EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0511
Proposal for a COUNCIL REGULATION conferring specific tasks on the European Central Bank concerning policies relating to the prudential supervision of credit institutions
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
/* COM/2012/0511 final - 2012/0242 (CNS) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen /* COM/2012/0511 final - 2012/0242 (CNS) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De soliditeit van de bankensector is tot op
heden in veel gevallen nauw verbonden met de lidstaat waarin de banken
gevestigd zijn. De twijfels over de houdbaarheid van de overheidsschuld, over
de economische groeivooruitzichten en over de levensvatbaarheid van
kredietinstellingen hebben geleid tot negatieve, elkaar versterkende markttrends.
Dit kan gevaar opleveren voor de levensvatbaarheid van een aantal
kredietinstellingen en voor de stabiliteit van het financiële stelsel als
zodanig en kan een sterke belasting vormen voor de al onder druk staande
overheidsfinanciën van de betrokken lidstaten. Deze situatie levert specifieke risico's op in
de eurozone, waar de kans dat bepaalde ontwikkelingen in één lidstaat gevaar
opleveren voor de economische ontwikkeling en voor de stabiliteit van de
eurozone als geheel, vanwege de eenheidsmunt nog groter is. Voorts wordt de
eengemaakte markt voor financiële diensten sterk ondermijnd en kan deze niet
bijdragen aan het economisch herstel doordat er momenteel een financiële
desintegratie langs nationale grenzen dreigt plaats te vinden. De instelling van de Europese Bankautoriteit
(EBA) bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad
van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende
autoriteit (Europese Bankautoriteit) en van het Europees systeem voor
financieel toezicht (European System of Financial Supervision — ESFS) heeft al
geleid tot een betere samenwerking tussen de nationale toezichthouders en tot
de ontwikkeling van een gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten in
de EU. Het toezicht op de banken blijft echter grotendeels een nationale
aangelegenheid en gaat daardoor niet gelijk op met de integratie van de bancaire
markten. Door een tekortschietend toezicht is het vertrouwen in de
EU-bankensector na het uitbreken van de bankencrisis sterk uitgehold en zijn de
spanningen op de markten voor staatsschuldpapier in de eurozone verergerd. Daarom heeft de Commissie in mei 2012 in het
kader van een langeretermijnvisie op de economische en budgettaire integratie
opgeroepen tot de vorming van een bankenunie om het vertrouwen in de banken en
de euro te herstellen. Een van de voornaamste elementen van de bankenunie moet
bestaan in een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM - Single Supervisory
Mechanism) met een rechtstreeks toezicht op banken, om de prudentiële
regelgeving op een strikte en onpartijdige wijze te versterken en een
doeltreffend toezicht uit te oefenen op de grensoverschrijdende bancaire
markten. Door ervoor te zorgen dat het bancaire toezicht in de gehele eurozone
berust op strenge gemeenschappelijke normen, kan het nodige vertrouwen tussen
de lidstaten worden opgebouwd, hetgeen van essentieel belang is voor de
invoering van een gemeenschappelijke achtervang. Tijdens de top van de eurozone op 29 juni 2012
hebben de staatshoofden en regeringsleiders de Commissie verzocht om op korte
termijn met voorstellen te komen voor de instelling van een gemeenschappelijk
toezichtsmechanisme zodat het ESM, na de invoering van een dergelijk mechanisme
voor banken in de eurozone, op grond van een reguliere beslissing, de
mogelijkheid zou kunnen hebben banken rechtstreeks te herkapitaliseren. In de
conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad op 28/29 juni 2012 is
aangegeven dat "een specifieke, aan een tijdschema gebonden routekaart
voor het verwezenlijken van een echte economische en monetaire unie" moet
worden ontwikkeld waarin rekening wordt gehouden met de verklaring van de
eurozone en met de voorstellen die de Commissie dienovereenkomstig zal
indienen. 2. RESULTATEN VAN HET OVERLEG MET
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING De Commissie heeft rekening gehouden met de
analyse die verricht is in het kader van het zogeheten toezichtspakket waarbij
de Europese toezichthoudende autoriteiten zijn opgericht. In die analyse is
gekeken naar de voor de vorming van een SSM relevante operationele, financiële,
juridische en governanceaspecten. Gezien het tijdschema dat op de top van de
eurozone op 29 juni is vastgesteld, kon geen formele effectbeoordeling worden
uitgewerkt. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het voorstel berust op artikel 127, lid 6, van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de
rechtsgrondslag biedt om de ECB "specifieke taken op te dragen betreffende
het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en
andere financiële instellingen, met uitzondering van
verzekeringsondernemingen". In het voorstel worden bepaalde essentiële
toezichthoudende taken die nodig zijn voor het toezicht op kredietinstellingen,
opgedragen aan de ECB. Voor alle niet in de verordening vermelde taken blijven
de nationale toezichthouders bevoegd. In het voorstel krijgt de ECB ook het
mandaat om toezicht uit te oefenen op financiële conglomeraten. Om binnen de
grenzen van artikel 127, lid 6, VWEU te blijven, mag de ECB haar taken op het
gebied van het aanvullende toezicht op financiële conglomeraten alleen
uitoefenen op groepsbasis en blijft het prudentiële toezicht op de individuele
verzekeringsonderneming een zaak van de nationale bevoegde autoriteiten. De doelstellingen van het voorgestelde
optreden kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen
derhalve beter door de EU worden verwezenlijkt. Uit recente gebeurtenissen is
duidelijk gebleken dat voldoende toezicht op een geïntegreerde bankensector en
een hoge mate van financiële stabiliteit in de EU, en met name in de eurozone,
alleen op Europees niveau gewaarborgd zijn. De voorgestelde bepalingen gaan
niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te bereiken. De ECB
wordt belast met de toezichthoudende taken die, met het oog op een uniforme en
doeltreffende toepassing van de prudentiële regelgeving, de risicobeheersing en
de crisispreventie, op EU-niveau moeten worden uitgevoerd. De nationale
autoriteiten blijven bepaalde taken verrichten die beter op nationaal niveau
kunnen worden verricht. Overeenkomstig artikel 127, lid 6, VWEU neemt
de Raad besluiten bij verordeningen. Derhalve is een verordening het enige
rechtsinstrument waarmee toezichthoudende taken aan het ECB mogen worden
opgedragen. 4. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL 4.1. Opdragen van specifieke
toezichthoudende taken aan het ECB 4.1.1. Structuur De ECB wordt bevoegd voor specifieke taken
betreffende het prudentiële toezicht op kredietinstellingen die gevestigd zijn
in lidstaten die de euro als munt hebben (de "deelnemende
lidstaten"), om de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de
stabiliteit van het financiële stelsel te bevorderen. De ECB zal haar taken
binnen het kader van het ESFS uitvoeren en nauw samenwerken met de nationale
toezichthouders en de EBA. 4.1.2. Toepassingsgebied van de
toezichtactiviteiten Na een overgangsperiode wordt de ECB bevoegd
voor de uitvoering van bepaalde essentiële toezichthoudende taken voor alle in
de deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen, ongeacht hun
bedrijfsmodel of omvang. De ECB wordt de toezichthouder van de lidstaat van
ontvangst voor de in niet-deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen
die een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verrichten in een
deelnemende lidstaat. 4.1.3. Samenwerking met de Europese
toezichthoudende autoriteiten De ECB voert haar taken binnen het kader van
het ESFS uit en werkt nauw samen met de drie Europese toezichthoudende
autoriteiten. De EBA behoudt haar bevoegdheden en taken om het
gemeenschappelijke rulebook verder te ontwikkelen en voor convergentie en consistentie
van de toezichtpraktijk te zorgen. De ECB neemt geen taken van de EBA over. De
uitoefening van haar regelgevende bevoegdheden in het kader van artikel 132
VWEU blijft beperkt tot gebieden die noodzakelijk zijn voor een goede
uitoefening van de taken die bij de onderhavige verordening aan de ECB worden
opgedragen. De samenstelling van de Raad van
toezichthouders van de EBA blijft ongewijzigd en de vertegenwoordigers van de
nationale bevoegde autoriteiten blijven vorm geven aan het besluitvormingsproces
in de EBA. Wel moeten de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de
deelnemende lidstaten, om rekening te houden met de toezichthoudende
bevoegdheden van de ECB, bij aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de
ECB vallen, een gemeenschappelijk standpunt coördineren en verwoorden. 4.2. Taken van de ECB 4.2.1. Taken van de ECB De ECB wordt exclusief bevoegd voor essentiële
toezichthoudende taken die voor de opsporing van risico's voor de
levensvatbaarheid van banken onmisbaar zijn en in het kader waarvan de
betrokken banken worden verplicht de nodige actie te ondernemen. De ECB zal als
bevoegde autoriteit onder meer vergunningen aan kredietinstellingen verlenen,
gekwalificeerde deelnemingen beoordelen, zorgen voor de naleving van de minimumkapitaalvereisten
en voor de toereikendheid van het interne kapitaal ten opzichte van het
risicoprofiel van de kredietinstellingen (pijler 2-maatregelen), op
geconsolideerde basis toezicht uitoefenen en toezichthoudende taken met
betrekking tot financiële conglomeraten verrichten. Voorts zorgt de ECB ook
voor de naleving van de hefboom- en liquiditeitsbepalingen en voor de
toepassing van kapitaalbuffers en legt zij in overleg met de
afwikkelingsautoriteiten vroegtijdige-interventiemaatregelen ten uitvoer wanneer
een bank niet of bijna niet meer voldoet aan de wettelijke kapitaalvereisten.
