EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2007:255:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 255, 27 oktober 2007


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 255

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

50e jaargang
27 oktober 2007


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2007/C 255/01

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up van het werkprogramma voor een betere toepassing van de richtlijn gegevensbescherming

1

2007/C 255/02

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming inzake het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) — COM(2006) 817 def.

13

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2007/C 255/03

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

22

2007/C 255/04

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

24

2007/C 255/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4889 — Barclays Industrial Investments/Gemeaz/Scapa) ( 1 )

31

2007/C 255/06

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4885 — Ineos/Nova/JV) ( 1 )

31

2007/C 255/07

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4836 — CVC/Univar) ( 1 )

32

2007/C 255/08

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4822 — Advent International/Takko Holding) ( 1 )

32

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2007/C 255/09

Wisselkoersen van de euro

33

2007/C 255/10

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op de 415e bijeenkomst van 11 september 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/C.38.121 — Fittingen

34

2007/C 255/11

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op de 416e bijeenkomst van 18 september 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/F/C.38.121 — Fittingen

34

2007/C 255/12

Advies van de vertegenwoordigers van de EVA-staten inzake een voorlopige ontwerpbeschikking betreffende Zaak COMP/C.38.121 — Fittingen (Bijeenkomst op 11 september 2006 van het EG-Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities)

35

2007/C 255/13

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/38.121 — Fittingen (opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

36

 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Commissie

2007/C 255/14

F-Castres: Exploitatie van geregelde luchtdiensten — Exploitatie van geregelde luchtdiensten tussen Castres (Mazamet) en Parijs (Orly) — Mededeling betreffende een door Frankrijk uitgeschreven openbare aanbesteding met het oog op de uitbesteding van een openbare dienst overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad

38

2007/C 255/15

F-Castres: Exploitatie van geregelde luchtdiensten — Exploitatie van geregelde luchtdiensten tussen Castres (Mazamet) en Lyon (Saint-Exupéry) en tussen Rodez (Marcillac) en Lyon (Saint-Exupéry) — Mededeling betreffende een door Frankrijk uitgeschreven openbare aanbesteding met het oog op de uitbesteding van een openbare dienst overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad

42

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2007/C 255/16

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4911 — Goldman Sachs/LOMO) — Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure ( 1 )

45

2007/C 255/17

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4944 — SAP/Business Objects) ( 1 )

46

2007/C 255/18

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4899 — SCB/Süd-Chemie) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

47

2007/C 255/19

Voorstel voor een Verordening (EG) nr. …/… van de Commissie van […] tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken ( 1 )

48

2007/C 255/20

Ontwerp voor een Mededeling van de Commissie van […] betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken ( 1 )

51

 

ANDERE BESLUITEN

 

Commissie

2007/C 255/21

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

58

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/1


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up van het werkprogramma voor een betere toepassing van de richtlijn gegevensbescherming

(2007/C 255/01)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en met name op artikel 41,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDING

1.

Op 7 maart 2007 werd de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up van het werkprogramma voor een betere toepassing van de richtlijn gegevensbescherming (3) door de Commissie aan de EDPS toegezonden. Overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EG) nr. 45/2001 brengt de EDPS dit advies uit.

2.

In de mededeling wordt nog eens het belang van Richtlijn 95/46/EG (4) als mijlpaal voor de bescherming van persoonsgegevens onderstreept, en worden de richtlijn en de uitvoering ervan besproken in drie hoofdstukken: het verleden, het heden en de toekomst. De voornaamste conclusie van de mededeling is dat de richtlijn geen wijziging behoeft. De uitvoering van de richtlijn moet verder worden verbeterd met behulp van andere, merendeels niet-bindende, beleidsinstrumenten.

3.

In dit EDPS-advies wordt de structuur van de mededeling gevolgd. En belangrijker: de EDPS deelt de hoofdconclusie van de Commissie dat de richtlijn niet gewijzigd hoeft te worden.

4.

De EDPS neemt dit standpunt echter ook om pragmatische redenen in. De uitgangspunten voor de EDPS zijn de volgende:

op korte termijn kunnen de krachten het best worden aangewend om verbetering te brengen in de uitvoering van de richtlijn. Zoals de mededeling uitwijst, zijn er nog aanzienlijke verbeteringen in de uitvoering mogelijk;

op langere termijn lijken wijzigingen in de richtlijn onvermijdelijk, met behoud evenwel van de basisbeginselen ervan;

een concrete datum voor een toetsing met het oog op het formuleren van voorstellen voor deze wijzigingen dient reeds nu te worden vastgesteld. Zo'n datum zou er een duidelijke aanzet toe geven reeds nu te beginnen met nadenken over toekomstige wijzigingen.

5.

Deze uitgangspunten zijn essentieel, aangezien bedacht moet worden dat de richtlijn in een dynamische context functioneert. Ten eerste is de Europese Unie aan veranderingen onderhevig: de vrije informatiestroom tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen heeft aan belang gewonnen en zal een steeds belangrijker gegeven worden. Ten tweede is de samenleving aan veranderingen onderhevig. De informatiemaatschappij evolueert en krijgt steeds meer trekken van een gecontroleerde samenleving (5). Dit impliceert een steeds sterkere noodzaak van doeltreffende bescherming van persoonsgegevens teneinde op geheel bevredigende wijze te reageren op deze nieuwe werkelijkheid.

II.   DE PERSPECTIEVEN VAN HET ADVIES

6.

In zijn beoordeling van de mededeling zal de EDPS met name aandacht besteden aan de volgende perspectieven, die in verband met de genoemde wijzigingen van belang zijn:

Verbetering van de uitvoering van de richtlijn zelf: hoe kan de gegevensbescherming doeltreffender worden gemaakt? Zo'n verbetering vergt een mix van beleidsinstrumenten, variërend van een betere communicatie met de samenleving tot een stringentere handhaving van de wetgeving inzake gegevensbescherming.

De interactie met technologie: nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals ontwikkelingen in gemeenschappelijk gegevensgebruik, RFID-systemen, biometrie en identiteitsbeheersystemen, hebben een duidelijk effect op de eisen voor een doeltreffend rechtskader voor gegevensbescherming. Ook kan de noodzaak van doeltreffende bescherming van de persoonsgegevens van een individu beperkingen opleggen aan het gebruik van die nieuwe technologieën. De interactie vindt derhalve in twee richtingen plaats: de technologie beïnvloedt de wetgeving en de wetgeving beïnvloedt de technologie.

Wereldwijde aangelegenheden met betrekking tot privacy en jurisdictie, in samenhang met de buitengrenzen van de Europese Unie. Terwijl de jurisdictie van de communautaire wetgever beperkt is tot het grondgebied van de Europese Unie, worden de buitengrenzen minder belangrijk voor de gegevensstromen. De economie hangt steeds meer af van mondiale netwerken. In de Europese Unie gevestigde ondernemingen besteden in toenemende mate activiteiten uit aan derde landen, waaronder de verwerking van persoonsgegevens. Voorts blijkt uit recente zaken als SWIFT en PNR dat ook andere jurisdicties belangstelling tonen voor uit de EU afkomstige gegevens. In het algemeen doet de fysieke plaats van een verwerking minder ter zake.

Gegevensbescherming en rechtshandhaving: recente bedreigingen van de samenleving, al dan niet in samenhang met terrorisme, hebben geleid tot (verzoeken om) meer mogelijkheden voor rechtshandhavingsinstanties om persoonsgegevens te verzamelen, op te slaan en uit te wisselen. Soms wordt de privésector daar actief bij betrokken, zoals recentelijk is gebleken. De scheidslijn met de derde pijler van het EU-Verdrag (waarop de richtlijn niet van toepassing is) wordt enerzijds belangrijker en anderzijds vloeiender. Er is zelfs het risico dat persoonsgegevens in bepaalde gevallen niet worden beschermd door instrumenten van de eerste pijler en ook niet door instrumenten van de derde pijler (het „juridisch vacuüm”).

De gevolgen voor gegevensbescherming en rechtshandhaving van de inwerkingtreding van het thans, voor 2009 geplande, Hervormingsverdrag.

III.   HET VERLEDEN EN HET HEDEN

7.

Het eerste verslag over de uitvoering van de richtlijn gegevensbescherming, van 15 mei 2003, bevatte een werkprogramma voor een betere uitvoering van de Richtlijn gegevensbescherming met een lijst van tien initiatieven die in 2003 en 2004 moesten worden ontplooid. In de mededeling wordt beschreven hoe elk van die acties is uitgevoerd.

8.

Aan de hand van de analyse van de in het kader van het werkprogramma verrichte werkzaamheden wordt in de mededeling een positieve beoordeling gegeven van de verbeteringen in de uitvoering van de richtlijn. De beoordeling door de Commissie, zoals samengevat in de kopjes van hoofdstuk 2 („het heden”) van de mededeling luidt in grote lijnen dat de richtlijn beter wordt toegepast, hoewel de omzetting in sommige lidstaten nog onvolledig is; er zijn nog enkele ongelijkheden, maar die vallen binnen de grenzen van de vrijheid die de richtlijn laat, en vormen hoe dan ook geen echt probleem voor de interne markt. De door de richtlijn geboden wettelijke oplossingen zijn voldoende adequaat gebleken voor het waarborgen van het grondrecht van gegevensbescherming. Tegelijkertijd boden ze de mogelijkheid tot aanpassing aan de ontwikkeling van de technologie en aan de eisen van het algemeen belang.

9.

De EDPS deelt in hoofdlijnen deze positieve beoordeling. Meer bepaald erkent de EDPS het aanzienlijke werk dat is verricht op het gebied van grensoverschrijdende gegevensstromen: beschikkingen inzake een passend niveau van gegevensbescherming in derde landen, nieuwe modelcontractbepalingen, de aanneming van bindende bedrijfsvoorschriften, het beraad over meer uniformiteit in de interpretatie van artikel 26, lid 1, van de richtlijn en de verbetering in kennisgevingen krachtens artikel 26, lid 2: al deze zaken leiden tot vergemakkelijking van internationale doorgiften van persoonsgegevens. De jurisprudentie van het Hof van Justitie (6) heeft echter laten zien dat er op dit cruciale terrein nog het nodige moet worden gedaan om ontwikkelingen op technologisch gebied en inzake de rechtshandhaving in aanmerking te nemen.

10.

De mededeling toont daarnaast dat handhaving en bewustmaking van wezenlijk belang zijn voor het bevorderen van een betere uitvoering, en dat op die gebieden nog meer kan worden gedaan. Bovendien vormen de uitwisseling van beste praktijken en harmonisatie op het gebied van kennisgevingen en informatiebepalingen geslaagde precedenten voor het afbouwen van bureaucratie en kostenverlaging voor bedrijven.

11.

Voorts bevestigt de analyse van het verleden dat er zonder de inbreng van een breed scala van stakeholders geen verbeteringen kunnen worden bereikt. De Commissie, de gegevensbeschermingsautoriteiten en de lidstaten zijn centrale actoren in de meeste van de verrichte acties. De rol van de privésector krijgt echter een steeds groter belang, met name bij de bevordering van zelfregulering en Europese gedragscodes en bij de ontwikkeling van privacybevorderende technologieën (PET's).

IV.   DE TOEKOMST

A.   De conclusie: nu geen wijziging van de richtlijn

12.

Er zijn verscheidene redenen om het eens te zijn met de conclusie van de Commissie dat in de huidige omstandigheden en op korte termijn geen voorstel tot wijziging van de richtlijn hoeft te worden overwogen.

13.

De Commissie geeft in feite twee redenen voor het trekken van die conclusie. Ten eerste is het potentieel van de richtlijn niet ten volle benut. Er zijn nog aanzienlijke verbeteringen mogelijk in de uitvoering van de richtlijn in de rechtsstelsels van de lidstaten. Ten tweede wordt gesteld dat, hoewel de richtlijn de lidstaten speelruimte laat, er geen aanwijzingen zijn dat verschillen binnen die speelruimte reële problemen voor de interne markt vormen.

14.

Om die twee redenen formuleert de Commissie haar conclusie als volgt. Zij verklaart waarvoor de richtlijn bedoeld is — in de eerste plaats vertrouwen verzekeren — en stelt vervolgens dat de richtlijn een ijkpunt vormt, technologieneutraal is en een bron van solide en adequate antwoorden blijft (7).

15.

De EDPS stemt in met de wijze waarop deze conclusie is geformuleerd, maar is van mening dat deze conclusie verder kan worden versterkt door haar nog op twee andere grondslagen te baseren.

ten eerste, de aard van de richtlijn;

ten tweede, het wetgevingsbeleid van de Unie.

De aard van de richtlijn

16.

Het grondrecht van natuurlijke personen op bescherming van hun persoonsgegevens wordt erkend in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Unie, en is onder meer vastgelegd in Verdrag 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens. In wezen vormt de richtlijn een kader bestaande uit de hoofdbestanddelen van de bescherming van dit grondrecht, dat de in genoemd verdrag vervatte rechten en vrijheden verduidelijkt en versterkt (8).

17.

Een grondrecht beoogt een burger in alle omstandigheden te beschermen in een democratische samenleving. De hoofdbestanddelen van een dergelijk grondrecht mogen niet gemakkelijk worden veranderd vanwege ontwikkelingen in de samenleving of op grond van politieke voorkeuren van regeringen aan de macht. Zo kunnen bedreigingen voor de samenleving door terroristische organisaties in specifieke gevallen bijvoorbeeld een afwijkend effect sorteren, omdat er aanzienlijker ingrepen in de grondrechten van personen vereist kunnen zijn, maar ze mogen onder geen beding de essentiële bestanddelen van het recht zelf aantasten noch een privépersoon de uitoefening van dat recht ontzeggen of hem daarin onrechtmatig beperken.

18.

Het tweede kenmerk van de richtlijn is dat zij de vrije informatiestroom in de interne markt wil bevorderen. Ook deze tweede doelstelling kan als fundamenteel worden aangemerkt binnen een zich steeds sterker ontwikkelende interne markt zonder binnengrenzen. Harmonisatie van essentiële bepalingen van het nationaal recht is een van de voornaamste instrumenten om die interne markt tot stand te brengen en te doen functioneren. Dat voedt het wederzijdse vertrouwen van de lidstaten in elkaars nationale rechtsstelsels. Ook om die redenen moet over eventuele wijzigingen zorgvuldig worden nagedacht. Wijzigingen zouden het wederzijdse vertrouwen kunnen schaden.

19.

Een derde kenmerk van de richtlijn is dat zij beschouwd moet worden als een algemeen kader waarop specifieke rechtsinstrumenten zijn gegrondvest. Tot die specifieke rechtsinstrumenten behoren maatregelen ter uitvoering van het algemene kader, alsmede specifieke kaders voor specifieke sectoren. Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie (9) is zo'n specifiek kader. Indien mogelijk, dienen veranderingen in de samenleving te leiden tot wijzigingen in uitvoeringsmaatregelen of specifieke rechtskaders, maar niet in het algemene kader waarop die berusten.

Het wetgevingsbeleid van de Unie

20.

Volgens de EDPS is de conclusie om de richtlijn nu niet te wijzigen ook een logisch gevolg van de algemene beginselen van goed bestuur en een goed wetgevingsbeleid. Wetgevingsvoorstellen — ongeacht of ze nieuwe gebieden van communautair optreden behelzen dan wel bestaande wettelijke regelingen wijzigen — moeten alleen worden ingediend indien de noodzaak en de evenredigheid ervan genoegzaam zijn aangetoond. Er moet geen wetgevingsvoorstel worden ingediend indien hetzelfde resultaat bereikt kan worden door andere, minder verstrekkende instrumenten te gebruiken.

21.

In de huidige omstandigheden zijn de noodzaak en de evenredigheid van een wijziging van de richtlijn niet aangetoond. De EDPS memoreert dat de richtlijn voorziet in een algemeen kader voor gegevensbescherming binnen het Gemeenschapsrecht. Zij dient enerzijds de rechten en vrijheden van personen, met name het privacyrecht, in samenhang met de verwerking van persoonsgegevens te beschermen, en anderzijds de vrije stroom van persoonsgegevens in de interne markt te waarborgen.

22.

Een dergelijk algemeen kader moet niet worden gewijzigd zolang het in de lidstaten niet volledig is uitgevoerd, tenzij er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de doelstellingen van de richtlijn binnen het huidige kader niet haalbaar zijn. Naar het oordeel van de EDPS heeft de Commissie — naar de huidige omstandigheden — adequaat geargumenteerd dat het potentieel van de richtlijn niet ten volle is benut (zie hoofdstuk III van dit advies). Ook is er geen reden om aan te nemen dat de doelstellingen binnen het huidige kader niet verwezenlijkt konden worden.

B.   Op langere termijn lijken wijzigingen onvermijdelijk

23.

Ook in de toekomst moet worden gewaarborgd dat de beginselen van gegevensbescherming aan natuurlijke personen een doeltreffende bescherming bieden, waarbij rekening wordt gehouden met de dynamische context waarin de richtlijn functioneert (zie punt 5 van dit advies), alsook met de gezichtspunten van punt 6 van dit advies: verbetering van de uitvoering, interactie met technologie, wereldwijde privacy en rechtsmacht, gegevensbescherming en rechtshandhaving, en een Hervormingsverdrag. Deze noodzaak van volledige toepassing van de beginselen van gegevensbescherming stelt de randvoorwaarden voor toekomstige wijzigingen in de richtlijn. De EDPS memoreert nog eens dat wijziging van de richtlijn op langere termijn onvermijdelijk lijkt.

24.

Wat de inhoud van toekomstige maatregelen betreft, noemt de EDPS nu al enkele elementen die hij van essentieel belang acht in een toekomstig systeem voor gegevensbescherming binnen de Europese Unie. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:

Er zijn geen nieuwe principes nodig, maar er bestaat duidelijk behoefte aan nieuwe administratieve arrangementen die enerzijds doeltreffend zijn en passend voor een netwerkmaatschappij, en anderzijds de administratieve kosten zo beperkt mogelijk houden.

De ruime werkingssfeer van de gegevensbeschermingswetgeving moet niet veranderen. Die wetgeving moet gelden voor alle gebruik van persoonsgegevens en mag niet worden beperkt tot gevoelige gegevens of anderszins tot legitieme belangen of bijzondere risico's. Met andere woorden, de EDPS wijst een „de minimis”-aanpak inzake de werkingssfeer van gegevensbescherming van de hand. De gegevenssubjecten moeten hun rechten in alle situaties kunnen uitoefenen.

De gegevensbeschermingswet moet een brede waaier van situaties blijven bestrijken, maar tegelijkertijd een evenwichtige aanpak in concrete gevallen mogelijk maken, rekening houdend met andere gerechtvaardigde (publieke of particuliere) belangen, alsook met de noodzaak van zo min mogelijk bureaucratische rompslomp. Dit systeem moet het ook mogelijk maken dat gegevensbeschermingsautoriteiten prioriteiten stellen en zich richten op gebieden of onderwerpen die van bijzonder belang zijn of waaraan specifieke risico's zijn verbonden.

Het systeem moet volledig van toepassing zijn op het gebruik van persoonsgegevens ten behoeve van de rechtshandhaving, hoewel er passende bijkomende maatregelen nodig kunnen zijn om speciale problemen op dit gebied aan te pakken.

Er moet een adequate regeling worden getroffen voor de gegevensstroom van en naar derde landen, voor zover haalbaar op basis van mondiale normen voor gegevensbescherming.

25.

In de mededeling wordt in verband met de uitdagingen van nieuwe technologieën melding gemaakt van de aan de gang zijnde evaluatie van Richtlijn 2002/58/EG en van de mogelijke noodzaak van meer specifieke regelgeving voor de aanpak van gegevensbeschermingsvraagstukken die het gevolg zijn van nieuwe technologieën zoals internet en RFID (10). De EDPS juicht deze evaluatie en verdere acties toe, ofschoon die volgens hem niet alleen verband moeten houden met technologische ontwikkelingen, maar ook de dynamische context in zijn geheel in aanmerking moeten nemen. In een langetermijnperspectief moet ook Richtlijn 95/46/EG daarbij worden betrokken. Bovendien moet er in dit verband gerichter worden gewerkt. Jammer genoeg heeft de mededeling een open einde:

er is geen tijdschema voor de verwezenlijking van de verschillende activiteiten die worden genoemd in hoofdstuk 3 van de mededeling;

er is geen termijn voor een volgend verslag over de toepassing van de richtlijn. Artikel 33 van de richtlijn bepaalt dat de Commissie „op gezette tijden” verslag moet uitbrengen, maar duidt die tijden ook niet verder aan;

er is geen toetsingskader: op grond van de mededeling kan de verwezenlijking van de geplande activiteiten niet worden gemeten. Er wordt eenvoudigweg verwezen naar het werkprogramma van 2003;

er zijn geen aanwijzingen omtrent de werkwijze op langere termijn.

De EDPS geeft de Commissie in overweging die punten te specificeren.

V.   VOORUITZICHTEN VOOR TOEKOMSTIGE WIJZIGINGEN

A.   Volledige toepassing

26.

Voordat in de toekomst wijzigingen worden aangebracht moeten eerst de huidige bepalingen van de richtlijn volledig worden toegepast. Volledige toepassing begint met nakoming van de wettelijke verplichtingen van de richtlijn. In de mededeling wordt vermeld (11) dat een aantal belangrijke bepalingen van de richtlijn in sommige lidstaten niet is omgezet. In dat verband wordt met name verwezen naar bepalingen betreffende de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteiten. Het is de taak van de Commissie om op de naleving toe te zien, en, waar zij zulks passend acht, haar bevoegdheden krachtens artikel 226 EG uit te oefenen.

27.

De Commissie is voornemens over sommige bepalingen een interpretatieve nota uit te brengen, met name over de bepalingen waarmee een formele inbreukprocedure kan worden ingeleid uit hoofde van artikel 226 EG.

28.

Daarnaast introduceert de richtlijn andere mechanismen ter verbetering van de uitvoering. Met name de in artikel 30 van de richtlijn vermelde taken van de Groep van artikel 29 dienen hiertoe. Die zijn bedoeld om in de lidstaten de toepassing van gegevensbescherming op een hoog en geharmoniseerd niveau te bevorderen in aanvulling op hetgeen strikt noodzakelijk is om de verplichtingen van de richtlijn te vervullen. In die rol heeft de Groep in de loop der jaren een groot aantal adviezen en andere documenten uitgebracht.

29.

Naar de mening van de EDPS behelst volledige toepassing van de richtlijn ook de volgende twee elementen:

Er moet op worden toegezien dat de lidstaten ten volle hun uit het Europees recht voortvloeiende verplichtingen vervullen. Dat betekent dat de bepalingen van de richtlijn moeten worden omgezet, en dat ook in de praktijk de door de richtlijn beoogde resultaten bereikt moeten worden.

Er moet ten volle gebruik worden gemaakt van andere, niet-bindende instrumenten die bevorderlijk kunnen zijn voor een hoog en geharmoniseerd niveau van gegevensbescherming.

De EDPS benadrukt dat beide elementen duidelijk van elkaar onderscheiden moeten worden vanwege de verschillende juridische gevolgen en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden. Als vuistregel moet gelden dat de Commissie de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt voor het eerste element, en de Groep het voortouw neemt wat het tweede element betreft.

30.

Een ander, fijnmaziger onderscheid dat moet worden gemaakt betreft de instrumenten die beschikbaar zijn om een betere uitvoering van de richtlijn te bewerkstelligen. Hiertoe behoren:

uitvoeringsmaatregelen; die maatregelen, die door de Commissie volgens de comitéprocedure worden vastgesteld, zijn vervat in hoofdstuk IV, over de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen (zie artikel 25, lid 6, en artikel 26, lid 3);

sectoriële wetgeving;

inbreukprocedures krachtens artikel 226 EG;

interpretatieve mededelingen; in dergelijke mededelingen kan de aandacht uitgaan naar bepalingen die kunnen leiden tot inbreukprocedures en/of hoofdzakelijk bedoeld zijn om te dienen als leidraad voor gegevensbescherming in de praktijk (zie ook de punten 57-62) (12);

andere mededelingen; de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake technologieën ter bevordering van de persoonlijke levenssfeer (PET's) kan als voorbeeld gelden;

bevordering van beste praktijken. Dit instrument kan voor uiteenlopende zaken worden aangewend, zoals administratieve vereenvoudiging, audits, handhaving en sancties, enz. (zie ook de punten 63-67).

31.

De EDPS geeft de Commissie in overweging om bij het uitstippelen van haar beleid op basis van deze mededeling duidelijk te vermelden hoe zij die verschillende instrumenten zal gebruiken. De Commissie zou in dat verband ook haar verantwoordelijkheden en die van de Groep duidelijk moeten afbakenen. Afgezien daarvan staat het buiten kijf dat een goede samenwerking tussen de Commissie en de Groep in alle omstandigheden een voorwaarde voor succes is.

B.   Interactie met technologie

32.

Uitgangspunt is dat de bepalingen van de richtlijn technologisch neutraal zijn geformuleerd. In de mededeling wordt de nadruk op technologische neutraliteit gekoppeld aan een reeks technologische ontwikkelingen, zoals internet, in derde landen verleende toegangsdiensten, RFID en de combinatie van geluids- en beeldgegevens met automatische herkenning. Er worden twee soorten acties onderscheiden. Ten eerste, specifieke adviezen en richtsnoeren voor de toepassing van beginselen op het gebied van gegevensbescherming in een veranderende technologische omgeving met een belangrijke rol voor de Groep en haar internet-task force (13). Ten tweede zou sectorspecifieke wetgeving door de Commissie zelf kunnen worden voorgesteld.

33.

De EDPS verwelkomt deze aanpak als een belangrijke eerste stap. Maar op langere termijn moeten er misschien andere, meer ingrijpende maatregelen worden genomen. De gelegenheid van deze mededeling kan worden aangegrepen als beginpunt van een dergelijke langetermijnaanpak. De EDPS stelt voor om als follow-up van de mededeling de discussie over deze aanpak te openen. Zo'n aanpak zou uit de volgende elementen kunnen bestaan:

34.

In de eerste plaats werkt interactie met technologieën altijd in twee richtingen. Enerzijds kunnen nieuwe, zich ontwikkelende technologieën wijzigingen in het rechtskader voor gegevensbescherming vergen. Anderzijds kan de noodzaak van doeltreffende bescherming van persoonsgegevens nieuwe beperkingen of passende waarborgen in verband met de toepassing van bepaalde technologieën vereisen, hetgeen een nog verstrekkender consequentie is. Het is echter ook mogelijk nieuwe technologieën doeltreffend toe te passen en in te zetten op een manier die bevorderlijk is voor de persoonlijke levenssfeer.

35.

Ten tweede kunnen er enkele specifieke beperkingen nodig zijn indien nieuwe technologieën door regeringsinstellingen worden gebruikt bij de uitoefening van hun openbare taken. Een goed voorbeeld daarvan zijn de besprekingen over interoperabiliteit en toegang, die worden gevoerd in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in verband met de uitvoering van het Haags Programma (14).

36.

Ten derde is er een tendens naar een veel ruimer gebruik van biometrisch materiaal, zoals — maar niet uitsluitend — DNA-materiaal. De specifieke problematiek aangaande het gebruik van persoonsgegevens die van dit materiaal worden afgeleid, kan zijn weerslag hebben op de wetten inzake gegevensbescherming.

37.

