EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0511

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen

/* COM/2012/0511 final - 2012/0242 (CNS) */

52012PC0511

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen /* COM/2012/0511 final - 2012/0242 (CNS) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De soliditeit van de bankensector is tot op heden in veel gevallen nauw verbonden met de lidstaat waarin de banken gevestigd zijn. De twijfels over de houdbaarheid van de overheidsschuld, over de economische groeivooruitzichten en over de levensvatbaarheid van kredietinstellingen hebben geleid tot negatieve, elkaar versterkende markttrends. Dit kan gevaar opleveren voor de levensvatbaarheid van een aantal kredietinstellingen en voor de stabiliteit van het financiële stelsel als zodanig en kan een sterke belasting vormen voor de al onder druk staande overheidsfinanciën van de betrokken lidstaten.

Deze situatie levert specifieke risico's op in de eurozone, waar de kans dat bepaalde ontwikkelingen in één lidstaat gevaar opleveren voor de economische ontwikkeling en voor de stabiliteit van de eurozone als geheel, vanwege de eenheidsmunt nog groter is. Voorts wordt de eengemaakte markt voor financiële diensten sterk ondermijnd en kan deze niet bijdragen aan het economisch herstel doordat er momenteel een financiële desintegratie langs nationale grenzen dreigt plaats te vinden.

De instelling van de Europese Bankautoriteit (EBA) bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en van het Europees systeem voor financieel toezicht (European System of Financial Supervision — ESFS) heeft al geleid tot een betere samenwerking tussen de nationale toezichthouders en tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten in de EU. Het toezicht op de banken blijft echter grotendeels een nationale aangelegenheid en gaat daardoor niet gelijk op met de integratie van de bancaire markten. Door een tekortschietend toezicht is het vertrouwen in de EU-bankensector na het uitbreken van de bankencrisis sterk uitgehold en zijn de spanningen op de markten voor staatsschuldpapier in de eurozone verergerd.

Daarom heeft de Commissie in mei 2012 in het kader van een langeretermijnvisie op de economische en budgettaire integratie opgeroepen tot de vorming van een bankenunie om het vertrouwen in de banken en de euro te herstellen. Een van de voornaamste elementen van de bankenunie moet bestaan in een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM - Single Supervisory Mechanism) met een rechtstreeks toezicht op banken, om de prudentiële regelgeving op een strikte en onpartijdige wijze te versterken en een doeltreffend toezicht uit te oefenen op de grensoverschrijdende bancaire markten. Door ervoor te zorgen dat het bancaire toezicht in de gehele eurozone berust op strenge gemeenschappelijke normen, kan het nodige vertrouwen tussen de lidstaten worden opgebouwd, hetgeen van essentieel belang is voor de invoering van een gemeenschappelijke achtervang.

Tijdens de top van de eurozone op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders de Commissie verzocht om op korte termijn met voorstellen te komen voor de instelling van een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme zodat het ESM, na de invoering van een dergelijk mechanisme voor banken in de eurozone, op grond van een reguliere beslissing, de mogelijkheid zou kunnen hebben banken rechtstreeks te herkapitaliseren. In de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad op 28/29 juni 2012 is aangegeven dat "een specifieke, aan een tijdschema gebonden routekaart voor het verwezenlijken van een echte economische en monetaire unie" moet worden ontwikkeld waarin rekening wordt gehouden met de verklaring van de eurozone en met de voorstellen die de Commissie dienovereenkomstig zal indienen.

2.           RESULTATEN VAN HET OVERLEG MET BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

De Commissie heeft rekening gehouden met de analyse die verricht is in het kader van het zogeheten toezichtspakket waarbij de Europese toezichthoudende autoriteiten zijn opgericht. In die analyse is gekeken naar de voor de vorming van een SSM relevante operationele, financiële, juridische en governanceaspecten. Gezien het tijdschema dat op de top van de eurozone op 29 juni is vastgesteld, kon geen formele effectbeoordeling worden uitgewerkt.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Het voorstel berust op artikel 127, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag biedt om de ECB "specifieke taken op te dragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen, met uitzondering van verzekeringsondernemingen".

In het voorstel worden bepaalde essentiële toezichthoudende taken die nodig zijn voor het toezicht op kredietinstellingen, opgedragen aan de ECB. Voor alle niet in de verordening vermelde taken blijven de nationale toezichthouders bevoegd. In het voorstel krijgt de ECB ook het mandaat om toezicht uit te oefenen op financiële conglomeraten. Om binnen de grenzen van artikel 127, lid 6, VWEU te blijven, mag de ECB haar taken op het gebied van het aanvullende toezicht op financiële conglomeraten alleen uitoefenen op groepsbasis en blijft het prudentiële toezicht op de individuele verzekeringsonderneming een zaak van de nationale bevoegde autoriteiten.

De doelstellingen van het voorgestelde optreden kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter door de EU worden verwezenlijkt. Uit recente gebeurtenissen is duidelijk gebleken dat voldoende toezicht op een geïntegreerde bankensector en een hoge mate van financiële stabiliteit in de EU, en met name in de eurozone, alleen op Europees niveau gewaarborgd zijn. De voorgestelde bepalingen gaan niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te bereiken. De ECB wordt belast met de toezichthoudende taken die, met het oog op een uniforme en doeltreffende toepassing van de prudentiële regelgeving, de risicobeheersing en de crisispreventie, op EU-niveau moeten worden uitgevoerd. De nationale autoriteiten blijven bepaalde taken verrichten die beter op nationaal niveau kunnen worden verricht.

Overeenkomstig artikel 127, lid 6, VWEU neemt de Raad besluiten bij verordeningen. Derhalve is een verordening het enige rechtsinstrument waarmee toezichthoudende taken aan het ECB mogen worden opgedragen.

4.           NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL

4.1.        Opdragen van specifieke toezichthoudende taken aan het ECB

4.1.1.     Structuur

De ECB wordt bevoegd voor specifieke taken betreffende het prudentiële toezicht op kredietinstellingen die gevestigd zijn in lidstaten die de euro als munt hebben (de "deelnemende lidstaten"), om de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel te bevorderen. De ECB zal haar taken binnen het kader van het ESFS uitvoeren en nauw samenwerken met de nationale toezichthouders en de EBA.

4.1.2.     Toepassingsgebied van de toezichtactiviteiten

Na een overgangsperiode wordt de ECB bevoegd voor de uitvoering van bepaalde essentiële toezichthoudende taken voor alle in de deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen, ongeacht hun bedrijfsmodel of omvang. De ECB wordt de toezichthouder van de lidstaat van ontvangst voor de in niet-deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen die een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verrichten in een deelnemende lidstaat.

4.1.3.     Samenwerking met de Europese toezichthoudende autoriteiten

De ECB voert haar taken binnen het kader van het ESFS uit en werkt nauw samen met de drie Europese toezichthoudende autoriteiten. De EBA behoudt haar bevoegdheden en taken om het gemeenschappelijke rulebook verder te ontwikkelen en voor convergentie en consistentie van de toezichtpraktijk te zorgen. De ECB neemt geen taken van de EBA over. De uitoefening van haar regelgevende bevoegdheden in het kader van artikel 132 VWEU blijft beperkt tot gebieden die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van de taken die bij de onderhavige verordening aan de ECB worden opgedragen.

De samenstelling van de Raad van toezichthouders van de EBA blijft ongewijzigd en de vertegenwoordigers van de nationale bevoegde autoriteiten blijven vorm geven aan het besluitvormingsproces in de EBA. Wel moeten de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten, om rekening te houden met de toezichthoudende bevoegdheden van de ECB, bij aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de ECB vallen, een gemeenschappelijk standpunt coördineren en verwoorden.

4.2.        Taken van de ECB

4.2.1.     Taken van de ECB

De ECB wordt exclusief bevoegd voor essentiële toezichthoudende taken die voor de opsporing van risico's voor de levensvatbaarheid van banken onmisbaar zijn en in het kader waarvan de betrokken banken worden verplicht de nodige actie te ondernemen. De ECB zal als bevoegde autoriteit onder meer vergunningen aan kredietinstellingen verlenen, gekwalificeerde deelnemingen beoordelen, zorgen voor de naleving van de minimumkapitaalvereisten en voor de toereikendheid van het interne kapitaal ten opzichte van het risicoprofiel van de kredietinstellingen (pijler 2-maatregelen), op geconsolideerde basis toezicht uitoefenen en toezichthoudende taken met betrekking tot financiële conglomeraten verrichten. Voorts zorgt de ECB ook voor de naleving van de hefboom- en liquiditeitsbepalingen en voor de toepassing van kapitaalbuffers en legt zij in overleg met de afwikkelingsautoriteiten vroegtijdige-interventiemaatregelen ten uitvoer wanneer een bank niet of bijna niet meer voldoet aan de wettelijke kapitaalvereisten. De ECB coördineert en verwoordt ook voor aangelegenheden die verband houden met de bovengenoemde taken, een gemeenschappelijk standpunt van de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten in de Raad van toezichthouders en in de Raad van bestuur van de EBA.

4.2.2.     Rol van de nationale toezichthouders

De nationale toezichthouders blijven een belangrijke rol spelen bij de vorming van een SSM.

Ten eerste blijven de nationale toezichthouders belast met alle taken die niet aan de ECB worden opgedragen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de consumentenbescherming en de bestrijding van witwaspraktijken, voor het toezicht op uit derde landen afkomstige kredietinstellingen die in een lidstaat een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verrichten.