De ECB coördineert en verwoordt ook voor aangelegenheden die verband houden met
de bovengenoemde taken, een gemeenschappelijk standpunt van de
vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten in
de Raad van toezichthouders en in de Raad van bestuur van de EBA. 4.2.2. Rol van de nationale
toezichthouders De nationale toezichthouders blijven een
belangrijke rol spelen bij de vorming van een SSM. Ten eerste blijven de nationale
toezichthouders belast met alle taken die niet aan de ECB worden opgedragen.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de consumentenbescherming en de bestrijding van
witwaspraktijken, voor het toezicht op uit derde landen afkomstige kredietinstellingen
die in een lidstaat een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten
verrichten. Ten tweede kunnen de nationale toezichthouders
als integrerend onderdeel van het SSM ook ten aanzien de taken die wél aan de
ECB worden opgedragen, de meeste dagelijkse verificaties en andere
toezichthoudende werkzaamheden verrichten die nodig zijn voor de voorbereiding
en uitvoering van de ECB-handelingen. Een SSM voor alle banken in de
deelnemende lidstaten kan alleen werken op basis van een model waarin een
stevige rol is weggelegd voor nationale toezichtsexpertise. Omdat in het
voorstel wordt erkend dat de nationale toezichthouders, vanwege hun kennis van
de nationale, regionale en lokale bancaire markt, vanwege de aanzienlijke
middelen waarover zij beschikken, en om linguïstische en lokatieredenen, in het
SSM in veel gevallen bij uitstek geschikt zijn om dergelijke werkzaamheden te
verrichten, kan de ECB in sterke mate leunen op de nationale autoriteiten. Bij
de mogelijke voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van de nationale
autoriteiten in het kader van het SSM valt te denken aan het volgende: ·
wanneer een nieuwe bank een vergunning aanvraagt,
kan de nationale toezichthouder nagaan of aan de in het nationale recht
gestelde vergunningsvoorwaarden is voldaan, en kan deze de ECB voorstellen om
een besluit ter zake te nemen. Vervolgens kan de ECB de vergunning verlenen
nadat zij zich ervan heeft vergewist dat aan alle in het EU-recht gestelde
voorwaarden is voldaan. Een soortgelijke procedure geldt dan voor de intrekking
van een vergunning; ·
de nationale toezichthouders kunnen de doorlopende
dagelijkse beoordeling van de situatie van een bank en de verificaties ter
plaatse verrichten, om te zien of de algemene richtsnoeren en regelgeving van
de ECB zijn geïmplementeerd. Daartoe kunnen de nationale toezichthouders
gebruikmaken van hun bestaande bevoegdheden, bijvoorbeeld om onderzoek ter
plaatse te verrichten. Als bij de doorlopende beoordeling blijkt dat een bank
in ernstige moeilijkheden verkeert, waarschuwt de nationale toezichthouder
vervolgens de ECB; ·
wanneer een bank verzoekt om gebruik te mogen maken
van een intern risicomodel, kan de nationale toezichthouder het verzoek
beoordelen en nagaan of aan het EU-recht en aan de eventuele ECB-richtsnoeren
is voldaan, en kan deze bij de ECB een voorstel indienen waarin wordt aangegeven
of en onder welke voorwaarden het model kan worden gevalideerd. Na validering
kan de nationale toezichthouder toezien op de toepassing van het model en op
het gebruik ervan op doorlopende basis; ·
de sanctiebevoegdheden worden gedeeld tussen de ECB
en het nationale niveau. 4.3. Bevoegdheden van de ECB 4.3.1. Toezichthoudende en
onderzoeksbevoegdheden De ECB wordt voor de uitvoering van haar taken
beschouwd als de bevoegde autoriteit van de deelnemende lidstaten en krijgt de
toezichthoudende bevoegdheden die deze autoriteiten overeenkomstig de
EU-bankwetgeving bezitten. Daarbij gaat het onder meer om de bevoegdheid om aan
kredietinstellingen een vergunning te verlenen, een dergelijke vergunning in te
trekken en een lid van de raad van bestuur van een kredietinstelling uit zijn
functie te ontheffen. Voorts mag de ECB in het kader van de aan haar opgedragen
taken geldboeten en dwangsommen opleggen. De sanctieaanpak van deze verordening
heeft geen gevolgen voor die op andere gebieden waarop EU-instellingen de
bevoegdheid hebben om sancties op te leggen, zoals sancties die in bepaalde
gevallen aan moederondernemingen kunnen worden opgelegd. Om haar taken te kunnen uitvoeren, krijgt de
ECB alle nodige onderzoeksbevoegdheden. Met name kan de ECB alle relevante
informatie opvragen bij de entiteiten waarop toezicht wordt uitgeoefend, en bij
de personen die betrokken zijn bij, te maken hebben met of verbonden zijn met
de werkzaamheden van deze entiteiten of namens deze entiteiten operationele
functies uitvoeren. Ook krijgt zij de bevoegdheid om alle nodige onderzoeken te
verrichten, waaronder inspecties ter plaatse. De uitoefening van deze
onderzoeksbevoegdheden is met passende waarborgen omgeven. 4.3.2. Specifieke bepalingen inzake
de vergunningverlening en inzake de lidstaat van herkomst/lidstaat van
ontvangst Bij de verlening van een vergunning aan een
kredietinstelling door de ECB wordt rekening gehouden met de aanvullende
voorwaarden die eventueel in de nationale wetgeving worden gesteld. Met name
verleent de ECB de vergunning op basis van een voorstel dat de nationale
bevoegde autoriteit doet wanneer is voldaan aan de voorwaarden die in de
nationale wetgeving worden gesteld. Voor gevallen waarin een kredietinstelling het
recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat
uitoefent, voorziet het Unierecht in een duidelijke verdeling van bevoegdheden
tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst en in specifieke
kennisgevingseisen. Voor kredietinstellingen die het recht van vestiging en het
vrij verrichten van diensten in een andere deelnemende lidstaat uitoefenen,
neemt de ECB in het kader van de aan haar opgedragen taken de rol op zich van
toezichthouder van de lidstaat van herkomst én toezichthouder van de lidstaat
van ontvangst. Voor de zaken die onder deze taken vallen, is er dus geen
verdeling van bevoegdheden meer nodig tussen de lidstaat van herkomst en de
lidstaat van ontvangst en zijn er evenmin nog kennisgevingsprocedures nodig. De
desbetreffende bepalingen komen dan ook te vervallen voor de deelnemende
lidstaten. In het kader van het Unierecht nemen
toezichthouders van grensoverschrijdende bankgroepen deel aan het
geconsolideerde toezicht op de groep en coördineren zij hun toezichthoudende
werkzaamheden in colleges van toezichthouders. Voor bankgroepen die alleen in
de deelnemende lidstaten zijn gevestigd, neemt de ECB alle betrokken
toezichthoudende taken over. Ten aanzien van deze groepen komen de
collegebepalingen en de bepalingen inzake samenwerking tussen de
toezichthouders te vervallen. 4.4. Relatie met lidstaten die
niet de euro als munteenheid hebben In het voorstel wordt op drie manieren
rekening gehouden met de situatie van de lidstaten die de euro niet hebben
ingevoerd. Ten eerste wordt in het gerelateerde voorstel
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van
de Europese Bankautoriteit voorgesteld om de regelingen voor de stemming in de
EBA aan te passen om de EBA-besluitvormingsstructuren evenwichtig en
doeltreffend te houden en om de integriteit van de eengemaakte markt volledig
intact te houden (zie onder 4.1.3). Ten tweede heeft het voorstel ten aanzien van
het toezicht op grensoverschrijdende banken die zowel in de eurozone als
daarbuiten actief zijn, geen gevolgen voor de positie van de niet-deelnemende
lidstaten in de bij Richtlijn 2006/48/EG opgezette colleges van
toezichthouders. De collegebepalingen en de verplichting om samen te werken en
informatie uit te wisselen bij het geconsolideerde toezicht en tussen de
toezichthouders van de lidstaat van herkomst en die van de lidstaat van
ontvangst, zijn onverkort van toepassing op de ECB als bevoegde autoriteit voor
de deelnemende lidstaten. Deze bepalingen bieden een doeltreffend kader voor de
samenwerking tussen de ECB en de nationale toezichthouders van de
niet-eurolidstaten. Ten derde kunnen de lidstaten die de euro niet
hebben ingevoerd, maar wel willen deelnemen aan de bankenunie, een nauwe
toezichthoudende samenwerking met de ECB aangaan, mits aan specifieke
voorwaarden wordt voldaan. Met name moeten deze lidstaten de desbetreffende
ECB-handelingen naleven en uitvoeren. Voor lidstaten waarmee een nauwe
samenwerkingsregeling is gesloten, verricht de ECB de haar bij deze verordening
opgedragen taken in dat geval ook met betrekking tot de kredietinstellingen die
in die lidstaat zijn gevestigd. Een vertegenwoordiger van die lidstaat mag dan
deelnemen aan de werkzaamheden van de bij de verordening opgerichte Raad van
toezicht die betrekking hebben op de planning en de uitvoering van de taken van
de ECB op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, mits
voldaan wordt aan de voorwaarden die in het besluit tot vaststelling van de
nauwe samenwerking overeenkomstig de statuten van het ESCB en van de ECB worden
genoemd. 4.5. Organisatorische principes 4.5.1. Onafhankelijkheid en
verantwoordingsplicht De ECB zal onafhankelijk kunnen opereren bij
de uitoefening van het toezicht op de banken. Wel wordt zij onderworpen aan
strenge eisen op het gebied van de verantwoordingsplicht die ervoor moeten
zorgen dat zij zo doeltreffend en evenredig mogelijk gebruikmaakt van haar
toezichthoudende bevoegdheden, zulks binnen de grenzen van het Verdrag en parallel
aan de regelingen voor de Europese toezichthoudende autoriteiten. Derhalve moet
de ECB voor de uitoefening van haar taken rekenschap afleggen aan het Europees
Parlement en de Raad/de Eurogroep. Zij zal regelmatig verslag moeten uitbrengen
en vragen beantwoorden. De voorzitter van de Raad van toezicht dient jaarlijks
een verslag over de toezichthoudende werkzaamheden van de ECB in bij het
Europees Parlement en de Eurogroep en kan bij elke andere gelegenheid worden
gehoord door de bevoegde commissies van het Europees Parlement. De ECB is ook
verplicht om vragen van het Europees Parlement en zijn leden over haar
toezichthoudende werkzaamheden te beantwoorden. Voorts worden krachtens het
Verdrag de voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad van bestuur als orgaan
dat de eindverantwoordelijkheid voor het ECB-optreden draagt, evenals de
overige leden van de directie benoemd door de Europese Raad na raadpleging van
het Europees Parlement. Aangezien de voorzitter van de Raad van toezicht wordt
gekozen uit de directie, kan het Europees Parlement ook een stempel drukken op
de keuze van de voorzitter. Overeenkomstig artikel 314, lid 1, VWEU maakt de
begroting van de ECB geen deel uit van de Uniebegroting. Niettemin zal de ECB
met het oog op de in dit verband af te leggen verantwoording een apart
begrotingsonderdeel voor toezichthoudende taken moeten creëren uit haar
algemene begroting. De uitgaven die met de toezichthoudende taken van de ECB
verband houden, worden bekostigd uit de vergoedingen die moeten worden betaald
door de instellingen waarop toezicht wordt uitgeoefend. 4.5.2. Governance Om mogelijke belangenconflicten tussen de
doelstellingen van het monetaire beleid en die van het prudentiële toezicht te
voorkomen, wordt het monetaire beleid strikt gescheiden van de toezichthoudende
taken. Om de nodige scheiding tussen beide taken aan te brengen en ervoor te
zorgen dat de toezichthoudende taken passende aandacht krijgen, zorgt de ECB
ervoor dat al haar voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden in de ECB worden
verricht door organen en administratieve afdelingen die gescheiden zijn van die
welke bevoegd zijn voor het monetaire beleid. Daartoe wordt een Raad van
toezicht opgericht die besluiten op toezichthoudend gebied zal voorbereiden. Uiteindelijk
is het Raad van bestuur die de besluiten neemt, maar hij kan ook besluiten om
bepaalde taken of besluitvormingsbevoegdheden aan de Raad van toezicht te
delegeren. De Raad van toezicht staat onder leiding van een voorzitter en een
ondervoorzitter die uit de Raad van bestuur van de ECB worden gekozen, en
bestaat daarnaast uit vier vertegenwoordigers van de ECB en één
vertegenwoordiger van elke nationale centrale bank of andere nationale bevoegde
autoriteit. 4.5.3. Uitwisseling van informatie In de uitoefening van haar toezichthoudende
taken is de ECB onderworpen aan de eisen van het beroepsgeheim die zijn
vastgelegd in de EU-wetgeving voor het bankwezen, en mag zij informatie met de
relevante nationale autoriteiten uitwisselen onder de voorwaarden die in die
wetgeving zijn gesteld. 4.6. Inwerkingtreding en evaluatie Omdat met spoed een doeltreffend SSM moet
worden opgezet, treedt de verordening al op 1 januari 2013 in
werking. Om ervoor te zorgen dat het mechanisme een soepele start kent, is een
infaseringsaanpak gepland waarbij de ECB met ingang van 1 januari 2013 haar
toezichthoudende taken ten aanzien van ongeacht welke bank kan gaan uitoefenen,
maar met name ten aanzien van banken die publieke financiële bijstand hebben
ontvangen of gevraagd, terwijl de meeste significante kredietinstellingen die
in Europa systeemrelevant zijn, met ingang van 1 juli 2013 onder ECB-toezicht
komen te staan. Voor alle overige banken neemt de ECB uiterlijk vanaf 1 januari
2014 haar taken volledig op. Omdat de richtlijn betreffende de toegang tot
de werkzaamheden van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en de verordening betreffende de
prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, die
de Commissie op 20 juli 2011 heeft voorgesteld (RKV IV-pakket)[1], naar verwachting op
1 januari 2013 in werking treden, kan de ECB haar toezichthoudende
taken op basis van deze handelingen uitoefenen. Mocht dit echter niet het geval
zijn, dan kan de ECB krachtens een specifieke overgangsbepaling haar taken al
verrichten op basis van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (RKV III). Uiterlijk op 1 januari 2016 publiceert de
Commissie een verslag over de opgedane ervaring met de werking van het SSM en
met de in deze verordening vastgestelde procedures. 5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de
Uniebegroting omdat de ECB-begroting krachtens het Verdrag geen deel uitmaakt
van de Uniebegroting. 2012/0242 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD waarbij aan de Europese Centrale Bank
specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het
prudentieel toezicht op kredietinstellingen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 6, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Parlement[2], Gezien het advies van de Europese Centrale
Bank[3], Handelend volgens een bijzondere
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) In de afgelopen decennia
heeft de Unie aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de vorming van een interne
markt voor bancaire diensten. Bijgevolg hebben bankgroepen waarvan het
hoofdkantoor in een andere lidstaat is gevestigd, in tal van lidstaten een
significant marktaandeel en hebben kredietinstellingen hun werkzaamheden
geografisch gediversifieerd, met name binnen de eurozone. (2) Om het economisch herstel in
de Unie te bevorderen is het van essentieel belang dat de interne markt voor
bankdiensten intact blijft en verder wordt uitgebouwd. Dit blijkt echter steeds
moeilijker te worden. De integratie van de bankmarkten in de Unie lijkt tot
stilstand te komen. (3) Tegelijk moeten de
toezichthouders hun toetsingsactiviteiten intensiveren om rekening te houden
met de lessen van de financiële crisis van de afgelopen jaren, en moeten zij
toezicht kunnen houden op uitermate complexe en onderling verbonden markten en instellingen.