Ten vierde moet worden onderkend dat de samenleving zelf aan het veranderen is en steeds meer trekken krijgt van een gecontroleerde samenleving (15). Over deze ontwikkeling moet een fundamenteel debat worden gevoerd. In zo'n debat zouden centrale vragen zijn of deze ontwikkeling onvermijdelijk is, of het de taak van de Europese wetgever is om daarin in te grijpen en aan deze ontwikkeling beperkingen op te leggen, of en hoe de Europese wetgever doeltreffende maatregelen zou kunnen nemen, enz.

C.   Wereldwijde privacy en rechtsmacht

38.

Het perspectief van wereldwijde privacy en rechtsmacht krijgt beperkte aandacht in de mededeling. Het enige voornemen dat de Commissie in dit verband uitspreekt is dat zij de ontwikkelingen in internationale fora zal blijven volgen en daaraan zal blijven bijdragen om erop toe te zien dat de verbintenissen die de lidstaten aangaan, sporen met hun verplichtingen uit hoofde van de richtlijn. Afgezien daarvan worden in de mededeling enkele activiteiten vermeld die worden verricht ter vereenvoudiging van de vereisten voor internationale doorgiften (zie hoofdstuk III van dit advies).

39.

De EDPS betreurt het dat dit perspectief geen prominentere plaats heeft gekregen in de mededeling.

40.

Thans voorziet hoofdstuk IV van de richtlijn (artikelen 25 en 26) in een bijzondere regeling voor de doorgifte van gegevens naar derde landen, bovenop de algemene voorschriften voor gegevensbescherming. Die bijzondere regeling is in de loop der jaren uitgewerkt om een billijk evenwicht te bereiken tussen enerzijds de bescherming van personen wier gegevens naar derde landen worden doorgegeven, en anderzijds de vereisten van de internationale handel en de realiteit van wereldwijde telecommunicatienetwerken. De Commissie en de Groep (16), maar ook bijvoorbeeld de Internationale Kamer van Koophandel hebben er veel aan gedaan om dit systeem te doen functioneren door middel van gelijkwaardigheidsbeschikkingen, modelcontractbepalingen, bindende bedrijfsvoorschriften, enz.

41.

Voor de toepasselijkheid van het systeem op internet, was het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Lindqvist  (17) van speciaal belang. Het Hof wijst erop dat informatie op internet overal toegankelijk is, en bepaalt dat het plaatsen van gegevens op een internetpagina als zodanig, ook al worden die gegevens daardoor beschikbaar voor personen in derde landen met de technische middelen om er toegang toe te verkrijgen, niet als een doorgifte naar een derde land mag worden beschouwd.

42.

Dit systeem, dat een logisch en noodzakelijk gevolg is van de territoriale beperkingen van de Europese Unie, zal geen volledige bescherming bieden aan het Europese gegevenssubject in een netwerkmaatschappij waar fysieke grenzen aan belang inboeten (zie de voorbeelden in punt 6 van dit advies): de informatie op internet is overal toegankelijk, maar de Europese wetgever heeft niet overal rechtsmacht.

43.

De uitdaging zal erin bestaan praktische oplossingen te vinden door middel waarvan in de behoefte aan bescherming van de Europese gegevenssubjecten kan worden voorzien, ondanks de territoriale beperkingen van de Europese Unie en haar lidstaten. In zijn commentaar op de mededeling van de Commissie over een strategie voor de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht heeft de EDPS de Commissie er reeds toe aangespoord zich proactief op te stellen bij de bevordering van de bescherming van persoonsgegevens op internationaal niveau door steun te verlenen aan bilaterale en multilaterale benaderingen met derde landen en samenwerking met andere internationale organisaties (18).

44.

Dergelijke praktische oplossingen zijn onder andere:

verder ontwikkelen van een mondiaal kader voor gegevensbescherming; er zouden meer algemeen aanvaarde normen, zoals de OESO-richtsnoeren voor gegevensbescherming (1980) en de VN-richtsnoeren, als basis kunnen worden gebruikt;

verder ontwikkelen van de bijzondere regeling voor de doorgifte van gegevens naar derde landen conform hoofdstuk IV van de richtlijn (artikelen 25 en 26);

internationale overeenkomsten inzake jurisdictie of soortgelijke overeenkomsten met derde landen;

investeren in mechanismen voor wereldwijde naleving, zoals de toepassing van bindende bedrijfsvoorschriften door multinationale ondernemingen, ongeacht of door hen persoonsgegevens worden verwerkt.

45.

Geen van die oplossingen is nieuw. Er is echter een visie vereist over de vraag hoe die methoden zo doeltreffend mogelijke kunnen worden toegepast, alsmede over de vraag hoe ervoor kan worden gezorgd dat de gegevensbeschermingsnormen — die in de Europese Unie als grondrechten zijn gekwalificeerd — ook in een wereldwijde netwerkmaatschappij doeltreffend zijn. De EDPS verzoekt de Commissie om samen met de meest relevante stakeholders aan het ontwikkelen van zo'n visie te beginnen.

D.   Rechtshandhaving

46.

In de mededeling wordt uitvoerig aandacht besteed aan de eisen van het publieke belang, met name veiligheid. Er wordt ingegaan op artikel 3, lid 2, van de richtlijn en de uitlegging van deze bepaling door het Hof in het PNR-arrest (19), alsmede op artikel 13 van de richtlijn, dat onder meer verband houdt met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens. In de mededeling wordt voorts benadrukt dat de Commissie bij het streven naar een evenwicht tussen het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van onaantastbare grondrechten erop toeziet dat persoonsgegevens worden beschermd conform artikel 8 EVRM. Dat is ook het uitgangspunt voor de trans-Atlantische dialoog met de Verenigde Staten van Amerika.

47.

Volgens de EDPS is het van belang dat de Commissie in zo duidelijke bewoordingen de verplichtingen van de Unie krachtens artikel 6 VEU herhaalt om de grondrechten te eerbiedigen, zoals die worden gewaarborgd door het EVRM. Die verklaring van de Commissie is nog van groter belang nu de Europese Raad heeft besloten dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie uit hoofde van het Hervormingsverdrag bindende rechtskracht krijgt. Artikel 8 van het Handvest bepaalt dat een ieder recht heeft op bescherming van de hem betreffende persoonsgegevens.

48.

Het is algemeen bekend dat het toenemend gebruik van persoonsgegevens door de rechtshandhaving bij de bestrijding van criminaliteit — en zeker bij de strijd tegen het terrorisme —, het risico met zich meebrengt dat het beschermingsniveau voor de burger daalt tot zelfs beneden het niveau dat wordt gewaarborgd door artikel 8 EVRM en/of Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa (20). Deze bedenkingen vormden een hoofdbestanddeel van het derde advies van de EDPS over het op 27 april 2007 ingediende voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

49.

Het is in dit verband essentieel dat het door de richtlijn geboden beschermingsniveau als grondslag voor de bescherming van de burger wordt gebruikt, óók in samenhang met de vereisten van de rechtshandhaving. Het EVRM en Verdrag nr. 108 voorzien in een minimumniveau, maar bieden niet de vereiste nauwkeurigheid. Bovendien waren er extra maatregelen nodig om de burger passende bescherming te bieden. Die noodzaak was een van de hoofdredenen voor de aanneming van de richtlijn in 1995 (21).

50.

Het is evenzeer van belang dat dit niveau van bescherming daadwerkelijk wordt gewaarborgd in alle situaties waarin er voor rechtshandhavingsdoeleinden persoonsgegevens worden verwerkt. Hoewel deze mededeling geen betrekking heeft op gegevensverwerking in de derde pijler, wordt terecht ingegaan op de situatie waarin voor commerciële doeleinden verzamelde (en verwerkte) gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden worden gebruikt. Dit wordt steeds gebruikelijker nu politiewerk in toenemende mate berust op de beschikbaarheid van informatie die in het bezit is van derden. Richtlijn 2006/24/EG (22) kan worden gezien als de duidelijkste illustratie van deze tendens: deze richtlijn verplicht aanbieders van elektronische communicatiediensten ertoe gegevens die zij voor commerciële doeleinden hebben verzameld (en opgeslagen), (langer) op te slaan voor rechtshandhavingsdoeleinden. Volgens de EDPS moet ten volle worden gegarandeerd dat binnen het toepassingsgebied van de richtlijn verzamelde en verwerkte persoonsgegevens naar behoren worden beschermd wanneer zij worden gebruikt ten behoeve van het openbaar belang, en in het bijzonder voor veiligheid of terrorismebestrijding. In sommige gevallen kunnen laatstgenoemde doeleinden echter buiten het bereik van de richtlijn vallen.

51.

Deze opmerkingen geven aanleiding tot de volgende voorstellen aan de Commissie:

Er moet verder worden nagedacht over de gevolgen voor de gegevensbescherming van het betrekken van particuliere bedrijven bij rechtshandhavingsactiviteiten, teneinde ervoor te zorgen dat de beginselen van Richtlijn 95/46/EG volledig op die situaties van toepassing zijn en dat er geen leemten bestaan die het grondrecht van de burgers op gegevensbescherming aantasten. Met name moet ervoor worden gezorgd dat binnen het toepassingsgebied van de richtlijn verzamelde persoonsgegevens ook correct en consequent worden beschermd wanneer ze verder worden verwerkt in het openbaar belang, ongeacht of dat binnen of buiten het bereik van de richtlijn geschiedt.

Daarbij moet in elk geval ook worden nagedacht over de tekortkomingen van het huidige rechtskader, waarin de grens tussen de eerste en de derde pijler onduidelijk is en er wellicht zelfs situaties bestaan waarin een adequate grondslag voor een rechtsinstrument voor gegevensbescherming geheel ontbreekt (23).

Artikel 13 van de richtlijn, dat voorziet in uitzonderingen en beperkingen ten aanzien van de beginselen inzake gegevensbescherming wanneer dit onder meer voor het openbaar belang vereist is, moet zo zijn opgebouwd dat het effet utile ervan als cruciale interface en waarborg voor binnen het toepassingsgebied van de richtlijn verzamelde persoonsgegevens behouden blijft, conform het arrest van het Hof in de zaak Österreichischer Rundfunk  (24) en de jurisprudentie van het EHRM.

Het verdient overweging om wetgeving voor te stellen tot harmonisatie van de voorwaarden en waarborgen voor het gebruik van de uitzonderingen van artikel 13.

E.   De mogelijke situatie in het kader van het Hervormingsverdrag

52.

In haar mededeling stipt de Commissie de — enorme — impact van het grondwettelijk verdrag voor de gegevensbescherming aan. Dat verdrag — thans Hervormingsverdrag genaamd — zal namelijk van cruciaal belang daarvoor zijn. Het verdrag zal het einde van de pijlerstructuur betekenen, het bieden van gegevensbescherming (thans artikel 286 EG) zal worden verduidelijkt en het Handvest van de grondrechten van de Unie, met in artikel 8 een bepaling over gegevensbescherming, wordt een bindend instrument.

53.

In het mandaat voor de Intergouvernementele Conferentie (IGC) wordt speciale aandacht besteed aan gegevensbescherming. In punt 19, onder f), worden in wezen drie dingen gezegd. Ten eerste zullen de algemene voorschriften inzake gegevensbescherming geen afbreuk doen aan de specifieke voorschriften die worden vastgesteld in het kader van de titel betreffende het GBVB (de huidige tweede pijler), ten tweede zal er een verklaring betreffende de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (de huidige derde pijler) worden aangenomen, en ten derde zullen in de desbetreffende protocollen specifieke punten worden opgenomen betreffende de specifieke positie van afzonderlijke lidstaten (dit element houdt hoofdzakelijk verband met het specifieke standpunt van het Verenigd Koninkrijk inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken).

54.

Met name het tweede element (de verklaring) zal in de IGC verduidelijking behoeven. De gevolgen van het einde van de pijlerstructuur en de mogelijke toepasselijkheid van de richtlijn op politiële en justitiële samenwerking in strafzaken dienen naar behoren overdacht te worden, teneinde de grootst mogelijke toepassing van de in de richtlijn besloten beginselen inzake gegevensbescherming te kunnen waarborgen. In dit bestek kan nu niet uitvoeriger hierop worden ingegaan. De EDPS heeft het voorzitterschap van de IGC een brief met voorstellen voor de verklaring toegezonden (25).

VI.   INSTRUMENTEN VOOR BETERE TOEPASSING

A.   Algemeen

55.

In de mededeling wordt verwezen naar een reeks mogelijke instrumenten en acties voor een betere toepassing van de richtlijn in de toekomst. De EDPS wenst deze van commentaar te voorzien en daarnaast andere, bijkomende instrumenten te verkennen die niet worden vermeld in de mededeling.

B.   Sectoriële wetgeving

56.

In bepaalde gevallen kunnen specifieke wetgevende maatregelen op EU-niveau nodig zijn. Met name sectoriële wetgeving kan noodzakelijk blijken om de beginselen van de richtlijn aan te passen aan vraagstukken die worden opgeworpen door bepaalde technologieën, zoals het geval was met de richtlijnen betreffende de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector. Het gebruik van specifieke wetgeving dient zorgvuldig overwogen te worden op gebieden als de toepassing van RFID-technologieën.

C.   Inbreukprocedures

57.

Het krachtigste instrument dat in de mededeling wordt genoemd is de inbreukprocedure. In de mededeling wordt één specifiek probleem gesignaleerd: de onafhankelijkheid van de gegevensbeschermingsautoriteiten en hun bevoegdheden. Andere vraagstukken worden alleen in het algemeen aangestipt. De EDPS deelt de opvatting dat inbreukprocedures een essentieel en onvermijdelijk instrument zijn indien lidstaten de richtlijn niet volledig toepassen, met name wanneer men bedenkt dat er sinds de termijn voor de uitvoering van de richtlijn inmiddels haast negen jaar zijn verstreken en dat de in het werkprogramma opgenomen gestructureerde dialoog reeds heeft plaatsgevonden. Tot op heden is er echter nog geen inbreuk op Richtlijn 95/46/EG voor het Hof van Justitie gebracht.

58.

Een vergelijkende analyse van alle gevallen waarin onjuiste of onvolledige omzetting wordt vermoed (26), en een interpretatieve nota kunnen wel degelijk meer samenhang brengen in de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen. Het ontwikkelen van deze instrumenten, dat wellicht een zekere tijd en inzet zal vergen, mag echter niet leiden tot vertraging van inbreukprocedures op gebieden waar een onjuiste omzetting of praktijk reeds duidelijk door de Commissie is vastgesteld.

59.

Daarom spoort de EDPS de Commissie ertoe aan om waar dat nodig is, een betere uitvoering van de richtlijn na te streven door middel van inbreukprocedures. De EDPS zal daarvoor zijn interventiebevoegdheden voor het Hof van Justitie uitoefenen om, waar zulks van toepassing is, op te treden in inbreukprocedures met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 95/46/EG of van andere rechtsinstrumenten inzake bescherming van persoonsgegevens.

D.   Interpretatieve nota

60.

In de mededeling wordt ook melding gemaakt van een interpretatieve nota over enkele bepalingen, waarin de Commissie een toelichting zal geven bij haar interpretatie van bepalingen van de richtlijn waarvan de uitvoering problematisch is gebleken en die dus aanleiding kunnen geven tot inbreukprocedures. De EDPS is in dat verband verheugd over het feit dat de Commissie de bevindingen van de Groep over die interpretatie in aanmerking zal nemen. Het is immers van essentieel belang om bij het opstellen van die interpretatieve nota naar behoren het standpunt van de Groep in aanmerking te nemen en de Groep te raadplegen, opdat laatstgenoemde haar ervaringen met de toepassing van de richtlijn op nationaal niveau kan aandragen.

61.

Voorts bevestigt de EDPS dat hij ertoe bereid is de Commissie in alle aangelegenheden in verband met de bescherming van persoonsgegevens te adviseren. Dat geldt ook voor instrumenten als Commissiemededelingen, die niet bindend zijn, maar de bedoeling hebben het Commissiebeleid inzake bescherming van persoonsgegevens te omschrijven. Deze adviserende rol kan, wat mededelingen betreft, alleen doeltreffend zijn als de EDPS wordt geraadpleegd voordat de interpretatieve nota wordt aangenomen (27). De adviserende rol van zowel de Groep van artikel 29 als de EDPS zal de interpretatieve nota een meerwaarde geven, terwijl de Commissie toch in alle onafhankelijkheid besluit over het formeel openen van inbreukprocedures in verband met de uitvoering van de richtlijn.

62.

De EDPS is verheugd over het feit dat de interpretatieve nota enkel een beperkt aantal artikelen zal betreffen, zodat de aandacht naar gevoeligere onderwerpen kan uitgaan. Met het oog daarop wijst de EDPS de Commissie op de volgende onderwerpen, die in de interpretatieve nota speciale aandacht verdienen:

het begrip persoonsgegeven (28);

de omschrijving van de rol van voor de verwerking verantwoordelijke;

bepaling van het toepasselijke recht;

beginsel inzake doelbeperking en onverenigbaar gebruik;

rechtsgrondslagen voor verwerking, met name wat betreft ondubbelzinnige toestemming en belangenevenwicht.

E.   Andere, niet-bindende instrumenten

63.

Middels andere, niet-bindende instrumenten moet krachtdadig worden gewerkt aan het ontwikkelen van de naleving van gegevensbeschermingsbeginselen, met name in nieuwe technologische omgevingen. Die maatregelen moeten voortbouwen op het begrip „ingebouwde privacy”, waarbij erop wordt toegezien dat bij de ontwikkeling en de opbouw van de architectuur van nieuwe technologieën naar behoren rekening wordt gehouden met de gegevensbeschermingsbeginselen. Bevordering van privacy-eerbiedigende technologische producten dient centraal te staan in een context waarin „ubiquitous computing” (alomtegenwoordige gegevensverwerking) snel om zich heen grijpt.

64.

Nauw daarmee verbonden is de noodzaak om het scala van stakeholders bij de handhaving van het gegevenbeschermingsrecht uit te breiden. Enerzijds is de EDPS een krachtig pleitbezorger van de fundamentele rol van de gegevensbeschermingsautoriteiten bij de handhaving van de beginselen van de richtlijn, waarvoor zij ten volle gebruik maken van hun bevoegdheden, alsmede van de coördinatiemogelijkheden in de Groep van artikel 29. Een doeltreffender handhaving van de richtlijn is ook een van de doelstellingen van het „initiatief van Londen”.

65.

Anderzijds benadrukt de EDPS dat het wenselijk is particuliere handhaving van de gegevensbeschermingsbeginselen te bevorderen door zelfregulering en concurrentie. De bedrijfstak zou ertoe moeten worden aangemoedigd de gegevensbeschermingsbeginselen in de praktijk te brengen en te concurreren met het ontwikkelen van privacy-eerbiedigende producten en diensten als manier om de marktpositie uit te breiden, door beter in te spelen op de verwachtingen van privacybewuste consumenten. Een goed voorbeeld daarvoor kan bestaan in privacyzegels die kunnen worden gehecht aan producten en diensten die een certificering hebben ondergaan (29).

66.

Het EDPS vestigt daarnaast de aandacht van de Commissie op andere instrumenten, die, hoewel ze niet worden genoemd in de mededeling, van nut kunnen blijken voor een betere uitvoering van de richtlijn. Voorbeelden van zulke instrumenten die de gegevensbeschermingsautoriteiten zouden helpen bij een betere handhaving van het gegevensbeschermingsrecht zijn:

benchmarking;

bevordering en uitwisseling van beste praktijken;

privacy-audits door derden.

F.   Andere instrumenten, voor de langere termijn

67.

Als laatste punt verwijst de EDPS naar andere instrumenten die niet worden genoemd in de mededeling, maar die ofwel in overweging kunnen worden genomen voor een toekomstige wijziging van de richtlijn, ofwel een plaats kunnen krijgen in andere horizontale wetgeving.

collectieve procedures („class actions”), waarbij groepen burgers in staat worden gesteld om gezamenlijk te procederen in aangelegenheden in verband met de bescherming van persoonsgegevens, kunnen een uitermate krachtig instrument voor het faciliteren van de handhaving van de richtlijn zijn;

procedures, ingeleid door rechtspersonen waarvan de activiteiten gericht zijn op de bescherming van de belangen van bepaalde categorieën personen, zoals consumentenverenigingen en vakbonden, kunnen een soortgelijk effect sorteren;

verplichtingen voor de verantwoordelijken voor gegevenswerking om schendingen van de veiligheid aan de gegevenssubjecten mede te delen, zouden niet alleen een waardevolle garantie zijn, maar ook een manier van bewustmaking van de burgers;

bepalingen ter vergemakkelijking van het gebruik van privacyzegels of privacy-audits door derden (zie de punten 65 en 66) in transnationaal verband.

G.   Een betere afbakening van de verantwoordelijkheden van de interinstitutionele actoren, met name de Groep van artikel 29

68.

Verschillende interinstitutionele actoren hebben verantwoordelijkheden in verband met de uitvoering van de richtlijn. De toezichthoudende autoriteiten in de lidstaten zijn krachtens artikel 28 van de richtlijn verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing van de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn in de lidstaten. Artikel 29 voorziet in de Groep van toezichthoudende autoriteiten en artikel 30 vermeld de taken daarvan. Krachtens artikel 31 staat een comité van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten de Commissie bij op het gebied van de uitvoeringsmaatregelen op Gemeenschapsniveau (een comitologie-comité).

69.

De noodzaak van een betere afbakening van de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren doet zich in het bijzonder gevoelen bij (de activiteiten van) de Groep. Artikel 30, lid 1, vermeldt vier taken van de Groep, die in hoofdlijnen bestaan in het bestuderen van de toepassing van de richtlijn op nationaal vlak met het oog op uniformiteit, en in het adviseren over ontwikkelingen op Gemeenschapsniveau: beschermingsniveau, wetgevingsvoorstellen en gedragscodes. Uit die opsomming blijkt de brede verantwoordelijkheid van de Groep op het gebied van gegevensbescherming, die bovendien wordt geïllustreerd door de documenten die de Groep in de loop der jaren heeft uitgebracht.

70.

Volgens de mededeling is voor de Groep „een sleutelrol weggelegd om de toepassing beter en samenhangender te maken”. De EDPS is het hartgrondig met deze stelling eens, maar acht het daarnaast noodzakelijk enkele specifieke elementen van de verantwoordelijkheden toe te lichten.

71.

Ten eerste wordt er in de mededeling op aangedrongen dat de Groep meer moet bijdragen aan de harmonisatie, aangezien de nationale autoriteiten ervoor moeten zorgen dat de praktijk in hun respectieve lidstaten afgestemd wordt op de gemeenschappelijke lijn (30). De EDPS waardeert het oogmerk van deze opmerking, maar waarschuwt voor verwarring van de verantwoordelijkheden. Het is krachtens artikel 211 EG de taak van de Commissie om toe te zien op de naleving in de lidstaten, met inbegrip van de naleving door de toezichthoudende autoriteiten. De Groep kan als onafhankelijk adviesorgaan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de opvolging van haar adviezen door de nationale autoriteiten.

72.

Ten tweede dient de Commissie zich bewust te zijn van de verschillende rollen die zij in de Groep vervult, aangezien zij niet alleen lid is van de Groep, maar ook het secretariaat ervan verzorgt. In die tweede rol als secretariaat dient zij de Groep zo te ondersteunen dat die onafhankelijk haar werk kan doen. Dat betekent in wezen twee dingen: de Commissie moet de vereiste middelen verschaffen, en het secretariaat moet de instructies van de Groep en haar voorzitter opvolgen wat betreft zowel de inhoud en het toepassingsgebied van de werkzaamheden van de Groep als de aard van de resultaten ervan. Meer in het algemeen mogen de werkzaamheden van de Commissie ter vervulling van haar andere taken krachtens het EG-recht geen gevolgen hebben voor haar beschikbaarheid als secretariaat.

73.

Ten derde zou de Commissie, alhoewel de keuze van de prioriteiten van de Groep bij de Groep zelf berust, kunnen aangeven wat zij van de Groep verwacht en hoe zij denkt dat de beschikbare middelen het best kunnen worden aangewend.

74.

Ten vierde betreurt de EDPS het dat de mededeling geen duidelijke aanwijzingen bevat over de afbakening van de rollen tussen de Commissie en de Groep. Hij verzoekt de Commissie een nota met dergelijke aanwijzingen aan de Groep voor te leggen. De EDPS doet de volgende voorstellen voor onderwerpen die in die nota aan de orde zouden kunnen komen:

de Commissie zou de Groep kunnen vragen een aantal concrete en gespecificeerde vraagstukken te behandelen. De verzoeken van de Commissie moeten stoelen op een duidelijke strategie ten aanzien van de taken en prioriteiten van de Groep;

de Groep stelt haar eigen prioriteiten in een werkprogramma waarin die prioriteiten duidelijk zijn geformuleerd;

mogelijk zouden de Commissie en de Groep hun afspraken kunnen vastleggen in een memorandum van overeenstemming;

het is essentieel dat de Groep volledig bij de interpretatie van de richtlijn wordt betrokken en bijdraagt aan de besprekingen die in mogelijke wijzigingen van de richtlijn resulteren.

VII.   CONCLUSIES

75.

De EDPS deelt de hoofdconclusie van de Commissie dat de richtlijn op korte termijn geen wijziging behoeft. Die conclusie zou kunnen worden onderbouwd door haar tevens te laten berusten op de aard van de richtlijn en op het wetgevingsbeleid van de Unie.

76.

De uitgangspunten voor de EDPS zijn de volgende:

op korte termijn kunnen de krachten het best worden aangewend om verbetering te brengen in de uitvoering van de richtlijn;

op langere termijn lijken wijzigingen in de richtlijn onvermijdelijk;

een concrete datum voor een toetsing voor het formuleren van voorstellen voor deze wijzigingen dient reeds nu te worden vastgesteld. Zo'n datum zou er een duidelijke aanzet toe geven reeds nu te beginnen met nadenken over toekomstige wijzigingen.

77.

Tot de hoofdelementen van de toekomstige wijzigingen behoren:

er hoeven geen nieuwe beginselen te worden geïntroduceerd, maar er bestaat een duidelijke noodzaak van andere administratieve arangementen;

het ruime toepassingsgebied van het gegevensbeschermingsrecht, dat van toepassing is op alle gebruik van persoonsgegevens, moet ongewijzigd blijven;

het gegevensbeschermingsrecht moet het mogelijk te maken in concrete gevallen een evenwichtige aanpak te volgen en moet de gegevensbeschermingsautoriteiten de mogelijkheid bieden prioriteiten te stellen;

het systeem moet volledig van toepassing zijn op het gebruik van persoonsgegevens ten behoeve van de rechtshandhaving, hoewel er passende bijkomende maatregelen nodig kunnen zijn om speciale problemen op dit gebied aan te pakken.

78.

De EDPS geeft de Commissie in overweging de volgende punten te specificeren: een tijdschema voor de activiteiten van hoofdstuk 3 van de mededeling; een termijn voor een volgend verslag over de toepassing van de richtlijn; een toetsingskader met het oog op de meetbaarheid van de verwezenlijking van de geplande activiteiten; aanwijzingen omtrent de werkwijze op langere termijn.

79.

