EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0625

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

/* COM/2011/0625 definitief/2 - 2011/0280 (COD) */

52011PC0625

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid /* COM/2011/0625 definitief/2 - 2011/0280 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In haar voorstel inzake het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020[1] zet de Commissie het begrotingskader en de voornaamste leidraden voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) uiteen. Op basis daarvan komt zij met een reeks verordeningen tot vaststelling van het wetgevingskader voor het GLB voor de periode 2014‑2020, en met een beoordeling van de effecten van alternatieve scenario's voor de ontwikkeling van het beleid.

De huidige hervormingsvoorstellen zijn gebaseerd op de mededeling over het GLB tot 2020[2]. Daarin geeft Commissie aan welke globale beleidsopties een antwoord moeten bieden op de uitdagingen waarmee de landbouw en de plattelandsgebieden zullen worden geconfronteerd, en moeten leiden tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB, namelijk 1) een rendabele voedselproductie, 2) een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, en 3) een evenwichtige territoriale ontwikkeling. Zowel tijdens de interinstitutionele besprekingen[3] als gedurende het overleg met de belanghebbende partijen in het kader van de effectbeoordeling bleek een breed draagvlak te bestaan voor de leidraden in de mededeling die richting moeten geven aan de hervorming.

Gedurende het proces bleken alle partijen het erover eens te zijn dat het efficiënte gebruik van de hulpbronnen moet worden bevorderd om, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, en bleken zij tevens de mening te delen dat hiervoor moet worden uitgegaan van de bestaande structurering van het GLB rond twee pijlers die aan de hand van op elkaar aansluitende instrumenten dezelfde doelstellingen nastreven. De eerste pijler omvat enerzijds de rechtstreekse betalingen en de marktmaatregelen die de landbouwers in de EU moeten verzekeren van een jaarlijks basisbedrag ter ondersteuning van hun inkomen, en anderzijds de steun bij specifieke marktverstoringen. De tweede pijler heeft betrekking op maatregelen voor plattelandsontwikkeling in het kader waarvan de lidstaten met inachtneming van een gemeenschappelijk kader meerjarenprogramma's opstellen en cofinancieren[4].

De opeenvolgende hervormingen van het GLB hebben ertoe geleid dat de producenten van inkomenssteun worden voorzien en de landbouw tegelijkertijd marktgerichter is geworden, dat de milieuvereisten beter in het beleid zijn geïntegreerd en dat meer steun wordt verleend voor plattelandsontwikkeling als geïntegreerd beleidsinstrument voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden in de hele EU. Naar aanleiding van hetzelfde hervormingsproces gaan echter steeds meer stemmen op voor een betere verdeling van de steun over en binnen de lidstaten en voor doelgerichtere maatregelen om milieuproblemen aan te pakken en om beter op te treden tegen de toegenomen marktvolatiliteit.

De hervormingen uit het verleden hadden vooral tot doel te reageren op endogene problemen gaande van enorme overschotten tot voedselveiligheidscrises, en hebben hun nut voor de EU, zowel op intern als op internationaal niveau, zeker bewezen. Dit neemt echter niet weg dat het merendeel van de uitdagingen die zich nu voordoen, wordt veroorzaakt door factoren die buiten de landbouw liggen en dus een breder opgezette beleidsaanpak vergen.

Het inkomen van landbouwers zal naar verwachting onder druk blijven staan in verband met het toenemende aantal risico's, de afnemende productiviteit en de krappere marges als gevolg van de duurder wordende productiemiddelen. Daarom is het noodzakelijk de inkomenssteun te handhaven en de instrumenten te verbeteren om de risico's beter te kunnen beheren en het hoofd te kunnen bieden aan crisissituaties. Het is voor de levensmiddelensector en de mondiale voedselzekerheid van vitaal belang dat de landbouwsector stevig op zijn poten staat.

Tegelijkertijd wordt van de landbouwsector en van de plattelandsgebieden verwacht dat zij zich harder inspannen om de in de Europa 2020‑agenda ingebedde ambitieuze klimaat‑ en energiedoelstellingen en biodiversiteitstrategie waar te maken. De landbouwers – samen met de bosbouwers de voornaamste grondbeheerders – zullen steun nodig hebben bij het invoeren en in stand houden van landbouwsystemen en ‑praktijken die met name bijdragen tot de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied van milieu en klimaat. Marktprijzen alleen volstaan namelijk niet om hen ertoe aan te zetten dergelijke collectieve goederen te leveren. Om de inclusieve groei en cohesie te bevorderen, is het tevens van essentieel belang de diverse mogelijkheden die inherent zijn aan de plattelandsgebieden, optimaal te benutten.

Met de huidige hervorming wordt het proces van integratie van milieueisen versneld. Voor het eerst is in de eerste GLB-pijler een krachtige vergroeningscomponent opgenomen die waarborgt dat alle EU-landbouwers die steun ontvangen, bij hun dagelijkse activiteiten niet alleen aan de randvoorwaarden voldoen, maar er ook voor zorgen dat deze activiteiten klimaat- en milieuwinst opleveren. Dertig procent van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers wordt voortaan gekoppeld aan de vergroening. De klimaat- en milieuwinst die dit oplevert, komt tot stand doordat koolstof in de bodem blijft en graslandhabitats behouden blijven dankzij de instandhouding van grasland, doordat water en habitats worden beschermd dankzij de vestiging van ecologische aandachtsgebieden en doordat de veerkracht van bodem- en ecosystemen verbetert dankzij de gewasdiversificatie. Daardoor zullen de grond en de natuurlijke ecosystemen een sterkere bijdrage kunnen leveren aan de biodiversiteit in de EU en aan de beoogde aanpassing aan klimaatverandering. Om voor rechtstreekse betalingen in aanmerking te komen, moeten dus nog steeds bepaalde randvoorwaarden worden nageleefd. Wel zijn deze nog sterker gericht op de bescherming van watergebieden en koolstofrijke bodems. Tegelijk zijn ze gestroomlijnd om de administratieve lasten te beperken. De Commissie wil, met name om duidelijke verplichtingen voor landbouwers te creëren, de voorschriften van de kaderrichtlijnen inzake water uiteindelijk in de randvoorwaarden betrekken zodra alle lidstaten deze richtlijnen volledig hebben omgezet. Ook in de plattelandsontwikkeling krijgen de doelstellingen van een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie prioriteit door het herstel, de instandhouding en de versterking van ecosystemen, een zuiniger omgang met hulpbronnen en een koolstofarme en klimaatbestendige landbouw centraal te stellen. Plattelandsontwikkeling zal dus een duidelijke bijdrage kunnen leveren aan de tenuitvoerlegging van zowel de Natura 2000-richtlijn als de kaderrichtlijnen inzake water en aan het welslagen van de EU-biodiversiteitsstrategie tot 2020.

Het toekomstige GLB wordt dus geen beleid dat uitsluitend is afgestemd op een klein, weliswaar wezenlijk, segment van de economie van de Unie, maar wél een beleid van strategisch belang voor de voedselzekerheid en het ecologische en territoriale evenwicht. Precies hierin ligt de toegevoegde waarde van een echt gemeenschappelijk EU‑beleid. Met een dergelijk beleid worden de beperkte begrotingsmiddelen immers zo efficiënt mogelijk gebruikt wanneer het erop aankomt in de hele EU een duurzame landbouw te handhaven, grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken, de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit bij de beleidstenuitvoerlegging in te bouwen om tegemoet te komen aan lokale behoeften.

Overeenkomstig het raamwerk in het voorstel voor een meerjarig financieel kader moet het GLB zijn tweepijlerstructuur behouden, met dien verstande dat de nominale begroting voor elke pijler op het niveau van 2013 blijft en duidelijk de nadruk wordt gelegd op de verwezenlijking van de essentiële EU‑prioriteiten. De toewijzing van 30 % van de rechtstreekse betalingen voor verplichte maatregelen ten bate van klimaat en milieu, moet de duurzame productie stimuleren. De betalingsniveaus moeten geleidelijk naar elkaar toegroeien en de betalingen aan grote begunstigden moeten progressief worden afgetopt. Plattelandsontwikkeling moet samen met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd, worden opgenomen in een gemeenschappelijk strategisch kader dat sterker op resultaten is gericht en slechts in werking treedt wanneer vooraf aan duidelijkere en verbeterde voorwaarden is voldaan. Tot slot moet de GLB‑financiering voor marktmaatregelen worden versterkt met twee instrumenten die buiten het meerjarig financieel kader vallen: 1) een noodreserve voor crisissituaties, en 2) een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering met een ruimere werkingssfeer.

De voornaamste componenten van het wetgevingskader van het GLB voor de periode 2014‑2020 zijn vastgesteld in de volgende verordeningen:

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (verordening rechtstreekse betalingen);

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale‑GMO‑verordening");

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (verordening plattelandsontwikkeling);

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (horizontale verordening);

– Voorstel voor een verordening van de Raad houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten;

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft;

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007, wat de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft.

De verordening plattelandsontwikkeling is gebaseerd op het op 6 oktober 2011 door de Commissie ingediende voorstel tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor alle fondsen die onder een gemeenschappelijk strategisch kader vallen[5]. Bovendien zal een verordening inzake de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie worden voorgesteld; de financiering voor deze regeling wordt van nu af aan onder een andere post van het meerjarig financieel kader ondergebracht.

Voorts wordt momenteel in het licht van de bezwaren van het Hof van Justitie van de Europese Unie gewerkt aan nieuwe voorschriften voor het bekendmaken van informatie over begunstigden. Met name wordt nagegaan hoe het recht van de begunstigden op bescherming van hun persoonsgegevens het best kan worden verzoend met het beginsel van de transparantie.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Op basis van een evaluatie van het huidige beleidskader en een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften, wordt in de effectbeoordeling de impact van drie alternatieve scenario's beoordeeld en vergeleken. Dit is het resultaat van een lang proces dat in april 2010 van start is gegaan onder leiding van een uit vertegenwoordigers van verschillende diensten samengestelde groep die uitvoerige kwantitatieve en kwalitatieve analyses heeft onderzocht en onder meer een basissituatie heeft samengesteld in de vorm van middellangetermijnprojecties voor de landbouwmarkten en de landbouwinkomens tot 2020, en een modellering heeft opgesteld van de impact van de verschillende beleidsscenario's op de economische variabelen van de sector.