(4) De bevoegdheid voor het
toezicht op afzonderlijke banken in de Unie blijft grotendeels een nationale
aangelegenheid. Dit gaat ten koste van de doeltreffendheid van het toezicht en
beperkt de mogelijkheden van de toezichthouders om tot een gemeenschappelijk
begrip te komen van de soliditeit van de bancaire sector in de gehele Unie. Om
de gunstige effecten van de marktintegratie op de groei en welvaart te
bestendigen en te verhogen, moeten de toezichthoudende bevoegdheden dan ook
sterker worden geïntegreerd. (5) De soliditeit van
kredietinstellingen is in veel gevallen nog nauw verbonden met de lidstaat
waarin zij gevestigd zijn. De twijfels over de houdbaarheid van de
overheidsschuld, over de economische groeivooruitzichten en over de levensvatbaarheid
van kredietinstellingen hebben geleid tot negatieve, elkaar versterkende markttrends.
Dit kan gevaar opleveren voor de levensvatbaarheid van een aantal
kredietinstellingen en voor de stabiliteit van het financiële stelsel als
zodanig en een sterke belasting vormen voor de al onder druk staande
overheidsfinanciën van de betrokken lidstaten. Dit probleem levert specifieke
risico's op in de eurozone, waar de kans dat negatieve ontwikkelingen in één
lidstaat gevaar opleveren voor de economische ontwikkeling en de stabiliteit
van de eurozone als geheel, vanwege de eenheidsmunt nog groter is. (6) Dankzij de Europese
Bankautoriteit (EBA), die in 2011 is ingesteld bij Verordening (EU) nr.
1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010
tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese
Bankautoriteit)[4],
en het Europees systeem voor financieel toezicht (EFSF - European System of
Financial Supervision) dat is ingesteld bij artikel 2 van die verordening en
van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van 24 november 2010 tot oprichting van een
Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en
bedrijfspensioenen)[5]
en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van 24 november 2010 tot oprichting
van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten
en markten)[6]
is de samenwerking tussen de bankentoezichthouders in de Unie duidelijk
verbeterd. De EBA levert een belangrijke bijdrage aan de totstandbrenging van
een gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten in de Unie en is van
cruciaal belang geweest voor een consistente uitvoering van de herkapitalisatie
van grote Uniale kredietinstellingen die op de bijeenkomst van de Europese Raad
in oktober 2011 is overeengekomen. (7) Het Europees Parlement heeft
diverse malen voor een Europees orgaan dat rechtstreeks voor bepaalde
toezichthoudende taken met betrekking tot financiële instellingen bevoegd is,
gepleit, om te beginnen in zijn resolutie van 13 april 2000 over de mededeling
van de Commissie "Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten:
een actieplan"[7]
en zijn resolutie van 21 juni november 2002 over de regels inzake
bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie[8].
(8) In de conclusies van de
Europese Raad van 29 juni 2012 is de voorzitter van de Europese Raad verzocht
een routekaart voor het verwezenlijken van een echte economische en monetaire
unie te ontwikkelen. Op dezelfde dag is op de top van staatshoofden en
regeringsleiders van de eurozone erop gewezen dat wanneer er een doeltreffend
gemeenschappelijk toezichtmechanisme, waarbij ook de ECB is betrokken, voor de
banken in de eurozone wordt ingevoerd, het ESM op grond van een reguliere
beslissing de mogelijkheid zou hebben banken rechtstreeks te herkapitaliseren, en
wel onder passende voorwaarden, zoals de naleving van de
staatssteunregelgeving. (9) Derhalve moet een Europese
bankenunie worden opgericht, die wordt geschraagd door een echt
gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten voor de eengemaakte markt
als geheel en die bestaat uit een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en een
gemeenschappelijk depositogarantie- en afwikkelingskader. Gezien de nauwe
onderlinge verbanden en interacties tussen de lidstaten die aan de
gemeenschappelijke munt deelnemen, moet de bankenunie ten minste van toepassing
zijn op alle eurolidstaten. Met het oog op de handhaving en verdieping van de
interne markt en voor zover het institutioneel mogelijk is, moet de bankenunie
ook openstaan voor deelname van andere lidstaten. (10) Als eerste stap op weg naar de
bankenunie moet een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme ervoor zorgen dat het
Uniebeleid inzake het prudentiële toezicht op kredietinstellingen op een
coherente en doeltreffende wijze ten uitvoer wordt gelegd, dat het gemeenschappelijke
rulebook voor financiële diensten gelijkelijk wordt toegepast op
kredietinstellingen in alle betrokken lidstaten, en dat deze
kredietinstellingen worden onderworpen aan een zo hoogwaardig mogelijk toezicht
dat niet wordt doorkruist door andere, niet-prudentiële overwegingen. Een
gemeenschappelijk toezichtsmechanisme dient als basis voor de volgende stappen
op weg naar de bankenunie. Een en ander vloeit voort uit het uitgangspunt dat
aan de invoering van gemeenschappelijke interventiemechanismen in een crisis
gemeenschappelijke controles vooraf moeten gaan die de kans beperken dat de
interventiemechanismen moeten worden gebruikt. (11) Als centrale bank van de
eurozone met een uitgebreide expertise op het gebied van macro-economische en
financiële-stabiliteitsvraagstukken, is de ECB bij uitstek geschikt om
toezichthoudende taken uit te voeren die gericht zijn op de bescherming van de
stabiliteit van het Europese financiële stelsel. In veel lidstaten zijn de
centrale banken overigens al bevoegd voor het bancaire toezicht. Derhalve
moeten aan de ECB specifieke taken betreffende het beleid op het gebied van het
toezicht op kredietinstellingen in de eurozone worden opgedragen. (12) Aan de ECB moeten de
specifieke toezichthoudende taken worden opgedragen die van cruciaal belang
zijn voor een coherente en doeltreffende tenuitvoerlegging van het Uniebeleid
inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, terwijl de nationale
autoriteiten met de overige taken belast blijven. Onder meer moet de ECB tot
taak krijgen maatregelen te nemen om macroprudentiële stabiliteit tot stand te
brengen. (13) Voor de waarborging van de
stabiliteit van het financiële stelsel is het van essentieel belang dat grote
banken veilig en solide zijn. Recentelijk is echter gebleken dat kleinere
banken de financiële stabiliteit ook in gevaar kunnen brengen. Daarom moet de
ECB toezichthoudende taken ten aanzien van álle banken van de deelnemende
lidstaten kunnen uitoefenen. (14) De verlening vooraf van een
vergunning die toegang biedt tot de werkzaamheden van kredietinstellingen, is
een essentiële prudentiële techniek om ervoor te zorgen dat alleen actoren met
een solide economische basis, alleen een organisatie die kan omgaan met de
specifieke risico's die aan het in ontvangst nemen van deposito's en aan de
kredietverlening verbonden zijn, en alleen capabele bestuurders deze
werkzaamheden uitoefenen. Daarom moet de ECB tot taak krijgen vergunningen te
verlenen aan kredietinstellingen, en moet zij bevoegd worden voor de intrekking
van dergelijke vergunningen. (15) Naast de in Uniale
wetgevingshandelingen vastgelegde voorwaarden voor de verlening van
vergunningen aan kredietinstellingen en naast de gevallen waarin dergelijke
vergunningen moeten worden ingetrokken, kunnen de lidstaten thans verdere
voorwaarden aan de verlening van vergunningen verbinden en verdere bepalingen
vaststellen voor de gevallen waarin een vergunning moet worden ingetrokken.
Derhalve moet de ECB haar taak om vergunningen aan kredietinstellingen te
verlenen en om een vergunning bij niet-naleving van het nationale recht in te
trekken, uitvoeren op voorstel van de desbetreffende nationale bevoegde
autoriteit, die nagaat of aan de in het nationale recht vastgelegde voorwaarden
in kwestie is voldaan. (16) Voor de waarborging van de
continuïteit ten aanzien van de geschiktheid en financiële soliditeit van
eigenaren van kredietinstellingen is een vóór de aankoop van een significant
belang in een kredietinstelling verrichte beoordeling van de geschiktheid van
een nieuwe eigenaar een onmisbaar instrument. De ECB is als Unie-instelling bij
uitstek geschikt om een dergelijke beoordeling te verrichten zonder dat de
interne markt onnodig wordt ingeperkt. Derhalve moet zij tot taak krijgen de
verwerving en afstoting van significante deelnemingen in kredietinstellingen te
beoordelen. (17) Voor de prudentiële soliditeit
van kredietinstellingen geldt als eerste vereiste dat de hand wordt gehouden
aan de Unieregelgeving die kredietinstellingen verplicht om bepaalde bedragen
aan kapitaal aan te houden voor de risico's die aan de werkzaamheden van
kredietinstellingen verbonden zijn, om de omvang van de blootstelling aan
individuele tegenpartijen te beperken, om informatie over de financiële
situatie van een kredietinstelling openbaar te maken, om over voldoende liquide
activa te beschikken zodat spanningen op de markt het hoofd kan worden geboden,
en om de hefboom te beperken. De ECB moet tot taak krijgen om de naleving van
deze regelgeving te waarborgen en strengere prudentiële voorschriften vast te
stellen voor en aanvullende maatregelen toe te passen op kredietinstellingen in
de in handelingen van de Unie specifiek genoemde gevallen. (18) Aanvullende kapitaalbuffers,
waaronder een kapitaalinstandhoudingsbuffer en een anticyclische
kapitaalbuffer, welke ervoor zorgen dat kredietinstellingen in tijden van
economische groei een kapitaalbasis opbouwen die groot genoeg is om in
moeilijke tijden verliezen op te vangen, zijn essentiële prudentiële
instrumenten om de aanwezigheid van voldoende verliesabsorptie te waarborgen.