De EDPS begroet de technologieaanpak als een belangrijke eerste stap en stelt voor om te beginnen aan de besprekingen over een aanpak op lange termijn, met onder meer een fundamenteel debat over de ontwikkeling van een gecontroleerde samenleving. Ook heeft hij waardering voor de aan de gang zijnde evaluatie van Richtlijn 2002/58/EG en de mogelijke noodzaak van specifiekere bepalingen om vraagstukken in verband met gegevensbescherming op te lossen die worden opgeworpen door nieuwe technologieën als internet en RFID. Bij die acties moet de dynamische context in zijn geheel in aanmerking worden genomen, en in een langetermijnperspectief ook Richtlijn 95/46/EG worden betrokken.

80.

De EDPS betreurt het dat het perspectief van wereldwijde privacy en rechtsmacht een beperkte plaats heeft gekregen in de mededeling, en vraagt om praktische oplossingen om de behoefte aan bescherming van de Europese gegevenssubjecten te verenigen met de territoriale beperkingen van de Europese Unie en haar lidstaten, zoals: verder ontwikkelen van een mondiaal kader voor gegevensbescherming; verder ontwikkelen van een bijzondere regeling voor de doorgifte van gegevens naar derde landen; internationale overeenkomsten inzake jurisdictie of soortgelijke overeenkomsten met derde landen; investeren in mechanismen voor wereldwijde naleving, zoals de toepassing van bindende bedrijfsvoorschriften door multinationale ondernemingen.

De EDPS verzoekt de Commissie om samen met de meest relevante stakeholders aan het ontwikkelen van een visie over dit perspectief te beginnen.

81.

Inzake rechtshandhaving geeft de EDPS de Commissie het volgende in overweging:

verder beraad over de gevolgen voor de gegevensbescherming van het betrekken van particuliere bedrijven bij rechtshandhavingsactiviteiten;

handhaving van het effet utile van artikel 13 van de richtlijn, eventueel door wetgeving voor te stellen die harmonisatie van de voorwaarden en waarborgen voor het gebruik van de uitzonderingen van artikel 13 beoogt.

82.

Volledige uitvoering van de richtlijn betekent 1) dat erop wordt toegezien dat de lidstaten volledig hun verplichtingen krachtens het Europees recht vervullen, en 2) dat er ten volle gebruik wordt gemaakt van andere, niet-bindende instrumenten die bevorderlijk kunnen zijn voor een hoog en geharmoniseerd niveau van gegevensbescherming. De EDPS verlangt van de Commissie dat zij duidelijk aangeeft hoe zij de verschillende instrumenten zal gebruiken en hoe zij haar eigen verantwoordelijkheden afbakent ten opzichte van die van de Groep.

83.

Wat die instrumenten betreft:

kunnen in bepaalde gevallen specifieke wetgevende maatregelen op EU-niveau nodig zijn;

wordt de Commissie ertoe aangespoord een betere uitvoering van de richtlijn na te streven door middel van inbreukprocedures;

wordt de Commissie verzocht om voor de hierna vermelde vraagstukken gebruik te maken van het instrument van een interpretatieve nota, met inachtneming van de adviserende rol van zowel de Groep als de EDPS: het begrip persoonsgegeven, de omschrijving van de rol van voor de verwerking verantwoordelijke, de bepaling van het toepasselijke recht, het beginsel inzake doelbeperking en onverenigbaar gebruik, rechtsgrondslagen voor verwerking, met name wat betreft ondubbelzinnige toestemming en belangenevenwicht;

tot de niet-bindende instrumenten behoren instrumenten die berusten op het concept „ingebouwde privacy”;

voor de langere termijn geldt dat ook voor: collectieve procedures („class actions”), procedures die worden ingeleid door rechtspersonen waarvan de activiteiten gericht zijn op de bescherming van de belangen van bepaalde categorieën personen, bepalingen ter vergemakkelijking van het gebruik van privacyzegels of privacy-audits door derden in transnationaal verband.

84.

De EDPS verzoekt de Commissie om aan de Groep een nota voor te leggen met duidelijke aanwijzingen over de afbakening van de rollen tussen de Commissie en de Groep, waarin de volgende vraagstukken aan de orde komen:

verzoeken van de Commissie om een aantal concrete en gespecificeerde vraagstukken te behandelen op basis van een duidelijke strategie ten aanzien van de taken en prioriteiten van de Groep;

de mogelijkheid om afspraken vast te leggen in een memorandum van overeenstemming;

de noodzaak om de Groep volledig te betrekken bij de interpretatie van de richtlijn en bij de besprekingen die in mogelijke wijzigingen van de richtlijn resulteren.

85.

De gevolgen van het Hervormingsverdrag dienen naar behoren overdacht te worden, om de grootst mogelijke toepassing van de in de richtlijn besloten beginselen inzake gegevensbescherming te kunnen waarborgen. De EDPS heeft het voorzitterschap van de IGC een brief met voorstellen ter zake toegezonden.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2007.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  Hierna „de mededeling” genoemd.

(4)  Hierna „de richtlijn” genoemd.

(5)  Zie punt 37 van dit advies.

(6)  Met name het arrest van het Hof in Lindqvist (zie voetnoot 15) en in de PNR-zaken (zie voetnoot 17).

(7)  Blz. 9, laatste alinea, van de mededeling.

(8)  Overweging 11 van de Richtlijn.

(9)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(10)  Blz. 11 van de mededeling.

(11)  Blz. 6 van de mededeling, tweede alinea.

(12)  Zie bijvoorbeeld advies nr. 4/2007 van 20 juni 2007 van de Groep over het begrip „persoonsgegeven” (WP 136).

(13)  De internet-task force is een subgroep van de Groep van artikel 29.

(14)  Zie bijvoorbeeld het commentaar op de mededeling van de Commissie over de inter-operabiliteit van Europese gegevensbanken, 10 maart 2006, gepubliceerd op de website van de EDPS.

(15)  Zie: „Report on the Surveillance Society”, opgesteld door de Surveillance Studies Network voor de Britse commissaris voor informatie en gepresenteerd tijdens de 28e Internationale Conferentie van gegevensbeschermings- en privacyfunctionarissen van 2-3 november 2006 te Londen (zie: www.privacyconference2006.co.uk („Documents”)).

(16)  Zie bijvoorbeeld het werkdocument over een gemeenschappelijke interpretatie van artikel 26, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995, aangenomen op 25 november 2005 (WP 114); het werkdocument betreffende een samenwerkings-procedure voor het uitbrengen van gemeenschappelijke standpunten over de gepastheid van waarborgen geboden door „bindende bedrijfsvoorschriften”, aangenomen op 14 april 2005 (WP 107); en advies 8/2003 over de door een groep bedrijfsverenigingen voorgestelde ontwerp-modelcontractbepalingen (het „alternatieve modelcontract”), aangenomen op 17 december 2003 (WP 84).

(17)  Arrest van het Hof van 6 november 2003, Zaak C-101/01, Jurispr. 2003, blz. I-12971, rechtsoverwegingen 56-71.

(18)  Zie de brief aan de directeur-generaal van de afdeling justitie, vrijheid en veiligheid in verband met de mededeling over „Een strategie voor de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht”, 28 november 2005, beschikbaar op de website van de EDPS.

(19)  Arrest van het Hof van 30 mei 2006 in de gevoegde zaken C-317/04, Parlement tegen Raad, en C-318/04, Parlement tegen Commissie, Jurispr. 2006, blz. I-4721.

(20)  Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van de Raad van Europa van 28 januari 1981.

(21)  De EDPS heeft in diverse adviezen, in samenhang met de noodzaak van een kaderbesluit van de Raad, gewezen op het gebrek aan precisie van Verdrag nr. 108.

(22)  Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).

(23)  De kwestie van een „juridisch vacuüm” is door de EDPS herhaaldelijk aangekaart, met name in verband met het PNR-arrest (zie bijvoorbeeld het jaarverslag 2006, blz. 47).

(24)  Arrest van het Hof van 20 mei 2003, gevoegde zaken C-465/00, C-138/01 en C-139/01, Jurispr. 2003, blz. I-4989.

(25)  Zie de brief van 23 juli 2007 van de EDPS aan het voorzitterschap van de IGC betreffende gegevensbescherming in het kader van het Hervormingsverdrag, beschik-baar op de website van de EDPS.

(26)  Zie de mededeling, blz. 7.

(27)  Zie het beleidsdocument van de EDPS „The EDPS as an advisor to the Community Institutions on proposals for legislation and related documents”, beschikbaar op de website van de EDPS (punt 5.2 van de nota).

(28)  Dit onderwerp is ook behandeld in advies nr. 4/2007 van de Groep, vermeld in voetnoot 10.

(29)  Te noemen valt hier het door de gegevensbeschermingsautoriteit van Sleeswijk-Holstein gepromote EuroPriSe-project in het kader van het Eten-project van de Europese Commissie.

(30)  Zie blz. 11 van de mededeling.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/13


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming inzake het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) — COM(2006) 817 def.

(2007/C 255/02)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), met name op artikel 41,

Gelet op het verzoek om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001, dat op 20 december 2006 aan de EDPS is toegezonden,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDENDE OPMERKINGEN

Raadpleging van de EDPS

1.

Het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) is door de Commissie overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 ter fine van advies aan de EDPS toegezonden. Volgens de EDPS dient het onderhavige advies in de preambule van het kaderbesluit te worden vermeld (3).

Belang van het voorstel

2.

Doel van het voorstel is niet dat het mandaat of de activiteiten van Europol drastisch worden gewijzigd, maar vooral dat Europol een nieuwe, flexibelere rechtsgrond krijgt. Europol is in 1995 opgericht op grond van een overeenkomst tussen de lidstaten, in de zin van artikel K.6 EU (thans: artikel 34 EU (4)). Nadeel van een dergelijke overeenkomst uit oogpunt van flexibiliteit en doeltreffendheid is dat zij door alle lidstaten moet worden bekrachtigd; uit recente ervaringen blijkt dat dit jaren in beslag kan nemen. Uit de toelichting bij het onderhavige voorstel blijkt dat de drie protocollen bij de Europol-Overeenkomst, die in 2000, 2002 en 2003 zijn aangenomen, eind 2006 nog niet in werking waren getreden (5).

3.

Toch bevat het voorstel ook inhoudelijke wijzigingen, die de werking van Europol verder ten goede moeten komen. Het takenpakket wordt uitgebreid en het voorstel bevat diverse nieuwe bepalingen die zijn bedoeld om het werk van Europol extra te verlichten. Aldus bekeken wordt de uitwisseling van informatie tussen Europol en externe instanties (bijvoorbeeld instanties van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie, instantie van lidstaten en van derde landen) een belangrijke aangelegenheid. In het voorstel staat dat Europol alles in het werk zal stellen om ervoor te zorgen dat de gegevensverwerkingssystemen van Europol enerzijds en de systemen die door de organen van de Europese Gemeenschap en de Europese Unie en door derde landen worden gebruikt anderzijds, compatibel zijn (artikel 10, lid 5, van het voorstel). Voorts krijgen de nationale eenheden rechtsreeks toegang tot het Europol-systeem.

4.

Bovendien heeft de positie van Europol als orgaan binnen het werkingsgebied van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (derde pijler) consequenties voor het toepasselijke gegevensbeschermingsrecht, aangezien Verordening (EG) nr. 45/2001 alleen van toepassing is op verwerking binnen het Gemeenschapsrecht. De Verordening geldt dus in in beginsel niet bij verwerking door Europol. In hoofdstuk V zijn de specifieke voorschriften over gegevensbescherming en -beveiliging vervat, die beschouwd kunnen worden als lex specialis, naast de lex generalis die het algemene rechtskader inzake gegevensbescherming is. Dit algemene rechtskader moet echter wel nog worden vastgesteld (zie de punten 37-40).

5.

Ten slotte zijn er nog enkele wijzigingen waardoor Europol meer op gelijke voet komt te staan met andere organen van de Europese Unie, die bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie zijn ingesteld. Hoewel dit de positie van Europol niet fundamenteel verandert, is dit toch een eerste, bemoedigende stap. Europol zal uit de Gemeenschapsbegroting worden gefinancierd en het personeel wordt onder het communautaire statuut gebracht. Hierdoor wordt de controle van het Europees Parlement (dankzij zijn rol in de begrotingsprocedure) en van het Europees Hof van Justitie (in begrotings- en personeelsgeschillen) versterkt. De EDPS zal bevoegd zijn voor de verwerking van persoonsgegevens betreffende het personeel van de Gemeenschap (zie punt 47).

Onderwerp van dit advies

6.

Achtereenvolgens zullen de inhoudelijke wijzigingen (zie punt 3), het toepasselijke gegevensbeschermingsrecht (punt 4) en het groeiende aantal punten van overeenkomst tussen Europol en de communautaire organen (punt 5) worden behandeld.

7.

Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan het toenemende belang van gegevensuitwisseling tussen Europol en andere organen van de Europese Unie, die meestendeels onder het toezicht van de EDPS vallen. Hier kunnen meer bepaald de artikelen 22, 25 en 48 worden vermeld. De complexiteit van dit vraagstuk kan tot problemen leiden, zowel voor de werking van het beginsel van doelbinding als voor het toepasselijke gegevensbeschermingsrecht en het toepsselijk toezicht, voor zover het toezicht op verschillende Europese organen, afhankelijk van de pijler waartoe zij behoren, niet door dezelfde instantie wordt uitgeoefend. Een ander zorgpunt betreft de compatibiliteit van het Europol-informatiesysteem met andere informatiesystemen.

II.   HET VOORSTEL IN ZIJN CONTEXT

8.

Het voorstel maakt deel uit van een snel veranderend wetgevingskader.

9.

Ten eerste zijn er op het gebied van politiële en justitiële samenwerking nog andere voorstellen ingediend om de opslag en uitwisseling van persoonsgegevens met het oog op rechtshandhaving te vergemakkelijken. Sommige hiervan, zoals Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen, zijn inmiddels door de Raad aangenomen (6), terwijl andere voorstellen nog in behandeling zijn.

10.

Richtinggevend bij dit wetgevingswerk is het beschikbaarheidsbeginsel, een nieuw belangrijk rechtsbeginsel uit het Haagse Programma van november 2004. Het houdt in dat voor de misdaadbestrijding vereiste informatie onbelemmerd de binnengrenzen van de EU moet kunnen passeren.

11.

Het beschikbaarheidsbeginsel kan op zich niet volstaan. Willen politiële en justitiële autoriteiten metterdaad informatie kunnen uitwisselen, dan zal er nog meer wetgeving moeten komen. In bepaalde gevallen is ervoor gekozen de uitwisseling te vergemakkelijken door invoering of verbetering van een informatiesysteem op Europees niveau. Het Europol-informatiesysteem is zulk een systeem. De EDPS heeft met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem fundamentele vraagstukken aan de orde gesteld, waarvan hij er enkele ook hier zal behandelen. Het betreft onder meer de toegangsvoorwaarden, de koppelingen, de compatibiliteit, en de geldende voorschriften inzake gegevensbescherming en toezicht (7).

12.

Voorts moet het voorstel bezien worden in het licht van de meest recente ontwikkelingen, zoals het initiatief van het Duitse voorzitterschap van de Europese Unie om het Verdrag van Prüm in het rechtskader van de EU op te nemen.

13.

Ten tweede is — zoals gezegd — het gegevensbeschermingskader van de derde pijler, zonder hetwelk uitwisseling van persoonsgegevens onmogelijk is, nog niet vastgesteld. De onderhandelingen over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken blijken nogal stroef te verlopen. Het Duitse voorzitterschap van de Raad heeft een nieuwe tekst (8) aangekondigd, waarin de zaken op een aantal essentiële punten anders worden aangepakt dan in het voorstel van de Commissie.

14.

Ten derde is er een rechtstreeks verband tussen het voorstel en de ontwikkelingen rond het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. Artikel III-276 van het grondwettelijk verdrag zou een belangrijke stap moeten zijn in een geleidelijk proces, waarbij enerzijds de rol en de taken van Europol worden uitgebreid, en anderzijds Europol een plaats krijgt in het Europese institutionele bestel. Zoals in de toelichting bij het onderhavige voorstel te lezen staat, ligt in dat artikel de visie op de toekomst van Europa vervat. Het voorstel heeft deze visie deels overgenomen, in aanmerking genomen dat het onzeker is of, en zo ja wanneer, de bepalingen van het grondwettelijk verdrag in werking zullen treden.

III.   INHOUDELIJKE WIJZIGINGEN

Bevoegdheid en taken van Europol

15.

In de artikelen 4 en 5 van bijlage I wordt het mandaat van Europol vastgesteld. Het mandaat wordt uitgebreid tot misdrijven die niet rechtstreeks met georganiseerde criminaliteit verband houden, namelijk de zware misdrijven die zijn opgesomd in het kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees aanhoudingsbevel (9) Een tweede bevoegdheidsuitbreiding is dat in de databanken van Europol nu ook door particuliere instanties verstrekte informatie en inlichtingen zullen worden opgenomen.

16.

De eerste uitbreiding is een logische stap in de voortschrijdende politiële samenwerking in strafzaken. De EDPS erkent dat hierdoor een grotere harmonisatie van de rechtsinstrumenten voor vlottere politiële samenwerking wordt bewerkstelligd. Harmonisatie is nuttig, niet alleen omdat een betere samenwerking mogelijk wordt, maar ook omdat de burger meer rechtszekerheid krijgt als ook dat de politiële samenwerking efficiënter te controleren is met instrumenten die alle op dezelfde vormen van criminaliteit van toepassing zijn. De EDPS gaat ervan uit dat deze uitbreiding van het mandaat mee is ingegeven door het evenredigheidsbeginsel.

17.

De tweede uitbreiding past in de recente tendens om bij politiële samenwerking op rechtshandhavingsgebied steeds meer gebruik te maken van gegevens die door particuliere ondernemingen zijn vergaard. De EDPS erkent dat daaraan behoefte kan bestaan. Met name bij de bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit kan het nodig zijn dat de rechtshandhaving toegang krijgt tot alle relevante informatie, ook als deze in handen is van particuliere instanties (10). Informatie en inlichtingen uit particuliere bron zijn echter van dien aard dat zij moeten worden omgeven met extra beschermingsmaatregelen, die er onder meer voor zorgen dat de informatie, welke immers in een commercieel milieu voor commerciële doeleinden is verzameld, accuraat is. Ook moet de informatie die aan Europol wordt doorgegeven op rechtmatige wijze zijn verzameld en verwerkt volgens de nationale wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG. Deze mag voor Europol slechts toegankelijk worden gemaakt onder welbepaalde voorwaarden en restricties, d.w.z. per geval, voor specifieke doeleinden en onder nationale justitiële controle (11). De EDPS stelt daarom voor dat die voorwaarden en restricties in de tekst van het besluit worden opgenomen.

Artikel 10: Informatieverwerking

18.

In artikel 6 van de Europol-Overeenkomst wordt de verwerking van de door Europol verzamelde informatie aan beperkingen onderworpen. Het verwerkingssysteem heeft slechts drie bestanddelen: het informatiesysteem, de werkbestanden en het indexsysteem. In artikel 10, lid 1, van het voorstel wordt dit nu vervangen door de algemene bepaling dat Europol informatie en inlichtingen kan verwerken voor zover dat nodig is om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Artikel 10, lid 3, bepaalt echter dat buiten het kader van het informatiesysteem en de werkbestanden, persoonsgegevens alleen kunnen worden verwerkt onder de voorwaarden die zijn bepaald in een door de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, vastgesteld besluit. De EDPS is van oordeel dat deze bepaling voldoende duidelijk is om de rechtmatige belangen van de betrokkene te beschermen. Zoals in punt 55 wordt voorgesteld, zou artikel 10, lid 3, ook moeten voorzien in de raadpleging van de gegevensbeschermingsautoriteiten.

19.

Volgens artikel 10, lid 2, mag Europol „gegevens verwerken om na te gaan of die gegevens van belang zijn voor zijn taken”; dit lijkt strijdig met het evenredigheidsbeginsel. De formulering is nogal vaag en dreigt in de praktijk allerlei onduidelijke doeleinden te gaan omvatten.

20.

De EDPS begrijpt dat de persoonsgegevens verwerkt moeten worden in een stadium waarin nog niet vaststaat hoe relevant zij zijn voor de taakstelling van Europol. Toch zou de verwerking van persoonsgegevens waarvan de relevantie nog niet vaststaat strikt beperkt moeten worden tot de gevallen waarin de beoordeling van die relevantie plaatsvindt, die beoordeling binnen een redelijke termijn geschiedt, en de gegevens, voorzover de relevantie niet wordt gecontroleerd, niet met het oog op rechtshandhaving worden verwerkt. Anders wordt niet alleen inbreuk gemaakt op de rechten van de betrokkene, maar wordt ook een efficiënte rechtshandhaving verhinderd.

Daarom stelt de EDPS voor om, in verband met het evenredigheidsbeginsel, artikel 10, lid 2, in die zin aan te vullen dat, zolang de relevantie voor een bepaalde Europoltaak niet vaststaat, de gegevens in aparte databanken moeten worden opgeslagen. Voorts mogen deze gegevens slechts gedurende een strikt beperkte termijn — in geen geval meer dan 6 maanden — verwerkt kunnen worden (12).

21.

Volgens artikel 10, lid 5, moet alles in het werk worden gesteld om de compatibiliteit te bewerkstelligen met de gegevensverwerkingssystemen in de lidstaten en met de systemen die in de organen van de Gemeenschap en de Unie worden gebruikt. Dit is een omkering van de regel in artikel 6, lid 2, van de Europol-Overeenkomst dat geautomatiseerde gegevensbestanden niet mogen worden gekoppeld aan andere systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking.

22.

In zijn commentaar op de Commissiemededeling over de compatibiliteit van de Europese databanken (13) keert de EDPS zich tegen de opvatting dat compatibiliteit in hoofdzaak een technische aangelegenheid is. Zodra databanken technisch compatibel zijn — dus toegankelijk en voorzien van uitwisselbare informatie — ontstaat er druk om de geboden mogelijkheden feitelijk te benutten. Hierdoor dreigt het doelbindingsbeginsel te worden aangetast, omdat informatie gemakkelijk voor een ander doel kan worden gebruikt dan dat waarvoor zij is vergaard. De EDPS dringt erop aan dat als de koppeling feitelijk plaatsvindt, er strenge voorwaarden en garanties worden toegepast.

23.

Daarom beveelt de EDPS aan om in het voorstel ook te bepalen dat koppeling pas wordt toegestaan nadat bij besluit voorwaarden en waarborgen zijn vastgesteld, met name ten aanzien van de noodzaak van de koppeling en omtrent de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zullen worden gebruikt. Het besluit zou pas na raadpleging van de EDPS en het gemeenschappelijk controleorgaan kunnen worden aangenomen. De aanvullende bepaling zou gerelateerd kunnen worden aan artikel 22 over de betrekkingen met andere organen.

Artikel 11: Europol-informatiesysteem

24.

Met betrekking tot artikel 11, lid 1, wordt opgemerkt dat de beperking op de toegang van nationale eenheden tot persoonsgegevens betreffende mogelijke misdadigers die (nog) geen misdrijf hebben gepleegd, wordt opgeheven. In de bestaande regeling, die vervat is in artikel 7, lid 1, van de Overeenkomst, is de toegang beperkt tot de identiteitsgegevens van de betrokkenen.

25.

De EDPS acht deze inhoudelijke wijziging ongegrond. De specifieke waarborgen die de bedoelde personen genieten liggen juist geheel in de lijn van het Commissievoorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. De EDPS pleit integendeel voor meer garanties ten aanzien van de toegang tot de gegevens van personen die (nog) geen misdrijf hebben gepleegd, en in ieder geval tegen afzwakking van de bescherming die de Europol-Overeenkomst biedt.

Artikel 20: Opslagtermijnen

26.

Volgens de gewijzigde versie van artikel 21, lid 3, van de Europol-Overeenkomst wordt jaarlijks getoetst of de opslag van individuele gegevens betreffende de in artikel 10, lid 1, bedoelde personen nog nodig is (14); deze toetsing moet schriftelijk worden vastgelegd. Artikel 20, lid 1, van het voorstel bepaalt echter dat de toetsing pas drie jaar na de invoering van de gegevens moet plaatsvinden. De EDPS is er niet van overtuigd dat deze versoepeling nodig is en zou gaarne een jaarlijkse toetsing verplicht gesteld zien. Een wijziging van het voorstel is des te belangrijker omdat een verplichte toetsing van de opslag regelmatig, en niet slechts eenmalig na drie jaar, zou moeten plaatsvinden.

Artikel 21: Toegang tot nationale en internationale databanken

27.

Artikel 21 is een algemene bepaling op grond waarvan Europol langs digitale weg toegang kan krijgen tot de informatie in andere, nationale en internationale, systemen en deze informatie kan opvragen. Dit zou slechts per geval en onder strikte voorwaarden moeten worden toegestaan. Artikel 21 biedt echter veel te ruime mogelijkheden, die niet vereist zijn voor de taken van Europol. De EDPS zou hier willen wijzen op zijn advies van 20 januari 2006 over de toegang van de nationale veiligheidsdiensten tot het VIS (15). Hij pleit ervoor de tekst van het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.

28.

Voor ogen moet worden gehouden dat de bewuste bepaling, althans wat de toegang tot nationale databanken betreft, een ruimere opzet heeft dan de onder meer in artikel 12, lid 4, van het voorstel bedoelde informatieverstrekking tussen Europol en de nationale eenheden. De toegang komt immers niet alleen onder het Raadsbesluit te vallen, maar zal ook worden beheerst door het nationale recht inzake toegang en gebruik. De EDPS neemt er met voldoening kennis van dat volgens artikel 21 de strengste regel geldt. Daarnaast is het belang van de verstrekking van persoonsgegevens tussen Europol en de nationale databanken, daaronder begrepen de toegang van Europol tot die databanken, een extra reden voor de vaststelling van een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, dat een adequate bescherming moet bieden.

Artikel 24: Verstrekking van persoonsgegevens aan derde instanties

29.

Artikel 24, lid 1, bepaalt dat gegevens slechts op twee voorwaarden aan openbare instanties van derde landen en aan internationale organisaties mogen worden verstrekt: a) de verstrekking is in individuele gevallen nodig voor misdaadbestrijding, en b) deze gebeurt op grond van een internationale overeenkomst die borg staat voor een adequaat niveau van gegevensbescherming door de derde partij. Krachtens artikel 24, lid 2, kan hiervan in uitzonderingsgevallen worden afgeweken, rekening houdend met het gegevensbeschermingsniveau van de ontvanger. De EDPS ziet de noodzaak van deze uitzonderingen in, maar benadrukt dat zij strikt moeten worden toegepast, per geval en in zeer uitzonderlijke omstandigheden. De tekst van lid 2 schenkt in dit opzicht voldoening.

Artikel 29: Recht van toegang tot persoonsgegevens

30.

Artikel 29 handelt over het recht van toegang tot persoonsgegevens. Dit is een grondrecht van de betrokkene, neergelegd in artikel 8, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en gewaarborgd door Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981, alsmede door Aanbeveling R (87) 15 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987. Dit recht volgt uit het beginsel van eerlijke en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens en strekt ertoe de wezenlijke belangen van de betrokkene te beschermen. Artikel 29 verbindt aan dit recht evenwel voorwaarden die, gelet op het voorgaande, onaanvaardbaar zijn.

31.