De drie scenario's die in de effectbeoordeling zijn uitgewerkt, worden hieronder toegelicht. 1) Een aanpassingsscenario: het huidige beleidskader wordt voortgezet, met weliswaar een aantal correcties van de voornaamste tekortkomingen, zoals de verdeling van de rechtstreekse betalingen. 2) Een integratiescenario: het beleid wordt ingrijpend gewijzigd door de rechtstreekse betalingen doelgerichter en "groener" te maken, door het plattelandsontwikkelingsbeleid strategischer toe te passen en beter te coördineren met andere beleidsgebieden van de EU en door de rechtsgrondslag te verruimen met het oog op meer samenwerking tussen de producenten. 3) Een heroriënteringsscenario: het beleid wordt uitsluitend op het milieu gericht en de rechtstreekse betalingen worden geleidelijk uitgefaseerd aangezien ervan wordt uitgegaan dat de productiecapaciteit ook zonder steun op peil blijft en dat de sociaaleconomische behoeften van de plattelandsgebieden in het kader van andere beleidsgebieden kunnen worden ingevuld.

De drie scenario's zijn opgesteld tegen de achtergrond van de economische crisis en de druk op de overheidsfinanciën (waarop de EU heeft gereageerd met de Europa 2020‑strategie en het voorstel voor het meerjarig financieel kader) en kennen elk een ander gewicht toe aan de drie beleidsdoelstellingen van het toekomstige GLB, dat tot doel heeft een concurrerende en duurzame landbouw in vitale plattelandsgebieden tot stand te brengen. Met het oog op een betere afstemming op de Europa 2020‑strategie, met name wat het efficiënte gebruik van hulpbronnen betreft, wordt het van steeds essentiëler belang de productiviteit van de landbouw te verbeteren via onderzoek, kennisoverdracht en het stimuleren van samenwerking en innovatie (onder meer in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie voor de productiviteit en duurzaamheid van de landbouw). Hoewel het GLB het handelsverstorende beleidskader inmiddels achter zich heeft gelaten, wordt verwacht dat de landbouwsector in de EU verder onder druk zal komen staan van de liberalisering, met name in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha en de vrijhandelsovereenkomst met de Mercosur.

Bij het opstellen van de drie beleidsscenario's is rekening gehouden met de voorkeuren die naar voren zijn gekomen tijdens het overleg in het kader van de effectbeoordeling. De belanghebbende partijen konden van 23.11.2010 tot 25.1.2011 hun bijdragen indienen en op 12.1.2011 is een bijeenkomst van een adviescomité gehouden. De voornaamste punten worden hieronder samengevat[6].

– De belanghebbende partijen zijn het er grotendeels over eens dat een sterk, op twee pijlers gebaseerd GLB nodig is om de uitdagingen (voedselzekerheid, duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en territoriale ontwikkeling) aan te gaan.

– De meeste respondenten vinden dat het GLB een rol moet spelen bij het stabiliseren van markten en prijzen.

– De belanghebbende partijen hebben uiteenlopende meningen over de gerichtheid van de steun (met name de herverdeling van de rechtstreekse betalingen en de plafonnering van de betalingen).

– Men is het erover eens dat beide pijlers in belangrijke mate kunnen bijdragen tot het intensiveren van klimaatgerelateerde maatregelen en van de milieuprestatie ten bate van de samenleving in de EU. Het brede publiek pleit ervoor dat de betalingen in het kader van de eerste pijler doelgerichter worden gebruikt; veel landbouwers vinden dat dat nu al gebeurt.

– De respondenten willen dat alle delen van de EU, ook de probleemgebieden, delen in de toekomstige groei en ontwikkeling.

– Een groot aantal respondenten legt de nadruk op de integratie van het GLB en andere beleidsgebieden, zoals milieu, gezondheid, handel en ontwikkeling.

– Het GLB kan in overeenstemming met de Europa 2020‑strategie worden gebracht aan de hand van innovatie, ontwikkeling van concurrerende ondernemingen en de levering van collectieve goederen aan de EU‑burger.

De vergelijking van de drie alternatieve beleidsscenario's in het kader van de effectbeoordeling heeft de volgende resultaten opgeleverd.

Het heroriënteringsscenario zou leiden tot een versnelde structurele aanpassing in de landbouwsector dankzij een verschuiving van de productie naar de meest kostenefficiënte gebieden en rendabele sectoren. Met dit scenario zouden aanzienlijk meer financiële middelen naar milieu gaan, maar zou de sector aan de andere kant worden blootgesteld aan grotere risico's omdat er maar beperkte ruimte bestaat voor interventie op de markt. Bovendien zou zowel de samenleving als het milieu zware klappen krijgen, aangezien de minst concurrerende gebieden hun inkomens en natuurlijke omgeving danig achteruit zouden zien gaan omdat het hefboomeffect van de combinatie rechtstreekse betalingen ‑ randvoorwaarden verloren zou gaan.

Aan de andere kant van het spectrum zou het aanpassingsscenario de beste kansen op continuïteit van het beleid bieden, plus de mogelijkheid om weliswaar beperkte, maar tastbare verbeteringen in te voeren op het gebied van concurrentievermogen en milieuprestatie. Er bestaan echter ernstige twijfels over de vraag of dit scenario een adequaat antwoord kan bieden op de belangrijke klimaat‑ en milieuproblemen van de toekomst die mee zullen bepalen of de duurzaamheid van de landbouw op lange termijn kan worden gewaarborgd.

Met het integratiescenario – en de daarmee gepaard gaande doelgerichtere en "groenere" rechtstreekse betalingen – worden nieuwe paden ingeslagen. Volgens de analyse is "vergroening" tegen een redelijke kostprijs voor de landbouwers een haalbare kaart. Nadeel is evenwel dat dit onvermijdelijk een grotere administratieve belasting met zich zal brengen. Ook is het mogelijk de plattelandsontwikkeling een nieuw elan te geven op voorwaarde dat de lidstaten en de regio's de nieuwe mogelijkheden efficiënt benutten en het gemeenschappelijk strategisch kader (met daarin ook de andere EU‑fondsen) de synergie met de eerste pijler niet tenietdoet en de kenmerkende sterke punten van de plattelandsontwikkeling niet verzwakt. Als men erin slaagt het juiste evenwicht te bereiken, zou langetermijnduurzaamheid van de landbouw en de plattelandsgebieden het meest gebaat zijn bij dit scenario.

Op basis van het voorgaande wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat het integratiescenario er op de meest evenwichtige manier in slaagt het GLB geleidelijk af te stemmen op de strategische doelstellingen van de EU. Hetzelfde evenwicht is trouwens terug te vinden bij de tenuitvoerlegging van de verschillende componenten in de wetgevingsvoorstellen. Eveneens van essentieel belang is dat een evaluatiekader wordt ontwikkeld om de prestatie van het GLB te meten aan de hand van een gemeenschappelijke reeks aan beleidsdoelstellingen gekoppelde indicatoren.

Vereenvoudiging was een belangrijke bekommernis in het hele proces en moet op diverse manieren haar beslag krijgen, bijvoorbeeld bij het stroomlijnen van de randvoorwaarden en van de marktinstrumenten en bij het ontwerpen van de regeling voor kleine landbouwers. Bovendien moet het "vergroenen" van de rechtstreekse betalingen zo worden vormgegeven dat de administratieve belasting, onder meer op het gebied van controlekosten, tot een minimum wordt beperkt.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Voorgesteld wordt de bestaande tweepijlerstructuur van het GLB te handhaven, met verplichte algemeen toepasselijke jaarlijkse maatregelen onder de eerste pijler, aangevuld met optionele, beter op de specifieke nationale en de regionale kenmerken toegesneden maatregelen in het kader van de meerjarige programmeringsaanpak onder de tweede pijler. Met de nieuwe vormgeving van de rechtstreekse betalingen wordt beoogd de synergieën met de tweede pijler beter te benutten en de tweede pijler onder te brengen in een gemeenschappelijk strategisch kader dat een betere coördinatie mogelijk maakt met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd.

Op deze basis wordt de bestaande structuur van de vier basisrechtsinstrumenten behouden, weliswaar met dien verstande dat de werkingssfeer van de financieringsverordening wordt uitgebreid om de gemeenschappelijke bepalingen te bundelen in wat nu de horizontale verordening wordt genoemd.

De voorstellen zijn in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het GLB is een echt gemeenschappelijk beleid. De bevoegdheid ervoor wordt gedeeld tussen de EU en de lidstaten. Het beleid wordt op EU‑niveau aangestuurd met als doel een duurzame en diverse landbouw in de hele EU te handhaven en in het kader daarvan belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen. Gezien het belang van de toekomstige uitdagingen (voedselzekerheid, milieu en territoriaal evenwicht) blijft het GLB een beleid dat van strategisch belang is, wil men ervoor zorgen dat de beleidsuitdagingen op de meest doeltreffende manier worden benaderd en de begrotingsmiddelen op de meest efficiënte manier worden gebruikt. Bovendien wordt voorgesteld de bestaande onderverdeling van de instrumenten in twee pijlers te behouden. Dit biedt de lidstaten meer ruimte voor het vinden van op hun specifieke lokale omstandigheden toegesneden oplossingen en voor het cofinancieren van de tweede pijler. Het nieuwe Europees Partnerschap voor innovatie en de toolkit voor risicobeheer worden eveneens onder de tweede pijler ondergebracht. Tegelijkertijd wordt het beleid beter afgestemd op de Europa 2020‑strategie (inclusief een gemeenschappelijk kader waaronder ook de andere EU‑fondsen zullen vallen) en wordt een aantal verbeteringen en vereenvoudigingen ingevoerd. Tot slot blijkt uit de in het kader van de effectbeoordeling verrichte analyse duidelijk dat niet‑optreden kosten met zich zou brengen in de vorm van negatieve economische, ecologische en sociale gevolgen.

De verordening rechtstreekse betalingen bevat gemeenschappelijke voorschriften voor de basisbetalingsregeling en daarmee samenhangende betalingen. De verordening bouwt voort op de hervorming van 2003 en de gezondheidscontrole van 2008 waarbij de rechtstreekse betalingen zijn ontkoppeld van de productie en zijn gekoppeld aan randvoorwaarden, maar richt de steun sterker op bepaalde acties, gebieden of begunstigden en baant de weg voor een convergentie van de steun binnen en tussen de lidstaten. Voorts bevat zij bepalingen inzake gekoppelde steun.

