EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015PC0337

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

COM/2015/0337 final - 2015/0148 (COD)

Brussel, 15.7.2015

COM(2015) 337 final

2015/148(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2015) 135 final}
{SWD(2015) 136 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Om de klimaatverandering doeltreffend aan te pakken en de langetermijndoelstelling van de EU te bereiken om de koolstofemissies tegen 2050 met ten minste 80 % te verlagen, is verdere vooruitgang naar een koolstofarme economie met nieuwe mogelijkheden voor groei en werkgelegenheid nodig. In oktober 2014 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over het beleidskader voor klimaat en energie 2030 en zo is een belangrijke stap gezet in het kader van die inspanningen.

De uitvoering van dat beleidskader voor klimaat en energie 2030 is een sleutelelement voor de totstandbrenging van een veerkrachtige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaat, wat de komende jaren een allesomvattende prioriteit is voor de Commissie. Met de overeenkomst over het beleidskader 2030 en de uitvoering daarvan door middel van dit voorstel heeft de EU tegelijkertijd een belangrijke stap gezet op weg naar een sterk internationaal klimaatakkoord dat in december 2015 in Parijs moet worden gesloten.

De bindende doelstelling om de totale eigen broeikasgasemissies van de EU tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990 staat centraal in het beleidskader 2030. Om die doelstelling op een kosteneffectieve wijze te bereiken, moeten de bedrijfstakken die onder de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU Emissions Trading System, EU-ETS) vallen hun emissies ten opzichte van 2005 met 43 % verminderen, terwijl bedrijfstakken die niet onder de EU-ETS vallen hun emissies ten opzichte van 2005 met 30 % moeten verminderen. De Europese Raad heeft in de EU-ETS de belangrijkste beginselen geschetst om de reductiedoelstellingen te bereiken 1 . Dit voorstel schept het rechtskader dat nodig is om die door de Europese Raad vastgestelde beginselen uit te voeren en is op drie hoofdpunten gericht:

1) De doelstelling van een broeikasgasvermindering met 43 % tegen 2030 wordt door het voorstel in de EU-ETS vertaald door middel van een plafond dat vanaf 2021 jaarlijks met 2,2 % daalt, wat in de periode 2021-2030 neerkomt op een extra vermindering van ongeveer 556 miljoen ton kooldioxide ten opzichte van de huidige jaarlijkse vermindering van 1,74 %.

2) Het voorstel bouwt voort op de positieve ervaring met de sinds 2013 uitgevoerde geharmoniseerde regels door voorspelbare, solide en eerlijke regels te blijven ontwikkelen voor de kosteloze toewijzing van rechten aan de industrie om het potentiële risico op koolstoflekkage adequaat aan te pakken. De voorgestelde regels zijn erop gericht tijdens de geleidelijke overgang naar een koolstofarme economie het internationale concurrentievermogen van de energie-intensieve bedrijfstakken van de EU veilig te stellen, zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd, en de regels blijven langetermijninvesteringen in koolstofarme technologieën stimuleren. Aangezien de Europese Raad heeft besloten het aandeel van de te veilen rechten niet te verminderen, is het aantal kosteloos aan de industrie toegewezen rechten beperkt, waardoor doelgerichte regels nodig zijn. Die doelgerichtheid wordt met name op drie manieren bereikt: Een frequentere afstemming van de kosteloos toegewezen rechten op de productiegegevens zal groeiende bedrijven en bedrijfstakken ondersteunen. Door de benchmarks die worden gebruikt om de kosteloze toewijzing te berekenen te actualiseren, wordt rekening gehouden met de technologische capaciteiten en de vooruitgang van de bedrijfstakken in de laatste tien jaar. De lijst van bedrijfstakken die het grootste aandeel kosteloze toewijzingen krijgen, zal meer zijn gericht op de sectoren die het meest zijn blootgesteld aan het potentiële risico op koolstoflekkage. Terwijl koolstoflekkageregels voornamelijk op de compensatie van directe koolstofkosten zijn gericht, is het voorstel ook op indirecte koolstofkosten gericht.

De opbrengsten van de EU-ETS moeten voor de compensatie van indirecte koolstofkosten worden gebruikt, rekening houdend met de verschillende energiemixen van de lidstaten en in overeenstemming met de staatssteunregels. De lidstaten moeten voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, indien dergelijke steun nodig is en proportioneel, en de stimulans om energie te besparen en een verschuiving van de vraag van "grijze" naar "groene" stroom aan te moedigen, wordt gehandhaafd.

Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal na 2020 een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen van de partijen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning.

Opbrengsten van de EU-ETS moeten ook worden gebruikt ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners.

3) Het voorstel bevat verschillende financieringsmechanismen om de economische actoren in de energiesector en de industrie te ondersteunen bij de uitdagingen op het gebied van innovatie en investeringen waarmee zij bij de overgang naar een koolstofarme economie worden geconfronteerd. Meer in het bijzonder vormt het voorstel een aanvulling op de bestaande steun voor de demonstratie van innovatieve technologieën en breidt het die uit tot baanbrekende innovatie in de industrie. Kosteloze toewijzing van rechten blijft beschikbaar voor de modernisering van de energiesector in minder kapitaalkrachtige lidstaten en er wordt een speciaal fonds ingesteld om investeringen in de modernisering van de energiesystemen te vergemakkelijken en de energie-efficiëntie te verhogen, om zo bij te dragen tot emissiereducties. Die bijkomende financiering bouwt voort op de bestaande ervaring met de samenwerking tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) in de context van de EU-ETS en is, waar toepasselijk, gebaseerd op eigenschappen van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI).

Dit voorstel past eveneens de richtlijn en alle bevoegdheden die eerder voor uitoefening volgens de regelgevingsprocedure met toetsing aan de Commissie zijn gedelegeerd aan aan het overeenkomstig het Verdrag van Lissabon vastgestelde systeem van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen 2 . In het licht van de verbintenis van de EU inzake betere regelgeving worden gedelegeerde en uitvoeringshandelingen slechts gehandhaafd indien zij essentieel zijn voor de doeltreffende werking van de EU-ETS.

Dit voorstel is niet van toepassing op kwesties in verband met de dekking door de EU-ETS van de luchtvaart. Aanpassingen aan de toepassing van de richtlijn op luchtvaartactiviteiten moeten in werking treden nadat op de ICAO-vergadering in 2016 een internationale overeenkomst wordt bereikt over een tegen 2020 uit te voeren maatregel op het niveau van de wereldmarkt.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen op het beleidsterrein

Wat betreft de samenhang met andere beleidsterreinen betreffende klimaatactie, zijn de beleidsterreinen hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie het meest relevant. Beide beleidsterreinen ondersteunen de milieu-effectiviteit van de EU-ETS volledig en de synergieën tussen die beleidsterreinen en de EU-ETS zijn door de recent goedgekeurde marktstabiliteitsreserve versterkt. Zoals blijkt uit de effectbeoordeling bij het beleidskader voor klimaat en energie 2030 vereist met name het op een kosteneffectieve wijze bereiken van de totale emissiereductiedoelstelling van 40 % ten opzichte van 1990 aanzienlijke bijdragen van maatregelen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

Wat betreft de samenhang met het internationale klimaatbeleid, is het belangrijk op te merken dat de EU-ETS koolstof daadwerkelijk een prijskaartje heeft gegeven en, met dank aan de leereffecten in de EU, in de hele wereld op grote schaal wordt gebruikt als een model voor regelingen voor de handel in emissierechten.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel voert een deel van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 uit als een essentieel element in het kader van de totstandbrenging van een veerkrachtige energie-unie met een toekomstgericht klimaatbeleid.

Om koolstofarm te worden, zijn aanpassingen nodig. Het beleid en de fondsen van de EU begeleiden die aanpassingen op een actieve wijze. Naast de maatregelen die rechtstreeks verband houden met de EU-ETS, bieden ook andere instrumenten van de EU, zoals het EFSI of het programma Horizon 2020 en de Europese structuur- en investeringsfondsen, mogelijke financiering voor koolstofarme innovatieve investeringen, wat als een risico op dubbele financiering wordt ervaren. De uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen, hulpbronnenefficiëntie en O&O zijn prioritaire terreinen van het EFSI, dat de komende drie jaar extra investeringen ten belope van 315 miljard EUR zal genereren in de EU. Het EFSI zal enkel via financiële instrumenten werken, met leningen aan bestaande projecten die binnen drie jaar van start kunnen gaan, en zal een breder toepassingsgebied hebben, waardoor het diverse bedrijfstakken zal bestrijken, bijvoorbeeld de digitale economie en onderwijs. De EU-ETS-financiering is in overeenstemming met de staatssteunregels opgezet om de effectiviteit van overheidsuitgaven te waarborgen en marktverstoringen te voorkomen. Het beleid van de EU inzake werkgelegenheid, sociale zaken en vaardigheden begeleidt de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt, ook via het Europees Sociaal Fonds.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De artikelen 191 tot en met 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevestigen en specificeren de bevoegdheden van de EU op het gebied van klimaatverandering. De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 192 VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De EU-ETS-richtlijn is een bestaand beleidsinstrument van de EU dat na 2020 blijft bestaan. In overeenstemming met het in artikel 5 van het VWEU vastgestelde subsidiariteitsbeginsel kunnen de doelstellingen van het voorstel tot wijziging van dat instrument enkel worden bereikt door middel van een voorstel van de Commissie op het niveau van de EU.

Klimaatverandering is een grensoverschrijdend probleem, waardoor het noodzakelijk is om klimaatactie op Europees niveau en waar mogelijk op mondiaal niveau te coördineren. Meer specifiek is de hervorming van de koolstofmarkt na 2020 het meest doeltreffend te bewerkstelligen met maatregelen op EU-niveau, door de industrie te stimuleren om in koolstofarme technologieën te investeren, met behoud van hun internationale concurrentievermogen en de interne markt van de EU.

De doelstellingen van deze richtlijn kunnen dus niet voldoende worden verwezenlijkt door eenzijdig optreden van de lidstaten, maar wel op het niveau van de Unie, omwille van de schaal en de gevolgen van deze richtlijn.

