurende een periode van twee jaar niet in een afgebakend gebied is ontdekt, moet de betrokken lidstaat bevestigen dat dat organisme niet langer in dat gebied voorkomt en dat het gebied niet langer afgebakend is. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.

SECTIE 2

Maatregelen in afgebakende gebieden, als bedoeld in artikel 5, lid 1, tweede alinea

De door de lidstaten in de afgebakende gebieden genomen maatregelen omvatten ten minste:

1.

maatregelen voor de uitroeiing of bestrijding van de nader omschreven organismen, waaronder behandelingen en ontsmettingen, alsook een verbod op het planten van waardplanten, indien nodig;

2.

intensieve monitoring op de aanwezigheid van de nader omschreven organismen door passende inspecties;

3.

toezicht op het vervoer van aardappelknollen uit de afgebakende gebieden.


Top