In 2014 wordt één enkele regeling voor de gehele EU ingevoerd, de zogeheten basisbetalingsregeling. Deze komt in de plaats van de bedrijfstoeslagregeling en de regeling inzake een enkele areaalbetaling. De regeling berust op betalingsrechten die aan alle landbouwers op nationaal en regionaal niveau worden toegewezen naargelang van hun subsidiabele hectaren in het eerste jaar van toepassing. Het in de huidige periode nog facultatieve regionale model krijgt dus een algemeen karakter, waardoor ook alle landbouwgrond effectief in het systeem wordt betrokken. De voorschriften voor het beheer van de rechten en de nationale reserve blijven in grote lijnen hetzelfde.

Met het oog op een eerlijkere verdeling van de steun moet de waarde van de rechten op nationaal of regionaal niveau toegroeien naar een uniforme waarde. Dit geschiedt via de weg van geleidelijkheid om grote verstoringen te voorkomen.

Een belangrijke doelstelling is een verhoging van de milieuprestatie van het GLB door de invoering van een vergroenende component van rechtstreekse betalingen in de vorm van bepaalde door alle landbouwers toe te passen klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken die verder gaan dan de randvoorwaarden en die weer de grondslag vormen voor de maatregelen van pijler II.

Daarnaast zorgt de definitie van actieve landbouwer ervoor dat steun meer terechtkomt bij landbouwers die daadwerkelijk landbouw uitoefenen. Daardoor krijgt deze steun een legitiemer karakter. Voorts is het de bedoeling om steun aan grote bedrijven boven een bepaald bedrag af te toppen en aan een plafond te binden, waarbij wel rekening zal worden gehouden met de werkgelegenheid die deze bedrijven bieden.

Daarnaast worden de volgende betalingen verstrekt:

– een betaling (van 30% van het jaarlijkse nationale maximum) voor landbouwers die klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken toepassen. Daarbij gaat het om gewasdiversificatie, de instandhouding van blijvend grasland en ecologische aandachtsgebieden. Biologische landbouwers krijgen deze betaling automatisch, terwijl landbouwers in Natura 2000-gebieden aan de desbetreffende eisen zullen moeten voldoen voor zover deze verenigbaar zijn met de Natura 2000-wetgeving;

– een vrijwillige betaling (van maximaal 5 % van het jaarlijkse nationale maximum) voor landbouwers in gebieden met specifieke natuurlijke beperkingen (gebieden zoals deze zijn afgebakend zijn in het kader van de plattelandsontwikkeling). Met deze betaling wordt onderkend dat inkomenssteun nodig is voor de handhaving van landbouwactiviteiten in gebieden met specifieke natuurlijke beperkingen. Zij vormt een aanvulling op de bestaande plattelandsontwikkelingssteun;

– een betaling (van maximaal 2 % van het jaarlijkse nationale maximum) voor jonge, zich vestigende landbouwers, welke kan worden aangevuld met vestigingssteun in het kader van de plattelandsontwikkeling.

Ook bevat de verordening een vereenvoudigde regeling voor kleine landbouwers (waarvoor maximaal 10 % van het jaarlijkse nationale maximum kan worden uitgetrokken) die een forfaitaire betaling ontvangen die in de plaats komt van alle rechtstreekse betalingen en die een administratieve vereenvoudiging oplevert door een versoepeling van de voor deze landbouwers geldende verplichtingen op het gebied van de vergroening, de randvoorwaarden en de controles.

Daarnaast is voor specifieke soorten landbouw of specifieke landbouwsystemen die bepaalde moeilijkheden ondervinden, maar om economische en/of sociale redenen van groot belang zijn, voorzien in een regeling inzake vrijwillige gekoppelde steun. Deze steun wordt verleend voor zover deze nodig is om de huidige productie op peil te houden (maximaal 5 % van het jaarlijkse nationale maximum, met de mogelijkheid om in bepaalde gevallen nog verder te gaan).

Verder behouden Bulgarije en Roemenië de mogelijkheid om aanvullende nationale rechtstreekse betalingen te doen, en is er voorzien in een specifieke betaling voor katoen.

Wat de vereenvoudiging betreft, zal het nieuwe systeem van rechtstreekse betalingen voortaan berusten op één soort betalingsrechten en worden de overdrachtsvoorschriften gestroomlijnd, zodat het beheer ervan eenvoudiger wordt. Door de harmonisatie van de voorschriften voor gekoppelde betalingen, die in een rubriek zijn samengevoegd, wordt het rechtskader gebruikersvriendelijker. De regeling voor kleine landbouwers met haar vereenvoudigde eisen en procedures zal tot minder rompslomp voor kleine landbouwers leiden en zal hun concurrentievermogen ten goede komen.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Krachtens het voorstel inzake het meerjarig financieel kader zou landbouw – per slot van rekening een gemeenschappelijk beleid van strategisch belang – zoals voorheen een aanzienlijk deel van de EU‑begroting toegewezen krijgen. Dit komt erop neer dat voor de verwezenlijking van de kerndoelstellingen van het landbouwbeleid in de periode 2014‑2020 317,2 miljard euro wordt uitgetrokken voor de eerste pijler en 101,2 miljard euro voor de tweede pijler (cijfers uitgedrukt in lopende prijzen).

Bovenop de hierboven genoemde financiële middelen voor de eerste en de tweede pijler wordt nog een extra bedrag van 17,1 miljard euro geoormerkt voor onderzoek en innovatie (5,1 miljard euro), voedselveiligheid (2,5 miljard euro), voedselverstrekking voor de meest hulpbehoevenden in het kader van andere posten van het meerjarig financieel kader (2,8 miljard euro), een nieuwe reserve voor crises in de landbouwsector (3,9 miljard euro) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (maximaal 2,8 miljard euro). Dit alles samen brengt de totale begroting voor het GLB in de periode 2014‑2020 op 435,6 miljard euro.

Wat de verdeling van de steun over de lidstaten betreft, wordt voorgesteld dat indien lidstaten op het gebied van rechtstreekse betalingen minder dan 90 % van het EU‑gemiddelde ontvangen, het verschil tusen het niveau van hun rechtstreekse betalingen en dat niveau van 90 % met een derde wordt verkleind. De nationale maxima in de verordening over de rechtstreekse betalingen worden op die grondslag berekend.

De steun voor plattelandsontwikkeling wordt met inachtneming van de huidige verdeling verdeeld aan de hand van objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de beleidsdoelstellingen. Minder ontwikkelde regio's moeten, zoals nu ook het geval is, kunnen profiteren van hogere cofinancieringsniveaus die tevens zullen worden toegepast op maatregelen inzake, onder meer, kennisoverdracht, producentengroeperingen, samenwerking en Leader.

Er is een mogelijkheid tot flexibiliteit ingevoerd wat de overdracht tussen de pijlers betreft (tot 5 % van de rechtstreekse betalingen). Dit houdt in dat lidstaten die hun plattelandsontwikkelingsbeleid willen versterken, overdrachten van de eerste naar de tweede pijler kunnen doen en dat lidstaten met een percentage rechtstreekse betalingen onder 90 % van het EU‑gemiddelde overdrachten kunnen doen van de tweede naar de eerste pijler.

In het financieel memorandum dat bij de voorstellen is gevoegd, wordt nader ingegaan op de financiële gevolgen van de voorstellen inzake de hervorming van het GLB.

2011/0280 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2,

Gezien de Akte van toetreding van 1979, en met name punt 6 van het daaraan gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[7],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[9],

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming[10],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten"[11] worden de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2013 uiteengezet en wordt aangegeven welke richting het GLB in die periode zal uitgaan. Gezien de besprekingen over deze mededeling moet de hervorming van het GLB met ingang van 1 januari 2014 in werking treden. De hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke instrumenten van het GLB, inclusief Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003[12]. Gezien de reikwijdte van de hervorming moet Verordening (EG) nr. 73/2009 worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuwe tekst. Voorts moeten de bepalingen in het kader van de hervorming zo veel mogelijk worden gestroomlijnd en vereenvoudigd.

(2) In deze verordening moeten alle basiselementen voor de verlening van EU-steun aan landbouwers worden opgenomen en moeten de aan deze betalingen gerelateerde toegangscriteria en -voorwaarden worden vastgesteld welke onlosmakelijk verbonden zijn met deze basiselementen.

(3) Verordening (EU) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad van … inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[13] [de horizontale GLB-verordening, afgekort HZV] en de uit hoofde van die verordening vastgestelde bepalingen moeten van toepassing zijn op de maatregelen van deze verordening. Omwille van de samenhang met andere rechtsinstrumenten die met het GLB verband houden, maakt een aantal voorschriften dat thans nog is opgenomen Verordening (EG) nr. 73/2009, voortaan deel uit van Verordening (EU) nr. […] [HZV], en met name de voorschriften die moeten waarborgen dat voldaan wordt aan de met de rechtstreekse betalingen samenhangende verplichtingen, die onder meer betrekking hebben op controles en op de toepassing van administratieve maatregelen en administratieve sancties bij niet-naleving van de regels, op bepaalde randvoorwaarden, zoals de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de goede landbouw- en milieuconditie, op de monitoring en evaluatie van bepaalde maatregelen en op de terugvordering van onverschuldigde betalingen.

(4) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen. Het is van belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. Bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(5) Om ervoor te zorgen dat deze verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, en om discriminatie of oneerlijke concurrentie tussen de marktdeelnemers te voorkomen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verleend tot vaststelling van het jaarlijkse nationale maximum voor de basisbetalingsregeling, tot vaststelling van voorschriften voor aanvragen tot toewijzing van betalingsrechten, tot vaststelling van maatregelen inzake de toevoeging van niet-geactiveerde betalingsrechten aan de nationale reserve, tot vaststelling van eisen inzake de melding, aan de nationale instanties, van een overdracht van betalingsrechten en inzake de uiterste data waarop dergelijke meldingen moeten plaatsvinden, tot vaststelling van het jaarlijkse maximum voor de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, tot vaststelling van het jaarlijkse maximum voor de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen, tot vaststelling van het jaarlijkse maximum voor de betaling voor jonge landbouwers, tot vaststelling van de jaarlijkse maxima voor de vrijwillige gekoppelde steun, tot vaststelling van voorschriften voor de beoordelings- en goedkeuringsprocedure voor besluiten in het kader van de vrijwillige gekoppelde steun, tot vaststelling van voorschriften voor de procedure inzake de vergunningverlening en voor de meldingen aan de producenten in verband met de vergunningverlening voor grond en rassen in het kader van de gewasspecifieke betaling voor katoen, tot vaststelling van voorschriften voor de berekening van de verlaging van het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen, en tot vaststelling van algemene meldingseisen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[14].

