Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32025Y06445

Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 4 november 2025 tot wijziging van Aanbeveling ESRB/2015/2 betreffende de beoordeling van grensoverschrijdende effecten van macroprudentiële beleidsmaatregelen en van vrijwillige toepassing van wederkerigheid ten aanzien van macroprudentiële beleidsmaatregelen (ESRB/2025/10)

PB C, C/2025/6445, 3.12.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/6445/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/6445/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2025/6445

3.12.2025

AANBEVELING VAN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S

van 4 november 2025

tot wijziging van Aanbeveling ESRB/2015/2 betreffende de beoordeling van grensoverschrijdende effecten van macroprudentiële beleidsmaatregelen en van vrijwillige toepassing van wederkerigheid ten aanzien van macroprudentiële beleidsmaatregelen

(ESRB/2025/10)

(C/2025/6445)

DE ALGEMENE RAAD VAN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name bijlage IX,

Gezien Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (2), en met name artikel 3 en de artikelen 16 tot en met 18,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (3), en met name titel VII, hoofdstuk 4, afdeling I,

Gezien Besluit ESRB/2011/1 van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 20 januari 2011 houdende goedkeuring van het reglement van orde van het Europees Comité voor systeemrisico’s (4), en met name de artikelen 18 tot en met 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde effectieve en consistente nationale macroprudentiële maatregelen te waarborgen, is het van belang de uit hoofde van Unierecht verplichte wederkerigheid aan te vullen met vrijwillige wederkerigheid.

(2)

Het in Aanbeveling ESRB/2015/2 van het Europees Comité voor systeemrisico’s vastgelegde kader inzake vrijwillige toepassing van wederkerigheid van macroprudentiële beleidsmaatregelen (5) moet verzekeren dat alle in een lidstaat geactiveerde macroprudentiële beleidsmaatregelen in andere lidstaten wederkerig worden toegepast.

(3)

Op 20 mei 2025 heeft de Oostenrijkse autoriteit voor financiële markten (FMA) in haar hoedanigheid als aangewezen autoriteit voor de toepassing van artikel 133, lid 9, van Richtlijn (6) 2013/36/EU het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) in kennis gesteld van haar voornemen om met ingang van 1 juli 2025 een sectorale systeemrisicobuffer (sSYRB) van 1 % te activeren voor alle relevante blootstellingen met betrekking tot niet-financiële vennootschappen in de bouw- en onroerendgoedsector in Oostenrijk, geïdentificeerd op basis van de statistische classificatie van hun economische activiteiten in Verordening (EG) nr 1893/2006 (7), met uitzondering van woningcorporaties met beperkt winstoogmerk.

(4)

In de kennisgeving van de FMA werd het ESRB ook verzocht wederkerige toepassing van het systeemrisicobufferpercentage op geconsolideerde, gesubconsolideerde en individuele basis aan te bevelen krachtens artikel 134, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU.

(5)

In Aanbeveling ESRB/2015/2 van het ESRB, zoals gewijzigd bij Aanbeveling ESRB/2017/4 van het ESRB (8), wordt aanbevolen dat de betreffende autoriteit die een macroprudentiële beleidsmaatregel activeert, bij de indiening van een verzoek om wederkerige toepassing bij het ESRB een maximum materialiteitsdrempel voorstelt waaronder de blootstelling van een afzonderlijke aanbieder van financiële diensten aan het vastgestelde macroprudentiële risico in het rechtsgebied waar de macroprudentiële beleidsmaatregel door de activerende autoriteit wordt toegepast als niet-materieel kan worden beschouwd. Het ESRB kan indien nodig een andere drempelwaarde aanbevelen. De materialiteitsdrempel voor wederkerige toepassing van de sSYRB is vastgesteld op een instellingsspecifiek bedrag van 100 miljoen EUR en moet op geconsolideerde, gesubconsolideerde en individuele basis van toepassing zijn.