Ten tweede kunnen de nationale toezichthouders als integrerend onderdeel van het SSM ook ten aanzien de taken die wél aan de ECB worden opgedragen, de meeste dagelijkse verificaties en andere toezichthoudende werkzaamheden verrichten die nodig zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de ECB-handelingen. Een SSM voor alle banken in de deelnemende lidstaten kan alleen werken op basis van een model waarin een stevige rol is weggelegd voor nationale toezichtsexpertise. Omdat in het voorstel wordt erkend dat de nationale toezichthouders, vanwege hun kennis van de nationale, regionale en lokale bancaire markt, vanwege de aanzienlijke middelen waarover zij beschikken, en om linguïstische en lokatieredenen, in het SSM in veel gevallen bij uitstek geschikt zijn om dergelijke werkzaamheden te verrichten, kan de ECB in sterke mate leunen op de nationale autoriteiten. Bij de mogelijke voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van de nationale autoriteiten in het kader van het SSM valt te denken aan het volgende:

· wanneer een nieuwe bank een vergunning aanvraagt, kan de nationale toezichthouder nagaan of aan de in het nationale recht gestelde vergunningsvoorwaarden is voldaan, en kan deze de ECB voorstellen om een besluit ter zake te nemen. Vervolgens kan de ECB de vergunning verlenen nadat zij zich ervan heeft vergewist dat aan alle in het EU-recht gestelde voorwaarden is voldaan. Een soortgelijke procedure geldt dan voor de intrekking van een vergunning;

· de nationale toezichthouders kunnen de doorlopende dagelijkse beoordeling van de situatie van een bank en de verificaties ter plaatse verrichten, om te zien of de algemene richtsnoeren en regelgeving van de ECB zijn geïmplementeerd. Daartoe kunnen de nationale toezichthouders gebruikmaken van hun bestaande bevoegdheden, bijvoorbeeld om onderzoek ter plaatse te verrichten. Als bij de doorlopende beoordeling blijkt dat een bank in ernstige moeilijkheden verkeert, waarschuwt de nationale toezichthouder vervolgens de ECB;

· wanneer een bank verzoekt om gebruik te mogen maken van een intern risicomodel, kan de nationale toezichthouder het verzoek beoordelen en nagaan of aan het EU-recht en aan de eventuele ECB-richtsnoeren is voldaan, en kan deze bij de ECB een voorstel indienen waarin wordt aangegeven of en onder welke voorwaarden het model kan worden gevalideerd. Na validering kan de nationale toezichthouder toezien op de toepassing van het model en op het gebruik ervan op doorlopende basis;

· de sanctiebevoegdheden worden gedeeld tussen de ECB en het nationale niveau.

4.3.        Bevoegdheden van de ECB

4.3.1.     Toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden

De ECB wordt voor de uitvoering van haar taken beschouwd als de bevoegde autoriteit van de deelnemende lidstaten en krijgt de toezichthoudende bevoegdheden die deze autoriteiten overeenkomstig de EU-bankwetgeving bezitten. Daarbij gaat het onder meer om de bevoegdheid om aan kredietinstellingen een vergunning te verlenen, een dergelijke vergunning in te trekken en een lid van de raad van bestuur van een kredietinstelling uit zijn functie te ontheffen. Voorts mag de ECB in het kader van de aan haar opgedragen taken geldboeten en dwangsommen opleggen. De sanctieaanpak van deze verordening heeft geen gevolgen voor die op andere gebieden waarop EU-instellingen de bevoegdheid hebben om sancties op te leggen, zoals sancties die in bepaalde gevallen aan moederondernemingen kunnen worden opgelegd.

Om haar taken te kunnen uitvoeren, krijgt de ECB alle nodige onderzoeksbevoegdheden. Met name kan de ECB alle relevante informatie opvragen bij de entiteiten waarop toezicht wordt uitgeoefend, en bij de personen die betrokken zijn bij, te maken hebben met of verbonden zijn met de werkzaamheden van deze entiteiten of namens deze entiteiten operationele functies uitvoeren. Ook krijgt zij de bevoegdheid om alle nodige onderzoeken te verrichten, waaronder inspecties ter plaatse. De uitoefening van deze onderzoeksbevoegdheden is met passende waarborgen omgeven.

4.3.2.     Specifieke bepalingen inzake de vergunningverlening en inzake de lidstaat van herkomst/lidstaat van ontvangst

Bij de verlening van een vergunning aan een kredietinstelling door de ECB wordt rekening gehouden met de aanvullende voorwaarden die eventueel in de nationale wetgeving worden gesteld. Met name verleent de ECB de vergunning op basis van een voorstel dat de nationale bevoegde autoriteit doet wanneer is voldaan aan de voorwaarden die in de nationale wetgeving worden gesteld.

Voor gevallen waarin een kredietinstelling het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat uitoefent, voorziet het Unierecht in een duidelijke verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst en in specifieke kennisgevingseisen. Voor kredietinstellingen die het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten in een andere deelnemende lidstaat uitoefenen, neemt de ECB in het kader van de aan haar opgedragen taken de rol op zich van toezichthouder van de lidstaat van herkomst én toezichthouder van de lidstaat van ontvangst. Voor de zaken die onder deze taken vallen, is er dus geen verdeling van bevoegdheden meer nodig tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst en zijn er evenmin nog kennisgevingsprocedures nodig. De desbetreffende bepalingen komen dan ook te vervallen voor de deelnemende lidstaten.

In het kader van het Unierecht nemen toezichthouders van grensoverschrijdende bankgroepen deel aan het geconsolideerde toezicht op de groep en coördineren zij hun toezichthoudende werkzaamheden in colleges van toezichthouders. Voor bankgroepen die alleen in de deelnemende lidstaten zijn gevestigd, neemt de ECB alle betrokken toezichthoudende taken over. Ten aanzien van deze groepen komen de collegebepalingen en de bepalingen inzake samenwerking tussen de toezichthouders te vervallen.

4.4.        Relatie met lidstaten die niet de euro als munteenheid hebben

In het voorstel wordt op drie manieren rekening gehouden met de situatie van de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd.

Ten eerste wordt in het gerelateerde voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van de Europese Bankautoriteit voorgesteld om de regelingen voor de stemming in de EBA aan te passen om de EBA-besluitvormingsstructuren evenwichtig en doeltreffend te houden en om de integriteit van de eengemaakte markt volledig intact te houden (zie onder 4.1.3).

Ten tweede heeft het voorstel ten aanzien van het toezicht op grensoverschrijdende banken die zowel in de eurozone als daarbuiten actief zijn, geen gevolgen voor de positie van de niet-deelnemende lidstaten in de bij Richtlijn 2006/48/EG opgezette colleges van toezichthouders. De collegebepalingen en de verplichting om samen te werken en informatie uit te wisselen bij het geconsolideerde toezicht en tussen de toezichthouders van de lidstaat van herkomst en die van de lidstaat van ontvangst, zijn onverkort van toepassing op de ECB als bevoegde autoriteit voor de deelnemende lidstaten. Deze bepalingen bieden een doeltreffend kader voor de samenwerking tussen de ECB en de nationale toezichthouders van de niet-eurolidstaten.

Ten derde kunnen de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, maar wel willen deelnemen aan de bankenunie, een nauwe toezichthoudende samenwerking met de ECB aangaan, mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Met name moeten deze lidstaten de desbetreffende ECB-handelingen naleven en uitvoeren. Voor lidstaten waarmee een nauwe samenwerkingsregeling is gesloten, verricht de ECB de haar bij deze verordening opgedragen taken in dat geval ook met betrekking tot de kredietinstellingen die in die lidstaat zijn gevestigd. Een vertegenwoordiger van die lidstaat mag dan deelnemen aan de werkzaamheden van de bij de verordening opgerichte Raad van toezicht die betrekking hebben op de planning en de uitvoering van de taken van de ECB op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden die in het besluit tot vaststelling van de nauwe samenwerking overeenkomstig de statuten van het ESCB en van de ECB worden genoemd.

4.5.        Organisatorische principes

4.5.1.     Onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht

De ECB zal onafhankelijk kunnen opereren bij de uitoefening van het toezicht op de banken. Wel wordt zij onderworpen aan strenge eisen op het gebied van de verantwoordingsplicht die ervoor moeten zorgen dat zij zo doeltreffend en evenredig mogelijk gebruikmaakt van haar toezichthoudende bevoegdheden, zulks binnen de grenzen van het Verdrag en parallel aan de regelingen voor de Europese toezichthoudende autoriteiten. Derhalve moet de ECB voor de uitoefening van haar taken rekenschap afleggen aan het Europees Parlement en de Raad/de Eurogroep. Zij zal regelmatig verslag moeten uitbrengen en vragen beantwoorden. De voorzitter van de Raad van toezicht dient jaarlijks een verslag over de toezichthoudende werkzaamheden van de ECB in bij het Europees Parlement en de Eurogroep en kan bij elke andere gelegenheid worden gehoord door de bevoegde commissies van het Europees Parlement. De ECB is ook verplicht om vragen van het Europees Parlement en zijn leden over haar toezichthoudende werkzaamheden te beantwoorden. Voorts worden krachtens het Verdrag de voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad van bestuur als orgaan dat de eindverantwoordelijkheid voor het ECB-optreden draagt, evenals de overige leden van de directie benoemd door de Europese Raad na raadpleging van het Europees Parlement. Aangezien de voorzitter van de Raad van toezicht wordt gekozen uit de directie, kan het Europees Parlement ook een stempel drukken op de keuze van de voorzitter. Overeenkomstig artikel 314, lid 1, VWEU maakt de begroting van de ECB geen deel uit van de Uniebegroting. Niettemin zal de ECB met het oog op de in dit verband af te leggen verantwoording een apart begrotingsonderdeel voor toezichthoudende taken moeten creëren uit haar algemene begroting. De uitgaven die met de toezichthoudende taken van de ECB verband houden, worden bekostigd uit de vergoedingen die moeten worden betaald door de instellingen waarop toezicht wordt uitgeoefend.

4.5.2.     Governance

Om mogelijke belangenconflicten tussen de doelstellingen van het monetaire beleid en die van het prudentiële toezicht te voorkomen, wordt het monetaire beleid strikt gescheiden van de toezichthoudende taken. Om de nodige scheiding tussen beide taken aan te brengen en ervoor te zorgen dat de toezichthoudende taken passende aandacht krijgen, zorgt de ECB ervoor dat al haar voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden in de ECB worden verricht door organen en administratieve afdelingen die gescheiden zijn van die welke bevoegd zijn voor het monetaire beleid. Daartoe wordt een Raad van toezicht opgericht die besluiten op toezichthoudend gebied zal voorbereiden. Uiteindelijk is het Raad van bestuur die de besluiten neemt, maar hij kan ook besluiten om bepaalde taken of besluitvormingsbevoegdheden aan de Raad van toezicht te delegeren. De Raad van toezicht staat onder leiding van een voorzitter en een ondervoorzitter die uit de Raad van bestuur van de ECB worden gekozen, en bestaat daarnaast uit vier vertegenwoordigers van de ECB en één vertegenwoordiger van elke nationale centrale bank of andere nationale bevoegde autoriteit.

4.5.3.     Uitwisseling van informatie

In de uitoefening van haar toezichthoudende taken is de ECB onderworpen aan de eisen van het beroepsgeheim die zijn vastgelegd in de EU-wetgeving voor het bankwezen, en mag zij informatie met de relevante nationale autoriteiten uitwisselen onder de voorwaarden die in die wetgeving zijn gesteld.