Allereerst bepaalt lid 3 van artikel 29 dat het — overeenkomstig lid 2 in een lidstaat ingediende — verzoek om toegang wordt behandeld conform dat artikel, alsmede volgens het recht en de procedures van de lidstaat waar het verzoek is ingediend. De nationale wetgever kan dus het toegangsrecht qua werkingssfeer en inhoud beperken en aan procedurele regels onderwerpen. Dit kan tot onbevredigende situaties leiden. Zo kan toegang tot persoonsgegevens eveneens worden gevraagd door personen wier gegevens Europol niet verwerkt. Het toegangsrecht moet absoluut ook dat geval omvatten. Daarom mag nationale wetgeving die in een beperkter toegangsrecht voorziet, niet kunnen worden toegepast.

32.

Volgens de EDPS moet in lid 3 niet worden verwezen naar het nationale recht, maar naar de geharmoniseerde voorschriften inzake toepassingsgebied, inhoud en procedures, bij voorkeur die uit het kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens of, indien nodig, het Raadsbesluit.

33.

Daarnaast bepaalt lid 4 de redenen voor weigering van een verzoek om toegang voor een persoon tot hem betreffende persoonsgegevens welke door Europol worden verwerkt. Toegang wordt geweigerd indien bepaalde specifieke belangen „in gevaar” kunnen komen. Dit is een veel ruimere weigeringsgrond dan het bepaalde in artikel 19, lid 3, van de Europol-Overeenkomst, namelijk uitsluitend „indien zulks nodig is”.

34.

De EDPS zou liever de strakkere formulering uit de Europol-Overeenkomst gehandhaafd zien. Ook zou de verantwoordelijke voor de verwerking verplicht moeten zijn de weigering te motiveren, zodat effectieve controle op het gebruik van deze uitzondering mogelijk is. Dit beginsel is uitdrukkelijk opgenomen in Aanbeveling R (87) 15 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa. De tekst van het Commissievoorstel is onaanvaardbaar, omdat hij het fundamentele karakter van het toegangsrecht niet erkent. Uitzonderingen op dit recht zijn alleen te rechtvaardigen doordat een ander fundamenteel belang moet worden beschermd, m.a.w. indien toegang dit belang zou ondermijnen.

35.

Tot slot en niet het minst, wordt het toegangsrecht fors beperkt door het in lid 5 vervatte raaplegingsmechanisme. Daarin wordt de toegang afhankelijk gesteld van de raadpleging van alle bevoegde autoriteiten en, wat de analysebestanden betreft, ook van de overeenstemming tussen Europol en alle lidstaten die aan de analyse deelnemen of erbij betrokken zijn. Het fundamentele karakter van het toegangsrecht wordt daardoor feitelijk uitgehold. Toegang moet de algemene regel zijn, en daarvan kan slechts in bepaalde omstandigheden worden afgeweken. Volgens het voorstel echter zou eerst raadpleging moeten plaatsvinden en overeenstemming moeten worden bereikt.

IV.   EEN ALGEMEEN RECHTSKADER VOOR GEGEVENSBESCHERMING

Algemeen

36.

Europol wordt een orgaan van de Europese Unie, en geen instelling of orgaan in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 45/2001. Daarom is die Verordening, specifieke uitzonderingen daargelaten, niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door Europol. Hoofdstuk V van het voorstel is dus een eigensoortige gegevensbeschermingsregeling, die mede berust op een algemeen rechtskader voor gegevensbescherming.

Een algemeen rechtskader inzake gegevensbescherming in de derde pijler

37.

In het voorstel wordt de behoefte aan een algemeen rechtskader voor gegevensbescherming erkend. Volgens artikel 26 zal Europol als lex generalis de beginselen toepassen van het kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Deze verwijzing naar het (voorgestelde) kaderbesluit komt in de plaats van die in artikel 14, lid 3, van de Europol-Overeenkomst naar Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981, en naar Aanbeveling R (87) 15 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987.

38.

De EDPS is tevreden met artikel 26. Die bepaling is van cruciaal belang voor een doeltreffende gevensbescherming en ook voor de consistentie, omdat zij bevorderlijk zal zijn voor de uitwisseling van persoonsgegevens en dus ook de rechtshandhaving ten goede zal komen. Wel moet worden gelet op de verenigbaarheid van beide instrumenten. Dit is niet vanzelfsprekend, aangezien:

de tekst van het kaderbesluit in de Raad is besproken en daarbij grondige wijzigingen heeft ondergaan, waardoor de onderhandelingen eind 2006 zijn vastgelopen;

het Duitse voorzitterschap voor maart 2007 een nieuw voorstel heeft aangekondigd, dat vooral algemene gegevensbeschermingsbeginselen zal bevatten;

de rechtstreekse toepasselijkheid van het kaderbesluit van de Raad op de verwerking door Europol een belangrijk thema in de huidige besprekingen is.

Afhankelijk van wat de onderhandelingen in de Raad over dit kaderbesluit, waarschijnlijk op basis van het Duitse voorstel, zullen opleveren, moeten in het onderhavige voorstel misschien extra garanties worden ingebouwd. Hierover zal later moeten worden beslist, wanneer er meer duidelijkheid is omtrent het resultaat van de onderhandelingen over het kaderbesluit.

39.

De EDPS onderstreept dat de Raad het besluit niet mag vaststellen voordat hij het gegevensbeschermingskader heeft vastgesteld, zodat, conform de conlusies van de EDPS in zijn beide adviezen over het Commissievoorstel voor een kaderbesluit van de Raad, een adequaat beschermingsniveau wordt gewaarborgd (16).

40.

In dit verband wijst de EDPS op twee specifieke elementen in het Commissievoorstel voor het kaderbesluit, waardoor met name de bescherming van personen wier gegevens door Europol worden verwerkt, kunnen worden versterkt. Ten eerste kan de gegevensverwerking worden gedifferentieerd naar nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de gegevens. Gegevens die op meningen berusten worden onderscheiden van gegevens die op feiten berusten. Deze methode, waarbij een scherp onderscheid gemaakt wordt tussen „zachte” en „harde” gegevens, is van belang om aan het beginsel van kwalitieit van persoonsgegevens te kunnen voldoen. Ten tweede voorziet het voorstel in een onderscheid tussen de gegevens volgens het citerium van mogelijke betrokkenheid bij een strafbaar feit.

Verordening (EG) nr. 45/2001

41.

Dit brengt mij bij de toepasselijkheid van Verordening (EG) nr. 45/2001 op Europol. Om te beginnen geldt de Verordening voor het personeel van Europol (dit wordt in punt 47 behandeld. Vervolgens zal de verordening ook — en in dat opzicht is dit deel IV van het advies relevant — van toepassing zijn op de uitwisseling van informatie met communautaire organen, althans wat Europol aangaat. Belangrijke voorbeelden van communautaire organen worden genoemd in artikel 22, lid 1, van het voorstel.

42.

Verwacht kan worden dat Europol deze organen vrij regelmatig om persoonsgegevens zal verzoeken. De communautaire instellingen en organen zullen hiermee al de verplichtingen op zich nemen die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 45/2001, met name ten aanzien van de rechtmatigheid van de verwerking (artikel 5), de voorafgaande controle (artikel 27) en de raadpleging van de EDPS (artikel 28). Hier rijst de vraag of de artikelen 7, 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing zijn. Op Europol, dat niet tot de „communautaire instellingen en organen” behoort en niet onder Richtlijn 95/46/EG valt, zou mogelijkerwijs artikel 9 moeten worden toegepast. Bijgevolg zou, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001, het geboden beschermingsniveau in het geval van Europol naar dezelfde maatstaven moeten worden beoordeeld als in het geval van andere internationale organisaties of van derde landen. Dit zou ten koste gaan van de rechtszekerheid, en strijdig zijn met het uitgangspunt van het voorstel, namelijk dat Europol meer in overeenstemming moet worden gebracht met de instellingen en organen in het kader van het EG-Verdrag. Een betere oplossing zou zijn dat Europol als communautair orgaan wordt beschouwd voor zover het informatie uit communautaire bron verwerkt. De EDPS stelt voor het volgende lid aan artikel 22 tot te voegen: „Met betrekking tot gegevens die door communautaire instellingen of organen worden verstrekt, wordt Europol als communautair orgaan in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001 beschouwd”.

Uitwisseling van gegevens met OLAF

43.

Speciale aandacht moet uitgaan naar de uitwisseling van persoonsgegevens met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (Olaf). Europol en Olaf wisselen momenteel gegevens uit op grond van een onderling administratief akkoord, volgens hetwelk strategische en technische, maar geen persoonsgebonden informatie wordt uitgewisseld.

44.

Het voorgestelde Raadsbesluit draagt een ander karakter. Artikel 22, lid 3, bepaalt dat gegevens, inclusief persoonsgegevens, worden uitgewisseld op dezelfde manier als Olaf en de nationale autoriteiten dat doen (17). De gegevens worden uitgewisseld om fraude, actieve en passieve corruptie, en witwassen van geld te bestrijden. Olaf en Europol nemen in elk afzonderlijk geval het onderzoeksgeheim en de gegevensbescherming in acht. Wat Olaf betreft, wordt hier in ieder geval het in Verordening (EG) nr. 45/2001 bepaalde beschermingsniveau bedoeld.

45.

Daarnaast is volgens artikel 48 van het voorstel Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing op Europol (18). Olaf kan binnen Europol administratief onderzoek verrichten en heeft daartoe, rechtstreeks en zonder voorafgaande kennisgeving, toegang tot alle informatie die in het bezit is van Europol (19) De EDPS vindt de reikwijdte van deze bepaling onduidelijk.

In ieder geval betreft zij de onderzoeken die Olaf binnen Europol zelf instelt, ter zake van fraude, corruptie en onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschap worden geschaad.

Dit impliceert ook dat Verordening (EG) nr. 45/2001 op die onderzoeken van toepassing is en dus dat de EDPS toeziet op het gebruik dat Olaf van zijn bevoegdheid maakt.

46.

Artikel 48 kan en mag echter niet van toepassing zijn op onderzoeken die worden verricht naar buiten Europol gepleegde onregelmatigheden; waarbij de door Europol verstrekte informatie extra nut zou kunnen opleveren. Te dien aanzien kan worden volstaan met het uitwisselen van gegevens, inclusief persoonsgegevens. overeenkomstig artikel 22, lid 3. De EDPS wenst dat artikel 48 in die zin wordt verduidelijkt.

V.   AFSTEMMING OP ANDERE ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE, DIE KRACHTENS HET EG-VERDRAG ZIJN OPGERICHT

Het personeel van Europol

47.

Het personeel van Europol zal onder het personeelsstatuut vallen. Op de verwerking van gegevens betreffende het personeel van Europol dienen, uit overwegingen van consistentie en non-discriminatie, zowel de materiële als de toezichtregels van Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing te zijn. In de 12e overweging bij het voorstel staat dat de Verordening over de verwerking van persoonsgegevens van toepassing is, met name als het gaat om persoonsgegevens betreffende het Europol-personeel. De EDPS is van mening dat een overweging hier niet volstaat. Overwegingen bij communautaire regelgeving zijn niet-bindend en mogen geen voorschriften bevatten (20). Wil de toepassing van Verordening (EG) nr. 45/2001 ten volle gewaarborgd zijn, dan moet in de tekst van het besluit zelf, bijvoorbeeld artikel 38, worden bepaald dat de Verordening van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens betreffende het Europol-personeel.

Toezicht op de gegevensverwerking door Europol

48.

In het toezicht op Europol, waarbij het gemeenschappelijk controleorgaan een centrale rol speelt, worden geen fundamentele wijzigingen aangebracht. In het voorgestelde rechtskader wordt dit controleorgaan conform artikel 33 van het voorstel opgericht. Een aantal wijzigingen in de positie en de werking van Europol zal echter meebrengen dat de EDPS, afgezien van zijn taken in verband met het Europol-personeel, bij de controle wordt betrokken. Daarom wordt in artikel 33, lid 6, bepaald dat het gemeenschappelijk controleorgaan moet samenwerken met de EDPS en met andere toezichthoudende instanties. Deze bepaling vormt de pendant van de in artikel 46, punt f) ii), van Verordening (EG) nr. 45/2001 vervatte verplichting van de EDPS om met het gemeenschappelijk controleorgaan samen te werken. De EDPS constateert met genoegen dat hiermee een consistente aanpak, in alle pijlers van de EU, van het toezicht op de gegevenswerking wordt bevorderd.

49.

Zoals gezegd, wordt het toezicht niet ingrijpend gewijzigd. Wel zou de bredere context van het voorstel een meer fundamentele reflectie over de toekomst van het toezicht op Europol kunnen vereisen. Twee punten zijn daarbij te vermelden. Ten eerste is in de artikelen 44 tot en met 47 van Verordening (EG) nr. 1987/2006 (21) een nieuwe controlestructuur voor SIS II opgezet. Ten tweede heeft het Duitse voorzitterschap, in verband met kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, meegedeeld dat gedacht wordt aan een nieuwe controlestructuur voor alle Europese informatiesystemen in de derde pijler, dus ook Europol.

50.

De EDPS acht dit geen geschikte gelegenheid voor een discussie over ingrijpende veranderingen in het controlesysteem. Het controlesysteem voor SIS II, een netwerk, berust op de eerste pijler, en zou niet volstaan in het geval van Europol, dat tot de derde pijler behoort en als zodanig slechts aan beperkte communautaire bevoegdheden, met name van de Commissie en het Hof van Justitie, onderworpen is. Omdat in de derde pijler zekere waarborgen ontbreken, zal er nog een specifieke controle nodig zijn. In artikel 31 bij voorbeeld wordt het individueel beroep geregeld. Bovendien bevinden de plannen voor de door het Duitse voorzitterschap aangekondigde nieuwe controlestructuur voor de Europose informatiesystemen zich nog in een pril stadium. Ten slotte functioneert het huidige systeem naar behoren.

51.

Daarom zal de EDPS zich hier vooral buigen over zijn rol bij de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Europol en andere organen in Unieverband. Dat het voorstel hierover regels bevat is een belangrijk nieuw gegeven. In artikel 22, lid 1, worden Frontex, de Europese Centrale Bank, het EWDD (22) en Olaf genoemd. Al deze organen vallen onder het toezicht van de EDPS. Artikel 22, lid 2, bepaalt dat Europol met die organen werkafspraken kan maken, die betrekking kunnen hebben op de uitwisseling van persoonsgegevens. In het geval van Olaf kan zelfs zonder werkafspraken informatie worden uitgewisseld. In dit verband is ook artikel 48 relevant (zie de punten 45 en 46).

52.

De EDPS zou de bevoegdheden moeten kunnen uitoefenen die hij krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 heeft met betrekking tot de door communautaire organen verstrekte informatie. Dit geldt a fortiori voor persoonsgegevens in de gevallen waarin Europol beschouwd zal worden als een communautair orgaan in de zin van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 45/2001 (zie hierboven). Nauwe samenwerking met het gemeenschappelijk controleorgaan conform artikel 33 wordt dan nog belangrijker.

53.

De EDPS heeft voorts nog twee aanbevelingen, omtrent de rechten van de betrokkene inzake de gegevens.

Volgens artikel 30 kan de betrokkene de hem betreffende, onjuiste gegevens verbeteren of verwijderen. Lid 2 verplicht de lidstaten die gegevens te verbeteren of te verwijderen indien zij ze rechtstreeks aan Europol hebben verstrekt. Er zou voor gegevens, verstrekt door een door de EDPS gecontroleerd communautair orgaan, een soortgelijke bepaling moeten komen, die Europol en dat orgaan verplicht eveneens op die wijze te reageren.

Artikel 32, lid 2, handelt over het recht van een persoon om de verwerking van door een lidstaat verstrekte of geraadpleegde gegevens op rechtmatigheid te controleren. Iets soortgelijks zou bepaald moeten worden inzake de gegevens die worden verstrekt door een door de EDPS gecontroleerd communautair orgaan.

54.

Het voorgaande impliceert dat de EDPS nauw met het gemeenschappelijk controleorgaan zal moeten samenwerken, althans zodra de werkafspraken over gegevensuitwisseling met de communautaire organen van kracht zijn. Dit is een van de voornaamste terreinen waar de wederzijdse samenwerkingsplicht gestalte zal krijgen.

Raadpleging van de gevensbeschermingsautoriteiten

55.

Artikel 10, lid 3, bepaalt dat de voorwaarden waaronder Europol bepaalde systemen voor de verwerking van persoonsgegevens opzet, bij besluit van de Raad worden vastgesteld. De EDPS vindt dat de Raad het besluit pas na raadpleging van de EDPS en het gemeenschappelijk controleorgaan mag kunnen vaststellen.

56.

Artikel 22 handelt over de betrekkingen van Europol met andere organen van de Gemeenschap of de Unie. De in dit artikel bedoelde samenwerkingsverbanden, die betrekking kunnen hebben op de uitwisseling van persoonsgegevens, kunnen via werkafspraken in praktijk worden gebracht. Bijgevolg moeten de EDPS en het gemeenschappelijk controleorgaan voorafgaandelijk worden geraadpleegd over de in artikel 22 bedoelde werkafspraken, voor zover deze van belang zijn voor de bescherming van de door de communautaire instellingen en organen verwerkte persoonsgegevens. De EDPS pleit ervoor de tekst van het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.

57.

Volgens artikel 25, lid 2, worden uitvoeringsvoorschriften inzake de gegevensuitwisseling met andere instellingen en organen vastgesteld. De EDPS pleit ervoor dat niet alleen het gemeenschappelijk controleorgaan, maar ook de EDPS vooraf over de uitvoeringsvoorschriften wordt geraadpleegd, conform de gemeenschapsrechtelijke praktijk ex artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 die inhoudt dat de communautaire organen de EDPS raadplegen.

Functionaris voor gegevensbescherming

58.

De EDPS is ingenomen met artikel 27, dat het ambt van functionaris voor gegevensbescherming (data protection officer — DPO) instelt; de DPO zal onder meer toezien op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking en op de naleving van de voorschriften inzake persoonsgegevensverwerking. Bij de communautaire instellingen en organen is reeds, op grond van Verordening (EG) nr. 45/2001, en met goed gevolg, een DPO ingesteld. Bij Europol worden de desbetreffende taken al vervuld, zij het vooralsnog zonder adequate rechtsgrond.

59.

Wil de de DPO goed kunnen functioneren, dan is het van essentieel belang dat zijn onafhankelijkheid juridisch doeltreffend wordt gewaarborgd. Artikel 24 van Verordening (EG) nr. 45/2001 bevat diverse voorschriften die daartoe strekken. De DPO wordt voor een bepaalde termijn aangesteld en kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden ontslagen. Hij zal over personeel en een begroting beschikken. Met betrekking tot de uitoefening van zijn functie mag hij geen instructies ontvangen.

60.

Helaas zijn die regels, behalve dan dat de DPO geen instructies mag krijgen, niet in het voorstel opgenomen. De EDPS is er daarom een groot voorstander van om de onafhankelijkheidsgaranties, zoals de speciale waarborgen inzake aanstelling en ontslag van de DPO, en zijn onafhankelijkheid jegens de raad van bestuur, in het besluit op te nemen. Dat is noodzakelijk om die onafhankelijk te verzekeren. Bovendien wordt de positie van de DPO bij Europol daardoor beter afgestemd op die van de DPO bij de communautaire organen. Tot slot benadrukt de EDPS dat artikel 27, lid 5, op grond waarvan nadere uitvoeringsvoorschriften omtrent bepaalde aspecten van het ambt van de gegevensbeschermingsfunctionaris worden vastgesteld door de raad van bestuur, uit de aard der zaak geen goede garantie voor onafhankelijkheid vormt. Men dient te bedenken dat onafhankelijkheid vooral jegens de raad van bestuur van Europol geboden is.

61.

Er is nog een reden om de bepaling over de DPO in het Raadsbesluit gelijk te trekken met artikel 24 van Verordening (EG) nr. 45/2001. Deze Verordening is namelijk van toepassing op de persoonsgegevens van het Europol-personeel (punt 47), en als zodanig dus ook op de DPO van Europol. In ieder geval moet de DPO overeenkomstig het bepaalde in de Verordening benoemd worden.

62.

De volgende aanbeveling is dat de voorafgaande controle die in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 45/2001 voor communautaire organen is geregeld, op Europol wordt toegepast. De voorafgaande controle is een efficiënt instrument gebleken en is van cruciale betekenis voor de gegevensbescherming bij de communautaire instellingen en organen.

63.

Ten slotte zou het nuttig zijn dat de DPO van Europol, zelfs buiten zijn werk in verband met het Europol-personeel, ingeschakeld wordt in het netwerk van de eerste pijler. Dit zou er tevens voor zorgen dat de gegevensbescherming op dezelfde wijze geregeld wordt als voor de organen van de Gemeenschap; het zou voorts geheel in overeenstemming zijn met de doelstelling uit de 16e overweging van het voorstel, namelijk samen te werken met Europese organen en daarbij te zorgen voor een passend niveau van gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. De EDPS zou deze gemeenschappelijkheid graag geëxpliciteerd zien in een aan de overwegingen toegevoegde zin, die als volgt zou kunnen luiden: „Bij de vervulling van zijn taak zal de functionaris voor gegegensbescherming samenwerken met de krachtens het Gemeenschapsrecht aangestelde functionarissen voor gegevensbescherming”.

VI.   CONCLUSIES

64.

De EDPS ziet in dat Europol een nieuwe en flexibeler rechtsgrond behoeft, maar heeft vooral oog voor de inhoudelijke wijzigingen, de toepasselijke regelgeving inzake gegevensbescherming en de toenemende vergelijkbaarheid van Europol en de communautaire organen.

65.

Wat de inhoudelijke wijzigingen betreft, wordt het volgende aanbevolen:

In de tekst worden specifieke voorwaarden en beperkingen opgenomen ten aanzien van informatie en inlichtingen uit particuliere bron, onder meer om de nauwkeurigheid te garanderen; het gaat hier immers om persoonsgegevens die in een commercieel milieu voor commerciële doeleinden zijn verzameld.

Persoonsgegevens waarvan de relevantie nog niet is vastgesteld worden uitsluitend verwerkt om die relevantie te kunnen vaststellen. Zolang niet, binnen een termijn van ten hoogste 6 maanden, is vastgesteld dat zij relevant zijn voor een bepaalde Europoltaak, worden de gegevens in aparte databanken opgeslagen.

Ten aanzien van de compatibiliteit met verwerkingssystemen buiten Europol worden, wanneer de koppeling met een andere databank feitelijk tot stand komt, strenge voorwaarden en waarborgen toegepast.

De toegang tot de gegevens van personen die (nog) geen strafbare feiten hebben gepleegd, wordt beveiligd. De beveiligingsmaatregelen die op de Europol-Overeenkomst berusten worden niet afgezwakt.

De behoefte aan verdere opslag van de gegevens betreffende personen wordt jaarlijks getoetst, en die toetsing wordt schriftelijk vastgelegd.

Digitale toegang tot en opvraging van gegevens uit andere, nationale en internationale informatiesystemen, worden slechts per geval en onder strikte voorwaarden toegestaan.

Wat het toegangsrecht betreft, wordt in lid 3 niet verwezen naar het nationale recht, maar naar de geharmoniseerde voorschriften inzake toepassingsgebied, inhoud en procedures, en bij voorkeur naar de voorschriften van het kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens of, indien nodig, het Raadsbesluit. Artikel 29, lid 4, wordt anders geformuleerd, in die zin dat toegang alleen geweigerd wordt „indien dat noodzakelijk is om”. De in artikel 29, lid 5, vastgelegde raadpleging komt te vervallen.

66.

De Raad mag het besluit niet vaststellen voordat hij een wettelijk kader voor gegevensbescherming heeft vastgesteld dat een adequaat beschermingsniveau waarborgt, conform hetgeen de EDPS in zijn beide adviezen over het Commissievoorstel voor een kaderbesluit van de Raad heeft geconcludeerd. Gegevens die op meningen berusten worden onderscheiden van gegevens die op feiten berusten. De gegevens worden voorts ingedeeld volgens het citerium van de mogelijke betrokkenheid van personen bij een strafbaar feit.

67.

De EDPS stelt voor aan artikel 22 het volgende lid toe te voegen: „Met betrekking tot gegevens die door communautaire instellingen of organen worden verstrekt, wordt Europol als communautair orgaan in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001 beschouwd”.

68.

Artikel 48 over de door Olaf verrichte onderzoeken mag niet van toepassing zijn op onderzoeken naar onregelmatigheden die buiten Europol zijn gepleegd en waarbij de door Europol verstrekte informatie extra nut kan opleveren. De EDPS pleit ervoor artikel 48 in die zin te verduidelijken.

69.

Wil Verordening (EG) nr. 14/2001 ten volle toegepast kunnen worden, dan moet in de tekst van het besluit zelf, bijvoorbeeld artikel 38, worden bepaald dat de Verordening van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens betreffende het Europol-personeel.

70.

De werkingssfeer van twee bepalingen over de rechten van de betrokkene (artikel 30, lid 2, en artikel 32, lid 2,) moet worden uitgebreid tot de gegevens afkomstig van communautaire organen die door de EDPS worden gecontroleerd, zodat kan worden verzekerd dat Europol en die organen de bedoelde rechten op gelijke wijze toepassen.

71.

In artikel 10, lid 3, artikel 22 en artikel 25, lid 2, moet de raadpleging van de gegevensbeschermingsautoriteiten (duidelijker) worden geregeld.

72.

De EDPS is er een groot voorstander van om de onafhankelijkheidsgaranties uit Verordening (EG) nr. 45/2001, zoals de speciale waarborgen inzake aanstelling en ontslag van de DPO, en zijn onafhankelijkheid jegens de raad van bestuur, in het besluit op te nemen.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2007.

Peter HUSTINX

Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  Zoals de Commissie in andere (recente) gevallen heeft gedaan. Zie, meest recentelijk, het advies van de EDPS van 12 december 2006 over de voorstellen tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en de desbetreffende uitvoeringsvoorschriften (COM(2006) 213 def. en SEC(2006) 866 def.), te raadplegen op: www.edps.europa.eu

(4)  PB C 316 van 27.7.1995, blz. 1.

(5)  Dit zou in maart/april 2007 gebeuren.

(6)  Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89).

(7)  Dit zijn enkele belangrijke thema's uit het advies van de EDPS over SIS II; deze zijn hier gekozen wegens hun relevantie voor het onderhavige voorstel. Zie het advies van 19 oktober 2005 inzake drie voorstellen betreffende het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (COM(2005) 230 def., COM(2005) 236 def. en COM(2005) 237 def.) (PB C 91 van 19.4.2006, blz. 38).

(8)  Deze nieuwe tekst kan in maart 2007 worden verwacht.

(9)  Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten.

(10)  Zie het advies van 26 september 2005 over het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische-communicatiediensten en houdende wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (COM(2005) 438 def.) (PB C 298 van 29.11.2005, blz. 1).

(11)  Soortgelijke aanbevelingen staan ook in het advies van 19 december 2005 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (COM(2005) 475 def.) (PB C 47 van 25.2.2006, blz. 27).

(12)  Dit is de maximale opslagtijd die in artikel 6 bis van de Europol-Overeenkomst zal zijn bepaald, na wijziging door de drie in punt 2 vermelde protocollen.

(13)  Commentaar van 10 maart 2006, op de website van de EDPS.

(14)  Na wijziging door de drie in punt 2 vermelde protocollen.