Evenredigheid

Uit de effectbeoordeling blijkt dat het voorstel in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het niet verder gaat dan hetgeen nodig is voor de verwezenlijking van de doelstellingen om de beoogde broeikasgasemissie van de EU voor 2030 op een kosteneffectieve wijze te verminderen en tegelijkertijd de goede werking van de interne markt te waarborgen.

   Keuze van het instrument

De doelstellingen van het huidige voorstel kunnen het best door een richtlijn worden verwezenlijkt. Dat is het meest geschikte rechtsinstrument om de bestaande EU-ETS-richtlijn (Richtlijn 2003/87/EG) te wijzigen.

Een richtlijn legt de lidstaten de verplichting op om de doelstellingen te bereiken en de maatregelen in hun nationale materiële en formele rechtsstelsels op te nemen. Die aanpak geeft de lidstaten meer vrijheid bij de uitvoering van een EU-maatregel dan een verordening, aangezien de lidstaten kunnen kiezen welke middelen het meest geschikt zijn om de maatregelen in de richtlijn uit te voeren. Daardoor kunnen lidstaten waarborgen dat de gewijzigde regels bij de uitvoering van de EU-ETS in overeenstemming zijn met hun bestaande materiële en formele rechtskader, met name wat regels voor het verlenen van vergunningen voor installaties, handhavingsmaatregelen en sancties betreft.

Tot slot is ook de keuze voor een richtlijn als geschikt instrument in overeenstemming met het beginsel dat er zolang de doelstellingen worden bereikt zo weinig mogelijk regelgevend moet worden opgetreden.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De voorlopige bevindingen van een studie die de bestaande ETS-richtlijn evalueert wat betreft relevantie, effectiviteit, efficiëntie, toegevoegde waarde voor de EU en samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie, tonen aan dat de EU-ETS als een beleidsinstrument dat milieuwetgeving met een marktinstrument combineert in de praktijk over het algemeen werkt en de doelstellingen ervan realiseert. De richtlijn is zeer relevant voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen van de EU, aangezien de emissies hiermee op een kosteneffectieve wijze worden verminderd. De emissies zijn in de betrokken bedrijfstakken gestaag gedaald, en ook al kan niet alle emissiereductie aan de EU-ETS worden toegeschreven, toch is er bewijs dat de regeling daadwerkelijk bijdraagt aan de emissiereductie.

De EU-ETS vergemakkelijkt de internalisering van de CO2-kosten. De regeling speelt een rol bij het nemen van investeringsbeslissingen, ook al zijn de CO2-kosten met de huidige lage koolstofprijs vaak opgenomen in de algemene energiekosten. Kleine verbeteringen van broeikasgasefficiëntie zijn gemeengoed geworden, maar grote investeringen in broeikasgasefficiëntie blijven nog steeds de uitzondering.

Bovendien heeft de EU-ETS een duidelijke toegevoegde waarde voor de EU, aangezien verschillende systemen of een verschillend klimaatbeleid op het niveau van de lidstaten zouden leiden tot een gefragmenteerde en dure situatie voor de gereguleerde entiteiten en tot verschillende ambitieniveaus en koolstofprijzen in de EU, wat ook tot administratieve complexiteit zou leiden. De EU-ETS, met één koolstofprijs voor de hele EU en een geharmoniseerde infrastructuur, profiteert van de synergieën die maatregelen op EU-niveau kunnen opleveren.

Voor de uitvoering van de emissiereductiedoelstelling voor 2030 en om het plafond vast te stellen op het emissieniveau dat tot een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005 leidt, zijn evenwel wijzigingen van het bestaande kader nodig. Dit omvat met name de wijziging van de jaarlijkse lineaire reductiefactor om het EU-ETS-plafond met ingang van 2021 te verlagen, kosteloze toewijzing en koolstoflekkage, het aandeel van de te veilen rechten en mechanismen voor de financiering van koolstofarme technologieën.

Raadpleging van belanghebbenden

De lidstaten, vertegenwoordigers van de industrie, ngo's, onderzoeksinstellingen en universiteiten, vakbonden en burgers zijn in diverse fasen bij de ontwikkeling van dit voorstel betrokken geweest. Als aanvulling op de openbare raadpleging voor het beleidskader 2030 is er uitgebreid vervolgoverleg geweest met de belanghebbenden over diverse technische aspecten van de bepalingen inzake koolstoflekkage voor na 2020 en over aspecten met betrekking tot het ondersteunen van innovatie. Een schriftelijke raadpleging waarop van mei tot en met juli 2014 kon worden gereageerd 3 , heeft de Commissie belangrijke inzichten verschaft, net als drie vergaderingen met belanghebbenden gericht op koolstoflekkage in juni, juli en september 2014 4 . De bevindingen van die raadpleging zijn op de volgende website beschikbaar voor het publiek:

http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/cap/leakage/documentation_en.htm  

Daarna volgde een onlineraadpleging waarop van december 2014 tot en met maart 2015 kon worden gereageerd en die voornamelijk op andere aspecten van de EU-ETS was gericht, bijvoorbeeld de voortzetting van de kosteloze toewijzing aan de energiesector, ervaringen die met het NER300 zijn opgedaan en die toepasbaar zijn op het toekomstige innovatiefonds en de uitbreiding ervan naar industriële innovatieprojecten, de governancestructuur van het moderniseringsfonds, ervaring met de optionele uitzondering van fase 3 van de ETS voor kleine emittenten, vergoedingen voor het EU-register en de algemene evaluatie van de EU-ETS. De Commissie heeft meer dan 500 bijdragen ontvangen van een breed scala van belanghebbenden. De resultaten van die tweede raadpleging staan vermeld in punt 1.3.2 en bijlage 3 van de effectbeoordeling bij dit voorstel 5 en in de mate van het mogelijke is daar voor het huidige voorstel rekening mee gehouden.

Uit de openbare raadplegingen is in het algemeen een brede steun voor de EU-ETS als beleidsinstrument gebleken.

Wat betreft kosteloze toewijzing en de aanpak van het risico op koolstoflekkage, hebben een aantal belanghebbenden uit de bedrijfstak hun voorkeur uitgesproken voor beperkte wijzigingen van de huidige regeling, terwijl andere belanghebbenden, waaronder lidstaten en het maatschappelijk middenveld, menen dat meer doelgerichtheid of verdere harmonisering nodig is. Rekening houdend met die opmerkingen voorziet het voorstel in beperkte wijzigingen van de bestaande regels, maar een meer gerichte aanpak van kosteloze toewijzing, door de benchmarks te actualiseren op basis van de geboekte technologische vooruitgang en tegelijkertijd een passende bescherming van het internationale concurrentievermogen van de bedrijfstak te waarborgen. Tegelijkertijd maakt het voorstel een betere afstemming van de kosteloze toewijzing op de huidige productieniveaus mogelijk door de individuele rechten vaker te berekenen.

Wat het innovatiefonds betreft, worden de voortgezette ondersteuning van koolstofarme innovatie en de uitbreiding van het toepassingsgebied naar de industrie, zoals opgenomen in het voorstel, over het algemeen door de belanghebbenden uit de energiesector en de industrie gewaardeerd. De meningen liepen uiteen over hoe de aanpak van risicospreiding kan worden aangepast aan de industrie of de CO2-afvang en -opslag om de effectiviteit ten opzichte van het huidige NER300-mechanisme ter verbeteren. Het voorstel speelt in op die bezwaren door in een eerder stadium van de levenscyclus van het project steun toe te staan, alsmede een hoger steunpercentage.

Ook wat betreft de gepaste governancestructuur voor het moderniseringsfonds, liepen de meningen in zekere mate uiteen. Sommige belanghebbenden zijn inzake het beheer van het fonds voorstander van een sleutelrol voor de begunstigde lidstaten, terwijl anderen een grotere rol vragen voor alle lidstaten, de Commissie en de EIB. Het voorstel houdt een redelijk evenwicht tussen de noodzaak om enerzijds te zorgen voor een efficiënte financiering van projecten in de begunstigde lidstaten en anderzijds te waarborgen dat de belangen van alle lidstaten en de deskundigheid van de EIB worden gebundeld om de energiesystemen te moderniseren.

Wat de optionele kosteloze toewijzing aan de energiesector betreft, zijn marktdeelnemers over het algemeen voorstander van gestroomlijnde en vereenvoudigde regels, alsmede van geharmoniseerde rapportagerichtsnoeren om de transparantie van het mechanisme te vergroten. Die behoefte aan grotere transparantie en duidelijkere regels wordt naar behoren weerspiegeld in het voorstel, met name door het mogelijk te maken dat de Commissie van de lidstaten ontvangen informatie over investeringen bekendmaakt.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Inzake externe deskundigheid baseert de Commissie zich op het toenemende collegiaal getoetste empirische onderzoek over de EU-ETS. Daarnaast heeft zij deskundigheid verworven uit een studie over de evaluatie van de ETS die in 2014 in opdracht is gegeven en die is uitgevoerd door een consortium onder leiding van ICF International 6 . Voorts is in 2014 een studie 7 in opdracht gegeven om de kwestie van kosten die door industriële bedrijfstakken aan hun downstreamafnemers worden doorberekend, te beoordelen en om door kwantificering in het geval van grote energie-intensieve industriesectoren de factoren te bepalen die een dergelijke mogelijkheid om kosten door te berekenen, beïnvloeden. Een andere studie 8 is in opdracht gegeven om de verworven ervaring met het toewijzingsproces op basis van een geharmoniseerde benchmark te evalueren en in het bijzonder om te evalueren of met de benchmarks de beoogde doelstellingen zijn bereikt. In 2013 is een studie 9 in opdracht gegeven om voor tien grote energie-intensieve industriesectoren het bewijs van koolstoflekkage in de periode 2005-2012 te beoordelen. De bevindingen van die studies worden besproken in de effectbeoordeling bij het voorstel.

