Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2008:146:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 146, 05 juni 2008


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 146

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
5 juni 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 496/2008 van de Commissie van 4 juni 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 497/2008 van de Commissie van 4 juni 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde soorten vis en visserijproducten van oorsprong uit Montenegro

3

 

*

Verordening (EG) nr. 498/2008 van de Commissie van 4 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1580/2007 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten, abrikozen, citroenen, pruimen, perziken, nectarines daaronder begrepen, peren en tafeldruiven

7

 

*

Verordening (EG) nr. 499/2008 van de Commissie van 4 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1501/95 en Verordening (EG) nr. 800/1999 wat betreft de voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties voor landbouwproducten

9

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/413/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 mei 2008 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van alfa-cyclodextrine als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1954)

12

 

 

2008/414/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 mei 2008 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van maatregelen ter bestrijding van mond-en-klauwzeer op Cyprus in 2007 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1974)

16

 

 

2008/415/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 mei 2008 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in het Verenigd Koninkrijk in 2007 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2169)

17

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/416/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 10 april 2008 betreffende het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht en een code van goede praktijken voor universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1329)  ( 1 )

19

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/1


VERORDENING (EG) Nr. 496/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 4 juni 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

41,9

MK

44,3

TR

70,2

ZZ

52,1

0707 00 05

MK

30,3

TR

121,8

ZZ

76,1

0709 90 70

TR

100,9

ZZ

100,9

0805 50 10

AR

131,9

IL

134,6

TR

144,8

US

139,2

UY

61,8

ZA

132,2

ZZ

124,1

0808 10 80

AR

104,4

BR

85,8

CA

61,8

CL

90,1

CN

96,5

MK

50,7

NZ

109,6

TR

85,9

US

100,8

UY

107,4

ZA

88,1

ZZ

89,2

0809 10 00

TR

176,2

ZZ

176,2

0809 20 95

TR

523,0

US

204,8

ZZ

363,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „andere oorsprong”.


5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/3


VERORDENING (EG) Nr. 497/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2008

betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde soorten vis en visserijproducten van oorsprong uit Montenegro

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 140/2008 van de Raad van 19 november 2007 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (1), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 oktober 2007 is in Luxemburg een stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (hierna „de stabilisatie- en associatieovereenkomst” genoemd) ondertekend. Het proces van ratificatie van de stabilisatie- en associatieovereenkomst is aan de gang.

(2)

Op 15 oktober 2007 werd een interim-overeenkomst gesloten met betrekking tot de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap enerzijds, en de Reubliek Montenegro, anderzijds (2), (hierna „de interim-overeenkomst” genoemd) die door de Raad bij Besluit 2007/855/EG van 15 oktober 2007 (3) is goedgekeurd. Door de interim-overeenkomst treden de bepalingen met betrekking tot de handel en aanverwante zaken van de stabilisatie- en associatieovereenkomst vervroegd in werking. De interim-overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2008.

(3)

Op grond van de interim-overeenkomst en de stabilisatie- en associatieovereenkomst kunnen bepaalde soorten vis en visserijproducten van oorsprong uit Montenegro binnen communautaire tariefcontingenten tegen verlaagd recht of nulrecht in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(4)

De tariefcontingenten waarin de interim-overeenkomst en de stabilisatie- en associatieovereenkomst voorzien, zijn jaarcontingenten die voor een onbepaalde periode zijn vastgesteld. De communautaire tariefcontingenten voor 2008 en de daaropvolgende jaren moeten worden geopend en er moet een gemeenschappelijk beheerssysteem voor deze contingenten worden ingesteld.

(5)

Dit gemeenschappelijk beheerssysteem moet waarborgen dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de genoemde tariefcontingenten en dat de voor deze contingenten vastgestelde rechten zonder onderbreking op alle invoer van de betrokken producten in alle lidstaten worden toegepast, totdat de contingenten geheel zijn uitgeput. Om een doelmatig beheer van deze regeling te verzekeren, dient de lidstaten de mogelijkheid te worden geboden de met hun werkelijke invoer overeenstemmende hoeveelheden uit deze contingenten op te nemen. Deze wijze van beheer vereist echter een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie en deze laatste moet de uitputtingsgraad van de contingenten kunnen volgen en moet de lidstaten daarvan in kennis kunnen stellen. Met het oog op snelheid en efficiency dient de communicatie tussen de lidstaten en de Commissie zoveel mogelijk langs elektronische weg te geschieden.

(6)

De bij deze verordening geopende contingenten moeten derhalve worden beheerd volgens het systeem voor het beheer van tariefpreferenties in het kader van tariefcontingenten waarop wordt afgeboekt in chronologische volgorde van de datum van aanvaarding van de douaneaangiften, dat is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4).

(7)

Overeenkomstig de stabilisatie- en associatieovereenkomst en de interim-overeenkomst moeten de hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten voor bereidingen en conserven van sardines en voor bereidingen en conserven van ansjovis met ingang van 1 januari van het vierde jaar volgend op de inwerkingtreding van de interim-overeenkomst tot 250 ton worden verhoogd op voorwaarde dat ten minste 80 % van de totale hoeveelheid van het contingent van het voorafgaande jaar per 31 december van dat jaar is benut. Indien deze verhoging wordt toegepast, blijven de verhoogde hoeveelheden in het kader van het contingent van toepassing tot de partijen bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst en de interim-overeenkomst een andere afspraak hebben gemaakt.

(8)

Aangezien de interim-overeenkomst op 1 januari 2008 in werking treedt, moet ook deze verordening op dezelfde datum in werking treden en moet de toepassing ervan ook na de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst gehandhaafd blijven.

(9)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde vis en visserijproducten van oorsprong uit Montenegro die in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, komen in aanmerking voor een verlaagd recht of een nulrecht tegen het tarief en binnen de grenzen van de jaarlijkse communautaire tariefcontingenten die in die bijlage zijn vastgesteld.

Met het oog op de toepassing van deze preferentiële tarieven moeten de producten vergezeld gaan van een bewijs van oorsprong zoals vastgesteld in protocol 3 bij de interim-overeenkomst met Montenegro of in protocol 3 bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Montenegro.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis tot en met 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

2.   De communicatie betreffende het beheer van tariefcontingenten die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie plaatsvindt, geschiedt zoveel mogelijk langs elektronische weg.

Artikel 3

1.   De tariefcontingenten voor bereidingen en conserven van sardines en voor bereidingen en conserven van ansjovis waarnaar wordt verwezen in de bijlage onder de volgnummers 09.1524 en 09.1525, worden met ingang van 1 januari 2012 verhoogd tot 250 ton voor 2012 en de daaropvolgende jaren.

2.   De in lid 1 bedoelde verhoging mag slechts worden toegepast indien in het vierde jaar volgend op de inwerkingtreding van de interim-overeenkomst ten minste 80 % van de hoeveelheden van het tariefcontingent van het voorafgaande jaar is benut.

