EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0634

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (herschikking) Een bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Salzburg op 19–20 september 2018

COM/2018/634 final

Brussel, 12.9.2018

COM(2018) 634 final

2018/0329(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (herschikking)




FMT:ItalicEen bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Salzburg op 19–20 september 2018


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van een pakket maatregelen dat door de Commissie wordt voorgesteld als follow-up van de Europese Raad van 28 juni 2018 1 , die heeft onderstreept dat de daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten aanzienlijk moet worden opgevoerd en heeft verklaard ingenomen te zijn met het voornemen van de Commissie om wetgevingsvoorstellen voor een effectiever en samenhangender Europees terugkeerbeleid te presenteren. De belangrijkste beginselen die in de conclusies van de Europese Raad zijn overeengekomen en die de lidstaten in verschillende fora hebben ondersteund 2 , wijzen op de noodzaak om de instrumenten voor Europese solidariteit, met name de Europese grens- en kustwacht, te versterken, een doeltreffend beheer van de buitengrenzen en migratie te waarborgen en tot een doeltreffender en coherenter Europees terugkeerbeleid te komen.

De daadwerkelijke terugkeer van onderdanen van derde landen die geen recht van verblijf in de EU hebben, is een essentieel onderdeel van de Europese migratieagenda 3 . Op EU-niveau wordt het terugkeerbeleid geregeld bij Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (hierna de “terugkeerrichtlijn” genoemd) 4 , die voorziet in gemeenschappelijke normen en procedures die de lidstaten moeten toepassen bij de terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen, met volledige inachtneming van het beginsel van non-refoulement. Sinds de inwerkingtreding van de terugkeerrichtlijn in 2010 is de migratiedruk op de lidstaten en de Unie als geheel toegenomen. Daarom is het nu meer dan ooit nodig dat de problemen met betrekking tot de daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten worden aangepakt.

Er zijn twee grote problemen.

In de eerste plaats ondervinden lidstaten bij terugkeerprocedures moeilijkheden en obstakels om terugkeerbesluiten daadwerkelijk uit te voeren. De nationale praktijken waarmee uitvoering wordt gegeven aan het EU-kader, verschillen van lidstaat tot lidstaat en zijn niet zo doeltreffend als ze zouden moeten zijn. Inconsistente definities en interpretaties van het risico op onderduiken en het gebruik van inbewaringstelling leiden er bijvoorbeeld toe dat irreguliere migranten onderduiken en secundaire stromingen ontstaan. Gebrek aan medewerking van onderdanen van derde landen kan de terugkeerprocedures ook belemmeren. De lidstaten zijn onvoldoende toegerust om te garanderen dat bevoegde autoriteiten snel de noodzakelijke informatie uitwisselen met het oog op de uitvoering van de terugkeer.

In de tweede plaats hangt de doeltreffendheid van het terugkeerbeleid van de EU ook af van de samenwerking met de landen van herkomst. De EU heeft de afgelopen drie jaar aanhoudende inspanningen geleverd om met de belangrijkste landen van herkomst samenwerking op het gebied van migratiebeheer tot stand te brengen. Hierdoor is goede vooruitgang geboekt en zijn inmiddels verschillende niet-bindende regelingen inzake terugkeer en overname overeengekomen, die reeds worden uitgevoerd. Het is belangrijk dat alle lidstaten op deze resultaten voortbouwen en ten volle van deze regelingen gebruikmaken om de terugkeer naar de betrokken landen op te voeren. Daarnaast heeft de Commissie voorgesteld om het visumbeleid van de EU beter in te zetten als tool om tot betere samenwerking inzake terugkeer en overname te komen met derde landen. Zodra de betrokken wetgeving van kracht is, zal de EU veel sterker staan in haar betrekkingen met landen van herkomst.

In de afgelopen jaren is het een prioriteit geweest om de doeltreffendheid op het gebied van terugkeer te bevorderen. In 2016 stelde de Commissie voor om het mandaat van de Europese grens- en kustwacht te herzien, om deze een sterkere rol te geven op het gebied van terugkeer. Overeenkomstig het nieuwe mandaat heeft het agentschap nieuwe instrumenten ontwikkeld om de lidstaten te helpen en te ondersteunen bij hun terugkeeractiviteiten en -procedures. In het vernieuwde actieplan over terugkeer van 2017 5 heeft de Commissie aangetoond hoe de tekortkomingen in de terugkeerprocedures en -praktijken van de lidstaten de doeltreffendheid van het terugkeersysteem van de EU belemmeren. Om deze situatie aan te pakken, heeft de Commissie in 2017 een aanbeveling goedgekeurd met een aantal maatregelen die de lidstaten moeten nemen om de doeltreffendheid van de terugkeer te verhogen 6 , onder andere door ten volle gebruik te maken van de door de terugkeerrichtlijn geboden flexibiliteit. De Commissie gaf daarbij ook aan bereid te zijn aan een herziening van de terugkeerrichtlijn te werken, op basis van de ervaring met de uitvoering van de aanbeveling en afhankelijk van de noodzaak om verdere maatregelen te nemen om het terugkeerpercentage aanzienlijk te verhogen.

Ondanks de geleverde inspanningen is de doeltreffendheid van terugkeer er weinig op vooruit gegaan. Tussen 2016 en 2017 is het terugkeerpercentage in de EU zelfs gedaald, van 45,8 % naar 36,6 %. Om de grote belemmeringen voor daadwerkelijke terugkeer aan te pakken, is een gerichte herziening van de terugkeerrichtlijn nodig, om met name de duur van de terugkeerprocedures te verkorten, een betere link tussen asiel- en terugkeerprocedures te waarborgen en te zorgen voor een doeltreffender gebruik van maatregelen om onderduiken te voorkomen. Om tot een doeltreffender en coherenter Europees terugkeerbeleid te komen dat in overeenstemming is met de grondrechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet dringend een gerichte herschikking van de terugkeerrichtlijn worden goedgekeurd.

Deze gerichte herschikking moet:

een nieuwe grensprocedure instellen voor de snelle terugkeer van verzoekers om internationale bescherming van wie het verzoek is geweigerd na een asielgrensprocedure;

zorgen voor duidelijkere en doeltreffendere regels inzake de uitvaardiging van terugkeerbesluiten en beroep tegen dergelijke besluiten;

voorzien in een duidelijk kader voor samenwerking tussen irreguliere migranten en bevoegde nationale autoriteiten, de regels inzake het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek stroomlijnen en een kader tot stand brengen voor het toekennen van financiële en materiële bijstand en bijstand in natura aan irreguliere migranten die bereid zijn om vrijwillig terug te keren;

zorgen voor doeltreffendere instrumenten voor het beheren en faciliteren van de administratieve afhandeling van terugkeer, het uitwisselen van informatie tussen bevoegde autoriteiten en het uitvoeren van terugkeer, om illegale migratie te ontmoedigen;

samenhang en synergieën met asielprocedures waarborgen;

een doeltreffender gebruik van inbewaringstelling voor uitvoering van terugkeer garanderen.

De voorgestelde gerichte veranderingen veranderen niets aan de werkingssfeer van de richtlijn, en zijn evenmin van invloed op de bescherming van de bestaande rechten van migranten op gebieden als het belang van het kind, het familie- en gezinsleven en de gezondheidstoestand. De richtlijn blijft de volledige eerbiediging van de grondrechten van migranten, en met name het beginsel van non-refoulement, waarborgen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met dit voorstel worden de bestaande bepalingen van de terugkeerrichtlijn inzake gemeenschappelijke normen en procedures voor de daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten verder ontwikkeld, met inachtneming van hun grondrechten en het beginsel van non-refoulement.

Het voorstel bouwt met name voort op de uitvoering van het vernieuwde actieplan en de aanbeveling inzake terugkeer van de Commissie van maart 2017, alsook op het herziene terugkeerhandboek dat in november 2017 is goedgekeurd 7 , en vormt een aanvulling op het voorstel voor de uitbreiding van de rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap, met het oog op het waarborgen van doeltreffend toezicht aan de buitengrenzen van de EU en een aanzienlijke vooruitgang op het gebied van daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten.

Bovendien moeten de lidstaten, om vrijwillige terugkeer verder te bevorderen, operationele programma’s opstellen die voorzien in meer steun en begeleiding bij terugkeer, en die onder andere steun voor re-integratie in derde landen van terugkeer kunnen omvatten, rekening houdend met de gemeenschappelijke normen inzake programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie 8 , met het oog op een verdere harmonisering van deze programma’s.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met de Europese migratieagenda, waarin de politieke beleidslijnen van voorzitter Juncker zijn uitgewerkt tot een reeks samenhangende en elkaar onderling versterkende maatregelen die zijn gebaseerd op vier pijlers: een beperking van de stimulansen voor irreguliere migratie, de beveiliging van de buitengrenzen en het redden van levens, een krachtig asielbeleid en een nieuw beleid voor legale migratie.

Met dit voorstel wordt ook follow-up gegeven aan de Europese Raad van 28 juni 2018, die heeft verzocht de daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten aanzienlijk op te voeren en heeft verklaard ingenomen te zijn met het voornemen van de Commissie om wetgevingsvoorstellen voor een effectiever en samenhangender Europees terugkeerbeleid te presenteren.

Dit voorstel is verenigbaar met en versterkt andere beleidsmaatregelen van de Unie, waaronder:

·het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, door de toegenomen synergieën tussen asiel- en terugkeerprocedures, met name in de context van grensprocedures;

·de verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht, die het mandaat van het Europees Grens- en kustwachtagentschap op het gebied van terugkeer verder uitbreidt. Dit voorstel vereist bovendien dat nationale terugkeerbeheersystemen worden ingesteld die gegevens uitwisselen met een centraal systeem van het agentschap, overeenkomstig het nieuwe voorstel voor een verordening betreffende een Europese grens- en kustwacht dat als onderdeel van dit wetgevingspakket wordt gepresenteerd.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel betreft een herschikking van de terugkeerrichtlijn en moet derhalve worden gebaseerd op artikel 79, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de Unie machtigt om maatregelen vast te stellen op het gebied van illegale migratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen.

Variabele geometrie

Wat de variabele geometrie betreft, volgt dit voorstel een vergelijkbare regeling als de huidige terugkeerrichtlijn.

Overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 bij de Verdragen, betreffende de positie van Denemarken, beslist Denemarken binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze verordening heeft beslist, of het dit voorstel, dat voortbouwt op het Schengenacquis, in nationaal recht omzet.

Wat het Verenigd Koninkrijk en Ierland betreft, heeft de terugkeerrichtlijn een hybride karakter, zoals weergegeven in de overwegingen 48 en 49. Hieruit volgt dat zowel Protocol nr. 19 bij de Verdragen, betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, als Protocol nr. 21 bij de Verdragen, betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, van toepassing is op dit voorstel.

Op basis van de respectieve overeenkomsten met IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, waardoor deze landen bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis worden betrokken, moet de voorgestelde verordening voor deze landen bindend zijn.

Subsidiariteit

Dit voorstel heeft als doel de belangrijkste tekortkomingen en belemmeringen waarmee lidstaten bij de uitvoering van terugkeer worden geconfronteerd, aan te pakken. Het voorkomen en tegengaan van illegale migratie en de terugkeer van personen die geen recht van verblijf hebben, is van gemeenschappelijk belang voor alle lidstaten en kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het is dan ook noodzakelijk dat er verdere EU-maatregelen worden genomen om de doeltreffendheid van het terugkeerbeleid van de Unie te verbeteren, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Evenredigheid

Dit voorstel moet samen met het voorstel voor een uitbreiding van het mandaat van het Europees Grens- en kustwachtagentschap een antwoord bieden op de uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd op het gebied van migratiebeheer en de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven. Het maakt deel uit van en versterkt het reeds bestaande beleidskader inzake terugkeer, dat ook instrumenten en programma’s voor operationele bijstand omvat, evenals financieringsmechanismen waar bij terugkeer betrokken autoriteiten van de lidstaten en organisaties gebruik van kunnen maken. De wijzigingen die in de terugkeerrichtlijn worden aangebracht, zijn beperkt en gericht, en moeten de belangrijkste tekortkomingen van terugkeerprocedures doeltreffend aanpakken en de belemmeringen voor de lidstaten bij de uitvoering van terugkeer verminderen, met inachtneming van de grondrechten van de betrokken onderdanen van derde landen. Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen te bereiken.