4.6.        Inwerkingtreding en evaluatie

Omdat met spoed een doeltreffend SSM moet worden opgezet, treedt de verordening al op 1 januari 2013 in werking. Om ervoor te zorgen dat het mechanisme een soepele start kent, is een infaseringsaanpak gepland waarbij de ECB met ingang van 1 januari 2013 haar toezichthoudende taken ten aanzien van ongeacht welke bank kan gaan uitoefenen, maar met name ten aanzien van banken die publieke financiële bijstand hebben ontvangen of gevraagd, terwijl de meeste significante kredietinstellingen die in Europa systeemrelevant zijn, met ingang van 1 juli 2013 onder ECB-toezicht komen te staan. Voor alle overige banken neemt de ECB uiterlijk vanaf 1 januari 2014 haar taken volledig op.

Omdat de richtlijn betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en de verordening betreffende de prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, die de Commissie op 20 juli 2011 heeft voorgesteld (RKV IV-pakket)[1], naar verwachting op 1 januari 2013 in werking treden, kan de ECB haar toezichthoudende taken op basis van deze handelingen uitoefenen. Mocht dit echter niet het geval zijn, dan kan de ECB krachtens een specifieke overgangsbepaling haar taken al verrichten op basis van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (RKV III).

Uiterlijk op 1 januari 2016 publiceert de Commissie een verslag over de opgedane ervaring met de werking van het SSM en met de in deze verordening vastgestelde procedures.

5.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de Uniebegroting omdat de ECB-begroting krachtens het Verdrag geen deel uitmaakt van de Uniebegroting.

2012/0242 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement[2],

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[3],

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       In de afgelopen decennia heeft de Unie aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de vorming van een interne markt voor bancaire diensten. Bijgevolg hebben bankgroepen waarvan het hoofdkantoor in een andere lidstaat is gevestigd, in tal van lidstaten een significant marktaandeel en hebben kredietinstellingen hun werkzaamheden geografisch gediversifieerd, met name binnen de eurozone.

(2)       Om het economisch herstel in de Unie te bevorderen is het van essentieel belang dat de interne markt voor bankdiensten intact blijft en verder wordt uitgebouwd. Dit blijkt echter steeds moeilijker te worden. De integratie van de bankmarkten in de Unie lijkt tot stilstand te komen.

(3)       Tegelijk moeten de toezichthouders hun toetsingsactiviteiten intensiveren om rekening te houden met de lessen van de financiële crisis van de afgelopen jaren, en moeten zij toezicht kunnen houden op uitermate complexe en onderling verbonden markten en instellingen.

(4)       De bevoegdheid voor het toezicht op afzonderlijke banken in de Unie blijft grotendeels een nationale aangelegenheid. Dit gaat ten koste van de doeltreffendheid van het toezicht en beperkt de mogelijkheden van de toezichthouders om tot een gemeenschappelijk begrip te komen van de soliditeit van de bancaire sector in de gehele Unie. Om de gunstige effecten van de marktintegratie op de groei en welvaart te bestendigen en te verhogen, moeten de toezichthoudende bevoegdheden dan ook sterker worden geïntegreerd.

(5)       De soliditeit van kredietinstellingen is in veel gevallen nog nauw verbonden met de lidstaat waarin zij gevestigd zijn. De twijfels over de houdbaarheid van de overheidsschuld, over de economische groeivooruitzichten en over de levensvatbaarheid van kredietinstellingen hebben geleid tot negatieve, elkaar versterkende markttrends. Dit kan gevaar opleveren voor de levensvatbaarheid van een aantal kredietinstellingen en voor de stabiliteit van het financiële stelsel als zodanig en een sterke belasting vormen voor de al onder druk staande overheidsfinanciën van de betrokken lidstaten. Dit probleem levert specifieke risico's op in de eurozone, waar de kans dat negatieve ontwikkelingen in één lidstaat gevaar opleveren voor de economische ontwikkeling en de stabiliteit van de eurozone als geheel, vanwege de eenheidsmunt nog groter is.

(6)       Dankzij de Europese Bankautoriteit (EBA), die in 2011 is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit)[4], en het Europees systeem voor financieel toezicht (EFSF - European System of Financial Supervision) dat is ingesteld bij artikel 2 van die verordening en van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen)[5] en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten)[6] is de samenwerking tussen de bankentoezichthouders in de Unie duidelijk verbeterd. De EBA levert een belangrijke bijdrage aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten in de Unie en is van cruciaal belang geweest voor een consistente uitvoering van de herkapitalisatie van grote Uniale kredietinstellingen die op de bijeenkomst van de Europese Raad in oktober 2011 is overeengekomen.

(7)       Het Europees Parlement heeft diverse malen voor een Europees orgaan dat rechtstreeks voor bepaalde toezichthoudende taken met betrekking tot financiële instellingen bevoegd is, gepleit, om te beginnen in zijn resolutie van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie "Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan"[7] en zijn resolutie van 21 juni november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie[8].

(8)       In de conclusies van de Europese Raad van 29 juni 2012 is de voorzitter van de Europese Raad verzocht een routekaart voor het verwezenlijken van een echte economische en monetaire unie te ontwikkelen. Op dezelfde dag is op de top van staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone erop gewezen dat wanneer er een doeltreffend gemeenschappelijk toezichtmechanisme, waarbij ook de ECB is betrokken, voor de banken in de eurozone wordt ingevoerd, het ESM op grond van een reguliere beslissing de mogelijkheid zou hebben banken rechtstreeks te herkapitaliseren, en wel onder passende voorwaarden, zoals de naleving van de staatssteunregelgeving.

(9)       Derhalve moet een Europese bankenunie worden opgericht, die wordt geschraagd door een echt gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten voor de eengemaakte markt als geheel en die bestaat uit een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en een gemeenschappelijk depositogarantie- en afwikkelingskader. Gezien de nauwe onderlinge verbanden en interacties tussen de lidstaten die aan de gemeenschappelijke munt deelnemen, moet de bankenunie ten minste van toepassing zijn op alle eurolidstaten. Met het oog op de handhaving en verdieping van de interne markt en voor zover het institutioneel mogelijk is, moet de bankenunie ook openstaan voor deelname van andere lidstaten.

(10)     Als eerste stap op weg naar de bankenunie moet een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme ervoor zorgen dat het Uniebeleid inzake het prudentiële toezicht op kredietinstellingen op een coherente en doeltreffende wijze ten uitvoer wordt gelegd, dat het gemeenschappelijke rulebook voor financiële diensten gelijkelijk wordt toegepast op kredietinstellingen in alle betrokken lidstaten, en dat deze kredietinstellingen worden onderworpen aan een zo hoogwaardig mogelijk toezicht dat niet wordt doorkruist door andere, niet-prudentiële overwegingen. Een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme dient als basis voor de volgende stappen op weg naar de bankenunie. Een en ander vloeit voort uit het uitgangspunt dat aan de invoering van gemeenschappelijke interventiemechanismen in een crisis gemeenschappelijke controles vooraf moeten gaan die de kans beperken dat de interventiemechanismen moeten worden gebruikt.

(11)     Als centrale bank van de eurozone met een uitgebreide expertise op het gebied van macro-economische en financiële-stabiliteitsvraagstukken, is de ECB bij uitstek geschikt om toezichthoudende taken uit te voeren die gericht zijn op de bescherming van de stabiliteit van het Europese financiële stelsel. In veel lidstaten zijn de centrale banken overigens al bevoegd voor het bancaire toezicht. Derhalve moeten aan de ECB specifieke taken betreffende het beleid op het gebied van het toezicht op kredietinstellingen in de eurozone worden opgedragen.

(12)     Aan de ECB moeten de specifieke toezichthoudende taken worden opgedragen die van cruciaal belang zijn voor een coherente en doeltreffende tenuitvoerlegging van het Uniebeleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, terwijl de nationale autoriteiten met de overige taken belast blijven. Onder meer moet de ECB tot taak krijgen maatregelen te nemen om macroprudentiële stabiliteit tot stand te brengen.

(13)     Voor de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel is het van essentieel belang dat grote banken veilig en solide zijn. Recentelijk is echter gebleken dat kleinere banken de financiële stabiliteit ook in gevaar kunnen brengen. Daarom moet de ECB toezichthoudende taken ten aanzien van álle banken van de deelnemende lidstaten kunnen uitoefenen.

(14)     De verlening vooraf van een vergunning die toegang biedt tot de werkzaamheden van kredietinstellingen, is een essentiële prudentiële techniek om ervoor te zorgen dat alleen actoren met een solide economische basis, alleen een organisatie die kan omgaan met de specifieke risico's die aan het in ontvangst nemen van deposito's en aan de kredietverlening verbonden zijn, en alleen capabele bestuurders deze werkzaamheden uitoefenen. Daarom moet de ECB tot taak krijgen vergunningen te verlenen aan kredietinstellingen, en moet zij bevoegd worden voor de intrekking van dergelijke vergunningen.

(15)     Naast de in Uniale wetgevingshandelingen vastgelegde voorwaarden voor de verlening van vergunningen aan kredietinstellingen en naast de gevallen waarin dergelijke vergunningen moeten worden ingetrokken, kunnen de lidstaten thans verdere voorwaarden aan de verlening van vergunningen verbinden en verdere bepalingen vaststellen voor de gevallen waarin een vergunning moet worden ingetrokken. Derhalve moet de ECB haar taak om vergunningen aan kredietinstellingen te verlenen en om een vergunning bij niet-naleving van het nationale recht in te trekken, uitvoeren op voorstel van de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit, die nagaat of aan de in het nationale recht vastgelegde voorwaarden in kwestie is voldaan.

(16)     Voor de waarborging van de continuïteit ten aanzien van de geschiktheid en financiële soliditeit van eigenaren van kredietinstellingen is een vóór de aankoop van een significant belang in een kredietinstelling verrichte beoordeling van de geschiktheid van een nieuwe eigenaar een onmisbaar instrument. De ECB is als Unie-instelling bij uitstek geschikt om een dergelijke beoordeling te verrichten zonder dat de interne markt onnodig wordt ingeperkt. Derhalve moet zij tot taak krijgen de verwerving en afstoting van significante deelnemingen in kredietinstellingen te beoordelen.

(17)     Voor de prudentiële soliditeit van kredietinstellingen geldt als eerste vereiste dat de hand wordt gehouden aan de Unieregelgeving die kredietinstellingen verplicht om bepaalde bedragen aan kapitaal aan te houden voor de risico's die aan de werkzaamheden van kredietinstellingen verbonden zijn, om de omvang van de blootstelling aan individuele tegenpartijen te beperken, om informatie over de financiële situatie van een kredietinstelling openbaar te maken, om over voldoende liquide activa te beschikken zodat spanningen op de markt het hoofd kan worden geboden, en om de hefboom te beperken. De ECB moet tot taak krijgen om de naleving van deze regelgeving te waarborgen en strengere prudentiële voorschriften vast te stellen voor en aanvullende maatregelen toe te passen op kredietinstellingen in de in handelingen van de Unie specifiek genoemde gevallen.

