EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2008:179:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 179, 08 juli 2008


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 179

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
8 juli 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 643/2008 van de Commissie van 7 juli 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 644/2008 van de Commissie van 7 juli 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

3

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens

5

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

*

Wijzigingen van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen

12

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/555/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Kroatië en Zwitserland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3020)  ( 1 )

14

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

8.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/1


VERORDENING (EG) Nr. 643/2008 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 7 juli 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

39,1

MK

28,3

TR

101,7

ZZ

56,4

0707 00 05

TR

83,4

ZZ

83,4

0709 90 70

TR

94,4

ZZ

94,4

0805 50 10

AR

114,4

US

55,3

ZA

100,2

ZZ

90,0

0808 10 80

AR

114,6

BR

96,2

CL

105,1

CN

69,1

NZ

116,0

US

88,2

UY

80,8

ZA

92,0

ZZ

95,3

0808 20 50

AR

95,1

CL

100,7

CN

113,9

NZ

142,3

ZA

126,5

ZZ

115,7

0809 10 00

TR

196,4

US

284,0

XS

130,8

ZZ

203,7

0809 20 95

TR

359,1

US

179,9

ZZ

269,5

0809 30

TR

197,2

ZZ

197,2

0809 40 05

IL

153,3

ZZ

153,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


8.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/3


VERORDENING (EG) Nr. 644/2008 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2007/2008 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2008 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1568/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 62).

(3)  PB L 253 van 28.9.2007, blz. 5.

(4)  PB L 173 van 3.7.2008, blz. 14.


BIJLAGE

Met ingang van 8 juli 2008 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 95

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

23,17

4,71

1701 11 90 (1)

23,17

9,95

1701 12 10 (1)

23,17

4,52

1701 12 90 (1)

23,17

9,52

1701 91 00 (2)

25,16

12,79

1701 99 10 (2)

25,16

8,13

1701 99 90 (2)

25,16

8,13

1702 90 95 (3)

0,25

0,40


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


RICHTLIJNEN

8.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/5


RICHTLIJN 2008/51/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 mei 2008

tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/477/EEG (3) vormt een begeleidende maatregel van de interne markt. De richtlijn brengt een evenwicht tot stand tussen enerzijds de verplichting een zekere mate van vrij verkeer voor bepaalde vuurwapens binnen de Europese Gemeenschap te waarborgen, en anderzijds de noodzaak deze vrijheid in te perken door bepaalde aan dit type producten aangepaste beveiligingsmaatregelen.

(2)

Overeenkomstig Besluit 2001/748/EG van de Raad van 16 oktober 2001 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van het Protocol betreffende de bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie (4), gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, heeft de Commissie namens de Gemeenschap dat protocol (hierna „het protocol”) ondertekend op 16 januari 2002.

(3)

Wegens de toetreding van de Gemeenschap tot het protocol moeten wijzigingen worden aangebracht aan enkele bepalingen van Richtlijn 91/477/EEG. De voor die richtlijn relevante internationale verplichtingen dienen namelijk zo snel mogelijk, op coherente en doeltreffende wijze, te worden nagekomen. Voorts is het noodzakelijk deze herziening te benutten om bepaalde verbeteringen aan te brengen aan die richtlijn, in het bijzonder in verband met de kwesties die worden genoemd in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2000 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/477/EEG.

(4)

Uit informatie van de politie blijkt dat het gebruik van omgebouwde wapens in de Gemeenschap toeneemt. Daarom is het van wezenlijk belang ervoor te zorgen dat wapens die kunnen omgebouwd worden, onder de definitie van „vuurwapens” in de zin van Richtlijn 91/477/EEG worden gebracht.

(5)

Vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, indien geimporteerd uit derde landen, vallen onder communautaire wetgeving en bijgevolg onder de voorschriften van Richtlijn 91/477/EEG.

(6)

Met het oog daarop dient verduidelijkt te worden wat in de zin van Richtlijn 91/477/EEG verstaan wordt onder de begrippen illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan, munitie en tracering.

(7)

Bovendien bepaalt het protocol dat vuurwapens gemarkeerd dienen te worden bij de vervaardiging, en ook wanneer uit staatsvoorraden afkomstige wapens met het oog op permanent civiel gebruik op de civiele markt worden gebracht, terwijl Richtlijn 91/477/EEG alleen een indirecte verwijzing naar verplichte markering bevat. Teneinde de tracering van wapens te vergemakkelijken, is het noodzakelijk alfanumerieke codes te gebruiken en in de markering het jaar van vervaardiging van het wapen op te nemen (indien dit niet reeds onderdeel uitmaakt van het serienummer). In de gehele Gemeenschap dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens als referentie voor het markeringssysteem.