Artikel 4

De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om toe te zien op de naleving van deze verordening.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 43 van 19.2.2008, blz. 1.

(2)   PB L 345 van 28.12.2007, blz. 2.

(3)   PB L 345 van 28.12.2007, blz. 1.

(4)   PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).


BIJLAGE

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Voor GN-codes die worden voorafgegaan door de aanduiding „ex”, zijn de GN-code en de omschrijving gezamenlijk bepalend.

VIS EN VISSERIJPRODUCTEN

Volgnummer

GN-code

TARIC-onderverdeling

Omschrijving

Omvang jaarlijks contingent

(in t nettogewicht)

Recht

09.1516

0301 91 10

 

Forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster): levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

20

Vrij

0301 91 90

 

0302 11 10

 

0302 11 20

 

0302 11 80

 

0303 21 10

 

0303 21 20

 

0303 21 80

 

0304 19 15

 

0304 19 17

 

ex 0304 19 19

30

ex 0304 19 91

10

0304 29 15

 

0304 29 17

 

ex 0304 29 19

30

ex 0304 99 21

11 , 12 , 20

ex 0305 10 00

10

ex 0305 30 90

50

0305 49 45

 

ex 0305 59 80

61

ex 0305 69 80

61

09.1518

0301 93 00

 

Karper: levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

10

Vrij

0302 69 11

 

0303 79 11

 

ex 0304 19 19

20

ex 0304 19 91

20

ex 0304 29 19

20

ex 0304 99 21

16

ex 0305 10 00

20

ex 0305 30 90

60

ex 0305 49 80

30

ex 0305 59 80

63

ex 0305 69 80

63

09.1520

ex 0301 99 80

80

Zeebrasem (Dentex dentex, Pagellus spp.): levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

20

Vrij

0302 69 61

 

0303 79 71

 

ex 0304 19 39

80

ex 0304 19 99

77

ex 0304 29 99

50

ex 0304 99 99

20

ex 0305 10 00

30

ex 0305 30 90

70

ex 0305 49 80

40

ex 0305 59 80

65

ex 0305 69 80

65

09.1522

ex 0301 99 80

22

Zeebaars (Dicentrarchus labrax): levend; vers of gekoeld; bevroren; gedroogd, gezouten of gepekeld, gerookt; filets en ander visvlees; meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

20

Vrij

0302 69 94

 

ex 0303 77 00

10

ex 0304 19 39

85

ex 0304 19 99

79

ex 0304 29 99

60

ex 0304 99 99

70

ex 0305 10 00

40

ex 0305 30 90

80

ex 0305 49 80

50

ex 0305 59 80

67

ex 0305 69 80

67

09.1524

1604 13 11

 

Bereidingen en conserven van sardines

200 (1)

6  %

1604 13 19

 

ex 1604 20 50

10 , 19

09.1525

1604 16 00

 

Bereidingen en conserven van ansjovis

200 (1)

12,5  %

1604 20 40

 


(1)  Vanaf 1 januari 2012 mag de jaarlijkse hoeveelheid van het contingent voor 2012 en de volgende jaren tot 250 ton worden verhoogd, op voorwaarde dat ten minste 80 % van het contingent van het voorafgaande jaar per 31 december van dat jaar is benut. Indien de hoeveelheden in het kader van het contingent worden verhoogd, blijft deze verhoging gehandhaafd tot de partijen een andere afspraak hebben gemaakt.


5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/7


VERORDENING (EG) Nr. 498/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1580/2007 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten, abrikozen, citroenen, pruimen, perziken, nectarines daaronder begrepen, peren en tafeldruiven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (1), en met name op artikel 35, lid 4, en artikel 42,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVII bij die verordening genoemde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4), en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2005, 2006 en 2007 moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten, abrikozen, citroenen, pruimen, perziken, nectarines daaronder begrepen, peren en tafeldruiven worden aangepast.

(3)

Verordening (EG) nr. 1580/2007 moet derhalve dieovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)   PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1.

(2)   PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 352/2008 (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 9).

(3)   PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).

(4)   PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE XVII

AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK II, AFDELING 2

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Toepassingsperiode

Drempelvolume

(t)

78.0015

0702 00 00

Tomaten

van 1 oktober tot en met 31 mei

638 044

78.0020

van 1 juni tot en met 30 september

181 614

78.0065

0707 00 05

Komkommers

van 1 mei tot en met 31 oktober

70 873

78.0075

van 1 november tot en met 30 april

46 491

78.0085

0709 90 80

Artisjokken

van 1 november tot en met 30 juni

19 799

78.0100

0709 90 70

Courgettes

van 1 januari tot en met 31 december

117 360

78.0110

0805 10 20

Sinaasappelen

van 1 december tot en met 31 mei

454 253

78.0120

0805 20 10

Clementines

van 1 november tot eind februari

606 155

78.0130

0805 20 30

0805 20 50

0805 20 70

0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

van 1 november tot eind februari

104 626

78.0155

0805 50 10

Citroenen

van 1 juni tot en met 31 december

335 545

78.0160

van 1 januari tot en met 31 mei

64 453

78.0170

0806 10 10

Tafeldruiven

van 21 juli tot en met 20 november

89 754

78.0175

0808 10 80

Appelen

van 1 januari tot en met 31 augustus

886 383

78.0180

van 1 september tot en met 31 december

81 237

78.0220

0808 20 50

Peren

van 1 januari tot en met 30 april

257 029

78.0235

van 1 juli tot en met 31 december

37 083

78.0250

0809 10 00

Abrikozen

van 1 juni tot en met 31 juli

4 199

78.0265

0809 20 95

Kersen, andere dan zure kersen

van 21 mei tot en met 10 augustus

151 059

78.0270

0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

van 11 juni tot en met 30 september

39 144

78.0280

0809 40 05

Pruimen

van 11 juni tot en met 30 september

7 658 ”


5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/9


VERORDENING (EG) Nr. 499/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1501/95 en Verordening (EG) nr. 800/1999 wat betreft de voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties voor landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 63,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (2), en met name op artikel 167 en artikel 170 juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen in dat artikel genoemde producten die met of zonder verdere verwerking worden uitgevoerd, in aanmerking komen voor uitvoerrestituties indien zij voldoen aan de in artikel 167 van genoemde verordening vastgestelde specifieke voorwaarden. Krachtens artikel 167, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan de Commissie bovendien verdere voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties voor één of meer producten vaststellen. Deze voorwaarden zijn momenteel vastgelegd in de verordeningen van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de markt in de in artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 genoemde sectoren. Aangezien deze verordeningen krachtens artikel 201 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden ingetrokken, dienen horizontale bepalingen te worden vastgesteld vanaf de data van toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 zoals vastgesteld in artikel 204 van die verordening.

(2)

Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (3) bevat reeds horizontale bepalingen. Het is derhalve dienstig die verordening aan te passen om de in artikel 167, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde voorwaarden vast te stellen.