Keuze van het instrument

De terugkeerrichtlijn behelst al een gedegen geheel aan normen voor de doeltreffende en humane terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven. Dit voorstel moet zorgen voor gerichte wijzigingen van de richtlijn, waarmee specifieke tekortkomingen en belemmeringen voor de lidstaten bij de uitvoering van terugkeer worden aangepakt. Aangezien dit voorstel een herschikking van de terugkeerrichtlijn betreft, is het passend om voor hetzelfde rechtsinstrument te kiezen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Aan de hand van het evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis 9 en de informatie die is verzameld via de deskundigengroep inzake terugkeer van het Europees migratienetwerk (EMN REG) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, is op alomvattende wijze beoordeeld hoe lidstaten het Uniebeleid inzake terugkeer uitvoeren.

In 2015 werd voor het eerst een evaluatie inzake terugkeer uitgevoerd en sindsdien zijn verschillende horizontale elementen geïdentificeerd in de terugkeersituaties en -systemen van de 21 lidstaten en met Schengen geassocieerde landen die tot dusver zijn geëvalueerd.

Raadpleging van belanghebbenden

In zijn conclusies van oktober 2016 heeft de Europese Raad opgeroepen tot het versterken van de nationale administratieve procedures voor terugkeer. In de Verklaring van Malta van de staatshoofden en regeringsleiders van februari 2017 is gewezen op de noodzaak van een herziening van het terugkeerbeleid van de EU op basis van een objectieve analyse van de wijze waarop de wettelijke, operationele, financiële en praktische instrumenten die op het niveau van de Unie en op nationaal niveau voorhanden zijn, worden toegepast. In de verklaring wordt het voornemen van de Commissie verwelkomd om spoedig een geactualiseerd EU-actieplan inzake terugkeer te presenteren en een leidraad te bieden voor meer operationele terugkeeracties door de EU en de lidstaten en daadwerkelijke overname op basis van het bestaande acquis. In haar EU-actieplan inzake terugkeer en vervolgens in haar mededeling van 2017 over een doeltreffender terugkeerbeleid en de aanbeveling daarbij, benadrukt de Commissie dat de EU-regels inzake terugkeer veel beter moeten worden gehandhaafd, om de algehele doeltreffendheid van het terugkeerbeleid van de EU te verhogen. In zijn conclusies van juni 2018 heeft de Raad verklaard ingenomen te zijn met het voornemen van de Commissie om wetgevingsvoorstellen voor een effectiever en samenhangender Europees terugkeerbeleid te presenteren.

Het Europees migratienetwerk heeft de afgelopen twee jaar een bijdrage geleverd met gespecialiseerde studies, ad-hocvragen en informs over onder andere de doeltreffendheid van terugkeer in EU-lidstaten, alternatieven voor inbewaringstelling, regelingen voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie, bewaring en materiële bewaringsomstandigheden en rechtsbijstand in detentiefaciliteiten.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er hebben uitwisselingen op technisch niveau inzake de huidige uitvoeringsproblemen met de lidstaten plaatsgevonden in het kader van de contactgroep inzake terugkeer, EMN REG en het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Deze uitwisselingen hebben in het bijzonder geleid tot een herziening van het terugkeerhandboek en de studie van het Europees migratienetwerk over de doeltreffendheid van terugkeer in EU-lidstaten. De studie had tot doel na te gaan welke impact de EU-regels inzake terugkeer, met inbegrip van de terugkeerrichtlijn en de aanverwante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, hebben op het terugkeerbeleid en de terugkeerpraktijken van de lidstaten en derhalve op de doeltreffendheid van het terugkeerproces in de EU.

Effectbeoordeling

In de afgelopen jaren heeft de Commissie er een prioriteit van gemaakt om de doeltreffendheid op het gebied van terugkeer te verhogen. De verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht en het daaruit voortvloeiende nieuwe mandaat van het agentschap hebben voor aanzienlijke vooruitgang gezorgd op dit gebied. Bovendien hebben het vernieuwde actieplan over terugkeer en de aanbeveling over het doeltreffender maken van terugkeer van maart 2017 aangetoond hoe de tekortkomingen in de terugkeerprocedures en praktijken van de lidstaten de doeltreffendheid van het terugkeersysteem hinderen. Tegen deze achtergrond zijn de Commissie en de lidstaten technische raadplegingen gestart om de huidige uitdagingen op het gebied van terugkeer te analyseren en de tekortkomingen te identificeren, en hebben zij erkend dat een gerichte herziening van de bestaande wetgeving noodzakelijk is. Deze raadplegingen en de daaruit voortvloeiende analyse van de belangrijkste kwesties hebben geleid tot de herziening van het terugkeerhandboek in november 2017. Het maatschappelijk middenveld werd eveneens geraadpleegd en de werkzaamheden in het kader van het Schengenevaluatiemechanisme hebben een duidelijk beeld geschept van de terugkeerkwesties die moeten worden aangepakt. Via de bovengenoemde processen hebben belanghebbenden zowel de juridische als de praktische belemmeringen voor de doeltreffende uitvoering van terugkeer in het kader van de terugkeerrichtlijn kunnen identificeren en de noodzaak van een gerichte herziening van de richtlijn kunnen onderzoeken.

In zijn conclusies van juni 2018 heeft de Europese Raad verklaard ingenomen te zijn met het voornemen van de Commissie om wetgevingsvoorstellen voor een effectiever en samenhangender Europees terugkeerbeleid te presenteren. Rekening houdend met het feit dat de belangrijke kwesties op het gebied van terugkeer grondig zijn beoordeeld en dat dringend wetgevingsvoorstellen moeten worden gepresenteerd, en in de erkenning dat een herziening van de bestaande richtlijn de meest geschikte oplossing is, zowel wat inhoud als timing betreft, wordt een effectbeoordeling inzake dit voorstel niet nodig geacht.

Grondrechten

Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vervat in de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Dit voorstel eerbiedigt met name ten volle de menselijke waardigheid, het recht op leven, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, het recht op asiel en bescherming in geval van verwijdering en uitzetting, het beginsel van non-refoulement en het non-discriminatiebeginsel, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en de rechten van het kind.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel leidt niet tot financiële of administratieve lasten voor de Unie. Het heeft derhalve geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal over de toepassing van deze richtlijn verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad binnen drie jaar na de inwerkingtreding ervan en vervolgens om de drie jaar; de Commissie kan bij die gelegenheid voorstellen doen voor wijzigingen die nodig worden geacht.

Artikelsgewijze toelichting

De gerichte wijzigingen van dit voorstel hebben als doel de doeltreffendheid van de terugkeerprocedure te versterken, met inbegrip van de koppeling ervan aan de beëindiging van de asielprocedures. De gerichte wijzigingen hebben geen impact op de waarborgen en rechten van onderdanen van derde landen en eerbiedigen hun grondrechten, met name het beginsel van non-refoulement.

Er wordt toelichting gegeven voor de wijzigingen die worden geïntroduceerd met betrekking tot:

1) Risico op onderduiken (artikel 6): er is een duidelijke behoefte aan EU-brede objectieve criteria om vast te stellen of er een risico op onderduiken bestaat, met inbegrip van niet-toegestane secundaire bewegingen. Om uiteenlopende of ondoeltreffende interpretaties te voorkomen, bevat het voorstel een gemeenschappelijke, niet-exhaustieve lijst met objectieve criteria om, als onderdeel van een algemene beoordeling van de specifieke omstandigheden van een geval, te bepalen of er een risico op onderduiken bestaat.

2) Verplichting tot samenwerking (artikel 7): er wordt steeds vaker vastgesteld dat niet alle onderdanen van derde landen medewerking verlenen tijdens de terugkeerprocedures, en op deze manier hun terugkeer belemmeren. Derhalve moet worden voorzien in een uitdrukkelijke verplichting voor onderdanen van derde landen om in alle stadia van de terugkeerprocedures hun medewerking te verlenen aan de nationale autoriteiten, met name voor het vaststellen en controleren van hun identiteit, met het oog op het verkrijgen van een geldig reisdocument en het waarborgen van de succesvolle uitvoering van het terugkeerbesluit. Dit weerspiegelt een gelijkaardige verplichting tot samenwerking met bevoegde autoriteiten die al van toepassing is in de context van asielprocedures.

3) Uitvaardiging van een terugkeerbesluit in verband met de beëindiging van legaal verblijf (artikel 8): lidstaten vaardigen niet systematisch terugkeerbesluiten uit in verband met de beëindiging van legaal verblijf. Daarom wordt in het voorstel verduidelijkt dat het noodzakelijk is een terugkeerbesluit uit te vaardigen onmiddellijk nadat een besluit tot weigering of beëindiging van het legaal verblijf is genomen. Wanneer een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd onmiddellijk na of samen met een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming, wordt de uitvoering van het terugkeerbesluit opgeschort totdat de weigering definitief is, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4) Vrijwillig vertrek (artikel 9): de regels voor de toekenning van een termijn voor vrijwillig vertrek moeten worden aangepast. De termijn mag niet langer zijn dan 30 dagen, zoals reeds vastgelegd in de terugkeerrichtlijn die momenteel van kracht is. Krachtens dit voorstel is het echter niet meer verplicht om bij het vaststellen van de termijn voor vrijwillig vertrek een minimumtermijn van zeven dagen toe te kennen. Lidstaten kunnen derhalve besluiten een kortere termijn toe te kennen. In het voorstel wordt ook een aantal gevallen vastgelegd waarin geen termijn voor vrijwillig vertrek mag worden toegekend.

5) Uitvaardiging van een inreisverbod bij grenscontrole bij vertrek (artikel 13): wanneer een onderdaan van een derde land die niet legaal op het grondgebied verblijft voor het eerst wordt opgemerkt bij vertrek uit de Unie, kan het in bepaalde omstandigheden passend zijn een inreisverbod op te leggen om te voorkomen dat de persoon het grondgebied opnieuw binnenkomt en om de risico’s van illegale immigratie te verminderen. Tegelijkertijd mag dit zijn vertrek niet vertragen, aangezien de persoon al op het punt staat om het grondgebied van de lidstaten te verlaten. Het voorstel introduceert de mogelijkheid voor de lidstaten om een inreisverbod op te leggen zonder een terugkeerbesluit uit te vaardigen, op basis van een individuele beoordeling van het geval en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel.

6) Terugkeerbeheer (artikel 14): voor doeltreffende terugkeerprocedures zijn instrumenten nodig waarmee snel informatie ter beschikking kan worden gesteld van de bevoegde autoriteiten, evenals operationele regelingen die voorzien in meer steun en begeleiding bij terugkeer, met passende operationele en financiële steun van de EU. Het voorstel introduceert de verplichting om nationale terugkeerbeheersystemen in te stellen die ervoor zorgen dat tijdig voor monitoring en follow-up van individuele gevallen relevante informatie wordt verstrekt over de identiteit en de juridische situatie van onderdanen van derde landen. Deze systemen moeten worden gekoppeld aan een centraal systeem dat door het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt ingesteld, overeenkomstig de nieuwe verordening die deel uitmaakt van dit pakket.

Het voorstel voorziet ook in een verplichting voor de lidstaten om programma’s voor vrijwillige terugkeer op te stellen, die ook re-integratiesteun kunnen omvatten.

7) Rechtsmiddelen en beroep (artikel 16): de doeltreffendheid en snelheid van terugkeerprocedures moeten vergezeld gaan van passende waarborgen. De termijnen voor het instellen van beroep tegen terugkeerbesluiten verschillen sterk van lidstaat tot lidstaat en variëren van enkele dagen tot één maand of langer. In overeenstemming met de grondrechten moet de termijn voldoende zijn om een doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen, zonder de terugkeerprocedures te vertragen.