(6)

De wederkerige toepassing van door autoriteiten van andere lidstaten geactiveerde macroprudentiële kapitaalvereisten op geconsolideerde, gesubconsolideerde en individuele basis, ongeacht of de betrokken blootstellingen worden aangehouden via dochterondernemingen of bijkantoren, dan wel het gevolg zijn van directe grensoverschrijdende kredietverlening, beperkt lekkages en regelgevingsarbitrage, pakt systeemrisico’s aan en bevordert aldus de algehele doeltreffendheid van het macroprudentiële beleid. Dit wordt bereikt door ervoor te zorgen dat verhoogde risico’s niet alleen worden aangepakt in de lidstaat die de sSYRB heeft ingevoerd, maar ook in andere lidstaten waar bankgroepen aan die verhoogde risico’s zijn blootgesteld. De erkenning moet derhalve ook tot doel hebben ervoor te zorgen dat bankgroepen die aan die systeemrisico’s zijn blootgesteld, voldoende veerkrachtig zijn. Derhalve moeten macroprudentiële kapitaalvereisten die voortvloeien uit een besluit om macroprudentiële maatregelen van andere lidstaten te erkennen in het algemeen zowel op individuele als op geconsolideerde, gesubconsolideerde en individuele basis worden toegepast.

(7)

Teneinde het Oostenrijkse sSYRB-percentage op verzoek van de FMA te erkennen, kunnen de betrokken bevoegde en/of aangewezen autoriteiten van een andere lidstaat overeenkomstig de artikelen 133, lid 4, en artikel 134, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU een sSRYB-percentage vaststellen.

(8)

Derhalve moet Aanbeveling ESRB/2015/2 dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

WIJZIGINGEN

Aanbeveling ESRB/2015/2 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in afdeling 1, subaanbeveling C (1), worden de volgende maatregel met het opschrift “Oostenrijk” ingevoegd vóór de Belgische maatregel met het opschrift “België”:

“Oostenrijk

een sectorale systeemrisicobuffer van 1 % voor alle relevante blootstellingen op niet-financiële vennootschappen uit de bouw- en onroerendgoedsector in Oostenrijk, geïdentificeerd overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten in de Unie (NACE), zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1893/2006, met uitzondering van woningcorporaties met beperkt winstoogmerk.”;

2.

de bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze aanbeveling.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 november 2025.

Hoofd van het ESRB-secretariaat,

namens de algemene raad van het ESRB,

Francesco MAZZAFERRO


(1)   PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1994/1/oj.

(2)   PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1092/oj.

(3)   PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/575/oj.

(4)  4. PB C 58 van 24.2.2011, blz. 4.

(5)  Aanbeveling ESRB/2015/2 van het Europees Comité voor systeemrisico's van 15 december 2015 betreffende de beoordeling van grensoverschrijdende effecten van macroprudentiële beleidsmaatregelen en van vrijwillige toepassing van wederkerigheid ten aanzien van macroprudentiële beleidsmaatregelen (PB C 97 van 12.3.2016, blz. 9).

(6)  Op 13 juni 2025 werd een bijgewerkte versie van de kennisgeving ingediend bij het ESRB.

(7)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1893/oj).

(8)  Aanbeveling ESRB/2017/4 van het Europees Comité voor systeemrisico's van 20 oktober 2017 tot wijziging van Aanbeveling ESRB/2015/2 betreffende de beoordeling van grensoverschrijdende effecten van macroprudentiële beleidsmaatregelen en van vrijwillige toepassing van wederkerigheid ten aanzien van macroprudentiële beleidsmaatregelen (PB C 431 van 15.12.2017, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlage bij Aanbeveling ESRB/2015/2 wordt als volgt gewijzigd door toevoeging van de volgende maatregel:

Oostenrijk

Een sectorale systeemrisicobuffer van 1 % voor alle relevante blootstellingen op niet-financiële vennootschappen uit de bouw- en onroerendgoedsector in Oostenrijk, geïdentificeerd overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten in de Unie (NACE), zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1893/2006  (1) , met uitzondering van woningcorporaties met beperkt winstoogmerk.