(8)

In het protocol is bepaald dat de periode gedurende welke de registers met gegevens over wapens bewaard dienen te worden, dient te worden verlengd tot een minimum van tien jaar, maar met het oog op het gevaarlijke karakter en de lange levensduur van wapens is het noodzakelijk deze periode verder te verlengen tot ten minste twintig jaar, teneinde een goede tracering van vuurwapens mogelijk te maken. Voorts is het noodzakelijk dat de lidstaten een geautomatiseerd systeem van gegevensbestanden bijhouden, hetzij gecentraliseerd hetzij gedecentraliseerd, dat waarborgt dat de bevoegde instanties toegang hebben tot de gegevensbestandensystemen waarin de noodzakelijke informatie over elk vuurwapen is opgeslagen. Toegang door politie, justitie en andere bevoegde instanties tot de informatie in het geautomatiseerde gegevensbestandensysteem dient onderworpen te zijn aan de naleving van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

(9)

Bovendien moeten activiteiten van makelaars of tussenpersonen, waarnaar artikel 15 van het protocol verwijst, voor de toepassing van Richtlijn 91/477/EEG worden gedefinieerd.

(10)

Naleving van de artikelen 5 en 6 van het protocol verlangt in bepaalde ernstige gevallen de toepassing van strafrechtelijke sancties en inbeslagneming van de wapens.

(11)

Wat het onbruikbaar maken (neutralisatie) van vuurwapens betreft, verwijst punt III, onder a), van bijlage I van Richtlijn 91/477/EEG naar de nationale wettelijke regelingen. Het protocol noemt een aantal meer gedetailleerde algemene beginselen voor het neutraliseren van vuurwapens. Bijlage I van Richtlijn 91/477/EEG dient dus in die zin te worden aangepast.

(12)

Vanwege het bijzondere karakter van de activiteiten van wapenhandelaren is een strikte controle van de lidstaten op die activiteiten noodzakelijk, met name om de beroepsintegriteit en de bekwaamheid van deze wapenhandelaren te verifiëren.

(13)

De aankoop van vuurwapens door particulieren met behulp van technieken voor communicatie op afstand, bijvoorbeeld via internet, dient, waar toegestaan, onderhevig te zijn aan de bepalingen van Richtlijn 91/477/EEG en als een algemene regel dient de aankoop van vuurwapens door personen die op grond van een definitieve rechterlijke uitspraak zijn veroordeeld wegens bepaalde ernstige strafbare feiten, verboden te zijn.

(14)

De Europese vuurwapenpas functioneert over het geheel genomen bevredigend en moet worden beschouwd als het belangrijkste document dat jagers en sportschutters nodig hebben voor het voorhanden hebben van een vuurwapen tijdens een reis naar een andere lidstaat. De lidstaten zouden de afgifte van de Europese vuurwapenpas niet afhankelijk mogen stellen van de betaling van een vergoeding of heffing.

(15)

Teneinde de tracering van vuurwapens te vergemakkelijken en de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie doelmatig te kunnen bestrijden, moet de uitwisseling van informatie tussen lidstaten worden verbeterd.

(16)

De verwerking van gegevens is onderhevig aan de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5), dit zonder afbreuk te doen aan het beschermingsniveau voor natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens krachtens het communautaire en nationale recht en in het bijzonder zonder de verplichtingen en rechten zoals vastgelegd in Richtlijn 95/46/EG te wijzigen.

(17)

De voor de uitvoering van Richtlijn 91/477/EEG vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).

(18)

Verscheidene lidstaten hebben de wijze waarop zij vuurwapens onderverdelen vereenvoudigd door over te schakelen van vier categorieën naar de volgende twee: verboden vuurwapens en vuurwapens waarvoor een vergunning vereist is. Alle lidstaten zouden deze vereenvoudigde indeling moeten overnemen, hoewel lidstaten die een andere categorie-indeling hanteren hun bestaande indelingssysteem, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, kunnen handhaven.

(19)

Het verlenen van een vergunning voor het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens dient, zoveel mogelijk, volgens één administratieve procedure te verlopen.

(20)

Krachtens artikel 2, lid 2, van Richtlijn 91/477/EEG is die richtlijn niet van toepassing op onder meer de verwerving en het voorhanden hebben, overeenkomstig de nationale wetgeving, van wapens en munitie door verzamelaars en instellingen met een cultureel of historisch oogmerk op wapengebied, die als zodanig erkend zijn in de lidstaat waarin zij gevestigd zijn.

(21)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord — „Beter wetgeven” (7) dienen de lidstaten ertoe aangespoord te worden voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(22)

Richtlijn 91/477/EEG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Amendementen op Richtlijn 91/477/EEG

Richtlijn 91/477/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „vuurwapen” verstaan een draagbaar, van een loop voorzien wapen waarmee door explosieve voortstuwing een lading, een kogel of een projectiel wordt uitgestoten, en dat daartoe is ontworpen of daartoe kan worden omgebouwd, tenzij het is uitgesloten om een van de in punt III van bijlage I genoemde redenen. Vuurwapens worden onderverdeeld in punt II van bijlage I.