(15)  Advies van 20 januari 2006 over het voorstel voor een besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (COM(2005) 600 def.) (PB C 97 van 25.4.2006, blz. 6).

(16)  Advies van 19 december 2005 (PB C 47 van 25.2.2006, blz. 27) en tweede advies van 29 november 2006, nog niet verschenen in het PB (wel te vinden op: www.edps.europa.eu).

(17)  Overeenkomstig artikel 7 van het Tweede Protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 221 van 19.7.1997, blz. 12).

(18)  Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).

(19)  Artikel 1, lid 3, en artikel 4, lid 2, van de Verordening.

(20)  Zie bv. het Interinstitutioneel Akkoord van 22 december 1998 betreffende de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de redactionele kwaliteit van de communautaire wetgeving (PB C 73 van 17.3.1999, blz. 1), richtsnoer 10.

(21)  Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).

(22)  Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/22


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/03)

Datum waarop het besluit is genomen

27.6.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 558/05

Lidstaat

Polen

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Wsparcie dla zakładów aktywności zawodowej

Rechtsgrondslag

Art. 25, art. 29 ust. 3 i art. 31 ust. 1 ustawy o rehabilitacji z dnia 27 sierpnia 1977 r. o rehabilitacji zawodowej i społecznej oraz zatrudniania osób niepełnosprawnych (Dz.U. nr 123, poz 776 z późn. zm.); art. 7 ust. 2 pkt 4 ustawy z dnia 12 stycznia 1991 r. o podatkach i opłatach lokalnych (Dz.U. z 2002 r. nr 9, poz. 84); art. 7 ust. 2 pkt 4 ustawy z dnia 30 października 2002 r. o podatku leśnym (Dz.U. nr 200, poz. 1682 ze zm.); art. 12 ust.2 pkt 4 ustawy z dnia 15 listopada 1984 r. o podatku rolnym (DzU. nr 94. poz. 431); art..38 ust. 2 ustawy 26 lipca 1991 r. o podatku dochodowym od osób fizycznych (Dz.U. nr 14, poz. 176).

Type maatregel

Doelstelling

Sociale ondersteuning van individuele consumenten

Vorm van de steun

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 17 542 636 mln PLN

Maximale steunintensiteit

Maatregel die geen steun vormt

Looptijd

Economische sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

31.8.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 79/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Ayudas a Proyectos de Investigación, Desarrollo e Innovación dirigidos al uso y gestión de los recursos naturales y las conservación de los hábitats y ecosistemas

Rechtsgrondslag

Proyecto de Orden por la que se establecen las bases reguladoras para la concesión de subvenciones en la Acción Estratégica para el uso y gestión de los recursos naturales y la conservación de los hábitats y ecosistemas, correspondientes al Programa Nacional de Ciencias y Tecnologías Medioambientales, en el marco del Plan Nacional de Investigación Científica, Desarrollo e Innovación Tecnológica 2004-2007

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 2007: 12,5 — 2008: 8,75 — 2009: 7,5 mln EUR; totaal van de voorziene steun: 28,75 mln EUR

Maximale steunintensiteit

50 %-25 %

Looptijd

Tot 2009

Economische sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerio de Medio Ambiente

Plaza de San Juan de la Cruz, s/n

E-28071 Madrid

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/24


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2007/C 255/04)

Datum waarop het besluit is genomen

30.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 21/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Murcia

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Ayudas para paliar los daños producidos en los cultivos de olivar y viñedos en los municipios de Jumilla y Yecla por las heladas de enero de 2006

Rechtsgrond

Orden de 11 de octubre de 2006 de la Consejería de Agricultura

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Vergoeding van verliezen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

1 800 000 EUR

Steunintensiteit

Max. 100 %

Looptijd

Ad hoc

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Consejería de Agricultura y Agua

Comunidad Autónoma de la Región de Murcia

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

20.8.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 62/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Galicia

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Ayudas para la reparación de daños causados en el sector agrario por las inundaciones acaecidas en octubre y noviembre de 2006

Rechtsgrond

Ordenes de noviembre de 2006 y diciembre de 2006, por las que se dictan disposiciones para el desarrollo en el sector agrario de los Decretos no 180/2006 y 227/2006, de medidas urgentes de ayuda para la reparación de los daños causados por las inundaciones en los meses de octubre y noviembre

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Vergoeding van ten gevolge van een uitzonderlijke gebeurtenis geleden verliezen

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

900 000 EUR

Steunintensiteit

Max. 100 %

Looptijd

Ad hoc

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Consejería del Medio Rural

Xunta de Galicia

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

25.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 83/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Murcia

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Programas de colaboración para la formación y transferencia tecnológica del sector agroalimentario y del medio rural

Rechtsgrond

Orden de 19 de diciembre de 2006, de la Consejería de Agricultura y Agua, por la que se establecen las bases reguladoras y la convocatoria para el año 2007 de las líneas de ayuda para programas de colaboración para la formación y transferencia tecnológica del sector agroalimentario y del medio rural

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

961 695 EUR

Steunintensiteit

100 %-75 %

Looptijd

2007

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Consejería de Agricultura y de Agua

Comunidad Autónoma de la Región de Murcia

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

19.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 143/07

Lidstaat

Italië

Regio

Marche

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Interventi di soccorso nelle zone agricole danneggiate da calamità naturali (piogge alluvionali dal 16 al 26 settembre 2006 nella provincia di Ancona)

Rechtsgrond

Decreto legislativo n. 102/2004

Aard van de maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Vergoeding van de schade aan de landbouwbedrijven ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

Er wordt verwezen naar de goedgekeurde regeling (NN 54/A/04)

Steunintensiteit

Tot 100 %

Looptijd

Tot alle betalingen zijn verricht

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Ministero delle Politiche agricole e forestali

Via XX settembre, 20

I-00187 Roma

Andere informatie

Maatregel ter uitvoering van de door de Commissie in het kader van staatssteundossier NN 54/A/04 goedgekeurde regeling (Brief van de Commissie C(2005) 1622 def. van 7 juni 2005)

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

19.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 164/07

Lidstaat

Ierland

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Scheme of Investment Aid for the Development of the Potato Sector 2007-2013

Rechtsgrond

National Development Plan 2007-2013

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Steun voor investeringen in voorzieningen voor de productie, opslag en afzet van andere aardappelen dan die voor de zetmeelproductie

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

8 mln EUR

Steunintensiteit

40 %

50 % voor jonge landbouwers

Looptijd

Vanaf de datum van de brief van de Commissie tot en met 31.12.2013

Betrokken economische sector(en)

NACE-code

A001 — Landbouw, jacht en aanverwante dienstverlening

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Department of Agriculture and Food

Agriculture House

Kildare Street

Dublin 2

Ireland

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

19.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 193/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Galicia

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Ayudas al sector forestal — Fomento de las frondosas caducifolias

Rechtsgrond

Orden de la Conselleria do Medio Rural de la Xunta de Galicia por la que se establecen las bases y se convocan para el año 2007 las ayudas para el fomento de las frondosas caducifolias

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

9 000 000 EUR

Steunintensiteit

Max. 70 %

Looptijd

2007-2012

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Consejería del Medio Rural

Comunidad Autónoma de Galicia

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

27.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 204/07

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Regio

England

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

The English Woodland Grants Scheme 2005 — Woodland Regeneration Grant

Rechtsgrond

The Forestry Act 1979

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

De ecologische, beschermende en recreatieve functies van bossen bevorderen

Vorm waarin de steun wordt verleend

Subsidie

Begrotingsmiddelen

10 mln GBP (14,8 mln EUR)

Steunintensiteit

Tot 45 %

Looptijd

Vanaf de datum van de goedkeuring door de Commissie tot en met 31 december 2012

Betrokken economische sector(en)

Bosbouw en houtkap

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Forestry Commission England

Great Eastern House

Tenison Road

Cambridge CB1 2DU

United Kingdom

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

8.8.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 219/07

Lidstaat

Ierland

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Conservation of Plant and Animal Genetic Resources Scheme

Rechtsgrond

Council Regulation (EC) No 1467/94 on the conservation, characterization, collection and utilization of genetic resources in agriculture. Funding is provided for annually in the National Budgetary Estimates process

Aard van de maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Instandhouding van genetische hulpbronnen

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

Totale begroting van 1,05 mln EUR

Steunintensiteit

Looptijd

2007-2013

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Department of Agriculture and Food

Maynooth Business Campus

Maynooth

Co. Kildare

Ireland

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

20.8.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 271/07

Lidstaat

Frankrijk

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Aides en faveur de la recherche et du développement dans les filières grandes cultures

Rechtsgrond

L 611.1 et L 621.1 et suivants du Code Rural

Aard van de maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Steun voor fundamenteel onderzoek

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

Jaarlijkse uitgaven: 6 mln EUR

Totale uitgaven: 42 mln EUR

Steunintensiteit

Gemiddeld 80 % en uitzonderlijk 100 %

Looptijd

2007-2013

Betrokken economische sector(en)

Landbouwsector — branche van de akkerbouwgewassen (granen-rijst, oliehoudende gewassen-vetten van plantaardige oorsprong, eiwithoudende gewassen — droge peulvruchten, gedroogde voedergewassen, vezelgewassen en zijderupsen, suiker)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

ONIGC

12, rue Rol-Tanguy

F-93555 Montreuil sous Bois Cedex

Andere informatie

Verbintenis van Frankrijk om de Commissie de gegevens in verband met de toegekende steun mee te delen in de jaarverslagen betreffende staatssteun

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

20.8.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 273/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Andalucía

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Ayudas para la lucha contra la mosca mediterránea de la fruta y contra los insectos vectores de los virus de los cultivos hortícolas

Rechtsgrond

Orden por la que se modifica la Orden de 13 de marzo de 2006, por la que se declara la existencia oficial de las plagas que se citan, se establecen las medidas de control y las ayudas para su ejecución

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Vorm waarin de steun wordt verleend

Subsidie

Begrotingsmiddelen

31 884 750 EUR

Steunintensiteit

75 %-50 %

Looptijd

2007-2011

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Consejería de Agricultura y Pesca

Comunidad Autónoma de Andalucía

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/31


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4889 — Barclays Industrial Investments/Gemeaz/Scapa)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/05)

Op 26 september 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4889. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/31


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4885 — Ineos/Nova/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/06)

Op 28 september 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4885. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/32


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4836 — CVC/Univar)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/07)

Op 17 september 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4836. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/32


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4822 — Advent International/Takko Holding)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/08)

Op 17 augustus 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4822. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/33


Wisselkoersen van de euro (1)

26 oktober 2007

(2007/C 255/09)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4384

JPY

Japanse yen

164,50

DKK

Deense kroon

7,4549

GBP

Pond sterling

0,70100

SEK

Zweedse kroon

9,1800

CHF

Zwitserse frank

1,6732

ISK

IJslandse kroon

86,85

NOK

Noorse kroon

7,7095

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5842

CZK

Tsjechische koruna

26,962

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

252,25

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7021

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,6309

RON

Roemeense leu

3,3541

SKK

Slowaakse koruna

33,291

TRY

Turkse lira

1,7161

AUD

Australische dollar

1,5734

CAD

Canadese dollar

1,3830

HKD

Hongkongse dollar

11,1488

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8792

SGD

Singaporese dollar

2,0927

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 308,94

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,3630

CNY

Chinese yuan renminbi

10,7845

HRK

Kroatische kuna

7,3449

IDR

Indonesische roepia

13 121,80

MYR

Maleisische ringgit

4,8122

PHP

Filipijnse peso

63,372

RUB

Russische roebel

35,5790

THB

Thaise baht

45,626


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/34


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op de 415e bijeenkomst van 11 september 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/C.38.121 — Fittingen

(2007/C 255/10)

1.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de ontwerpbeschikking van de Commissie inzake het product en het geografische gebied waarop het kartel betrekking heeft.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie inzake de kwalificatie van de feiten als een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

3.

Het Adviescomité is het eens met het standpunt van de Commissie dat de betrokken inbreuk één enkele voortdurende inbreuk vormt, meer bepaald wat betreft de periode na de inspecties van maart/april 2001.

4.

Het Adviescomité is het eens met de ontwerpbeschikking van de Commissie wat de adressaten ervan betreft, en met name wat betreft de toewijzing van aansprakelijkheid aan de moederondernemingen van de desbetreffende concerns.

5.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie inzake de clementieverzoeken en de rangorde daarvan.

6.

Het Adviescomité is het met het besluit van de Commissie eens om de procedure tegen FNAS te beëindigen.

7.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/34


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op de 416e bijeenkomst van 18 september 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/F/C.38.121 — Fittingen

(2007/C 255/11)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over het basisbedrag van de geldboeten.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verhoging van het basisbedrag op grond van verzwarende omstandigheden.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van het basisbedrag op grond van verzachtende omstandigheden.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van de geldboeten overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 1996 betreffende het niet-opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen.

5.

Het Adviescomité is het eens met het door de Commissie voorgestelde definitieve bedrag van de geldboeten.

6.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/35


Advies van de vertegenwoordigers van de EVA-staten inzake een voorlopige ontwerpbeschikking betreffende Zaak COMP/C.38.121 — Fittingen

(Bijeenkomst op 11 september 2006 van het EG-Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities)

(2007/C 255/12)

1.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten is het eens met de beoordeling van de ontwerpbeschikking van de Commissie inzake het product en het geografische gebied waarop het kartel betrekking heeft.

2.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten is het eens met de beoordeling van de Commissie inzake de kwalificatie van de feiten als een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

3.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten is het eens met het standpunt van de Commissie dat de betrokken inbreuk één enkele voortdurende inbreuk vormt, meer bepaald wat betreft de periode na de inspecties van maart/april 2001.

4.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten is het eens met de ontwerpbeschikking van de Commissie wat de adressaten ervan betreft, en met name wat betreft de toewijzing van aansprakelijkheid aan de moederondernemingen van de desbetreffende concerns.

5.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten is het eens met de beoordeling van de Commissie inzake de clementieverzoeken en de rang daarvan.

6.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten is het met het besluit van de Commissie eens om de procedure tegen FNAS te beëindigen.

7.

De vertegenwoordiger van de EVA-staten beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/36


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/38.121 — Fittingen

(opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2007/C 255/13)

Mueller Industries Inc. heeft in januari 2001 een clementieverzoek ingediend in het kader van de mededeling van de Commissie van 1996 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken. Voorts werden clementieverzoeken ingediend door IMI in september 2003, door Delta in maart 2004, door Frabo in juli 2004, en door Oystertec in mei 2005.

Op 22 en 23 maart 2001 verrichtte de Commissie inspecties in de sectoren koperen buizen en fittingen, waarna werd besloten de zaak op te splitsen in koperen leidingbuizen (38.069), industriële buizen (38.240) en fittingen (38.121). Op 24 en 25 april 2001 werden inspecties verricht in de kantoren van de Delta-groep, uitsluitend met betrekking tot fittingen. Vanaf februari/maart 2002 richtte de Commissie verscheidene verzoeken om inlichtingen, aanvankelijk ingevolge artikel 11 van Verordening nr. 17 en later ingevolge artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1/2003, tot alle betrokken partijen.

Deze ontwerpbeschikking heeft betrekking op de laatste van deze drie zaken; in de overige twee zaken zijn door de Commissie reeds beschikkingen gegeven.

Mededeling van punten van bezwaar en toegang tot het dossier

Op 22 september 2005 publiceerde de Commissie een mededeling van punten van bezwaar die aan 30 ondernemingen en één brancheorganisatie werd toegezonden, waarin zij een enkele voortgezette inbreuk beschreef die zich over geheel Europa uitstrekte en 13 jaar geduurd had. Alle partijen zonden tijdig hun reactie op dit document toe, met uitzondering van één geadresseerde, de onderneming Supergrif SL, die in oktober 2002 door Delta aan de bedrijfsleiding van Supergrif was verkocht. Zoals meestal het geval is bij kartelzaken waren er geen belanghebbenden bij de procedure betrokken.

Bij brief van 22 december 2005 verzocht Aalberts om toegang tot de antwoorden van de andere partijen op de mededeling van punten van bezwaar; op 23 december 2005 diende IMI eveneens een dergelijk verzoek in. Deze verzoeken werden door de diensten van de Commissie afgewezen, omdat het vaste praktijk van de Commissie is dat toegang tot het dossier op verzoek en normaalgesproken bij één gelegenheid wordt geboden, nadat de Commissie de partijen haar punten van bezwaar heeft meegedeeld.

Als algemene regel geldt daarom dat geen toegang wordt verleend tot de antwoorden van andere partijen op de punten van bezwaar van de Commissie. Verder is het vaste rechtspraak (arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 15 maart 2000 in gevoegde zaken T-25/95 e.a., Cimenteries, punt 380 en volgende) dat de Commissie niet verplicht is de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar aan alle partijen te verstrekken.

Hoorzitting

Tijdens de hoorzitting die op 26 en 27 januari 2006 werd gehouden oordeelde ik evenwel dat het met het oog op de inachtneming van de rechten van verdediging van Tomkins en Pegler noodzakelijk was dat deze ondernemingen hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar zouden uitwisselen. Aangezien de Commissie van oordeel was dat Tomkins verantwoordelijk was voor Pegler, Tomkins' dochteronderneming, en de Commissie gebruik zou maken van het antwoord van Pegler om dit oordeel te staven, en aangezien Pegler op haar beurt de mogelijkheid moest krijgen om te vernemen op welke bewijzen de beweringen van Tomkins gebaseerd waren, kwamen zij overeen dat zij toegang zouden krijgen tot elkaars antwoorden, hetgeen tot een levendige discussie tussen beide ondernemingen leidde.

Met uitzondering van Comap, Flowflex en Supergrif waren alle ontvangers van de mededeling van punten van bezwaar op de hoorzitting aanwezig.

Ontwerp-eindbeschikking

De bezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden uitgesproken met betrekking tot FNAS zijn in de ontwerpbeschikking niet overgenomen. Gezien de toelichting die FNAS heeft gegeven in haar schriftelijke antwoord op de mededeling van punten van bezwaar en tijdens de hoorzitting, werd besloten de procedure tegen FNAS niet voort te zetten, omdat de onderneming niet bij de inbreuken betrokken is geweest.

De ontwerpbeschikking die aan de Commissie is voorgelegd bevat slechts de bezwaren ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Ik ben van oordeel dat het recht van de partijen om te worden gehoord volledig in acht is genomen.

Brussel, 13 september 2006.

Serge DURANDE


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Commissie

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/38


F-Castres: Exploitatie van geregelde luchtdiensten

Exploitatie van geregelde luchtdiensten tussen Castres (Mazamet) en Parijs (Orly)

Mededeling betreffende een door Frankrijk uitgeschreven openbare aanbesteding met het oog op de uitbesteding van een openbare dienst overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad

(2007/C 255/14)

1.   Inleiding: Overeenkomstig lid 1, onder a), van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van 23.7.1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes heeft Frankrijk met ingang van 1.4.2008 een verplichting tot openbare dienstverlening opgelegd voor de geregelde luchtdiensten tussen Castres (Mazamet) en Parijs (Orly). De voor deze verplichting tot openbare dienstverlening gestelde normen werden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 18 van 22.1.2002, blz. 7.

Voor zover geen enkele luchtvaartmaatschappij op 1.3.2008 deze geregelde luchtdiensten exploiteert of op het punt staat te exploiteren, in overeenstemming met de verplichtingen tot openbare dienstverlening en zonder om een financiële compensatie te vragen, heeft Frankrijk besloten om in het kader van de procedure van artikel 4, lid 1, punt d), van bovengenoemde verordening de toegang tot deze verbinding tot één enkele luchtvaartmaatschappij te beperken en het recht om deze diensten met ingang van 1.4.2008 te exploiteren, bij openbare aanbesteding aan te bieden.

2.   Opdrachtgever: Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, 40, allées Alphonse Juin, BP 30217, -81101 Castres Cedex, Frankrijk. Tél. (33) 563 51 46 46. Fax (33) 563 51 46 99. E-mail: f.chambert@castres-mazamet.cci.fr.

3.   Betreft: Levering, met ingang van 1.4.2008, van geregelde luchtdiensten overeenkomstig de in punt 1 vermelde verplichtingen tot openbare dienstverlening.

4.   Voornaamste kenmerken van het contract: Contract voor de uitbesteding van een openbare dienst tussen de luchtvaartmaatschappij, de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet en de staat, overeenkomstig artikel 8 van decreet nr. 2005-473 van 16.5.2005 betreffende de regels voor de toekenning van financiële compensaties door de overheid.

De vervoerder aan wie de dienst wordt uitbesteed, ontvangt de inkomsten. De Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet en de staat betalen daarbovenop een bijdrage die gelijk is aan het verschil tussen de werkelijke exploitatiekosten exclusief belastingen (BTW, specifieke luchtvaartheffingen) en de commerciële inkomsten exclusief belastingen (BTW, specifieke luchtvaartheffingen), binnen de grenzen van de overeengekomen maximale financiële compensatie, met aftrek, in voorkomend geval, van de minderingen als bedoeld in punt 9-4 van deze mededeling.

5.   Looptijd van het contract: De looptijd van het contract (overeenkomst betreffende de uitbesteding van een openbare dienst) bedraagt 3 jaar, gerekend vanaf 1.4.2008

6.   Deelname aan de aanbesteding: De aanbesteding staat open voor alle maatschappijen die in het bezit zijn van een geldige exploitatievergunning, afgegeven krachtens Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23.7.1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen.

7.   Gunningsprocedure en criteria voor de selectie van in aanmerking komende kandidaten: Deze aanbesteding valt onder de bepalingen van de punten d), e), f), g), h) en i) van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2408/92, de bepalingen van hoofdstuk IV, deel 1, van Wet 93-122 van 29.1.1993 betreffende de preventie van corruptie en de transparantie van het economische leven en de aanbestedingsprocedures en van de toepassingsbepalingen daarvan (met name decreet nr. 97-638 van 31.5.1997 met het oog op de toepassing van wet nr. 97-210 van 11.3.1997 betreffende de versterking van de strijd tegen zwartwerk) en decreet nr. 2005-473 van 16.5.2005 betreffende de regels voor de toekenning van financiële compensaties door de overheid, alsmede de 3 besluiten van 16.5.2005 voor de toepassing daarvan.

7-1.   Samenstelling van het kandidaatstellingsdossier: Het kandidaatstellingsdossier moet in de Franse taal zijn gesteld. Zo nodig moeten de kandidaten documenten van overheidsinstanties, opgesteld in een officiële taal van de Europese Unie, naar het Frans vertalen. Kandidaten mogen bij de Franse versie ook een versie in een andere officiële taal van de Europese Unie voegen, maar alleen de Franse tekst wordt als authentiek beschouwd.

Het kandidaatstellingsdossier moet de volgende elementen bevatten:

een kandidaatstellingsbrief, ondertekend door de voorzitter of zijn vertegenwoordiger, vergezeld van de nodige machtigingsdocumenten;

een notitie waarin de onderneming wordt voorgesteld, met informatie over de professionele ervaring en financiële capaciteit van de kandidaat op het gebied van het luchtvervoer, alsmede eventuele referenties. Deze notitie moet het mogelijk maken de capaciteit van de kandidaat te beoordelen om de continuïteit van de dienstverlening en de gelijke behandeling van de gebruikers te waarborgen; de kandidaat kan als model eventueel formulier DC5 nemen dat doorgaans bij aanbestedingen wordt gebruikt;

de totale omzet en de omzet met betrekking tot de dienstverlening in kwestie voor de afgelopen 3 jaar, of, als de kandidaat dit wenst, de balans en de resultatenrekening van de afgelopen 3 boekjaren. Als de kandidaat deze gegevens niet kan verstrekken, moeten de redenen daarvoor worden vermeld;

een methodologische notitie over de wijze waarop de kandidaat op het aanbestedingsdossier zal reageren wanneer zijn kandidaatstelling door de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet in aanmerking wordt genomen, waarin met name informatie over:

de technische en personele middelen die de kandidaat voor de exploitatie van de verbinding zal inzetten,

het aantal personeelsleden, alsmede hun kwalificaties en toewijzing, en in voorkomend geval de rekruteringsinspanning die de kandidaat zal leveren,

de types te gebruiken vliegtuigen en, in voorkomend geval, hun inschrijving,

een afschrift van de exploitatievergunning van de luchtvaartmaatschappij van de kandidaat,

als de exploitatievergunning is afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie dan Frankrijk, moet de kandidaat bovendien de volgende informatie verstrekken:

het land van de vliegvergunning van de piloten,

het geldende arbeidsrecht,

de desbetreffende socialezekerheidsinstelling;

de maatregelen die zijn genomen met het oog op de naleving van de bepalingen van de artikelen L. 341-5 en de artikelen D. 341-5 en volgende van het arbeidsrecht met betrekking tot de tijdelijke detachering van loontrekkenden voor dienstverlening op het nationale grondgebied;

getuigschriften of verklaringen onder ede, als bedoeld in artikel 8 van decreet nr. 97-638 van 31.5.1997 en in het besluit van 31.1.2003 ter toepassing van artikel 8 van voornoemd decreet, die aantonen dat de kandidaat in overeenstemming is met zijn fiscale en sociale verplichtingen, met name wat betreft:

de vennootschapsbelasting,

de belasting over de toegevoegde waarde,

de bijdragen voor de sociale zekerheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten en kinderbijslagen,

de burgerluchtvaartbelasting,

de luchthavenheffingen,

de heffing op de geluidsoverlast,

de solidariteitsheffing.

Voor kandidaten uit een andere lidstaat van de Europese Unie dan Frankrijk, moeten de getuigschriften of gelijkwaardige certificaten worden afgegeven door de administraties en instanties van het land van herkomst;

een verklaring onder ede dat er geen veroordeling is ingeschreven in Bulletin nr. 2 voor inbreuken op de artikelen L. 324-9, L. 324-10, L. 341-6, L. 125-1 en L. 125-3 van het arbeidswetboek;

een verklaring onder ede en/of een bewijsstuk ten bewijze van de naleving van de verplichting tot tewerkstelling van gehandicapten overeenkomstig artikel L. 323-1 van het arbeidswetboek;

een uittreksel K bis van inschrijving in het handelsregister, of een gelijkwaardig document;

overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van 23.7.1992, een verzekeringsattest van ten hoogste 3 maanden oud met betrekking tot de aansprakelijkheid bij ongevallen, met name ten aanzien van passagiers, bagage, vracht, post en derden, en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 785/2004 van 21.4.2004, in het bijzonder artikel 4 daarvan;

- in geval van een vrijwaringsmaatregel of een collectieve procedure, een afschrift van de in dat verband gewezen vonnissen (indien het vonnis niet in het Frans is opgesteld, moet het vergezeld gaan van een gecertificeerde vertaling).

7-2.   Methode voor de evaluatie van de kandidaatstellingen: De kandidaten worden geselecteerd op basis van de volgende criteria:

professionele ervaring en financiële capaciteit;

bekwaamheid om de continuïteit van de dienstverlening en de gelijke behandeling van de gebruikers te waarborgen;

de naleving door de kandidaten van de verplichting tot tewerkstelling van gehandicapten overeenkomstig artikel L. 323-1 van het arbeidswetboek.

8.   Criteria voor de gunning van het contract: Luchtvervoersondernemingen waarvan de kandidatuur wordt aanvaard, worden in een tweede fase uitgenodigd om hun aanbod in te dienen overeenkomstig de bepalingen van het specifieke aanbestedingsreglement dat hun op dat moment zal worden overhandigd.