Het voorstel voorziet in een specifieke termijn (vijf dagen) voor het instellen van beroep tegen terugkeerbesluiten die zijn uitgevaardigd in gevallen waarin het terugkeerbesluit voortkomt uit een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat definitief is geworden.

Indien het risico van een inbreuk op het beginsel van non-refoulement nog niet door een rechterlijke instantie in het kader van een asielprocedure is beoordeeld, moet het beroep dat tegen een terugkeerbesluit wordt ingesteld, automatisch opschortende werking hebben. Dit is het enige geval waarin op grond van dit voorstel automatisch opschortende werking wordt verleend. Het doet geen afbreuk aan de verplichting voor de bevoegde nationale autoriteiten en instanties van de lidstaten om over de mogelijkheid te beschikken de uitvoering van een terugkeerbesluit in individuele gevallen tijdelijk op te schorten, wanneer dit om andere redenen noodzakelijk wordt geacht. De beslissing inzake tijdelijke opschorting moet in de regel binnen 48 uur worden genomen.

Het voorstel bepaalt ook dat op slechts één niveau beroep kan worden ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat het resultaat is van een negatief besluit inzake een verzoek om internationale bescherming waartegen al beroep werd ingesteld.

Tot slot zorgt het voorstel voor verdere harmonisering van de regels inzake het op verzoek kosteloos ter beschikking stellen van rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het asielacquis.

8) Bewaring (artikel 18): er is een gerichte wijziging nodig van de regels inzake bewaring. Ten eerste is het door de nieuwe risico’s die de afgelopen jaren zijn ontstaan noodzakelijk dat onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven en een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, in bewaring kunnen worden gesteld indien dat noodzakelijk wordt geacht. Deze grond voor bewaring is nieuw in de context van terugkeerprocedures, maar bestaat al in het asielacquis.

Ten tweede is de maximale duur van bewaring in de meeste lidstaten veel korter dan de duur die op grond van de terugkeerrichtlijn is toegestaan, en staat deze doeltreffende terugkeer in de weg. De maximale duur van bewaring van zes maanden en de mogelijkheid om de duur in specifieke omstandigheden te verlengen, blijven onveranderd, maar het voorstel vereist wel dat de nationale wetgeving voorziet in een initiële bewaringsduur van minimaal drie maanden, om deze beter af te stemmen op de tijd die nodig is voor de succesvolle uitvoering van terugkeer- en overnameprocedures met derde landen. De bewaring moet echter zo kort mogelijk zijn en mag niet langer duren dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering.

9) Grensprocedure (artikel 22): het voorstel voorziet nog steeds in de mogelijkheid voor de lidstaten om af te wijken van de toepassing van de regels van de terugkeerrichtlijn in grensgevallen die onder artikel 2, lid 2, onder a), vallen, maar voorziet ook in specifieke, vereenvoudigde regels die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen voor wie een asielgrensprocedure heeft plaatsgevonden: uitvaardiging van een besluit aan de hand van een vereenvoudigd formulier, geen toekenning van een termijn voor vrijwillig vertrek (tenzij de onderdaan van een derde land in het bezit is van een geldig reisdocument en medewerking verleent aan de nationale autoriteiten), een kortere termijn voor het instellen van beroep en een specifieke grond voor bewaring. De terugkeergrensprocedure volgt op de asielgrensprocedure. Om terugkeer te faciliteren, wordt voorgesteld ervoor te zorgen dat een onderdaan van een derde land die al in bewaring was gesteld tijdens het onderzoek van zijn verzoek om internationale bescherming als onderdeel van de asielgrensprocedure, in bewaring kan worden gehouden voor een maximale duur van vier maanden in het kader van de terugkeergrensprocedure. Indien het terugkeerbesluit niet binnen die termijn wordt uitgevoerd, kan de onderdaan van een derde land langer in bewaring worden gehouden als is voldaan aan één van de voorwaarden van de bepalingen met betrekking tot de algemene regels inzake bewaring, en voor de bewaringsduur die is vastgesteld overeenkomstig artikel 18.



ê 2008/115/EG (aangepast)

2018/0329 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (herschikking)




Een bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Salzburg op 19–20 september 2018

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet opGezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Öbetreffende de werking van de Europese Unie Õ, en met name op artikel 63, lid 3, onder b)Ö artikel 79, lid 2, onder c) Õ,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

(1)Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad 10 moet op een aantal punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

(2)Een doeltreffend en eerlijk terugkeerbeleid is een essentieel onderdeel van de benadering van de Unie om alle aspecten van migratie beter te beheren, zoals tot uiting komt in de Europese migratieagenda van mei 2015 11 .

(3)Op 28 juni 2018 heeft de Europese Raad in zijn conclusies onderstreept dat de daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten aanzienlijk moet worden opgevoerd en verklaard ingenomen te zijn met het voornemen van de Commissie om wetgevingsvoorstellen voor een effectiever en samenhangender Europees terugkeerbeleid te presenteren.

ê 2008/115/EG overweging 1 (aangepast)

Op de zitting van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 1999 te Tampere is een coherente aanpak op het gebied van immigratie en asiel vastgesteld, die bestaat uit het opzetten van een gemeenschappelijk asielstelsel, een beleid voor legale immigratie en de bestrijding van illegale immigratie.

ê 2008/115/EG overweging 2 (aangepast)

De Europese Raad van Brussel van 4 en 5 november 2004 heeft erop aangedrongen, op basis van gemeenschappelijke normen een doeltreffend verwijderings- en terugkeerbeleid te ontwikkelen, zodat mensen op een humane manier, met volledige eerbiediging van hun grondrechten en waardigheid, teruggezonden kunnen worden.

ê 2008/115/EG overweging 3 (aangepast)

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft op 4 mei 2005„Twintig richtsnoeren inzake gedwongen terugkeer” aangenomen.

ê 2008/115/EG overweging 4 (aangepast)

ð nieuw

(4)Ö Het Europese terugkeerbeleid moet gebaseerd zijn op gemeenschappelijke normen, zodat mensen op een humane manier worden teruggezonden, met volledige eerbiediging van hun grondrechten en waardigheid Õ ð en van het internationaal recht, met inbegrip van de verplichtingen op het gebied van de bescherming van vluchtelingen en mensenrechten. ïOm in het kader van een gedegen migratiebeleid een doeltreffend terugkeerbeleid te kunnen voeren, moeten duidelijke, transparante en billijke regels worden vastgesteld ð , zodat het terugkeerbeleid irreguliere migratie ontmoedigt en samenhang garandeert met en bijdraagt aan de integriteit van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en het systeem voor legale migratie ï.

ê 2008/115/EG overweging 5

(5)In deze richtlijn moeten horizontale regels worden vastgesteld die van toepassing zijn op alle onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot, verblijf of vestiging in een lidstaat.

ê 2008/115/EG overweging 6

(6)De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het beëindigen van illegaal verblijf van onderdanen van derde landen volgens een billijke en transparante procedure geschiedt. Overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen van de EU moeten beslissingen die op grond van deze richtlijn worden genomen per geval vastgesteld worden en op objectieve criteria berusten, die zich niet beperken tot het loutere feit van illegaal verblijf. De lidstaten dienen bij het gebruik van standaardformulieren voor besluiten in het kader van terugkeer, te weten terugkeerbesluiten, en, in voorkomend geval, besluiten met betrekking tot een inreisverbod of verwijdering, dat beginsel te eerbiedigen en alle toepasselijke bepalingen van deze richtlijn na te leven.

ò nieuw

(7)De link tussen het besluit tot beëindiging van het legaal verblijf van een onderdaan van een derde land en de uitvaardiging van een terugkeerbesluit moet worden versterkt, om het risico op onderduiken en de waarschijnlijkheid van niet-toegestane secundaire bewegingen te verminderen. Er moet voor worden gezorgd dat een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd onmiddellijk na het besluit tot weigering of beëindiging van het legaal verblijf, of idealiter in dezelfde handeling of hetzelfde besluit. Deze vereiste moet met name van toepassing zijn op gevallen waarin een verzoek om internationale bescherming wordt geweigerd, op voorwaarde dat de terugkeerprocedure wordt opgeschort totdat de weigering definitief is geworden en in afwachting van de uitkomst van een beroepsprocedure tegen de weigering.

ê 2008/115/EG overweging 7 (aangepast)

(8)Benadrukt wordt dat, om het terugkeerproces te vergemakkelijken, op het niveau van de Gemeenschap Ö Unie Õ en op bilateraal niveau overnameovereenkomsten met derde landen moeten worden gesloten. Internationale samenwerking met de landen van oorsprong is in alle stadia van de terugkeerprocedure een absolute vereiste voor het realiseren van een duurzame terugkeer.

ê 2008/115/EG overweging 8

(9)Het wordt als legitiem erkend dat de lidstaten onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, verplichten terug te keren, mits er billijke en efficiënte asielstelsels zijn, die het beginsel van non-refoulement volledig respecteren.

ê 2008/115/EG overweging 9

(10)Overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus 12 , mag een onderdaan van een derde land die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd niet worden beschouwd als iemand die illegaal op het grondgebied van die lidstaat verblijft, totdat het afwijzende besluit inzake het verzoek respectievelijk het besluit waarbij het verblijfsrecht van de betrokkene wordt beëindigd, in werking is getreden.

ò nieuw

(11)Om te zorgen voor duidelijkere en doeltreffendere regels inzake het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek en de bewaring van onderdanen van derde landen, moet op basis van Uniebrede objectieve criteria worden beoordeeld of er al dan niet een risico op onderduiken bestaat. Voorts moet deze richtlijn voorzien in specifieke criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat er een grond aanwezig is voor een weerlegbaar vermoeden dat er een risico op onderduiken bestaat.

(12)Om de doeltreffendheid van de terugkeerprocedure te versterken, moeten duidelijke verantwoordelijkheden voor onderdanen van derde landen worden vastgesteld, met name de verplichting om in alle stadia van de terugkeerprocedure medewerking te verlenen aan de autoriteiten, onder meer door de informatie en gegevens te verstrekken die nodig zijn om hun individuele situatie te beoordelen. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat onderdanen van derde landen in kennis worden gesteld van de gevolgen van niet-naleving van deze verplichtingen met betrekking tot het vaststellen van het risico op onderduiken, het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek en de mogelijkheid om bewaring op te leggen, en met betrekking tot de toegang tot programma’s voor logistieke, financiële en andere materiële bijstand of bijstand in natura.

ê 2008/115/EG overweging 10 (aangepast)

ð nieuw

(13)Zolang er geen reden is om aan te nemen dat Ö het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek Õ dit de terugkeerprocedure ondermijnt, verdient vrijwillige terugkeer de voorkeur boven gedwongen terugkeer en dient een ð passende ï termijn voor vrijwillig vertrek te worden toegekend ð van maximaal dertig dagen, afhankelijk van met name het vooruitzicht op terugkeer ï. ð Er mag geen termijn voor vrijwillig vertrek worden toegekend wanneer is geoordeeld dat er een risico bestaat dat de onderdaan van een derde land zal onderduiken, wanneer al een verzoek om legaal verblijf van de onderdaan van een derde land als kennelijk ongegrond dan wel frauduleus is afgewezen of wanneer de onderdaan van een derde land een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. ï Wanneer dit, gezien de specifieke omstandigheden van een individueel geval, noodzakelijk wordt geacht, dient in een verlenging van de periode voor vrijwillige terugkeer te worden voorzien. Om vrijwillige terugkeer aan te moedigen, moeten de lidstaten meer bijstand en advies bieden bij terugkeer en de financieringsmogelijkheden die het Europese Terugkeerfonds biedt, optimaal gebruiken.

ò nieuw

(14)Om vrijwillige terugkeer aan te moedigen, moeten de lidstaten over operationele programma’s beschikken voor extra bijstand en advies bij terugkeer die onder andere steun voor re-integratie in derde landen van terugkeer kunnen omvatten, rekening houdend met de gemeenschappelijke normen inzake programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie die de Commissie in samenwerking met lidstaten heeft ontwikkeld en die de Raad heeft goedgekeurd.