(18)     Aanvullende kapitaalbuffers, waaronder een kapitaalinstandhoudingsbuffer en een anticyclische kapitaalbuffer, welke ervoor zorgen dat kredietinstellingen in tijden van economische groei een kapitaalbasis opbouwen die groot genoeg is om in moeilijke tijden verliezen op te vangen, zijn essentiële prudentiële instrumenten om de aanwezigheid van voldoende verliesabsorptie te waarborgen. De ECB moet tot taak krijgen om dergelijke buffers op te leggen en ervoor te zorgen dat kredietinstellingen eraan voldoen.

(19)     De veiligheid en soliditeit van een kredietinstelling hangen ook af van de allocatie van voldoende intern kapitaal op basis van de risico's waaraan zij blootgesteld kan zijn, en van de aanwezigheid van passende interne organisatiestructuren en corporate-governanceregelingen. De ECB moet daarom tot taak krijgen eisen op te leggen die ervoor zorgen dat kredietinstellingen solide governanceregelingen, -procedures en ‑mechanismen, waaronder strategieën en procedures voor de beoordeling en handhaving van de toereikendheid van hun interne kapitaal, hebben ingevoerd. Zij moet ook tot taak krijgen om in geval van tekortkomingen passende maatregelen op te leggen, waaronder specifieke aanvullende eigenvermogensvereisten, specifieke publicatie-eisen en specifieke liquiditeitsvereisten.

(20)     De veiligheid en soliditeit van een kredietinstelling kunnen zowel op het niveau van een individuele kredietinstelling als op het niveau van een bankgroep of van een financieel conglomeraat in gevaar komen. Voor de waarborging van de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen zijn specifieke toezichtsregelingen die gericht zijn op een beperking van deze risico's, van groot belang. Naast het toezicht op individuele kredietinstellingen moeten de taken van de ECB ook het toezicht op geconsolideerd niveau, aanvullend toezicht, het toezicht op financiële holdings en het toezicht op gemengde financiële holdings omvatten.

(21)     Ter vrijwaring van de financiële stabiliteit moet de verslechtering van de financiële en economische situatie van een instelling kunnen worden opgelost voordat de instelling het punt bereikt waarop de autoriteiten geen andere mogelijkheid meer hebben dan deze af te wikkelen. De ECB moet tot taak krijgen om vroegtijdige-interventiemaatregelen zoals omschreven in het betrokken Unierecht, ten uitvoer te leggen. Wel moet zij haar vroegtijdige-interventiemaatregelen coördineren met de desbetreffende afwikkelingsautoriteiten. In afwachting van de verlening van afwikkelingsbevoegdheden aan een Europees orgaan moet de ECB bovendien een en ander op passende wijze coördineren met de betrokken nationale autoriteiten om ervoor te zorgen dat in geval van een crisis voor alle partijen, en met name binnen de groepen voor grensoverschrijdende crisisbeheersing en de toekomstige afwikkelingscolleges die daartoe worden ingesteld, duidelijk is wat hun te doen staat.

(22)     De nationale autoriteiten blijven belast met de toezichthoudende taken die niet aan de ECB worden opgedragen. Zo moeten zij de bevoegdheid behouden om kennisgevingen van kredietinstellingen met betrekking tot het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten te ontvangen, om toezicht te houden op organisaties die niet onder de definitie van kredietinstellingen in het kader van het Unierecht vallen, maar waarop toezicht wordt gehouden in het kader van nationaal recht, om toezicht te houden op kredietinstellingen uit derde landen die in de Unie een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verrichten, om toezicht te houden op betalingsdiensten, om aan kredietinstellingen sancties op te leggen, om kredietinstellingen dagelijks te verifiëren, om de functie van bevoegde autoriteiten voor kredietinstellingen uit te oefenen met betrekking tot de markten voor financiële instrumenten en met betrekking tot de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

(23)     De ECB moet in het kader van de aan haar opgedragen taken de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen, de stabiliteit van het financiële stelsel van de Unie en de eenheid en integriteit van de interne markt waarborgen en aldus tevens de depositohouders beschermen en de werking van de interne markt verbeteren, zulks overeenkomstig het gemeenschappelijke rulebook voor financiële diensten in de Unie.

(24)     De aan de ECB op te dragen toezichthoudende taken ten aanzien van een aantal lidstaten moeten stroken met het in 2010 opgezette kader van het Europees systeem voor financieel toezicht (European System of Financial Supervision — ESFS) en met de onderliggende doelstelling ervan om het gemeenschappelijke rulebook te ontwikkelen en de convergentie van toezichtspraktijken in de gehele Unie te versterken. Voor de aanpak van vraagstukken van gezamenlijk belang en voor de waarborging van een deugdelijk toezicht op kredietinstellingen die ook in de verzekerings- en de effectensector opereren, is het van belang dat de toezichthouders voor het bankwezen en die voor het verzekeringswezen of de effectenmarkten met elkaar samenwerken. Daarom moet de ECB worden verplicht nauw samen te werken met de EBA, de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, zulks in het kader van het ESFS.

(25)     Om de consistentie tussen de aan de ECB verleende toezichthoudende bevoegdheden en de besluitvorming in de EBA te waarborgen, moet de ECB de coördinatie van een gemeenschappelijk standpunt van de vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten van de deelnemende lidstaten op zich nemen voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen.

(26)     De ECB moet haar taken uitvoeren onverminderd en met inachtneming van het Unierecht, waaronder het gehele primaire en secundaire Unierecht, besluiten van de Commissie op staatssteungebied, de mededingingsregelgeving en controles op concentraties, en het gemeenschappelijke rulebook zoals van toepassing op alle lidstaten. De EBA is belast met de ontwikkeling van technische ontwerpnormen en richtsnoeren en aanbevelingen die voor convergentie op toezichtsgebied en voor consistente toezichtsresultaten in de Unie moeten zorgen. De ECB mag de uitoefening van deze taken door de EBA niet overnemen en mag derhalve de bevoegdheden om overeenkomstig artikel 132 VWEU verordeningen vast te stellen, alleen uitoefenen wanneer de Uniehandelingen die de Commissie op basis van een ontwerp van de EBA vaststelt, of de richtsnoeren en aanbevelingen van de EBA geen betrekking hebben op bepaalde aspecten die voor een goede uitoefening van de ECB-taken noodzakelijk zijn, of daarop niet voldoende betrekking hebben.

(27)     Om ervoor te zorgen dat kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings de toezichtsregelgeving en –besluiten toepassen, moeten in geval van overtredingen doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. Op grond van artikel 132, lid 3, VWEU en Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen[9] mag de ECB ondernemingen boeten en dwangsommen opleggen bij niet-naleving van de verplichtingen krachtens haar verordeningen en besluiten. Daarnaast moet de ECB, met het oog op een doeltreffende uitvoering van haar taken op het gebied van de handhaving van de toezichtsregels zoals vastgelegd in het rechtstreeks toepasselijke Unierecht, de bevoegdheid krijgen om geldboeten op te leggen aan kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings die dergelijke regels overtreden. De nationale autoriteiten moeten de mogelijkheid behouden om sancties toe te passen bij niet-naleving van verplichtingen die voortvloeien uit nationaal recht waarbij Unierichtlijnen zijn omgezet. Wanneer de ECB het voor de uitvoering van haar taken passend acht dat in verband met dergelijke overtredingen een verdere sanctie wordt opgelegd, moet zij de zaak daartoe kunnen voorleggen aan de nationale autoriteiten.

(28)     De nationale toezichthouders beschikken over belangrijke en een lange expertise op het gebied van het toezicht op kredietinstellingen op hun grondgebied en de specifieke economische, organisatorische en culturele kenmerken ervan. Daartoe hebben zij een omvangrijke organisatie bestaande uit gespecialiseerd en hooggekwalificeerd personeel opgebouwd. Daarom moeten nationale toezichthouders ter waarborging van een hoogwaardig Europees toezicht de ECB bijstaan bij de voorbereiding en uitvoering van handelingen die betrekking hebben op de uitoefening van de toezichthoudende taken van de ECB. Dit moet met name gelden voor de doorlopende dagelijkse beoordeling van de situatie van een bank en de daarbij behorende verificaties ter plaatse.

(29)     Wat betreft het toezicht op grensoverschrijdende banken die zowel in als buiten de eurozone actief zijn, moet de ECB nauw samenwerken met de bevoegde autoriteiten van niet-deelnemende lidstaten. De ECB moet als bevoegde autoriteit worden onderworpen aan de daaruit voortvloeiende verplichting om in het kader van het Unierecht samen te werken en informatie uit te wisselen, en moet in extenso deelnemen aan de colleges van toezichthouders. Daarnaast moeten de lidstaten die niet aan de gemeenschappelijke munt deelnemen, gezien de duidelijke voordelen die de uitoefening van toezichthoudende taken door een Europese instelling meebrengt op het gebied van de financiële stabiliteit en een duurzame marktintegratie, ook de mogelijkheid krijgen om aan het nieuwe mechanisme deel te nemen. Wel geldt voor een doeltreffende uitoefening van de toezichthoudende taken als eerste vereiste dat de toezichtsbesluiten onverkort en onverwijld worden uitgevoerd. Daarom moeten de lidstaten die aan het nieuwe mechanisme willen deelnemen, ervoor instaan dat hun nationale bevoegde autoriteiten de door de ECB verlangde maatregelen ten aanzien van kredietinstellingen in acht nemen en vaststellen. De ECB moet een nauwe samenwerking kunnen aangaan met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat die niet aan de gemeenschappelijke munt deelneemt. Zij moet worden verplicht de samenwerking aan te gaan wanneer aan de in deze verordening genoemde voorwaarden is voldaan. De voorwaarden waaronder vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die een nauwe samenwerking zijn aangegaan, deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad van toezicht, moeten de grootst mogelijke betrokkenheid van deze vertegenwoordigers mogelijk maken, zij het dat rekening moet worden gehouden met de grenzen die voortvloeien uit de statuten van het ESCB en van de ECB, met name wat de integriteit van het besluitvormingsproces betreft.