De ECB moet tot taak krijgen om dergelijke buffers op te leggen en ervoor te
zorgen dat kredietinstellingen eraan voldoen. (19) De veiligheid en soliditeit
van een kredietinstelling hangen ook af van de allocatie van voldoende intern
kapitaal op basis van de risico's waaraan zij blootgesteld kan zijn, en van de
aanwezigheid van passende interne organisatiestructuren en
corporate-governanceregelingen. De ECB moet daarom tot taak krijgen eisen op te
leggen die ervoor zorgen dat kredietinstellingen solide governanceregelingen,
-procedures en ‑mechanismen, waaronder strategieën en procedures voor de
beoordeling en handhaving van de toereikendheid van hun interne kapitaal,
hebben ingevoerd. Zij moet ook tot taak krijgen om in geval van tekortkomingen
passende maatregelen op te leggen, waaronder specifieke aanvullende
eigenvermogensvereisten, specifieke publicatie-eisen en specifieke
liquiditeitsvereisten. (20) De veiligheid en soliditeit
van een kredietinstelling kunnen zowel op het niveau van een individuele
kredietinstelling als op het niveau van een bankgroep of van een financieel
conglomeraat in gevaar komen. Voor de waarborging van de veiligheid en
soliditeit van kredietinstellingen zijn specifieke toezichtsregelingen die
gericht zijn op een beperking van deze risico's, van groot belang. Naast het
toezicht op individuele kredietinstellingen moeten de taken van de ECB ook het
toezicht op geconsolideerd niveau, aanvullend toezicht, het toezicht op
financiële holdings en het toezicht op gemengde financiële holdings omvatten. (21) Ter vrijwaring van de
financiële stabiliteit moet de verslechtering van de financiële en economische
situatie van een instelling kunnen worden opgelost voordat de instelling het
punt bereikt waarop de autoriteiten geen andere mogelijkheid meer hebben dan
deze af te wikkelen. De ECB moet tot taak krijgen om
vroegtijdige-interventiemaatregelen zoals omschreven in het betrokken
Unierecht, ten uitvoer te leggen. Wel moet zij haar vroegtijdige-interventiemaatregelen
coördineren met de desbetreffende afwikkelingsautoriteiten. In afwachting van
de verlening van afwikkelingsbevoegdheden aan een Europees orgaan moet de ECB
bovendien een en ander op passende wijze coördineren met de betrokken nationale
autoriteiten om ervoor te zorgen dat in geval van een crisis voor alle
partijen, en met name binnen de groepen voor grensoverschrijdende
crisisbeheersing en de toekomstige afwikkelingscolleges die daartoe worden
ingesteld, duidelijk is wat hun te doen staat. (22) De nationale autoriteiten
blijven belast met de toezichthoudende taken die niet aan de ECB worden
opgedragen. Zo moeten zij de bevoegdheid behouden om kennisgevingen van
kredietinstellingen met betrekking tot het recht van vestiging en het vrij
verrichten van diensten te ontvangen, om toezicht te houden op organisaties die
niet onder de definitie van kredietinstellingen in het kader van het Unierecht
vallen, maar waarop toezicht wordt gehouden in het kader van nationaal recht,
om toezicht te houden op kredietinstellingen uit derde landen die in de Unie
een bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verrichten, om
toezicht te houden op betalingsdiensten, om aan kredietinstellingen sancties op
te leggen, om kredietinstellingen dagelijks te verifiëren, om de functie van
bevoegde autoriteiten voor kredietinstellingen uit te oefenen met betrekking
tot de markten voor financiële instrumenten en met betrekking tot de voorkoming
van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering
van terrorisme. (23) De ECB moet in het kader van
de aan haar opgedragen taken de veiligheid en soliditeit van
kredietinstellingen, de stabiliteit van het financiële stelsel van de Unie en
de eenheid en integriteit van de interne markt waarborgen en aldus tevens de
depositohouders beschermen en de werking van de interne markt verbeteren, zulks
overeenkomstig het gemeenschappelijke rulebook voor financiële diensten in de
Unie. (24) De aan de ECB op te dragen
toezichthoudende taken ten aanzien van een aantal lidstaten moeten stroken met
het in 2010 opgezette kader van het Europees systeem voor financieel toezicht
(European System of Financial Supervision — ESFS) en met de onderliggende
doelstelling ervan om het gemeenschappelijke rulebook te ontwikkelen en de
convergentie van toezichtspraktijken in de gehele Unie te versterken. Voor de
aanpak van vraagstukken van gezamenlijk belang en voor de waarborging van een
deugdelijk toezicht op kredietinstellingen die ook in de verzekerings- en de
effectensector opereren, is het van belang dat de toezichthouders voor het
bankwezen en die voor het verzekeringswezen of de effectenmarkten met elkaar
samenwerken. Daarom moet de ECB worden verplicht nauw samen te werken met de
EBA, de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese
Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, zulks in het kader
van het ESFS. (25) Om de consistentie tussen de
aan de ECB verleende toezichthoudende bevoegdheden en de besluitvorming in de
EBA te waarborgen, moet de ECB de coördinatie van een gemeenschappelijk
standpunt van de vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten van de
deelnemende lidstaten op zich nemen voor aangelegenheden die onder haar
bevoegdheid vallen. (26) De ECB moet haar taken
uitvoeren onverminderd en met inachtneming van het Unierecht, waaronder het
gehele primaire en secundaire Unierecht, besluiten van de Commissie op
staatssteungebied, de mededingingsregelgeving en controles op concentraties, en
het gemeenschappelijke rulebook zoals van toepassing op alle lidstaten. De EBA
is belast met de ontwikkeling van technische ontwerpnormen en richtsnoeren en
aanbevelingen die voor convergentie op toezichtsgebied en voor consistente
toezichtsresultaten in de Unie moeten zorgen. De ECB mag de uitoefening van
deze taken door de EBA niet overnemen en mag derhalve de bevoegdheden om
overeenkomstig artikel 132 VWEU verordeningen vast te stellen, alleen
uitoefenen wanneer de Uniehandelingen die de Commissie op basis van een ontwerp
van de EBA vaststelt, of de richtsnoeren en aanbevelingen van de EBA geen
betrekking hebben op bepaalde aspecten die voor een goede uitoefening van de
ECB-taken noodzakelijk zijn, of daarop niet voldoende betrekking hebben. (27) Om ervoor te zorgen dat
kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings de
toezichtsregelgeving en –besluiten toepassen, moeten in geval van overtredingen
doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. Op grond
van artikel 132, lid 3, VWEU en Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad
van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties
op te leggen[9]
mag de ECB ondernemingen boeten en dwangsommen opleggen bij niet-naleving van
de verplichtingen krachtens haar verordeningen en besluiten. Daarnaast moet de
ECB, met het oog op een doeltreffende uitvoering van haar taken op het gebied
van de handhaving van de toezichtsregels zoals vastgelegd in het rechtstreeks
toepasselijke Unierecht, de bevoegdheid krijgen om geldboeten op te leggen aan
kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings die
dergelijke regels overtreden. De nationale autoriteiten moeten de mogelijkheid
behouden om sancties toe te passen bij niet-naleving van verplichtingen die
voortvloeien uit nationaal recht waarbij Unierichtlijnen zijn omgezet. Wanneer
de ECB het voor de uitvoering van haar taken passend acht dat in verband met
dergelijke overtredingen een verdere sanctie wordt opgelegd, moet zij de zaak
daartoe kunnen voorleggen aan de nationale autoriteiten. (28) De nationale toezichthouders
beschikken over belangrijke en een lange expertise op het gebied van het
toezicht op kredietinstellingen op hun grondgebied en de specifieke
economische, organisatorische en culturele kenmerken ervan. Daartoe hebben zij
een omvangrijke organisatie bestaande uit gespecialiseerd en hooggekwalificeerd
personeel opgebouwd. Daarom moeten nationale toezichthouders ter waarborging
van een hoogwaardig Europees toezicht de ECB bijstaan bij de voorbereiding en
uitvoering van handelingen die betrekking hebben op de uitoefening van de
toezichthoudende taken van de ECB. Dit moet met name gelden voor de doorlopende
dagelijkse beoordeling van de situatie van een bank en de daarbij behorende
verificaties ter plaatse. (29) Wat betreft het toezicht op
grensoverschrijdende banken die zowel in als buiten de eurozone actief zijn,
moet de ECB nauw samenwerken met de bevoegde autoriteiten van niet-deelnemende
lidstaten. De ECB moet als bevoegde autoriteit worden onderworpen aan de
daaruit voortvloeiende verplichting om in het kader van het Unierecht samen te
werken en informatie uit te wisselen, en moet in extenso deelnemen aan de
colleges van toezichthouders. Daarnaast moeten de lidstaten die niet aan de
gemeenschappelijke munt deelnemen, gezien de duidelijke voordelen die de
uitoefening van toezichthoudende taken door een Europese instelling meebrengt
op het gebied van de financiële stabiliteit en een duurzame marktintegratie,
ook de mogelijkheid krijgen om aan het nieuwe mechanisme deel te nemen. Wel
geldt voor een doeltreffende uitoefening van de toezichthoudende taken als
eerste vereiste dat de toezichtsbesluiten onverkort en onverwijld worden
uitgevoerd. Daarom moeten de lidstaten die aan het nieuwe mechanisme willen
deelnemen, ervoor instaan dat hun nationale bevoegde autoriteiten de door de
ECB verlangde maatregelen ten aanzien van kredietinstellingen in acht nemen en
vaststellen. De ECB moet een nauwe samenwerking kunnen aangaan met de bevoegde
autoriteiten van een lidstaat die niet aan de gemeenschappelijke munt
deelneemt. Zij moet worden verplicht de samenwerking aan te gaan wanneer aan de
in deze verordening genoemde voorwaarden is voldaan. De voorwaarden waaronder
vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die een nauwe
samenwerking zijn aangegaan, deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad van
toezicht, moeten de grootst mogelijke betrokkenheid van deze vertegenwoordigers
mogelijk maken, zij het dat rekening moet worden gehouden met de grenzen die
voortvloeien uit de statuten van het ESCB en van de ECB, met name wat de
integriteit van het besluitvormingsproces betreft. (30) De ECB moet voor de uitvoering
van haar taken over passende toezichthoudende bevoegdheden beschikken.