Over de op die manier ingediende offertes wordt vrij onderhandeld door de bevoegde instantie van de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet.

Overeenkomstig de bepalingen van punt f) van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2408/92, zal daarbij worden gelet op de toereikendheid van de aangeboden dienst, met inbegrip van de tarieven en voorwaarden die aan de gebruikers kunnen worden aangeboden en de kosten van de verlangde vergoeding.

9.   Belangrijke aanvullende informatie:

9-1.   Financiële compensatie: Gegadigden waarvan de kandidaatstelling is aanvaard, dienen in hun offerte expliciet aan te geven welk maximumbedrag wordt gevraagd als compensatie voor het uitvoeren van de gevraagde dienst op de verbinding gedurende 3 jaar vanaf 1.4.2008 (per jaar gespecificeerd). Het werkelijke bedrag van de uitgekeerde compensatie wordt elk jaar achteraf vastgesteld op grond van de werkelijke uitgaven en inkomsten, doch zal nooit meer kunnen bedragen dan het in de offerte vermelde bedrag. Dit maximumbedrag kan slechts in geval van onvoorziene wijziging van de exploitatievoorwaarden worden herzien.

De jaarlijkse betalingen geschieden in de vorm van voorschotten en van een eindafrekening. Het saldo van de eindafrekening wordt pas betaald na goedkeuring van de rekeningen van de vervoermaatschappij voor de betrokken verbinding en nadat is vastgesteld dat de dienst overeenkomstig de bepalingen van het hierna volgende punt 9-2 is uitgevoerd.

Indien de overeenkomst vóór de normale vervaldag wordt opgezegd, wordt het bepaalde van punt 9-2 zo snel mogelijk ten uitvoer gelegd teneinde aan de vervoermaatschappij het saldo van de haar verschuldigde financiële compensatie te kunnen uitbetalen, waarbij het in de eerste alinea bedoelde maximumbedrag in voorkomend geval evenredig met de werkelijke exploitatieduur wordt verminderd.

9-2.   Controle op de uitvoering van het contract en nazicht van de rekeningen van de luchtvaartmaatschappij: De uitvoering van het contract en de analytische boekhouding van de luchtvaartmaatschappij voor de betrokken verbinding zullen in overleg met de luchtvaartmaatschappij ten minste eenmaal per jaar aan een controle worden onderworpen.

9-3.   Wijziging en beëindiging van het contract: Wanneer de luchtvaartmaatschappij van mening is dat een niet te voorziene wijziging van de exploitatievoorwaarden een herziening billijkt van het maximumbedrag van de financiële compensatie, moet zij een met redenen omkleed verzoek toezenden aan de andere partijen bij het contract, die vervolgens binnen 2 maanden hun standpunt moeten bepalen. Het contract kan vervolgens dienovereenkomstig worden gewijzigd.

De ondertekenende partijen kunnen de overeenkomst vóór het einde van de normale duur ervan slechts beëindigen na het verstrijken van een opzegtermijn van 6 maanden. Wanneer de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan haar verplichtingen tot openbare dienstverlening, wordt zij geacht de overeenkomst zonder opzegtermijn te hebben beëindigd tenzij zij de dienst binnen een termijn van één maand na ingebrekestelling opnieuw in overeenstemming brengt met de verplichtingen tot openbare dienstverlening.

9-4.   Sancties en andere verminderingen overeenkomstig het contract: Wanneer de luchtvaartmaatschappij de in punt 9-3 bedoelde opzegtermijn niet nakomt, wordt hetzij een administratieve boete opgelegd, overeenkomstig artikel R.330-20 van de burgerluchtvaartcode, hetzij een vermindering van de financiële compensatie die wordt berekend uitgaande van het aantal ontbrekende maanden en van het daadwerkelijke tekort op de verbinding in het relevante jaar, beperkt tot de maximale financiële compensatie als bedoeld in punt 9-1.

In het geval van tekortkomingen die beperkt blijven tot het vervullen van de openbare dienstverplichtingen, wordt de in punt 9-1 bedoelde maximale financiële compensatie, verminderd met inachtneming van de bepalingen van artikel R.330-20 van de burgerluchtvaartcode.

Bij de bepaling van deze vermindering wordt, in voorkomend geval, uitgegaan van het aantal om aan de maatschappij toe te schrijven redenen geannuleerde vluchten, het aantal vluchten dat is uitgevoerd met een kleinere dan de vereiste capaciteit en het aantal vluchten dat is uitgevoerd zonder dat de openbare dienstverplichtingen op het gebied van tussenlandingen of tarieven is nagekomen.

10.   Methode van indiening van de kandidaatstellingen: De kandidaatstellingsdossiers moeten uiterlijk op 4.12.2007, vóór 12:00 plaatselijke tijd, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs (de datum van het ontvangstbewijs wordt als de datum van indiening beschouwd) worden verzonden of ter plaatse tegen ontvangstbewijs worden afgegeven, en dit in een gesloten enveloppe met de vermelding „Réponse à l'appel de candidatures Ligne aérienne Castres (Mazamet) / Paris (Orly) – À n'ouvrir que par le destinataire”, op het volgende adres:

Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, 40, allées Alphonse Juin, BP 30217, 81101 Castres Cedex, Frankrijk.

11.   Verdere procedure: De Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet zendt de geselecteerde kandidaten uiterlijk op 7.12.2007 een aanbestedingsdossier toe dat met name het aanbestedingsreglement en een ontwerpcontract bevat.

De geselecteerde kandidaten moeten hun offerte uiterlijk op 4.1.2008 vóór 12:00 plaatselijke tijd indienen.

De offerte bindt de kandidaat gedurende een periode van 280 dagen te rekenen vanaf de indieningsdatum.

12.   Geldigheid van de aanbesteding: Deze aanbesteding is slechts geldig indien geen enkele communautaire luchtvaartmaatschappij vóór 1.3.2008 een programma heeft ingediend om deze verbinding met ingang van 1.4.2008 te exploiteren in overeenstemming met de opgelegde verplichtingen van openbare dienstverlening, zonder daarvoor een financiële compensatie te ontvangen.

13.   Aanvullende inlichtingen: Belangstellenden kunnen aanvullende informatie aanvragen, uitsluitend schriftelijk of per fax, bij de voorzitter van de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, waarvan het adres en het faxnr. onder punt 2 zijn gegeven.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/42


F-Castres: Exploitatie van geregelde luchtdiensten

Exploitatie van geregelde luchtdiensten tussen Castres (Mazamet) en Lyon (Saint-Exupéry) en tussen Rodez (Marcillac) en Lyon (Saint-Exupéry)

Mededeling betreffende een door Frankrijk uitgeschreven openbare aanbesteding met het oog op de uitbesteding van een openbare dienst overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad

(2007/C 255/15)

1.   Inleiding: Overeenkomstig lid 1, onder a), van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van 23.7.1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes heeft Frankrijk een verplichting tot openbare dienstverlening opgelegd voor de geregelde luchtdiensten tussen Castres (Mazamet) en Lyon (Saint-Exupéry) en tussen Rodez (Marcillac) en Lyon (Saint-Exupéry). De voor deze verplichting tot openbare dienstverlening gestelde normen werden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 18 van 22.1.2002, blz. 6.

Voor zover geen enkele luchtvaartmaatschappij op 1.5.2008 deze geregelde luchtdiensten exploiteert of op het punt staat te exploiteren, in overeenstemming met de verplichtingen tot openbare dienstverlening en zonder om een financiële compensatie te vragen, heeft Frankrijk besloten om in het kader van de procedure van artikel 4, lid 1, punt d), van bovengenoemde verordening de toegang tot deze verbinding tot één enkele luchtvaartmaatschappij te beperken en het recht om deze diensten met ingang van 1.6.2008 te exploiteren, bij openbare aanbesteding aan te bieden.

2.   Opdrachtgever: Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, 40, allées Alphonse Juin, BP 30217, -81101 Castres Cedex. Tél. (33) 563 51 46 46. Fax (33) 563 51 46 99. E-mail: f.chambert@castres-mazamet.cci.fr.

en

Société anonyme d'économie mixte locale (SAEML) Air 12, Aéroport de Rodez-Marcillac, route de Décazeville, F-12330 Salles-la-Source. Tel. (33) 565 76 02 00. Fax (33) 565 42 99 97. E-mail: aeroport-rodez-marcillac@wanadoo.fr.

3.   Betreft: Levering, met ingang van 1.6.2008, van geregelde luchtdiensten overeenkomstig de in punt 1 vermelde verplichtingen tot openbare dienstverlening.

4.   Voornaamste kenmerken van het contract: Contract voor de uitbesteding van een openbare dienst tussen de luchtvaartmaatschappij, de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, de Société anonyme d'économie mixte locale Air 12 en de staat, overeenkomstig artikel 8 van decreet nr. 2005-473 van 16.5.2005 betreffende de regels voor de toekenning van financiële compensaties door de overheid.

De vervoerder aan wie de dienst wordt uitbesteed, ontvangt de inkomsten. De Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, de Société anonyme d'économie mixte locale Air 12 en de staat betalen daarbovenop een bijdrage die gelijk is aan het verschil tussen de werkelijke exploitatiekosten exclusief belastingen (BTW, specifieke luchtvaartheffingen) en de commerciële inkomsten exclusief belastingen (BTW, specifieke luchtvaartheffingen), binnen de grenzen van de overeengekomen maximale financiële compensatie, met aftrek, in voorkomend geval, van de minderingen als bedoeld in punt 9-4 van deze mededeling.

5.   Looptijd van het contract: De looptijd van het contract (overeenkomst betreffende de uitbesteding van een openbare dienst) bedraagt drie jaar, gerekend vanaf 1.6.2008.

6.   Deelname aan de aanbesteding: De aanbesteding staat open voor alle maatschappijen die in het bezit zijn van een geldige exploitatievergunning, afgegeven krachtens Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23.7.1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaart-maatschappijen.

7.   Gunningsprocedure en criteria voor de selectie van in aanmerking komende kandidaten: Deze aanbesteding valt onder de bepalingen van de punten d), e), f), g), h) en i) van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2408/92, de bepalingen van hoofdstuk IV, deel 1, van Wet 93-122 van 29.1.1993 betreffende de preventie van corruptie en de transparantie van het economisch leven en de aanbestedingsprocedures en van de toepassingsbepalingen daarvan (met name decreet nr. 97-638 van 31.5.1997 met het oog op de toepassing van de wet nr. 97-210 van 11.3.1997 betreffende de versterking van de strijd tegen zwartwerk) en decreet nr. 2005-473 van 16.5.2005 betreffende de regels voor de toekenning van financiële compensaties door de overheid, alsmede de drie besluiten van 16.5.2005 voor de toepassing daarvan.

7-1.   Samenstelling van het kandidaatstellingsdossier: Het kandidaatstellingsdossier moet in de Franse taal zijn gesteld. Zonodig moeten de kandidaten documenten van overheidsinstanties, opgesteld in een officiële taal van de Europese Unie, naar het Frans vertalen. Kandidaten mogen bij de Franse versie ook een versie in een andere officiële taal van de Europese Unie voegen, maar alleen de Franse tekst wordt als authentiek beschouwd.

Het kandidaatstellingsdossier moet de volgende elementen bevatten:

een kandidaatstellingsbrief, ondertekend door de voorzitter of zijn vertegenwoordiger, vergezeld van de nodige machtigingsdocumenten;

een notitie waarin de onderneming wordt voorgesteld, met informatie over de professionele ervaring en financiële capaciteit van de kandidaat op het gebied van het luchtvervoer, alsmede eventuele referenties. Deze notitie moet het mogelijk maken de capaciteit van de kandidaat te beoordelen om de continuïteit van de dienstverlening en de gelijke behandeling van de gebruikers te waarborgen; de kandidaat kan als model eventueel formulier DC5 nemen dat doorgaans bij aanbestedingen wordt gebruikt;

de totale omzet en de omzet met betrekking tot de dienstverlening in kwestie voor de afgelopen drie jaar, of, als de kandidaat dit wenst, de balans en de resultatenrekening van de afgelopen drie boekjaren. Als de kandidaat deze gegevens niet kan verstrekken, moeten de redenen daarvoor worden vermeld;

een methodologische notitie over de wijze waarop de kandidaat op het aanbestedingsdossier zal reageren wanneer zijn kandidaatstelling door de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet en de SAEML Air 12 in aanmerking wordt genomen, waarin met name informatie over:

de technische en personele middelen die de kandidaat voor de exploitatie van de verbinding zal inzetten,

het aantal personeelsleden, alsmede hun kwalificaties en toewijzing, en in voorkomend geval de rekruteringsinspanning die de kandidaat zal leveren,

de types te gebruiken vliegtuigen en, in voorkomend geval, hun inschrijving,

een afschrift van de exploitatievergunning van de luchtvaartmaatschappij van de kandidaat,

als de exploitatievergunning is afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie dan Frankrijk, moet de kandidaat bovendien de volgende informatie verstrekken:

het land van de vliegvergunning van de piloten,

het geldende arbeidsrecht,

de desbetreffende socialezekerheidsinstelling;

de maatregelen die zijn genomen met het oog op de naleving van de bepalingen van de artikelen L. 341-5 en de artikelen D. 341-5 en volgende van het arbeidsrecht met betrekking tot de tijdelijke detachering van loontrekkenden voor dienstverlening op het nationale grondgebied;

getuigschriften of verklaringen onder ede, als bedoeld in artikel 8 van het decreet nr. 97-638 van 31.5.1997 en in het besluit van 31.1.2003 ter toepassing van artikel 8 van voornoemd decreet, die aantonen dat de kandidaat in overeenstemming is met zijn fiscale en sociale verplichtingen, met name wat betreft:

de vennootschapsbelasting,

de belasting over de toegevoegde waarde,

de bijdragen voor de sociale zekerheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten en kinderbijslagen,

de burgerluchtvaartbelasting,

de luchthavenheffingen,

de heffing op de geluidsoverlast,

de solidariteitsbelasting.

Voor kandidaten uit een andere lidstaat van de Europese Unie dan Frankrijk, moeten de getuigschriften of gelijkwaardige certificaten worden afgegeven door de administraties en instanties van het land van herkomst;

een verklaring onder ede dat er geen veroordeling is ingeschreven in Bulletin nr. 2 voor inbreuken op de artikelen L. 324-9, L. 324-10, L. 341-6, L. 125-1 en L. 125-3 van het arbeidswetboek;

een verklaring onder ede en/of een bewijsstuk ten bewijze van de naleving van de verplichting tot tewerkstelling van gehandicapten overeenkomstig artikel L. 323-1 van het arbeidswetboek;

een uittreksel K bis van inschrijving in het handelsregister, of een gelijkwaardig document;

overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van 23.7.1992, een verzekeringsattest van ten hoogste drie maanden oud met betrekking tot de aansprakelijkheid bij ongevallen, met name ten aanzien van passagiers, bagage, vracht, post en derden, en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 785/2004 van 21.4.2004, in het bijzonder artikel 4 daarvan;

in geval van een vrijwaringsmaatregel of een collectieve procedure, een afschrift van de in dat verband gewezen vonnissen (indien het vonnis niet in het Frans is opgesteld, moet het vergezeld gaan van een gecertificeerde vertaling).

7-2.   Methode voor de evaluatie van de kandidaatstellingen: De kandidaten worden geselecteerd op basis van de volgende criteria:

professionele ervaring en financiële capaciteit;

bekwaamheid om de continuïteit van de dienstverlening en de gelijke behandeling van de gebruikers te waarborgen;

de naleving door de kandidaten van de verplichting tot tewerkstelling van gehandicapten overeenkomstig artikel L. 323-1 van het arbeidswetboek.

8.   Criteria voor de gunning van het contract: Luchtvervoersondernemingen waarvan de kandidatuur wordt aanvaard, worden in een tweede fase uitgenodigd om hun aanbod in te dienen overeenkomstig de bepalingen van het specifieke aanbestedingsreglement dat hun op dat moment zal worden overhandigd.

Over de op die manier ingediende offertes wordt vrij onderhandeld door de bevoegde instantie van de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet en de Société anonyme d'économie mixte locale Air 12.

Overeenkomstig de bepalingen van punt f) van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2408/92, zal daarbij worden gelet op de toereikendheid van de aangeboden dienst, met inbegrip van de tarieven en voorwaarden die aan de gebruikers kunnen worden aangeboden en de kosten van de verlangde vergoeding.

9.   Belangrijke aanvullende informatie:

9-1.   Financiële compensatie: Gegadigden waarvan de kandidaatstelling is aanvaard, dienen in hun offerte expliciet aan te geven welk maximumbedrag wordt gevraagd als compensatie voor het uitvoeren van de gevraagde dienst op de verbinding gedurende drie jaar vanaf 1 juni 2008 (per jaar gespecificeerd). Het werkelijke bedrag van de uitgekeerde compensatie wordt elk jaar achteraf vastgesteld op grond van de werkelijke uitgaven en inkomsten, doch zal nooit meer kunnen bedragen dan het in de offerte vermelde bedrag. Dit maximumbedrag kan slechts in geval van onvoorziene wijziging van de exploitatievoorwaarden worden herzien.

De jaarlijkse betalingen geschieden in de vorm van voorschotten en van een eindafrekening. Het saldo van de eindafrekening wordt pas betaald na goedkeuring van de rekeningen van de vervoermaatschappij voor de betrokken verbinding en nadat is vastgesteld dat de dienst overeenkomstig de bepalingen van het hierna volgende punt 9-2 is uitgevoerd.

Indien de overeenkomst vóór de normale vervaldag wordt opgezegd, wordt het bepaalde van punt 9-2 zo snel mogelijk ten uitvoer gelegd teneinde aan de vervoermaatschappij het saldo van de haar verschuldigde financiële compensatie te kunnen uitbetalen, waarbij het in de eerste alinea bedoelde maximumbedrag in voorkomend geval evenredig met de werkelijke exploitatieduur wordt verminderd.

9-2.   Controle op de uitvoering van het contract en nazicht van de rekeningen van de luchtvaartmaatschappij: De uitvoering van het contract en de analytische boekhouding van de luchtvaartmaatschappij voor de betrokken verbinding zullen in overleg met de luchtvaartmaatschappij ten minste eenmaal per jaar aan een controle worden onderworpen.

9-3.   Wijziging en beëindiging van het contract: Wanneer de luchtvaartmaatschappij van mening is dat een niet te voorziene wijziging van de exploitatievoorwaarden een herziening billijkt van het maximumbedrag van de financiële compensatie, moet zij een met redenen omkleed verzoek toezenden aan de andere partijen bij het contract, die vervolgens binnen twee maanden hun standpunt moeten bepalen. Het contract kan vervolgens dienovereenkomstig worden gewijzigd.

De ondertekenende partijen kunnen de overeenkomst vóór het einde van de normale duur ervan slechts beëindigen na het verstrijken van een opzegtermijn van zes maanden. Wanneer de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan haar verplichtingen tot openbare dienstverlening, wordt zij geacht de overeenkomst zonder opzegtermijn te hebben beëindigd tenzij zij de dienst binnen een termijn van één maand na ingebrekestelling opnieuw in overeenstemming brengt met de verplichtingen tot openbare dienstverlening.

9-4.   Sancties en andere verminderingen overeenkomstig het contract: Wanneer de luchtvaartmaatschappij de in punt 9-3 bedoelde opzegtermijn niet nakomt, wordt hetzij een administratieve boete opgelegd, overeenkomstig artikel R.330-20 van de burgerluchtvaartcode, hetzij een vermindering van de financiële compensatie die wordt berekend uitgaande van het aantal ontbrekende maanden en van het daadwerkelijke tekort op de verbinding in het relevante jaar, beperkt tot de maximale financiële compensatie als bedoeld in punt 9-1.

In het geval van tekortkomingen die beperkt blijven tot het vervullen van de openbare dienstverplichtingen, wordt de in punt 9-1 bedoelde maximale financiële compensatie, verminderd met inachtneming van de bepalingen van artikel R.330-20 van de burgerluchtvaartcode.

Bij de bepaling van deze vermindering wordt, in voorkomend geval, uitgegaan van het aantal om aan de maatschappij toe te schrijven redenen geannuleerde vluchten, het aantal vluchten dat is uitgevoerd met een kleinere dan de vereiste capaciteit en het aantal vluchten dat is uitgevoerd zonder dat de openbare dienstverplichtingen op het gebied van tussenlandingen of tarieven is nagekomen.

10.   Methode van indiening van de kandidaatstellingen: De kandidaatstellingsdossiers moeten uiterlijk op 4.12.2007, vóór 12.00 uur plaatselijke tijd, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs (de datum van het ontvangstbewijs wordt als de datum van indiening beschouwd) worden verzonden of ter plaatse tegen ontvangstbewijs worden afgegeven, en dit in een gesloten enveloppe met de vermelding „Réponse à l'appel de candidatures Ligne aérienne Castres (Mazamet) / Rodez (Marcillac) / Lyon (Saint-Exupéry) – À n'ouvrir que par le destinataire”, op het volgende adres:

Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, 40, allées Alphonse Juin, BP 30217, F-81101 Castres Cedex.

11.   Verdere procedure: De Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet zendt de geselecteerde kandidaten uiterlijk op 7.12.2007 een aanbestedingsdossier toe dat met name het aanbestedingsreglement en een ontwerpcontract bevat.

De geselecteerde kandidaten moeten hun offerte uiterlijk op 4.1.2008 vóór 12.00 uur plaatselijke tijd indienden.

De offerte bindt de kandidaat gedurende een periode van 280 dagen te rekenen vanaf de indieningsdatum.

12.   Geldigheid van de aanbesteding: Deze aanbesteding is slechts geldig indien geen enkele communautaire luchtvaartmaatschappij vóór 1.5.2008 een programma heeft ingediend om deze verbinding met ingang van 1.6.2008 te exploiteren in overeenstemming met de opgelegde verplichtingen van openbare dienstverlening, zonder daarvoor een financiële compensatie te ontvangen.

13.   Aanvullende inlichtingen: Belangstellenden kunnen aanvullende informatie aanvragen, uitsluitend schriftelijk of per fax, bij de voorzitter van de Chambre de commerce et d'industrie de Castres-Mazamet, waarvan het adres en het faxnr. onder punt 2 zijn gegeven.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/45


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.4911 — Goldman Sachs/LOMO)

Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/16)

1.

Op 19 oktober 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming The Goldman Sachs Group, Inc. („Goldman Sachs”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming LOMO Group („LOMO”, Duitsland) door de aankoop van effecten.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Goldman Sachs: investment banking, trading en principal investments, activabeheer en beleggingsdiensten;

voor LOMO: exploitatie van tank- en servicestations aan autosnelwegen.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) moet worden opgemerkt dat deze zaak in aanmerking komt voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4911 — Goldman Sachs/LOMO, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/46


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.4944 — SAP/Business Objects)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/17)

1.

Op 22 oktober 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming SAP AG („SAP”, Duitsland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Business Objects S.A. („BO”, Frankrijk/Verenigde Staten) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor SAP: software-oplossingen voor ondernemingen;

voor BO: analytische bedrijfssoftware, opleiding en aanverwante diensten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4944 — SAP/Business Objects, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/47


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.4899 — SCB/Süd-Chemie)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/18)

1.

Op 19 oktober 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat SC-Beteiligungsgesellschaft mbH („SCB”, Duitsland), waarover JPMorgan Chase & Co. („JPMorgan Chase”, VSA) zeggenschap uitoefent, in de zin van artikelen 3, lid 4, en 3, lid 1, sub b), van genoemde verordening zeggenschap verkrijgt over de onderneming Süd-Chemie AG („Süd-Chemie”, Duitsland) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor SCB: special purpose vehicle van JPMorgan Chase;

voor JPMorgan Chase: financiële dienstverlening;

voor Süd-Chemie: fijnchemicaliën.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4899 — SCB/Süd-Chemie, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/48


VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING (EG) Nr. …/… VAN DE COMMISSIE

van […]

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/19)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1), en met name artikel 33,

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening (2),

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (3) zijn de regels voor de deelname van de betrokken partijen aan dit soort procedures vastgesteld.

(2)

Partijen in de procedure zijn mogelijk bereid hun deelname aan een kartel dat artikel 81 van het Verdrag schendt, en hun aansprakelijkheid ten aanzien van die deelname, te erkennen mits zij de beoogde vaststelling van de Commissie ten aanzien van hun aandeel in de inbreuk en de hoogte van mogelijke geldboeten redelijkerwijs kunnen voorzien, en met die vaststelling kunnen instemmen. Het dient voor de Commissie mogelijk te zijn om, waar zo nodig, aan die partijen de bezwaren te onthullen die zij, op basis van het in het dossier beschikbare bewijsmateriaal, ten aanzien van hen voornemens is aan te voeren, alsmede de geldboeten die hun naar verwachting zullen worden opgelegd. Het feit dat dit soort gegevens zo vroeg vrijgegeven wordt, moet de betrokken partijen in staat stellen hun standpunt kenbaar te maken wat betreft de bezwaren die de Commissie ten aanzien van hen voornemens is aan te voeren, alsook wat betreft hun mogelijke aansprakelijkheid.

(3)

Wanneer de Commissie de door de partijen met het oog op een schikking ingediende schriftelijke verklaringen weerhoudt in de mededeling van punten van bezwaar en de partijen in hun antwoorden bevestigen dat de mededeling van punten van bezwaar overeenstemt met de inhoud van hun schriftelijke verklaringen, dient de Commissie in staat te zijn om, na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003, onmiddellijk over te gaan tot het geven van een beschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

(4)

Derhalve dient een schikkingsprocedure te worden ingesteld om de Commissie in staat te stellen kartelzaken sneller af te handelen door met de partijen tot een overeenkomst te komen.

(5)

Ervaring heeft geleerd dat het stelselmatig aan klagers een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar verschaffen, negatieve gevolgen kan hebben wat betreft de bereidheid van de partijen in de procedure om met de Commissie mee te werken. Klagers moeten weliswaar nog steeds nauw bij de procedure betrokken worden, schriftelijk in kennis worden gesteld van en in staat worden gesteld om hun standpunt over de aard en het onderwerp van de procedure schriftelijk kenbaar te maken, maar het staat aan de Commissie om te bepalen hoe dergelijke schriftelijke informatie in een bepaalde zaak wordt verschaft.

(6)

Verordening (EG) nr. 773/2004 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 773/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   De Commissie kan op elk tijdstip besluiten de procedure in te leiden met het oog op de vaststelling van een beschikking op grond van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003; dit besluit dient echter te worden genomen vóór de voorlopige beoordeling in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, vóór de toezending van een mededeling van punten van bezwaar, vóór een verzoek aan de partijen hun belangstelling te laten blijken om schikkingsgesprekken te voeren, of vóór de publicatie van een bekendmaking in de zin van artikel 27, lid 4, van die Verordening, naar gelang van welke handeling het eerst plaatsvindt.”

2.

Artikel 6, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   Wanneer de Commissie de punten van bezwaar meedeelt met betrekking tot een zaak waarin zij een klacht heeft ontvangen, stelt zij de klager schriftelijk in kennis van de aard en het onderwerp van de procedure en stelt zij een termijn vast waarbinnen de klager schriftelijk zijn standpunt kenbaar kan maken. De Commissie kan de klager ook een afschrift van de niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar verstrekken.”

