Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2011_254_R_0001_01

Besluit 2011/640/GBVB van de Raad van 12 juli 2011 betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius inzake de voorwaarden waaronder piraterijverdachten en in beslag genomen goederen door de Europese Unie geleide zeemacht worden overgedragen aan de Republiek Mauritius, en inzake de positie van de verdachten na de overdracht
Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius betreffende de voorwaarden voor de overdracht van piraterij verdachte personen en bijbehorende in beslag genomen goederen van de door de Europese Unie geleide zeemacht aan de Republiek Mauritius en over de omstandigheden van personen die verdacht worden van piraterij na de overdracht

PB L 254 van 30.9.2011, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 254/1


BESLUIT 2011/640/GBVB VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius inzake de voorwaarden waaronder piraterijverdachten en in beslag genomen goederen door de Europese Unie geleide zeemacht worden overgedragen aan de Republiek Mauritius, en inzake de positie van de verdachten na de overdracht

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name artikel 37, en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 218, leden 5 en 6,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 2 juni 2008 heeft de VN-Veiligheidsraad Resolutie 1816 (2008) aangenomen, waarbij alle staten worden opgeroepen samen te werken bij de bepaling van de rechtsmacht en het onderzoek naar en de vervolging van personen die zich schuldig maken aan piraterij en gewapende overvallen in de Somalische wateren. De VNVR heeft deze bepalingen in vervolgresoluties herhaald.

(2)

Op 10 november 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake een militaire operatie van de Europese Unie aangenomen, teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (operatie „Atalanta”).

(3)

Krachtens artikel 12 van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB kunnen in de territoriale wateren van Somalië gevangen genomen personen die ervan verdacht worden daden van piraterij of gewapende overvallen te beogen, te begaan of te hebben begaan, alsmede de goederen die tot uitvoering van deze daden gediend hebben, met het oog op de uitoefening van rechterlijke bevoegdheden worden overgedragen aan een derde staat die rechtsmacht wil uitoefenen ten aanzien van de bovengenoemde personen en goederen, mits de voorwaarden voor deze overdracht die met deze derde staat zijn overeengekomen, zijn vastgesteld overeenkomstig het toepasselijk internationaal recht, daaronder begrepen het internationaal recht inzake de mensenrechten, om in het bijzonder te waarborgen dat deze personen niet worden onderworpen aan de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling.

(4)

Ingevolge het besluit van 22 maart 2010 houdende machtiging door de Raad, heeft de HV onderhandelingen geopend over een overeenkomst, op grond van artikel 37 VEU, tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius inzake de voorwaarden waaronder piraterijverdachten en in beslag genomen goederen door de door de Europese Unie geleide zeemacht worden overgedragen aan de Republiek Mauritius, en inzake de positie van de verdachten na de overdracht („de overeenkomst”).

(5)

Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius inzake de voorwaarden waaronder piraterijverdachten en in beslag genomen goederen door de door de Europese Unie geleide zeemacht worden overgedragen aan de Republiek Mauritius, en inzake de positie van de verdachten na de overdracht, wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Unie te binden.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 11, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (2).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius betreffende de voorwaarden voor de overdracht van piraterij verdachte personen en bijbehorende in beslag genomen goederen van de door de Europese Unie geleide zeemacht aan de Republiek Mauritius en over de omstandigheden van personen die verdacht worden van piraterij na de overdracht

DE EUROPESE UNIE (EU),

enerzijds, en

DE REPUBLIEK MAURITIUS,

hierna „Mauritius” genoemd,

anderzijds,

hierna „de partijen” te noemen,

IN AANMERKING NEMEND:

de Resoluties 1814 (2008), 1838 (2008), 1846 (2008) en 1851 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN), en de resoluties die daarop het vervolg vormen,

het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS) van 1982, met name de artikelen 100 tot en met 107 en artikel 110,

Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (operatie „EUNAVFOR Atalanta”), als gewijzigd bij Besluit 2009/907/GBVB van de Raad van 8 december 2009 (2),

het internationale recht betreffende de mensenrechten, met inbegrip van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,

dat deze overeenkomst de rechten en verplichtingen van de partijen krachtens internationale overeenkomsten en andere instrumenten tot instelling van internationale tribunalen, waaronder het statuut van het Internationaal Strafhof, onverlet laat,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Doel