(30)     De ECB moet voor de uitvoering van haar taken over passende toezichthoudende bevoegdheden beschikken. Krachtens het Unierecht inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen moeten bepaalde bevoegdheden worden verleend aan bevoegde autoriteiten die daartoe door de lidstaten zijn aangewezen. Voor zover deze bevoegdheden binnen de reikwijdte van de aan de ECB opgedragen toezichthoudende taken vallen, moet de ECB met betrekking tot de deelnemende lidstaten als de bevoegde autoriteit worden beschouwd en moet zij de bevoegdheden krijgen die bij het Unierecht aan de bevoegde autoriteiten zijn verleend. Daartoe behoren ook de bevoegdheden die bij deze handelingen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst zijn verleend, alsmede de bevoegdheden die aan de aangewezen autoriteiten zijn verleend.

(31)     Om haar taken doeltreffend uit te oefenen, moet de ECB alle noodzakelijke informatie kunnen eisen en onderzoeken en inspecties ter plaatse kunnen verrichten. Deze bevoegdheden moeten gelden voor de onder toezicht staande entiteiten, bij de werkzaamheden van deze entiteiten betrokken personen en gelieerde derden, derden waaraan deze entiteiten operationele functies of werkzaamheden hebben uitbesteed, en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met de werkzaamheden van deze entiteiten, onder wie het personeel van een onder toezicht staande entiteit dat niet rechtstreeks betrokken is bij de werkzaamheden ervan, maar dat uit hoofde van zijn functie in de entiteit in het bezit kan zijn van belangrijke informatie over een specifieke aangelegenheid, alsmede bedrijven die aan deze entiteiten diensten hebben verleend. De ECB moet informatie kunnen eisen met een eenvoudig verzoek, waaraan de aangezochte persoon echter geen gevolg hoeft te geven, maar als deze persoon vrijwillig wél op het verzoek ingaat, mag de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend zijn en moet deze onverwijld ter beschikking worden gesteld. De ECB moet ook informatie bij besluit kunnen eisen.

(32)     Voor gevallen waarin een kredietinstelling haar recht van vestiging in een andere lidstaat of haar recht om in een andere lidstaat diensten te verrichten uitoefent, of waarin entiteiten van een groep in verschillende lidstaten zijn gevestigd, voorziet het Unierecht in specifieke procedures en in een verdeling van bevoegdheden tussen de betrokken lidstaten. Voor zover de ECB bepaalde toezichthoudende taken ten aanzien van alle deelnemende lidstaten op zich neemt, mogen deze procedures en verdelingen niet van toepassing zijn op het recht van vestiging in een andere deelnemende lidstaat of het recht om diensten in een andere deelnemende lidstaat te verrichten.

(33)     De ECB moet in haar besluitvormingsprocedures gebonden zijn aan de Unieregels en algemene beginselen inzake behoorlijke procedure en transparantie. Het recht van de adressaten van de besluiten van de ECB om te worden gehoord moet ten volle worden geëerbiedigd.

(34)     Doordat aan de ECB toezichthoudende taken worden opgedragen, wordt zij in belangrijke mate verantwoordelijk voor de waarborging van de financiële stabiliteit in de Unie en voor een zo doeltreffend en evenredig mogelijk gebruik van haar toezichthoudende bevoegdheden. Daarom moet de ECB voor de uitoefening van deze taken verantwoording afleggen aan het Europees Parlement en de Raad van Ministers dan wel de Eurogroep als democratisch gelegitimeerde instellingen die het Europese volk en de lidstaten vertegenwoordigen. Onder meer moet regelmatig verslag worden uitgebracht en moeten vragen worden beantwoord. Wanneer nationale toezichthouders in het kader van deze verordening actie ondernemen, moeten de regelingen inzake verantwoordingsplicht die in het kader van het nationale recht zijn vastgesteld, van toepassing blijven.

(35)     De ECB is bevoegd voor de uitvoering van monetaire beleidsfuncties ter handhaving van de prijsstabiliteit overeenkomstig artikel 127, lid 1, VWEU. De uitoefening van toezichthoudende taken heeft tot doel de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel te beschermen. Om belangenconflicten te vermijden en ervoor te zorgen dat elke functie overeenkomstig de toepasselijke doelstellingen wordt uitgeoefend, moet de ECB ervoor zorgen dat ze volledig van elkaar worden gescheiden.

(36)     Met name moet bij de ECB een Raad van toezicht worden opgezet die bevoegd wordt voor de voorbereiding van besluiten inzake toezichtsaangelegenheden en die de specifieke expertise van nationale toezichthouders inbrengt. Daarom moet de raad worden voorgezeten door een voorzitter en een ondervoorzitter die gekozen worden door de Raad van bestuur van de ECB, en moet deze daarnaast bestaan uit vertegenwoordigers van de ECB en van de nationale autoriteiten. Om een passende roulatie mogelijk te maken en een volledige onafhankelijkheid van de voorzitter en de ondervoorzitter te waarborgen, mag hun ambtstermijn ten hoogste vijf jaar bedragen en mag deze niet hernieuwbaar zijn. Om voor een volledige coördinatie met de werkzaamheden van de EBA en met het prudentiële beleid van de Unie te zorgen, mogen de EBA en de Europese Commissie als waarnemer in de Raad van toezicht zitting hebben. In het kader van de uitoefening van de aan de ECB opgedragen toezichthoudende taken moet een groot aantal technisch complexe handelingen en besluiten worden vastgesteld, waaronder besluiten inzake individuele kredietinstellingen. Om deze taken overeenkomstig het beginsel van de scheiding van taken betreffende het monetaire beleid doeltreffend uit te voeren, moet de Raad van bestuur van de ECB bepaalde duidelijk omschreven toezichthoudende taken en gerelateerde besluiten kunnen delegeren aan de Raad van toezicht, onverminderd het toezicht en de bevoegdheid van de Raad van bestuur, die aan dat orgaan instructies en aanwijzingen kan geven. De Raad van toezicht kan worden gesteund door een stuurcomité met een beperktere samenstelling.

(37)     De leden van de Raad van toezicht en de personeelsleden van de ECB die toezichthoudende taken verrichten, moeten worden onderworpen aan de passende vereisten van het beroepsgeheim. Soortgelijke vereisten moeten gelden voor de uitwisseling van informatie met de personeelsleden van de ECB die niet bij de toezichthoudende werkzaamheden betrokken zijn. Een en ander mag de ECB er niet van weerhouden om binnen de grenzen en onder de voorwaarden zoals vastgelegd in de desbetreffende Uniewetgeving, informatie uit te wisselen, bijvoorbeeld met de Europese Commissie in het kader van haar taken uit hoofde van de artikelen 107 en 108 VWEU en uit hoofde van het Unierecht inzake een versterkt economisch en budgettair toezicht.

(38)     Voor een doeltreffende uitvoering van haar toezichthoudende taken moet de ECB de aan haar opgedragen toezichthoudende taken volledig onafhankelijk uitoefenen, en mag er met name geen sprake zijn van ongepaste politieke beïnvloeding en van bemoeienis vanuit het bedrijfsleven waardoor haar operationele onafhankelijkheid zou worden aangetast.

(39)     Voor een doeltreffende uitvoering van haar toezichthoudende taken moet de ECB over voldoende middelen beschikken. Bij de verwerving van deze middelen moet ervoor worden gezorgd dat de ECB onafhankelijk blijft, dat wil zeggen niet op ongepaste wijze door nationale bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers wordt beïnvloed, en dat de monetaire en toezichthoudende taken worden gescheiden. De kosten van het toezicht moeten in de eerste plaats worden gedragen door de entiteiten die aan dit toezicht zijn onderworpen. Daarom moet de uitoefening van toezichthoudende taken door de ECB ten minste deels worden gefinancierd uit vergoedingen die aan de kredietinstellingen worden gevraagd. Gezien de overdracht van significante toezichthoudende taken van de nationale autoriteiten aan de ECB wordt verwacht dat op nationaal niveau verschuldigde vergoedingen voor toezicht in passende gevallen kunnen worden verlaagd.

(40)     Voor een doeltreffend toezicht is sterk gemotiveerd, goed opgeleid en onpartijdig personeel onmisbaar. Voor de opbouw van een waarlijk geïntegreerd toezichtsmechanisme moet worden voorzien in een passende personeelsuitwisseling en -detachering met en tussen de nationale toezichthouders en de ECB. Om belangenconflicten, met name bij het toezicht op grote banken, te vermijden moet de ECB zo nodig kunnen vragen dat nationale toezichthoudende teams ook personeel van bevoegde autoriteiten uit andere deelnemende lidstaten bij hun werkzaamheden betrekken.

(41)     Gezien de mondialisering van de bankdiensten en gezien het toegenomen belang van internationale normen moet de ECB bij de uitvoering van haar taken de internationale normen eerbiedigen en een dialoog voeren met en nauw samenwerken met toezichthouders buiten de Unie, zonder evenwel de internationale rol van de EBA te dupliceren. Zij moet de bevoegdheid krijgen contacten te leggen en administratieve regelingen te treffen met toezichthoudende autoriteiten en overheidsinstanties uit derde landen en met internationale organisaties, in coördinatie met de EBA en met volledige inachtneming van de bestaande rollen van de lidstaten en de instellingen van de Unie alsmede van hun bevoegdheden ter zake.

(42)     Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[10] en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[11] zijn onverkort van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.

(43)     Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[12] is van toepassing op de ECB. De ECB is eveneens toegetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

(44)     Om ervoor te zorgen dat kredietinstellingen worden onderworpen aan een zo hoogwaardig mogelijk toezicht dat niet wordt doorkruist door andere, niet-prudentiële overwegingen, en om ervoor te zorgen dat de negatieve, elkaar versterkende gevolgen van marktontwikkelingen voor banken en lidstaten tijdig en doeltreffend worden aangepakt, moet de ECB zo spoedig mogelijk beginnen met de uitvoering van specifieke toezichthoudende taken. In het kader van de overdracht van toezichthoudende taken van nationale toezichthouders aan de ECB zijn evenwel bepaalde voorbereidingen vereist. Daarom moet worden voorzien in een passende infaseringsperiode. Het aantal banken dat aan het toezicht van de ECB wordt onderworpen, moet geleidelijk toenemen op basis van de relevantie van het toezicht op deze banken, teneinde voor financiële stabiliteit te zorgen. In de eerste fase moet de ECB haar toezichthoudende taken ten aanzien van ongeacht welke bank kunnen uitoefenen, maar met name ten aanzien van banken die publieke financiële bijstand hebben ontvangen of gevraagd. In de tweede fase moeten de banken aan bod komen die in Europa op grond van hun totale blootstellingen en hun rechtsgebiedoverschrijdende werkzaamheden systeemrelevant zijn. De totale blootstellingen moeten worden berekend in het licht van de methodieken zoals omschreven in het Bazel III-akkoord van het Bazelse Comité van bankentoezichthouders inzake de berekening van de hefboomratio en de definitie van uit gewone aandelen bestaand tier 1-kapitaal. Het infaseringsproces moet uiterlijk binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening zijn voltooid.