(6) De Commissie moet uitvoeringshandelingen aannemen die onmiddellijk van toepassing zijn wanneer dwingende redenen van urgentie zulks vereisen in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met uitzonderlijke beheersmaatregelen die tot doel hebben urgente en onvoorziene problemen in een of meer lidstaten op te lossen.

(7) Gezien de samenhang van deze verordening met de overige instrumenten van het GLB, gezien de verschillen tussen de verschillende plattelandsgebieden en gezien de beperkte financiële middelen van de lidstaten in een uitgebreide Unie, kunnen de doelen van deze verordening dankzij de meerjarige garantie van EU-financiering en door een duidelijke prioritering op efficiëntere wijze op EU-niveau worden verwezenlijkt. De onderhavige verordening is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende Europese Unie. Aangezien het toepassingsgebied van deze verordening beperkt blijft tot hetgeen nodig is om de doelen ervan te verwezenlijken, wordt ook het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5, lid 4, van dat Verdrag, geëerbiedigd.

(8) Om rekening te houden met nieuwe wetgeving inzake steunregelingen die na de inwerkingtreding van deze verordening kan worden vastgesteld, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen tot wijziging van de lijst van steunregelingen die onder deze verordening vallen.

(9)             Om rekening te houden met specifieke nieuwe elementen en om de rechten van begunstigden te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot vaststelling van verdere definities inzake de toegang tot steun in het kader van deze verordening, en tot vaststelling van een kader voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteiten die nodig zijn om gronden in een voor de beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden, van de criteria waaraan een landbouwer moet voldoen zodat kan worden aangenomen dat de verplichting om het landbouwareaal in een voor de productie geschikte staat te houden, is nagekomen, en van de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of grassen en andere kruidachtige voedergewassen in blijvend grasland overheersen.

(10) Om de rechten van begunstigden te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de berekeningsgrondslag voor verlagingen die de lidstaten uit hoofde van de toepassing van de financiële discipline moeten toepassen op landbouwers.

(11) Om te voorkomen dat de bedragen voor de financiering van het GLB uitstijgen boven de jaarlijkse maxima als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [HZV], moet het mogelijk blijven om de hoogte van de rechtstreekse steun in een kalenderjaar aan te passen. Daarbij mogen alleen de rechtstreekse betalingen van meer dan 5 000 euro die in het desbetreffende kalenderjaar aan een landbouwer worden toegekend, worden aangepast. Gelet op de hoogte van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in Bulgarije en Roemenië in het kader van de toepassing van het mechanisme voor geleidelijke integratie op alle in deze lidstaten toegekende rechtstreekse betalingen, mag dit instrument voor begrotingsdiscipline in deze lidstaten pas op 1 januari 2016 in werking treden.

(12) Om rekening te houden met de ontwikkelingen die verband houden met de totale maximumbedragen aan rechtstreekse betalingen die toegekend kunnen worden, waaronder de gevolgen van de besluiten die de lidstaten ten aanzien van de overheveling tussen de eerste en de tweede pijler nemen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 handelingen aan te nemen tot herziening van de nationale en de nettomaxima die in deze verordening worden vermeld.

(13) Uit de ervaring met de toepassing van de diverse regelingen inzake steun aan landbouwers is gebleken dat in sommige gevallen steun is verleend aan begunstigden wier zakelijk doel niet of nauwelijks gericht was op de uitoefening van landbouwactiviteiten, zoals luchthavens, spoorwegondernemingen, vastgoedondernemingen en ondernemingen die sportvelden beheren. Om gerichter steun te kunnen verlenen, moeten de lidstaten voortaan afzien van rechtstreekse betalingen aan dergelijke natuurlijke en rechtspersonen. Aangezien deeltijdlandbouwers rechtstreeks bijdragen aan de vitaliteit van plattelandsgebieden, moet worden voorkomen dat zij geen rechtstreekse betalingen ontvangen.

(14) Om te voorkomen dat het betalingsbeheer van geringe bedragen te veel administratief werk meebrengt, moeten de lidstaten als algemene regel afzien van rechtstreekse betalingen indien het te betalen bedrag minder dan 100 euro is of indien het subsidiabele areaal van het bedrijf waarvoor steun wordt aangevraagd, minder dan één hectare is. Aangezien de structuur van de landbouweconomie van de lidstaten grote onderlinge verschillen vertoont en sterk kan afwijken van de gemiddelde landbouwbedrijfsstructuur in de EU, moet het de lidstaten evenwel worden toegestaan om een ondergrens toe te passen die recht doet aan hun specifieke situatie. In verband met de zeer specifieke landbouwbedrijfsstructuur in de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moeten de desbetreffende lidstaten het besluit kunnen nemen dat voor deze gebieden al dan niet een bepaalde ondergrens mag gelden. Voorts moeten de lidstaten over de mogelijkheid beschikken om op basis van de structuurkenmerken van hun landbouwsector te opteren voor de eerste dan wel de tweede ondergrens. Aangezien ook betalingen aan landbouwers met een "bedrijf zonder land" mogen worden toegekend, heeft de toepassing van een op het aantal hectaren gebaseerde ondergrens in hun geval geen nut. Voor dergelijke landbouwers moet derhalve het steungerelateerde minimumbedrag gelden. Om een gelijke behandeling te waarborgen van landbouwers in Bulgarije en Roemenië, waar de rechtstreekse betalingen zich nog in de fase van geleidelijke integratie bevinden, moet de ondergrens voor deze landen berusten op het uiteindelijke bedrag dat aan het einde van het proces van geleidelijke integratie wordt toegekend.

(15) Kenmerkend voor de verdeling van de rechtstreekse inkomenssteun over de landbouwers is dat een beperkt aantal grote bedrijven een onevenredig groot deel van de betalingen toegewezen krijgt. Om het met inkomenssteun beoogde doel op efficiënte wijze te verwezenlijken, is het gezien het schaalvoordeel van grotere bedrijven niet nodig dat zij hetzelfde steunbedrag per eenheid ontvangen. Grotere bedrijven hebben bovendien een groter aanpassingsvermogen en kunnen bijgevolg gemakkelijker werken met lagere steunbedragen per eenheid. Om tot een betere verdeling van de betalingen over de landbouwers te komen, is het daarom redelijk om een systeem voor grotere bedrijven in te voeren waarin de omvang van de steun geleidelijk afneemt en boven een bepaald plafond nihil is. Wel moet in zo'n systeem rekening worden gehouden met de intensiteit van de arbeid in loondienst, om te voorkomen dat een en ander een te sterke weerslag zou hebben op grote landbouwbedrijven die veel personeel in dienst hebben. Deze maxima mogen niet gelden voor betalingen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, omdat de daarmee beoogde nuttige doelen anders mogelijk onder druk komen te staan. Om te voorkomen dat landbouwers allerlei kunstgrepen toepassen om zich aan de gevolgen van plafonnering te onttrekken, moeten de lidstaten criteria vaststellen die ervoor zorgen dat de plafonnering het beoogde effect sorteert. De opbrengsten uit de verlaging en plafonnering van betalingen aan grote bedrijven moeten in de lidstaten blijven waarin ze zijn gegenereerd, en moeten worden gebruikt voor de financiering van projecten die duidelijk bijdragen aan innovatie in het kader van Verordening (EU) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad van … inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[15] [POV].

(16) Om de uitvoering van de plafonnering te vergemakkelijken, vooral wat de procedures voor de toekenning van rechtstreekse betalingen aan landbouwers en de overeenkomstige overhevelingen naar plattelandsontwikkeling betreft, moet voor elke lidstaat een nettomaximum worden vastgesteld voor de betalingen die na toepassing van de plafonnering aan de landbouwers mogen worden gedaan. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de GLB-steun in het kader van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad van 30 januari 2006 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie[16] en Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 september 2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003[17], en met het feit dat deze rechtstreekse betalingen niet worden geplafonneerd, mogen deze rechtstreekse betalingen niet worden meegerekend bij de vaststelling van het nettomaximum voor de betrokken lidstaten.

(17) De voorschriften van deze verordening die aanleiding kunnen geven tot mogelijk als staatssteun te beschouwen nationale maatregelen moeten worden uitgesloten van de toepassing van de regelgeving inzake staatssteun, aangezien de betrokken voorschriften reeds adequate steunverleningsvoorwaarden ter voorkoming van concurrentievervalsing bevatten of voorzien in de vaststelling van dergelijke voorwaarden door de Commissie.

(18) Om de doelstellingen van het GLB te verwezenlijken, moeten de steunregelingen aan veranderende ontwikkelingen kunnen worden aangepast, zo nodig op korte termijn. Daarom moet worden bepaald dat de regelingen met name in het licht van economische ontwikkelingen of de begrotingssituatie kunnen worden herzien, zodat begunstigden er niet van uit kunnen gaan dat de steunvoorwaarden ongewijzigd blijven.

(19) Landbouwers in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, hebben rechtstreekse betalingen ontvangen op basis van een mechanisme van geleidelijke integratie waarin hun respectieve toetredingsovereenkomsten voorzien. Voor Bulgarije en Roemenië zal dit mechanisme in 2014 en 2015 nog van kracht zijn. Voorts mochten deze lidstaten aanvullende nationale rechtstreekse betalingen toekennen. De mogelijkheid om dergelijke betalingen toe te kennen, moet voor Bulgarije en Roemenië worden gehandhaafd totdat zij volledig zijn geïntegreerd.

(20) Om te zorgen voor een betere verdeling van de steun over de landbouwgrond in de EU, met inbegrip van de lidstaten die de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast, moet een nieuwe basisbetalingsregeling in de plaats treden van de bedrijfstoeslagregeling die was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers[18] en is voortgezet in het kader van Verordening (EG) nr. 73/2009, waarin de daarvóór bestaande steunmechanismen in één regeling voor ontkoppelde rechtstreekse betalingen zijn ondergebracht. Daarbij moeten betalingsrechten die in het kader van die verordeningen zijn verworven, vervallen en moeten nieuwe betalingsrechten worden toegewezen, die echter nog wel moeten berusten op het aantal subsidiabele hectaren waarover landbouwers in het eerste jaar van toepassing van de regeling beschikken.