ê 2008/115/EG overweging 11

(15)Er dienen gemeenschappelijke wettelijke minimumwaarborgen te worden vastgesteld voor besluiten in het kader van terugkeer, teneinde de belangen van de betrokkenen te beschermen.

ò nieuw

(16)De termijn voor het instellen van beroep tegen besluiten in het kader van terugkeer moet voldoende tijd laten om een doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat lange termijnen een negatief effect op terugkeerprocedures kunnen hebben. Om mogelijk misbruik van rechten en procedures te voorkomen, moet een maximale termijn van ten hoogste vijf dagen worden toegekend voor het instellen van beroep tegen een terugkeerbesluit. Deze bepaling dient alleen van toepassing te zijn na een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat definitief is geworden, bijvoorbeeld na een eventuele rechterlijke toetsing.

(17)Het beroep tegen een terugkeerbesluit dat is gebaseerd op een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming waartegen al een doeltreffend rechtsmiddel is aangewend, moet worden beperkt tot één enkel niveau van rechtspraak, aangezien een rechterlijke instantie de individuele situatie van de betrokken onderdaan van een derde land reeds heeft onderzocht en er een beslissing over heeft genomen in het kader van de asielprocedure.

(18)Een beroep tegen een terugkeerbesluit mag alleen automatisch opschortende werking hebben wanneer er een risico bestaat dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden.

(19)Wanneer geen dergelijk risico bestaat, mag een beroep tegen een terugkeerbesluit niet automatisch opschortende werking hebben. De rechterlijke autoriteiten moeten de uitvoering van een terugkeerbesluit in individuele gevallen tijdelijk kunnen opschorten om andere redenen, op verzoek van de betrokken onderdaan van een derde land of ambtshalve, wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht. Dergelijke beslissingen moeten in de regel binnen 48 uur worden genomen. Wanneer de complexiteit van de zaak dit rechtvaardigt, moeten de rechterlijke autoriteiten dergelijke beslissingen onverwijld nemen.

(20)Om de doeltreffendheid van terugkeerprocedures te verbeteren en onnodige vertraging te voorkomen, zonder de rechten van de betrokken onderdanen van derde landen aan te tasten, mag de uitvoering van het terugkeerbesluit niet automatisch worden opgeschort in gevallen waarin het risico van schending van het beginsel van non-refoulement al is beoordeeld en al daadwerkelijk een rechtsmiddel is aangewend in het kader van de asielprocedure die heeft plaatsgevonden vóór de uitvaardiging van het terugkeerbesluit waartegen beroep wordt ingesteld, tenzij de situatie van de onderdaan van een derde land inmiddels ingrijpend zou zijn veranderd.

ê 2008/115/EG overweging 11 (aangepast)

ð nieuw

(21)Aan personen die niet over toereikende middelen beschikken, wordt ð op verzoek ï de nodige rechtshulp verleend. De lidstaten dienen in hun De nationale wetgeving te bepalen dient een lijst te bevatten van in welke gevallen waarin rechtshulp nodig wordt geacht.

ê 2008/115/EG overweging 12

(22)Er dient een regeling te worden getroffen voor onderdanen van derde landen die illegaal verblijven maar nog niet kunnen worden uitgezet. Voorziening in hun elementaire levensbehoeften dient volgens de nationale wetgeving te worden geregeld. Teneinde ervoor te zorgen dat de betrokkenen bij administratieve controles of inspecties een bewijs van hun specifieke situatie kunnen leveren, dienen zij een schriftelijke bevestiging te krijgen van hun situatie. De lidstaten dienen, wat de concrete invulling van deze schriftelijke bevestiging betreft, over een ruime mate van beleidsvrijheid te beschikken en moeten de bevestiging ook kunnen opnemen in uit hoofde van deze richtlijn genomen besluiten in het kader van terugkeer.

ê 2008/115/EG overweging 13

(23)Het gebruik van dwangmaatregelen moet, uit het oogpunt van de gebruikte middelen en nagestreefde doelstellingen, uitdrukkelijk aan de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid worden onderworpen. Gedwongen terugkeer moet worden omgeven met minimumwaarborgen, rekening houdend met Beschikking 2004/573/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten 13 . De lidstaten moeten voor het toezicht op gedwongen terugkeer op meerdere mogelijkheden kunnen vertrouwen.

ê 2008/115/EG overweging 14

(24)Het effect van nationale terugkeermaatregelen moet een Europese dimensie krijgen, door middel van een inreisverbod dat de betrokkene de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van alle lidstaten ontzegt. De duur van het inreisverbod dient per geval volgens de omstandigheden te worden bepaald en mag normaliter niet langer zijn dan vijf jaar. In deze context dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met het feit dat de betrokken onderdaan van een derde land reeds het onderwerp is geweest van meer dan één terugkeerbesluit of uitzettingsbevel of dat hij zich op het grondgebied van een lidstaat heeft begeven, terwijl een inreisverbod van kracht was.

ò nieuw

(25)Wanneer een onderdaan van een derde land die niet legaal op het grondgebied verblijft, wordt opgemerkt bij uitreiscontrole aan de buitengrenzen, kan het passend zijn een inreisverbod uit te vaardigen om te voorkomen dat de persoon het grondgebied in de toekomst weer binnenkomt, om de risico’s van illegale immigratie te verminderen. In gerechtvaardigde gevallen kan de bevoegde autoriteit na een individuele beoordeling en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel een inreisverbod uitvaardigen zonder een terugkeerbesluit uit te vaardigen, om vertraging van het vertrek van de betrokken onderdaan van een derde land te voorkomen.

ê 2008/115/EG overweging 15

(26)De lidstaten moeten zelf bepalen of het besluit tot herziening van besluiten in het kader van terugkeer inhoudt dat de autoriteit of instantie die tot herziening besluit zelf de bevoegdheid heeft het terugkeerbesluit ter vervanging van het vroegere besluit te nemen.

ê 2008/115/EG overweging 16

(27)Inbewaringstelling met het oog op verwijdering moet worden beperkt en, uit het oogpunt van de gebruikte middelen en nagestreefde doelstellingen, aan het evenredigheidsbeginsel worden onderworpen. Inbewaringstelling is alleen gerechtvaardigd om de terugkeer voor te bereiden of de verwijdering uit te voeren en indien minder dwingende middelen niet afdoende zouden zijn.

ò nieuw

(28)Bewaring moet worden opgelegd, na een individuele beoordeling van elk geval, wanneer er een risico op onderduiken bestaat of wanneer de onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert of een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

(29)Aangezien de maximumtermijn voor bewaring in sommige lidstaten ontoereikend is om de uitvoering van de terugkeer te garanderen, moet een maximumtermijn voor bewaring van drie tot zes maanden worden vastgelegd, die kan worden verlengd, om te voorzien in voldoende tijd om de terugkeerprocedure met succes af te ronden, zonder afbreuk te doen aan de vastgestelde waarborgen die ervoor zorgen dat inbewaringstelling alleen plaatsvindt wanneer dat noodzakelijk en evenredig is en niet langer duurt dan de voorbereiding van de verwijdering.

(30)Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties, ook van strafrechtelijke aard, op te leggen, met inbegrip van gevangenisstraffen, met betrekking tot inbreuken op de migratieregels, op voorwaarde dat deze sancties verenigbaar zijn met de doelstellingen van deze richtlijn, geen afbreuk doen aan de toepassing ervan en de grondrechten ten volle eerbiedigen.

ê 2008/115/EG overweging 17

(31)De in bewaring gestelde onderdanen van derde landen dienen op humane en waardige wijze te worden behandeld, met eerbiediging van hun grondrechten en het internationale en nationale recht. Onverminderd de aanvankelijke aanhouding door de rechtshandhavingsinstanties, die in de nationale wetgeving is geregeld, moet bewaring in de regel plaatsvinden in gespecialiseerde inrichtingen voor bewaring.

ò nieuw

(32)Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om deze richtlijn niet toe te passen op gevallen als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), moet, wanneer een grensprocedure wordt toegepast overeenkomstig Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures], een specifieke grensprocedure volgen voor de terugkeer van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen van wie het verzoek om internationale bescherming in het kader van die asielgrensprocedure is geweigerd, om te zorgen voor directe complementariteit tussen de asielgrensprocedure en de terugkeergrensprocedure en lacunes tussen de procedures te voorkomen. In dergelijke gevallen moeten specifieke regels worden vastgesteld die de samenhang en synergie tussen de twee procedures en de integriteit en doeltreffendheid van het hele proces waarborgen.

(33)Om daadwerkelijke terugkeer in het kader van de grensprocedure te garanderen, mag geen termijn voor vrijwillig vertrek worden toegekend. Een termijn voor vrijwillig vertrek moet echter wel worden toegekend aan onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en die in alle stadia van de terugkeerprocedures hun medewerking verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Om onderduiken te voorkomen, moeten onderdanen van een derde land in dergelijke gevallen hun reisdocument tot hun vertrek aan de bevoegde autoriteiten overhandigen.

(34)Met het oog op een snelle behandeling van een zaak moet een maximumtermijn worden vastgesteld voor het instellen van beroep tegen een terugkeerbesluit dat is uitgevaardigd na een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming in het kader van de grensprocedure dat definitief is geworden.

(35)Beroep dat wordt ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat is uitgevaardigd in het kader van de grensprocedure, moet automatisch opschortende werking hebben wanneer er een risico bestaat dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden, wanneer de situatie van de onderdaan van een derde land ingrijpend is veranderd sinds de vaststelling van het besluit tot weigering van zijn verzoek om internationale bescherming in het kader van de asielgrensprocedure, of wanneer er niet daadwerkelijk een rechtsmiddel is aangewend tegen het besluit tot weigering van het verzoek om internationale bescherming in het kader van de asielgrensprocedure.

(36)Het is noodzakelijk en evenredig ervoor te zorgen dat een onderdaan van een derde land die al in bewaring is gesteld tijdens het onderzoek van zijn verzoek om internationale bescherming in het kader van de asielgrensprocedure, in bewaring kan worden gehouden zodra zijn verzoek is geweigerd, om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren. Om te voorkomen dat een onderdaan van een derde land automatisch wordt vrijgelaten en het grondgebied van een lidstaat mag betreden, hoewel hem het recht van verblijf is geweigerd, is een beperkte termijn nodig om het aan de grens uitgevaardigde terugkeerbesluit te trachten uitvoeren. De onderdaan van een derde land mag in bewaring worden gesteld in het kader van de grensprocedure voor een maximumtermijn van vier maanden en niet langer dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering. Deze bewaringsduur mag geen afbreuk doen aan andere bewaringstermijnen die in deze richtlijn worden vastgesteld. Wanneer de terugkeer niet kon worden uitgevoerd vóór het verstrijken van de voornoemde termijn, kan verdere inbewaringstelling van de onderdaan van een derde land worden gelast op grond van een andere bepaling van de richtlijn en voor de daarin vastgestelde duur.

ê 2008/115/EG overweging 18 (aangepast)

ð nieuw

(37)De lidstaten dienen snel toegang te hebben tot informatie over ð terugkeerbesluiten en ï inreisverboden die door andere lidstaten zijn uitgevaardigd. Deze informatie-uitwisseling Ö Deze toegang Õ dient te gebeuren overeenkomstig ð Verordening (EU) …/… 14 [verordening betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van irregulier verblijvende onderdanen van derde landen.] en ï Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) 15  ð , onder meer om de onderlinge erkenning van deze besluiten door de bevoegde autoriteiten krachtens Richtlijn 2001/40/EG van de Raad 16 en Besluit 2004/191/EG van de Raad 17 te faciliteren ï .

ò nieuw

(38)De invoering van terugkeerbeheersystemen in de lidstaten draagt bij tot de doeltreffendheid van het terugkeerproces. Ieder nationaal systeem moet ervoor zorgen dat tijdig informatie over de identiteit en de juridische situatie van onderdanen van derde landen wordt verstrekt die relevant is voor monitoring en follow-up van individuele gevallen. De nationale terugkeersystemen moeten met het oog op hun doeltreffende werking en het verlagen van de administratieve lasten worden gekoppeld aan het Schengeninformatiesysteem, zodat informatie in verband met terugkeer gemakkelijker en sneller kan worden ingevoerd, alsook aan het centrale systeem dat door het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt ingesteld overeenkomstig Verordening (EU) .../... [Verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht].