In de zin van deze richtlijn wordt een object geacht te kunnen worden omgebouwd zodat door middel van explosieve voortstuwing een lading, kogel of projectief uitgestoten kan worden wanneer:

het qua vormgeving gelijk is aan een vuurwapen, en

ingevolge zijn constructie of het materiaal waarvan het is gemaakt aldus kan worden omgebouwd.”;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„1 bis.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „onderdeel” verstaan elk element of vervangingselement dat specifiek voor een vuurwapen is gemaakt en van essentieel belang is voor de werking ervan, met inbegrip van een loop, een frame- of kastgroep, slede of cilinder, grendel of afsluiterblok, en enig hulpstuk dat is ontworpen of aangepast om het geluid van het vuren van een vuurwapen te verminderen.

1 ter.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „essentieel onderdeel” verstaan het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop van vuurwapens die, als afzonderlijke voorwerpen, vallen onder de categorie waarin het vuurwapen waarvan zij deel uitmaken of waarvoor zij bestemd zijn, is ingedeeld.

1 quater.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „munitie” verstaan het gehele stuk of zijn componenten, met inbegrip van patroonhouder, slaghoedje, voortstuwingskruit, kogels en projectielen, die worden gebruikt in een vuurwapen voor zover deze componenten zelf onderworpen zijn aan vergunningen in de desbetreffende lidstaat.

1 quinquies.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „tracering” verstaan het op systematische wijze opsporen van vuurwapens en, waar mogelijk, onderdelen daarvan en munitie van fabrikant tot koper, teneinde de bevoegde instanties van lidstaten in staat te stellen illegale vervaardiging van en illegale handel in vuurwapens vast te stellen, te onderzoeken en te analyseren.

1 sexies.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „wapenmakelaar” verstaan iedere natuurlijke of rechtspersoon, anders dan een wapenhandelaar, wiens handel of bedrijf geheel of gedeeltelijk bestaat in het kopen, verkopen of organiseren van de overbrenging van wapens.”;

c)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „wapenhandelaar” verstaan iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens handel of bedrijf geheel of gedeeltelijk bestaat uit het vervaardigen, verhandelen, uitwisselen, verhuren, repareren of ombouwen van vuurwapens, onderdelen en munitie.”;

d)

de volgende leden worden ingevoegd:

„2 bis.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „illegale vervaardiging” verstaan de vervaardiging en assemblage van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie:

i)

op basis van ongeacht welke essentieel onderdeel van dergelijke illegaal verhandelde vuurwapens;

ii)

zonder een in overeenstemming met artikel 4 afgegeven vergunning van een bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de vervaardiging of assemblage plaatsvindt, of

iii)

zonder de geassembleerde vuurwapens bij de vervaardiging te markeren overeenkomstig artikel 4, lid 1.

2 ter.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „illegale handel” verstaan verwerving, verkoop, aflevering, vervoer of de overbrenging van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie vanaf of over het grondgebied van een lidstaat naar het grondgebied van een andere lidstaat, indien een van de betrokken lidstaten daartoe geen erkenning heeft verleend overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, of indien de geassembleerde vuurwapens niet zijn gemarkeerd overeenkomstig artikel 4, lid 1.”;

e)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De Europese vuurwapenpas is een document dat door de autoriteiten van een lidstaat op verzoek wordt afgegeven aan personen die rechtmatige houder en gebruiker van een vuurwapen worden. De vuurwapenpas is ten hoogste vijf jaar geldig. Deze geldigheidsduur kan worden verlengd. In de vuurwapenpas worden de in bijlage II voorgeschreven vermeldingen opgenomen. De vuurwapenpas is een niet-overdraagbaar document waarin het vuurwapen of de vuurwapens die de houder van de pas voorhanden heeft en gebruikt, is of zijn vermeld. De pas dient steeds in het bezit te zijn van de gebruiker van het vuurwapen. Wijzigingen in het voorhanden hebben of de kenmerken van de vuurwapens alsmede verlies of diefstal van het vuurwapen worden in de pas vermeld.”.

2.

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een op de markt gebracht vuurwapen of onderdeel daarvan wordt gemarkeerd en geregistreerd in overeenstemming met deze richtlijn, dan wel onbruikbaar wordt gemaakt.

2.   Ten behoeve van de identificatie en tracering van elk geassembleerd vuurwapen stellen de lidstaten bij de vervaardiging van elk vuurwapen de volgende eisen:

a)

dat er een unieke markering met de naam van de fabrikant, het land of de plaats van vervaardiging, het serienummer en het jaar van vervaardiging (indien dit niet reeds onderdeel uitmaakt van het serienummer) wordt aangebracht. Zulks onverminderd de aanbrenging van het merknaam van de fabrikant. Hiertoe kunnen de lidstaten ervoor kiezen de bepalingen van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens toe te passen, dan wel

b)

dat enige andere unieke en gebruikersvriendelijke markering wordt gehandhaafd met een nummer of alfanumerieke code aan de hand waarvan alle staten het land van vervaardiging eenvoudig kunnen vaststellen.