(21) Aangezien in de loop der tijd diverse sectoren in de bedrijfstoeslagregeling zijn geïntegreerd en de landbouwers tijd hebben gekregen om zich daaraan aan te passen, is het steeds moeilijker geworden om het bestaan van aanzienlijke individuele verschillen in de hoogte van de steun per hectare, die gebaseerd zijn op in het verleden verleende steun, te rechtvaardigen. Daarom moet rechtstreekse inkomenssteun, mede gelet op de brede context van de EU-begroting, billijker worden verdeeld over de lidstaten door deze minder sterk te koppelen aan historische referenties. Om rechtstreekse steun gelijker te verdelen zonder voorbij te gaan aan de nog bestaande verschillen in loonkosten en inputkosten, moeten de niveaus van de rechtstreekse steun per hectare geleidelijk worden aangepast. Daartoe moeten alle lidstaten die minder ontvangen dan 90 % van het gemiddelde aan rechtstreekse betalingen, de kloof tussen hun huidige niveau en dat niveau – gespreid over de periode – met een derde verminderd zien. Deze convergentie moet naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het EU-gemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen. Voorts moeten alle betalingsrechten die in 2019 in een lidstaat of in een regio zijn geactiveerd, een uniforme waarde per eenheid hebben, zulks nadat in lineaire stappen in de overgangsperiode een convergentie naar deze waarde toe heeft plaatsgevonden. Om ontwrichtende financiële gevolgen voor de landbouwers te voorkomen, moet het de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling, en met name het historische model, hebben toegepast, evenwel worden toegestaan om bij de berekening van de waarde van betalingsrechten in het eerste jaar van toepassing van de nieuwe regeling deels rekening te houden met historische factoren. De discussie over het volgende meerjarig financieel kader voor de periode vanaf 2021 moet zich ook toespitsen op de doelstelling om een volledige convergentie tot stand te brengen door rechtstreekse steun in die periode gelijkelijk te verdelen over de Europese Unie.

(22) Uit de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, is gebleken dat een aantal hoofdelementen behouden moet blijven, zoals de vaststelling van nationale maxima die ervoor moeten zorgen dat het totaal van de steun niet hoger is dan de huidige beperkte begrotingsmiddelen. De lidstaten moeten ook doorgaan met het beheer van een nationale reserve, die moet worden gebruikt om de deelname van jonge landbouwers aan de regeling te bevorderen of kan worden gebruikt om in specifieke behoeften in bepaalde regio's te voorzien. Voorschriften voor de overdracht en het gebruik van betalingsrechten moeten blijven bestaan, zij het in een vereenvoudigde vorm indien mogelijk.

(23) Om de rechten van begunstigden te beschermen en duidelijkheid te verschaffen over de concrete situaties die zich bij de toepassing van de basisbetalingsregeling kunnen voordoen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake het recht van landbouwers op steun in het kader van de basisbetalingsregeling en hun toegang tot deze regeling bij vererving en verwachte vererving, bij vererving in het kader van een huurcontract, bij wijziging van de juridische status of benaming en bij een fusie of splitsing van het bedrijf, inzake de berekening van het aantal en de waarde en de verhoging van de waarde van betalingsrechten bij de toewijzing van betalingsrechten, waaronder de mogelijkheid van een voorlopig aantal, een voorlopige waarde of een voorlopige verhoging van betalingsrechten die op basis van de aanvraag van de landbouwer worden toegewezen, inzake de voorwaarden voor de vaststelling van het voorlopige en het definitieve aantal en de voorlopige en de definitieve waarde van de betalingsrechten, en inzake de gevallen waarin een verkoopcontract of verhuurcontract van invloed kan zijn op de toewijzing van betalingsrechten, inzake de vaststelling en berekening van het aantal en de waarde van betalingsrechten die uit de nationale reserve worden ontvangen, inzake de wijziging van de waarde per eenheid van betalingsrechten bij delen van betalingsrechten en inzake de criteria voor de toewijzing van betalingsrechten in het kader van het gebruik van de nationale reserve en aan landbouwers die voor 2011 geen steun hebben aangevraagd.

(24)             Met het oog op een goed beheer van de betalingsrechten moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de aangifte en activering van betalingsrechten.

(25) Voor hennep moeten specifieke maatregelen behouden blijven die moeten voorkomen dat als onderdeel van de voor de basisbetaling in aanmerking komende gewassen illegale hennep wordt verbouwd, hetgeen de gemeenschappelijke marktordening voor hennep nadelig zou beïnvloeden. Derhalve moet worden doorgegaan met de toekenning van betalingen voor arealen met henneprassen die bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan psychotrope stoffen. Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen waarbij de toekenning van betalingen afhankelijk wordt gesteld van het gebruik van gecertificeerd zaad van bepaalde henneprassen en waarbij de procedure voor de vaststelling van henneprassen en voor de verificatie van het tetrahydrocannabinolgehalte ervan wordt vastgelegd.

(26) Een van de doelstellingen van het nieuwe GLB is een verhoging van de milieuprestatie van het GLB door de invoering van een verplichte "vergroenende" component van rechtstreekse betalingen in de vorm van steun voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken die voor de gehele EU gelden. Daartoe moeten de lidstaten een deel van hun nationale maximum voor rechtstreekse betalingen gebruiken voor de toekenning van een jaarlijkse betaling, welke bovenop de basisbetaling komt en bestemd is voor landbouwers die daarvoor bepaalde praktijken moeten uitoefenen die in de eerste plaats aansluiten bij klimaat- en milieubeleidsdoelen. Daarbij kan het gaan om eenvoudige, algemene, niet-contractuele, jaarlijkse acties die verband houden met de landbouw en die verder gaan dan de naleving van de randvoorwaarden, zoals gewasdiversificatie, de instandhouding van blijvend grasland en ecologische aandachtsgebieden. Deze verplichte praktijken moeten ook gelden voor landbouwers van wie het bedrijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een Natura 2000-gebied dat onder Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[19] en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[20] valt, zolang deze praktijken verenigbaar zijn met de doelstellingen van deze richtlijnen. Landbouwers die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91[21], moeten sowieso profiteren van de "vergroenende" component zonder dat zij daarvoor nog aan verdere verplichtingen hoeven te voldoen, aangezien de milieuvoordelen van biologische landbouw al algemeen worden onderkend. Niet-naleving van de "vergroenende" component moet leiden tot sancties op basis van artikel 65 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV].

(27) Om ervoor te zorgen dat de verplichtingen in het kader van de gewasdiversificatiemaatregel op een evenredige en niet-discriminerende wijze worden toegepast en tot een betere bescherming van het milieu leiden, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot vaststelling van de definitie van "gewas" en inzake de toepassing van de maatregel.

(28) Om ervoor te zorgen dat de landbouwers de als blijvend grasland gebruikte grond als zodanig in stand houden, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de toepassing van de maatregel.

(29) Om ervoor te zorgen dat de maatregel inzake ecologische aandachtsgebieden op een efficiënte en coherente wijze ten uitvoer wordt gelegd en tegelijk rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in de diverse lidstaten, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot nadere definiëring van de soorten ecologische aandachtsgebieden die in het kader van deze maatregel worden genoemd, en tot aanvulling en definiëring van andere soorten ecologische aandachtsgebieden die mogen worden meegeteld voor de inachtneming van het in deze maatregel genoemde percentage.

(30) Om de duurzame ontwikkeling van landbouw in gebieden met specifieke natuurlijke beperkingen te bevorderen, moeten de lidstaten een deel van hun nationale maximum voor rechtstreekse betalingen kunnen gebruiken voor de toekenning van een jaarlijkse areaalgebonden betaling die bovenop de basisbetaling komt en bestemd is voor alle landbouwers die in dergelijke gebieden actief zijn. Deze betaling mag niet in de plaats treden van steun die in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's wordt verleend, en mag niet worden toegekend aan landbouwers in gebieden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[22] zijn aangewezen, maar niet overeenkomstig artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] van het Europees Parlement en de Raad van …. inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[23] [POV] worden aangewezen.

(31) Voor jonge landbouwers is het financieel niet bepaald eenvoudig om nieuwe economische activiteiten in de landbouwsector op te zetten en tot ontwikkeling te brengen. Daarmee moet rekening worden gehouden bij de toewijzing en verdeling van rechtstreekse betalingen. Dit is van essentieel belang voor het concurrentievermogen van de EU-landbouwsector. Daarom moet worden voorzien in inkomenssteun aan jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen, en moeten zowel hun eerste vestiging als de daaropvolgende structurele aanpassing van hun bedrijf worden vergemakkelijkt. De lidstaten moeten een deel van hun nationale maximum voor rechtstreekse betalingen kunnen gebruiken voor de toekenning van een jaarlijkse areaalgebonden betaling die bovenop de basisbetaling komt en bestemd is voor jonge landbouwers. Deze betaling moet beperkt blijven tot een periode van ten hoogste vijf jaar, aangezien deze alleen voor de beginperiode van het bedrijf mag gelden en geen exploitatiesteun mag worden.

(32) Om de rechten van begunstigden te beschermen en te voorkomen dat zij ongelijk worden behandeld, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden waaronder een rechtspersoon geacht mag worden in aanmerking te komen voor de betaling voor jonge landbouwers, en met name inzake de toepassing van de leeftijdsgrens op een of meer natuurlijke personen die in de rechtspersoon participeren.

(33) De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om een deel van hun nationale maximum in een aantal duidelijk omschreven gevallen te gebruiken voor de verlening van rechtstreekse gekoppelde steun voor bepaalde sectoren. De middelen die voor gekoppelde steun mogen worden gebruikt, moeten beperkt blijven tot een passend niveau, terwijl dergelijke steun alleen mag worden verleend in lidstaten of in bepaalde regio's van lidstaten die in een bijzondere situatie verkeren, waarin specifieke soorten landbouw of specifieke landbouwsectoren om economische, ecologische en/of sociale redenen van groot belang zijn. Het moet de lidstaten worden toegestaan ten hoogste 5 % van hun nationale maximum dan wel ten hoogste 10 % ingeval hun gekoppelde steun in ten minste één van de jaren in de periode 2010-2013 meer dan 5 % bedroeg, voor deze steun te gebruiken. In naar behoren gemotiveerde gevallen, waarin voor een regio wordt aangetoond dat er bepaalde behoeften bestaan op gevoelige punten, moet het de lidstaten na goedkeuring van de Commissie worden toegestaan om meer dan 10 % van hun nationale maximum te gebruiken. Gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor zover dat als stimulans noodzakelijk is om de huidige productie in deze regio's op peil te houden. Deze steun moet ook beschikbaar zijn voor landbouwers die op 31 december 2013 beschikken over bijzondere toeslagrechten die zijn toegewezen in het kader van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 73/2009 en die geen subsidiabele hectaren voor de activering van betalingsrechten hebben. Voorts moet de Commissie, wat betreft de goedkeuring van vrijwillige gekoppelde steun van meer dan 10 % van het jaarlijkse nationale maximum dat per lidstaat is vastgesteld, worden gemachtigd om uitvoeringshandelingen aan te nemen zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen.

