This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
Geschiktheid
Het aanvragende land moet:
Ook moet het aanvragende land voldoen aan de toetredingscriteria. Deze worden gewoonlijk de criteria van Kopenhagen genoemd, aangezien ze werden vastgesteld door de Europese Raad die in juni 1993 plaatsvond in Kopenhagen. Het gaat om de volgende criteria:
De Europese Raad van Madrid die plaatsvond in december 1995 voegde hieraan toe dat de kandidaat-lidstaat in staat moet zijn het EU-recht toe te passen en moet kunnen waarborgen dat het in nationale wetgeving omgezette EU-recht doeltreffend wordt uitgevoerd door middel van passende bestuurlijke en gerechtelijke structuren.
De EU behoudt zich het recht voor te besluiten wanneer het kandidaat-land aan de toetredingscriteria heeft voldaan. Ook moet de EU zelf in staat zijn nieuwe leden te integreren.
Procedure
Aanvraag
Er wordt een formeel verzoek ingediend bij de Raad van de EU door het Europese land dat voldoet aan de criteria uit artikel 2 van het VEU. De Raad van de EU informeert het Europees Parlement, de Europese Commissie en de nationale parlementen over de aanvraag.
Advies van de Europese Commissie
Na raadpleging door de Raad van de EU brengt de Europese Commissie een advies uit over het verzoek om toetreding tot de EU van het desbetreffende land.
Kandidaat-status
De status van een land als kandidaat-lidstaat wordt door de Raad van de EU unaniem toegekend na advies van de Commissie en onder voorbehoud van bekrachtiging door de Europese Raad.
Onderhandelingen
De onderhandelingen worden geopend na een unaniem besluit van de Raad van de EU.
De onderhandelingen vinden plaats tijdens intergouvernementele conferenties tussen de regeringen van de EU-landen en de regering van de kandidaat-lidstaat. Het acquis (het geheel van de EU-wetgeving) is verdeeld in beleidsterreinen met het oog op een doeltreffende organisatie van de onderhandelingen. (Er bestaan momenteel 35 beleidsterreinen of „hoofdstukken”.)
De Raad van de EU kan voor alle hoofdstukken ijkpunten vaststellen voor de opening of afronding van de onderhandelingen, alsmede tussentijdse ijkpunten voor specifieke hoofdstukken. Een besluit om ijkpunten vast te stellen is gebaseerd op een screeningsverslag dat het resultaat is van de screening van afzonderlijke hoofdstukken. Een hoofdstuk kan alleen voorlopig worden afgesloten wanneer de kandidaat-lidstaat aantoont dat hij het acquis van een bepaald hoofdstuk reeds ten uitvoer heeft gelegd — of dat hij het op de datum van toetreding ten uitvoer zal hebben gelegd en dat hij voldoet aan de ijkpunten daar waar die zijn vastgesteld.
Tijdens de pretoetredingsfase houdt de Commissie toezicht op de inspanningen van de kandidaat-lidstaat om het acquisten uitvoer te leggen. Zij ondersteunt de kandidaat-lidstaten eveneens tijdens het proces met pretoetredingssteuninstrumenten, zoals TAIEX.
Overgangsregelingen — de partijen bespreken ook of (en hoe) sommige regelgeving geleidelijk kan worden ingevoerd om het toetredende land of de EU-lidstaten (landen) de tijd te geven zich aan te passen. Dit wordt meestal tijdens de laatste fase van de onderhandelingen besproken.
De Commissie informeert de Raad van de EU en het Europees Parlement gedurende het hele proces, met name door middel van de jaarlijkse uitbreidingspakketten die bestaan uit een horizontale strategienota in de vorm van een mededeling over het uitbreidingsbeleid en landenverslagen. Deze documenten worden besproken in het Europees Parlement, dat opmerkingen maakt in resoluties die door de plenaire vergadering worden aangenomen. De kandidaat-lidstaten stellen ook jaarlijkse nationale programma’s op waarin zij hun eigen vooruitgang beoordelen wat betreft de tenuitvoerlegging van de verschillende hoofdstukken van het acquis.
Toetreding
Zodra de toetredingsonderhandelingen zijn afgerond na de definitieve afsluiting van alle hoofdstukken in een pakket, wordt een toetredingsverdrag opgesteld en afgerond in een conferentie van de EU-lidstaten (landen). Het toetredingsverdrag moet unaniem door de Raad van de EU worden goedgekeurd en moet de instemming van het Europees Parlement krijgen. Het verdrag wordt vervolgens ondertekend door elk van de EU-lidstaten, evenals door het toetredende land. Voordat het toetredingsverdrag in werking treedt, moet het door elke EU-lidstaat en door het toetredende land worden geratificeerd, overeenkomstig hun respectieve grondwettelijke procedures.
Voor meer informatie zie:
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Titel VI — Slotbepalingen — Artikel 49 (oud artikel 49 VEU) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 43)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Titel I — Gemeenschappelijke bepalingen — Artikel 2 (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 17)
Laatste bijwerking 17.01.2020