(3)

Op grond van de verordeningen van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de markten in de sectoren pluimvee, eieren, varkensvlees en rijst kunnen uitvoerrestituties worden toegekend voor producten die niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en vervolgens worden uitgevoerd zonder toereikende verwerking in de zin van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (4). In dat geval zijn de restituties beperkt tot de betaalde invoerrechten en moet de exporteur bovendien bewijzen dat de ingevoerde en de uitgevoerde producten dezelfde zijn. Aangezien deze regel moeilijk toe te passen is en het praktische nut ervan gering is, is het met het oog op vereenvoudiging en harmonisering raadzaam om hem af te schaffen.

(4)

Communautaire oorsprong als voorwaarde om in aanmerking te komen voor uitvoerrestituties, is een belangrijke waarborg tegen onrechtmatig gebruik van de Gemeenschapsbegroting. Met name wordt beoogd verlegging van het handelsverkeer, in de vorm van invoerverrichtingen die niet bedoeld zijn om goederen op de EU-markt te brengen, doch louter om restituties bij uitvoer te verkrijgen, te voorkomen. Deze waarborg bestaat reeds voor granen, rijst, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, eieren en pluimveevlees, en dient te worden gehandhaafd. In het belang van een continue bescherming tegen een onrechtmatig gebruik van de Gemeenschapsbegroting dient te worden voorzien in een horizontale bepaling voor alle in artikel 162 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 genoemde sectoren.

(5)

Met betrekking tot suiker is bij de opeenvolgende gemeenschappelijke marktordeningen voor suiker, met het oog op de organisatie van de voorziening van raffinaderijen in de hele Gemeenschap, voorzien in een bijzondere preferentiële regeling inzake toegang tot de communautaire markt, op grond waarvan de raffinage-industrie de mogelijkheid krijgt om onder speciale voorwaarden bepaalde hoeveelheden ruwe rietsuiker in te voeren uit de ACS-landen die partij zijn bij Protocol nr. 3 van bijlage IV bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, alsmede uit India en andere landen krachtens met die landen gesloten overeenkomsten. Deze preferentiële invoerregeling is ten uitvoer gelegd in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker. Op grond van artikel 27, lid 12, onder b), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (5) moesten dan ook restituties worden toegekend voor de in het kader van deze regeling ingevoerde producten. In het verlengde hiervan heeft de Raad besloten dat het bewijs van communautaire oorsprong niet hoeft te worden verlangd om in aanmerking te komen voor resituties in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (6) ingestelde gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker. Derhalve dient te worden bepaald dat de voorwaarde van de communautaire oorsprong niet geldt voor de suikersector.

(6)

Door de afschaffing van uitvoerrestituties voor een aantal producten is de lijst van producten waarvoor de restitutie voor een bestanddeel wordt vastgesteld in het geval van samengestelde producten die in aanmerking komen voor een restitutie, korter geworden. Het is derhalve dienstig alleen de resterende producten te vermelden.

(7)

De voorwaarde van de communautaire oorsprong in de sector granen is reeds vastgelegd in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (7). Ter wille van transparantie en rationalisatie dient deze voorwaarde te worden vervangen door de horizontale bepaling tot vaststelling van de voorwaarde van communautaire oorsprong.

(8)

De Verordeningen (EG) nr. 1501/95 en (EEG) nr. 800/1990 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1501/95 wordt geschrapt.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 800/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onverminderd afwijkende bepalingen in bijzondere Gemeenschapsregelingen voor bepaalde producten voorziet de onderhavige verordening in gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van uitvoerrestituties, hierna „restituties” genoemd:

a)

voor de producten van de in artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (*1) genoemde sectoren,

b)

als bedoeld in artikel 63 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad) (*2).

(*1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1."

(*2)   PB L 179 van 14.07.1999, blz. 1.”."

2.

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.   Restituties worden toegekend voor de in artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 genoemde producten die zich, ongeacht de douanestatus van de verpakkingen, in het vrije verkeer bevinden en van communautaire oorsprong zijn.

Voor in artikel 162, lid 1, onder a), iii) en onder b) van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde suikerproducten geldt voor het toekennen van de restituties echter alleen de voorwaarde in verband met het vrije verkeer.

2.   Voor de toekenning van de restitutie zijn producten van communautaire oorsprong wanneer zij, overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, geheel en al in de Gemeenschap zijn verkregen of in de Gemeenschap hun laatste ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan.

Onverminderd lid 4 kan geen restitutie worden toegekend voor de producten die zijn verkregen uit:

a)

materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, en

b)

onder de in artikel 1 genoemde verordeningen vallende agrarische materialen die uit derde landen zijn ingevoerd en geen ingrijpende verwerking in de Gemeenschap hebben ondergaan.

3.   Wanneer de restitutie wordt toegekend op voorwaarde dat het product van communautaire oorsprong is, moet de exporteur de oorsprong zoals omschreven in lid 2, aangeven volgens de geldende communautaire voorschriften.

4.   Bij de uitvoer van samengestelde producten waarvoor een voor één of meer bestanddelen daarvan vastgestelde restitutie geldt, wordt de op dit bestanddeel, respectievelijk deze bestanddelen betrekking hebbende restitutie toegekend voor zover het bestanddeel voldoet, respectievelijk de bestanddelen voldoen aan de in lid 1 genoemde voorwaarde.

De restitutie wordt eveneens toegekend wanneer het bestanddeel, respectievelijk de bestanddelen waarvoor de restitutie wordt gevraagd, oorspronkelijk van communautaire oorsprong was, respectievelijk waren en/of zich in het vrije verkeer bevond, respectievelijk bevonden, zoals bepaald in lid 1, en zich uitsluitend als gevolg van verwerking ervan in andere producten niet meer in het vrije verkeer bevindt, respectievelijk bevinden.

5.   Voor de toepassing van lid 4 worden als voor een bestanddeel vastgestelde restituties aangemerkt de restituties die gelden voor:

a)

de producten van de sectoren granen, eieren, rijst, suiker en melk en zuivelproducten, die in de vorm van goederen als bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie (*3) worden uitgevoerd,

b)

witte suiker en ruwe suiker van GN-code 1701 , isoglucose van de GN-codes 1702 30 10 , 1702 40 10 , 1702 60 10 en 1702 90 30 , alsmede bietwortelsuikerstroop en rietsuikerstroop van de GN-codes 1702 60 95 en 1702 90 95 , die worden gebruikt in de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 genoemde producten,

c)

de producten van de sector melk en zuivelproducten en de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van producten van de GN-codes 0402 10 91 tot en met 99 , 0402 29 , 0402 99 , 0403 10 31 tot en met 39 , 0403 90 31 tot en met 39 , 0403 90 61 tot en met 69 , 0404 10 26 tot en met 38 , 0404 10 72 tot en met 84 en 0404 90 81 tot en met 89 , alsmede die welke worden uitgevoerd in de vorm van producten van GN-code 0406 30 die geen producten van oorsprong uit de lidstaten zijn en ook geen uit derde landen afkomstige producten zijn die zich in de lidstaten in het vrije verkeer bevinden.