Van de lidstaten ontvangen gecontroleerde gegevens om de kosteloze toewijzing in fase 3 te bepalen, zijn ook gebruikt voor de in het kader van de effectbeoordeling uitgevoerde analyse.

Effectbeoordeling

De voorgestelde richtlijn gaat vergezeld van een effectbeoordeling, waarin grotendeels is voortgebouwd op de bevindingen van de alomvattende effectbeoordeling van het beleidskader 2030 10 , die gericht was op bepaalde nog niet beoordeelde methodologische elementen die specifiek zijn voor het ETS.

Een samenvattend overzicht van de effectbeoordeling, een samenvatting en het positieve advies van het effectbeoordelingscomité zullen ter beschikking worden gesteld van het publiek. De effectbeoordeling is uitgevoerd wat betreft een aantal aspecten waarvoor de Europese Raad in zijn conclusies over het beleidskader 2030 in strategische richtsnoeren heeft voorzien. Dit omvat het aanpakken van het potentiële risico op koolstoflekkage, de instelling van een moderniserings- en een innovatiefonds, optionele kosteloze toewijzing om de elektriciteitssector in minder kapitaalkrachtige lidstaten te moderniseren en aspecten die voortbouwen op de sinds 2013 opgedane ervaring, bijvoorbeeld inzake de geldigheid van emissierechten, het waarborgen van een solide en betrouwbaar register en de voortzetting van de optionele uitzondering voor kleine emittenten.

Om het potentiële risico op koolstoflekkage aan te pakken, zijn een aantal mogelijkheden overwogen wat betreft de actualisering van de benchmarks, aanpassing van het productieniveau, classificatie van de bedrijfstakken in koolstoflekkagegroepen en compensatie voor indirecte kosten. Wat het innovatiefonds betreft, spitsten de mogelijkheden zich toe op de wijze waarop projecten worden gescreend en geselecteerd en de wijze waarop financiële steun wordt verstrekt. Op het punt van het moderniseringsfonds zijn de beheersmogelijkheden overwogen. Wat de optionele kosteloze toewijzing aan de energiesector betreft, zijn mogelijkheden ontwikkeld ter verbetering van de modaliteiten ervan en ter vergroting van de transparantie ten opzichte van de huidige praktijk.

Op het punt van de effecten blijkt uit het plafond de milieu-ambitie van de EU-ETS en waarborgt de voorgestelde wijziging van de lineaire reductiefactor dat de overeengekomen kerndoelstelling van een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005 voor de bedrijfstakken die onder de EU-ETS vallen, wordt bereikt. Het feit dat de bijdrage die de EU-ETS moet leveren aan de totale verminderingsdoelstelling van de EU voor 2030 al is vastgesteld, draagt ertoe bij dat het algemene effect onafhankelijk was van de beoordeelde beleidskeuzen.

Bedrijven die onder de EU-ETS vallen, worden rechtstreeks getroffen. Sectorale effecten in belangrijke industriële bedrijfstakken die onder de EU-ETS vallen, variëren in zekere mate, afhankelijk van de mogelijkheden. Beleidskeuzen die de kosten en effecten voor sommige industriële bedrijfstakken verminderen, resulteren echter doorgaans in een toename van de kosten en de effecten in andere bedrijfstakken, aangezien het totale aantal kosteloos toegewezen rechten beperkt is. Het voorstel schept ook kansen voor producenten van hernieuwbare energie en fabrikanten van apparatuur voor koolstofarme technologieën. Met name extra financiering voor innovatieve technologieën zal voor het bedrijfsleven nieuwe kansen creëren.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

In overeenstemming met de verbintenis van de Commissie inzake betere regelgeving is het voorstel inclusief voorbereid, op basis van volledige transparantie en permanent contact met de betrokkenen, is er naar externe feedback geluisterd en is er rekening gehouden met externe toetsing om te waarborgen dat het voorstel het juiste evenwicht houdt (zie ook het punt over het bijeenbrengen en gebruik van expertise).

Hoewel de meeste installaties in het kader van de EU-ETS deel uitmaken van de energie-intensieve bedrijfstakken met door grote ondernemingen gekenmerkte marktstructuren is het voorstel ook op kleine emittenten gericht, die eigendom kunnen zijn van mkb's of micro-ondernemingen. Naast de bestaande regels die de administratieve lasten en de kosten voor de bewaking en de rapportage van emissies verminderen, profiteren dergelijke installaties met geringe emissies van de voorgestelde voortzetting van de mogelijkheid voor lidstaten om hen van de EU-ETS uit te zonderen indien hiervoor nationale maatregelen gelden die tot een gelijkwaardige bijdrage aan de emissiereducties leiden.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het draagt met name bij tot de doelstelling van een hoger niveau van milieubescherming, in overeenstemming met het in artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vastgestelde beginsel van duurzame ontwikkeling 11 .

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De EU-ETS genereert aanzienlijke inkomsten voor de begroting van de lidstaten. Door dat verband is het voorstel in de eerste plaats van invloed op nationale begrotingen en overheden. De betrouwbare werking van het EU-register wordt gefinancierd uit de begroting van de Unie. Er is ook een klein en beperkt effect op de EU-begroting, dat echter volledig door het huidige MFK 2014-2020 wordt gedekt.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De uitvoering van het beleidskader voor energie en klimaat 2030 zal in het geïntegreerde governance- en controleproces in het kader van de energie-unie worden opgenomen.

Krachtens artikel 10, lid 5, van de huidige richtlijn moet de Commissie toezicht houden op de werking van de Europese koolstofmarkt en elk jaar een verslag daarover indienen bij het Europees Parlement en de Raad. In het kader van dit toezicht zal de Commissie ook haar dialoog met alle relevante belanghebbenden voortzetten.

Zodra de voorgestelde richtlijn is aangenomen, zal de Commissie het rechtskader voor de omzetting van verplichtingen in het kader van de EU-ETS in de lidstaten en de uitvoering van de specifieke verplichtingen blijven bewaken. Daarom voorziet artikel 21 erin dat de lidstaten elk jaar bij de Commissie verslag uitbrengen over de toepassing van de richtlijn.

Het voorstel wijzigt geen enkel van de bovenstaande rapportagevereisten. Het voorziet echter in extra specifieke rapportagevereisten voor de lidstaten, bijvoorbeeld voor de kosteloze toewijzing van rechten aan de energiesector en de via het moderniseringsfonds verstrekte financiering voor de modernisering van de energiesystemen in minder kapitaalkrachtige lidstaten. Die rapportagevereisten zijn bedoeld om de transparantie van de uitvoering van de ondersteunde investeringen te vergroten en te garanderen.

Zodra de maatregelen van het voorstel in de lidstaten volledig zijn uitgevoerd en gedurende langere tijd in gebruik zijn, zal ten slotte een ex-postevaluatie worden uitgevoerd.

Toelichtende stukken

De voorgestelde richtlijn stelt specifieke maatregelen tot wijziging van de bestaande modaliteiten van de EU-ETS vast. Uit de voorgestelde richtlijn vloeien meerdere wettelijke verplichtingen voort. Voor de effectieve omzetting ervan zullen dus specifieke en gerichte wijzigingen in de relevante nationale regels moeten worden aangebracht. Om bewaking van de correcte uitvoering door de Commissie mogelijk te maken, kan het in bepaalde gevallen echter onvoldoende zijn dat lidstaten de tekst van de gewijzigde nationale uitvoeringsbepalingen toezenden. In voorkomend geval kan het voorstel daarom toelichtende stukken over de omzetting ervan vereisen.

Artikelsgewijze toelichting

Dit zijn de belangrijkste elementen van de EU-ETS-richtlijn die door het voorstel worden gewijzigd:

Lineaire reductiefactor (art. 9)

De lineaire reductiefactor wordt vanaf 2021 veranderd in 2,2 %. Dat zorgt ervoor dat de totale hoeveelheid rechten ("plafond") in een verhoogd jaarlijks tempo zal afnemen, wat in de bedrijfstakken die onder de EU-ETS vallen tegen 2030 leidt tot een totale emissiereductie van 43 %.

Te veilen aandeel (art. 10)

In overeenstemming met de richtsnoeren van de Europese Raad van oktober 2014 dat het te veilen aandeel van de rechten niet mag afnemen, stelt het voorstel het relevante aandeel vast in de vorm van een percentage, rekening houdend met de verschillende elementen die dat aandeel van 2013 tot en met 2020 bepalen. Wat de verdeling betreft, zal 10 % van de rechten die in het kader van de EU-ETS door de lidstaten worden geveild, ter wille van de solidariteit, groei en interconnecties nog steeds in het voordeel van bepaalde minder kapitaalkrachtige lidstaten worden verdeeld, terwijl de rest van de rechten onder alle lidstaten zal worden verdeeld.

Kosteloze toewijzing en bepalingen inzake koolstoflekkage (art. 10 bis en art. 10 ter)

Het voorstel voorziet in een actualisering van de benchmarks voor het bepalen van de kosteloze toewijzing aan de industrie om rekening te houden met de in de relevante bedrijfstakken geboekte technologische vooruitgang. Daarom zal een standaardwaarde gelden, met de mogelijkheid om een aangepaste waarde toe te passen indien is aangetoond dat het werkelijke niveau van de technologische vooruitgang in een bedrijfstak aanzienlijk van die standaardwaarde afwijkt.

Bedrijfstakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een risico op koolstoflekkage zullen een hogere toewijzing blijven ontvangen dan andere, die relevante kosten in grotere mate in de productprijzen kunnen doorberekenen. De herziene methode om vast te stellen welke bedrijfstakken en deeltakken een reëel risico op koolstoflekkage lopen, is op twee gecombineerde criteria gebaseerd: emissie-intensiteit en handelsintensiteit.

Bovendien zal de kosteloze toewijzing beter op de werkelijke productieniveaus van de bedrijfstakken worden afgestemd. Daarom zullen de kosteloze toewijzingen regelmatig worden geactualiseerd, terwijl de stimulansen om te innoveren volledig worden gehandhaafd en de administratieve lasten en de kosten voor de lidstaten, de exploitanten en de Commissie billijk blijven.