Krachtens het Unierecht inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
moeten bepaalde bevoegdheden worden verleend aan bevoegde autoriteiten die
daartoe door de lidstaten zijn aangewezen. Voor zover deze bevoegdheden binnen
de reikwijdte van de aan de ECB opgedragen toezichthoudende taken vallen, moet
de ECB met betrekking tot de deelnemende lidstaten als de bevoegde autoriteit
worden beschouwd en moet zij de bevoegdheden krijgen die bij het Unierecht aan
de bevoegde autoriteiten zijn verleend. Daartoe behoren ook de bevoegdheden die
bij deze handelingen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst
en de lidstaat van ontvangst zijn verleend, alsmede de bevoegdheden die aan de
aangewezen autoriteiten zijn verleend. (31) Om haar taken doeltreffend uit
te oefenen, moet de ECB alle noodzakelijke informatie kunnen eisen en
onderzoeken en inspecties ter plaatse kunnen verrichten. Deze bevoegdheden
moeten gelden voor de onder toezicht staande entiteiten, bij de werkzaamheden
van deze entiteiten betrokken personen en gelieerde derden, derden waaraan deze
entiteiten operationele functies of werkzaamheden hebben uitbesteed, en
personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of
verbonden zijn met de werkzaamheden van deze entiteiten, onder wie het
personeel van een onder toezicht staande entiteit dat niet rechtstreeks
betrokken is bij de werkzaamheden ervan, maar dat uit hoofde van zijn functie
in de entiteit in het bezit kan zijn van belangrijke informatie over een
specifieke aangelegenheid, alsmede bedrijven die aan deze entiteiten diensten
hebben verleend. De ECB moet informatie kunnen eisen met een eenvoudig verzoek,
waaraan de aangezochte persoon echter geen gevolg hoeft te geven, maar als deze
persoon vrijwillig wél op het verzoek ingaat, mag de verstrekte informatie niet
onjuist of misleidend zijn en moet deze onverwijld ter beschikking worden
gesteld. De ECB moet ook informatie bij besluit kunnen eisen. (32) Voor gevallen waarin een
kredietinstelling haar recht van vestiging in een andere lidstaat of haar recht
om in een andere lidstaat diensten te verrichten uitoefent, of waarin
entiteiten van een groep in verschillende lidstaten zijn gevestigd, voorziet
het Unierecht in specifieke procedures en in een verdeling van bevoegdheden
tussen de betrokken lidstaten. Voor zover de ECB bepaalde toezichthoudende
taken ten aanzien van alle deelnemende lidstaten op zich neemt, mogen deze
procedures en verdelingen niet van toepassing zijn op het recht van vestiging
in een andere deelnemende lidstaat of het recht om diensten in een andere
deelnemende lidstaat te verrichten. (33) De ECB moet in haar
besluitvormingsprocedures gebonden zijn aan de Unieregels en algemene
beginselen inzake behoorlijke procedure en transparantie. Het recht van de
adressaten van de besluiten van de ECB om te worden gehoord moet ten volle
worden geëerbiedigd. (34) Doordat aan de ECB
toezichthoudende taken worden opgedragen, wordt zij in belangrijke mate
verantwoordelijk voor de waarborging van de financiële stabiliteit in de Unie
en voor een zo doeltreffend en evenredig mogelijk gebruik van haar
toezichthoudende bevoegdheden. Daarom moet de ECB voor de uitoefening van deze
taken verantwoording afleggen aan het Europees Parlement en de Raad van
Ministers dan wel de Eurogroep als democratisch gelegitimeerde instellingen die
het Europese volk en de lidstaten vertegenwoordigen. Onder meer moet regelmatig
verslag worden uitgebracht en moeten vragen worden beantwoord. Wanneer
nationale toezichthouders in het kader van deze verordening actie ondernemen,
moeten de regelingen inzake verantwoordingsplicht die in het kader van het
nationale recht zijn vastgesteld, van toepassing blijven. (35) De ECB is bevoegd voor de
uitvoering van monetaire beleidsfuncties ter handhaving van de prijsstabiliteit
overeenkomstig artikel 127, lid 1, VWEU. De uitoefening van toezichthoudende
taken heeft tot doel de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de
stabiliteit van het financiële stelsel te beschermen. Om belangenconflicten te
vermijden en ervoor te zorgen dat elke functie overeenkomstig de toepasselijke
doelstellingen wordt uitgeoefend, moet de ECB ervoor zorgen dat ze volledig van
elkaar worden gescheiden. (36) Met name moet bij de ECB een
Raad van toezicht worden opgezet die bevoegd wordt voor de voorbereiding van
besluiten inzake toezichtsaangelegenheden en die de specifieke expertise van
nationale toezichthouders inbrengt. Daarom moet de raad worden voorgezeten door
een voorzitter en een ondervoorzitter die gekozen worden door de Raad van
bestuur van de ECB, en moet deze daarnaast bestaan uit vertegenwoordigers van
de ECB en van de nationale autoriteiten. Om een passende roulatie mogelijk te
maken en een volledige onafhankelijkheid van de voorzitter en de
ondervoorzitter te waarborgen, mag hun ambtstermijn ten hoogste vijf jaar
bedragen en mag deze niet hernieuwbaar zijn. Om voor een volledige coördinatie
met de werkzaamheden van de EBA en met het prudentiële beleid van de Unie te
zorgen, mogen de EBA en de Europese Commissie als waarnemer in de Raad van
toezicht zitting hebben. In het kader van de uitoefening van de aan de ECB
opgedragen toezichthoudende taken moet een groot aantal technisch complexe
handelingen en besluiten worden vastgesteld, waaronder besluiten inzake
individuele kredietinstellingen. Om deze taken overeenkomstig het beginsel van
de scheiding van taken betreffende het monetaire beleid doeltreffend uit te
voeren, moet de Raad van bestuur van de ECB bepaalde duidelijk omschreven
toezichthoudende taken en gerelateerde besluiten kunnen delegeren aan de Raad
van toezicht, onverminderd het toezicht en de bevoegdheid van de Raad van
bestuur, die aan dat orgaan instructies en aanwijzingen kan geven. De Raad van
toezicht kan worden gesteund door een stuurcomité met een beperktere
samenstelling. (37) De leden van de Raad van
toezicht en de personeelsleden van de ECB die toezichthoudende taken
verrichten, moeten worden onderworpen aan de passende vereisten van het
beroepsgeheim. Soortgelijke vereisten moeten gelden voor de uitwisseling van
informatie met de personeelsleden van de ECB die niet bij de toezichthoudende
werkzaamheden betrokken zijn. Een en ander mag de ECB er niet van weerhouden om
binnen de grenzen en onder de voorwaarden zoals vastgelegd in de desbetreffende
Uniewetgeving, informatie uit te wisselen, bijvoorbeeld met de Europese
Commissie in het kader van haar taken uit hoofde van de artikelen 107 en 108
VWEU en uit hoofde van het Unierecht inzake een versterkt economisch en
budgettair toezicht. (38) Voor een doeltreffende
uitvoering van haar toezichthoudende taken moet de ECB de aan haar opgedragen
toezichthoudende taken volledig onafhankelijk uitoefenen, en mag er met name
geen sprake zijn van ongepaste politieke beïnvloeding en van bemoeienis vanuit
het bedrijfsleven waardoor haar operationele onafhankelijkheid zou worden
aangetast. (39) Voor een doeltreffende
uitvoering van haar toezichthoudende taken moet de ECB over voldoende middelen
beschikken. Bij de verwerving van deze middelen moet ervoor worden gezorgd dat
de ECB onafhankelijk blijft, dat wil zeggen niet op ongepaste wijze door
nationale bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers wordt beïnvloed, en dat de
monetaire en toezichthoudende taken worden gescheiden. De kosten van het
toezicht moeten in de eerste plaats worden gedragen door de entiteiten die aan
dit toezicht zijn onderworpen. Daarom moet de uitoefening van toezichthoudende
taken door de ECB ten minste deels worden gefinancierd uit vergoedingen die aan
de kredietinstellingen worden gevraagd. Gezien de overdracht van significante toezichthoudende
taken van de nationale autoriteiten aan de ECB wordt verwacht dat op nationaal
niveau verschuldigde vergoedingen voor toezicht in passende gevallen kunnen
worden verlaagd. (40) Voor een doeltreffend toezicht
is sterk gemotiveerd, goed opgeleid en onpartijdig personeel onmisbaar. Voor de
opbouw van een waarlijk geïntegreerd toezichtsmechanisme moet worden voorzien
in een passende personeelsuitwisseling en -detachering met en tussen de
nationale toezichthouders en de ECB. Om belangenconflicten, met name bij het
toezicht op grote banken, te vermijden moet de ECB zo nodig kunnen vragen dat
nationale toezichthoudende teams ook personeel van bevoegde autoriteiten uit
andere deelnemende lidstaten bij hun werkzaamheden betrekken. (41) Gezien de mondialisering van
de bankdiensten en gezien het toegenomen belang van internationale normen moet
de ECB bij de uitvoering van haar taken de internationale normen eerbiedigen en
een dialoog voeren met en nauw samenwerken met toezichthouders buiten de Unie,
zonder evenwel de internationale rol van de EBA te dupliceren. Zij moet de
bevoegdheid krijgen contacten te leggen en administratieve regelingen te
treffen met toezichthoudende autoriteiten en overheidsinstanties uit derde
landen en met internationale organisaties, in coördinatie met de EBA en met
volledige inachtneming van de bestaande rollen van de lidstaten en de
instellingen van de Unie alsmede van hun bevoegdheden ter zake. (42) Richtlijn 95/46/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[10] en Verordening (EG)
nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van
18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de
communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van
die gegevens[11]
zijn onverkort van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het
kader van deze verordening. (43) Verordening (EG)
nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van
25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF)[12]
is van toepassing op de ECB. De ECB is eveneens toegetreden tot het
Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees
Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese
Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees
Bureau voor fraudebestrijding. (44) Om ervoor te zorgen dat
kredietinstellingen worden onderworpen aan een zo hoogwaardig mogelijk toezicht
dat niet wordt doorkruist door andere, niet-prudentiële overwegingen, en om
ervoor te zorgen dat de negatieve, elkaar versterkende gevolgen van marktontwikkelingen
voor banken en lidstaten tijdig en doeltreffend worden aangepakt, moet de ECB
zo spoedig mogelijk beginnen met de uitvoering van specifieke toezichthoudende
taken. In het kader van de overdracht van toezichthoudende taken van nationale
toezichthouders aan de ECB zijn evenwel bepaalde voorbereidingen vereist.
Daarom moet worden voorzien in een passende infaseringsperiode. Het aantal
banken dat aan het toezicht van de ECB wordt onderworpen, moet geleidelijk
toenemen op basis van de relevantie van het toezicht op deze banken, teneinde
voor financiële stabiliteit te zorgen. In de eerste fase moet de ECB haar
toezichthoudende taken ten aanzien van ongeacht welke bank kunnen uitoefenen,
maar met name ten aanzien van banken die publieke financiële bijstand hebben
ontvangen of gevraagd. In de tweede fase moeten de banken aan bod komen die in
Europa op grond van hun totale blootstellingen en hun
rechtsgebiedoverschrijdende werkzaamheden systeemrelevant zijn. De totale
blootstellingen moeten worden berekend in het licht van de methodieken zoals
omschreven in het Bazel III-akkoord van het Bazelse Comité van
bankentoezichthouders inzake de berekening van de hefboomratio en de definitie
van uit gewone aandelen bestaand tier 1-kapitaal. Het infaseringsproces moet
uiterlijk binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening zijn
voltooid. (45) Het huidige kader van prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en het aanvullende toezicht op financiële
conglomeraten wordt gevormd door richtlijnen die de lidstaten een aanzienlijke
keuzevrijheid en speelruimte bieden bij de afbakening van de bevoegdheden van
de bevoegde autoriteiten. Omdat nog geen goedkeuring is gehecht aan nieuwe
Uniewetgevingshandelingen waarin de bevoegdheden worden omschreven waarover de
bevoegde autoriteiten rechtstreeks en zonder rekening te houden met de
keuzevrijheid of speelruimte van de lidstaten beschikken, mag de ECB geen
besluiten nemen die rechtstreeks van toepassing zijn op kredietinstellingen,
financiële holdings en gemengde financiële holdings. In deze overgangsfase mag
de ECB haar taken derhalve alleen op basis van instructies aan de nationale
bevoegde autoriteiten uitoefenen. (46) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op
de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het
recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht,
en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast. (47) Daar de doelstellingen van
deze verordening, namelijk de doelstelling dat een efficiënt en effectief kader
voor de uitoefening door een Unie-instelling van specifieke toezichthoudende
taken ten aanzien van kredietinstellingen wordt opgezet, en de doelstelling dat
voor een consistente toepassing van het gemeenschappelijke rulebook op
kredietinstellingen wordt gezorgd, niet voldoende door de lidstaten kunnen
worden verwezenlijkt en derhalve wegens de pan-Uniale structuur van de
bankmarkt en de gevolgen van bankfaillissementen voor andere lidstaten beter
door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel,
maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze
doelstellingen te verwezenlijken, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I Onderwerp en definities Artikel 1 Onderwerp Bij deze verordening worden aan de ECB
specifieke taken betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel
toezicht op kredietinstellingen opgedragen om de veiligheid en de soliditeit
van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel te
bevorderen, daarbij terdege rekening houdend met de eenheid en de integriteit
van de interne markt. Artikel 2 Definities In deze verordening wordt verstaan onder: (1)
"deelnemende lidstaat": een lidstaat die
de euro als munt heeft; (2)
"nationale bevoegde autoriteit": de
nationale bevoegde autoriteit die door de deelnemende lidstaten is aangewezen
overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van
14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden
van kredietinstellingen (herschikking)[13]
en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006
inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en
kredietinstellingen (herschikking)[14]; (3)
"kredietinstellingen":
kredietinstellingen als omschreven in artikel 4, lid 1, van Richtlijn
2006/48/EG; (4)
"financiële holding": een financiële
holding als omschreven in artikel 4, punt 19, van Richtlijn 2006/48/EG; (5)
"gemengde financiële holding": een gemengde
financiële holding als omschreven in artikel 2, punt 15, van Richtlijn
2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002
betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen,
verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel
conglomeraat[15]; (6)
"financieel conglomeraat": een financieel
conglomeraat als omschreven in artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2002/87/EG. Hoofdstuk II Samenwerking en taken Artikel 3 Samenwerking De ECB werkt nauw samen met de Europese
Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese
Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Europees Comité voor
systeemrisico's, die deel uitmaken van het Europees Systeem voor financieel
toezicht, dat is ingesteld bij artikel 2 van de Verordeningen (EU) nr.