De markering wordt aangebracht op een essentieel onderdeel van het vuurwapen dat van die aard is dat het vuurwapen bij vernietiging van deze component onbruikbaar zou worden.

De lidstaten zorgen ervoor dat elke kleinste verpakkingseenheid van volledige munitie wordt gemarkeerd waarbij de naam van de fabrikant, het identificatienummer van de batch (lot), het kaliber en het type munitie moeten worden vermeld. Hiertoe kunnen de lidstaten ervoor kiezen de bepalingen van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens toe te passen.

Voorts zien de lidstaten erop toe dat uit staatsvoorraden afkomstige wapens die op de civiele markt worden gebracht, met het oog op permanent civiel gebruik, worden voorzien van een unieke markering aan de hand waarvan alle staten het land van herkomst eenvoudig kunnen vaststellen.

3.   Iedere lidstaat stelt het als wapenhandelaar op zijn grondgebied werkzaam zijn afhankelijk van een machtiging op grond van ten minste een controle van de persoonlijke en beroepsintegriteit, en de bekwaamheid van de wapenhandelaar. Wanneer het een rechtspersoon betreft, is de controle gericht op de persoon die het bedrijf leidt.

4.   Iedere lidstaat zorgt ervoor dat er uiterlijk op 31 december 2014 een, hetzij gecentraliseerd hetzij gedecentraliseerd, geautomatiseerd systeem van gegevensbestanden wordt ingevoerd en bijgehouden, dat waarborgt dat de bevoegde instanties toegang hebben tot de gegevensbestanden waarin elk vuurwapen dat onder de bepalingen van deze richtlijn valt, is geregistreerd. In dit systeem van gegevensbestanden wordt gedurende een periode van ten minste twintig jaar van elk vuurwapen type, merk, model, kaliber en serienummer geregistreerd en bijgehouden, alsmede de namen en adressen van de leverancier en de persoon die het wapen verwerft of voorhanden heeft.

Wapenhandelaren zijn gedurende de gehele periode van hun activiteit verplicht een register bij te houden waarin alle bij hen inkomende of uitgaande onder de bepalingen van deze richtlijn vallende vuurwapens worden geregistreerd, zulks onder vermelding van bijzonderheden aan de hand waarvan een vuurwapen kan worden geïdentificeerd en getraceerd, met name type, merk, model, kaliber en serienummer en de namen en adressen van de personen die het vuurwapen hebben geleverd of verworven. Bij beëindiging van zijn activiteiten levert de wapenhandelaar het register in bij de nationale instantie die bevoegd is voor het bestandensysteem waarin de eerste alinea voorziet.

5.   De lidstaten zien erop toe dat alle vuurwapens op elk ogenblik kunnen worden gekoppeld aan hun eigenaar. Echter, met betrekking tot vuurwapens van de categorie D nemen de lidstaten met ingang van 28 juli 2010 passende traceringsmaatregelen, waaronder, met ingang van 31 december 2014, maatregelen waarmee het mogelijk wordt vuurwapens die op de markt worden gebracht na 28 juli 2010 op elk ogenblik te koppelen aan de eigenaar.”.

3.

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 4 bis

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 staan de lidstaten het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens uitsluitend toe aan personen aan wie een vergunning is verleend of, met betrekking tot vuurwapens van de categorieën C en D, aan wie daartoe een specifieke machtiging is verleend dergelijke vuurwapens te verwerven en voorhanden te hebben in overeenstemming met de nationale wetgeving.

Artikel 4 ter

De lidstaten nemen de invoering van een systeem voor het reguleren van de activiteiten van wapenmakelaars in overweging. Een dergelijk systeem zou een of meer maatregelen kunnen omvatten, zoals:

a)

verplichte registratie van wapenmakelaars werkzaam op hun grondgebied;

b)

verplichte vergunning of machtiging voor makelaarsactiviteiten.”.

4.

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 staan de lidstaten het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens uitsluitend toe aan personen die daarvoor goede redenen hebben en die:

a)

ten minste 18 jaar oud zijn, behalve in het geval van verwerving, met uitzondering van aankoop, en voorhanden hebben van vuurwapens ten behoeve van de jacht en het sportschieten, mits in dat geval personen jonger dan 18 jaar toestemming hebben van de ouders, of onder ouderlijk toezicht staan dan wel onder toezicht staan van een volwassene met een geldige vuurwapen- of jachtvergunning of zich in een vergund of anderszins erkend opleidingscentrum bevinden;

b)

waarschijnlijk geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de openbare veiligheid zullen vormen. Een veroordeling voor een opzettelijk geweldmisdrijf wordt beschouwd als een indicatie van een dergelijk gevaar.