(*3)   PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.”."

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is evenwel van toepassing:

a)

wat de sectoren granen, rundvlees, varkensvlees, melk en zuivelproducten, eieren en pluimvee betreft, met ingang van 1 juli 2008;

b)

wat de rijstsector betreft, met ingang van 1 september 2008;

c)

wat de suikersector betreft, met ingang van 1 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)   PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 361/2008 (PB L 121 van 7.5.2008, blz. 1).

(3)   PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 159/2008 (PB L 48 van 22.2.2008, blz. 19).

(4)   PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(5)   PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 318/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(6)   PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt met ingang van 1.10.2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(7)   PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1996/2006 (PB L 398 van 30.12.2006, blz. 1).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/12


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 mei 2008

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van alfa-cyclodextrine als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1954)

(Alleen de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2008/413/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 oktober 2004 heeft Wacker Chemie bij de bevoegde Belgische instanties een verzoek ingediend voor een vergunning om alfa-cyclodextrine als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen.

(2)

Op 29 juni 2005 heeft de bevoegde Belgische instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat alfa-cyclodextrine veilig is voor consumptie door de mens.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 28 september 2005 aan alle lidstaten toegezonden.

(4)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van zestig dagen zijn overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van dit product ingediend.

(5)

Daarom is op 28 oktober 2006 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd.

(6)

Op 6 juli 2007 heeft de EFSA het advies „Opinion of the Scientific Panel on dietetic Products, Nutrition and Allergies on a request from the Commission related to the safety of alpha-cyclodextrin” goedgekeurd.

(7)

Het panel kwam in dat advies tot de conclusie dat bij de voorgestelde gebruiksconcentraties en de verwachte consumptie van alfa-cyclodextrine de veiligheid niet in het geding komt.

(8)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat alfa-cyclodextrine voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Alfa-cyclodextrine zoals gespecificeerd in de bijlage mag in de Gemeenschap als nieuw voedselingrediënt in de handel worden gebracht.

Artikel 2

In de lijst van ingrediënten van de voedingsmiddelen waarin de stof voorkomt wordt de benaming „alfa-cyclodextrine” of „ α-cyclodextrine” vermeld.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot Wacker, Consortium für elektrochemische Industrie GmbH, Zielstattstrasse 20, D-81379 München.

Gedaan te Brussel, 26 mei 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)   PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE

SPECIFICATIES VOOR ALFA-CYCLODEXTRINE

Synoniemen

α-cyclodextrine, α-dextrine, cyclohexaamylose, cyclomaltohexaose, α-cycloamylose

Definitie

Een niet-reducerend cyclisch sacharide bestaande uit zes α-1,4-gekoppelde D glucopyranosyl-eenheden, geproduceerd door de inwerking van cyclodextrine-glucosyltransferase (CGTase, EC 2.4.1.19) op gehydrolyseerd zetmeel. Het α-cyclodextrine kan op een van de volgende manieren worden afgescheiden en gezuiverd: neerslaan van een complex van α-cyclodextrine met 1-decanol, oplossen in water bij verhoogde temperatuur en opnieuw neerslaan, stoomstrippen van het complexeermiddel en kristallisatie van α-cyclodextrine uit de oplossing; of chromatografie met ionenuitwisseling of gelfiltratie gevolgd door kristallisatie van α-cyclodextrine uit de gezuiverde moedervloeistof; of membraanscheidingsmethoden zoals ultrafiltratie en omgekeerde osmose.

Chemische naam

Cyclohexaamylose

CAS-nummer

10016-20-3

Brutoformule

(C6H10O5)6

Structuurformule

Image 1

Molecuulgewicht

972,85

Gehalte

Minimaal 98 % (droge stof)

Beschrijving

Vrijwel reukloze, witte of bijna witte kristallijne vaste stof.

Kenmerken

Eigenschappen

Smelttraject

Ontleedt boven 278 °C

Oplosbaarheid

Goed oplosbaar in water, zeer slecht oplosbaar in ethanol

Specifieke draaiing

[α]D 25: Tussen +145 ° en +151 ° (1 %-oplossing)

Chromatografie

De retentietijd van de hoofdpiek in een vloeistofchromatogram van het monster komt overeen met die van α-cyclodextrine in een chromatogram van referentie-α-cyclodextrine (verkrijgbaar bij Consortium für elektrochemische Industrie GmbH, München, Duitsland, of Wacker Biochem Group, Adrian, MI, VS) waarbij de bepaling wordt uitgevoerd zoals beschreven onder BEPALINGSMETHODE.

Zuiverheid

Water

Maximaal 11 % (Karl Fischer-methode)

Resterend complexeermiddel

Maximaal 20 mg/kg

(1-decanol)

Reducerende stoffen

Maximaal 0,5 %, uitgedrukt als glucose

Sulfaatas

Maximaal 0,1 %

Lood

Maximaal 0,5 mg/kg

Bepalingsmethode

De bepaling met vloeistofchromatografie wordt als volgt uitgevoerd.

Monsteroplossing: weeg ongeveer 100 mg analysemonster nauwkeurig af in een maatkolf van 10 ml en voeg 8 ml gedeïoniseerd water toe. Los het monster volledig op met behulp van een ultrasoonbad (10-15 min) en vul aan tot de streep met gezuiverd en gedeïoniseerd water. Filtreer over een filter van 0,45 μm.

Referentieoplossing: weeg ongeveer 100 mg α-cyclodextrine nauwkeurig af in een maatkolf van 10 ml en voeg 8 ml gedeïoniseerd water toe. Los het monster volledig op met behulp van een ultrasoonbad en vul aan tot de streep met gezuiverd en gedeïoniseerd water.

Chromatografie: vloeistofchromatograaf, voorzien van een brekingsindexdetector en een integrerende recorder.

Kolom en pakking: Nucleosil-100-NH2 (10 μm) (Macherey & Nagel Co. Düren, Duitsland) of soortgelijk.

Lengte: 250 mm

Diameter: 4 mm

Temperatuur: 40 °C

Mobiele fase: acetonitril/water (67/33, v/v)

Elutiesnelheid: 2,0 ml/min

Injectievolume: 10 μl

Werkwijze: injecteer de monsteroplossing in de chromatograaf, neem het chromatogram op en meet de oppervlakte van de α-CD-piek. Bereken het percentage α-cyclodextrine in het analysemonster als volgt:

% α-cyclodextrine (droge stof) = 100 × (AS/AR) (WR/WS)

waarbij:

 

As en AR de oppervlaktes van de α-cyclodextrinepieken van de monsteroplossing respectievelijk de referentieoplossing zijn,

 

Ws en WR de gewichten (in mg) van het analysemonster respectievelijk de referentie-α cyclodextrine zijn, gecorrigeerd voor het watergehalte.