Toewijzingen voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen zullen uit een specifieke reserve worden verstrekt. Die reserve voor nieuwkomers zal met 250 miljoen niet-toegewezen rechten uit de marktstabiliteitsreserve worden aangelegd en worden aangevuld met rechten die onbenut blijven door de sluiting van installaties of aanzienlijke productiewijzigingen vanaf 2021. Rechten uit het aandeel van de industrie die tot 2020 niet kosteloos zijn toegewezen en niet in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht, zullen ook aan die reserve voor nieuwkomers worden toegevoegd.

Indirecte koolstofkosten (art. 10 bis, lid 6)

Wat betreft indirecte koolstofkosten als gevolg van koolstofkosten die in de prijs van elektriciteit worden doorberekend, bepaalt het voorstel dat de lidstaten in een compensatie moeten voorzien in overeenstemming met de staatssteunregels en dat daartoe de inkomsten van veilingen moeten worden gebruikt.

Installaties met lage emissies (kleine emittenten) (art. 27 en art. 11, lid 1)

Gezien hun relatief hogere administratieve kosten in het kader van de EU-ETS is het op het punt van installaties met geringe emissies wenselijk dat de mogelijkheid om dergelijke installaties van de regeling uit te zonderen, wordt voortgezet. Volgens het voorstel kunnen installaties die vandaag zijn uitgezonderd, uitgezonderd blijven, op voorwaarde dat zij een gelijkwaardige bijdrage aan de emissiereducties leveren. De lidstaten mogen vanaf 2021 ook extra installaties uitzonderen.

Innovatiesteun (art. 10 bis, lid 8)

Om de bestaande innovatiesteun op EU-niveau aan te vullen, worden 400 miljoen rechten uitgetrokken. Aan dat aantal worden nog eens 50 miljoen rechten toegevoegd, afkomstig van de rechten die van 2013 tot 2020 onbenut zijn gebleven en anders in 2020 in de marktstabiliteitsreserve zouden worden ondergebracht. Daar waar dergelijke innovatiesteun momenteel tot CO2-afvang en -opslag en projecten inzake hernieuwbare energie is beperkt, maakt het voorstel de steun ook beschikbaar voor de industrie, met als doel koolstofarme innovatie te stimuleren.

De modernisering van de energiesystemen in minder kapitaalkrachtige lidstaten (art. 10 quater en art. 10 quinquies)

Ter ondersteuning van de modernisering van de energiesystemen in minder kapitaalkrachtige lidstaten en om het potentieel van de energiesector om bij te dragen aan kosteneffectieve emissiereducties ten volle te benutten, voorziet het voorstel in twee maatregelen: de voortzetting van de kosteloze toewijzing aan de energiesector en de instelling van een moderniseringsfonds.

Zoals vaak door belanghebbenden aangegeven, vormt een gebrek aan transparantie van de toepasselijke regels en van de realisatie van investeringen een grote hinderpaal voor de beoordeling van de doeltreffendheid van de voorlopige kosteloze toewijzing aan de energiesector in bepaalde lidstaten. Het voorstel vergroot de transparantie door de lidstaten te verplichten investeringen boven een bepaald drempelbedrag op basis van een concurrerend biedingsproces te selecteren. Het stelt ook duidelijke bekendmakingsverplichtingen voor de lidstaten vast en biedt de Commissie de mogelijkheid om belangrijke informatie over uitgevoerde investeringen openbaar te maken.

Het moderniseringsfonds wordt met 2 % van de totale hoeveelheid rechten ingesteld. Die zullen in overeenstemming met de in de EU-ETS-veilingverordening vastgestelde regels worden geveild om de nodige middelen voor de uit te voeren projecten te verwerven. De middelen zullen volgens een vooraf bepaalde, in de bijlage bij het voorstel vastgestelde sleutel over de in aanmerking komende lidstaten worden verdeeld. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de financiering van kleinschalige projecten.

Geldigheid van emissierechten (art. 13)

Om de administratieve kosten te beperken, bepaalt het voorstel dat rechten die voor één handelsperiode zijn toegekend geldig blijven voor latere perioden.

Overgang naar het systeem van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ("Lissabonisering")

Er is belangrijke uitvoeringswetgeving goedgekeurd, met inbegrip van een verordening betreffende veilingen, een verordening betreffende het EU-register en besluiten over de regels voor kosteloze toewijzing en koolstoflekkage. Om de richtlijn af te stemmen op het Verdrag van Lissabon machtigt het voorstel de Commissie om gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen in overeenstemming met de relevante procedure goed te keuren indien dergelijke bevoegdheden eerder aan de Commissie zijn verleend.

2015/148 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie 12 ,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 13 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 14 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie vastgesteld teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen.

(2)De Europese Raad van oktober 2014 heeft zich ertoe verbonden de totale broeikasgasemissies van de Unie tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990. Alle bedrijfstakken van de economie moeten bijdragen aan het behalen van die emissiereducties en de doelstelling zal op de meest kosteneffectieve wijze worden bereikt via de regeling van de Unie voor de handel in emissierechten (EU Emission Trading System, EU-ETS), met tegen 2030 een vermindering met 43 % ten opzichte van 2005. Dat is bevestigd in de voorgenomen nationaal vastgestelde reductieverbintenis van de Unie en haar lidstaten die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering is ingediend 16 .

(3)De Europese Raad heeft bevestigd dat een goed functionerende, hervormde EU-ETS met een instrument om de markt te stabiliseren het belangrijkste Europese instrument zal zijn om die doelstelling te bereiken, met een jaarlijkse reductiefactor van 2,2 % vanaf 2021, terwijl de kosteloze toewijzing niet afloopt, maar de bestaande maatregelen na 2020 blijven bestaan om het risico op koolstoflekkage ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd en zonder het aandeel van de te veilen rechten te verkleinen. Om de planningszekerheid wat investeringsbeslissingen betreft, te verhogen, de transparantie te vergroten en het systeem in zijn geheel eenvoudiger en gemakkelijker te begrijpen te maken, moet in de wetgeving het aandeel dat wordt geveild als een percentage worden uitgedrukt.

(4)Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is een voortzetting van de ambitieuze klimaatactie nodig, met de EU-ETS als de hoeksteen van het Europese klimaatbeleid, en vooruitgang op andere vlakken van de energie-unie 17 . De uitvoering van de in het beleidskader 2030 besloten ambitie draagt bij tot de vaststelling van een zinvolle koolstofprijs en tot het verder stimuleren van kosteneffectieve broeikasgasemissiereducties.

(5)Het EU-beleid is krachtens artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt en op basis daarvan voorziet Richtlijn 2003/87/EG op termijn in een overgang naar volledige veiling. Zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen, is het uitstellen van een volledige overgang gerechtvaardigd ter voorkoming van koolstoflekkage en is gerichte kosteloze toewijzing van rechten aan de industrie gerechtvaardigd ter vermindering van het reële risico op een stijging van de broeikasgasemissies in derde landen waar voor de industrie geen vergelijkbare koolstofbeperkingen gelden.

(6)De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing de uitzondering. Derhalve, en zoals bevestigd door de Europese Raad, mag het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, niet worden verlaagd. In de effectbeoordeling van de Commissie 18 worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit aandeel van 57 % bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief voor nieuwkomers gereserveerde rechten die niet zijn toegewezen, rechten voor de modernisering van de elektriciteitsopwekking in bepaalde lidstaten en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad 19 ingestelde marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

(7)Om het milieuvoordeel van de emissiereducties in de Unie te handhaven terwijl maatregelen van andere landen de industrie geen vergelijkbare stimulansen voor emissiereductie bieden, moeten nog steeds kosteloze rechten worden toegewezen aan installaties in bedrijfstakken en deeltakken die een reëel risico op koolstoflekkage lopen. De ervaring die tijdens de werking van de EU-ETS is opgedaan, bevestigt dat bedrijfstakken en deeltakken in verschillende mate zijn blootgesteld aan een risico op koolstoflekkage en dat kosteloze toewijzing koolstoflekkage heeft voorkomen. Terwijl sommige bedrijfstakken en deeltakken kunnen worden geacht een hoger risico op koolstoflekkage te lopen, kunnen andere om hun emissies te betalen een aanzienlijk deel van de kosten van de rechten in de productprijzen doorberekenen, zonder marktaandeel te verliezen, en dragen zij alleen het resterende deel van de kosten, zodat zij een laag risico op koolstoflekkage lopen. De Commissie moet de relevante bedrijfstakken vaststellen en op basis van hun handelsintensiteit en hun emissie-intensiteit differentiëren om beter te kunnen bepalen welke bedrijfstakken een reëel risico op koolstoflekkage lopen. Indien op basis van die criteria een drempel wordt overschreden die is vastgesteld door rekening te houden met de respectievelijke mogelijkheid van betrokken bedrijfstakken en deeltakken om kosten in de productprijzen door te berekenen, moet die bedrijfstak of deeltak worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Andere moeten worden geacht een laag risico of geen risico op koolstoflekkage te lopen. Door rekening te houden met de mogelijkheden van bedrijfstakken en deeltakken buiten de elektriciteitsopwekking om kosten in de productprijzen door te berekenen, moeten tevens onverhoopte winsten worden beperkt.

(8)Om rekening te houden met de technologische vooruitgang in de betrokken bedrijfstakken en de waarden van de benchmarks voor kosteloze toewijzingen aan installaties, vastgesteld aan de hand van gegevens van de jaren 2007-2008, aan de relevante periode van toewijzing aan te passen, moeten die waarden in overeenstemming met de waargenomen gemiddelde vooruitgang worden geactualiseerd. Omwille van de voorspelbaarheid moet dat gebeuren door toepassing van een factor die de beste beoordeling van de vooruitgang in de verschillende bedrijfstakken vertegenwoordigt en rekening houdt met solide, objectieve en geverifieerde gegevens van de installaties, zodat de bedrijfstakken met een aanzienlijk van die factor afwijkende mate van vooruitgang een benchmarkwaarde hebben die dichter bij hun werkelijke mate van vooruitgang ligt. Indien uit de gegevens een verschil ten aanzien van de reductiefactor blijkt dat over de relevante periode jaarlijks meer dan 0,5 % hoger of lager ligt dan de waarde van 2007-2008, moet de betrokken benchmarkwaarde ten belope van dat percentage worden aangepast. Om gelijke concurrentievoorwaarden voor de productie van aromaten, waterstof en syngas in raffinaderijen en chemische fabrieken te waarborgen, moeten de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas afgestemd blijven op de benchmarks voor raffinaderijen.