De lidstaten kunnen de machtiging voor het voorhanden hebben van een vuurwapen intrekken als aan een van de voorwaarden op basis waarvan de machtiging is verleend niet langer wordt voldaan.

De lidstaten kunnen personen die op hun grondgebied verblijven, het voorhanden hebben van een in een andere lidstaat verworven wapen alleen verbieden als de verwerving van datzelfde wapen op hun eigen grondgebied is verboden.”.

5.

Aan artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De lidstaten zorgen ervoor dat, behalve wanneer het gaat om wapenhandelaren, op de verwerving van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie met behulp van technieken voor communicatie op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (8), waar toegestaan, streng toezicht wordt gehouden.

6.

Aan artikel 7 worden de volgende leden toegevoegd:

„4.   De lidstaten kunnen aan personen die aan de voorwaarden voor de verlening van een vuurwapenmachtiging voldoen, een meerjarige vergunning verlenen voor het verwerven en voorhanden hebben van alle machtigingsplichtige vuurwapens, onverminderd:

a)

de verplichting de bevoegde instanties van eventuele overbrengingen in kennis te stellen;

b)

regelmatige controles om te zien of die personen nog aan de voorwaarden voldoen, en

c)

de in de nationale wetgeving vastgelegde maximumlimieten voor wapenbezit.

5.   De lidstaten stellen voorschriften vast om ervoor te zorgen dat personen die houder zijn van een op grond van de op 28 juli 2008 geldende nationale wetgeving van kracht zijnde vergunning voor vuurwapens van categorie B geen licentie of machtiging hoeven aan te vragen voor in hun bezit zijnde vuurwapens van de categorieën C of D vanwege de inwerkingtreding van Richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 (9). Echter voor elke latere overbrenging van vuurwapens van categorie C of D moet de overnemer een vergunning verwerven of aanhouden of beschikken over een specifieke machtiging voor het voorhanden hebben van die vuurwapens in overeenstemming met de nationale wetgeving.

7.

Artikel 11, lid 3, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Voorafgaand aan de datum van overbrenging stelt de wapenhandelaar de instanties van de lidstaat van waaruit de overbrenging zal geschieden, in kennis van alle in de eerste alinea van lid 2 vermelde gegevens. Die instanties voeren, waar passend ter plaatse, inspecties uit om te controleren of de door de wapenhandelaar verstrekte informatie overeenkomt met de feitelijke kenmerken van de overbrenging. De gegevens worden door de wapenhandelaar tijdig meegedeeld.”.

8.

Artikel 12, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door:

„In afwijking van lid 1 mogen jagers, voor wat betreft de categorieën C en D, en sportschutters, voor wat betreft de categorieën B, C en D, voor de uitoefening van hun activiteit zonder voorafgaande vergunning gedurende een reis door twee of meer lidstaten één of meer van deze vuurwapens voorhanden hebben, op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een Europese vuurwapenpas waarin dit vuurwapen of deze vuurwapens zijn vermeld en op voorwaarde dat zij de reden van de reis kunnen aantonen, met name door een uitnodiging of door een ander bewijs voor hun jagers- of schietsportactiviteiten in de lidstaat van bestemming over te leggen.

Het is de lidstaten niet toegestaan de afgifte van de Europese vuurwapenpas afhankelijk te stellen van de betaling van een vergoeding of heffing.”.

9.

Artikel 13, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Ten behoeve van een doelmatige toepassing van deze richtlijn wisselen de lidstaten regelmatig informatie uit. Uiterlijk op 28 juli 2009 zet de Commissie een contactgroep op voor het uitwisselen van informatie voor de toepassing van dit artikel. Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie mee welke nationale instanties verantwoordelijk zijn voor het toezenden en ontvangen van de gegevens en de nakoming van de in artikel 11, lid 4, vastgelegde verplichtingen.”.

10.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 13 bis

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10) van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

11.

Artikel 16 wordt vervangen door:

„Artikel 16

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”.

12.

Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Uiterlijk op 28 juli 2015 brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie die is ontstaan door de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen.

Uiterlijk op 28 juli 2012 voert de Commissie een onderzoek uit naar de mogelijke voordelen en nadelen van een beperking tot twee categorieën vuurwapens (verboden of toegestaan) met het oog op een betere werking van de interne markt voor de desbetreffende producten door mogelijke vereenvoudiging, en legt zij daarover een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Uiterlijk op 28 juli 2010 wordt door de Commissie een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad over de conclusies van een onderzoek naar het op de markt brengen van replicavuurwapens, teneinde te kunnen vaststellen of de opname van dergelijke producten in de werkingssfeer van deze richtlijn mogelijk en wenselijk is.”.

13.