Deze overeenkomst bevat de voorwaarden en nadere bepalingen voor:

a)

de overdracht van personen die ervan worden verdacht daden van piraterij te begaan of te hebben begaan dan wel hiertoe een poging te hebben ondernomen binnen het gebied waarin EUNAVFOR opereert, op volle zee, buiten de territoriale wateren van Mauritius, Madagaskar, de Comoren, de Seychellen en het eiland Réunion, en die door EUNAVFOR worden vastgehouden;

b)

de overdracht van de bijbehorende door EUNAVFOR in beslag genomen goederen, van EUNAVFOR aan Mauritius; en

c)

de behandeling van overgedragen personen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „door de Europese Unie geleide zeemacht (EUNAVFOR)”: het militaire hoofdkwartier van de Europese Unie en de nationale contingenten die bijdragen tot de operatie Atalanta van de EU, alsmede hun schepen, luchtvaartuigen en goederen;

b)   „operatie”: de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en ondersteuning van de militaire missie die is vastgesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van de Europese Unie en/of de missies ter voortzetting daarvan;

c)   „nationale contingenten”: de eenheden en schepen van de lidstaten van de Europese Unie, zoals aangegeven door de EU, en van andere staten die aan de operatie deelnemen;

d)   „zendstaat”: een staat die een nationaal contingent voor EUNAVFOR levert;

e)   „piraterij”: piraterij als omschreven in artikel 101 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee;

f)   „overgedragen persoon”: eenieder die ervan wordt verdacht daden van piraterij te begaan of te hebben begaan dan wel een poging daartoe te hebben ondernomen, en die krachtens de onderhavige overeenkomst door EUNAVFOR aan Mauritius is overgedragen.

Artikel 3

Algemene beginselen

1.   Op verzoek van EUNAVFOR kan Mauritius de overdracht van door EUNAVFOR in verband met piraterij vastgehouden personen en de bijbehorende door EUNAVFOR in beslag genomen goederen aanvaarden en de betrokken personen en goederen met het oog op onderzoek en vervolging overgeven aan zijn bevoegde instanties. Mauritius bepaalt per geval of het instemt met een voorgestelde overdracht en houdt daarbij rekening met alle ter zake doende omstandigheden, zoals de plaats waar de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

2.   EUNAVFOR draagt personen alleen over aan bevoegde wetshandhavingsinstanties van Mauritius.

3.   Overdrachten worden pas uitgevoerd als de bevoegde wetshandhavingsinstanties van Mauritius binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van door EUNAVFOR toegezonden bewijs besluiten dat er redelijke vooruitzichten zijn op veroordeling van door EUNAVFOR vastgehouden personen.

4.   Het besluit of er redelijke vooruitzichten op veroordeling zijn, wordt door de bevoegde wetshandhavingsinstanties van Mauritius genomen op basis van bewijsmateriaal dat EUNAVFOR via de geëigende communicatiekanalen heeft doen toekomen.

5.   Een overgedragen persoon wordt humaan behandeld overeenkomstig de internationale mensenrechtenverplichtingen die zijn verankerd in de grondwet van Mauritius, zoals het verbod op foltering en wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing en het verbod op willekeurige hechtenis, alsook overeenkomstig de verplichting te zorgen voor een eerlijk proces.

Artikel 4

Behandeling, vervolging en berechting van overgedragen personen

1.   Overeenkomstig de internationale mensenrechtenverplichtingen die zijn verankerd in de grondwet van Mauritius, wordt een overgedragen persoon menselijk behandeld en niet onderworpen aan foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, wordt hij op passende wijze gehuisvest en gevoed, krijgt hij toegang tot medische verzorging en wordt hij in staat gesteld zijn godsdienstige plichten te vervullen.

2.   Een overgedragen persoon wordt terstond voorgeleid aan een rechter of andere magistraat die krachtens de wet bevoegd is rechterlijke macht uit te oefenen, en die zich onverwijld over de wettigheid van zijn aanhouding uitspreekt, en hem in vrijheid doet stellen indien de gevangenhouding niet gerechtvaardigd is.