1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010. Artikel 4 Aan de ECB opgedragen taken 1. De ECB heeft, overeenkomstig
de toepasselijke bepalingen van het Unierecht, de exclusieve bevoegdheid om met
het oog op prudentieel toezicht ten aanzien van alle in de deelnemende
lidstaten gevestigde kredietinstellingen de volgende taken te verrichten: (a)
vergunningen aan kredietinstellingen verlenen en
die vergunningen intrekken; (b)
verwervingen en afstotingen van deelnemingen in
kredietinstellingen beoordelen; (c)
zorgen voor de naleving van de handelingen van de
Unie waarbij prudentiële voorschriften voor kredietinstellingen zijn
vastgesteld op het gebied van eigenvermogensvereisten, de liquiditeit, de
hefboom, limieten voor grote blootstellingen en de verslaglegging en
openbaarmaking van informatie ter zake; (d)
uitsluitend in gevallen die specifiek in
handelingen van de Unie zijn omschreven, strengere prudentiële voorschriften
vaststellen en aanvullende maatregelen toepassen voor kredietinstellingen; (e)
in gevallen die specifiek in handelingen van de
Unie zijn omschreven, bepalen welke kapitaalbuffers de kredietinstellingen
naast het onder c) bedoelde vereiste eigen vermogen moeten aanhouden, en in dit
verband onder meer anticyclische bufferpercentages vaststellen en alle andere
maatregelen nemen om systeemrisico’s of macroprudentiële risico’s aan te
pakken; (f)
eisen opleggen aan kredietinstellingen met
betrekking tot de invoering van solide governanceregelingen, ‑procedures
en ‑mechanismen en doeltreffende interne procedures voor de beoordeling
van hun kapitaaltoereikendheid; (g)
bepalen of de door de kredietinstellingen
ingevoerde regelingen, strategieën, procedures en mechanismen en het door deze
instellingen aangehouden eigen vermogen een degelijk beheer en een solide
dekking van hun risico’s waarborgen, en op basis van die toetsing de
kredietinstellingen specifieke aanvullende eigenvermogensvereisten, specifieke
publicatie-eisen, specifieke liquiditeitvereisten en andere maatregelen
opleggen in gevallen die specifiek in handelingen van de Unie zijn omschreven; (h)
bij kredietinstellingen stresstests voor
toezichtdoeleinden verrichten ter ondersteuning van de toetsing; (i)
toezicht op geconsolideerde basis uitoefenen op in
een van de deelnemende lidstaten gevestigde moederondernemingen van
kredietinstellingen, waaronder financiële holdings en gemengde financiële
holdings, en, onder meer in colleges van toezichthouders, deelnemen aan
toezicht op geconsolideerde basis op moederondernemingen die niet in een van de
deelnemende lidstaten zijn gevestigd; (j)
deelnemen aan aanvullend toezicht op een financieel
conglomeraat ten aanzien van de daarin opgenomen kredietinstellingen en de taak
van coördinator op zich nemen als de ECB als coördinator voor een financieel
conglomeraat is aangewezen overeenkomstig de in het toepasselijke Unierecht
vastgestelde criteria; (k)
wanneer een kredietinstelling niet voldoet of
wellicht niet meer zal voldoen aan de toepasselijke prudentiële voorschriften,
in samenspraak met de betrokken afwikkelingsautoriteiten toezichthoudende taken
verrichten met betrekking tot vroegtijdige interventie, onder meer met
betrekking tot de herstelplannen en de regelingen voor financiële steun binnen
de groep; (l)
wanneer vertegenwoordigers van de bevoegde
autoriteiten van de deelnemende lidstaten aan de Raad van toezichthouders en de
Raad van bestuur van de Europese Bankautoriteit deelnemen, de coördinatie op
zich nemen om tot een gemeenschappelijk standpunt van die vertegenwoordigers te
komen met betrekking tot kwesties die verband houden met de bij deze
verordening aan de ECB opgedragen taken, en dat gemeenschappelijk standpunt
naar voren brengen. 2. Voor in een niet-deelnemende
lidstaat gevestigde kredietinstellingen die in een deelnemende lidstaat een
bijkantoor vestigen of grensoverschrijdende diensten verlenen, verricht de ECB
de in lid 1 vermelde taken waarvoor de nationale bevoegde autoriteiten van de
deelnemende lidstaat bevoegd zijn. 3. Met inachtneming van en
overeenkomstig toepasselijke voorschriften van het Unierecht, en met name van
wetgevingshandelingen en niet-wetgevingshandelingen, kan de ECB, voor zover
zulks nodig is om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren,
verordeningen vaststellen, aanbevelingen doen en besluiten nemen om het
Unierecht ten uitvoer te leggen of toe te passen. 4. Deze verordening geldt
onverminderd de verantwoordelijkheid en de daaraan gerelateerde bevoegdheid van
de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten om andere dan de in deze
verordening vermelde toezichthoudende taken te verrichten. Artikel 5 Nationale autoriteiten 1. De ECB voert haar taken uit
binnen een gemeenschappelijk toezichtmechanisme dat bestaat uit de ECB en de
nationale bevoegde autoriteiten. 2. De nationale bevoegde
autoriteiten verlenen de ECB desgevraagd bijstand voor de voorbereiding en de
uitvoering van alle handelingen met betrekking tot de in artikel 4 vermelde
taken. 3. De ECB legt bij het vervullen
van haar taken de praktische regelingen vast voor de uitvoering van lid 2 door
de nationale toezichthoudende autoriteiten. Zij geeft een duidelijke
omschrijving van het kader waarin en de voorwaarden waaronder de nationale
bevoegde autoriteiten die activiteiten moeten uitvoeren. 4. De nationale bevoegde
autoriteiten volgen de instructies van de ECB. Artikel 6 Nauwe samenwerking met de bevoegde
autoriteiten van niet-deelnemende lidstaten 1. Wanneer overeenkomstig dit
artikel nauwe samenwerking is aangegaan tussen de ECB en de nationale bevoegde
autoriteit van een lidstaat die niet de euro als munt heeft, voert de ECB
binnen de in dit artikel vastgestelde grenzen de in artikel 4, leden 1 en 2,
vermelde taken uit ten aanzien van kredietinstellingen die in een dergelijke
lidstaat zijn gevestigd. Daartoe kan de ECB richtsnoeren of verzoeken
richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de niet-deelnemende lidstaat. 2. Tussen de ECB en de nationale
bevoegde autoriteit van een niet-deelnemende lidstaat wordt bij een door de ECB
vastgesteld besluit nauwe samenwerking aangegaan als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan: (a)
de betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten, de
Commissie, de ECB en de EBA in kennis van zijn verzoek om ten aanzien van alle
kredietinstellingen die in die lidstaat zijn gevestigd, nauw met de ECB samen
te werken voor de uitoefening van de in artikel 4 vermelde taken; (b)
in de kennisgeving verbindt de betrokken lidstaat
zich ertoe: –
erop toe te zien dat zijn nationale bevoegde
autoriteit alle richtsnoeren en verzoeken van de ECB in acht neemt, –
alle informatie over de in die lidstaat gevestigde
kredietinstellingen te verstrekken die de ECB kan vragen om een uitgebreide
beoordeling van die kredietinstellingen te maken; (c)
de betrokken lidstaat heeft nationale
rechtshandelingen vastgesteld om te garanderen dat zijn nationale bevoegde
autoriteit verplicht is om alle maatregelen betreffende kredietinstellingen
waarom de ECB overeenkomstig lid 5 verzoekt, vast te stellen. 3. In het in lid 2 bedoelde
besluit worden, met inachtneming van het statuut van het ESCB en de ECB, de
voorwaarden vastgesteld waaronder vertegenwoordigers van de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten die overeenkomstig dit artikel nauwe samenwerking
hebben aangegaan, deelnemen aan de activiteiten van de Raad van toezicht. 4. Het in lid 2 bedoelde besluit
wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het besluit
wordt 14 dagen na die bekendmaking van toepassing. 5. Als de ECB van mening is dat
de bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat ten aanzien van een
kredietinstelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding
een maatregel in verband met de in lid 1 bedoelde taken moet nemen, richt zij
daartoe een verzoek tot die autoriteit, waarin zij het toepasselijke
tijdsbestek aangeeft. Dit tijdsbestek bedraagt minstens 48 uur, tenzij de
maatregel sneller moet worden genomen om onherstelbare schade te voorkomen. De
bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat neemt alle nodige maatregelen
overeenkomstig de in lid 2, onder c), vastgestelde verplichting. 6. Als de betrokken lidstaat
niet langer aan de in lid 2, onder a) tot en met c), vastgestelde voorwaarden
voldoet of als de bevoegde autoriteit van die lidstaat niet handelt
overeenkomstig de in lid 2, onder c), vastgestelde verplichting, kan de ECB
besluiten de nauwe samenwerking met die lidstaat te beëindigen. Dit besluit wordt ter kennis van de betrokken
lidstaat gebracht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
In dit besluit wordt vermeld vanaf welke datum het besluit van toepassing wordt,
waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met de doelmatigheid van het
toezicht en de rechtmatige belangen van de kredietinstellingen. Artikel 7 Internationale betrekkingen Onverminderd de respectieve bevoegdheden van
de lidstaten en de andere instellingen van de Unie met betrekking tot de taken
die bij deze verordening aan de ECB worden opgedragen, kan de ECB contacten
leggen en administratieve regelingen treffen met toezichthoudende autoriteiten,
internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen, voor zover
dit alles op passende wijze met de EBA wordt gecoördineerd. Deze regelingen
scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie of haar lidstaten. Hoofdstuk III Toezichthoudende bevoegdheden en
onderzoeksbevoegdheden Artikel 8 Toezichthoudende bevoegdheden en
onderzoeksbevoegdheden 1. Voor de uitvoering van de
haar bij artikel 4, leden 1 en 2, opgedragen taken wordt de ECB geacht de
bevoegde autoriteit van de deelnemende lidstaten overeenkomstig de
toepasselijke handelingen van het Unierecht te zijn en de bevoegdheden en
verplichtingen te hebben die bevoegde autoriteiten krachtens die handelingen
hebben. Voor de uitvoering van de in artikel 4, leden 1 en
2, vastgestelde taken wordt de ECB geacht de aangewezen autoriteit
overeenkomstig de toepasselijke handelingen van het Unierecht te zijn en de
bevoegdheden en verplichtingen te hebben die aangewezen autoriteiten krachtens
die handelingen hebben. 2. Voor de uitvoering van de
haar bij artikel 4, leden 1 en 2, opgedragen taken beschikt de ECB over de in
afdeling 1 vastgestelde onderzoeksbevoegdheden. AFDELING 1 Onderzoeksbevoegdheden Artikel 9 Verzoeken om informatie 1. De ECB kan met een eenvoudig
verzoek of bij besluit bij de volgende natuurlijke of rechtspersonen alle informatie
opvragen die zij voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen
taken nodig heeft, waaronder ook informatie die op gezette tijden en volgens
vastgestelde formats voor toezichtdoeleinden en daarmee verband houdende
statistische doeleinden dient te worden verstrekt: (a)
kredietinstellingen; (b)
financiële holdings; (c)
gemengde financiële holdings; (d)
gemengde holdings; (e)
personen die betrokken zijn bij de activiteiten van
de onder a) tot en met d) vermelde entiteiten, en aan hen gelieerde derden; (f)
derden aan wie de onder a) tot en met d) vermelde
entiteiten operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed; (g)
personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk
te maken hebben met of verbonden zijn met de activiteiten van de onder a) tot
en met d) vermelde entiteiten; (h)
nationale bevoegde autoriteiten. 2. De in lid 1 bedoelde personen
verstrekken de gevraagde informatie. Artikel 10 Algemene onderzoeken 1. Om de haar bij deze
verordening opgedragen taken uit te voeren kan de ECB alle nodige onderzoeken
naar de in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde personen
verrichten. Daartoe heeft de ECB het recht om: (a)
de overlegging van documenten te eisen; (b)
de boeken en bescheiden van de in artikel 9, lid 1,
onder a) tot en met g), bedoelde personen te onderzoeken en kopieën of
uittreksels van die boeken en bescheiden te maken; (c)
schriftelijke of mondelinge toelichting te krijgen
van in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met g), bedoelde personen of hun
vertegenwoordigers of personeelsleden; (d)
alle andere natuurlijke en rechtspersonen te horen
die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een
onderzoek te verzamelen. 2. De in artikel 9, lid 1, onder
a) tot en met g), bedoelde personen onderwerpen zich aan de onderzoeken die bij
een besluit van de ECB worden ingeleid. Als een persoon zich tegen het voeren van een
onderzoek verzet, verleent de deelnemende lidstaat waar de betrokken
bedrijfsruimten zijn gelegen, de nodige bijstand, onder meer door de ECB
toegang tot de bedrijfsruimten van de in artikel 9, lid 1, onder a) tot en met
g) bedoelde rechtspersonen te verschaffen, zodat de genoemde rechten kunnen
worden uitgeoefend. Artikel 11 Inspecties ter plaatse 1. Om de haar bij deze
verordening opgedragen taken uit te voeren kan de ECB overeenkomstig artikel 12
alle nodige inspecties ter plaatse in de bedrijfsruimten van in artikel 9, lid
1, onder a) tot en met g), bedoelde rechtspersonen verrichten. Als dit voor het
behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de ECB de
inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten. 2. De functionarissen van de ECB
en andere personen die door de ECB gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse
uit te voeren, kunnen de bedrijfsruimten en terreinen betreden van
rechtspersonen die aan een door de ECB genomen onderzoeksbesluit zijn
onderworpen, en hebben alle in artikel 10, lid 1, vastgestelde bevoegdheden.
Zij zijn eveneens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of
bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voor zover nodig voor de
inspectie. 3. De in artikel 9, lid 1, onder
a) to g), bedoelde personen onderwerpen zich aan bij een besluit van de ECB
gelaste inspecties ter plaatse. 4. De functionarissen van de
bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie moet worden verricht, en
door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen personen, verlenen op verzoek
van de ECB de functionarissen van de ECB en andere door de ECB gemachtigde
personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde
bevoegdheden. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken
deelnemende lidstaat mogen op verzoek eveneens bij de inspecties ter plaatse
aanwezig zijn. 5. Als functionarissen van de
ECB en andere door de ECB gemachtigde begeleidende personen constateren dat een
persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet,
verleent de bevoegde autoriteit van de deelnemende lidstaat hen de nodige
bijstand. Artikel 12 Toestemming van een rechterlijke instantie 1. Als het nationale recht
voorschrijft dat voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde inspectie ter plaatse
of voor de in artikel 11, lid 5, bedoelde bijstand de toestemming van een
rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd. 2. Als om toestemming als
bedoeld in lid 1 wordt verzocht, toetst de nationale rechterlijke instantie het
besluit van de ECB op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen
dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het
voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de
dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ECB om nadere
uitleg vragen, met name met betrekking tot de redenen die de ECB heeft om aan
te nemen dat een inbreuk is gemaakt op de toepasselijke handelingen van het
Unierecht, en met betrekking tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de
aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon.
De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van de
inspectie toetsen, noch de informatie in het dossier van de ECB opvragen. Het
besluit van de ECB kan uitsluitend door het Hof van Justitie van de Europese
Unie op zijn wettigheid worden getoetst. AFDELING 2 Specifieke toezichthoudende bevoegdheden Artikel 13 Vergunning 1. Een aanvraag voor een
vergunning tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een in een deelnemende
lidstaat te vestigen kredietinstelling wordt bij de nationale bevoegde
autoriteiten van de lidstaat waar de kredietinstelling wordt gevestigd,
ingediend overeenkomstig de in de betrokken nationale wetgeving vastgestelde
voorschriften. Als de kredietinstelling voldoet aan alle
vergunningsvoorwaarden die in het nationale recht van die lidstaat zijn
vastgesteld, neemt de nationale bevoegde autoriteit een besluit waarin zij de
ECB voorstelt de vergunning te verlenen. De ECB en de betrokken
kredietinstelling worden van dit besluit in kennis gesteld. Als de ECB het in de tweede alinea bedoelde
voorstel van de nationale bevoegde autoriteit ontvangt, verleent zij de
vergunning voor zover aan de in het Unierecht vastgestelde voorwaarden wordt
voldaan. De betrokken kredietinstelling wordt van dit besluit in kennis
gesteld. 2. In de gevallen die in de
handelingen van de Unie zijn vastgesteld, kan de ECB, op eigen initiatief dan
wel op voorstel van de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de
kredietinstelling is gevestigd, de vergunning intrekken. Als de nationale bevoegde autoriteit die
overeenkomstig lid 1 de vergunning heeft voorgesteld, van mening is dat die
vergunning overeenkomstig het nationale recht moet worden ingetrokken, dient
zij daartoe bij de ECB een voorstel in. In dat geval kan de ECB de vergunning
intrekken. Artikel 14 Bevoegdheden van de autoriteiten van de
lidstaat van ontvangst en samenwerking op het gebied van het geconsolideerde
toezicht 1. Tussen deelnemende lidstaten
zijn de in handelingen van de Unie vastgestelde procedures voor
kredietinstellingen die op het grondgebied van een andere lidstaat een
bijkantoor wensen te vestigen of in het kader van het vrij verrichten van
diensten hun werkzaamheden wensen uit te oefenen op het grondgebied van een
andere lidstaat, alsmede de aan die procedures gerelateerde bevoegdheden van de
lidstaten van herkomst en van ontvangst slechts van toepassing voor de
uitvoering van andere dan de bij artikel 4 van deze verordening aan de ECB
opgedragen taken. 2. De in handelingen van de Unie
vastgestelde bepalingen betreffende samenwerking tussen de bevoegde
autoriteiten van de verschillende lidstaten op het gebied van het houden van
toezicht op geconsolideerde basis, zijn niet van toepassing voor zover de
betrokken bevoegde autoriteiten bevoegde autoriteiten van deelnemende lidstaten
zijn. Artikel 15 Sancties 1. Als kredietinstellingen,
financiële holdings of gemengde financiële holdings opzettelijk of uit
onachtzaamheid een inbreuk plegen op een krachtens rechtstreeks toepasselijke
handelingen van de Unie geldend voorschrift en de bevoegde autoriteiten
daarvoor krachtens het Unierecht administratieve geldelijke sancties kunnen
opleggen, kan de ECB, voor de uitvoering van haar bij deze verordening
opgedragen taken, administratieve geldelijke sancties opleggen tot tweemaal het
bedrag van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen
ingeval deze kunnen worden bepaald, of tot 10 % van de totale jaaromzet
van een rechtspersoon in het voorgaande boekjaar. 2. Als de rechtspersoon een
dochteronderneming van een moederonderneming is, is de in lid 1 bedoelde totale
jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde
rekening van de uiteindelijke moederonderneming in het voorgaande boekjaar. 3. De sancties zijn
doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Bij de vaststelling of al dan niet een
sanctie moet worden opgelegd en bij het bepalen van de passende sanctie neemt
de ECB alle relevante omstandigheden die in het Unierecht zijn omschreven, in
aanmerking. 4. De ECB past dit artikel toe
overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 5 van Verordening (EG)
nr. 2532/98 van de Raad. 5. In andere dan de in lid 1
bedoelde gevallen kan de ECB, als dit voor de uitvoering van de haar bij deze
verordening opgedragen taken noodzakelijk is, de nationale bevoegde
autoriteiten verzoeken maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat passende
sancties worden opgelegd. De door de nationale bevoegde autoriteiten opgelegde
sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De eerste alinea geldt met name voor geldelijke
sancties die aan kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde
financiële holdings moeten worden opgelegd voor inbreuken op nationale
rechtsvoorschriften waarbij toepasselijke EU-richtlijnen zijn omgezet, en voor
administratieve sancties of maatregelen die moeten worden opgelegd aan leden
van de Raad van bestuur of andere individuen die krachtens het nationale recht
verantwoordelijk zijn voor een inbreuk door een kredietinstelling, een
financiële holding of een gemengde financiële holding. 6. De ECB maakt zonder onnodige
vertraging elke in lid 1 bedoelde sanctie bekend en verschaft daarbij
informatie over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van de
ervoor verantwoordelijke personen, tenzij de bekendmaking daarvan de
stabiliteit van de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen. Als
bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maakt de
bevoegde autoriteit de sancties zonder vermelding van namen bekend. 7. Onverminderd de leden 1 tot
en met 6 kan de ECB voor de uitvoering van de haar bij deze verordening
opgedragen taken sancties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2532/98 van
de Raad opleggen wanneer inbreuken op verordeningen of besluiten van de ECB
worden gepleegd. Hoofdstuk IV Organisatorische beginselen Artikel 16 Onafhankelijkheid 1. Bij de uitvoering van de haar
bij deze verordening opgedragen taken handelt de ECB onafhankelijk. 2. De instellingen, organen,
bureaus en agentschappen van de Unie en de regeringen van de lidstaten
eerbiedigen deze onafhankelijkheid. Artikel 17 Verantwoordingsplicht Met betrekking tot de uitvoering van deze
verordening is de ECB overeenkomstig dit hoofdstuk verantwoordingsplichtig
tegenover het Europees Parlement en de Raad. Artikel 18 Scheiding van de monetaire beleidstaken 1. Bij de uitvoering van de haar
bij deze verordening opgedragen taken streeft de ECB uitsluitend de bij deze
verordening vastgestelde doelstellingen na. 2. De ECB houdt de uitvoering
van de haar bij deze verordening opgedragen taken gescheiden van de uitvoering
van haar taken op het gebied van monetair beleid of enige andere taken. De bij