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt I wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

vuurwapens zoals gedefinieerd in artikel 1 van deze richtlijn;”;

b)

punt III wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt door een neutralisatie die inhoudt dat alle essentiële onderdelen van het vuurwapen voorgoed onbruikbaar worden gemaakt en onmogelijk zodanig verwijderd, vervangen of aangepast kunnen worden dat het wapen op enigerlei wijze opnieuw gebruiksklaar zou kunnen worden gemaakt;”;

ii)

na de eerste alinea de volgende alinea wordt ingevoegd:

„De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder a) bedoelde neutralisaties gecontroleerd worden door een bevoegde autoriteit, om te garanderen dat de betreffende vuurwapens door deze bewerkingen inderdaad voorgoed onbruikbaar worden. De lidstaten zorgen ervoor dat in het kader van deze controle een certificaat of document wordt afgegeven waaruit blijkt dat het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt, dan wel dat op het vuurwapen een duidelijk zichtbare markering wordt aangebracht waaruit dat blijkt. De Commissie stelt gemeenschappelijke richtsnoeren op volgens de procedure met toetsing van artikel 13 bis, lid 2, van deze richtlijn, betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn.”.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen uiterlijk op 28 juli 2010 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallend gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J. LENARČIČ


(1)  PB C 318 van 23.12.2006, blz. 83.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 29 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 april 2008.

(3)  PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51; gerectificeerd in PB L 54 van 5.3.1993, blz. 22.

(4)  PB L 280 van 24.10.2001, blz. 5.

(5)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(7)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(8)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/29/EG (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).”.

(9)  PB L 179 van 8.7.2008, blz. 5.”.

(10)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).”.


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

8.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/12


WIJZIGINGEN VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en name artikel 224, vijfde alinea, daarvan,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en met name artikel 140, vijfde alinea, daarvan,

Gelet op artikel 63 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie,

Gezien de goedkeuring door het Hof van Justitie,

Gezien de goedkeuring door de Raad, verleend op 14 mei 2008,

Overwegende dat een aantal bepalingen van het Reglement voor de procesvoering moet worden gewijzigd, enerzijds om rekening te houden met de rol van het Europees Parlement in de wetgevingsprocedure en anderzijds om die bepalingen aan te passen aan de eisen van een doeltreffende organisatie van de rechterlijke instantie,

Overwegende dat de opgedane ervaring leert dat een aanpassing noodzakelijk is om de rechterlijke instantie in staat te stellen de zaken betreffende intellectuele eigendom efficiënter af te doen,

STELT DE NAVOLGENDE WIJZIGINGEN VAN ZIJN REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAST:

Artikel 1

Het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1991 (PB L 136 van 30.5.1991, blz. 1, gerectificeerd in PB L 317 van 19.11.1991, blz. 34), gewijzigd op 15 september 1994 (PB L 249 van 24.9.1994, blz. 17), 17 februari 1995 (PB L 44 van 28.2.1995, blz. 64), 6 juli 1995 (PB L 172 van 22.7.1995, blz. 3), 12 maart 1997 (PB L 103 van 19.4.1997, blz. 6, rectificatie PB L 351 van 23.12.1997, blz. 72), 17 mei 1999 (PB L 135 van 29.5.1999, blz. 92), 6 december 2000 (PB L 322 van 19.12.2000, blz. 4), 21 mei 2003 (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 22), 19 april 2004 (PB L 132 van 29.4.2004, blz. 3), 21 april 2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 108), 12 oktober 2005 (PB L 298 van 15.11.2005, blz. 1), en 18 december 2006 (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 45), wordt gewijzigd als volgt:

1.

Aan artikel 24, lid 7, wordt een nieuwe zin toegevoegd.

„Evenzo wordt een afschrift van het verzoekschrift en het verweerschrift toegezonden aan het Europees Parlement om deze instelling in staat te stellen te constateren of de niet-toepasselijkheid van een door haar en de Raad gezamenlijk vastgestelde handeling wordt aangevoerd in de zin van artikel 241 EG-Verdrag.”.

2.

In artikel 51, lid 1, eerste alinea, wordt de laatste zin vervangen door de volgende tekst:

„Het besluit om een zaak te verwijzen naar een formatie bestaande uit een groter aantal rechters, wordt genomen door het Gerecht in volle samenstelling, na de advocaat-generaal te hebben gehoord.”.

3.

In artikel 77 moet sub c „.” worden vervangen door „;” en moet een punt d worden toegevoegd, dat luidt als volgt:

„d)

in andere bijzondere gevallen, wanneer dit voor een goede rechtsbedeling is vereist.”.

4.