3.   Een overgedragen persoon heeft het recht binnen een redelijke termijn te worden berecht of in vrijheid te worden gesteld.

4.   Bij de vaststelling van de aanklacht jegens hem heeft iedere overgedragen persoon recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een bij de wet ingestelde bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige rechtbank.

5.   Een overgedragen persoon tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt geacht onschuldig te zijn totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.

6.   Bij de vaststelling van de aanklacht jegens hem heeft iedere overgedragen persoon in volle gelijkheid recht op de volgende minimumwaarborgen:

a)

onverwijld, in detail en in een taal die hij begrijpt, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van het hem ten laste gelegde;

b)

te beschikken over voldoende tijd en faciliteiten voor de voorbereiding van zijn verdediging en te communiceren met de raadsman van zijn keuze;

c)

terecht te staan zonder buitensporige vertraging;

d)

aanwezig te zijn ter terechtzitting, verweer te voeren in persoon of door middel van door hemzelf gekozen rechtsbijstand; ingeval hij geen rechtsbijstand heeft, van het recht daarop in kennis te worden gesteld; en rechtsbijstand toegewezen te krijgen in alle gevallen waarin het belang van de rechtspleging dit vereist, en kosteloos indien betrokkene niet over voldoende middelen beschikt;

e)

kennis te nemen of te doen nemen van alle bewijsstukken tegen hem, met inbegrip van de beëdigde verklaringen van de getuigen op grond waarvan de aanhouding heeft plaatsgevonden, en de verschijning en ondervraging te verkrijgen van getuigen à decharge onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor getuigen à charge;

f)

zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd, niet verstaat of niet spreekt;

g)

niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen of schuld te bekennen.

7.   Een overgedragen persoon die voor een misdaad is veroordeeld, heeft het recht overeenkomstig de wetgeving van Mauritius tegen zijn veroordeling en het vonnis bezwaar aan te tekenen of bij een hogere rechtbank in beroep te gaan.

8.   Mauritius kan, na overleg met de EU, overgedragen personen die in Mauritius zijn veroordeeld en daar hun straf uitzitten, overdragen aan een andere staat die garandeert dat hij zich houdt aan bovengenoemde mensenrechtennormen, zodat de persoon in kwestie de rest van zijn straf in die andere staat kan uitzitten. In geval van ernstige bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in die andere staat, vindt er geen overdracht plaats zolang overleg tussen de partijen over de geformuleerde bezwaren geen bevredigende oplossing oplevert.

Artikel 5

Doodstraf

Aan een overgedragen persoon mag, overeenkomstig de wet in Mauritius inzake de afschaffing van de doodstraf, geen misdrijf ten laste worden gelegd waarop de doodstraf staat, en aan hem mag geen doodstraf worden opgelegd of voltrokken.

Artikel 6

Gegevens en kennisgevingen

1.   Met betrekking tot iedere overdracht wordt een passend document opgesteld, dat wordt ondertekend door een vertegenwoordiger van EUNAVFOR en een vertegenwoordiger van de bevoegde wetshandhavingsinstanties van Mauritius.

2.   EUNAVFOR verstrekt Mauritius ten aanzien van iedere overgedragen persoon de gegevens betreffende zijn hechtenis. Deze omvatten, voor zover mogelijk, de fysieke toestand van de overgedragen persoon tijdens de hechtenis, het tijdstip van overdracht aan de autoriteiten van Mauritius, de reden voor zijn hechtenis, tijdstip en plaats van begin van de hechtenis en eventuele beslissingen in verband met zijn hechtenis.

3.   Mauritius is verantwoordelijk voor een nauwkeurige administratie van alle overgedragen personen, met ten minste gegevens betreffende eventuele in beslag genomen goederen, de fysieke toestand van de betrokkenen, de plaats van hechtenis, de eventuele tenlastelegging en alle beslissingen van enig belang die in de loop van de vervolging en het proces zijn genomen.

4.   Deze gegevens zijn voor de vertegenwoordigers van de Europese Unie en EUNAVFOR beschikbaar indien zij het ministerie van Buitenlandse Zaken van Mauritius daar schriftelijk om verzoeken.