deze verordening aan de ECB opgedragen taken mogen niet interfereren met de
taken van de ECB op het gebied van monetair beleid of enige andere taken. 3. Voor de toepassing van de
leden 1 en 2 stelt de ECB de nodige interne voorschriften vast, waaronder
voorschriften inzake het beroepsgeheim. Artikel 19 Raad van toezicht 1. De aan de ECB opgedragen
taken worden gepland en uitgevoerd door een interne instantie die bestaat uit
vier vertegenwoordigers van de ECB die door de directie van de ECB worden aangewezen,
en één vertegenwoordiger van de nationale autoriteit die bevoegd is voor het
toezicht op de kredietinstellingen in elke deelnemende lidstaat (hierna
"Raad van toezicht" genoemd). 2. Voorts zal de Raad van
toezicht bestaan uit een voorzitter die door de leden van de Raad van bestuur
uit de leden van de directie, met uitzondering van de president, wordt
verkozen, en uit een ondervoorzitter die door en uit de leden van de Raad van
bestuur van de ECB wordt verkozen. 3. De Raad van bestuur van de
ECB kan duidelijk omschreven toezichthoudende taken en daarmee verband houdende
besluiten betreffende afzonderlijke of reeksen identificeerbare
kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings aan de
Raad van toezicht delegeren onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van
de Raad van bestuur. 4. De Raad van toezicht kan
onder zijn leden een stuurcomité met een beperktere samenstelling aanwijzen,
dat ondersteuning biedt voor zijn activiteiten, onder meer voor de
voorbereiding van vergaderingen. 5. De vertegenwoordigers van de
bevoegde autoriteit van de lidstaten die overeenkomstig artikel 6 nauwe
samenwerking hebben aangegaan, nemen deel aan de activiteiten van de Raad van
toezicht volgens de voorwaarden van het besluit dat overeenkomstig artikel 6,
leden 2 en 3, met inachtneming van het statuut van het ESCB en de ECB is
vastgesteld. 6. De voorzitter van de Europese
Bankautoriteit en een lid van de Europese Commissie mogen als waarnemer aan de
vergaderingen van de Raad van toezicht deelnemen. 7. De Raad van bestuur stelt het
reglement van orde van de Raad van toezicht vast, waaronder bepalingen inzake
de ambtstermijn van de voorzitter en de ondervoorzitter. De ambtstermijn
bedraagt ten hoogste vijf jaar en is niet hernieuwbaar. Artikel 20 Beroepsgeheim en uitwisseling van
informatie 1. De leden van de Raad van
toezicht en de personeelsleden van de ECB die toezichthoudende taken
verrichten, zijn, zelfs na beëindiging van hun functie, onderworpen aan de
vereisten van het beroepsgeheim die zijn vastgesteld in artikel 37 van Protocol
nr. 4 en de desbetreffende handelingen van het Unierecht. 2. Voor de uitvoering van de
haar bij deze verordening opgedragen taken is de ECB, binnen de grenzen en
volgens de voorwaarden die in de desbetreffende handelingen van het Unierecht
zijn omschreven, gemachtigd om met nationale of Europese autoriteiten en
instanties informatie uit te wisselen in de gevallen waarin de nationale
bevoegde autoriteiten krachtens het Unierecht informatie aan die entiteiten bekend
mogen maken of waarin de lidstaten krachtens het Unierecht in de bekendmaking
van dergelijke informatie mogen voorzien. Artikel 21 Verslaglegging 1. Elk jaar dient de ECB bij het
Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Eurogroep een verslag in over
de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken. 2. De voorzitter van de Raad van
toezicht van de ECB presenteert dit verslag aan het Europees Parlement en de
Eurogroep in aanwezigheid van vertegenwoordigers van niet-deelnemende lidstaten
waarmee overeenkomstig artikel 6 nauwe samenwerking is aangegaan. 3. Op verzoek van het Europees
Parlement kan de voorzitter van de Raad van toezicht in de bevoegde commissies
van het Europees Parlement worden gehoord met betrekking tot de uitvoering van
zijn toezichthoudende taken. 4. De ECB antwoordt mondeling of
schriftelijk op de vragen die het Europees Parlement of de Eurogroep haar
voorleggen. Artikel 22 Middelen De ECB besteedt de nodige middelen aan de
uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken. Artikel 23 Begroting 1. De uitgaven van de ECB voor
de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken worden
ingeschreven op een apart onderdeel van de begroting van de ECB. 2. Als onderdeel van de in
artikel 22 bedoelde verslaglegging brengt de ECB gedetailleerd verslag uit over
het onderdeel “toezicht” van haar begroting. Overeenkomstig artikel 26.2 van
het statuut van het ESCB en de ECB publiceert de ECB gedetailleerde
jaarrekeningen betreffende het onderdeel “toezicht” van haar begroting. Artikel 24 Vergoeding voor toezicht 1. De ECB rekent de
kredietinstellingen voor de financiering van de uit haar taken voortvloeiende
uitgaven een vergoeding aan, die niet groter mag zijn dan deze uitgaven. 2. Het bedrag van de aan een
kredietinstelling aangerekende vergoeding is evenredig met het belang en het
risicoprofiel van de betrokken kredietinstelling. Artikel 25 Uitwisseling van personeel 1. De ECB zorgt voor een
adequate personeelsuitwisseling en ‑detachering met, naar en tussen de
nationale bevoegde autoriteiten. 2. Indien nodig eist de ECB dat
bij de toezichthoudende teams van de nationale bevoegde autoriteiten die
overeenkomstig deze verordening toezichtsmaatregelen nemen ten aanzien van een
in een deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling, financiële holding of
gemengde financiële holding, ook personeelsleden van de nationale bevoegde
autoriteiten van andere deelnemende lidstaten betrokken zijn. Hoofdstuk V Algemene bepalingen en slotbepalingen Artikel 26 Evaluatie Uiterlijk op 31 december 2015 publiceert de
Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening. In dit verslag
wordt onder meer het volgende beoordeeld: a) de functionering van de ECB in het Europees
systeem voor financieel toezicht; b) de doelmatigheid van de onafhankelijkheid
en de regelingen inzake verantwoordingsplicht; c) de interactie tussen de ECB en de Europese
Bankautoriteit; d) de geschiktheid van de
governanceregelingen, waaronder de samenstelling van de Raad van toezicht. Dit verslag wordt aan het Europees Parlement
en de Raad toegestuurd. Indien nodig werkt de Commissie begeleidende
voorstellen uit. Artikel 27 Overgangsbepalingen 1. Met ingang van 1 juli 2013
voert de ECB de haar opgedragen toezichthoudende taken uit ten aanzien van de
belangrijkste kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële
holdings die in Europa op het hoogste consolidatieniveau systeemrelevant zijn,
waarbij wordt uitgegaan van enerzijds hun omvang zoals die tot uiting komt in
de som van de blootstellingswaarden van alle activa en posten buiten de
balanstelling die niet zijn afgetrokken bij de bepaling, voor regelgevende
doeleinden, van uit gewone aandelen bestaand tier 1-kapitaal, en anderzijds hun
grensoverschrijdende activiteiten zoals die tot uiting komen in
rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen, zoals deposito’s en andere activa,
jegens in een ander land gevestigde klanten of andere financiële actoren, en
rechtsgebiedoverschrijdende verplichtingen, zoals leningen en notes, jegens in
een ander land gevestigde klanten of andere financiële actoren, welke
instellingen en holdings op 1 januari 2013 samen goed zijn voor ten minste de
helft van de banksector in de eurozone als geheel. De ECB stelt de lijst van
deze instellingen vast en maakt ze bekend vóór 1 maart 2013. 2. Met ingang van uiterlijk 1
januari 2014 neemt de ECB de haar bij deze verordening opgedragen taken ten
volle op zich. 3. Vóór 1 januari 2014 kan de
ECB, bij een besluit dat gericht is tot een kredietinstelling, een financiële
holding of een gemengde financiële holding en de nationale bevoegde autoriteit
van de betrokken deelnemende lidstaat, de haar bij deze verordening opgedragen
taken beginnen uit te voeren, met name wanneer het gaat om kredietinstellingen,
financiële holdings of gemengde financiële holdings die financiële steun van de
overheid hebben ontvangen of aangevraagd. 4. Met het oog op de uitvoering
van haar taken op grond van de leden 1 tot en met 3 kan de ECB met ingang van
de datum van inwerkingtreding van deze verordening de bevoegde autoriteiten van
de deelnemende lidstaten en de in artikel 9 bedoelde personen verzoeken haar
alle informatie te verstrekken die voor haar dienstig is om een uitgebreide
beoordeling van de kredietinstellingen van de deelnemende lidstaat te maken. De
kredietinstelling en de bevoegde autoriteit verstrekken de gevraagde
informatie. 5. In afwijking van artikel 4,
lid 3, voert de ECB met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze
verordening en totdat de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG zijn ingetrokken
en door nieuwe handelingen van de Unie zijn vervangen, de haar bij deze
verordening opgedragen taken uit door de nationale bevoegde autoriteiten
instructies toe te sturen betreffende de uitvoering van de desbetreffende, aan
hen verleende bevoegdheden. In afwijking van artikel 4, lid 3, voert de ECB
met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening en tot de
datum van inwerkingtreding van de wetgevingshandelingen betreffende het
aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en
beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat die de ECB in staat
stellen de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten uit te oefenen, de bij
artikel 4, lid 2, onder j), aan haar opgedragen taken uit door aan de nationale
bevoegde autoriteiten instructies toe te sturen betreffende de uitvoering van
de desbetreffende, aan hen verleende bevoegdheden. 6. Kredietinstellingen die op de
in artikel 28 vermelde datum of, in voorkomend geval, op de in de leden 2 en 3
vermelde datum beschikken over een door de deelnemende lidstaten afgegeven
vergunning, worden geacht over een vergunning te beschikken overeenkomstig
artikel 13 en mogen hun werkzaamheden voortzetten. De nationale bevoegde
autoriteiten delen de ECB vóór de datum waarop deze verordening van toepassing
wordt of, in voorkomend geval, vóór de in de leden 2 en 3 vermelde datum, de
identiteit van deze kredietinstellingen mee, samen met een verslag waarin de
toezichtantecedenten en het risicoprofiel van de betrokken instellingen zijn
vermeld, alsmede alle verdere informatie waarom de ECB verzoekt. Deze
informatie wordt in het door de ECB gevraagde formaat ingediend. Artikel 28 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1
januari 2013. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] COM(2011)452 en COM(2011)453 van 20 juli 2011. [2] PB C van , blz... [3] PB C van , blz... [4] PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12. [5] PB L 331 van 15.12.2010, blz. 37. [6] PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84. [7] PB C 40 van 7.2.2001, blz. 453. [8] PB C 25 E van 29.1.2004, blz. 394. [9] PB L 318 van 27.11.98, blz. 4. [10] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [11] PB L 8 van 12.01.2001, blz. 1. [12] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [13] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. [14] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 277. [15] PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1.