In artikel 100, lid 2, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering worden de woorden „met uitzondering van arresten en beschikkingen van het Gerecht” vervangen door de woorden „met inbegrip van arresten en beschikkingen van het Gerecht”; wordt een nieuwe alinea toegevoegd, die luidt als volgt: „De arresten en beschikkingen die krachtens artikel 55 van het Statuut van het Hof van Justitie ter kennis worden gebracht van de lidstaten en van de instellingen die geen partij waren in het geding, worden hun toegezonden per telefax of met enig ander technisch communicatiemiddel.”; en ten slotte worden in de volgende alinea de woorden „aard of” geschrapt.

5.

Tussen artikel 135 en artikel 136 wordt een nieuw artikel 135 bis ingevoegd:

„Artikel 135 bis

Na de indiening van de in artikel 135, lid 1, en, in voorkomend geval, artikel 135, leden 2 en 3, bedoelde memories kan het Gerecht, op rapport van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal en partijen gehoord, besluiten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen op het beroep, tenzij een van de partijen een verzoek indient waarin zij aangeeft om welke redenen zij wenst te worden gehoord. Dit verzoek wordt ingediend binnen een maand nadat de sluiting van de schriftelijke behandeling aan de partij is betekend. De president kan deze termijn verlengen.”.

Artikel 2

De onderhavige wijzigingen van het Reglement voor de procesvoering, die authentiek zijn in de in artikel 35, lid 1, van het reglement genoemde talen, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treden in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op die van de bekendmaking.

Gedaan te Luxemburg, 12 juni 2008.

De griffier

E. COULON

De voorzitter

M. JAEGER


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

8.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 juni 2008

tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Kroatië en Zwitserland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3020)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/555/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 8, leden 1 en 6,

Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2), en met name op artikel 2, leden 1 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2006/696/EG van de Commissie van 28 augustus 2006 tot vaststelling van een lijst van derde landen waaruit pluimvee, broedeieren, eendagskuikens, vlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren (SPF-eieren) kunnen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap en van de toepasselijke voorschriften inzake veterinaire certificering, en tot wijziging van de Beschikkingen 93/342/EEG, 2000/585/EG en 2003/812/EG (3) bevat de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer door de Gemeenschap van pluimvee en bepaalde producten daarvan. Met het oog op de duidelijkheid en samenhang van de communautaire regelgeving moet voor de toepassing van deze beschikking rekening worden gehouden met de definities van pluimvee en broedeieren in die beschikking.

(2)

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie van 23 maart 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften (4) bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in de Gemeenschap van bepaalde vogels uit derde landen en delen van derde landen. Met het oog op de duidelijkheid en samenhang van de communautaire regelgeving moet voor de toepassing van deze beschikking rekening worden gehouden met de definities van vogels in die verordening.

(3)

Beschikking 2006/265/EG van de Commissie van 31 maart 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met een vermoeden van hoogpathogene aviaire influenza in Zwitserland (5) en Beschikking 2006/533/EG van de Commissie van 28 juli 2006 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in Kroatië (6) zijn vastgesteld naar aanleiding van positieve gevallen van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in deze beide derde landen. Deze beschikkingen bepalen dat de lidstaten de invoer in de Gemeenschap van levend(e) pluimvee, loopvogels, gekweekt en vrij vederwild en bepaalde andere levende vogels, met inbegrip van gezelschapsvogels, alsmede van broedeieren van die soorten en bepaalde andere producten van vogels, uit bepaalde delen van Kroatië en Zwitserland moeten opschorten.

(4)

Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (7) bevat bepaalde bioveiligheids- en beperkende maatregelen om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, onder meer door het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte bij pluimvee.

(5)

Beschikking 2006/563/EG van de Commissie van 11 augustus 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij wilde vogels in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/115/EG (8) bevat bepaalde beschermende maatregelen om de verspreiding van die ziekte van wilde vogels naar pluimvee te voorkomen, onder meer door het instellen van controle- en monitoringgebieden na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte bij wilde vogels, op grond van een risicobeoordeling en rekening houdend met epidemiologische, geografische en ecologische factoren.

(6)

Kroatië heeft de Commissie meegedeeld dat wanneer hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 onder wilde vogels vermoed wordt of bevestigd is, de Kroatische bevoegde autoriteiten beschermende maatregelen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepaste maatregelen overeenkomstig Beschikking 2006/563/EG, en dat het de Commissie onverwijld in kennis zal stellen van toekomstige veranderingen in zijn diergezondheidsstatus en met name van positieve gevallen van die ziekte bij wilde vogels.

(7)

Zwitserland heeft de Commissie meegedeeld dat wanneer hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 onder wilde vogels vermoed wordt of bevestigd is, de Zwitserse bevoegde autoriteiten beschermende maatregelen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepaste maatregelen overeenkomstig de Beschikkingen 2006/415/EG en 2006/563/EG, en dat het de Commissie onverwijld in kennis zal stellen van toekomstige veranderingen in zijn diergezondheidsstatus en met name van uitbraken of positieve gevallen van die ziekte bij pluimvee of wilde vogels. Er moet ook rekening worden gehouden met de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (9).