(9)De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

(10)De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor de CO2-afvang en opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en baanbrekende innovatie in koolstofarme technologieën en processen is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CO2-afvang en opslag en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

(11)Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds en mogen tot 2030 afwijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren op een transparante manier te bevorderen en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. De werking van de beheersstructuur moet zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad en een beheerscomité en in het besluitvormingsproces moet naar behoren rekening worden gehouden met de deskundigheid van de EIB, tenzij steun wordt verleend aan kleine projecten met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies via een nationaal programma dat de doelstellingen van het moderniseringsfonds deelt. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

(12)De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie te moderniseren. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen op basis van duidelijke en transparante criteria selecteren. Er moet een openbare raadpleging over de resultaten van dat selectieproces plaatsvinden. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd.

(13)De financiering van EU-ETS moet samenhangen met andere financieringsprogramma's van de Unie, inclusief de Europese structuur- en investeringsfondsen, om de doeltreffendheid van de openbare uitgaven te waarborgen.

(14)Krachtens de bestaande bepalingen die kleine installaties van de EU-ETS uitzonderen, kunnen de installaties die zijn uitgezonderd dat blijven; het moet mogelijk worden dat lidstaten hun lijst van uitgezonderde installaties actualiseren en lidstaten die die mogelijkheid momenteel niet gebruiken, moeten dat aan het begin van elke handelsperiode kunnen doen.

(15)De Europese Raad van oktober 2014 is overeengekomen dat 10 % van de door de lidstaten te veilen EU-ETS-rechten ter wille van de solidariteit, groei en interconnecties onder bepaalde lidstaten moeten worden verdeeld, terwijl de rest van de rechten wordt verdeeld onder alle lidstaten, inclusief de lidstaten die in die periode tot de Unie zijn bijgetreden, in delen die identiek zijn aan de delen die in 2013-2020 van toepassing zijn. Lidstaten waarvan het bbp per hoofd van de bevolking in 2013 minder dan 90 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten van die solidariteit profiteren en de overeenkomstige bijlage bij deze richtlijn moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd. De afwijking voor bepaalde lidstaten met een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat meer dan 20 % hoger ligt dan het EU-gemiddelde om tot die verdeling bij te dragen, moet vervallen.

(16)Besluit (EU) 2015/... stelt een marktstabiliteitsreserve voor de EU-ETS in om het veilingaanbod flexibeler te maken en het systeem veerkrachtiger. Dit besluit stelt ook vast dat rechten die tegen 2020 niet aan nieuwkomers zijn toegewezen en rechten die wegens beëindiging en gedeeltelijke beëindiging niet zijn toegewezen, in de marktstabiliteitsreserve worden ondergebracht.

(17)Teneinde niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking ter aanvulling of wijziging van niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, artikel 10 quinquies, artikel 14, lid 1, artikel 15, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, artikel 24 bis en artikel 25 bis van Richtlijn 2003/87/EG. Om de bevoegdheidsdelegatie tot een minimum te beperken, worden de bestaande bevoegdheden wat betreft de werking van de bijzondere reserve, voor de toewijzing van hoeveelheden van uitwisselbare internationale kredieten en om nadere normen vast te stellen voor wat mag worden uitgewisseld en voor nadere regels inzake dubbeltellingen in artikel 3 septies, lid 9, artikel 11 bis, lid 9, en artikel 11 ter, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG geschrapt. Overeenkomstig die bepalingen vastgestelde handelingen blijven van kracht. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. Inzake de bevoegdheidsdelegatie betreffende artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG mogen de lidstaten die geen gebruik maken van het gemeenschappelijke veilingplatform, daarmee doorgaan.

(18)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van artikel 10 bis, lid 2, derde alinea, en artikel 16, lid 12, van Richtlijn 2003/87/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze noodzakelijke uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 20 . Om de uitvoeringshandelingen tot een minimum te beperken, moet de bestaande bevoegdheid in artikel 11 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG betreffende de nadere bepaling van de hoeveelheden uitwisselbare internationale kredieten worden geschrapt. Overeenkomstig die bepaling vastgestelde handelingen blijven van kracht.

(19)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 21 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(20)Met deze richtlijn wordt beoogd bij te dragen tot de doelstelling van een hoog niveau van milieubescherming in overeenstemming met het beginsel van duurzame ontwikkeling op de meest economisch doeltreffende wijze en tegelijkertijd installaties voldoende tijd te geven om zich aan te passen en te voorzien in een gunstigere behandeling van bijzonder getroffen personen, op een evenredige wijze en voor zover dat verenigbaar is met de andere doelstellingen van de richtlijn.

(21)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(22)Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2003/87/EG

Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)In artikel 3 quinquies, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

2)Artikel 3 septies, lid 9, wordt geschrapt.

3)In artikel 9 worden de tweede en derde alinea vervangen door:

"Met ingang van 2021 bedraagt de lineaire factor 2,2 %.".

4)Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan lid 1 worden drie nieuwe alinea's toegevoegd:

"Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten 57 %.

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn ("het moderniseringsfonds").

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.";

b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

   i) onder a) wordt "88 %" vervangen door "90 %";

ii) punt b) wordt vervangen door:

"b) 10 % van de totale hoeveelheid te veilen emissierechten die met het oog op solidariteit en groei binnen de Gemeenschap over bepaalde lidstaten wordt verdeeld, zodat de hoeveelheid emissierechten die deze lidstaten krachtens punt a) veilen, met de in bijlage II bis vermelde percentages wordt verhoogd.";

iii) punt c) wordt geschrapt;

iv) de derde alinea wordt vervangen door:

"Indien nodig wordt het onder b) bedoelde percentage evenredig aangepast om te waarborgen dat 10 % wordt verdeeld.".

c) in lid 3 worden de volgende punten j), k) en l) toegevoegd:

"j)de financiering van maatregelen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, op voorwaarde dat deze maatregelen aan de in artikel 10 bis, lid 6, vastgestelde voorwaarden voldoen;

k)klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;

l)de bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt, en dat in nauwe samenspraak met de sociale partners.";

d) in lid 4 wordt de derde alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

5)Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen. Die handeling voorziet ook in extra toewijzing uit de nieuwkomersreserve voor aanzienlijke productieverhogingen door dezelfde drempels en toewijzingsaanpassingen toe te passen als die welke ten aanzien van een gedeeltelijke beëindiging van de werking gelden.";

b) aan lid 2 wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

"De benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing worden aangepast om onverhoopte winsten te vermijden en rekening te houden met de technologische vooruitgang in de periode 2007-2008 en elke volgende periode waarvoor overeenkomstig artikel 11, lid 1, kosteloze toewijzingen worden vastgesteld. Die aanpassing verlaagt de benchmarkwaarden die bij de uit hoofde van artikel 10 bis goedgekeurde handeling zijn vastgesteld, met 1 % van de op basis van gegevens voor 2007-2008 vastgestelde waarde voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de relevante periode van kosteloze toewijzing, met de volgende uitzonderingen:

i) aan de hand van de overeenkomstig artikel 11 ingediende gegevens bepaalt de Commissie of de waarden voor elke benchmark die aan de hand van de beginselen in artikel 10 bis zijn berekend, jaarlijks meer dan 0,5 % van de waarde van 2007-2008 van de bovenstaande jaarlijkse vermindering afwijken. Zo ja, wordt de benchmarkwaarde met 0,5 % of 1,5 % aangepast voor elk jaar tussen 2008 en het midden van de periode waarvoor een kosteloze toewijzing plaatsvindt;

ii) in afwijking hiervan worden de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof en syngas met hetzelfde percentage als de benchmarks voor raffinaderijen aangepast om de gelijke concurrentievoorwaarden voor de producenten van die producten te handhaven.

De Commissie stelt hiertoe een uitvoeringshandeling vast overeenkomstig artikel 22 bis.";

c) lid 5 wordt vervangen door:

"Met het oog op de naleving van het in artikel 10 vastgestelde te veilen aandeel worden voor elk jaar waarin de som van de kosteloze toewijzingen het maximumniveau van het te veilen aandeel van een lidstaat niet bereikt, de resterende emissierechten gebruikt ter voorkoming of beperking van de vermindering van de kosteloze toewijzingen om het te veilen aandeel van die lidstaat in latere jaren te respecteren. Wanneer het maximumniveau echter is bereikt, worden de kosteloze toewijzingen dienovereenkomstig aangepast. Elke aanpassing wordt op een eenvormige wijze toegepast.";

d) in lid 6 wordt de eerste alinea vervangen door:

"Lidstaten moeten, rekening houdend met de eventuele gevolgen voor de interne markt, financiële maatregelen vaststellen ten gunste van bedrijfstakken of deeltakken die als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, aan een reëel risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld. Dergelijke financiële maatregelen ter compensatie van een deel van die kosten moeten in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.";

e) lid 7 wordt als volgt gewijzigd:

i) de eerste en tweede zin van de eerste alinea worden vervangen door:

"Emissierechten uit de in artikel 10 bis, lid 5, van deze richtlijn bedoelde maximale hoeveelheid die tegen 2020 niet kosteloos zijn toegewezen, worden voor nieuwkomers en aanzienlijke productieverhogingen gereserveerd, samen met 250 miljoen rechten die overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad(*) in de marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

Vanaf 2021 worden emissierechten die als gevolg van de toepassing van de leden 19 en 20 niet aan installaties zijn toegewezen, toegevoegd aan die reserve."