3.

Artikel 10, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   De Commissie deelt de betrokken partijen de jegens hen aangevoerde bezwaren mee. De mededeling van punten van bezwaar wordt schriftelijk gericht aan elk van de partijen tegen wie bezwaren worden aangevoerd.”

4.

Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 10 bis

Schikkingsprocedure in kartelzaken

1.   Na de inleiding van de procedure op grond van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 kan de Commissie een termijn vaststellen waarbinnen de partijen schriftelijk kunnen aangeven dat zij bereid zijn schikkingsgesprekken te voeren, met als doel om eventueel verklaringen met het oog op een schikking in te dienen. De Commissie is niet verplicht rekening te houden met antwoorden die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

Indien twee of meer partijen die van dezelfde onderneming deel uitmaken, aangeven dat zij bereid zijn overeenkomstig de eerste alinea schikkingsgesprekken te voeren, dienen deze partijen gemeenschappelijke vertegenwoordigers aan te stellen, die zijn gemachtigd om namens hen met de Commissie deze gesprekken te voeren.

2.   De Commissie kan de partijen die bereid zijn verklaringen met het oog op een schikking in te dienen, in kennis stellen van:

a)

de bezwaren die zij voornemens is jegens hen aan te voeren;

b)

het bewijsmateriaal dat die bezwaren staaft, en

c)

de mogelijke geldboeten.

Indien de schikkingsgesprekken vorderen tot een fase waarin de hierboven vermelde gegevens op verzoek zijn vrijgegeven of anderszins aan de partijen beschikbaar zijn gesteld, kan de Commissie een termijn vaststellen waarbinnen de partijen zich ertoe kunnen verbinden de schikkingsprocedure te volgen door schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking in te dienen waarin de resultaten van de schikkingsgesprekken zijn weergegeven en waarin zij hun betrokkenheid bij een schending van artikel 81 van het Verdrag en hun aansprakelijkheid erkennen. De Commissie is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

3.   Wanneer de inhoud van de verklaringen van de partijen met het oog op een schikking wordt weerhouden door de aan de partijen kennisgegeven mededeling van punten van bezwaar, wordt door het schriftelijke antwoord van de betrokken partijen op de mededeling van punten van bezwaar, binnen een door de Commissie vast te stellen termijn, bevestigd dat de aan hen gerichte mededeling van punten van bezwaar overeenstemt met de inhoud van hun met het oog op een schikking ingediende verklaringen. De Commissie kan daarop, na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003, onmiddellijk overgaan tot het geven van een beschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003.”

5.

Artikel 11, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   De Commissie biedt de partijen aan wie zij een mededeling van punten van bezwaar richt, de mogelijkheid om te worden gehoord alvorens zij het in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde adviescomité raadpleegt.”

6.

Artikel 12 komt als volgt te luiden:

„1.   De Commissie stelt de partijen aan wie zij een mededeling van punten van bezwaar richt, in de gelegenheid tijdens een hoorzitting hun standpunt toe te lichten, indien zij in hun schriftelijke opmerkingen daarom verzoeken.

2.   Bij het indienen van hun schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking, bevestigen de partijen evenwel aan de Commissie dat zij alleen de gelegenheid moeten krijgen hun argumenten tijdens een hoorzitting uiteen te zetten wanneer door de mededeling van punten van bezwaar de inhoud van hun schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking niet wordt bekrachtigd.”

7.

In artikel 15 wordt lid 1 bis ingevoegd:

„1 bis.   Na inleiding van de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003, onthult de Commissie, waar passend, het bewijsmateriaal dat de voorgenomen bezwaren staaft, aan partijen die bereid zijn verklaringen met het oog op een schikking in te dienen, om dezen in staat te stellen hun verklaringen in te dienen. Met het oog daarop bevestigen de partijen bij het indienen van hun verklaringen met het oog op een schikking aan de Commissie dat zij alleen toegang tot het dossier zullen vragen na ontvangst van de mededeling van punten van bezwaar wanneer de inhoud van hun schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking niet door de mededeling van punten van bezwaar wordt weerhouden.”

8.

Artikel 17, leden 1 en 3, komt als volgt te luiden:

„1.   De Commissie houdt bij de vaststelling van de in artikel 3, lid 3, artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1, artikel 10, lid 2, artikel 10 bis, leden 1, 2 en 3, en artikel 16, lid 3, bedoelde termijnen zowel rekening met de tijd die nodig is voor het opstellen van de stukken, als met het spoedeisende karakter van de zaak.

3.   De in artikel 3, lid 3, artikel 4, lid 3, artikel 10 bis, leden 1 en 2, en artikel 16, lid 3, bedoelde termijnen bedragen ten minste twee weken. De in artikel 10 bis, lid 3, bedoelde termijn bedraagt ten minste één week.”

Artikel 2

Deze Verordening treedt in werking op […].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op […]

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1419/2006 (PB L 269 van 28.9.2006, blz. 1).

(2)  PB C 255 van 27.10.2007, blz. 48.

(3)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).


27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/51


Ontwerp voor een Mededeling van de Commissie

van […]

betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 255/20)

1.   INLEIDING

1.

Deze mededeling schetst het kader voor het belonen van medewerking verleend in de loop van procedures die in kartelzaken met het oog op de toepassing van artikel 81 van het EG-Verdrag (1) zijn ingeleid. Dankzij de schikkingsprocedure kan de Commissie met dezelfde middelen meer zaken behandelen; dit komt ten goede aan het algemene belang dat de Commissie daadwerkelijk en tijdig sancties oplegt, en verhoogt tegelijk het algemene afschrikkingseffect. De medewerking waarop deze mededeling ziet, verschilt van het vrijwillig verschaffen van bewijsmateriaal dat aanleiding geeft tot of bijdraagt aan een onderzoek door de Commissie; dit soort medewerking valt onder de toepassing van de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (2) (hierna „de clementieregeling” genoemd). Wanneer de medewerking van een onderneming in aanmerking komt voor de toepassing van beide mededelingen van de Commissie, kan deze dienovereenkomstig cumulatief worden beloond (3).

2.

Wanneer partijen in een procedure bereid zijn hun deelneming aan een kartel dat artikel 81 van het EG-Verdrag schendt — en dus ook hun aansprakelijkheid — te erkennen, kunnen zij ook de procedure helpen bespoedigen die resulteert in de desbetreffende beschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (4), op de wijze en met de garanties zoals die in onderhavige mededeling nader zijn uiteengezet. Als onderzoeksautoriteit en behoedster van het Verdrag die gemachtigd is handhavingsbesluiten te nemen die aan toetsing door de communautaire rechtscolleges zijn onderworpen, onderhandelt de Commissie weliswaar niet over het bestaan van een inbreuk op het Gemeenschapsrecht en de passende sanctie, maar zij kan wel de in deze mededeling beschreven medewerking belonen.

3.

Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (5) bevat de basisregels voor het praktische verloop van procedures in antitrustzaken, daaronder begrepen de procedures met schikkingen. In dat verband laat Verordening (EG) nr. 773/2004 aan de Commissie de mogelijkheid om te peilen of zij in kartelzaken al dan niet een schikkingsprocedure kan toepassen, en er toch voor te zorgen dat de keuze van de schikkingsprocedure niet kan opgelegd worden aan de partijen.

4.

Daadwerkelijke handhaving van het communautaire mededingingsrecht is verenigbaar met de volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging van de partijen, een grondbeginsel van het Gemeenschapsrecht dat in alle omstandigheden in acht moet worden genomen, met name in antitrustprocedures die tot de oplegging van een sanctie kunnen leiden. Dit betekent dat de regels die zijn vastgesteld voor de door de Commissie bij het handhaven van artikel 81 van het EG-Verdrag te volgen procedure, dienen te garanderen dat de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen tijdens de administratieve procedure in staat worden gesteld hun standpunt met betrekking tot de juistheid en de relevantie van de door de Commissie gestelde feiten, bezwaren en omstandigheden nuttig kenbaar te maken (6).

2.   PROCEDURE

5.

De Commissie behoudt een ruime beoordelingsmarge om te bepalen welke zaken in aanmerking kunnen komen om te peilen of de partijen belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, alsmede om dit soort gesprekken te gaan voeren, stop te zetten of tot een definitieve schikking te komen. In dat verband kan rekening worden gehouden met de kans dat met de betrokken partijen binnen een redelijke termijn tot een gemeenschappelijke conclusie wordt gekomen betreffende de omvang van de mogelijke bezwaren; daarbij gaat het om factoren als aantal betrokken partijen, voorzienbare tegenstrijdige standpunten over de toerekening van de aansprakelijkheid, of de mate waarin de feite worden betwist. Daarnaast wordt ook gekeken naar het vooruitzicht om, rekening houdende met de vooruitgang die tijdens de schikkingsprocedure ten algemene is geboekt, procedurele voordelen te behalen. Andere punten van zorg kunnen meespelen zoals het stellen van een mogelijk precedent. De Commissie kan alleen op schriftelijk verzoek van de betrokken partijen gesprekken over een schikking aangaan.

6.

Ook al hebben de partijen in de procedure niet het recht te schikken, toch kan de Commissie, wanneer zij oordeelt dat een zaak — in beginsel — voor schikking in aanmerking kan komen, peilen of alle partijen in diezelfde procedure voor een schikking belangstelling hebben.

7.

De partijen in de procedure en hun juridische vertegenwoordigers kunnen de inhoud van de gesprekken of de documenten waartoe zij toegang hebben gehad met het oog op een schikking, niet onthullen aan andere ondernemingen of derden in welke jurisdictie dan ook, tenzij zij daartoe de uitdrukkelijke toestemming van de Commissie hebben gekregen. Iedere inbreuk in dat verband kan erin resulteren dat de Commissie een verzoek van de onderneming om de schikkingsprocedure toe te passen, naast zich neerlegt en kan een verzwarende omstandigheid vormen in de zin van punt 28 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (7) (hierna „de boeterichtsnoeren” genoemd).

2.1.   Inleiding van de procedure en verkennende stappen met het oog op een schikking

8.

Wanneer de Commissie overweegt een beschikking krachtens artikel 7 en/of artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 te geven, dient zij vooraf de rechtspersonen waaraan een sanctie wegens schending van artikel 81 van het EG-Verdrag kan worden opgelegd, te identificeren en als partijen in de procedure te erkennen.

9.

Met het oog daarop kan de Commissie op elk tijdstip besluiten de procedure overeenkomstig artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 in te leiden met het oog op de vaststelling van een dergelijke beschikking; dit besluit dient echter te worden genomen vóór de toezending van een mededeling van punten van bezwaar ten aanzien van de betrokken partijen. In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is voorts bepaald dat, mocht de Commissie het dienstig achten om te onderzoeken of de partijen belang hebben bij het aangaan van schikkingsgesprekken, zij de procedure inleidt uiterlijk op het tijdstip waarop zij een mededeling van punten van bezwaar doet uitgaan of het tijdstip waarop zij de partijen verzoekt schriftelijk te kennen geven dat zij belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, naar gelang van welke handeling het eerst plaatsvindt.

10.

Nadat de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 is ingeleid, is de Commissie als enige bevoegd om artikel 81 van het EG-Verdrag in de betrokken zaak toe te passen (8).

11.

Mocht de Commissie het dienstig achten om te peilen of de partijen belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, dan stelt zij, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, en artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004, een termijn van ten minste twee weken vast waarbinnen de partijen bij diezelfde procedure schriftelijk moeten aangeven of zij overwegen schikkingsgesprekken te gaan voeren, met als doel om eventueel in een latere fase verklaringen met het oog op een schikking in te dienen.

12.

Alle partijen in de procedure die deel uitmaken van dezelfde onderneming en de mogelijkheid overwegen om een verklaring met het oog op een schikking in te dienen en om een verzoek te doen tot het voeren van schikkingsgesprekken, dienen gemeenschappelijke vertegenwoordigers aan te stellen die zijn gemachtigd om namens hen op te treden. Ze kunnen dit op om het even wat voor moment doen, doch in ieder geval vóór het eind van de in punt 11 vermelde termijn.

13.

De Commissie kan een op grond van de clementieregeling ingediend verzoek om immuniteit tegen geldboeten of om boetevermindering naast zich neerleggen omdat het is ingediend na het verstrijken van de in punt 11 vermelde termijn.

2.2.   Aanvatten van de schikkingsprocedure: Schikkingsgesprekken

14.

Indien sommige partijen in de procedure om schikkingsgesprekken verzoeken en aan de in de punten 11 en 12 vermelde vereisten voldoen, kan de Commissie besluiten de schikkingsprocedure toe te passen door middel van bilaterale contacten tussen het directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie en de kandidaten die wensen te schikken.

15.

Gedurende de gehele procedure behoudt de Commissie haar beoordelingsbevoegdheid inzake het al dan niet voeren en het tempo van de bilaterale schikkingsgesprekken met elk van de ondernemingen. In lijn met artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (9) gaat het hierbij om het bepalen, in het licht van de vooruitgang die — algemeen genomen — is gemaakt bij de schikkingsprocedure, van de volgorde en het verloop van de bilaterale schikkingsgesprekken alsmede het tijdstip waarop informatie wordt vrijgegeven, daaronder begrepen het bewijsmateriaal in het dossier van de Commissie dat wordt gebruikt om de voorgenomen bezwaren en de mogelijke geldboete vast te stellen (10). Informatie wordt tijdig vrijgegeven naarmate de schikkingsgesprekken vorderen.

16.

Het feit dat in het kader van schikkingsgesprekken krachtens artikel 10 bis, lid 2, en artikel 15, lid 1 bis, van de Verordening (EG) nr. 773/2004 zo vroeg gegevens vrijgegeven worden, maakt het mogelijk dat de partijen worden geïnformeerd over de belangrijkste elementen die tot dan toe in aanmerking zijn genomen, zoals de vermeende feiten, de classificatie van die feiten, de zwaarte en duur van het vermeende kartel, de toerekening van de aansprakelijkheid, een raming van de bandbreedte van de verwachte geldboeten (11), alsmede over het gebruikte bewijsmateriaal om de mogelijke bezwaren te staven (12). Dit stelt de partijen daadwerkelijk in staat om hun standpunten kenbaar te maken wat betreft de mogelijke bezwaren ten aanzien van hen, en biedt hun de mogelijkheid om met kennis van zaken te beslissen of zij al dan niet schikken.

17.

Wanneer de bij de schikkingsgesprekken geboekte vooruitgang resulteert in een gemeenschappelijke conclusie betreffende de omvang van de mogelijke bezwaren en de raming van de bandbreedte van de geldboeten die de Commissie naar verwachting zal opleggen, kan de Commissie een definitieve termijn toestaan van ten minste XXX werkdagen waarbinnen een onderneming, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, en artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004, een definitieve schriftelijke verklaring met het oog op een schikking kan indienen. Deze termijn kan worden verlengd indien daartoe een met redenen omkleed verzoek wordt toegestaan. Vooraleer een dergelijke termijn wordt toegestaan, hebben de partijen het recht dat de in punt 16 bedoelde gegevens hun, na een verzoek in die zin, worden vrijgegeven. Na een met redenen omkleed verzoek van een partij kunnen de diensten van de Commissie ook toegang verlenen tot niet-vertrouwelijke versies van alle op dat tijdstip in het dossier vermelde toegankelijke documenten, voor zover zij dit verzoek gerechtvaardigd achten om de betrokken partij in staat te stellen haar standpunt te bepalen ten aanzien van andere aspecten van het kartel, en mits de in punt 5 bedoelde procedurele voordelen daardoor niet in het gedrang komen (13).

18.

De partijen kunnen tijdens de schikkingsprocedure steeds een beroep doen op de raadadviseur-auditeur voor mogelijke kwesties in verband met de eerlijke procesvoering. Het is de taak van de raadadviseur-auditeur erop toe te zien dat hun wordt gegarandeerd dat zij in mededingingsprocedures hun rechten van de verdediging daadwerkelijk uit kunnen oefenen.

19.

Ingeval de partijen geen verklaring met het oog op een schikking indienen, verloopt de procedure die resulteert in de eindbeschikking ten aanzien van hen volgens de algemene bepalingen van artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 — in plaats van volgens de bepalingen betreffende de schikkingsprocedure.

2.3.   Verklaringen met het oog op een schikking

20.

Partijen die voor een schikkingsprocedure kiezen, moeten een formeel schikkingsverzoek indienen in de vorm van een schriftelijke verklaring met het oog op een schikking. Deze in artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 bedoelde schriftelijke verklaring met het oog op een schikking, bevat:

a)

een ondubbelzinnige erkenning van de aansprakelijkheid van de partijen voor de inbreuk die summier is beschreven wat betreft de belangrijkste feiten, de juridische kwalificatie ervan, en de duur van hun betrokkenheid bij de inbreuk in overeenstemming met de uitkomsten van de schikkingsgesprekken;

b)

een indicatie (14) van het maximumbedrag van de geldboeten die de partijen verwachten dat de Commissie hen zal opleggen, en waarmee de partijen in het kader van de schikkingsprocedure instemmen;

c)

de bevestiging door de partijen dat zij afdoende zijn geïnformeerd over de bezwaren die de Commissie ten aanzien van hen overweegt te formuleren en dat zij voldoende gelegenheid hebben gekregen hun standpunten aan de Commissie kenbaar te maken;

d)

de bevestiging door de partijen dat zij, in het licht van het voorgaande, niet overwegen een verzoek om toegang tot het dossier in te dienen noch een verzoek om opnieuw te worden gehoord in een hoorzitting, tenzij de Commissie hun verklaring met het oog op een schikking niet bekrachtigt;

e)

het akkoord van de partijen om de mededeling van punten van bezwaar en de eindbeschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 in een bepaalde officiële taal van de Europese Gemeenschap te ontvangen.

21.

De door de partijen met het oog op een schikking erkende en bevestigde punten zijn de uitdrukking van hun toezegging om mee te werken bij de vlotte afhandeling van de zaak volgens de schikkingsprocedure. Deze erkenningen en bevestigingen, daaronder begrepen het verwachte maximumbedrag van de geldboete, gelden echter enkel voorzover de Commissie het schikkingsverzoek honoreert.

22.

Schriftelijke schikkingsverzoeken kunnen dan ook niet eenzijdig worden herroepen door de partijen die deze hebben ingediend, tenzij de Commissie deze schikkingsverzoeken niet honoreert door de schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking te weerhouden, eerst in een mededeling van punten van bezwaar en uiteindelijk in een eindbeschikking (zie in dit verband de punten 27 en 29). De mededeling van punten van bezwaar wordt geacht de verklaringen met het oog op een schikking te bevestigen indien deze de inhoud van die verklaringen weergeeft wat betreft de beschrijving van het kartel, het aandeel van de onderneming daarin en de juridische kwalificatie ervan. Voorts is het zo dat een eindbeschikking enkel kan worden geacht de schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking te hebben weerhouden, indien die eindbeschikking ook een geldboete oplegt die het daarin vermelde maximumbedrag niet overschrijdt.

2.4.   Mededeling van punten van bezwaar en antwoord

23.

Volgens artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is het schriftelijk meedelen van een mededeling van punten van bezwaar aan elk van de partijen tegen wie bezwaren worden aangevoerd, een verplichte voorafgaande stap vooraleer een eindbeschikking kan worden gegeven (15). Daarom doet de Commissie ook in een schikkingsprocedure een mededeling van punten van bezwaar uitgaan (16).

24.

Om de partijen hun rechten van de verdediging daadwerkelijk te laten uitoefenen, dient de Commissie, vooraleer zij een eindbeschikking geeft, hun standpunten te horen ten aanzien van de jegens hen aangevoerde bezwaren en het bewijsmateriaal daarvoor, en daarmee, voor zover nodig, rekening te houden door haar voorlopige analyse aan te passen (17). De Commissie moet niet alleen de tijdens de administratieve procedure geformuleerde relevante argumenten van de partijen kunnen aanvaarden of afwijzen, maar ook een eigen analyse van de door hen aangevoerde kwesties kunnen maken, teneinde ofwel niet gegrond gebleken bezwaren te laten vallen, ofwel de argumenten ter ondersteuning van de door haar gehandhaafde bezwaren zowel feitelijk als rechtens aan te vullen of te herevalueren (18).

25.

Door een formeel schikkingsverzoek in de vorm van een schriftelijke verklaring met het oog op een schikking in te dienen vóór de kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar, stellen de betrokken partijen de Commissie in staat reeds bij het opstellen van de mededeling van punten van bezwaar daadwerkelijk hun standpunt in aanmerking te nemen (19), in plaats van pas vooraleer het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities (hierna „het Adviescomité” genoemd) te raadplegen of de eindbeschikking te geven (20). Bijgevolg kan de aan de partijen kennisgegeven mededeling van punten van bezwaar, waar nodig, steunen op de inhoud van de met het oog op een schikking ingediende verklaringen en kan het bedrag van de mogelijke geldboete in het licht daarvan naar beneden worden bijgesteld (21).

26.

Wanneer de door de partijen met het oog op een schikking ingediende verklaringen door de mededeling van punten van bezwaar worden weerhouden, dienen de betrokken partijen binnen een door de Commissie overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, en artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004 vastgestelde termijn van ten minste één week te antwoorden, door (in ondubbelzinnige bewoordingen) eenvoudig te bevestigen dat de mededeling van punten van bezwaar overeenstemt met de inhoud van hun met het oog op een schikking ingediende verklaringen en dat zij daarom bij hun toezegging blijven de schikkingsprocedure te volgen. Bij gebreke van een dergelijk antwoord kan de Commissie het verzoek van de onderneming om de schikkingsprocedure te volgen, naast zich neerleggen.

27.

De Commissie is gerechtigd een mededeling van punten van bezwaar vast te stellen die de door de partijen met het oog op een schikking ingediende verklaring niet weerhoudt. In dat geval zijn de algemene bepalingen van artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van toepassing. De erkenningen die de partijen in hun verklaringen met het oog op een schikking hebben gegeven, gelden dan als zijnde ingetrokken en kunnen niet tegen een van de partijen in de procedure worden gebruikt. De betrokken partijen zijn in dat geval dan ook niet meer door hun verklaringen met het oog op een schikking gebonden en zouden een termijn krijgen om hun verdediging opnieuw te voeren, daaronder begrepen de mogelijkheid te verzoeken om een hoorzitting en toegang tot het dossier, mochten zij dat willen.

2.5.   Beschikking van de Commissie en beloning bij schikking

28.

Nadat de partijen in hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar hebben bevestigd dat zij bereid zijn te schikken, biedt Verordening (EG) nr. 773/2004 de Commissie de mogelijkheid om, zonder verdere procedurele stappen, de daaropvolgende eindbeschikking krachtens de artikelen 7 en/of 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 te geven, nadat het Adviescomité overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003 is geraadpleegd. Dit impliceert met name dat die partijen niet om een hoorzitting of toegang tot het dossier kunnen verzoeken zodra hun verklaringen met het oog op een schikking zijn weerhouden door de mededeling van punten van bezwaar (22), in lijn met artikel 12, lid 2, (23) en artikel 15, lid 1 bis  (24), van Verordening (EG) nr. 773/2004.

29.

De Commissie is gerechtigd een definitief standpunt in te nemen dat afwijkt van haar voorlopige standpunt dat werd geformuleerd in een mededeling van punten van bezwaar die de door de partijen met het oog op een schikking ingediende schriftelijke verklaring weerhoudt, hetzij in het licht van de door het Adviescomité aangedragen argumenten, hetzij wegens andere overwegingen gezien de uiteindelijke autonomie van het college van leden van de Commissie in dit verband (25). Indien de Commissie echter voornemens is aldus te handelen, stelt zij de partijen van dit voornemen in kennis en doet zij hun een nieuwe mededeling van punten van bezwaar toekomen zodat zij hun verdediging kunnen voeren overeenkomstig de algemene procedureregels (26). Dit betekent dat de partijen dan het recht tot toegang tot het dossier zouden hebben, om een hoorzitting kunnen verzoeken en op de mededeling van punten van bezwaar kunnen antwoorden. De erkenningen die de partijen in hun verklaringen met het oog op een schikking hebben gegeven, gelden dan als zijnde ingetrokken en kunnen niet tegen een van de partijen in de procedure worden gebruikt.

30.

Het eindbedrag van de geldboete in een bepaalde zaak wordt bepaald in de beschikking waarin wordt vastgesteld dat een inbreuk werd gemaakt en een sanctie overeenkomstig de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt opgelegd.

31.

Overeenkomstig de praktijk van de Commissie zal het feit dat een onderneming op grond van deze mededeling tijdens de administratieve procedure met de Commissie heeft meegewerkt, in de beschikking worden vermeld, om op deze manier de hoogte van de geldboeten mede te verklaren.

32.

Indien de Commissie besluit een partij in het kader van onderhavige mededeling wegens schikking te belonen, dan verlaagt zij het bedrag van de geldboete met XX % nadat het 10 %-plafond overeenkomstig de boeterichtsnoeren (27) is toegepast, en bij een ten aanzien van hen met het oog op afschrikking toegepaste specifieke verhoging (28) zal de vermenigvuldigingsfactor ten hoogste twee bedragen.

33.

In het geval van schikkingen met clementieverzoekers is de boetevermindering die hun wordt toegekend, het totaal van de hun in het kader van de clementieregeling toegekende beloning en de hun in het kader van de schikking toegekende beloning.

3.   ALGEMENE OVERWEGINGEN

34.

Deze mededeling is van toepassing op alle zaken die bij de Commissie in behandeling zijn op of na het tijdstip van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

35.

De Commissie is van mening dat openbaarmaking aan het publiek van documenten en geschreven of opgenomen verklaringen die in het kader van deze mededeling zijn ontvangen, over het algemeen afbreuk zou doen aan bepaalde publieke en particuliere belangen, bijvoorbeeld de bescherming van het doel van inspecties en onderzoeken in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (29), zelfs nadat de beschikking is gegeven.

36.

Krachtens Verordening (EG) nr. 1/2003 gegeven eindbeschikkingen van de Commissie zijn, overeenkomstig artikel 230 van het EG-Verdrag, aan de rechtsmacht van het Hof van Justitie onderworpen. Bovendien heeft het Hof van Justitie, overeenkomstig artikel 229 van het EG-Verdrag en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1/2003, volledige rechtsmacht terzake van beroep tegen op grond van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 opgelegde sancties.


(1)  Wanneer in deze tekst naar artikel 81 van het EG-Verdrag wordt verwezen, omvat dit ook artikel 53 van de EER-Overeenkomst wanneer dat overeenkomstig de in artikel 56 van de EER-Overeenkomst vastgestelde regels door de Commissie wordt toegepast.

(2)  PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17.

(3)  Zie punt 33.

(4)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1419/2006 (PB L 269 van 28.9.2006, blz. 1).

(5)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. xxxx/2000X van de Commissie (PB L … van …, blz. …).