5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/16


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 mei 2008

betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van maatregelen ter bestrijding van mond-en-klauwzeer op Cyprus in 2007

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1974)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(2008/414/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3, lid 3, en artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In 2007 hebben zich op Cyprus uitbraken van mond-en-klauwzeer voorgedaan. Het uitbreken van die ziekte vormt een ernstig risico voor de veestapel in de Gemeenschap.

(2)

Om de verspreiding van de ziekte te voorkomen en haar zo snel mogelijk te helpen uitroeien, moet de Gemeenschap overeenkomstig Beschikking 90/424/EEG financieel bijdragen in de subsidiabele kosten die de lidstaat in het kader van de maatregelen ter bestrijding van de ziekte heeft gemaakt.

(3)

Voor de betaling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van maatregelen ter bestrijding van mond-en-klauwzeer gelden de voorschriften van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2).

(4)

Op 7 januari 2008 heeft Cyprus een laatste brutoraming van de voor de uitroeiing van de ziekte gemaakte kosten ingediend.

(5)

De Cypriotische autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Beschikking 90/424/EEG en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

De financiële bijdrage van de Gemeenschap moet worden uitgekeerd op voorwaarde dat de geplande maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten de nodige informatie binnen de vastgestelde termijnen verstrekken.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Financiële bijdrage van de Gemeenschap

1.   De Gemeenschap kan Cyprus een financiële bijdrage verlenen in de kosten die deze lidstaat heeft gemaakt voor de in artikel 11, lid 4, onder a), i) tot en met iv), en onder b), van Beschikking 90/424/EEG genoemde maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer in 2007.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 60 % van de in lid 1 bedoelde, voor financiering door de Gemeenschap in aanmerking komende uitgaven en wordt betaald overeenkomstig Verordening (EG) nr. 349/2005.

Artikel 2

Wijze van betaling

Een eerste tranche van 185 000 EUR wordt betaald als onderdeel van de in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Artikel 3

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 26 mei 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)   PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)   PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.


5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 2008

betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in het Verenigd Koninkrijk in 2007

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2169)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2008/415/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3, lid 3, en artikel 3 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van gerichte veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Ingevolge artikel 3 bis van die beschikking kunnen de lidstaten een financiële bijdrage van de Gemeenschap krijgen in de kosten van bepaalde maatregelen voor de uitroeiing van aviaire influenza.

(2)

Artikel 3 bis, lid 3, van Beschikking 90/424/EEG behelst voorschriften inzake het percentage van de door de lidstaten gemaakte kosten dat door de financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden gedekt.

(3)

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) heeft, na de wijziging van Beschikking 90/424/EEG bij Beschikking 2006/53/EG (3), niet langer betrekking op aviaire influenza. Daarom moet in deze beschikking uitdrukkelijk worden bepaald dat het Verenigd Koninkrijk alleen een financiële bijdrage kan ontvangen als aan bepaalde voorschriften van die verordening is voldaan.

(4)

In het Verenigd Koninkrijk hebben zich in 2007 uitbraken van aviaire influenza voorgedaan. Het uitbreken van die ziekte vormt een ernstig risico voor de veestapel in de Gemeenschap. Krachtens artikel 3 bis, lid 2, van Beschikking 90/424/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk maatregelen genomen om die uitbraken te bestrijden.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk heeft volledig voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen, als vastgesteld in artikel 3, lid 3, en artikel 3 bis, lid 2, van Beschikking 90/424/EEG en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie op 13 december 2007 informatie over de gemaakte kosten toegezonden en heeft daarna verder alle nodige informatie verstrekt over de vergoedingskosten en de operationele uitgaven.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Financiële bijdrage van de Gemeenschap aan het Verenigd Koninkrijk

1.   Aan het Verenigd Koninkrijk mag een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend in de kosten van de in artikel 3 bis, lid 2, van Beschikking 90/424/EEG bedoelde maatregelen die het land heeft genomen om in 2007 aviaire influenza te bestrijden.

2.   Voor de uitvoering van deze beschikking zijn de artikelen 2 tot en met 5, de artikelen 7 en 8, artikel 9, leden 2, 3 en 4, en artikel 10 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)   PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)   PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)   PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37.


AANBEVELINGEN

Commissie

5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/19


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2008

betreffende het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht en een code van goede praktijken voor universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1329)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/416/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 165,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de herlancering van de Lissabonstrategie in 2005 hebben de staatshoofden en regeringsleiders de cruciale rol benadrukt van betere banden tussen publieke onderzoeksorganisaties, inclusief universiteiten, en het bedrijfsleven bij het vergemakkelijken van de verspreiding en het gebruik van ideeën in een dynamische kennismaatschappij en bij het vergroten van het concurrentievermogen en de welvaart.

(2)

Er dient een inspanning te worden geleverd om kennis beter in sociaaleconomische voordelen om te zetten. Daarom moeten publieke onderzoeksorganisaties de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek verspreiden en effectiever exploiteren om deze in nieuwe producten en diensten om te zetten. Dit kan met name worden gerealiseerd door samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven — onderzoek in samenwerkingsverband of contractonderzoek dat samen met de private sector wordt verricht of gefinancierd —, licentieverlening en het creëren van spin-offs.

(3)

De effectieve exploitatie van resultaten van publiek gefinancierd onderzoek hangt af van het goede beheer van intellectuele eigendom (dat wil zeggen kennis in de breedste zin van het woord, die bijvoorbeeld uitvindingen, software, databases en micro-organismen omvat, al dan niet beschermd door rechtsinstrumenten zoals octrooien), de ontwikkeling van een ondernemerscultuur en daaraan gerelateerde vaardigheden in publieke onderzoeksorganisaties, en een betere communicatie en interactie tussen de publieke en private sector.

(4)

Het actief inschakelen van publieke onderzoeksorganisaties bij het beheer van intellectuele eigendom en kennisoverdracht is essentieel voor het genereren van sociaaleconomische voordelen en voor het aantrekken van studenten, wetenschappers en verdere onderzoeksfinanciering.

(5)

De lidstaten hebben de afgelopen jaren op nationaal niveau initiatieven genomen om kennisoverdracht te vergemakkelijken, maar belangrijke discrepanties tussen nationale regelgevingskaders, beleidslijnen en praktijken alsmede uiteenlopende normen bij het beheer van intellectuele eigendom in publieke onderzoeksorganisaties verhinderen of belemmeren de transnationale kennisoverdracht in heel Europa en de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte.

(6)

In aansluiting op de mededeling en richtsnoeren van de Commissie van 2007 (1) waarin benaderingen voor een gemeenschappelijk Europees kader voor kennisoverdracht uiteengezet zijn, heeft de Europese Raad de Commissie in juni 2007 verzocht om in de vorm van een aanbeveling aan de lidstaten een leidraad te ontwikkelen voor het beheer van intellectuele eigendom door publieke onderzoeksorganisaties.