_____

(*) [insert the full title of the Decision and the OJ reference].";

ii) de vijfde alinea wordt geschrapt;

f) in lid 8 worden de eerste, de tweede en de derde alinea vervangen door:

"400 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I te ondersteunen en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan van CO2 en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie binnen het grondgebied van de Unie.

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energie die commercieel nog niet levensvatbaar zijn, op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie.

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/... ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.";

g) de leden 9 en 10 worden geschrapt;

h) in lid 11 wordt de zinsnede "met als doel geen kosteloze toewijzing meer in 2027" geschrapt;

i) de leden 12 tot en met 18 worden geschrapt.

6)De artikelen 10 ter en 10 quater worden vervangen door:

"Artikel 10 ter

Maatregelen ter ondersteuning van bepaalde energie-intensieve industrieën in geval van koolstoflekkage

1.Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen, gedefinieerd als de verhouding tussen de totale waarde van de uitvoer naar derde landen plus de waarde van de invoer uit derde landen en de totale grootte van de markt van de Europese Economische Ruimte (jaaromzet plus totale invoer uit derde landen), met hun emissie-intensiteit, gemeten in kgCO2, gedeeld door hun bruto toegevoegde waarde (in EUR), groter is dan 0,2 worden geacht risico op koolstoflekkage te lopen. Dergelijke bedrijfstakken en deeltakken krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 100 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald.

2.Bedrijfstakken en deeltakken waarvan het product van de vermenigvuldiging van de intensiteit van hun handel met derde landen met hun emissie-intensiteit groter is dan 0,18 mogen in de in lid 1 bedoelde groep worden opgenomen op basis van een kwalitatieve beoordeling aan de hand van de volgende criteria:

a)    de mate waarin individuele installaties in de betrokken bedrijfstak of deeltak hun emissieniveau of elektriciteitsverbruik kunnen verminderen;

b)    huidige en verwachte marktkenmerken;

c)    winstmarges als een potentiële indicator van beslissingen inzake langetermijninvestering of verplaatsing.

3.Andere bedrijfstakken en deeltakken worden geacht in staat te zijn om een groter deel van de kost van de emissierechten in de productprijzen door te berekenen en krijgen voor de periode tot en met 2030 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 30 % van de hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens artikel 10 bis vastgestelde maatregelen is bepaald.

4.Uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie op basis van de beschikbare gegevens van de laatste drie kalenderjaren voor de uitvoering van de voorgaande leden overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast betreffende activiteiten op viercijferniveau (NACE 4-code) met betrekking tot lid 1.

Artikel 10 quater

Optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector

1.Voor de modernisering van de energiesector kunnen lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsproductie.

2.Om met kosteloze toewijzing te financieren projecten te selecteren, organiseert de betrokken lidstaat voor projecten met een totaal bedrag aan investeringen van meer dan 10 miljoen EUR een concurrerend biedingsproces. Dat concurrerende biedingsproces moet:

a)    in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, niet-discriminatie, gelijke behandeling en goed financieel beheer;

b)    waarborgen dat enkel projecten die bijdragen tot de diversificatie van de energiemix en de bevoorradingsbronnen van de lidstaat, tot de nodige herstructurering, milieutechnische opwaardering en aanpassing van de infrastructuur, tot schone technologieën en tot de modernisering van de energieproductie, -transmissie en -distributie in aanmerking komen om te bieden;

c)    duidelijke, objectieve, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria voor de rangschikking van de projecten vaststellen om te waarborgen dat projecten worden geselecteerd die:

i) volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken;

ii) een aanvulling zijn, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet beantwoorden aan een marktgestuurde groei van de vraag naar energie;

iii) de beste prijs-kwaliteitsverhouding bieden.

Uiterlijk op 30 juni 2019 wordt door elke lidstaat die voornemens is om van de optionele kosteloze toewijzing gebruik te maken, een gedetailleerd nationaal kader waarin het concurrerende biedingsproces en de selectiecriteria worden uiteengezet, bekendgemaakt voor openbaar commentaar.

Indien investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR met kosteloze toewijzingen worden ondersteund, selecteert de lidstaat projecten op basis van objectieve en transparante criteria. De resultaten van dat selectieproces worden bekendgemaakt voor openbaar commentaar. Op basis daarvan stelt de betrokken lidstaat een lijst met investeringen op en dient die uiterlijk op 30 juni 2019 in bij de Commissie.

3.De waarde van de voorgenomen investeringen is op zijn minst gelijk aan de waarde van de kosteloze toewijzing, rekening houdend met het feit dat prijsstijgingen als rechtstreeks gevolg hiervan moeten worden beperkt. De marktwaarde is het gemiddelde van de prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het voorgaande kalenderjaar.

4.Voorlopige kosteloze toewijzingen worden van de hoeveelheid emissierechten die de lidstaat anders zou veilen, afgetrokken. De totale kosteloze toewijzing bedraagt niet meer dan 40 % van de emissierechten die de betrokken lidstaat in de periode 2021-2030 overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), ontvangt, in gelijke jaarlijkse hoeveelheden gespreid over de periode 2021-2030.

5.Toewijzingen worden aan exploitanten verstrekt nadat door hen is aangetoond dat een overeenkomstig de regels van het competitieve biedingsproces geselecteerde investering heeft plaatsgevonden.

6.De lidstaten eisen van begunstigde elektriciteitsproducenten en netwerkexploitanten dat zij uiterlijk op 28 februari van elk jaar verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen. De lidstaten brengen hierover verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag openbaar.".

7)Het volgende artikel 10 quinquies wordt ingevoegd:

"Artikel 10 quinquies

Moderniseringsfonds

1.Ter ondersteuning van investeringen in de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, wordt voor de periode 2021-2030 een fonds ingesteld en overeenkomstig artikel 10 gefinancierd.

De ondersteunde investeringen moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn en het Europees Fonds voor strategische investeringen.

2.Het fonds financiert ook kleinschalige investeringsprojecten in de modernisering van energiesystemen en energie-efficiëntie. De investeringsraad ontwikkelt daartoe richtsnoeren en selectiecriteria voor investeringen die specifiek zijn voor dergelijke projecten.

3.De middelen worden verdeeld op basis van een combinatie die voor 50 % is gebaseerd op geverifieerde emissies en voor 50 % op bbp-criteria, wat leidt tot de in bijlage II ter vastgestelde verdeling.

4.Het fonds wordt bestuurd door een investeringsraad en een beheerscomité die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, de Commissie, de EIB en drie voor een periode van vijf jaar door de andere lidstaten verkozen vertegenwoordigers. De investeringsraad is verantwoordelijk voor de vaststelling op EU-niveau van een investeringsbeleid, passende financieringsinstrumenten en selectiecriteria voor investeringen. Het beheerscomité is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van het fonds.

De investeringsraad verkiest een vertegenwoordiger van de Commissie tot zijn voorzitter. De investeringsraad streeft ernaar besluiten bij consensus te nemen. Indien de investeringsraad niet binnen een door de voorzitter vastgestelde termijn bij consensus kan besluiten, neemt de investeringsraad een besluit bij gewone meerderheid.

Het beheerscomité bestaat uit door de investeringsraad benoemde vertegenwoordigers. De besluiten van het beheerscomité worden bij gewone meerderheid genomen.

Indien de EIB aanbeveelt om een investering niet te financieren en die aanbeveling met redenen onderbouwt, wordt een besluit slechts aangenomen indien een meerderheid van twee derde van alle leden voorstemmen. De lidstaat waarin de investering plaatsvindt en de EIB hebben in dat geval geen stemrecht. De twee voorgaande zinnen zijn niet van toepassing op kleine projecten die gefinancierd zijn met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies die bijdragen tot de uitvoering van een nationaal programma met specifieke doelstellingen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het moderniseringsfonds, op voorwaarde dat niet meer dan 10 % van het in bijlage II ter vastgestelde aandeel van de lidstaten in het kader van het programma wordt gebruikt.

5.De begunstigde lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan het beheerscomité over door het fonds gefinancierde investeringen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en bevat het volgende:

a)informatie over de gefinancierde investeringen per begunstigde lidstaat;

b)een beoordeling van de met de investering bereikte toegevoegde waarde wat betreft energie-efficiëntie of modernisering van het energiesysteem.

6.Elk jaar brengt het beheerscomité bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie en de selectie van investeringen. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie de basis waarop projecten worden geselecteerd, en doet in voorkomend geval voorstellen aan het beheerscomité.

7.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen om dit artikel uit te voeren.".

8)In artikel 11, lid 1, wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

"Een lijst van onder deze richtlijn vallende installaties voor de periode van vijf jaar die op 1 januari 2021 ingaat, wordt uiterlijk op 30 september 2018 ingediend en nadien wordt om de vijf jaar een lijst voor de volgende vijf jaar ingediend. Elke lijst bevat informatie over de productie-activiteit, de overdracht van warmte en gassen, de elektriciteitsproductie en de emissies op het niveau van de subinstallatie betreffende de vijf kalenderjaren voorafgaand aan de indiening ervan. Kosteloze toewijzingen worden enkel verstrekt aan installaties waarvoor die gegevens zijn ingediend.".

9)In artikel 11 bis worden de leden 8 en 9 geschrapt.

10)In artikel 11 ter wordt lid 7 geschrapt.

11)Artikel 13 wordt vervangen door:

"Artikel 13

Geldigheid van emissierechten

Emissierechten die met ingang van 1 januari 2013 worden verleend, zijn voor onbepaalde tijd geldig. Emissierechten die met ingang van 1 januari 2021 worden verleend, bevatten een aanduiding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari 2021 zij zijn verstrekt, en zijn geldig voor emissies met ingang van het eerste jaar van die periode."

12)In artikel 14, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

13)In artikel 15 wordt de vijfde alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

14)Artikel 16, lid 12, wordt vervangen door:

"12.Indien nodig worden de in dit artikel vermelde procedures nader geregeld. De betreffende uitvoeringshandelingen worden in overeenstemming met de in artikel 22 bis beschreven adviesprocedure vastgesteld.".