(34) Om een efficiënt en gericht gebruik van de EU-middelen te waarborgen en om dubbele financiering in het kader van andere, soortgelijke steuninstrumenten te voorkomen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden voor de verlening van vrijwillige gekoppelde steun en de samenhang van deze steun met andere EU-maatregelen en inzake de cumulatie van steun.

(35) Wat de steun voor de katoensector betreft, werd het in het kader van Verordening (EG) nr. 73/2009 noodzakelijk geacht om, ter voorkoming van eventuele productieverstoringen in de katoenproducerende gebieden, de steun gedeeltelijk aan de katoenproductie gekoppeld te houden door middel van een gewasspecifieke betaling per subsidiabele hectare, zulks rekening houdende met alle factoren die op die benadering van invloed zijn. Deze benadering moet worden aangehouden overeenkomstig de doelstellingen die zijn opgenomen in Protocol nr. 4 inzake katoen bij de Akte van Toetreding van 1979.

(36) Om een efficiënte toepassing van de gewasspecifieke betaling voor katoen mogelijk te maken, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de vergunningverleningsvoorschriften en -voorwaarden voor grond en rassen in het kader van de gewasspecifieke betaling voor katoen, inzake de voorwaarden voor de toekenning van deze specifieke betaling, inzake de subsidiabiliteitseisen en de landbouwwerkzaamheden, inzake de criteria voor de erkenning van brancheorganisaties, inzake de verplichtingen waaraan de producenten moeten voldoen, en inzake de situatie waarin een erkende brancheorganisatie niet aan deze criteria voldoet.

(37) In hoofdstuk 2 van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad van 23 juni 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en houdende vaststelling van nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector[24] is bepaald dat elke katoenproducerende lidstaat om de vier jaar en voor het eerst uiterlijk op 1 januari 2009 een ontwerp van een vierjarig herstructureringsprogramma of op 31 december 2009 één gewijzigd herstructureringsprogramma met een looptijd van acht jaar bij de Commissie moet indienen. De ervaring heeft geleerd dat de herstructurering van de katoensector meer gebaat zou zijn bij andere maatregelen, zoals maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die in het kader van Verordening (EU) nr. [...] [POV] worden gefinancierd, waardoor ook een nauwere coördinatie met maatregelen in andere sectoren mogelijk zou worden. De verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van bedrijven die al bij herstructureringsprogramma's zijn betrokken, moeten evenwel worden geëerbiedigd. Daarom moet het worden toegestaan dat de huidige programma's met een looptijd van vier jaar of van acht jaar doorlopen tot het einde ervan. Daarna moeten ze echter aflopen. De middelen die voor de programma's met een looptijd van vier jaar beschikbaar zijn, kunnen vervolgens vanaf 2014 worden opgenomen in de beschikbare EU-middelen voor maatregelen in het kader van de plattelandsontwikkeling. De middelen die na het einde van de programma's met een looptijd van acht jaar beschikbaar zijn, zouden in 2018 gezien de programmeringsperiode niet meer voor plattelandsontwikkelingsprogramma's van nut zijn en kunnen daarom beter worden overgebracht naar de steunregelingen in het kader van deze verordening, zoals overigens al is bepaald in artikel 5, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 637/2008. Verordening (EG) nr. 637/2008 zal dan ook vanaf 1 januari 2014 dan wel 1 januari 2018 achterhaald zijn voor de lidstaten met een programma met een looptijd van respectievelijk vier en acht jaar. Verordening (EG) nr. 637/2008 moet derhalve worden ingetrokken.

(38) Voor kleine landbouwers moet een eenvoudige, speciale regeling worden ingevoerd om de administratieve kosten van het beheer en de controle van rechtstreekse steun te beperken. Daartoe moet een forfaitaire betaling worden vastgesteld die in de plaats treedt van alle rechtstreekse betalingen. Met de invoering van regelgeving die gericht is op een vereenvoudiging van de formaliteiten door onder meer een beperking van de verplichtingen van kleine landbouwers, zoals de verplichtingen in het kader van de steunaanvraag, de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, de randvoorwaarden en de controles die zijn voorgeschreven bij Verordening (EU) nr. [...] [HZV], mag de verwezenlijking van de brede doelstellingen van de hervorming als zodanig niet in gevaar komen, hetgeen concreet inhoudt dat de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. [...] [HZR] vermelde EU-wetgeving gewoon van toepassing is op kleine landbouwers. De regeling voor kleine landbouwers heeft tot doel de bestaande landbouwstructuur van kleine bedrijven in de EU te steunen zonder de ontwikkeling in de richting van meer concurrerende structuren te belemmeren. Daarom moet de toegang tot de regeling beperkt blijven tot al bestaande bedrijven.

(39) Om de rechten van de landbouwers te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de deelname aan de regeling voor kleine landbouwers bij verandering van de situatie van de deelnemende landbouwer.

(40) Omwille van de vereenvoudiging en om rekening te houden met de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden, moeten rechtstreekse betalingen voor deze regio's worden beheerd in het kader van de steunprogramma's die bij Verordening (EG) nr. 247/2006 zijn vastgesteld. Bijgevolg mogen de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de basisbetalingsregeling en daarmee samenhangende betalingen en op gekoppelde steun, niet gelden voor deze gebieden.

(41) Voor de toepassing van deze verordening en voor de monitoring, de analyse en het beheer van rechtstreekse betalingen zijn diverse meldingen van de lidstaten noodzakelijk. Om te zorgen voor een goede toepassing van deze verordening, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de maatregelen die nodig zijn ten aanzien van de meldingen die de lidstaten moeten doen, en inzake de controle, monitoring, evaluatie en audit van rechtstreekse betalingen, inzake de uitvoering van internationale overeenkomsten, waaronder meldingseisen in het kader van deze overeenkomsten, inzake de soort en de aard van de te melden informatie, inzake de meldingsmethoden en inzake de rechten van toegang tot de informatie of informatiesystemen en de voorwaarden voor en de wijze van bekendmaking van de informatie.

(42) De EU-wetgeving betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[25], en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[26] is van toepassing.

(43) Ter versterking van hun plattelandsontwikkelingsbeleid moet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun maximum voor rechtstreekse betalingen over te hevelen naar hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun. Tegelijk moet lidstaten waarin de rechtstreekse steun nog lager is dan 90 % van het gemiddelde EU-niveau, juist de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun over te hevelen naar hun maximum voor rechtstreekse betalingen. Deze keuze moet, binnen bepaalde grenzen, eenmalig en voor de gehele periode van toepassing van deze verordening worden gemaakt.

(44) Om een vlotte overgang van de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te waarborgen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de maatregelen die nodig zijn om de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van landbouwers te beschermen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

INHOUDSOPGAVE

TOELICHTING........................................................................................................................... 2

1........... ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL.................................................................. 2

2........... RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING...................................................................................................................................... 5

3........... JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL................................................. 7

4........... GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING........................................................................ 9

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.................................................................................................................................................. 11

TITEL I  TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES................................................................ 26

TITEL II  ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE RECHTSTREEKSE BETALINGEN........... 29

HOOFDSTUK 1  Gemeenschappelijke voorschriften voor rechtstreekse betalingen..................... 29

HOOFDSTUK 2  Bepalingen die alleen van toepassing zijn op Bulgarije en Roemenië................. 33

TITEL III  BASISBETALINGSREGELING EN DAARMEE SAMENHANGENDE BETALINGEN            34

HOOFDSTUK 1  Basisbetalingsregeling..................................................................................... 34

Afdeling 1  Opzet van de basisbetalingsregeling............................................................................ 34

Afdeling 2  Nationale reserve...................................................................................................... 38

Afdeling 3  Uitvoering van de basisbetalingsregeling..................................................................... 40

HOOFDSTUK 2  Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken...................... 43

HOOFDSTUK 3  Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen........................................ 45

HOOFDSTUK 4  Betaling voor jonge landbouwers.................................................................... 47

TITEL IV  GEKOPPELDE STEUN........................................................................................... 49

HOOFDSTUK 1  Vrijwillige gekoppelde steun........................................................................... 49

HOOFDSTUK 2  Gewasspecifieke betaling voor katoen............................................................ 52

TITEL V  Regeling voor kleine landbouwers................................................................................ 55

TITEL VI  Nationale herstructureringsprogramma's voor de katoensector.................................... 57

TITEL VII  SLOTBEPALINGEN.............................................................................................. 58

HOOFDSTUK 1  Meldingen en noodsituaties............................................................................. 58

HOOFDSTUK 2  Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen..................................... 59

HOOFDSTUK 3  Overgangs- en slotbepalingen......................................................................... 60

BIJLAGE I  Lijst van steunregelingen.......................................................................................... 62

BIJLAGE II  Nationale maxima als bedoeld in artikel 6................................................................ 63

BIJLAGE III  Nettomaxima als bedoeld in artikel 7..................................................................... 64

BIJLAGE IV  Coëfficiënten die op grond van artikel 10, lid 1, moeten worden toegepast............. 65

BIJLAGE V  Financiële bepalingen die alleen van toepassing zijn op Bulgarije en Roemenië, als bedoeld in de artikelen 16 en 17.......................................................................................................................................... 66

BIJLAGE VI  Gemiddelde omvang van een landbouwbedrijf die op grond van artikel 36, lid 5, moet worden toegepast 67

BIJLAGE VII  CONCORDANTIETABEL................................................................................ 68

FINANCIEEL MEMORANDUM............................................................................................. 76

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden vastgesteld:

a)           gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen die rechtstreeks aan landbouwers worden toegekend in het kader van de steunregelingen die in bijlage I worden vermeld (hierna "rechtstreekse betalingen" genoemd);

b)           specifieke voorschriften voor:

i)       een basisbetaling voor landbouwers (hierna "basisbetalingsregeling" genoemd);

ii)       een betaling voor landbouwers die klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht nemen;

iii)      een vrijwillige betaling voor landbouwers in gebieden met natuurlijke beperkingen;

iv)      een betaling voor jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen;

v)      een vrijwillige regeling voor gekoppelde steun;

vi)      een gewasspecifieke betaling voor katoen;

vii)     een vereenvoudigde regeling voor kleine landbouwers;

viii)    een kader waarbinnen Bulgarije en Roemenië rechtstreekse betalingen kunnen aanvullen.