(8)

De Commissie zal de lidstaten onmiddellijk op de hoogte brengen en de informatie die zij van de Kroatische en Zwitserse bevoegde autoriteiten ontvangt, aan de lidstaten doorgeven.

(9)

De geldigheidsduur van de Beschikkingen 2006/265/EG en 2006/533/EG is op 30 juni 2007 verstreken.

(10)

Gezien de huidige epidemiologische situatie ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in de Gemeenschap en in derde landen, en gezien de garanties die Kroatië heeft geboden, dienen de communautaire beschermingsmaatregelen ten aanzien van Kroatië bij een positief geval van die ziekte bij een wilde vogel op het grondgebied van Kroatië alleen te gelden voor de delen van Kroatië waarin de bevoegde Kroatische autoriteit beschermende maatregelen toepast die gelijkwaardig zijn aan die van Beschikking 2006/563/EG.

(11)

Gezien de garanties die Zwitserland heeft geboden, dienen de communautaire beschermingsmaatregelen ten aanzien van Zwitserland bij een positief geval van aviaire influenza van het subtype H5N1 bij een wilde vogel of een uitbraak van die ziekte bij pluimvee op het grondgebied van Zwitserland alleen te gelden voor de delen van Zwitserland waarin de bevoegde Zwitserse autoriteit beschermende maatregelen toepast die gelijkwaardig zijn aan die van de Beschikkingen 2006/415/EG en 2006/563/EG.

(12)

Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (10) bevat de lijst van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie toestaan en legt vast welke behandelingen voor het inactiveren van de verschillende ziekteverwekkers doeltreffend geacht worden. Om de overdracht van ziekten via deze producten te voorkomen is een adequate behandeling nodig, die verschilt naargelang van de gezondheidsstatus van het land van oorsprong en de diersoort waarvan de producten zijn verkregen. Daarom moet in een afwijking van de schorsing van de invoer van vleesproducten van vrij vederwild van oorsprong uit Kroatië en Zwitserland worden voorzien, op voorwaarde dat de producten zijn behandeld bij een temperatuur van ten minste 70 °C in het gehele product.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De lidstaten schorten de invoer of het binnenbrengen in de Gemeenschap van de volgende producten uit het in lid 2, onder a), bedoelde deel van Kroatië en het in lid 2, onder b), bedoelde deel van het grondgebied van Zwitserland op:

a)

pluimvee als gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Beschikking 2006/696/EG;

b)

broedeieren als gedefinieerd in artikel 2, onder b), van Beschikking 2006/696/EG;

c)

vogels als gedefinieerd in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 318/2007 en broedeieren daarvan;

d)

vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en separatorvlees van vrij vederwild;

e)

vleesproducten van of met vlees van vrij vederwild;

f)

rauw voeder voor gezelschapsdieren en niet-verwerkte voedermiddelen met delen van vrij vederwild;

g)

niet-behandelde jachttrofeeën van vogels.

2.   De opschorting overeenkomstig lid 1 is van toepassing op de invoer of het binnenbrengen in de Gemeenschap uit:

a)

wat Kroatië betreft, alle delen van het grondgebied van Kroatië waarvoor de Kroatische bevoegde autoriteiten officieel beschermende maatregelen hebben ingesteld die gelijkwaardig zijn aan de maatregelen van Beschikking 2006/563/EG;

b)

wat Zwitserland betreft, alle delen van het grondgebied van Zwitserland waarvoor de Zwitserse bevoegde autoriteiten officieel beschermende maatregelen hebben ingesteld die gelijkwaardig zijn aan de maatregelen van de Beschikkingen 2006/415/EG en 2006/563/EG.

3.   In afwijking van lid 1, onder e), staan de lidstaten de invoer en het binnenbrengen in de Gemeenschap toe van vleesproducten van of met vlees van vrij vederwild, op voorwaarde dat het vlees van deze soorten ten minste een van de specifieke behandelingen heeft ondergaan als bedoeld onder B, C of D in deel 4 van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG.

Artikel 2

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is van toepassing tot en met 30 juni 2009.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(2)  PB L 24 van 31.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(3)  PB L 295 van 25.10.2006, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1237/2007 (PB L 280 van 24.10.2007, blz. 5).

(4)  PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 311/2008 (PB L 93 van 4.4.2008, blz. 3).

(5)  PB L 95 van 4.4.2006, blz. 9. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/892/EG (PB L 343 van 8.12.2006, blz. 99).

(6)  PB L 212 van 2.8.2006, blz. 19. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/892/EG.

(7)  PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2008/70/EG (PB L 18 van 23.1.2008, blz. 5).

(8)  PB L 222 van 15.8.2006, blz. 11. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2007/119/EG (PB L 51 van 20.2.2007, blz. 22).

(9)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(10)  PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49.


Top