EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen EU-landen

 

SAMENVATTING VAN:

Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de EU-landen

Akte van de Raad tot vaststelling van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in de EU-landen

WAT IS HET DOEL VAN DE OVEREENKOMST EN DE AKTE?

De overeenkomst heeft tot doel de wederzijdse rechtshulp tussen justitiële, politiële en douaneautoriteiten in strafzaken aan te moedigen en te vergemakkelijken en de snelheid en doeltreffendheid van de justitiële samenwerking te verbeteren. Ze vervolledigt het Verdrag van 1959 van de Raad van Europa aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en het protocol van 1978.

Met de akte wordt de overeenkomst namens de EU aangenomen.

KERNPUNTEN

Verzoeken om wederzijdse rechtshulp

  • De verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend en rechtstreeks worden overgemaakt aan en uitgevoerd door de nationale gerechtelijke instanties.
  • Verzoeken om tijdelijke overbrenging of doorreis van personen in hechtenis en om overdracht van advies tot veroordeling moeten via de centrale autoriteiten van de EU-landen worden verzonden.
  • Bij dringende zaken kan het verzoek gedaan worden via Interpol of een andere volgens het Verdrag betreffende de Europese Unie bevoegde organisatie.
  • Het EU-land waaraan het verzoek om wederzijdse rechtshulp wordt gericht (de aangezochte staat) dient alle formaliteiten en procedures aangegeven door het EU-land dat het verzoek doet (de verzoekende lidstaat), te respecteren, en zo snel mogelijk uit te voeren, zo goed mogelijk rekening houdend met de aangegeven termijnen.
  • De EU-landen zenden de gerechtelijke stukken direct per post toe aan personen die zich bevinden in een ander EU-land en voor wie die stukken bestemd zijn. In bepaalde gevallen neemt de aangezochte staat echter de verzending op zich.
  • Een rechterlijke of een centrale autoriteit kan direct contact leggen met een politie- of douaneautoriteit in een ander EU-land, of in het geval van verzoeken om hulp in verband met rechtsvervolging, met een bestuurlijke autoriteit van een ander EU-land. Elke lidstaat kan besluiten om deze clausule te weigeren of enkel in bepaalde omstandigheden toe te passen.
  • De EU-landen kunnen op eigen initiatief informatie uitwisselen met betrekking tot strafbare feiten en vergrijpen tegen voorschriften waarvan de bestraffing of behandeling onder de bevoegdheid valt van de ontvangende autoriteit.

Specifieke vormen van wederzijdse rechtshulp

  • Gestolen voorwerpen die teruggevonden worden in een ander EU-land worden ter beschikking gesteld van de verzoekende lidstaat met het oog op teruggave aan de eigenaar.
  • Een persoon die gedetineerd is op het grondgebied van een verzoekende staat, kan, met instemming van de bevoegde autoriteiten, tijdelijk worden overgebracht naar een andere staat waar het onderzoek plaatsvindt. Indien dit door één van de landen wordt vereist, is voor de overbrenging de instemming van de betrokkene vereist.
  • Een getuige of een deskundige kan gehoord worden door de rechterlijke autoriteiten van een ander land per videoconferentie, voor zover dit niet strijdig is met de fundamentele principes van de aangezochte lidstaat en mits alle betrokken partijen hiermee akkoord gaan.
  • Gecontroleerde aflevering* wordt toegestaan op het grondgebied van een ander EU-land in het kader van strafrechtelijke onderzoeken die betrekking hebben op strafbare feiten die kunnen leiden tot uitlevering. Gecontroleerde afleveringen worden geleid en gecontroleerd door de autoriteiten van de aangezochte staat.
  • Twee of meer lidstaten kunnen een gemeenschappelijk onderzoeksteam oprichten voor een bepaald doel en voor een beperkte periode op grond van een gezamenlijke overeenkomst. Een vertegenwoordiger van het land waar het team actief is, coördineert en leidt de activiteiten van het team.
  • Er kunnen eveneens onderzoeken worden verricht door ambtenaren die handelen onder een geheime of fictieve identiteit, op voorwaarde dat de wetgeving en de procedures van het desbetreffende land in acht worden genomen.

Aftappen van telecommunicatie

  • Telecommunicatie mag worden afgetapt indien verzocht door een bevoegde autoriteit van een ander EU-land, die daartoe in dat land is aangewezen.
  • Telecommunicatie kan ofwel afgetapt worden en rechtstreeks worden doorgeleid naar de verzoekende lidstaat, ofwel opgenomen en daarna worden doorgeleid.
  • Het aftappen kan ook plaatsvinden in een EU-land waar het grondstation voor de communicatie per satelliet staat. Indien geen technische bijstand van dat land nodig is, wordt het aftappen uitgevoerd door tussenkomst van de dienstverleners van de verzoekende staat. Wanneer het aftappen plaatsvindt in een land omdat het betrokken subject zich daar heen heeft begeven, terwijl technische bijstand van dat land niet vereist is, is dit land verplicht het andere EU-land mede te delen dat aftapping heeft plaatsgevonden.

Bijzondere bepalingen voor bepaalde EU-landen

Bijzondere bepalingen zijn van toepassing op:

  • Ierland en het VK (1) (toezending van verzoeken om rechtshulp);
  • Luxemburg (bescherming van persoonsgegevens); en
  • Noorwegen en IJsland (bepalingen betreffende de Schengenregels en de inwerkingtreding van de overeenkomst).

VANAF WANNEER ZIJN DE AKTE EN DE OVEREENKOMST VAN KRACHT?

De overeenkomst is op 23 augustus 2005 in werking getreden.

ACHTERGROND

Voor meer informatie zie:

KERNBEGRIPPEN

Gecontroleerde aflevering: de techniek waarbij illegale of verdachte partijen drugs, of substituten daarvan, uit, via of naar het grondgebied van een of meer landen worden vervoerd, met medeweten en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten, met het oog op de identificatie van personen die betrokken zijn bij het plegen van strafbare feiten.

BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN

Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie — Verklaring van de Raad over artikel 10, lid 9 — Verklaring van het Verenigd Koninkrijk (1) over artikel 20 (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3-23)

Akte van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1-2)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Protocol vastgesteld door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2-8)

Mededeling van de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie ingevolge artikel 30, lid 2, van de door de Raad, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 24)

Laatste bijwerking 10.09.2018



(1) Vanaf 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen EU-lid meer.

Top