Artikel 2

Wijziging van bijlage I

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot wijziging van de in bijlage I opgenomen lijst van steunregelingen.

Artikel 3

Toepassing op de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Artikel 11 is niet van toepassing op de in artikel 349 van het Verdrag opgenomen gebieden van de EU, hierna de "ultraperifere gebieden" genoemd, noch op de rechtstreekse betalingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1405/2006 worden toegekend aan de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.

De titels III, IV en V zijn niet van toepassing op de ultraperifere gebieden.

Artikel 4

Definities

1.           In deze verordening wordt verstaan onder:

a)           "landbouwer": een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, waarvan het bedrijf zich bevindt op het grondgebied van de Unie als omschreven in artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie juncto de artikelen 349 en 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en die een landbouwactiviteit uitoefent;

b)           "bedrijf": alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd;

c)           landbouwactiviteiten:

– landbouwproducten produceren, fokken of telen, inclusief het oogsten, het melken, het fokken en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden,

– het landbouwareaal in een staat houden die beweiding of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en ‑machines, of

– een door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteit verrichten om landbouwarealen in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden;

d)           "landbouwproducten": de in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten, exclusief visserijproducten, alsmede katoen;

e)           "landbouwareaal": om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, als blijvend grasland of voor blijvende teelten;

f)            "bouwland": grond die voor de teelt van gewassen wordt gebruikt, en grond die voor de teelt van gewassen beschikbaar is maar braak ligt, inclusief grond die overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24, van Verordening (EG) nr. 1257/1999, artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 29 van Verordening (EU) nr. […] [POV] is braak gelegd, ongeacht of die grond zich al dan niet onder een kas of onder een vaste of verplaatsbare beschutting bevindt;

g)           "blijvende teelten": niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van hakhout met korte omlooptijd en van producten van kwekerijen;

h)           "blijvend grasland": grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen; andere voor beweiding geschikte soorten kunnen er deel van uitmaken, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen overheersen;

i)            "grassen of andere kruidachtige voedergewassen": alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen (ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt).

j)            "kwekerijen": arealen met jonge houtachtige planten in de openlucht, bestemd om later te worden verplant, en wel kwekerijen van:

– wijnstokken en moederplanten;

– vruchtbomen en kleinfruitgewassen;

– siergewassen;

– voor de verkoop bestemde bosplanten (exclusief de in het bos gelegen bosboomkwekerijen voor de eigen behoefte van het bedrijf);

– bomen en heesters ter beplanting van tuinen, parken, straten en wegbermen, bijvoorbeeld haagplanten, rozen en andere sierheesters, sierconiferen, alsmede onderstammen en jonge zaailingen ervan;

k)           "hakhout met korte omlooptijd": arealen beplant met door de lidstaten te bepalen boomsoorten van GN-code 06029041, bestaande uit meerjarige houtgewassen waarvan de wortelstokken of stronken na de oogst in de grond blijven en die in het daaropvolgende seizoen nieuwe scheuten vormen en waarvan de maximale omlooptijd door de lidstaten wordt vastgesteld.

2.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen:

a)      tot vaststelling van verdere definities inzake de toegang tot steun in het kader van deze verordening;

b)      tot vaststelling van het kader voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteiten die nodig zijn om grond in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden;

c)      tot vaststelling van de criteria waaraan een landbouwer moet voldoen zodat kan worden aangenomen dat de verplichting om het landbouwareaal in een voor beweiding of teelt geschikte staat te houden als bedoeld in lid 1, onder c), is nagekomen;

d)      tot vaststelling van de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of grassen en andere kruidachtige voedergewassen in blijvend grasland overheersen, als bedoeld in lid 1, onder h).

TITEL II ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE RECHTSTREEKSE BETALINGEN

HOOFDSTUK 1 Gemeenschappelijke voorschriften voor rechtstreekse betalingen

Artikel 5

Financiering van rechtstreekse betalingen

De in bijlage I bij deze verordening genoemde steunregelingen worden gefinancierd overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. […] [HZV].

Artikel 6

Nationale maxima

1.           Het nationale maximum, bestaande uit de totale waarde van alle toegewezen betalingsrechten, van de nationale reserve en van de maxima die overeenkomstig de artikelen 33, 35, 37 en 39 zijn vastgesteld, wordt per lidstaat en per jaar vermeld in bijlage II.

2.           Om rekening te houden met de ontwikkelingen die verband houden met de totale maximumbedragen aan rechtstreekse betalingen die toegekend kunnen worden, waaronder de gevolgen van de besluiten die de lidstaten overeenkomstig artikel 14 nemen, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot herziening van de in bijlage II vermelde nationale maxima.

Artikel 7

Nettomaxima

1.           Onverminderd artikel 8 ligt het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen dat, na toepassing van artikel 11, uit hoofde van de titels III, IV en V voor een kalenderjaar in een lidstaat mag worden toegekend, niet hoger dan de in bijlage III bij deze verordening vermelde maxima.

Om te voorkomen dat het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen hoger is dan de in bijlage III vermelde maxima, passen de lidstaten een lineaire verlaging toe op de bedragen aan rechtstreekse betalingen, behalve rechtstreekse betalingen die in het kader van Verordening (EG) nr. 247/2006 en Verordening (EG) nr. 1405/2006 worden toegekend.

2.           De geraamde opbrengst uit de in artikel 11 bedoelde plafonnering, welke overeenkomt met het verschil tussen de in bijlage II vermelde nationale maxima plus het bedrag dat overeenkomstig artikel 44 beschikbaar is, en de in bijlage III vermelde nettomaxima, wordt voor elke lidstaat en voor elk jaar beschikbaar gesteld als EU-steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. […] [POV] met middelen uit het ELFPO worden gefinancierd.

3.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot herziening van de in bijlage III vermelde maxima.

Artikel 8

Financiële discipline

1.           Het aanpassingspercentage dat overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. […] [HZV] is bepaald, is alleen van toepassing op rechtstreekse betalingen van meer dan 5 000 euro die in het desbetreffende kalenderjaar aan een landbouwer worden toegekend.

2.           In het kader van de in artikel 16 bedoelde geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen is lid 1 pas vanaf 1 januari 2016 van toepassing op Bulgarije en Roemenië.

3.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de berekeningsgrondslag voor verlagingen die de lidstaten uit hoofde van de leden 1 en 2 moeten toepassen op landbouwers.

Artikel 9

Actieve landbouwer

1.         Er worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke of rechtspersonen, wanneer een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

            a) het jaarlijkse bedrag aan rechtstreekse betalingen is minder dan 5 % van de totale opbrengsten die zij in het meest recente fiscale jaar uit de niet-landbouwactiviteiten hebben verworven;

            b) hun landbouwarealen bestaan hoofdzakelijk uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden en zij verrichten op deze grond geen minimumactiviteit die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), heeft vastgesteld.

2.         Lid 1 is niet van toepassing op landbouwers die over het voorgaande jaar minder dan 5 000 euro aan rechtstreekse betalingen hebben ontvangen.

3.         De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van:

            a) criteria op basis waarvan het bedrag aan rechtstreekse betalingen wordt bepaald dat voor de toepassing van de leden 1 en 2 van belang is, en met name voor het eerste jaar waarvoor betalingsrechten worden toegewezen en de waarde van de betalingsrechten nog niet definitief is vastgesteld, alsmede dergelijke criteria voor jonge landbouwers;

            b) uitzonderingen op de regel dat de opbrengsten in het meest recente fiscale jaar in aanmerking moeten worden genomen, ingeval deze cijfers niet beschikbaar zijn; en

            c) criteria op basis waarvan wordt bepaald wanneer het landbouwareaal van een landbouwer geacht mag worden hoofdzakelijk te bestaan uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden.

Artikel 10

Minimumvereisten voor het ontvangen van rechtstreekse betalingen

1.           De lidstaten besluiten om in een van de volgende gevallen geen rechtstreekse betalingen aan een landbouwer toe te kennen:

a)      wanneer het totaalbedrag van de voor een bepaald kalenderjaar aangevraagde of toe te kennen rechtstreekse betalingen vóór toepassing van de in artikel 65 van Verordening (EU) nr. […] [HZV] bedoelde verlagingen en uitsluitingen lager is dan 100 euro;

b)      wanneer het subsidiabele areaal van het bedrijf waarvoor rechtstreekse betalingen worden aangevraagd of moeten worden toegekend vóór toepassing van de in artikel 65 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] bedoelde verlagingen en uitsluitingen minder dan één hectare is.

Om rekening te houden met de structuur van hun landbouweconomie, kunnen de lidstaten de in de punten a) en b) genoemde drempels aanpassen binnen de in bijlage IV gestelde limieten.

2.           Wanneer een landbouwer die de in titel IV genoemde diergebonden gekoppelde steun ontvangt, over minder hectaren beschikt dan de door de desbetreffende lidstaat op grond van lid 1, onder b), gekozen drempel, past deze lidstaat lid 1, onder a), toe.

3.           De betrokken lidstaten kunnen besluiten om lid 1 niet toe te passen op de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.

4.           In Bulgarije en Roemenië wordt het in lid 1 bedoelde aangevraagde of toe te kennen bedrag voor de jaren 2014 en 2015 berekend op basis van het bedrag dat in bijlage V, onder A, voor het desbetreffende jaar wordt vermeld.

Artikel 11

Geleidelijke verlaging en plafonnering van de betaling

1.           Het bedrag aan rechtstreekse betalingen dat in het kader van deze verordening voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer moet worden toegekend, wordt als volgt verlaagd:

– met 20 % voor de schijf van meer dan 150 000 euro tot en met 200 000 euro;

– met 40 % voor de schijf van meer dan 200 000 euro tot en met 250 000 euro;

– met 70 % voor de schijf van meer dan 250 000 euro tot en met 300 000 euro;

– met 100 % voor de schijf van meer dan 300 000 euro.