ê 2008/115/EG overweging 19

ð nieuw

(39)De toepassing van deze richtlijn zal gepaard moeten gaan met samenwerking op alle niveaus tussen de instellingen die bij de terugkeer zijn betrokken, en met uitwisseling en bevordering van beste praktijken, ð waarbij het terugkeerhandboek in aanmerking wordt genomen en regelmatig wordt bijgewerkt om rekening te houden met de juridische en beleidsontwikkelingen,ï hetgeen immers een Europese meerwaarde zal opleveren.

ò nieuw

(40)De Unie biedt financiële en operationele steun om tot een doeltreffende uitvoering van deze richtlijn te komen. De lidstaten moeten optimaal gebruikmaken van de beschikbare financiële instrumenten, programma’s en projecten van de Unie op het gebied van terugkeer, met name uit hoofde van Verordening (EU) .../... [Verordening tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie] en van de operationele bijstand die het Europees Grens- en kustwachtagentschap biedt overeenkomstig Verordening (EU) .../... [Verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht]. Van deze steun moet in het bijzonder gebruik worden gemaakt voor het invoeren van terugkeerbeheersystemen en programma’s voor logistieke, financiële en andere materiële bijstand of bijstand in natura waarmee de terugkeer en, waar relevant, de reintegratie van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen worden ondersteund.

ê 2008/115/EG overweging 20 (aangepast)

(41)Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van gemeenschappelijke regels voor terugkeer, verwijdering, het gebruik van dwangmaatregelen, inbewaringstelling en inreisverboden niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en gevolgen ervan beter door de Gemeenschap Ö op het niveau van de Unie Õ kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap Ö Unie Õ, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag Ö betreffende de Europese Unie Õ neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

ê 2008/115/EG overweging 21

(42)De lidstaten dienen deze richtlijn toe te passen zonder onderscheid te maken naar met name geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

ê 2008/115/EG overweging 22

(43)Overeenkomstig het Verdrag van 1989 van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind dienen de lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn het belang van het kind voorop te stellen. Overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dienen de lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn de eerbiediging van het gezinsleven voorop te stellen.

ê 2008/115/EG overweging 23

(44)De toepassing van deze richtlijn laat de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, als gewijzigd bij het protocol van New York van 31 januari 1967, onverlet.

ê 2008/115/EG overweging 24

(45)In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend.

ò nieuw

(46)De doeltreffende uitvoering van de terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging in de lidstaten, overeenkomstig deze richtlijn, is een essentieel onderdeel van de algehele inspanningen om irreguliere migratie aan te pakken en is een belangrijke reden van zwaarwegend algemeen belang.

(47)De terugkeerautoriteiten van de lidstaten moeten persoonsgegevens verwerken voor de goede uitvoering van terugkeerprocedures en terugkeerbesluiten. Derde landen van terugkeer vallen vaak niet onder adequaatheidsbesluiten die de Commissie vaststelt op grond van artikel 45 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 18 of artikel 36 van Richtlijn (EU) 2016/680 19 , en hebben vaak geen overnameovereenkomst met de Unie gesloten of zijn niet voornemens dat te doen of anderszins te voorzien in passende waarborgen in de zin van artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679 of in de zin van de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 37 van Richtlijn (EU) 2016/680. Ondanks de grote inspanningen van de Unie om samen te werken met de belangrijkste landen van herkomst van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen voor wie een terugkeerverplichting geldt, is het niet altijd mogelijk om ervoor te zorgen dat die derde landen systematisch voldoen aan de internationaalrechtelijke verplichting om eigen onderdanen over te nemen. De overnameovereenkomsten die door de Unie of door de lidstaten zijn gesloten of waarover zij onderhandelen en die voorzien in passende waarborgen voor de doorgifte van gegevens aan derde landen overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679 of overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 36 van Richtlijn (EU) 2016/680, betreffen slechts enkele van deze derde landen. Bij ontstentenis van dergelijke overeenkomsten moeten de persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op de uitvoering van de terugkeeroperaties van de Unie worden doorgegeven overeenkomstig de voorwaarden van artikel 49, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/679 of de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 38 van Richtlijn (EU) 2016/680.

ê 2008/115/EG overweging 25 (aangepast)

(48)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag Ö betreffende de werking van de Europese Unie Õ tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte pProtocol Ö nr. 22 Õ betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Aangezien deze richtlijn — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de toegangsvoorwaarden volgens de Schengengrenscode 20  Ö Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad 21  Õop grond van titel IV van het derde deel van het Verdrag betreffende de Europese Unie een uitwerking vormt van het Schengenacquis, dient Denemarken, overeenkomstig artikel 5 Ö 4 Õ van het hierboven genoemde Ö dat Õ protocol, binnen zes maanden nadat de richtlijn is vastgesteldÖ de Raad over deze richtlijn heeft beslist Õ, te besluiten of het deze in nationale wetgeving zal omzetten.

ê 2008/115/EG overweging 26 (aangepast)

(49)Voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de toegangsvoorwaarden volgens Ö Verordening (EU) 2016/399 Õde Schengengrenscode, vormt deze richtlijn een ontwikkeling van Ö de Õ bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis 22 niet deelneemt; . Ddaarnaast neemt het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol Ö nr. 21 Õ betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland Ö ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, Õ gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag Ö betreffende de werking van de Unie Õtot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van genoemd Ö dat Õ protocol, niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

ê 2008/115/EG overweging 27 (aangepast)

(50)Voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de toegangsvoorwaarden volgens Ö Verordening (EU) 2016/399 Õde Schengengrenscode, vormt deze richtlijn een ontwikkeling van Ö de Õ bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis 23 niet deelneemt;. Ddaarnaast neemt Ierland, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol Ö nr. 21 Õ betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland Ö ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, Õ gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag Ö betreffende de werking van de Europese Unie Õtot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van genoemd Ö dat Õ protocol, niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

ê 2008/115/EG overweging 28 (aangepast)

(51)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze richtlijn — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de toegangsvoorwaarden volgens Ö Verordening (EU) 2016/399 Õ de Schengengrenscode — een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop Ö IJsland en Noorwegen Õdeze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 24  inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

ê 2008/115/EG overweging 29 (aangepast)

(52)Wat Zwitserland betreft, vormt deze richtlijn — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de toegangsvoorwaarden volgens Ö Verordening (EU) 2016/399 Õ de Schengengrenscode — een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 25 , die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 26 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van die Overeenkomst.

ê 2008/115/EG overweging 30 (aangepast)

(53)Wat Liechtenstein betreft, houdt deze richtlijn — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de toegangsvoorwaarden volgens Ö Verordening (EU) 2016/399 Õ de Schengengrenscode — een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 27 , die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 28 Besluit 2008/261/EG van de Raad 29  betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van bepaalde bepalingen van dat protocol,.

ò nieuw

(54)De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

(55)De onderhavige richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

ê 2008/115/EG (aangepast)

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

In deze richtlijn worden de gemeenschappelijke normen en procedures vastgesteld die door de lidstaten moeten worden toegepast bij de terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen, overeenkomstig de grondrechten die de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht Ö van de Unie Õ en het internationaal recht vormen, met inbegrip van de verplichting om vluchtelingen te beschermen en de mensenrechten te eerbiedigen.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.Deze richtlijn is van toepassing op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen.

2.De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn niet toe te passen op onderdanen van derde landen:

(a)aan wie de toegang is geweigerd overeenkomstig artikel 1413 van Ö Verordening (EU) 2016/399 Õde Schengengrenscode, of die door de bevoegde autoriteiten zijn aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden over land, over zee of door de lucht van de buitengrens van een lidstaat, en die vervolgens geen vergunning of recht heeft verkregen om in die lidstaat te verblijven;

(b)die verplicht zijn tot terugkeer als strafrechtelijke sanctie of als gevolg van een strafrechtelijke sanctie overeenkomstig de nationale wetgeving, of jegens wie een uitleveringsprocedure loopt.

3.Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die onder het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ inzake vrij verkeer vallen in de zin van artikel 2, punt 5, van Ö Verordening (EU) 2016/399 Õ de Schengengrenscode.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.“onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel Ö 20 Õ 17, lid 1, van het Verdrag Ö betreffende de werking van de Europese Unie Õ en die geen persoon is, die onder het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van Ö Verordening (EU) 2016/399 Õde Schengengrenscode;

2.“illegaal verblijf”: de aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat, van een onderdaan van een derde land die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor toegang die zijn vastgesteld in artikel 65 van Ö Verordening (EU) 2016/399 Õ de Schengengrenscode, of aan andere voorwaarden voor toegang tot, verblijf of vestiging in die lidstaat;

3.“terugkeer”: het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen, terugkeert naar:

(a)- zijn land van herkomst, of

(b)- een land van doorreis overeenkomstig communautaire Ö overnameovereenkomsten van de Unie Õ of bilaterale overnameovereenkomsten of andere regelingen, of

(c)- een ander derde land waarnaar de betrokken onderdaan van een derde land besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt toegelaten;

4.“terugkeerbesluit”: de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld;

5.“verwijdering”: de tenuitvoerlegging van de terugkeerverplichting, d.w.z. de fysieke verwijdering uit de lidstaat;

6.“inreisverbod”: een administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij de betrokkene de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor een bepaalde termijn wordt verboden, samen met een terugkeerbesluit;

7.“risico op onderduiken”: het in een bepaald geval bestaan van redenen, gebaseerd op objectieve, in wetgeving vastgelegde criteria, om aan te nemen dat een onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt, zich zal onttrekken aan het toezicht;

8.“vrijwillig vertrek”: het nakomen van de verplichting om binnen de in het terugkeerbesluit gestelde termijn terug te keren;

9.“kwetsbare personen”: minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, bejaarden, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die gefolterd of verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan.

Artikel 4

Gunstiger bepalingen

1.Deze richtlijn laat onverlet de gunstiger bepalingen van:

(a)bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap Ö Unie Õ of de Gemeenschap Ö Unie Õ en haar lidstaten enerzijds en een of meer derde landen anderzijds;

(b)bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen.

2.Deze richtlijn laat onverlet de bepalingen van het communautaire acquis Ö van de Unie Õ op het gebied van immigratie en asiel die gunstiger zijn voor de onderdanen van derde landen.

3.Deze richtlijn laat onverlet dat de lidstaten bepalingen kunnen aannemen of handhaven die gunstiger zijn voor de personen op wie de richtlijn van toepassing is, mits deze bepalingen verenigbaar zijn met de richtlijn.

4.Wat betreft onderdanen van derde landen die overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder a), buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, wordt door de lidstaten:

(a)ervoor gezorgd dat hun behandeling en beschermingsniveau niet ongunstiger zijn dan bepaald in artikel 108, leden 4 en 5 (beperking van het gebruik van dwangmaatregelen), artikel 119, lid 2, onder a) (uitstel van verwijdering), artikel 1714, lid 1, onder b) en d) (spoedeisende zorg en inachtneming van de behoeften van kwetsbare personen) en de artikelen 1916 en 2017 (omstandigheden van bewaring) en

(b)het beginsel van non-refoulement geëerbiedigd.

Artikel 5

Non-refoulement, belang van het kind, familie- en gezinsleven en gezondheidstoestand

Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houden de lidstaten rekening met:

(a)het belang van het kind;

(b)het familie- en gezinsleven;

(c)de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van een derde land,

en eerbiedigen zij het beginsel van non-refoulement.