15)In artikel 19, lid 3, wordt de derde zin vervangen door:

"Die verordening bevat daarnaast bepalingen voor regels inzake de wederzijdse erkenning van emissierechten in overeenkomsten om regelingen voor de handel in emissierechten aan elkaar te koppelen. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

16)In artikel 22 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.".

17)Het volgende artikel 22 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 22 bis
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 8 van Beschikking 93/389/EEG ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.".

18)Artikel 23 wordt vervangen door:

"Artikel 23
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, artikel 10 quinquies, artikel 14, lid 1, artikel 15, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, artikel 24 bis en artikel 25 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van *.

(*) datum van inwerkingtreding van de basishandeling.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.".

19)Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

"Vanaf 2008 mogen de lidstaten handel in emissierechten overeenkomstig deze richtlijn toepassen op in bijlage I niet genoemde activiteiten en broeikasgassen, met inachtneming van alle relevante criteria, in het bijzonder de effecten op de interne markt, mogelijke concurrentieverstoringen, de milieu-integriteit van de Gemeenschapsregeling en de betrouwbaarheid van het geplande bewakings- en rapportagesysteem, op voorwaarde dat de opneming van dergelijke activiteiten en broeikasgassen door de Commissie wordt goedgekeurd.

In overeenstemming met gedelegeerde handelingen waarvoor de Commissie overeenkomstig artikel 23 de bevoegdheid wordt toegekend om deze vast te stellen, heeft de opneming betrekking op activiteiten en broeikasgassen die niet in bijlage I zijn vermeld.";

b) in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een dergelijke verordening voor de bewaking en de rapportage van emissies en activiteitsgegevens.".

20)Artikel 24 bis wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

"Dergelijke maatregelen moeten samenhangen met overeenkomstig artikel 11 ter, lid 7, vastgestelde handelingen. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.";

b) lid 2 wordt geschrapt.

21)Artikel 25, lid 2, wordt geschrapt.

22)Artikel 25 bis, lid 1, wordt vervangen door:

"Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten die vanuit dat land vertrekken en in de Gemeenschap aankomen, te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat derde land en met de lidstaten in het comité, bedoeld in artikel 23, lid 1, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en de maatregelen van dat land te voorzien.

Indien nodig kan de Commissie wijzigingen aannemen om vluchten vanuit het betreffende derde land van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uit te sluiten of andere wijzigingen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten ingevolge overeenkomsten uit hoofde van de vierde alinea door te voeren. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 dergelijke wijzigingen vast te stellen.".

23)Bijlage II bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.

24)Bijlage II ter wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.

25)Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze richtlijn.

Artikel 2
Omzetting

1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2018 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3
Overgangsbepaling

Bij het naleven van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 2, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn zien de lidstaten erop toe dat hun nationale wetgeving ter omzetting van artikel 10, artikel 10 bis, leden 5 tot en met 7, artikel 10 bis, lid 8, eerste en tweede alinea, artikel 10 bis, leden 12 tot en met 18, artikel 10 quater, artikel 11 bis, leden 8 en 9, bijlage II bis en bijlage II ter van Richtlijn 2003/87/EG, laatstelijk gewijzigd bij Besluit (EU) 2015/..., tot en met 31 december 2020 van kracht blijft.

Artikel 4
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 22  

Beleidsterrein: klimaatactie

ABB-activiteit: klimaatactie op EU-niveau en internationaal niveau (ABB-code 34 02)

Beleidsterrein: energie (ABB-code 32 02)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 23  

Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

✓ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Dit voorstel is een eerste wetgevingstekst tot uitvoering van het in oktober 2014 door de Europese Raad overeengekomen klimaat- en energiepakket 2030 om de doelstelling van de EU om de eigen broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 1990 op een kosteneffectieve wijze te bereiken en bij te dragen aan het beperken van de opwarming van de aarde.

Dit voorstel maakt deel uit van de tien politieke prioriteiten van de Commissie en is een belangrijk onderdeel van het strategisch kader voor de energie-unie.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

De EU-ETS-richtlijn herzien om te waarborgen dat de emissies in het kader van de EU-ETS tegen 2030 met 43 % worden verminderd ten opzichte van het niveau van 2005.

Specifieke doelstelling nr. 2

Koolstofarme innovatie bevorderen en voor industriële bedrijfstakken passende bepalingen vaststellen om het potentiële risico op koolstoflekkage aan te pakken zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen.

Specifieke doelstelling nr. 3

Bijkomende ETS-gerelateerde aspecten van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 uitvoeren.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Klimaatactie / Klimaatactie op EU-niveau en internationaal niveau

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De EU-ETS-richtlijn bestaat en blijft na 2020 van kracht. Dit initiatief:

- wijzigt het niveau van de jaarlijkse emissiereducties, zodat de jaarlijkse hoeveelheid in de hele EU verleende emissierechten vanaf 2021 met een hogere lineaire factor, namelijk 2,2 %, afneemt;

- waarborgt dat de kosteloze toewijzing aan de industrie na 2020 wordt voortgezet om het potentiële risico op koolstoflekkage aan te pakken zolang andere grote economieën geen vergelijkbare maatregelen inzake klimaatbeleid nemen;

- handhaaft het innovatiefonds als een intensievere inspanning om snel nieuwe koolstofarme technologieën op de markt te brengen, zodat de EU haar langetermijndoelstelling om de economie koolstofarm te maken, kan bereiken;

- stelt het moderniseringsfonds in alsmede optionele kosteloze toewijzing aan de energiesector om bij te dragen aan de modernisering van de energiesystemen in minder kapitaalkrachtige lidstaten.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Indicator nr. 1: niveau van de vermindering van de broeikasgasemissies in de EU.

Indicator nr. 2: niveau van de emissies in de bedrijfstakken van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU Emissions Trading System, EU-ETS).

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen en de Commissie stelt de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen vast voor de periode na 2020.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De EU-ETS-richtlijn bestaat en blijft na 2020 van kracht. Klimaatverandering is een grensoverschrijdend probleem. Aangezien de doelstelling van de voorgestelde actie niet voldoende kan worden verwezenlijkt door de individuele lidstaten is het noodzakelijk om klimaatactie op Europees niveau en waar mogelijk op mondiaal niveau te coördineren en is EU-actie op basis van subsidiariteit gerechtvaardigd. Bovendien hebben veel beleidsonderdelen een belangrijke internemarktdimensie en hebben veel van de vereiste investeringen een belangrijke Europese dimensie. Daarom kunnen de doelstellingen beter door middel van een EU-kader voor het nemen van maatregelen worden verwezenlijkt.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Gedurende de tienjarige werking van de EU-ETS heeft de Commissie waardevolle ervaring opgedaan. Uit ervaring blijkt dat de efficiëntie nog kan worden verbeterd met versterkte inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Versterkte investeringsinspanningen moeten het energiesysteem in minder kapitaalkrachtige lidstaten helpen moderniseren (moderniseringsfonds).

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Synergieën zullen worden benut door gebruik te maken van de bestaande deskundigheid van de Commissie betreffende het beheer van financiële middelen en van ervaringen die in het kader van de bestaande financieringsinstrumenten van de EU en de EIB zijn opgedaan.


1.6.Duur en financiële gevolgen

◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf JJJJ tot en met JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

✓ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 24  

Direct beheer door de Commissie

✓ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen.

Gedeeld beheer met de lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

✓ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

De emissierechten in het kader van de EU-ETS worden beheerd door middel van wetgeving waarvoor de diensten van de Commissie verantwoordelijk zijn.

Het moderniseringsfonds wordt bestuurd door een investeringsraad en een beheerscomité die bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de Commissie en de EIB. Het beheerscomité wordt voorgezeten door de Commissie.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

 

Moderniseringsfonds: overeenkomstig artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG, zoals ingevoerd bij het voorstel, brengen de ontvangende lidstaten jaarlijks verslag uit aan het beheerscomité over door het fonds gefinancierde investeringen. Binnen zes maanden na de voltooiing van het selectieproces brengt het beheerscomité verslag uit bij de Commissie over de ervaringen met de evaluatie en de selectie van investeringen.

Met betrekking tot artikel 10 quater komen de lidstaten in aanmerking om optionele kosteloze toewijzingen te gebruiken ter bevordering van investeringen die de energiesector moderniseren en moeten zij aan de Commissie verslag uitbrengen over de investeringen.

In overeenstemming met artikel 21 van Richtlijn 2003/87/EG, zoals nu van toepassing, brengen de lidstaten elk jaar bij de Commissie verslag uit over de toepassing van deze richtlijn. Binnen drie maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van de richtlijn.

Tot slot dient de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 5, een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van de Europese koolstofmarkt.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

De EU-ETS is het voornaamste beleidsinstrument om de emissiereducties van de EU in ongeveer de helft van de economie te bewerkstelligen. Sinds 2013 heeft de Commissie de taak om te voorzien in een EU-register, een online database met een nauwkeurige boekhouding van alle transacties van emissierechten, in een gemeenschappelijk veilingplatform voor het veilen van de emissierechten van de lidstaten en in de overeenkomstige ondersteunende infrastructuur voor beide. Het EU-register, waarin emissierechten in het kader van de EU-ETS worden bijgehouden, is blootgesteld aan een risico op frauduleuze cyberaanvallen die diefstal of verduistering van rechten kunnen veroorzaken, wat leidt tot grote financiële verliezen (tot meerdere miljarden euro's), rechtsgeschillen en aanzienlijke gevolgen voor de reputatie en de geloofwaardigheid van de Commissie. Het risico is horizontaal en heeft naast DG CLIMA ook betrekking op de DG's DIGIT, HR-DS, BUDG en SJ. Er zijn risicobeperkende maatregelen getroffen. Het financiële risico neemt evenredig toe met de stijging van de waarde van de koolstofmarkt. De verdeling van de kosteloze toewijzingen met een zeer hoge totale waarde vereist ook strikte voorschriften over de wijze waarop die rechten worden verleend, en de garantie dat de geldende regels worden nageleefd. Dat houdt beheers- en controlesystemen in op het niveau van de lidstaten en op het niveau van de Commissie.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