(45)     Het huidige kader van prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en het aanvullende toezicht op financiële conglomeraten wordt gevormd door richtlijnen die de lidstaten een aanzienlijke keuzevrijheid en speelruimte bieden bij de afbakening van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten. Omdat nog geen goedkeuring is gehecht aan nieuwe Uniewetgevingshandelingen waarin de bevoegdheden worden omschreven waarover de bevoegde autoriteiten rechtstreeks en zonder rekening te houden met de keuzevrijheid of speelruimte van de lidstaten beschikken, mag de ECB geen besluiten nemen die rechtstreeks van toepassing zijn op kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings. In deze overgangsfase mag de ECB haar taken derhalve alleen op basis van instructies aan de nationale bevoegde autoriteiten uitoefenen.

(46)     Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast.

(47)     Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de doelstelling dat een efficiënt en effectief kader voor de uitoefening door een Unie-instelling van specifieke toezichthoudende taken ten aanzien van kredietinstellingen wordt opgezet, en de doelstelling dat voor een consistente toepassing van het gemeenschappelijke rulebook op kredietinstellingen wordt gezorgd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de pan-Uniale structuur van de bankmarkt en de gevolgen van bankfaillissementen voor andere lidstaten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Onderwerp en definities

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden aan de ECB specifieke taken betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen opgedragen om de veiligheid en de soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel te bevorderen, daarbij terdege rekening houdend met de eenheid en de integriteit van de interne markt.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

(1) "deelnemende lidstaat": een lidstaat die de euro als munt heeft;

(2) "nationale bevoegde autoriteit": de nationale bevoegde autoriteit die door de deelnemende lidstaten is aangewezen overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)[13] en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking)[14];

(3) "kredietinstellingen": kredietinstellingen als omschreven in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG;

(4) "financiële holding": een financiële holding als omschreven in artikel 4, punt 19, van Richtlijn 2006/48/EG;

(5) "gemengde financiële holding": een gemengde financiële holding als omschreven in artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat[15];

(6) "financieel conglomeraat": een financieel conglomeraat als omschreven in artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2002/87/EG.

Hoofdstuk II

Samenwerking en taken

Artikel 3

Samenwerking

De ECB werkt nauw samen met de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Europees Comité voor systeemrisico's, die deel uitmaken van het Europees Systeem voor financieel toezicht, dat is ingesteld bij artikel 2 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 4

Aan de ECB opgedragen taken

1.           De ECB heeft, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht, de exclusieve bevoegdheid om met het oog op prudentieel toezicht ten aanzien van alle in de deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen de volgende taken te verrichten:

(a) vergunningen aan kredietinstellingen verlenen en die vergunningen intrekken;

(b) verwervingen en afstotingen van deelnemingen in kredietinstellingen beoordelen;

(c) zorgen voor de naleving van de handelingen van de Unie waarbij prudentiële voorschriften voor kredietinstellingen zijn vastgesteld op het gebied van eigenvermogensvereisten, de liquiditeit, de hefboom, limieten voor grote blootstellingen en de verslaglegging en openbaarmaking van informatie ter zake;

(d) uitsluitend in gevallen die specifiek in handelingen van de Unie zijn omschreven, strengere prudentiële voorschriften vaststellen en aanvullende maatregelen toepassen voor kredietinstellingen;

(e) in gevallen die specifiek in handelingen van de Unie zijn omschreven, bepalen welke kapitaalbuffers de kredietinstellingen naast het onder c) bedoelde vereiste eigen vermogen moeten aanhouden, en in dit verband onder meer anticyclische bufferpercentages vaststellen en alle andere maatregelen nemen om systeemrisico’s of macroprudentiële risico’s aan te pakken;

(f) eisen opleggen aan kredietinstellingen met betrekking tot de invoering van solide governanceregelingen, ‑procedures en ‑mechanismen en doeltreffende interne procedures voor de beoordeling van hun kapitaaltoereikendheid;

(g) bepalen of de door de kredietinstellingen ingevoerde regelingen, strategieën, procedures en mechanismen en het door deze instellingen aangehouden eigen vermogen een degelijk beheer en een solide dekking van hun risico’s waarborgen, en op basis van die toetsing de kredietinstellingen specifieke aanvullende eigenvermogensvereisten, specifieke publicatie-eisen, specifieke liquiditeitvereisten en andere maatregelen opleggen in gevallen die specifiek in handelingen van de Unie zijn omschreven;

(h) bij kredietinstellingen stresstests voor toezichtdoeleinden verrichten ter ondersteuning van de toetsing;

(i) toezicht op geconsolideerde basis uitoefenen op in een van de deelnemende lidstaten gevestigde moederondernemingen van kredietinstellingen, waaronder financiële holdings en gemengde financiële holdings, en, onder meer in colleges van toezichthouders, deelnemen aan toezicht op geconsolideerde basis op moederondernemingen die niet in een van de deelnemende lidstaten zijn gevestigd;

(j) deelnemen aan aanvullend toezicht op een financieel conglomeraat ten aanzien van de daarin opgenomen kredietinstellingen en de taak van coördinator op zich nemen als de ECB als coördinator voor een financieel conglomeraat is aangewezen overeenkomstig de in het toepasselijke Unierecht vastgestelde criteria;

(k) wanneer een kredietinstelling niet voldoet of wellicht niet meer zal voldoen aan de toepasselijke prudentiële voorschriften, in samenspraak met de betrokken afwikkelingsautoriteiten toezichthoudende taken verrichten met betrekking tot vroegtijdige interventie, onder meer met betrekking tot de herstelplannen en de regelingen voor financiële steun binnen de groep;

(l) wanneer vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten aan de Raad van toezichthouders en de Raad van bestuur van de Europese Bankautoriteit deelnemen, de coördinatie op zich nemen om tot een gemeenschappelijk standpunt van die vertegenwoordigers te komen met betrekking tot kwesties die verband houden met de bij deze verordening aan de ECB opgedragen taken, en dat gemeenschappelijk standpunt naar voren brengen.

2.           Voor in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen die in een deelnemende lidstaat een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verlenen, verricht de ECB de in lid 1 vermelde taken waarvoor de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaat bevoegd zijn.

3.           Met inachtneming van en overeenkomstig toepasselijke voorschriften van het Unierecht, en met name van wetgevingshandelingen en niet-wetgevingshandelingen, kan de ECB, voor zover zulks nodig is om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren, verordeningen vaststellen, aanbevelingen doen en besluiten nemen om het Unierecht ten uitvoer te leggen of toe te passen.

4.           Deze verordening geldt onverminderd de verantwoordelijkheid en de daaraan gerelateerde bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten om andere dan de in deze verordening vermelde toezichthoudende taken te verrichten.

Artikel 5

Nationale autoriteiten

1.           De ECB voert haar taken uit binnen een gemeenschappelijk toezichtmechanisme dat bestaat uit de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten.

2.           De nationale bevoegde autoriteiten verlenen de ECB desgevraagd bijstand voor de voorbereiding en de uitvoering van alle handelingen met betrekking tot de in artikel 4 vermelde taken.

3.           De ECB legt bij het vervullen van haar taken de praktische regelingen vast voor de uitvoering van lid 2 door de nationale toezichthoudende autoriteiten. Zij geeft een duidelijke omschrijving van het kader waarin en de voorwaarden waaronder de nationale bevoegde autoriteiten die activiteiten moeten uitvoeren.

4.           De nationale bevoegde autoriteiten volgen de instructies van de ECB.

Artikel 6

Nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van niet-deelnemende lidstaten

1.           Wanneer overeenkomstig dit artikel nauwe samenwerking is aangegaan tussen de ECB en de nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die niet de euro als munt heeft, voert de ECB binnen de in dit artikel vastgestelde grenzen de in artikel 4, leden 1 en 2, vermelde taken uit ten aanzien van kredietinstellingen die in een dergelijke lidstaat zijn gevestigd.

Daartoe kan de ECB richtsnoeren of verzoeken richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de niet-deelnemende lidstaat.

2.           Tussen de ECB en de nationale bevoegde autoriteit van een niet-deelnemende lidstaat wordt bij een door de ECB vastgesteld besluit nauwe samenwerking aangegaan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a) de betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten, de Commissie, de ECB en de EBA in kennis van zijn verzoek om ten aanzien van alle kredietinstellingen die in die lidstaat zijn gevestigd, nauw met de ECB samen te werken voor de uitoefening van de in artikel 4 vermelde taken;

(b) in de kennisgeving verbindt de betrokken lidstaat zich ertoe:

– erop toe te zien dat zijn nationale bevoegde autoriteit alle richtsnoeren en verzoeken van de ECB in acht neemt,

– alle informatie over de in die lidstaat gevestigde kredietinstellingen te verstrekken die de ECB kan vragen om een uitgebreide beoordeling van die kredietinstellingen te maken;

(c) de betrokken lidstaat heeft nationale rechtshandelingen vastgesteld om te garanderen dat zijn nationale bevoegde autoriteit verplicht is om alle maatregelen betreffende kredietinstellingen waarom de ECB overeenkomstig lid 5 verzoekt, vast te stellen.

3.           In het in lid 2 bedoelde besluit worden, met inachtneming van het statuut van het ESCB en de ECB, de voorwaarden vastgesteld waaronder vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die overeenkomstig dit artikel nauwe samenwerking hebben aangegaan, deelnemen aan de activiteiten van de Raad van toezicht.

4.           Het in lid 2 bedoelde besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het besluit wordt 14 dagen na die bekendmaking van toepassing.

5.           Als de ECB van mening is dat de bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat ten aanzien van een kredietinstelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding een maatregel in verband met de in lid 1 bedoelde taken moet nemen, richt zij daartoe een verzoek tot die autoriteit, waarin zij het toepasselijke tijdsbestek aangeeft. Dit tijdsbestek bedraagt minstens 48 uur, tenzij de maatregel sneller moet worden genomen om onherstelbare schade te voorkomen. De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat neemt alle nodige maatregelen overeenkomstig de in lid 2, onder c), vastgestelde verplichting.

6.           Als de betrokken lidstaat niet langer aan de in lid 2, onder a) tot en met c), vastgestelde voorwaarden voldoet of als de bevoegde autoriteit van die lidstaat niet handelt overeenkomstig de in lid 2, onder c), vastgestelde verplichting, kan de ECB besluiten de nauwe samenwerking met die lidstaat te beëindigen.