(7)

Deze aanbeveling heeft tot doel de lidstaten en hun regio’s beleidsrichtsnoeren voor de ontwikkeling of de actualisering van nationale richtsnoeren en kaders aan te reiken en publieke onderzoeksorganisaties een code van goede praktijken te bieden, teneinde het beheer van intellectuele eigendom en kennisoverdracht door publieke onderzoeksorganisaties beter te organiseren.

(8)

Samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling alsook activiteiten voor kennisoverdracht tussen de Gemeenschap en derde landen moeten gebaseerd zijn op duidelijke en uniforme aanbevelingen en praktijken die, in het wederzijds voordeel van alle betrokken partners, billijke en redelijke toegang verzekeren tot intellectuele eigendom dat door internationale onderzoekssamenwerking is gegenereerd. De bijgaande code van goede praktijken moet in die context als referentie dienen.

(9)

Er is een aantal goede praktijken geïnventariseerd die de lidstaten deze aanbeveling moeten helpen uitvoeren. Het staat elke lidstaat vrij om de procedures en praktijken te kiezen die het meest geschikt zijn om ervoor te zorgen dat de beginselen van deze aanbeveling worden gevolgd. Daarbij dient de lidstaat rekening te houden met hetgeen in de context van die lidstaat het effectiefst zou zijn, aangezien praktijken die in één lidstaat effectief zijn, mogelijk niet zo effectief zijn in een andere lidstaat. Bestaande richtsnoeren op communautair en OESO-niveau moeten eveneens in aanmerking worden genomen.

(10)

De Commissie en de lidstaten moeten de uitvoering van deze aanbeveling en het effect ervan monitoren en de uitwisseling van goede praktijken betreffende kennisoverdracht bevorderen,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

1.

ervoor te zorgen dat alle publieke onderzoeksorganisaties kennisoverdracht als een strategische missie kwalificeren;

2.

publieke onderzoeksorganisaties aan te moedigen beleidslijnen en procedures voor het beheer van intellectuele eigendom vast te stellen en bekend te maken overeenkomstig de in bijlage I opgenomen code van goede praktijken;

3.

ondersteuning te verlenen aan de ontwikkeling van capaciteiten en vaardigheden voor kennisoverdracht bij publieke onderzoeksorganisaties, alsook aan maatregelen om studenten — met name op het gebied van wetenschap en technologie — bewuster en vaardiger te maken op het gebied van intellectuele eigendom, kennisoverdracht en ondernemerschap;

4.

de brede verspreiding van met publieke middelen voortgebrachte kennis te bevorderen door stappen te ondernemen om een open toegang tot onderzoeksresultaten te stimuleren en tevens, in voorkomend geval, de bescherming van het desbetreffend intellectuele eigendom mogelijk te maken;

5.

samen te werken en stappen te ondernemen om hun respectieve bezitsregelingen inzake intellectuele-eigendomsrechten coherenter te maken, zodanig dat grensoverschrijdende samenwerking en kennisoverdracht op het gebied van onderzoek en ontwikkeling worden vergemakkelijkt;

6.

de in deze aanbeveling uiteengezette beginselen te gebruiken als basis voor de invoering of aanpassing van nationale richtsnoeren en wetgeving betreffende het beheer van intellectuele eigendom en kennisoverdracht door publieke onderzoeksorganisaties, voor de sluiting van overeenkomsten betreffende onderzoekssamenwerking met derde landen, voor alle andere maatregelen om kennisoverdracht te bevorderen alsook voor de ontwikkeling van nieuwe daaraan gerelateerde beleidslijnen of financieringsregelingen, rekening houdende met de regels inzake staatssteun;

7.

stappen te ondernemen om een zo breed mogelijke uitvoering van de code van goede praktijken te verzekeren, zowel rechtstreeks als via regels die door nationale en regionale instellingen voor onderzoeksfinanciering zijn vastgesteld;

8.

de billijke en redelijke behandeling van deelnemers uit lidstaten en derde landen aan internationale onderzoeksprojecten te verzekeren ten aanzien van het bezit van en de toegang tot intellectuele-eigendomsrechten, tot wederzijds voordeel van alle betrokken partners;

9.

een nationaal aanspreekpunt aan te wijzen dat er onder meer mee belast is, in samenwerking met soortgelijke aanspreekpunten in andere lidstaten, maatregelen betreffende kennisoverdracht tussen publieke onderzoeksorganisaties en de private sector te coördineren en transnationale kwesties aan te pakken;

10.

rekening houdend met de nationale context de in bijlage II opgenomen beste praktijken te onderzoeken en te gebruiken;

11.

de Commissie tegen 15 juli 2010 en vervolgens om de twee jaar op de hoogte te brengen van op basis van deze aanbeveling genomen maatregelen en het effect ervan.

Gedaan te Brussel, 10 april 2008.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  COM(2007) 182 def.


BIJLAGE I

Code van goede praktijken inzake beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht ten behoeve van universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties

De code van goede praktijken bestaat uit drie belangrijke gehelen van beginselen.

De beginselen voor een intern beleid inzake intellectuele eigendom (hierna „IE”) vormen het basisgeheel van beginselen die publieke onderzoeksorganisaties moeten naleven ten behoeve van een effectief beheer van het intellectuele eigendom dat uit — eigen of in samenwerkingsverband verrichte — activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling voortkomt.

De beginselen voor een beleid inzake kennisoverdracht (hierna „KO”) vullen de beginselen betreffende het IE-beleid aan en hebben meer specifiek betrekking op de actieve overdracht en exploitatie van dit intellectuele eigendom, ongeacht of het al dan niet door IE-rechten wordt beschermd.

De beginselen voor onderzoek in samenwerkingsverband en contractonderzoek gelden voor alle vormen van onderzoeksactiviteiten die gezamenlijk door een publieke onderzoeksorganisatie en de private sector worden verricht of gefinancierd, inclusief met name onderzoek in samenwerkingsverband (waar alle partijen O&O-taken uitvoeren) en contractonderzoek (waar O&O door een private onderneming aan een publieke onderzoeksorganisatie wordt uitbesteed).

Beginselen voor een intern beleid inzake intellectuele eigendom

1.

Ontwikkelen van een IE-beleid als onderdeel van de langetermijnstrategie en -missie van de publieke onderzoeksorganisatie, intern en extern bekendmaken van dit beleid, en opzetten van één verantwoordelijk aanspreekpunt.

2.

Het IE-beleid moet duidelijke regels voor personeel en studenten vaststellen betreffende met name de openbaarmaking van nieuwe ideeën met potentieel commercieel belang, de eigendom van onderzoeksresultaten, het bijhouden van een register, het beheer van belangenconflicten en de interactie met derden.