Sinds 2011 bestaat er een stuurgroep op hoog niveau waarin het leidende DG en de andere betrokken DG's zijn vertegenwoordigd. In 2014 is een volwaardige risicobeoordeling uitgevoerd, op basis waarvan nieuwe IT-beveiligingsmaatregelen zijn vastgesteld die vanaf 2015 zijn genomen. Naar aanleiding van de aanbevelingen die de dienst Interne Audit in zijn auditverslag over het EU-ETS-register (IT-beveiliging) heeft gedaan, zijn maatregelen om de veiligheid van het registersysteem verder te verbeteren en maatregelen inzake bestuur, kwaliteitsborging en tests genomen. Sinds 2014 worden nog extra risicobeperkende maatregelen genomen. Dit is een doorlopend proces.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

Het foutenrisico is niet van toepassing.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Naar aanleiding van de specifieke risico's op fraude in het kader van de EU-ETS heeft DG CLIMA de Commissiebrede richtsnoeren betreffende beroepsethiek en -integriteit versterkt met een toepassingsgerichte "Ethische en gedragscode inzake handel met voorkennis, fraude en bekendmaking van gevoelige informatie", specifieke cursussen en bewustmakingsinitiatieven. DG CLIMA heeft ook het beleid voor classificering van gevoelige informatie in het kader van de EU-ETS ontwikkeld, alsmede de overeenkomstige instructies voor behandeling met drie gevoeligheidsniveaus. De drie overeenkomstige ETS-merktekens zijn goedgekeurd door DG HR-DS (zoals bedoeld in veiligheidsmededeling 1, herziening 10). DG HR-DS is van oordeel dat dit merktekenbeleid als een voorbeeld voor andere DG's moet dienen. Er worden regelmatig passende opleidingssessies voor nieuwkomers georganiseerd. DG CLIMA is voornemens om dit beleid uit te breiden naar gebruikers in de lidstaten.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer

GK/NGK 25

van EVA-landen 26

van kandidaat-lidstaten 27

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

2

34 01 04 01

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

2

34 02 01

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: niet van toepassing.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer
[Omschrijving………………………………]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

DG: CLIMA

2018 28

2019

2020

2021 en volgende

TOTAAL

Begrotingsonderdeel 34 02 01

Vastleggingen

(1)

0,750

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

0,750

Betalingen

(2)

0,250

0,500

n.v.t.

n.v.t.

0,750

Begrotingsonderdeel 34 01 04 01

Vastleggingen

(1 bis)

0,27

0,27

0,27

0,27

2,7

Betalingen

(2 bis)

0,27

0,27

0,27

0,27

2,7

TOTAAL kredieten
voor DG CLIMA

Vastleggingen

=1+1 bis +3

0,27

0,27

0,27

0,27

2,7

Betalingen

=2+2 bis

+3

0,27

0,27

0,27

0,27

2,7




TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 2
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

1,020

0,27

0,27

0,27

3,450

Betalingen

=5+ 6

0,520

0,770

0,27

0,27

3,450

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:



Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018 29

2019

2020

2021 en volgende

TOTAAL

Personele middelen

0,4

0,4

0,4

0,792

6,744

Andere administratieve uitgaven

0,539

0,539

0,539

0,404

4,445

TOTAAL DG CLIMA

Kredieten

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,939

0,939

0,939

1,196

11,189

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018 30

2019

2020

2021

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder DE RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

1,959

1,209

1,209

1,466

14,639

Betalingen

1,959

1,209

1,209

1,466

14,639

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig 31 , zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2018

2019

2020

2021 en volgende

TOTAAL

Soort 32

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 33

- Output

Aantal studies

0,250

1

0,250

-

-

-

-

-

-

-

-

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

1

0,250

-

-

-

-

-

-

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 ...

- Output

Aantal studies

0,250

1

0,250

-

-

-

-

-

-

-

-

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

1

0,250

-

-

-

-

-

-

-

-

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 ...

- Output

Aantal studies

0,250

1

0,250

-

-

-

-

-

-

-

-

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3

1

0,250

-

-

-

-

-

-

TOTALE KOSTEN

3

0,750

-

-

-

-

-

-

-

-

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018 34

2019

2020

2021 en volgende

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,4

0,4

0,4

0,792

6,744

Andere administratieve uitgaven

0,539

0,539

0,539

0,404

5,195

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,939

0,939

0,939

1,196

11,939

Buiten RUBRIEK 5 35
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

-

-

-

-

-

Andere administratieve
uitgaven

0,270

0,270

0,270

0,270

2,7

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,270

0,270

0,270

0,270

2,7

TOTAAL

1,209

1,209

1,209

1,466

14,639

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2018 36

2019

2020

2021 en volgende

34 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

3

3

3

6

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

34 01 02 01 (AC, END, INT uit de "totale financiële middelen")

34 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

34 01 04 01  37

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT - eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

3

3

3

6

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Gegevensverzameling, berekening van de industriële toewijzingen en voorbereiding van de relevante besluiten van de Commissie, bewaking en evaluatie van de door de lidstaten ingediende nationale plannen, bekendmaking van verslagen, beheer van het moderniseringsfonds.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader

Aangezien de mogelijkheden voor interne verdeling binnen DG CLIMA zijn uitgeput, zijn aanpassingen binnen de rubrieken 2 en 5 van het MFK nodig binnen de grenzen van de beschikbare maxima, omdat nieuwe, extra taken moeten worden uitgevoerd om te kunnen voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de nieuwe bepalingen van dit initiatief: vanaf 2018 moeten extra financiële middelen aan de rubrieken 2 en 5 worden toegewezen om de uitgaven te dekken voor het personeel, de vergaderingen en de dienstreizen die nodig zijn om twee gegevensverzamelingen per handelsperiode uit te voeren (in plaats van één zoals nu) en voor het beheer van het innovatie- en het moderniseringsfonds. Zie de tabellen in punt 3.2.3 voor nadere bijzonderheden. Wij kunnen niet vooruitlopen op de besluiten van de begrotingsautoriteit over het volgende MFK, maar aangezien het initiatief tot na 2027 loopt, zijn wij van mening dat hetzelfde bedrag in de volgende MFK's moet worden geherprogrammeerd.

3.2.5.Bijdrage van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6.)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten




3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen

   voor de eigen middelen;

   voor de diverse ontvangsten:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 38

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6.)

Artikel …

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-169-2014-INIT/nl/pdf
(2) Verordening (EU) nr. 182/2011 van 16 februari 2011.
(3) Een samenvatting van de bevindingen en de individuele bijdragen staan op de website van DG Klimaat: http://ec.europa.eu/clima/consultations/articles/0023_en.htm
(4) Opnamen van de vergaderingen en de presentatie staan op de website van DG Klimaat: http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/cap/leakage/documentation_en.htm
(5) SEC(2015)XXX.
(6) ICF International, Umweltbundesamt, SQ Consult, Ecologic Institut, Vivid Economics en ZEW – lopende werkzaamheden.
(7) "Study on different pass-through factors to assess the impact of the EU ETS carbon cost" – lopende werkzaamheden.
(8) "Assessment of the first years of the functioning of the new allocation system based on benchmarks" – lopende werkzaamheden.
(9) Carbon Leakage and Competitiveness Assessment, Ecorys, 2014. ( http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/cap/leakage/docs/cl_evidence_factsheets_en.pdf )
(10) SWD(2014) 15 final.
(11) PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.
(12) PB C […] van […], blz. […].
(13) PB C […] van […], blz. […].
(14) PB C […] van […], blz. […].
(15) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(16) http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx
(17) COM(2015) 80, "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering".
(18) SEC(2015)XX.
(19) Besluit (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L [...] van [...], blz. [...]).
(20) Verordening (EU) nr. 182/2011 van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(21) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(22) ABM: activity-based management; ABB: activity-based budgeting.
(23) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(24) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(25) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(26) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(27) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(28) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(29) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(30) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(31) Artikel 22 van het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE 2014-2020), Verordening (EU) nr. 1293/2013, bekendgemaakt in PB L 347/185 van 20 december 2013.
(32) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(33) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)...".
(34) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(35) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(36) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(37) Subplafond voor extern personeel betaald uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(38) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 15.7.2015

COM(2015) 337 final

BIJLAGEN

bij de

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

{SWD(2015) 135 final}
{SWD(2015) 136 final}


BIJLAGEN

bij de

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

Bijlage I

Bijlage II bis bij Richtlijn 2003/87/EG wordt vervangen door:

"BIJLAGE II bis

Verhoging van het percentage aan emissierechten dat overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), door de lidstaten moet worden geveild, met het oog op solidariteit en groei, gericht op reductie van de emissies en aanpassing aan de effecten van klimaatverandering

Aandeel van de lidstaat

Bulgarije

53 %

Tsjechië

31 %

Estland

42 %

Griekenland

17 %

Spanje

13 %

Cyprus

20 %

Letland

56 %

Litouwen

46 %

Hongarije

28 %

Malta

23 %

Polen

39 %

Portugal

16 %

Roemenië

53 %

Slovenië

20 %

Slowakije

41 %".

Bijlage II

Bijlage II ter bij Richtlijn 2003/87/EG wordt vervangen door:

"BIJLAGE II ter

Verdeling van de middelen uit het moderniseringsfonds tot en met 31 december 2030

Aandeel in het moderniseringsfonds

Bulgarije

5,84 %

Tsjechië

15,59 %

Estland

2,78 %

Kroatië

3,14 %

Letland

1,44 %

Litouwen

2,57 %

Hongarije

7,12 %

Polen

43,41 %

Roemenië

11,98 %

Slowakije

6,13 %".

Bijlage III

In bijlage IV, deel A, bij Richtlijn 2003/87/EG wordt de alinea onder de vierde titel "Bewaking van de emissies van andere broeikasgassen" vervangen door:

"Er moeten genormaliseerde of aanvaarde methoden worden gebruikt die door de Commissie in samenwerking met alle belanghebbenden worden ontwikkeld en overeenkomstig artikel 14, lid 1, worden goedgekeurd.".

Top