Dit besluit wordt ter kennis van de betrokken lidstaat gebracht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. In dit besluit wordt vermeld vanaf welke datum het besluit van toepassing wordt, waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met de doelmatigheid van het toezicht en de rechtmatige belangen van de kredietinstellingen.

Artikel 7

Internationale betrekkingen

Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en de andere instellingen van de Unie met betrekking tot de taken die bij deze verordening aan de ECB worden opgedragen, kan de ECB contacten leggen en administratieve regelingen treffen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen, voor zover dit alles op passende wijze met de EBA wordt gecoördineerd. Deze regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie of haar lidstaten.

Hoofdstuk III

Toezichthoudende bevoegdheden en onderzoeksbevoegdheden

Artikel 8

Toezichthoudende bevoegdheden en onderzoeksbevoegdheden

1.           Voor de uitvoering van de haar bij artikel 4, leden 1 en 2, opgedragen taken wordt de ECB geacht de bevoegde autoriteit van de deelnemende lidstaten overeenkomstig de toepasselijke handelingen van het Unierecht te zijn en de bevoegdheden en verplichtingen te hebben die bevoegde autoriteiten krachtens die handelingen hebben.

Voor de uitvoering van de in artikel 4, leden 1 en 2, vastgestelde taken wordt de ECB geacht de aangewezen autoriteit overeenkomstig de toepasselijke handelingen van het Unierecht te zijn en de bevoegdheden en verplichtingen te hebben die aangewezen autoriteiten krachtens die handelingen hebben.

2.           Voor de uitvoering van de haar bij artikel 4, leden 1 en 2, opgedragen taken beschikt de ECB over de in afdeling 1 vastgestelde onderzoeksbevoegdheden.

AFDELING 1

Onderzoeksbevoegdheden

Artikel 9

Verzoeken om informatie

1.           De ECB kan met een eenvoudig verzoek of bij besluit bij de volgende natuurlijke of rechtspersonen alle informatie opvragen die zij voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken nodig heeft, waaronder ook informatie die op gezette tijden en volgens vastgestelde formats voor toezichtdoeleinden en daarmee verband houdende statistische doeleinden dient te worden verstrekt:

(a) kredietinstellingen;

(b) financiële holdings;

(c) gemengde financiële holdings;

(d) gemengde holdings;

(e) personen die betrokken zijn bij de activiteiten van de onder a) tot en met d) vermelde entiteiten, en aan hen gelieerde derden;

(f) derden aan wie de onder a) tot en met d) vermelde entiteiten operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed;

(g) personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met de activiteiten van de onder a) tot en met d) vermelde entiteiten;

(h) nationale bevoegde autoriteiten.

2.           De in lid 1 bedoelde personen verstrekken de gevraagde informatie.

Artikel 10

Algemene onderzoeken

1.           Om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren kan de ECB alle nodige onderzoeken naar de in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde personen verrichten. Daartoe heeft de ECB het recht om:

(a) de overlegging van documenten te eisen;

(b) de boeken en bescheiden van de in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde personen te onderzoeken en kopieën of uittreksels van die boeken en bescheiden te maken;

(c) schriftelijke of mondelinge toelichting te krijgen van in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden;

(d) alle andere natuurlijke en rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen.

2.           De in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde personen onderwerpen zich aan de onderzoeken die bij een besluit van de ECB worden ingeleid.

Als een persoon zich tegen het voeren van een onderzoek verzet, verleent de deelnemende lidstaat waar de betrokken bedrijfsruimten zijn gelegen, de nodige bijstand, onder meer door de ECB toegang tot de bedrijfsruimten van de in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g) bedoelde rechtspersonen te verschaffen, zodat de genoemde rechten kunnen worden uitgeoefend.

Artikel 11

Inspecties ter plaatse

1.           Om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren kan de ECB overeenkomstig artikel 12 alle nodige inspecties ter plaatse in de bedrijfsruimten van in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde rechtspersonen verrichten. Als dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de ECB de inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten.

2.           De functionarissen van de ECB en andere personen die door de ECB gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse uit te voeren, kunnen de bedrijfsruimten en terreinen betreden van rechtspersonen die aan een door de ECB genomen onderzoeksbesluit zijn onderworpen, en hebben alle in artikel 10, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn eveneens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voor zover nodig voor de inspectie.

3.           De in artikel 9, lid 1, onder a) to g), bedoelde personen onderwerpen zich aan bij een besluit van de ECB gelaste inspecties ter plaatse.

4.           De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie moet worden verricht, en door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen personen, verlenen op verzoek van de ECB de functionarissen van de ECB en andere door de ECB gemachtigde personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken deelnemende lidstaat mogen op verzoek eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.

5.           Als functionarissen van de ECB en andere door de ECB gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de deelnemende lidstaat hen de nodige bijstand.

Artikel 12

Toestemming van een rechterlijke instantie

1.           Als het nationale recht voorschrijft dat voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in artikel 11, lid 5, bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd.

2.           Als om toestemming als bedoeld in lid 1 wordt verzocht, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ECB op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ECB om nadere uitleg vragen, met name met betrekking tot de redenen die de ECB heeft om aan te nemen dat een inbreuk is gemaakt op de toepasselijke handelingen van het Unierecht, en met betrekking tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van de inspectie toetsen, noch de informatie in het dossier van de ECB opvragen. Het besluit van de ECB kan uitsluitend door het Hof van Justitie van de Europese Unie op zijn wettigheid worden getoetst.

AFDELING 2

Specifieke toezichthoudende bevoegdheden

Artikel 13

Vergunning

1.           Een aanvraag voor een vergunning tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een in een deelnemende lidstaat te vestigen kredietinstelling wordt bij de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietinstelling wordt gevestigd, ingediend overeenkomstig de in de betrokken nationale wetgeving vastgestelde voorschriften.

Als de kredietinstelling voldoet aan alle vergunningsvoorwaarden die in het nationale recht van die lidstaat zijn vastgesteld, neemt de nationale bevoegde autoriteit een besluit waarin zij de ECB voorstelt de vergunning te verlenen. De ECB en de betrokken kredietinstelling worden van dit besluit in kennis gesteld.

Als de ECB het in de tweede alinea bedoelde voorstel van de nationale bevoegde autoriteit ontvangt, verleent zij de vergunning voor zover aan de in het Unierecht vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. De betrokken kredietinstelling wordt van dit besluit in kennis gesteld.

2.           In de gevallen die in de handelingen van de Unie zijn vastgesteld, kan de ECB, op eigen initiatief dan wel op voorstel van de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de kredietinstelling is gevestigd, de vergunning intrekken.

Als de nationale bevoegde autoriteit die overeenkomstig lid 1 de vergunning heeft voorgesteld, van mening is dat die vergunning overeenkomstig het nationale recht moet worden ingetrokken, dient zij daartoe bij de ECB een voorstel in. In dat geval kan de ECB de vergunning intrekken.

Artikel 14

Bevoegdheden van de autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en samenwerking op het gebied van het geconsolideerde toezicht

1.           Tussen deelnemende lidstaten zijn de in handelingen van de Unie vastgestelde procedures voor kredietinstellingen die op het grondgebied van een andere lidstaat een bijkantoor wensen te vestigen of in het kader van het vrij verrichten van diensten hun werkzaamheden wensen uit te oefenen op het grondgebied van een andere lidstaat, alsmede de aan die procedures gerelateerde bevoegdheden van de lidstaten van herkomst en van ontvangst slechts van toepassing voor de uitvoering van andere dan de bij artikel 4 van deze verordening aan de ECB opgedragen taken.

2.           De in handelingen van de Unie vastgestelde bepalingen betreffende samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten op het gebied van het houden van toezicht op geconsolideerde basis, zijn niet van toepassing voor zover de betrokken bevoegde autoriteiten bevoegde autoriteiten van deelnemende lidstaten zijn.

Artikel 15

Sancties

1.           Als kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings opzettelijk of uit onachtzaamheid een inbreuk plegen op een krachtens rechtstreeks toepasselijke handelingen van de Unie geldend voorschrift en de bevoegde autoriteiten daarvoor krachtens het Unierecht administratieve geldelijke sancties kunnen opleggen, kan de ECB, voor de uitvoering van haar bij deze verordening opgedragen taken, administratieve geldelijke sancties opleggen tot tweemaal het bedrag van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen ingeval deze kunnen worden bepaald, of tot 10 % van de totale jaaromzet van een rechtspersoon in het voorgaande boekjaar.

2.           Als de rechtspersoon een dochteronderneming van een moederonderneming is, is de in lid 1 bedoelde totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde rekening van de uiteindelijke moederonderneming in het voorgaande boekjaar.

3.           De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Bij de vaststelling of al dan niet een sanctie moet worden opgelegd en bij het bepalen van de passende sanctie neemt de ECB alle relevante omstandigheden die in het Unierecht zijn omschreven, in aanmerking.

4.           De ECB past dit artikel toe overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 5 van Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad.

5.           In andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen kan de ECB, als dit voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken noodzakelijk is, de nationale bevoegde autoriteiten verzoeken maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat passende sancties worden opgelegd. De door de nationale bevoegde autoriteiten opgelegde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De eerste alinea geldt met name voor geldelijke sancties die aan kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings moeten worden opgelegd voor inbreuken op nationale rechtsvoorschriften waarbij toepasselijke EU-richtlijnen zijn omgezet, en voor administratieve sancties of maatregelen die moeten worden opgelegd aan leden van de Raad van bestuur of andere individuen die krachtens het nationale recht verantwoordelijk zijn voor een inbreuk door een kredietinstelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding.

6.           De ECB maakt zonder onnodige vertraging elke in lid 1 bedoelde sanctie bekend en verschaft daarbij informatie over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van de ervoor verantwoordelijke personen, tenzij de bekendmaking daarvan de stabiliteit van de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen. Als bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maakt de bevoegde autoriteit de sancties zonder vermelding van namen bekend.

7.           Onverminderd de leden 1 tot en met 6 kan de ECB voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken sancties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad opleggen wanneer inbreuken op verordeningen of besluiten van de ECB worden gepleegd.

Hoofdstuk IV

Organisatorische beginselen

Artikel 16

Onafhankelijkheid

1.           Bij de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken handelt de ECB onafhankelijk.

2.           De instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie en de regeringen van de lidstaten eerbiedigen deze onafhankelijkheid.