3.

Bevorderen van de inventarisatie, exploitatie en, in voorkomend geval, bescherming van intellectuele eigendom, in overeenstemming met de strategie en missie van de publieke onderzoeksorganisatie en met het oog op het maximaliseren van sociaaleconomische voordelen. Te dien einde kunnen verschillende strategieën worden gevolgd — mogelijk gedifferentieerd naar de respectieve wetenschappelijke/technische gebieden —, bijvoorbeeld de „publiek domein”-benadering of de „open innovatie”-benadering.

4.

Geven van passende stimulansen om ervoor te zorgen dat alle relevante personeel een actieve rol speelt in de uitvoering van het IE-beleid. Die stimulansen dienen niet alleen van financiële aard te zijn, maar moeten tevens de loopbaanontwikkeling bevorderen doordat in beoordelingsprocedures niet alleen academische criteria in aanmerking worden genomen maar ook intellectuele eigendom en kennisoverdracht.

5.

Nadenken over het creëren van coherente portefeuilles van intellectuele eigendom door de publieke onderzoeksorganisatie — bijvoorbeeld op specifieke technologische gebieden — en, in voorkomend geval, opzetten van octrooi-/IE-pools die ook intellectuele eigendom van andere publieke onderzoeksorganisaties bevatten. Door kritische massa en verminderde transactiekosten zou dit voor derden exploitatie kunnen vergemakkelijken.

6.

Bevorderen van kennis en basisvaardigheden betreffende intellectuele eigendom en kennisoverdracht door opleidingsacties voor studenten en onderzoekspersoneel, en ervoor zorgen dat het voor het beheer van IE/KO verantwoordelijke personeel de vereiste vaardigheden bezit en een adequate opleiding krijgt.

7.

Ontwikkelen en bekendmaken van een publicatie-/verspreidingsbeleid waarbij de brede verspreiding van resultaten van onderzoek en ontwikkeling (bijvoorbeeld door vrij toegankelijke publicaties) wordt bevorderd, terwijl mogelijke vertraging wordt geaccepteerd daar waar de bescherming van intellectuele eigendom wordt overwogen, hoewel dit tot een minimum moet worden beperkt.

Beginselen voor een beleid inzake kennisoverdracht

8.

Om het gebruik van de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek te bevorderen en het sociaaleconomische effect ervan te maximaliseren, nadenken over allerlei mogelijke exploitatiemechanismen (zoals licentieverlening of het creëren van spin-offs) en alle mogelijke exploitatiepartners (zoals spin-offs of bestaande ondernemingen, andere publieke onderzoeksorganisaties, investeerders of innovatieondersteunende diensten of bureaus) en selecteren van de meest geschikte.

9.

Hoewel proactief IE/KO-beleid extra inkomsten voor de publieke onderzoeksorganisatie kan genereren, mag dit niet als het hoofddoel worden beschouwd.

10.

Ervoor zorgen dat de publieke onderzoeksorganisatie toegang heeft tot of beschikt over professionele kennisoverdrachtdiensten inclusief juridische, financiële, commerciële adviseurs en adviseurs op het gebied van de bescherming van intellectuele eigendom en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, naast personeel met een technische achtergrond.

11.

Ontwikkelen en bekendmaken van een beleid inzake licentieverlening om de praktijken in de publieke onderzoeksorganisatie te harmoniseren en billijkheid bij alle transacties te waarborgen. Met name moeten, vooral ten aanzien van niet-Europese derden, overdrachten van het eigenaarschap over intellectuele eigendom dat in het bezit is van de publieke onderzoeksorganisatie, en de verlening van exclusieve licenties (1) zorgvuldig worden beoordeeld. Licenties voor exploitatiedoeleinden moeten adequate financiële of andere compensatie omvatten.

12.

Ontwikkelen en bekendmaken van een beleid voor het creëren van spin-offs, waarbij het personeel van de publieke onderzoeksorganisatie in voorkomend geval in de mogelijkheid wordt gesteld en wordt aangemoedigd zich te gaan bezighouden met het creëren van spin-offs, en de verhouding op lange termijn tussen spin-offs en de publieke onderzoeksorganisatie wordt verduidelijkt.

13.

Vaststellen van duidelijke principes betreffende de deling van de financiële opbrengsten van inkomsten uit kennisoverdracht tussen de publieke onderzoeksorganisatie, de afdeling en de uitvinders.

14.

Monitoren van activiteiten voor de bescherming van intellectuele eigendom en voor kennisoverdracht alsook daaraan gerelateerde prestaties, en regelmatig bekendmaken ervan. De onderzoeksresultaten van de publieke onderzoeksorganisatie, alle gerelateerde expertise en intellectuele-eigendomsrechten moeten voor de private sector zichtbaarder worden gemaakt om de exploitatie ervan te bevorderen.

Beginselen betreffende onderzoek in samenwerkingsverband en contractonderzoek (2)

15.

De regels betreffende activiteiten voor onderzoek in samenwerkingsverband en contractonderzoek moeten verenigbaar zijn met de missie van elke partij. Zij moeten rekening houden met het niveau van private financiering en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de onderzoeksactiviteiten, met name om het commercieel en sociaaleconomisch effect van het onderzoek te maximaliseren, het doel van de publieke onderzoeksorganisatie om private onderzoeksfinanciering aan te trekken te ondersteunen, een intellectuele-eigendomspositie te behouden die verder academisch onderzoek en onderzoek in samenwerkingsverband mogelijk maakt, en te vermijden dat de verspreiding van de O&O-resultaten wordt belemmerd.

16.

IE-gerelateerde kwesties dienen op beheersniveau en zo vroeg mogelijk in het onderzoeksproject, idealiter voor de aanvang ervan, te worden verduidelijkt. Dit omvat onder meer toewijzing van het eigenaarschap over intellectuele eigendom dat ontstaat in het kader van het project (hierna „foreground”), inventarisatie van het intellectuele eigendom dat in het bezit is van de partijen voor de aanvang van het project (hierna „background”) en nodig is voor projectuitvoerings- of exploitatiedoeleinden, toegangsrechten (3) op foreground en background voor deze doeleinden, en inkomstendeling.

17.

Bij een onderzoeksproject in samenwerkingsverband moet de eigendom over de foreground bij de partij blijven die de foreground heeft gegenereerd, maar kan deze aan de verschillende partijen worden toegewezen op basis van een op voorhand gesloten contractuele overeenkomst die op adequate wijze de respectieve belangen, taken en financiële of andere bijdragen van de partijen aan het project weerspiegelt. Bij contractonderzoek bezit de private partij de door de publieke onderzoeksorganisatie gegenereerde foreground. Het project zou geen invloed mogen hebben op de eigendom over de background.

18.