(6)  Cf. arrest van 13 februari 1979, zaak 85/76, Hoffmann-La Roche & Co AG/Commissie, Jurispr. 1979, blz. 461, punten 9 en 11; arrest van 10 maart 1992, zaak T-11/89, Shell International Chemical Company Ltd/Commissie, Jurispr. 1992, blz. II-757, punt 39; arrest van 18 december 1992, gevoegde zaken T-10/92, T-11/92, T-12/92 en T-15/92, Cimenteries CBR SA e.a./Commissie, Jurispr. 1992, blz. II-2667, punt 39; arrest van 30 september 2003, gevoegde zaken T-191/98, T-212/98 tot T-214/98, Atlantic Container Line AB e.a./Commissie, Jurispr. 2003, blz. II-3275, punt 138; arrest van 2 oktober 2003, zaak C-176/99 P, ARBED SA/Commissie, Jurispr. 2003, blz. I-10687, punt 19; arrest van 15 maart 2006, zaak T-15/02, BASF AG/Commissie, Jurispr. 2006, blz. II-497, punt 44, en arrest van 27 september 2006, zaak T-329/01, Archer Daniels Midland Co/Commissie, (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.), punt 358.

(7)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(8)  Artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 luidt als volgt: „Wanneer de Commissie een procedure begint die tot het geven van een beschikking op grond van hoofdstuk III moet leiden, ontneemt dit de mededingingsautoriteiten van de lidstaten hun bevoegdheid tot toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. Indien een mededingingsautoriteit van een lidstaat een zaak reeds in behandeling heeft genomen, begint de Commissie alleen een procedure na overleg met deze autoriteit”.

(9)  „De Commissie kan de partijen die bereid zijn verklaringen met het oog op een schikking in te dienen, in kennis stellen van: a) de bezwaren die zij voornemens is jegens hen aan te voeren; b) het bewijsmateriaal dat die bezwaren staaft, en c) de mogelijke geldboeten” (artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004).

(10)  De vermelding „mogelijke geldboeten” in artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 biedt de diensten van de Commissie de mogelijkheid de bij schikkingsgesprekken betrokken partijen te informeren over een raming van hun mogelijke geldboete op basis van de aanwijzingen daarover in de boeterichtsnoeren, de bepalingen van onderhavige mededeling en van de clementieregeling, voor zover van toepassing.

(11)  Arrest van 7 juni 1983, gevoegde zaken 100 tot 103/80, SA Musique Diffusion française e.a./Commissie, Jurispr. 1983, blz. 1825, punt 21; arrest van 20 maart 2002, zaak T-16/99, Lögstör Rör (Deutschland) GmbH/Commissie, Jurispr. 2002, blz. II-1633, punt 193, in hogere voorziening bevestigd door het arrest van 28 juni 2005, gevoegde zaken C-189/02 P, C-202/02 P, C-205/02 P tot C-208/02 P en C-213/02 P, Dansk Rørindustri A/S e.a./Commissie, Jurispr. 2005, blz. I-5425, met name punt 428; arrest-BASF, reeds aangehaald, punt 48, en arrest-Archer Daniels Midland Co, reeds aangehaald, punt 361.

(12)  Artikel 15, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 773/2004 biedt de Commissie de mogelijkheid haar beoordelingsbevoegdheid te gebruiken ten aanzien van het tijdstip van het vrijgeven van de bewijsgronden in het dossier die de voorgenomen bezwaren staven ten aanzien van de partijen die na de inleiding van de procedure overwegen verklaringen met het oog op een schikking in te dienen.

(13)  De partijen ontvangen daartoe een lijst met alle op dat tijdstip toegankelijke documenten in het dossier.

(14)  Dit indicatieve bedrag resulteert uit de in de punten 16 en 17 bedoelde gesprekken.

(15)  In artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is bepaald: „De Commissie deelt de betrokken partijen de jegens hen aangevoerde bezwaren mee. De mededeling van punten van bezwaar wordt schriftelijk gericht aan elk van de partijen tegen wie bezwaren worden aangevoerd”. Volgens artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 doet de Commissie haar beschikkingen slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de adressaten van de desbetreffende mededeling van punten van bezwaar opmerkingen hebben kunnen maken.

(16)  Zoals het Gerecht van eerste aanleg verklaarde in zijn arrest-BASF, reeds aangehaald, punt 58: „(…) In welke mate deze onderneming ook heeft meegewerkt, deze functie [van de mededeling van punten van bezwaar] is steeds, de ondernemingen en de ondernemersverenigingen alle informatie te verschaffen die zij nodig hebben om zich nuttig te kunnen verdedigen alvorens de Commissie een definitieve beschikking geeft (arresten Ahlström Osakeyhtiö e.a./Commissie, punt 46 supra, punt 42, en 16 november 2000, Mo och Domsjö/Commissie, punt 46 supra, punt 63). Uit dit oogpunt deed de omstandigheid dat verzoekster met de Commissie heeft meegewerkt, heeft erkend inbreuken te hebben gemaakt en deze heeft omschreven, niet af aan haar recht om van de Commissie een handeling te verkrijgen waarin alle bezwaren die deze laatste tegen haar in aanmerking nam, precies werden uiteengezet, met inbegrip van die welke konden worden gebaseerd op verklaringen of bewijzen die door de andere betrokken ondernemingen waren verstrekt”. In het kader van schikkingen zou de mededeling van punten van bezwaar de gegevens moeten bevatten die partijen in staat stellen te bevestigen dat deze met hun verklaringen met het oog op een schikking instemt.

(17)  In lijn met vaste rechtspraak doet de Commissie haar beschikkingen slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de partijen opmerkingen hebben kunnen maken, en daartoe hebben de partijen het recht tot inzage van het dossier van de Commissie, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun bedrijfgevoelige informatie niet aan de openbaarheid prijs worden gegeven; cf. arrest van 23 februari 1994, gevoegde zaken T-39/92 en T-40/92, Groupement des cartes bancaires „CB” en Europay International SA/Commissie, Jurispr. 1994, blz. II-49, punt 47, en arrest-Atlantic Container Line, reeds aangehaald, punt 138.

(18)  Zie arrest van 15 juli 1970, zaak 41-69, ACF Chemiefarma NV/Commissie, Jurispr. 1970, blz. 661, punten 47, 91 en 92; arrest van 16 december 1975, gevoegde zaken 40 tot 48, 50, 54 tot 56, 111, 113 en 114-73, Coöperatieve Vereniging „Suiker Unie” UA e.a./Commissie, Jurispr. 1975, blz. 1663, punten 80, 437 en 438; arrest van 29 oktober 1980, gevoegde zaken 209 tot en met 78 en 218/78, Van Landewyck SARL e.a./Commissie, Jurispr. 1980, blz. 3125, punt 68; arrest van aanleg van 8 juli 2004, zaak T-44/00, Mannesmannröhren-Werke AG/Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-100, punten 98, 99 en 100, en arrest-BASF, reeds aangehaald, punten 93 en 95.

(19)  In dit verband luidt overweging 2 bij Verordening (EG) nr. XXX/2008 van de Commissie als volgt: „Het feit dat dit soort gegevens zo vroeg vrijgegeven wordt, moet de betrokken partijen in staat stellen hun standpunt kenbaar te maken wat betreft de bezwaren die de Commissie ten aanzien van hen voornemens is aan te voeren, alsook wat betreft hun mogelijke aansprakelijkheid”.

(20)  Zoals vereist krachtens, onderscheidenlijk, artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003:

„De Commissie biedt de partijen aan wie zij een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht, de mogelijkheid om te worden gehoord alvorens zij het in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde adviescomité raadpleegt” (artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004).

„Alvorens een beschikking op grond van de artikelen 7, 8, 23 of artikel 24, lid 2, te geven, stelt de Commissie ondernemingen en ondernemersverenigingen die het voorwerp van haar procedure uitmaken in de gelegenheid hun standpunt ten aanzien van de door haar in aanmerking genomen bezwaren kenbaar te maken. De Commissie doet haar beschikkingen slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de partijen opmerkingen hebben kunnen maken. De klagers worden nauw bij de procedure betrokken” (artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003).

(21)  Zie in dit verband het arrest-Musique diffusion française, reeds aangehaald, punt 21; arrest van 9 november 1983, zaak 322/81, NV Nederlandsche Banden Industrie Michelin/Commissie, Jurispr. 1983, blz. 3461, punt 19; arrest-Lögstör Rör, reeds aangehaald, punt 200, en arrest-BASF, reeds aangehaald, punt 62.

(22)  In beginsel vinden hoorzittingen en toegang tot het dossier plaats op verzoek van de partijen, om te garanderen dat zij hun rechten van de verdediging kunnen uitoefenen.

(23)  In artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is bepaald: „Bij het indienen van hun schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking, bevestigen de partijen evenwel aan de Commissie dat zij alleen de gelegenheid moeten krijgen hun argumenten tijdens een hoorzitting uiteen te zetten wanneer door de mededeling van punten van bezwaar de inhoud van hun schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking niet wordt weerhouden”.

(24)  In artikel 15, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is bepaald: „Na inleiding van de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003, onthult de Commissie, waar passend, het bewijsmateriaal dat de voorgenomen bezwaren staaft, aan partijen die bereid zijn verklaringen met het oog op een schikking in te dienen, om dezen in staat te stellen hun verklaringen in te dienen. Met het oog daarop bevestigen de partijen bij het indienen van hun verklaringen met het oog op een schikking aan de Commissie dat zij alleen toegang tot het dossier zullen vragen na ontvangst van de mededeling van punten van bezwaar wanneer de inhoud van hun schriftelijke verklaringen met het oog op een schikking niet door de mededeling van punten van bezwaar wordt weerhouden”.

(25)  Zie in dit verband het arrest van 21 januari 1999, gevoegde zaken T-129/95, T-2/96 en T-97/96, Neue Maxhütte Stahlwerke GmbH en Lech-Stahlwerke GmbH/Commissie, Jurisprudentie 1999, blz. II-17, punt 231; arrest van 3 december 2003, zaak T-16/02, Audi AG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), Jurispr. 2003, blz. II-5167, punt 75, en arrest-BASF, reeds aangehaald, punt 94.

(26)  In de rechtspraak luidt het als volgt: „Enerzijds levert een discrepantie tussen de mededeling van de punten van bezwaar en de uiteindelijke beschikking derhalve slechts een schending van de rechten van de verdediging op indien een in de beschikking vastgesteld bezwaar niet voldoende duidelijk in de mededeling van punten van bezwaar is uiteengezet opdat de adressaten zich daartegen hebben kunnen verdedigen. Anderzijds kan de juridische kwalificatie van de feiten in de mededeling van de punten van bezwaar per definitie slechts voorlopig zijn, en kan een latere beschikking van de Commissie niet nietig worden verklaard op de uitsluitende grond dat de uiteindelijke conclusies die uit deze feiten zijn getrokken, niet exact overeenstemmen met deze voorlopige kwalificatie. De Commissie moet de adressaten van een mededeling van punten van bezwaar immers horen en, in voorkomend geval, op basis van hun opmerkingen op de vastgestelde punten van bezwaar haar standpunt wijzigen, precies om hun rechten van verdediging te eerbiedigen” (arrest-Mannesmannröhren-Werke, reeds aangehaald, punten 98, 99 en 100, en arrest-BASF, reeds aangehaald, punt 95).

(27)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(28)  Punt 30 van de boeterichtsnoeren.

(29)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


ANDERE BESLUITEN

Commissie

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/58


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2007/C 255/21)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

Wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 9 en artikel 17, lid 2

„CARNALENTEJANA”

EG-nummer: PT/PDO/117/0209/08.04.2002

BOB ( X ) BGA ( )

Gevraagde wijzigingen

Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft:

Image

Naam van het product

Image

Beschrijving van het product

Image

Geografisch gebied

Image

Bewijs van de oorsprong

Image

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Image

Verband

Image

Etikettering

Image

Nationale eisen

Wijzigingen:

1.   Beschrijving van het product

Ten einde het product aan te passen aan de geldende nationale wetgeving, en met name aan de wijzigingen in de indeling van lichte runderkarkassen (Portaria nr. 363/2001 van 9 april 2001), heeft de producentengroepering een naar behoren gemotiveerde aanvraag tot wijziging van dit punt ingediend.

In verband met de nieuwe markttendensen en om de aanbiedingsvorm van het product beter af te stemmen op het gedrag en de voorkeur van de consument, heeft de groepering bovendien besloten de wijze waarop het product in de handel wordt aangeboden, verder te diversifiëren. CARNALENTEJANA zal derhalve voortaan ook worden aangeboden in de vorm van gehakt vlees, gemalen vlees, rollades, kubussen, plakken, enz.; voor de verpakking zal gebruik worden gemaakt van bakjes of een ander daarvoor geschikt materiaal (CA-verpakking, vacuümverpakking of diepgevroren met behulp van een snelvriesprocédé), waarbij CARNALENTEJANA ten minste 95 % van het gewicht van het eindproduct zal uitmaken, overeenkomstig de ter zake geldende norm. Aangezien het hele productieproces plaatsvindt in het gebied van oorsprong, zijn zowel de volledige traceerbaarheid als de strenge controle op het gebruik van de beschermde oorsprongsbenaming, zijn een authentieke aanbiedingsvorm en de inachtneming van de gebruikelijke productkwaliteit gegarandeerd, en zullen de verwachtingen van de consument worden ingelost. Om al deze redenen heeft de groepering bij de Portugese Staat een naar behoren gemotiveerde aanvraag tot wijziging van de aanbiedingsvorm van het product ingediend.

2.   Geografisch gebied

De producenten van bepaalde aan het geografisch productiegebied van „Carnalentejana” grenzende gemeenten hebben de producentengroepering die de oorsprongsbenaming beheert, verzocht het gebied uit te breiden op grond van de constatering dat in de betrokken gemeenten aan alle eisen inzake het verkrijgen van het product, met name met betrekking tot voeding, houderijsysteem, bezettingsdichtheid, bedrijfsvoeringssysteem, betrokken ras en traditie, wordt voldaan. Dit verzoek is door de producentengroepering onderzocht en gedocumenteerd aan de hand van een onderzoek/studie; de resultaten daarvan zijn aan de Portugese overheid overgelegd en door die overheid onderschreven.

Bij het opstellen van het productdossier is voor de afbakening van het geografisch productiegebied uitsluitend uitgegaan van het administratieve criterium en vandaag wordt derhalve geconstateerd dat inderdaad geen rekening is gehouden met bepaalde aangrenzende gebieden, die worden gekenmerkt door dezelfde omstandigheden op het gebied van bodem en klimaat, houderijtechnieken, veebezetting, overwegende vegetatie, foktechnieken en bedrijfsvoeringsystemen, en die een product voortbrengen dat dezelfde fysische, chemische en organoleptische kenmerken heeft als de producten van „Carnalentejana”. De producenten in die gebieden lijden daardoor aanzienlijke economische verliezen, aangezien zij hun producten niet onder dezelfde benaming als hun buren op de markt kunnen brengen.

3.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De gevraagde wijzigingen betreffen de mogelijkheid om de betrokken producten aan te bieden in een aangepaste verpakking (CA-verpakking, vacuümverpakking, of diepgevroren met behulp van een snelvriesprocédé). Om de authenticiteit en de kwaliteit van het product te garanderen, de belangen van de consument te beschermen, controle mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat het product en het productieproces volledig traceerbaar zijn, moeten de dieren in het geografisch gebied worden geboren, gehouden, gemest en geslacht, moeten de karkassen daar worden uitgesneden en moeten alle bewerkingen die betrekking hebben op het snijden, verwerken en verpakken van het vlees, in dat gebied plaatsvinden. Toch mogen bepaalde vormen van verwerking/verpakking plaatsvinden buiten het geografisch gebied, voor zover in het gebied zelf de nodige voorzieningen ontbreken om te voldoen aan de door de groepering gestelde eisen inzake voedselhygiëne en veiligheid van en controle op de bewerkingen. In dat geval wordt het controlesysteem geïntensiveerd en de traceerbaarheid gegarandeerd, en mag het vlees over een afstand van niet meer dan 500 km worden vervoerd om kwaliteitsverlies te vermijden en controles mogelijk te maken.

4.   Etikettering

De producentengroepering heeft een wijziging van dit deel gevraagd om te voldoen aan de nieuwe nationale en communautaire regelgeving ter zake. Ongeacht de aanbiedingsvorm in de handel en zonder afbreuk te doen aan de naleving van de etiketteringsvoorschriften die in de algemene regelgeving zijn vastgesteld, moet gebruik worden gemaakt van de benaming „CARNALENTEJANA — DOP”, het certificeringsmerk, het logo van CARNALENTEJANA en het communautaire logo. Wanneer het product wordt gebruikt als ingrediënt in verwerkte producten, mag in de etikettering uitsluitend de vermelding „Elaborado a partir de CARNALENTEJANA — DOP” worden gebruikt, voor zover aan bepaalde eisen op het gebied van certificering en controle wordt voldaan; het gebruik van de vermelding „CARNALENTEJANA — DOP”, het communautaire logo of elke andere misleidende vermelding of aanduiding waarmee de faam van de BOB wordt misbruikt, wordt in dit geval uitdrukkelijk verboden.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„CARNALENTEJANA”

EG-nummer: PT/PDO/117/0209/08.04.2002

BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Instituto de Desenvolvimento Rural e Hidráulica

Adres:

Av. Afonso Costa, 3

P-1949-002 Lisboa

Tel.

(351) 21 844 22 00

Fax

(351) 21 844 22 02

E-mail:

idrha@idrha.min-agricultura.pt

2.   Groepering:

Naam:

CARNALENTEJANA — Agrupamento de Produtores de Bovinos de Raça Alentejana, SA

Adres:

Estrada do Moinho Vento

P-7350-230 Elvas

Tel.

(351) 268 639480

Fax

(351) 268 622455

E-mail:

caalentejo@mail.telepac.pt

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( )

3.   Productcategorie:

Categorie 1.1: Vers vlees (en verse slachtafvallen)

4.   Overzicht van het productdossier:

(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam: „Carnalentejana”.

4.2.   Beschrijving: Halve karkassen, vierendelen, deelstukken in vacuümverpakking of CA-verpakking, en bereidingen daarvan, gekoeld of bevroren, verkregen van dieren van het Alentejanaras die zijn ingeschreven in het geboorteregister van het runderras Alentejana; de dieren hebben de volgende kenmerken:

Afgezien van de traditionele aanbiedingsvormen (karkas, hele stukken en deelstukken) kan CARNALENTEJANA in de handel worden aangeboden in de vorm van gehakt vlees, gemalen vlees, rollades, kubussen, plakken, enz. Voor de verpakking wordt gebruik gemaakt van bakjes of een ander daarvoor geschikt materiaal (CA-verpakking, in vacuümverpakking, of diepgevroren met een snelvriesprocédé), waarbij CARNALENTEJANA ten minste 95 % van het gewicht van het eindproduct moet uitmaken, overeenkomstig de ter zake geldende norm. In bereidingen waarbij CARNALENTEJANA als ingrediënt is gebruikt, moet dit het enige vleesbestanddeel zijn en moet het ten minste 60 % uitmaken van het gewicht van het eindproduct.

4.3.   Geografisch gebied: In verband met de geografische spreiding van de eikenbossen („montadi”) en van het runderras Alentejana, de ligging van de landbouwbedrijven die als gevolg daarvan het vereiste houderijsysteem kunnen toepassen, de knowhow op het gebied van het fokken en houden van de dieren, de wettelijke voorschriften inzake het slachten, uitsnijden en verkrijgen van karkassen, halve karkassen, deelstukken en verwerkt vlees van runderen in het algemeen, de algemene eisen inzake controle en traceerbaarheid voor rundvlees in het algemeen, de specifieke eisen inzake controle en traceerbaarheid die de producenten van CARNALENTEJANA zichzelf hebben opgelegd, de noodzaak de regelmatige consumenten van CARNALENTEJANA niet te bedriegen, de absolute noodzaak om elk stuk vlees en elke verpakking te kunnen terugvoeren op de geografische oorsprong en het dier waarvan het vlees afkomstig is, en de noodzaak om de consument een authentiek en betrouwbaar product te leveren, is het geografisch gebied waar de dieren worden geboren, gemest, gehouden en geslacht, waar de karkassen, halve karkassen en voeten worden verkregen, waar het vlees wordt uitgesneden en in grotere of kleinere stukken (inclusief reepjes) wordt gesneden, waar bepaalde delen worden verwerkt tot gehakt vlees en verwerkte producten, en waar de deelstukken, het gehakt vlees en de verwerkte producten worden verpakt, beperkt tot:

alle gemeenten in de districten Beja, Évora en Portalegre;

de gemeenten Alcácer do Sal, Alcochete, Grândola Montijo, Moita, Palmela, Setúbal, Santiago do Cacém en Sines in het district Setúbal;

de gemeenten Abrantes, Almeirim, Alpiarça, Benavente, Chamusca, Constância, Coruche, Golegã, Mação, Salvaterra de Magos, Santarém, Sardoal en Vila Nova da Barquinha in het district Santarém;

de gemeenten Castelo Branco, Idanha-a-Nova, Proença-a-Nova en Vila Velha de Ródão in het district Castelo Branco.

4.4.   Bewijs van de oorsprong: Sedert meer dan 40 jaar wordt in het gebied, op basis van traditionele methoden, aan selectie en rasverbetering gedaan; er bestaat een stamboek en een vereniging van fokkers van het ras Alentejana.

Het vlees moet afkomstig zijn van dieren van het ras Alentejana die zijn ingeschreven in het geboorteregister van dat ras, die zijn geboren, gehouden en gemest in bedrijven in het geografisch gebied, en die de door de groepering vereiste kenmerken vertonen. De hele productiecyclus, inclusief het slachten, het uitsnijden, het verwerken en/of verpakken, moet plaatsvinden in bedrijven die door de daartoe erkende autoriteit worden gecontroleerd. De controle omvat alle stadia van de productiecyclus, met name geboorte en inschrijving van de dieren in het geboorteregister, voeding, houderijmethoden, slachten, uitsnijden, verwerken en verpakken. Aan de hand van een systeem voor volledige traceerbaarheid kan op elk moment het verband worden gelegd tussen een product en het dier waarvan het afkomstig is, met name op basis van het genummerd certificeringsmerk.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product: Het vlees moet verkregen zijn van dieren van het ras Alentejana die zijn ingeschreven in het geboorteregister en afstammen van ouderdieren van hetzelfde ras die eveneens zijn ingeschreven in het stamboek van het runderras Alentejana; de dieren moeten gehouden zijn volgens een extensief systeem, met een bezettingsdichtheid van minder dan 1,4 GVE/ha overeenkomstig de in de streek geldende methoden. De kalveren worden tot 6 à 9 maanden gezoogd door de moederkoeien, en zij worden geleidelijk bijgevoederd met weidegras en door de groepering toegelaten krachtvoer. Er zijn leeftijdscategorieën vastgesteld voor het slachten, alsmede voorschriften voor het voederen en houden van de dieren. CARNALENTEJANA kan in verschillende vormen in de handel worden gebracht die zijn vermeld in het productdossier: karkassen, hele stukken en deelstukken, gewone verwerkte producten of bereidingen, met of zonder groenten, steeds naar behoren verpakt (CA-verpakking, vacuümverpakking of diepgevroren met behulp van een snelvriesprocédé). Om de authenticiteit en de kwaliteit van het product te garanderen, de belangen van de consument te beschermen, controle mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat het product en het productieproces volledig traceerbaar zijn, moeten de dieren in het geografisch gebied worden geboren, gehouden, gemest en geslacht, moeten de karkassen daar worden uitgesneden en moeten alle bewerkingen die betrekking hebben op het snijden, verwerken en verpakken van het vlees, in dat gebied plaatsvinden. Toch mogen bepaalde vormen van verwerking/verpakking plaatsvinden buiten het geografisch gebied, voor zover in het gebied zelf de nodige voorzieningen ontbreken om te voldoen aan de door de groepering gestelde eisen inzake voedselhygiëne en veiligheid van en controle op de bewerkingen. In dat geval wordt het controlesysteem geïntensiveerd en de traceerbaarheid gegarandeerd, en mag het vlees over een afstand van niet meer dan 500 km worden vervoerd om kwaliteitsverlies te vermijden en controles mogelijk te maken.

4.6.   Verband: Dieren van het ras Alentejana worden gehouden op landbouwbedrijven en veehouderijbedrijven in de Alentejo en aangrenzende gebieden; het duidelijk mediterrane klimaat met warme en droge zomers, en de natuurlijke weiden zijn typisch zijn voor het Middellandse Zeegebied, verlenen het vlees zijn specifieke organoleptische kenmerken. Een beslag telt normaliter enkele tientallen fokkoeien die worden gehouden in een extensief systeem, op bedrijven waar veehouderij meestal wordt gecombineerd met graanteelt. In de loop der tijden hebben deze twee productietakken elkaar steeds aangevuld. Het gebruik van van graan afkomstig stro voor runderen van het ras Alentejana is een normale praktijk die overigens onmisbaar is in de periode waarin natuurlijke beweiding problematisch wordt, namelijk tussen het begin van de zomer en de winter. De weiden liggen normaal in eikenbossen (groene eik en kurkeik) en de vruchten daarvan vormen een voederreserve vanaf de herfst, wat een uitstekende aanvulling vormt omdat het gras op dat moment van het jaar nog slechts een geringe nutritieve waarde heeft.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

CERTIALENTEJO — Certificação de Produtos Agrícolas, Lda

Adres:

Rua Diana de Liz — Horta do Bispo

Apartado 320

P-7006-804 Évora

Tel.

(351) 26 676  95 64/5

Fax

(351) 26 676  95 66

E-mail:

geral@certialentejo.pt

CERTIALENTEJO — Certificação de Produtos Agrícolas, L.da, voldoet aan de eisen van norm 45011:2001.

4.8.   Etikettering: Naast de door de algemene wetgeving opgelegde vermeldingen zijn ook verplicht:

de vermelding „CARNALENTEJANA — Denominação de Origem Protegida”;

het certificeringsmerk, bestaande uit de naam van het product, de naam van de controle- en certificeringsdienst en een volgnummer aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd;

het logo van CARNALENTEJANA en het communautaire logo van de BOB, volgens het onderstaande model:

De naam of statutaire naam en het adres van de producent of beherende groepering mogen in geen geval worden vervangen door de naam van een andere eenheid, ook al is deze laatste verantwoordelijk voor het product en brengt het dat in de handel.

Aan de verkoopbenaming „Carnalentejana DOP” mag geen andere vermelding of aanduiding worden toegevoegd, ook geen distributiemerk of een ander merk.

Levensmiddelen bij de vervaardiging waarvan CARNALENTEJANA is gebruikt, mogen in de handel worden gebracht in verpakkingen waarop de vermelding „Elaborado a partir de CARNALENTEJANA — DOP”, is aangebracht, op voorwaarde dat:

Carnalentejana het enige bestanddeel is van het in het eindproduct gebruikte vlees, en

Carnalentejana het hoofdbestanddeel is, in gewicht, van het eindproduct, en

de gebruikers van het product met de beschermde oorsprongsbenaming daartoe door de beherende producentengroepering zijn gemachtigd.

De groepering zelf is verantwoordelijk voor de inschrijving van die gebruikers in de daarvoor bestemde registers, die, na machtiging, moeten worden gecontroleerd door de OPC met betrekking tot het correcte gebruik van de beschermde benaming in de etikettering en tot de gebruikte hoeveelheden. Het gebruik van het communautaire logo of van elk ander logo of vermelding waarmee de faam van de BOB wordt misbruikt, is verboden.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  Jonge stieren, vaarzen, stieren en koeien waarvan de karkassen zijn ingedeeld in vleesklasse P, zijn toegestaan voor zover ze bestemd zijn om te worden uitgesneden.


Top