Artikel 17

Verantwoordingsplicht

Met betrekking tot de uitvoering van deze verordening is de ECB overeenkomstig dit hoofdstuk verantwoordingsplichtig tegenover het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 18

Scheiding van de monetaire beleidstaken

1.           Bij de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken streeft de ECB uitsluitend de bij deze verordening vastgestelde doelstellingen na.

2.           De ECB houdt de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken gescheiden van de uitvoering van haar taken op het gebied van monetair beleid of enige andere taken. De bij deze verordening aan de ECB opgedragen taken mogen niet interfereren met de taken van de ECB op het gebied van monetair beleid of enige andere taken.

3.           Voor de toepassing van de leden 1 en 2 stelt de ECB de nodige interne voorschriften vast, waaronder voorschriften inzake het beroepsgeheim.

Artikel 19

Raad van toezicht

1.           De aan de ECB opgedragen taken worden gepland en uitgevoerd door een interne instantie die bestaat uit vier vertegenwoordigers van de ECB die door de directie van de ECB worden aangewezen, en één vertegenwoordiger van de nationale autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op de kredietinstellingen in elke deelnemende lidstaat (hierna "Raad van toezicht" genoemd).

2.           Voorts zal de Raad van toezicht bestaan uit een voorzitter die door de leden van de Raad van bestuur uit de leden van de directie, met uitzondering van de president, wordt verkozen, en uit een ondervoorzitter die door en uit de leden van de Raad van bestuur van de ECB wordt verkozen.

3.           De Raad van bestuur van de ECB kan duidelijk omschreven toezichthoudende taken en daarmee verband houdende besluiten betreffende afzonderlijke of reeksen identificeerbare kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings aan de Raad van toezicht delegeren onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van de Raad van bestuur.

4.           De Raad van toezicht kan onder zijn leden een stuurcomité met een beperktere samenstelling aanwijzen, dat ondersteuning biedt voor zijn activiteiten, onder meer voor de voorbereiding van vergaderingen.

5.           De vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de lidstaten die overeenkomstig artikel 6 nauwe samenwerking hebben aangegaan, nemen deel aan de activiteiten van de Raad van toezicht volgens de voorwaarden van het besluit dat overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 3, met inachtneming van het statuut van het ESCB en de ECB is vastgesteld.

6.           De voorzitter van de Europese Bankautoriteit en een lid van de Europese Commissie mogen als waarnemer aan de vergaderingen van de Raad van toezicht deelnemen.

7.           De Raad van bestuur stelt het reglement van orde van de Raad van toezicht vast, waaronder bepalingen inzake de ambtstermijn van de voorzitter en de ondervoorzitter. De ambtstermijn bedraagt ten hoogste vijf jaar en is niet hernieuwbaar.

Artikel 20

Beroepsgeheim en uitwisseling van informatie

1.           De leden van de Raad van toezicht en de personeelsleden van de ECB die toezichthoudende taken verrichten, zijn, zelfs na beëindiging van hun functie, onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim die zijn vastgesteld in artikel 37 van Protocol nr. 4 en de desbetreffende handelingen van het Unierecht.

2.           Voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken is de ECB, binnen de grenzen en volgens de voorwaarden die in de desbetreffende handelingen van het Unierecht zijn omschreven, gemachtigd om met nationale of Europese autoriteiten en instanties informatie uit te wisselen in de gevallen waarin de nationale bevoegde autoriteiten krachtens het Unierecht informatie aan die entiteiten bekend mogen maken of waarin de lidstaten krachtens het Unierecht in de bekendmaking van dergelijke informatie mogen voorzien.

Artikel 21

Verslaglegging

1.           Elk jaar dient de ECB bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Eurogroep een verslag in over de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken.

2.           De voorzitter van de Raad van toezicht van de ECB presenteert dit verslag aan het Europees Parlement en de Eurogroep in aanwezigheid van vertegenwoordigers van niet-deelnemende lidstaten waarmee overeenkomstig artikel 6 nauwe samenwerking is aangegaan.

3.           Op verzoek van het Europees Parlement kan de voorzitter van de Raad van toezicht in de bevoegde commissies van het Europees Parlement worden gehoord met betrekking tot de uitvoering van zijn toezichthoudende taken.

4.           De ECB antwoordt mondeling of schriftelijk op de vragen die het Europees Parlement of de Eurogroep haar voorleggen.

Artikel 22

Middelen

De ECB besteedt de nodige middelen aan de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken.

Artikel 23

Begroting

1.           De uitgaven van de ECB voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken worden ingeschreven op een apart onderdeel van de begroting van de ECB.

2.           Als onderdeel van de in artikel 22 bedoelde verslaglegging brengt de ECB gedetailleerd verslag uit over het onderdeel “toezicht” van haar begroting. Overeenkomstig artikel 26.2 van het statuut van het ESCB en de ECB publiceert de ECB gedetailleerde jaarrekeningen betreffende het onderdeel “toezicht” van haar begroting.

Artikel 24

Vergoeding voor toezicht

1.           De ECB rekent de kredietinstellingen voor de financiering van de uit haar taken voortvloeiende uitgaven een vergoeding aan, die niet groter mag zijn dan deze uitgaven.

2.           Het bedrag van de aan een kredietinstelling aangerekende vergoeding is evenredig met het belang en het risicoprofiel van de betrokken kredietinstelling.

Artikel 25

Uitwisseling van personeel

1.           De ECB zorgt voor een adequate personeelsuitwisseling en ‑detachering met, naar en tussen de nationale bevoegde autoriteiten.

2.           Indien nodig eist de ECB dat bij de toezichthoudende teams van de nationale bevoegde autoriteiten die overeenkomstig deze verordening toezichtsmaatregelen nemen ten aanzien van een in een deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling, financiële holding of gemengde financiële holding, ook personeelsleden van de nationale bevoegde autoriteiten van andere deelnemende lidstaten betrokken zijn.

Hoofdstuk V

Algemene bepalingen en slotbepalingen

Artikel 26

Evaluatie

Uiterlijk op 31 december 2015 publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening. In dit verslag wordt onder meer het volgende beoordeeld:

a) de functionering van de ECB in het Europees systeem voor financieel toezicht;

b) de doelmatigheid van de onafhankelijkheid en de regelingen inzake verantwoordingsplicht;

c) de interactie tussen de ECB en de Europese Bankautoriteit;

d) de geschiktheid van de governanceregelingen, waaronder de samenstelling van de Raad van toezicht.

Dit verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad toegestuurd. Indien nodig werkt de Commissie begeleidende voorstellen uit.

Artikel 27

Overgangsbepalingen

1.           Met ingang van 1 juli 2013 voert de ECB de haar opgedragen toezichthoudende taken uit ten aanzien van de belangrijkste kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings die in Europa op het hoogste consolidatieniveau systeemrelevant zijn, waarbij wordt uitgegaan van enerzijds hun omvang zoals die tot uiting komt in de som van de blootstellingswaarden van alle activa en posten buiten de balanstelling die niet zijn afgetrokken bij de bepaling, voor regelgevende doeleinden, van uit gewone aandelen bestaand tier 1-kapitaal, en anderzijds hun grensoverschrijdende activiteiten zoals die tot uiting komen in rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen, zoals deposito’s en andere activa, jegens in een ander land gevestigde klanten of andere financiële actoren, en rechtsgebiedoverschrijdende verplichtingen, zoals leningen en notes, jegens in een ander land gevestigde klanten of andere financiële actoren, welke instellingen en holdings op 1 januari 2013 samen goed zijn voor ten minste de helft van de banksector in de eurozone als geheel. De ECB stelt de lijst van deze instellingen vast en maakt ze bekend vóór 1 maart 2013.

2.           Met ingang van uiterlijk 1 januari 2014 neemt de ECB de haar bij deze verordening opgedragen taken ten volle op zich.

3.           Vóór 1 januari 2014 kan de ECB, bij een besluit dat gericht is tot een kredietinstelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding en de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken deelnemende lidstaat, de haar bij deze verordening opgedragen taken beginnen uit te voeren, met name wanneer het gaat om kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings die financiële steun van de overheid hebben ontvangen of aangevraagd.

4.           Met het oog op de uitvoering van haar taken op grond van de leden 1 tot en met 3 kan de ECB met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten en de in artikel 9 bedoelde personen verzoeken haar alle informatie te verstrekken die voor haar dienstig is om een uitgebreide beoordeling van de kredietinstellingen van de deelnemende lidstaat te maken. De kredietinstelling en de bevoegde autoriteit verstrekken de gevraagde informatie.

5.           In afwijking van artikel 4, lid 3, voert de ECB met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening en totdat de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG zijn ingetrokken en door nieuwe handelingen van de Unie zijn vervangen, de haar bij deze verordening opgedragen taken uit door de nationale bevoegde autoriteiten instructies toe te sturen betreffende de uitvoering van de desbetreffende, aan hen verleende bevoegdheden.

In afwijking van artikel 4, lid 3, voert de ECB met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening en tot de datum van inwerkingtreding van de wetgevingshandelingen betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat die de ECB in staat stellen de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten uit te oefenen, de bij artikel 4, lid 2, onder j), aan haar opgedragen taken uit door aan de nationale bevoegde autoriteiten instructies toe te sturen betreffende de uitvoering van de desbetreffende, aan hen verleende bevoegdheden.

6.           Kredietinstellingen die op de in artikel 28 vermelde datum of, in voorkomend geval, op de in de leden 2 en 3 vermelde datum beschikken over een door de deelnemende lidstaten afgegeven vergunning, worden geacht over een vergunning te beschikken overeenkomstig artikel 13 en mogen hun werkzaamheden voortzetten. De nationale bevoegde autoriteiten delen de ECB vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt of, in voorkomend geval, vóór de in de leden 2 en 3 vermelde datum, de identiteit van deze kredietinstellingen mee, samen met een verslag waarin de toezichtantecedenten en het risicoprofiel van de betrokken instellingen zijn vermeld, alsmede alle verdere informatie waarom de ECB verzoekt. Deze informatie wordt in het door de ECB gevraagde formaat ingediend.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               COM(2011)452 en COM(2011)453 van 20 juli 2011.

[2]               PB C van , blz...

[3]               PB C van , blz...

[4]               PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

[5]               PB L 331 van 15.12.2010, blz. 37.

[6]               PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

[7]               PB C 40 van 7.2.2001, blz. 453.

[8]               PB C 25 E van 29.1.2004, blz. 394.

[9]               PB L 318 van 27.11.98, blz. 4.

[10]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[11]             PB L 8 van 12.01.2001, blz. 1.

[12]             PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

[13]             PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

[14]             PB L 177 van 30.6.2006, blz. 277.

[15]             PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1.

Top