5.   Daarenboven stelt Mauritius de Europese Unie en EUNAVFOR in kennis van de plaats van hechtenis van iedere uit hoofde van deze overeenkomst overgedragen persoon, alsmede van iedere verslechtering van zijn fysieke toestand en van alle meldingen waarin sprake is van slechte behandeling. Vertegenwoordigers van de Europese Unie en van EUNAVFOR hebben tijdens het voorarrest toegang tot alle krachtens deze overeenkomst overgedragen personen en hebben het recht hen te ondervragen.

6.   Op hun verzoek wordt het nationale en internationale humanitaire instellingen toegestaan personen die uit hoofde van de onderhavige overeenkomst zijn overgedragen, te bezoeken.

7.   Teneinde EUNAVFOR in staat te stellen Mauritius tijdig bij te staan middels de verschijning van getuigen van EUNAVFOR en de overlegging van relevante bewijsstukken, stelt Mauritius EUNAVFOR in kennis van zijn voornemen om jegens een overgedragen persoon een strafproces in te stellen, en deelt Mauritius het tijdschema voor het indienen van de bewijsstukken en het verhoor mede.

Artikel 7

Bijstand door de Europese Unie en EUNAVFOR

1.   EUNAVFOR helpt Mauritius met al zijn middelen en vermogens bij de instructie betreffende en de vervolging van de overgedragen personen.

2.   EUNAVFOR moet met name:

a)

de gegevens betreffende de hechtenis verstrekken overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze overeenkomst;

b)

alle beschikbare bewijsmateriaal verwerken overeenkomstig de wensen van de bevoegde autoriteiten van Mauritius als overeengekomen in de uitvoeringsregelingen van artikel 10;

c)

zorgen voor al dan niet beëdigde getuigenverklaringen door functionarissen van EUNAVFOR die betrokken zijn geweest bij incidenten in verband waarmee personen uit hoofde van de onderhavige overeenkomst zijn overgedragen;

d)

trachten te zorgen voor al dan niet beëdigde getuigenverklaringen door andere getuigen die zich niet in Mauritius bevinden;

e)

alle ter zake doende in beslag genomen goederen, bewijsstukken, foto’s en artikelen met bewijswaarde die in het bezit van EUNAVFOR zijn, overdragen;

f)

zorgen voor de aanwezigheid van getuigen van EUNAVFOR, waar nodig, zodat zij in de rechtbank (of via een televisieverbinding of een ander goedgekeurd elektronisch middel) tijdens het proces kunnen getuigen;

g)

de aanwezigheid van andere getuigen, waar nodig, vergemakkelijken zodat zij in de rechtbank (of via een televisieverbinding of een ander goedgekeurd elektronisch middel) tijdens het proces kunnen getuigen;

h)

de aanwezigheid van de eventueel door de bevoegde autoriteiten van Mauritius verlangde tolken vergemakkelijken zodat zij kunnen helpen bij onderzoeken en processen waarbij overgedragen personen betrokken zijn.

3.   Als deze middelen niet via andere financiële donoren worden geleverd, stellen de partijen middels de toepasselijke procedures uitvoeringsbepalingen op over financiële, technische en andersoortige bijstand met het oog op de overdracht, de hechtenis, het onderzoek, de vervolging en de berechting van overgedragen personen. De uitvoeringsbepalingen betreffen tevens technische en logistieke bijstand aan Mauritius met betrekking tot herziening van de wetgeving, opleiding van onderzoekers en officieren van justitie, onderzoeksprocedures en gerechtelijke procedures, en in het bijzonder bepalingen voor de bewaring en de overdracht van bewijsmateriaal en beroepsprocedure. Daarnaast wordt in deze uitvoeringsbepalingen de repatriëring geregeld van overgedragen personen die zijn vrijgesproken of niet worden vervolgd, alsmede de overbrenging van overgedragen personen voor het uitzitten van hun verdere straf in een andere staat en de repatriëring van overgedragen personen die hun gevangenisstraf in Mauritius hebben uitgezeten.