ò nieuw

Artikel 6

Risico op onderduiken

1.De objectieve criteria als bedoeld in artikel 3, punt 7, omvatten ten minste de volgende criteria:

(a)het ontbreken van documenten ter staving van de identiteit;

(b)het ontbreken van een verblijfplaats, vaste woonplaats of betrouwbaar adres;

(c)het gebrek aan financiële middelen;

(d)illegale binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten;

(e)niet-toegestane bewegingen naar het grondgebied van een andere lidstaat;

(f)de expliciete uiting van de intentie om de terugkeergerelateerde maatregelen die krachtens deze richtlijn worden genomen, niet te zullen naleven;

(g)tegen de betrokkene is een terugkeerbesluit uitgevaardigd door een andere lidstaat;

(h)niet-naleving van een terugkeerbesluit, met inbegrip van een verplichting om binnen de termijn voor vrijwillig vertrek terug te keren;

(i)niet-naleving van de verplichting van artikel 8, lid 2, om onverwijld naar het grondgebied van een andere lidstaat te gaan die een geldige verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf heeft verleend;

(j)het niet nakomen van de in artikel 7 bedoelde verplichting om in alle stadia van de terugkeerprocedures medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

(k)het bestaan van een veroordeling wegens een strafrechtelijke inbreuk, met inbegrip van een ernstige strafrechtelijke inbreuk in een andere lidstaat;

(l)lopende strafrechtelijke onderzoeken en procedures;

(m)het gebruik van valse of vervalste identiteitsdocumenten, het vernietigen of anderszins verwijderen van bestaande documenten, of het weigeren vingerafdrukken te laten nemen, zoals vereist krachtens het recht van de Unie of het nationaal recht;

(n)gewelddadig of frauduleus verzet tegen de terugkeeroperatie;

(o)niet-naleving van een maatregel ter voorkoming van het risico op onderduiken, als bedoeld in artikel 9, lid 3;

(p)niet-naleving van een bestaand inreisverbod.

2.Het bestaan van een risico op onderduiken wordt vastgesteld op basis van een algemene beoordeling van de specifieke omstandigheden van een individueel geval, rekening houdend met de objectieve criteria als bedoeld in lid 1.

De lidstaten stellen evenwel vast dat er in een individueel geval een vermoeden van een risico op onderduiken bestaat wanneer aan een van de objectieve criteria als bedoeld in lid 1, punten m, n), o) en p), is voldaan, tenzij het tegendeel wordt bewezen.

Artikel 7

Verplichting tot medewerking

1.De lidstaten verplichten onderdanen van derde landen ertoe om in alle stadia van de terugkeerprocedures medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Deze verplichting omvat met name het volgende:

(a)het verstrekken van alle elementen die noodzakelijk zijn voor het vaststellen of verifiëren van de identiteit;

(b)het verstrekken van informatie inzake de derde landen die zijn doorgereisd;

(c)het aanwezig en beschikbaar blijven tijdens de procedures;

(d)het indienen van een verzoek om afgifte van een geldig reisdocument bij de bevoegde autoriteiten van derde landen.

2.De in lid 1, onder a), vermelde elementen behelzen de verklaringen van de onderdanen van derde landen en de documentatie die zij in hun bezit hebben met betrekking tot identiteit, nationaliteit(en), leeftijd, land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, reisroutes en reisdocumentatie.

3.De lidstaten brengen de onderdanen van derde landen op de hoogte van de gevolgen van niet-naleving van de in lid 1 bedoelde verplichting.

ê 2008/115/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK II
BEËINDIGING VAN ILLEGAAL VERBLIJF

Artikel 86

Terugkeerbesluit

1.Onverminderd de in de leden 2 tot en met 5 vermelde uitzonderingen, vaardigen de lidstaten een terugkeerbesluit uit tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft.

2.De onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd, of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de betrokkene vereist is, is lid 1 van toepassing.

3.De lidstaten kunnen ervan afzien een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdaan van een derde land die, op grond van een op Ö 13 januari 2009 Õde datum van inwerkingtreding van deze richtlijn geldende bilaterale overeenkomst of regeling, door een andere lidstaat wordt teruggenomen. Door de lidstaat die de betrokken onderdaan van een derde land heeft teruggenomen, wordt in dit geval lid 1 toegepast.

4.De lidstaten kunnen te allen tijde in schrijnende gevallen, om humanitaire of om andere redenen beslissen een onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft een zelfstandige verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf te geven. In dat geval wordt geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Indien al een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, wordt het ingetrokken of opgeschort voor de duur van de geldigheid van de verblijfsvergunning of andere vorm van toestemming tot legaal verblijf.

5.Indien ten aanzien van de illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdaan van een derde land een procedure loopt voor de verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf, overweegt, onverminderd lid 6, die lidstaat ervan af te zien een terugkeerbesluit uit te vaardigen zolang de procedure loopt.

6.ð De lidstaten vaardigen een terugkeerbesluit uit onmiddellijk nadat een besluit tot beëindiging van het legale verblijf is uitgevaardigd ten aanzien van een onderdaan van een derde land, met inbegrip van een besluit tot niet-toekenning van de vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus overeenkomstig Verordening (EU) .../... [kwalificatieverordening]. ï

Deze richtlijn belet niet dat in de lidstaten het Ö terugkeer Õbesluit inzake de beëindiging van het legaal verblijf tezamen met een terugkeerbesluit en/of Ö besluit tot beëindiging van het legaal verblijf van een onderdaan van een derde land, Õ een verwijderingsbesluit en/of een inreisverbod overeenkomstig de nationale wetgeving met één administratief of rechterlijk besluit of administratieve of rechterlijke handeling administratieve of rechterlijke besluit of handeling kan worden genomen, onverminderd de procedurele waarborgen die zijn vervat in hoofdstuk III en in andere toepasselijke bepalingen van het communautair en het nationaal recht.

ò nieuw

De eerste en de tweede alinea doen geen afbreuk aan de waarborgen van hoofdstuk III en andere relevante bepalingen van het recht van de Unie en het nationaal recht.

ê 2008/115/EG

ð nieuw

Artikel 97

Vrijwillig vertrek

1.In een terugkeerbesluit wordt een passende termijn voor vrijwillig vertrek van zeven tot ð maximaal ï dertig dagen vastgesteld, onverminderd de in de leden 2 en 4 bedoelde uitzonderingen. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen dat deze termijn alleen op aanvraag van de betrokken onderdaan van een derde land wordt toegekend. In dit geval stellen de lidstaten de betrokken onderdanen van derde landen in kennis van de mogelijkheid tot indiening van een dergelijk verzoek.

De in de eerste alinea bepaalde termijn laat onverlet dat de betrokken onderdanen van derde landen het land eerder kunnen verlaten.

ò nieuw

Bij het vaststellen van de duur van de termijn voor vrijwillig vertrek wordt naar behoren rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van een individueel geval, waarbij met name het vooruitzicht op terugkeer in overweging wordt genomen.

ê 2008/115/EG (aangepast)

ð nieuw

2.Zo nodig verlengen de lidstaten de termijn voor het vrijwillig vertrek met een passende periode, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval, zoals de verblijfsduur, het feit dat er schoolgaande kinderen zijn, en het bestaan van andere gezinsbanden en sociale banden.

3.Voor de duur van de termijn voor vrijwillig vertrek kunnen bepaalde verplichtingen worden opgelegd om het risico op onderduiken te beperken, zoals de verplichting om zich regelmatig te melden bij de autoriteiten, een voldoende financiële zekerheid te stellen, documenten voor te leggen of op een bepaalde plaats te verblijven.

4.ð De lidstaten kennen geen termijn voor vrijwillig vertrek toe in de volgende gevallen: ï

(a)Indien Ö als Õ er een risico op onderduiken bestaat ð dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 6 ï ;,

(b)Of Ö als Õ een aanvraag voor een verblijfsvergunning als kennelijk ongegrond dan wel frauduleus afgewezen is;, 

(c)dan wel indienÖ als Õ de betrokkene Ö betrokken onderdaan van een derde land Õ een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid, kunnen de lidstaten afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek, of een termijn toekennen die korter is dan zeven dagen.

Artikel 108

Verwijdering

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het terugkeerbesluit uit te voeren indien er geen termijn voor vrijwillig vertrek overeenkomstig artikel 97, lid 4, is toegekend of indien de betrokkene niet binnen de volgens artikel 97 toegestane termijn voor vrijwillig vertrek aan de terugkeerverplichting heeft voldaan. ð Deze maatregelen omvatten alle maatregelen die noodzakelijk zijn om de identiteit te bevestigen van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen die niet in het bezit zijn van een geldig reisdocument en om een dergelijk document te verkrijgen. ï

2.Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 97 een termijn voor vrijwillig vertrek heeft toegekend, kan het terugkeerbesluit pas na het verstrijken van die termijn worden uitgevoerd, tenzij tijdens die termijn een van de risico's bedoeld in artikel 97, lid 4, ontstaat.

3.De lidstaten kunnen een afzonderlijk administratief of rechterlijk besluit of administratieve handeling aannemen waarbij de verwijdering wordt gelast.

4.De dwangmaatregelen waarvan een lidstaat als laatste middel gebruikmaakt bij de verwijdering van een onderdaan van een derde land die zich hiertegen verzet, zijn proportioneel en blijven binnen redelijke grenzen. Zij worden toegepast zoals voorgeschreven in de nationale wetgeving, met inachtneming van de grondrechten en met eerbiediging van de waardigheid en fysieke integriteit van de betrokken onderdaan van een derde land.

5.In geval van verwijdering door de lucht houden de lidstaten rekening met de aan Beschikking 2004/573/EG gehechte gemeenschappelijke richtsnoeren voor veiligheidsvoorzieningen voor gezamenlijke verwijdering door de lucht.

6.De lidstaten zetten een doeltreffend systeem op voor het toezicht op de verplichte terugkeer.

Artikel 119

Uitstel van verwijdering

1.De lidstaten stellen de verwijdering uit:

(a)in geval deze in strijd zou zijn met het beginsel van non-refoulement, of

(b)voor de duur van de overeenkomstig artikel 1613, lid 2, toegestane opschorting.

2.De lidstaten kunnen op grond van de specifieke omstandigheden de verwijdering in een individueel geval voor een passende termijn uitstellen. Door de lidstaten wordt met name rekening gehouden met:

(a)de fysieke of mentale gesteldheid van de onderdaan van een derde land;

(b)technische redenen, zoals het ontbreken van vervoermiddelen of het mislukken van de verwijdering wegens onvoldoende identificatie.

3.Indien de verwijdering overeenkomstig de leden 1 en 2 wordt uitgesteld, kunnen de betrokken onderdaan van een derde land de verplichtingen waarin artikel 97, lid 3, voorziet, worden opgelegd.

Artikel 1210

Terugkeer en verwijdering van niet-begeleide minderjarigen

1.Voordat een terugkeerbesluit tegen een niet-begeleide minderjarige wordt uitgevaardigd, wordt met gepaste aandacht voor het belang van het kind hulp geboden, door bevoegde instanties anders dan de autoriteiten die de terugkeer uitvoeren.

2.Voordat de autoriteiten van een lidstaat een niet-begeleide minderjarige van hun grondgebied verwijderen, overtuigen zij zich ervan dat die minderjarige wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of naar adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer.

Artikel 1311

Inreisverbod

1.Het terugkeerbesluit gaat gepaard met inreisverbod:

(a)indien er geen termijn voor vrijwillig vertrek is toegekend, of

(b)indien niet aan de terugkeerverplichting is voldaan.

In de overige gevallen kan het terugkeerbesluit een inreisverbod omvatten.

ò nieuw

2. De lidstaten kunnen een inreisverbod dat niet is gekoppeld aan een terugkeerbesluit uitvaardigen aan illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen die worden opgemerkt bij grenscontroles bij vertrek overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2016/399, indien dat gerechtvaardigd is op grond van de specifieke omstandigheden van het individuele geval en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

ê 2008/115/EG

ð nieuw

32.De duur van het inreisverbod wordt volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval bepaald, en bedraagt in principe niet meer dan vijf jaar. De duur kan meer dan vijf jaar bedragen indien de onderdaan van een derde land een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

43.De lidstaten overwegen de intrekking of schorsing van het inreisverbod dat overeenkomstig lid 1, tweede alinea, is uitgevaardigd tegen een onderdaan van een derde land, mits deze kan aantonen het grondgebied van een lidstaat geheel in overeenstemming met het terugkeerbesluit te hebben verlaten.