De toegangsrechten (3) dienen door de partijen zo vroeg mogelijk in het onderzoeksproject, idealiter voor de aanvang ervan, te worden verduidelijkt. Wanneer dit noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject of voor de exploitatie van de foreground van een partij, dienen de toegangsrechten op de foreground en de background van andere partijen beschikbaar te zijn onder voorwaarden die op adequate wijze de respectieve belangen, taken en financiële en andere bijdragen van de partijen aan het project weerspiegelen.

(1)  Met betrekking tot O&O-resultaten die verschillende mogelijke toepassingsgebieden hebben, moeten exclusieve en onbeperkte, voor een bepaald toepassingsgebied verleende licenties worden vermeden. Als regel moet de POO bovendien voldoende rechten aan zich houden om verspreiding en verder onderzoek te vergemakkelijken.

(2)  Wanneer een POO samen met een partner uit het bedrijfsleven onderzoek in samenwerkingsverband of contractonderzoek verricht, gaat de Commissie er automatisch van uit (er bestaat met andere woorden geen meldingsplicht) dat er via de POO geen indirecte staatssteun aan deze industriële partner wordt verleend als aan de voorwaarden van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PB C 323 van 30.12.2006 — in het bijzonder de punten 3.2.1 en 3.2.2) is voldaan.

(3)  Toegangsrechten zijn rechten die de partijen aan elkaar verlenen, in tegenstelling tot licenties, die aan derden worden verleend. Bepaald moet worden welke partijen welke foreground/background, voor onderzoeksdoeleinden en/of voor exploitatiedoeleinden, en onder welke voorwaarden kunnen gebruiken.


BIJLAGE II

Geïnventariseerde overheidspraktijken die het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht door universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties vergemakkelijken

Kennisoverdracht als een strategische missie van publieke onderzoeksorganisaties

1.

Kennisoverdracht tussen universiteiten en bedrijven is een permanente politieke en operationele prioriteit voor alle publieke instellingen voor onderzoeksfinanciering in een lidstaat, zowel op nationaal als op regionaal niveau.

2.

Het onderwerp valt duidelijk onder de verantwoordelijkheid van een ministerie, dat belast is met de coördinatie van initiatieven voor het bevorderen van kennisoverdracht met andere ministeries.

3.

Elk ministerie en elke regionale overheidsinstantie die zich bezighoudt met kennisoverdracht, wijst een ambtenaar aan die het effect hiervan moet monitoren. Deze ambtenaren komen regelmatig samen om informatie uit te wisselen en te bespreken hoe de kennisoverdracht kan worden verbeterd.

Beleidslijnen voor het beheer van intellectuele eigendom

4.

Goed beheer van uit publieke financiering voortkomend intellectuele eigendom wordt bevorderd, met dien verstande dat dit gebeurt volgens vastomlijnde beginselen waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van het bedrijfsleven (bijvoorbeeld tijdelijke geheimhoudingsplicht).

5.

Het onderzoeksbeleid ondersteunt het inschakelen van de private sector om technologische behoeften in kaart te helpen brengen, private investeringen in onderzoek te bevorderen en de exploitatie van de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek aan te moedigen.

Capaciteiten en vaardigheden voor kennisoverdracht

6.

Voor publieke onderzoeksorganisaties en hun personeel zijn voldoende middelen en stimulansen beschikbaar om zich te gaan bezighouden met kennisoverdracht.

7.

Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat publieke onderzoeksorganisaties over opgeleid personeel kunnen beschikken (zoals functionarissen voor technologieoverdracht) en dit gemakkelijker in dienst kunnen nemen.

8.

Er wordt een set modelcontracten beschikbaar gesteld alsook een beslissingsinstrument om op basis van een aantal parameters het meest geschikte modelcontract te helpen selecteren.

9.

Voordat nieuwe mechanismen ter bevordering van kennisoverdracht (zoals mobiliteits- of financieringsregelingen) worden opgezet, worden de relevante stakeholdersgroepen, inclusief kleine, middelgrote en grote ondernemingen alsook publieke onderzoeksorganisaties, geraadpleegd.

10.

De bundeling van middelen door publieke onderzoeksorganisaties op lokaal of regionaal niveau wordt bevorderd daar waar deze niet de kritische massa aan onderzoeksbestedingen hebben die een eigen dienst voor kennisoverdracht of een eigen intellectuele-eigendomsmanager verantwoorden.

11.

Voor de ondersteuning van onderzoeksspin-offs worden programma’s opgezet die voorzien in ondernemerschapsopleidingen en gericht zijn op sterke interactie van publieke onderzoeksorganisaties met lokale starterscentra, kredietverstrekkers, bureaus voor ondersteuning van het bedrijfsleven, enz.

12.

Er wordt overheidsfinanciering ter beschikking gesteld voor het ondersteunen van kennisoverdracht en interactie met het bedrijfsleven bij publieke onderzoeksorganisaties, inclusief het inhuren van experts.

Coherentie bij transnationale samenwerking

13.

Om transnationale kennisoverdracht te bevorderen en samenwerking met partijen uit andere landen te vergemakkelijken, zijn er duidelijke regels om te bepalen wie de eigenaar is van uit publiek gefinancierd onderzoek voortkomend intellectuele eigendom; deze informatie alsook informatie over alle financieringsvoorwaarden die op de kennisoverdracht van invloed kunnen zijn, is gemakkelijk verkrijgbaar. Bij publieke onderzoeksorganisaties wordt in de meeste EU-lidstaten normaal de instelling en niet de onderzoeker de jure als de eigenaar van intellectuele eigendom aangemerkt.

14.

Bij de ondertekening van internationale overeenkomsten voor onderzoekssamenwerking hebben alle deelnemers soortgelijke rechten krachtens de voorwaarden die gelden ten aanzien van projecten die in het kader van de regelingen van beide landen worden gefinancierd, met name wat betreft de toegang tot intellectuele-eigendomsrechten en gerelateerde gebruiksvoorwaarden.

Kennisverspreiding

15.

De publieke instellingen voor onderzoeksfinanciering zorgen ervoor dat collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties die uit publiek gefinancierd onderzoek voortkomen, vrij toegankelijk zijn.

16.

Vrije toegang tot onderzoeksgegevens wordt, rekening houdend met beperkingen in verband met commerciële exploitatie, bevorderd in overeenstemming met de Principles and Guidelines for Access to Research Data from Public Funding van de OESO.

17.

Er worden archieffaciliteiten voor onderzoeksresultaten (zoals internetbewaarplaatsen) ontwikkeld met publieke financiële middelen in het kader van een beleid inzake vrije toegang.

Voortgangscontrole van de uitvoering

18.

De nodige mechanismen worden opgezet ten behoeve van de controle en de evaluatie van de voortgang die door nationale publieke onderzoeksorganisaties in het kader van kennisoverdracht wordt gemaakt, bijvoorbeeld jaarverslagen van de individuele publieke onderzoeksorganisaties. Deze informatie wordt, samen met beste praktijken, ook aan andere lidstaten ter beschikking gesteld.

Top