I.   Beschrijving van de maatregel

1.

De Oostenrijkse maatregel, toegepast overeenkomstig artikel 133 van Richtlijn 2013/36/EU, legt een sectoraal systeemrisicobufferpercentage van 1 % op voor alle relevante blootstellingen op niet-financiële vennootschappen uit de bouw- en onroerendgoedsector in Oostenrijk, geïdentificeerd overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten in de Unie (NACE), zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1893/2006, met uitzondering van woningcorporaties met beperkt winstoogmerk.

II.   Wederkerige toepassing

2.

De betrokken autoriteiten wordt aanbevolen de Oostenrijkse maatregel overeenkomstig artikel 134, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU op geconsolideerde, gesubconsolideerde en individuele basis wederkerig toe te passen op alle relevante in Oostenrijk gesitueerde blootstellingen. Zij moeten de maatregel toepassen op alle relevante blootstellingen van niet-financiële vennootschappen die de volgende specifieke economische activiteiten uitoefenen: “Burgerlijke en Utiliteitsbouw”, ingedeeld onder NACE-code F 41, “Gespecialiseerde bouwwerkzaamheden”, ingedeeld onder NACE-code F 43, en “Exploitatie van en handel in onroerend goed”, ingedeeld onder NACE-code M 68, met uitzondering van woningcorporaties met beperkt winstoogmerk.

3.

Indien dezelfde macroprudentiële beleidsmaatregel in hun jurisdictie niet beschikbaar is, wordt de betrokken autoriteiten aanbevolen om na raadpleging van het ESRB een in hun jurisdictie beschikbare macroprudentiële beleidsmaatregel toe te passen die het meest gelijkwaardige effect heeft als de voornoemde voor toepassing van wederkerigheid aanbevolen maatregel, waaronder de vaststelling van toezichtmaatregelen en -bevoegdheden zoals bedoeld in titel VII, hoofdstuk 2, afdeling IV, van Richtlijn 2013/36/EU. De standaardovergangsperiode voor de uitvoering van wederkerige maatregelen van drie maanden na de bekendmaking van Aanbeveling ESRB/2025/10 in het Publicatieblad van de Europese Unie is van toepassing.

III.   Materialiteitsdrempel

4.

De maatregel wordt aangevuld met een materialiteitsdrempel om sturing te geven aan de mogelijke toepassing van het de-minimisbeginsel door de bevoegde autoriteiten die de maatregel wederkerig toepassen. Deze materialiteitsdrempel is vastgesteld op een instellingsspecifiek bedrag van 100 miljoen EUR. De sSYRB moet wederkerig worden toegepast indien deze drempel wordt bereikt en moet op geconsolideerde, gesubconsolideerde en individuele basis van toepassing zijn. Bij de beoordeling ervan op gesubconsolideerde en geconsolideerde basis moeten de totale blootstellingen via bijkantoren, directe grensoverschrijdende kredietverlening en dochterondernemingen worden beoordeeld aan de hand van de materialiteitsdrempel.

5.

De betrokken autoriteiten moeten de materialiteit van de blootstellingen monitoren. Overeenkomstig afdeling 2.2.1 van Aanbeveling ESRB/2015/2 is de materialiteitsdrempel waarnaar wordt verwezen in punt 4 een aanbevolen maximumdrempelniveau. De betrokken autoriteiten die de maatregel wederkerig toepassen kunnen derhalve in voorkomend geval voor hun jurisdicties een lagere drempelwaarde vaststellen, en niet de aanbevolen drempelwaarde, of de maatregel wederkerig toepassen zonder een materialiteitsdrempel.”

(1)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1893/oj).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/6445/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top