Tegen slachtoffers van mensenhandel aan wie een verblijfstitel is verstrekt overeenkomstig Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie 30 , en die met de bevoegde autoriteiten samenwerken wordt, onverminderd het bepaalde in lid 1, eerste alinea, onder b), en op voorwaarde dat zij geen bedreiging vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid, geen inreisverbod uitgevaardigd.

In individuele gevallen kunnen de lidstaten om humanitaire of andere redenen afzien van een inreisverbod, dan wel het verbod intrekken of schorsen.

In individuele gevallen of voor bepaalde categorieën gevallen kunnen de lidstaten om andere redenen een inreisverbod intrekken of schorsen.

54.De lidstaat die overweegt een verblijfstitel of een andere vorm van toestemming tot verblijf af te geven aan de onderdaan van een derde land jegens wie een door een andere lidstaat uitgevaardigd inreisverbod geldt, pleegt vooraf overleg met de lidstaat die het inreisverbod heeft uitgevaardigd en houdt rekening met diens belangen, overeenkomstig artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst 31  ð , overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2018/XXX 32  ï.

65.De leden 1 tot en met 54 laten in de lidstaten onverlet het recht op internationale bescherming in de zin van artikel 2, puntonder a), van Richtlijn 2011/95/EURichtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming 33 .

ò nieuw

Artikel 14

Terugkeerbeheer

1.Alle lidstaten zorgen voor de instelling, de exploitatie, het onderhoud en de verdere ontwikkeling van een nationaal terugkeerbeheersysteem voor het verwerken van alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van deze richtlijn, met name met betrekking tot het beheer van individuele gevallen en met terugkeer verband houdende procedures.

2.Het nationale systeem is zo opgezet dat technische compatibiliteit wordt gewaarborgd waardoor communicatie met het centrale systeem dat wordt ingesteld overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) .../... [Verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht] mogelijk is.

3.De lidstaten zetten programma’s op voor logistieke, financiële en andere materiële bijstand of bijstand in natura, overeenkomstig de nationale wetgeving, waarmee de terugkeer wordt ondersteund van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van de derde landen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad 34 .

Deze bijstand kan steun voor re-integratie in het derde land van terugkeer omvatten.

Het verlenen van dergelijke bijstand, met inbegrip van de soort en reikwijdte ervan, is afhankelijk van de medewerking die de betrokken onderdaan van een derde land verleent aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als bepaald in artikel 7.

ê 2008/115/EG

HOOFDSTUK III
PROCEDURELE WAARBORGEN

Artikel 1512

Vorm

1.Het terugkeerbesluit en, in voorkomend geval, het besluit betreffende het inreisverbod en het besluit inzake verwijdering worden schriftelijk uitgevaardigd en vermelden de feitelijke en de rechtsgronden, alsook informatie over de rechtsmiddelen die openstaan.

De informatie over feitelijke gronden mag worden beperkt indien de nationale wetgeving voorziet in een beperking van het recht op informatie, met name ter vrijwaring van de nationale veiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, dan wel met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten.

2.De lidstaten verstrekken op verzoek een schriftelijke of mondelinge vertaling, in een taal die de betrokkene begrijpt of redelijkerwijze geacht kan worden te begrijpen, van de belangrijkste onderdelen van de in lid 1 bedoelde besluiten in het kader van terugkeer, waaronder de informatie over de beschikbare rechtsmiddelen.

3.De lidstaten kunnen besluiten lid 2 niet toe te passen op onderdanen van een derde land die illegaal het grondgebied van een lidstaat hebben betreden en die vervolgens geen toestemming of recht hebben gekregen om in die lidstaat te blijven.

In dat geval worden de in lid 1 bedoelde besluiten in het kader van terugkeer meegedeeld door middel van het volgens de nationale wetgeving opgestelde standaardformulier.

De lidstaten stellen algemene informatiebladen ter beschikking waarin de belangrijkste onderdelen van het standaardformulier worden toegelicht in ten minste vijf van de talen die het meest worden gebruikt of het best worden begrepen door illegale migranten die de betrokken lidstaat binnenkomen.

Artikel 1613

Rechtsmiddelen

1.Aan de betrokken onderdaan van een derde land wordt een doeltreffend rechtsmiddel van beroep of bezwaar toegekend, dat hij bij een bevoegde rechterlijke of administratieve autoriteit of bij een onpartijdig samengestelde bevoegde instantie waarvan de onafhankelijkheid is gewaarborgd, kan aanwenden tegen de in artikel 1512, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer.

ò nieuw

De betrokken onderdaan van een derde land kan op één enkel niveau van rechtspraak in beroep gaan tegen het terugkeerbesluit, wanneer dat besluit is gebaseerd op een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat overeenkomstig Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] is genomen en waartegen al daadwerkelijk een rechtsmiddel is aangewend, overeenkomstig artikel 53 van die verordening.

ê 2008/115/EG

ð nieuw

2.De in lid 1 bedoelde ð rechterlijke ï autoriteit of instantie is bevoegd om de in artikel 1512, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer te herzien en kan eveneens de uitvoering ervan tijdelijk opschorten, tenzij op grond van de nationale wetgeving reeds een tijdelijke opschorting van toepassing is.

ò nieuw

3.De uitvoering van het terugkeerbesluit wordt automatisch opgeschort tijdens de termijn voor het instellen van beroep in eerste aanleg en, wanneer het beroep binnen de gestelde termijn is ingesteld, tijdens de behandeling van het beroep, wanneer er een risico bestaat dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden. Als er verder beroep wordt ingesteld tegen een eerste of volgende beslissing in beroep, en in alle andere gevallen, wordt de uitvoering van het terugkeerbesluit niet opgeschort, tenzij een rechterlijke instantie anders beslist, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de individuele zaak, op verzoek van de betrokken verzoeker of ambtshalve.

De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit inzake een verzoek tot tijdelijke opschorting van de uitvoering van een terugkeerbesluit binnen 48 uur na de indiening van een dergelijk verzoek door de betrokken onderdaan van een derde land wordt genomen. In individuele gevallen waarin ingewikkelde feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn, kan de bevoegde rechterlijke autoriteit de in dit lid genoemde termijnen waar nodig verlengen.

Wanneer geen nieuwe relevante elementen of bevindingen naar voren zijn gekomen of door de betrokken onderdaan van een derde land zijn voorgelegd die de specifieke omstandigheden van het individuele geval aanzienlijk wijzigen, zijn de eerste en tweede alinea van dit lid niet van toepassing wanneer:

(a)de daarin vermelde reden voor de tijdelijke opschorting is beoordeeld in het kader van een procedure die is uitgevoerd uit hoofde van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] en daadwerkelijk een rechtsmiddel is aangewend, overeenkomstig artikel 53 van die verordening; 

(b)het terugkeerbesluit voortvloeit uit het besluit tot beëindiging van het legaal verblijf dat naar aanleiding van dergelijke procedures is genomen.

4.De lidstaten stellen redelijke termijnen en andere noodzakelijke voorschriften vast om de uitoefening van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig dit artikel te waarborgen.

De lidstaten kennen een termijn van ten hoogste vijf dagen toe voor het instellen van beroep tegen een terugkeerbesluit, wanneer dat besluit voortvloeit uit een definitief besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen overeenkomstig Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures].

ê 2008/115/EG

53.De betrokken onderdaan van een derde land heeft recht op juridisch advies, vertegenwoordiging in rechte en, indien nodig, taalkundige bijstand.

64.De lidstaten zorgen ervoor dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking wordt gesteld, overeenkomstig de relevante nationale wetgeving of regels inzake rechtshulp, en kunnen bepalen dat op zulke gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging de voorwaarden van toepassing zijn als bedoeld in artikel 15, leden 3 tot en met 6, van Richtlijn 2005/85/EG.

Artikel 1714

Waarborgen in afwachting van terugkeer

1.Behoudens het bepaalde in de artikelen 1916 en 2017, zorgen de lidstaten ervoor dat jegens de onderdanen van derde landen, tijdens de termijn die overeenkomstig artikel 97 voor vrijwillig vertrek is toegestaan, en tijdens de termijn waarvoor overeenkomstig artikel 119 de verwijdering is uitgesteld, zoveel mogelijk de volgende beginselen in acht worden genomen:

(a)indien gezinsleden op het grondgebied aanwezig zijn, wordt de eenheid van het gezin gehandhaafd;

(b)dringende medische zorg wordt verstrekt en essentiële behandeling van ziekte wordt uitgevoerd;

(c)minderjarigen krijgen toegang tot het basisonderwijs, afhankelijk van de duur van hun verblijf;

(d)er wordt rekening gehouden met de speciale behoeften van kwetsbare personen.

2.De in lid 1 bedoelde personen ontvangen van de lidstaten schriftelijk de bevestiging, overeenkomstig de nationale wetgeving, dat de termijn voor vrijwillig vertrek overeenkomstig artikel 97, lid 2, is verlengd, of dat het terugkeerbesluit voorlopig niet zal worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK IV
BEWARING MET HET OOG OP VERWIJDERING

ê 2008/115/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1815

Bewaring

1.Tenzij in een bepaald geval andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, met name indien:

(a)er risico op onderduiken bestaat, ð dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 6; ï of

(b)de betrokken onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert;. Ö of Õ

ò nieuw

(c)de betrokken onderdaan van een derde land een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

Alle gronden voor bewaring worden in nationaal recht vastgelegd.

ê 2008/115/EG

De bewaring is zo kort mogelijk en duurt niet langer dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering.

2.De inbewaringstelling wordt door een administratieve of rechterlijke autoriteit gelast.

De inbewaringstelling wordt schriftelijk gelast met opgave van de feitelijke en juridische gronden.

Indien de inbewaringstelling door een administratieve autoriteit is gelast:

(a)voorzien de lidstaten erin dat een spoedige rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de bewaring zo spoedig mogelijk na de aanvang ervan plaatsvindt;

(b)of bieden de lidstaten de betrokken onderdaan van een derde land het recht voorziening te vragen bij het gerecht zodat de rechtmatigheid van de bewaring aan een spoedige rechterlijke toetsing wordt onderworpen, die zo spoedig mogelijk na het instellen van deze procedure tot een beslissing leidt. De lidstaten stellen de betrokken onderdaan van een derde land onmiddellijk van die mogelijkheid in kennis.

De betrokken onderdaan van een derde land wordt, als zijn bewaring niet rechtmatig is, onmiddellijk vrijgelaten.

3.In ieder geval wordt de inbewaringstelling met redelijke tussenpozen op verzoek van de onderdaan van een derde land of ambtshalve getoetst. In het geval van een lange periode van bewaring wordt de toetsing aan controle door een rechterlijke autoriteit onderworpen.

4.Indien blijkt dat er omwille van juridische of andere overwegingen geen redelijk vooruitzicht op verwijdering meer is, of dat de in lid 1 bedoelde omstandigheden zich niet meer voordoen, is de bewaring niet langer gerechtvaardigd en wordt de betrokkene onmiddellijk vrijgelaten.

ê 2008/115/EG (aangepast)

ð nieuw

5.De bewaring wordt gehandhaafd zolang de in lid 1 bedoelde omstandigheden zich voordoen en zij noodzakelijk is om een geslaagde verwijdering te garanderen. Iedere lidstaat stelt een maximale ð maximum ïbewaringsduur vast die niet ð minder dan drie maanden en niet ï meer dan zes maanden mag bedragen.

ê 2008/115/EG

6.De lidstaten kunnen de in lid 5 bedoelde termijn overeenkomstig de nationale wetgeving slechts in beperkte mate en ten hoogste met nog eens twaalf maanden verlengen indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat:

(a)de betrokken onderdaan van een derde land niet meewerkt, of

(b)de nodige documentatie uit derde landen op zich laat wachten.

Artikel 1916

Omstandigheden van bewaring

1.Voor bewaring wordt in de regel gebruik gemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Indien een lidstaat de onderdanen van een derde land die in bewaring worden gehouden, niet kan onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en gebruik dient te maken van een gevangenis, worden zij gescheiden gehouden van de gewone gevangenen.