Artikel 8

Verband met de andere rechten van de overgedragen personen

Niets in deze overeenkomst is bedoeld als een afwijking, of kan worden opgevat als een afwijking, van enig recht van een overgedragen persoon krachtens het toepasselijke nationale of internationale recht.

Artikel 9

Contacten en geschillen

1.   Alle problemen die zich ten aanzien van de toepassing van deze overeenkomst voordoen, worden door de bevoegde autoriteiten van Mauritius en van de Europese Unie gezamenlijk onderzocht.

2.   Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst uitsluitend langs diplomatieke weg opgelost tussen vertegenwoordigers van Mauritius en van de EU.

Artikel 10

Uitvoeringsregelingen

1.   Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst kunnen voor operationele, administratieve en technische aangelegenheden uitvoeringsregelingen worden overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van Mauritius enerzijds en de bevoegde autoriteiten van de Europese Unie en die van de zendstaten anderzijds.

2.   Uitvoeringsregelingen kunnen onder andere betrekking hebben op:

a)

het aanwijzen van de bevoegde wetshandhavingsinstanties van Mauritius waaraan EUNAVFOR personen kan overdragen;

b)

de inrichtingen voor bewaring waar de overgedragen personen worden vastgehouden;

c)

de afhandeling van documenten, waaronder die betreffende bewijsverkrijging, die bij de overdracht van een persoon aan de bevoegde wetshandhavingsinstanties van Mauritius worden overhandigd;

d)

contactpunten voor kennisgevingen;

e)

bij de overdracht te gebruiken formulieren;

f)

het op verzoek van Mauritius verstrekken van technische steun, deskundigheid, opleidingen en andere bijstand, bedoeld in artikel 7, teneinde het doel van deze overeenkomst te bereiken.

Artikel 11

Inwerkingtreding en beëindiging

1.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast met ingang van de datum waarop zij wordt ondertekend en treedt in werking zodra alle partijen elkaar hebben laten weten dat zij hun interne procedures voor de bekrachtiging van de overeenkomst hebben afgerond.

2.   Deze overeenkomst blijft van kracht tot de door EUNAVFOR opgegeven datum van beëindiging van de operatie. Niettemin kan iedere partij deze overeenkomst middels een schriftelijke kennisgeving opzeggen. De opzegging wordt van kracht zes maanden na ontvangst van de kennisgeving. Als de Europese Unie oordeelt dat onmiddellijke opzegging van deze overeenkomst gerechtvaardigd is op grond van een wijziging van het materiële strafrecht van Mauritius, zoals vermeld in deze overeenkomst, kan de Europese Unie de overeenkomst opzeggen met ingang van de datum van verzending van de kennisgeving. Een verandering in het materiële strafrecht van Mauritius heeft geen negatieve gevolgen voor personen die reeds uit hoofde van deze overeenkomst zijn overgedragen.

3.   Deze overeenkomst kan worden gewijzigd op basis van schriftelijke overeenstemming tussen de partijen.

4.   De beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor de rechten en plichten die uit de uitvoering van deze overeenkomst zijn voortgevloeid voordat deze beëindigd was, zulks met inbegrip van de rechten die in Mauritius in hechtenis gehouden of vervolgde overgedragen personen eraan kunnen ontlenen.

5.   Na beëindiging van de operatie kunnen alle rechten die EUNAVFOR uit hoofde van deze overeenkomst geniet, worden uitgeoefend door een persoon of entiteit die wordt aangewezen door de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. De aangewezen persoon of entiteit kan onder andere het hoofd of een lid van de delegatie van de Europese Unie in Mauritius zijn, of een in Mauritius geaccrediteerde diplomatieke of consulaire functionaris van een lidstaat van de EU. Na beëindiging van de operatie worden alle uit hoofde van de onderhavige overeenkomst aan EUNAVFOR gerichte kennisgevingen gericht aan de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.

Gedaan te Port Louis, 14 juli 2011, in twee originele exemplaren, elk in de Engelse taal.

Voor de Europese Unie

Voor Mauritius


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33; gerectificeerd in PB L 253 van 25.9.2009, blz. 18.

(2)  PB L 322 van 9.12.2009, blz. 27.


Top