2.De in bewaring gestelde onderdanen van derde landen wordt op verzoek toegestaan te gelegener tijd contact op te nemen met wettelijke vertegenwoordigers, familieleden en bevoegde consulaire autoriteiten.

3.Bijzondere aandacht wordt besteed aan de situatie van kwetsbare personen. In dringende medische zorg en essentiële behandeling van ziekte wordt voorzien.

4.Relevante en bevoegde nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties hebben de mogelijkheid de in lid 1 bedoelde inrichtingen voor bewaring te bezoeken, voor zover zij dienen voor de bewaring van onderdanen van derde landen overeenkomstig dit hoofdstuk. Het bezoek kan afhankelijk worden gesteld van toestemming.

5.De in bewaring gestelde onderdanen van derde landen krijgen stelselmatig informatie over de regels die in de inrichting gelden en over hun rechten en plichten. Hiertoe behoort ook informatie over het in de nationale wetgeving vastgelegde recht om contact op te nemen met de in lid 4 bedoelde organisaties en instanties.

Artikel 2017

Bewaring van minderjarigen en gezinnen

1.Niet-begeleide minderjarigen en gezinnen met minderjarigen worden slechts in laatste instantie, en voor een zo kort mogelijke periode in bewaring gesteld.

2.In bewaring gestelde gezinnen krijgen, in afwachting van verwijdering afzonderlijke accommodatie, waarbij voldoende privacy is gegarandeerd.

3.In bewaring gestelde minderjarigen wordt de mogelijkheid geboden tot vrijetijdsbesteding, zoals op hun leeftijd afgestemde spel- en recreatie-activiteiten en, afhankelijk van de duur van hun verblijf, tot toegang tot onderwijs.

4.Niet-begeleide minderjarigen worden zoveel mogelijk ondergebracht in inrichtingen met personeel en faciliteiten die zijn afgestemd op de noden van personen van hun leeftijd.

5.Tijdens bewaring van minderjarigen in afwachting van verwijdering dient het belang van het kind voorop te staan.

Artikel 2118

Noodsituaties

1.In situaties waarin een uitzonderlijk groot aantal onderdanen van derde landen moet terugkeren en de inrichtingen voor bewaring van een lidstaat of zijn bestuurlijk of gerechtelijk personeel hierdoor onverwacht zwaar worden belast, kan die lidstaat besluiten, voor de duur van de uitzonderlijke situatie, de overeenkomstig artikel 1815, lid 2, derde alinea, bepaalde termijnen voor rechterlijke toetsing te verlengen, en bij dringende maatregel bewaringsomstandigheden vast te stellen die afwijken van het bepaalde in artikel 1916, lid 1, en artikel 2017, lid 2.

2.De lidstaat die deze uitzonderlijke maatregelen neemt, stelt de Commissie ervan in kennis. De Commissie wordt tevens in kennis gesteld zodra de redenen voor het toepassen van deze uitzonderlijke maatregelen niet langer bestaan.

3.Dit artikel kan niet aldus worden uitgelegd, dat het de lidstaten wordt toegestaan af te wijken van hun algemene verplichting alle, algemene dan wel bijzondere, maatregelen te treffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zij aan hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn voldoen.

ò nieuw

HOOFDSTUK V
GRENSPROCEDURE

Artikel 22

Grensprocedure

1.De lidstaten stellen terugkeerprocedures vast die van toepassing zijn op illegaal verblijvende onderdanen van derde landen voor wie een terugkeerverplichting geldt naar aanleiding van een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures].

2.Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk zijn de bepalingen van de hoofdstukken II, III en IV van toepassing op overeenkomstig lid 1 uitgevoerde terugkeerprocedures.

3.Terugkeerbesluiten die worden uitgevaardigd in het kader van terugkeerprocedures die worden uitgevoerd overeenkomstig lid 1, worden meegedeeld door middel van een volgens de nationale wetgeving opgesteld standaardformulier, overeenkomstig artikel 15, lid 3.

4.Er wordt geen termijn voor vrijwillig vertrek toegekend. De lidstaten kennen echter een passende termijn voor vrijwillig vertrek toe overeenkomstig artikel 9 aan onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en voldoen aan de in lid 7 vastgestelde verplichting om in alle stadia van de terugkeerprocedures medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De lidstaten verplichten de betrokken onderdaan van een derde land ertoe het geldige reisdocument tot zijn vertrek aan de bevoegde autoriteiten te overhandigen.

5.De lidstaten kennen een termijn van niet meer dan 48 uur toe voor het instellen van beroep tegen terugkeerbesluiten die gebaseerd zijn op een definitief besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] aan de grens of in transitzones van de lidstaten.

6.De uitvoering van een terugkeerbesluit tijdens de termijn voor het instellen van beroep in eerste aanleg en, wanneer dat beroep binnen de vastgestelde termijn is ingesteld, tijdens de behandeling van het beroep, wordt automatisch opgeschort wanneer het risico bestaat dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden en een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

(a)er zijn nieuwe elementen of bevindingen naar voren gekomen of door de betrokken onderdaan van een derde land voorgelegd na een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures], die de specifieke omstandigheden van de individuele zaak aanzienlijk wijzigen; of

(b)er is tegen het besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] geen daadwerkelijk rechtsmiddel aangewend overeenkomstig artikel 53 van die verordening.

Als er verder beroep wordt ingesteld tegen een eerste of volgende beslissing in beroep, en in alle andere gevallen, wordt de uitvoering van het terugkeerbesluit niet opgeschort, tenzij een rechterlijke instantie anders beslist, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval, op verzoek van de betrokken verzoeker of ambtshalve.

De lidstaten bepalen dat over het verzoek van de betrokken persoon om tijdelijke opschorting van de uitvoering van een terugkeerbesluit moet worden beslist binnen 48 uur na de indiening van een dergelijk verzoek door de betrokken onderdaan van een derde land. In individuele zaken waarin ingewikkelde feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn, kan de bevoegde rechterlijke autoriteit de in dit lid genoemde termijnen waar nodig verlengen.

7.Om de terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, kunnen de lidstaten een onderdaan van een derde land die in bewaring is gesteld overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder d), van Richtlijn (EU) .../... [herschikte richtlijn opvangvoorzieningen] in het kader van een procedure die wordt uitgevoerd krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] en jegens wie terugkeerprocedures lopen krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk, in bewaring houden.

De bewaring is zo kort mogelijk en duurt in geen geval langer dan vier maanden. De bewaring mag niet langer duren dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering.

Indien het terugkeerbesluit niet binnen de in dit lid vermelde maximumtermijn kan worden uitgevoerd, kan de onderdaan van een derde land overeenkomstig artikel 18 langer in bewaring worden gehouden.

ê 2008/115/EG (aangepast)

HOOFDSTUK VIV
SLOTBEPALINGEN

Artikel 2319

Verslaglegging

De Commissie brengt over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten om de drie jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad en stelt daarbij zo nodig wijzigingen voor.

De Commissie brengt uiterlijk 24 december 2013 haar eerste verslag uit en besteedt daarin vooral aandacht aan de toepassing van artikel 11, artikel 13, lid 4, en artikel 15 in de lidstaten. Wat artikel 13, lid 4, betreft, beoordeelt de Commissie in het bijzonder de bijkomende financiële en administratieve lasten in de lidstaten.

Artikel 20

Omzetting

1.    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 december 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Wat artikel 13, lid 4, betreft, doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 december 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 2421

Verband met de Schengenuitvoeringsovereenkomst

Deze richtlijn komt in de plaats van de voorschriften van de artikelen 23 en 24 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

ê 

Artikel 25

Omzetting

1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [zes maanden na de datum van inwerkingtreding] aan artikel 6 tot en met 10, artikel 13, artikel 14, lid 3, artikel 16, artikel 18 en artikel 22 en uiterlijk [één jaar na de datum van inwerkingtreding] aan artikel 14, leden 1 en 2, te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van de betrokken maatregelen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 26

Intrekking

Richtlijn 2008/115/EG wordt met ingang van […] [de dag na de tweede datum die wordt vermeld in artikel 25, lid 1, eerste alinea ] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van de in bijlage I bij deze richtlijn genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

ê 2008/115/EG

Artikel 22 27

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ê 

De artikelen […] [artikelen van de ingetrokken richtlijn die niet zijn gewijzigd] zijn van toepassing met ingang van […] [de dag na de tweede datum die wordt vermeld in artikel 25, lid 1, eerste alinea].

ê 2008/115/EG (aangepast)

Artikel 2823

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö de Verdragen Õ.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2018.
(2)    Meseberg-verklaring van Duitsland en Frankrijk van 19 juni 2018 over de hernieuwing van de Europese beloften inzake veiligheid en welvaart.
(3)    COM(2015) 240 final.
(4)    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(5)    COM(2017) 200 final.
(6)    C(2017) 1600 final.
(7)    C(2017) 6505.
(8)    Niet-bindende gemeenschappelijke normen inzake programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer (en re-integratie) die door de lidstaten ten uitvoer worden gelegd (8829/16).
(9)    Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
(10)    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(11)    COM(2015) 240 final.
(12)    Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13).
(13)    Beschikking 2004/573/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 28).
(14)

   [Verordening betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van irregulier verblijvende onderdanen van derde landen] (PB L …).

(15)    Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).
(16)

   Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 34).

(17)

   Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 34) en Beschikking 2004/191/EG van de Raad van 23 februari 2004 tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 60 van 27.2.2004, blz. 55).

(18)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(19)    Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
(20)    Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).
(21)    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
(22)    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
(23)    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(24)    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten Overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(25)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(26)    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(27)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(28)    Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
(29)    PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.
(30)    Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 19).
(31)    PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
(32)    Verordening (EU) 2018/... van het Europees Parlement en de Raad van [...] betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 [moet nog worden aangenomen].
(33)    Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304 van 30.9.2004, blz.. 12).
(34)    Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
Top

Brussel, 12.9.2018

COM(2018) 634 final

BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (herschikking)


BIJLAGE I

Termijnen voor omzetting in intern recht

(als bedoeld in artikel 25)

Richtlijn

Termijn voor omzetting

Termijn voor omzetting van artikel 14, leden 1 en 2

2008/115/EG

[zes maanden na de datum van inwerkingtreding]

[één jaar na de datum van inwerkingtreding]

_____________



BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 2008/115/EG

Onderhavige richtlijn

Artikelen 1 tot en met 5

Artikelen 1 tot en met 5

_

Artikelen 6 en 7

Artikel 6, leden 1 tot en met 5

Artikel 8, leden 1 tot en met 5

_

Artikel 8, lid 6, eerste alinea

Artikel 6, lid 6

Artikel 8, lid 6, tweede alinea

_

Artikel 8, lid 6, derde alinea

Artikel 7, lid 1

Artikel 9, lid 1, eerste en tweede alinea

_

Artikel 9, lid 1, derde alinea

Artikel 7, leden 2 tot en met 4

Artikel 9, leden 2 tot en met 4

Artikel 8

Artikel 10

_

Artikel 10, lid 1, tweede zin

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 11, lid 1

Artikel 13, lid 1

_

Artikel 13, lid 2

Artikel 11, leden 2 tot en met 5

Artikel 13, leden 3 tot en met 7

_

Artikel 14

Artikel 12

Artikel 15

Artikel 13, lid 1

Artikel 16, lid 1, eerste alinea

_

Artikel 16, lid 1, tweede alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 16, lid 2

_

Artikel 16, leden 3 tot en met 4

Artikel 13, leden 3 tot en met 4

Artikel 16, leden 5 tot en met 6

Artikel 14

Artikel 17

Artikel 15, lid 1

Artikel 18, lid 1, eerste alinea, onder a) en b)

_

Artikel 18, lid 1, eerste alinea, onder c), en tweede alinea

Artikel 15, leden 2 tot en met 6

Artikel 18, leden 2 tot en met 6

Artikelen 16 tot en met 18

Artikelen 19 tot en met 21

_

Artikel 22

Artikel 19

Artikel 23

Artikel 20

Artikel 25

Artikel 21

Artikel 24

Artikel 22

Artikel 27

Artikel 23

Artikel 28

_

Bijlage I

_

Bijlage II

_____________

Top