2.           Bij de berekening van het in lid 1 bedoelde bedrag worden de lonen die de landbouwer daadwerkelijk over het voorgaande jaar heeft betaald en heeft aangegeven, met inbegrip van belastingen en sociale bijdragen die verband houden met de arbeid, in mindering gebracht op het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen dat oorspronkelijk aan de landbouwer verschuldigd was zonder rekening te houden met de betalingen die uit hoofde van titel III, hoofdstuk 2, van deze verordening worden toegekend.

3.           De lidstaten zorgen ervoor dat geen betalingen worden gedaan aan landbouwers van wie vast komt te staan dat zij vanaf de datum van bekendmaking van het door de Commissie gedane voorstel voor deze verordening kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om zich aan de gevolgen van dit artikel te onttrekken.

Artikel 12

Meervoudige aanvragen

Het met het aantal subsidiabele hectaren overeenkomende areaal waarvoor een landbouwer uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1, een aanvraag voor een basisbetaling heeft ingediend, kan het voorwerp zijn van een aanvraag voor een andere rechtstreekse betaling, alsmede voor andere steun die niet onder deze verordening valt, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 13

Staatssteun

In afwijking van artikel 146, lid 1, van Verordening [iGMO] zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag niet van toepassing op betalingen die de lidstaten uit hoofde van en overeenkomstig deze verordening doen.

Artikel 14

Flexibiliteit tussen de pijlers

1.         Vóór 1 augustus 2013 mogen de lidstaten besluiten om ten hoogste 10 % van hun in bijlage II bij deze verordening vermelde jaarlijkse nationale maxima voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] uit het ELFPO worden gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Het percentage dat overeenkomstig de tweede alinea wordt gemeld, is een en hetzelfde percentage voor de in de eerste alinea genoemde jaren.

2.         Vóór 1 augustus 2013 mogen Bulgarije, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk besluiten om ten hoogste 5 % van het bedrag dat is toegewezen voor steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] in de periode 2015-2020 uit het ELFPO worden gefinancierd, beschikbaar te stellen als rechtstreekse betalingen in het kader van deze verordening. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor steunmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Het percentage dat overeenkomstig de tweede alinea wordt gemeld, is een en hetzelfde percentage voor de in lid 1, eerste alinea, genoemde jaren.

Artikel 15

Herziening

De in bijlage I vermelde steunregelingen zijn van toepassing onverminderd de mogelijkheid deze op elk tijdstip in het licht van de economische ontwikkelingen en de begrotingssituatie te herzien.

HOOFDSTUK 2 Bepalingen die alleen van toepassing zijn op Bulgarije en Roemenië

Artikel 16

Geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen

De in de artikelen 33, 35, 37, 39 en 51 bedoelde nationale maxima voor de betalingen worden in Bulgarije en Roemenië voor 2014 en 2015 vastgesteld op basis van de in bijlage V, onder A, vermelde bedragen.

Artikel 17

Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen en rechtstreekse betalingen

1.           Bulgarije en Roemenië mogen voor 2014 en 2015 betalingen die in het kader van de in titel III, hoofdstuk 1, bedoelde basisbetalingsregeling worden toegekend en, in het geval van Bulgarije, ook betalingen die in het kader van de in titel IV, hoofdstuk 2, bedoelde gewasspecifieke betaling voor katoen worden toegekend, aanvullen met nationale rechtstreekse betalingen.

2.           Het totale bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen dat voor de jaren 2014 en 2015 bovenop de basisbetalingsregeling kan worden toegekend, is niet hoger dan de in bijlage V, onder B, voor elk van deze jaren vermelde bedragen.

3.           In het geval van Bulgarije is het totale bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen dat bovenop de gewasspecifieke betaling voor katoen kan worden toegekend, niet hoger dan de in bijlage V, onder C, voor elk van de in deze bijlage genoemde jaren vermelde bedragen.

4.           Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen worden toegekend op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden.

TITEL III BASISBETALINGSREGELING EN DAARMEE SAMENHANGENDE BETALINGEN

HOOFDSTUK 1 Basisbetalingsregeling

Afdeling 1 Opzet van de basisbetalingsregeling

Artikel 18

Betalingsrechten

1.           Er is in het kader van de basisbetalingsregeling steun beschikbaar voor landbouwers die in het kader van deze verordening betalingsrechten verwerven middels een eerste toewijzing krachtens artikel 21, uit de nationale reserve krachtens artikel 23 of middels een overdracht krachtens artikel 27.

2.           Toeslagrechten die in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn verworven, vervallen op 31 december 2013.

Artikel 19

Maximum voor de basisbetalingsregeling

1.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen het jaarlijkse nationale maximum voor de basisbetalingsregeling vast door de jaarlijkse bedragen die overeenkomstig de artikelen 33, 35, 37 en 39 moeten worden vastgesteld, in mindering te brengen op het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.           De totale waarde van alle toegewezen betalingsrechten en de nationale reserve is voor elke lidstaat en voor elk jaar gelijk aan het desbetreffende nationale maximum dat de Commissie uit hoofde van lid 1 heeft vastgesteld.

3.           Indien het maximum dat de Commissie uit hoofde van lid 1 heeft vastgesteld ten opzichte van het voorgaande jaar is gewijzigd, verlaagt of verhoogt de betrokken lidstaat de waarde van alle betalingsrechten lineair om aan het bepaalde in lid 2 te voldoen.

Artikel 20

Regionale toewijzing van de nationale maxima

1.           De lidstaten kunnen vóór 1 augustus 2013 besluiten om de basisbetalingsregeling op regionaal niveau toe te passen. Zij stellen de regio's in dat geval vast op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals de agronomische en economische kenmerken van de regio's en het regionale agrarische potentieel ervan, of de institutionele of administratieve structuur ervan.

2.           De lidstaten verdelen het in artikel 19, lid 1, bedoelde nationale maximum op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria over de regio's.

3.           De lidstaten kunnen besluiten dat de regionale maxima jaarlijks geleidelijk worden gewijzigd in vooraf vastgestelde jaarlijkse stappen en op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals het landbouwpotentieel of milieucriteria.

4.           De lidstaten passen voor elk van hun regio's telkens een lineaire verlaging of verhoging van de waarde van de betalingsrechten toe voor zover dit nodig is om het toepasselijke regionale maximum in acht te nemen dat overeenkomstig lid 2 of lid 3 is vastgesteld.

5.           De lidstaten melden het in lid 1 bedoelde besluit samen met de maatregelen die voor de toepassing van de leden 2 en 3 zijn genomen, uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie.

Artikel 21

Eerste toewijzing van betalingsrechten

1.           Onverminderd lid 2 worden betalingsrechten toegewezen aan landbouwers die uiterlijk op 15 mei 2014 een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling indienen, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

2.           Landbouwers die in 2011 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling ten minste één toeslagrecht hebben geactiveerd of in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling steun hebben aangevraagd, in beide gevallen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009, ontvangen betalingsrechten voor het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen.

In afwijking van de eerste alinea ontvangen landbouwers betalingsrechten voor het eerste jaar waarin de basisbetalingsregeling van toepassing is, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen en zij in 2011:

a)       in het kader de bedrijfstoeslagregeling geen rechten hebben geactiveerd, maar uitsluitend fruit of groenten hebben geteeld en/of een wijngaard hebben geëxploiteerd;

b)       in het kader van de bedrijfstoeslagregeling geen steun hebben aangevraagd en alleen landbouwgrond hadden die op 30 juni 2003 niet in een goede landbouwconditie verkeerde als bedoeld in artikel 124, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009.

Het aantal per landbouwer toegewezen betalingsrechten is gelijk aan het aantal subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, dat de betrokken landbouwer overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangeeft voor 2014, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

3.           Bij verkoop of verhuur van hun bedrijf of een gedeelte ervan kunnen natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan lid 2, het recht op toeslagrechten als bedoeld in lid 1, middels een vóór 15 mei 2014 ondertekend contract overdragen aan slechts één landbouwer, mits deze landbouwer voldoet aan de voorwaarden van artikel 9.

4.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor aanvragen tot toewijzing van betalingsrechten die in het jaar van toewijzing van betalingsrechten worden ingediend, in gevallen waarin deze betalingsrechten nog niet definitief zijn vastgesteld en in gevallen waarin de toewijzing door bijzondere omstandigheden wordt beïnvloed. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 22

Waarde van betalingsrechten en convergentie

1.           De waarde per eenheid van de betalingsrechten wordt voor elk betrokken jaar berekend door het nationale of regionale maximum dat op grond van artikel 19 of artikel 20 is vastgesteld, na de toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 23, lid 1, te delen door het aantal betalingsrechten dat voor 2014 op nationaal of regionaal niveau is toegewezen overeenkomstig artikel 21, lid 2.

2.           De lidstaten die de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde bedrijfstoeslagregeling hebben toegepast, kunnen de berekening van de waarde per eenheid van de betalingsrechten zoals voorgeschreven in lid 1, beperken tot een bedrag van ten minste 40 % van het nationale of regionale maximum dat op grond van artikel 19 of artikel 20 is vastgesteld, zulks na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 23, lid 1.

3.           De lidstaten die gebruikmaken van de in lid 2 geboden mogelijkheid, gebruiken het deel van het maximum dat na de toepassing van het bepaalde in dat lid resteert, om de waarde van de betalingsrechten te verhogen wanneer de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten waarover een landbouwer in het kader van de basisbetalingsregeling beschikt, lager is dan de totale waarde van de toeslagrechten, inclusief de bijzondere toeslagrechten, waarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte. Daartoe wordt de nationale of regionale waarde per eenheid van elk betalingsrecht van de betrokken landbouwer verhoogd met een percentage van het verschil tussen de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling en de totale waarde van de toeslagrechten, inclusief de bijzondere toeslagrechten, waarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte.

Bij de berekening van de verhoging mag een lidstaat ook rekening houden met de steun die uit hoofde van artikel 52, artikel 53, lid 1, en artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor kalenderjaar 2013 is verleend, mits de lidstaat heeft besloten om de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV van deze verordening niet toe te passen op de desbetreffende sectoren.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een landbouwer geacht op 31 december 2013 over toeslagrechten te beschikken wanneer uiterlijk op die datum toeslagrechten aan hem waren toegewezen of definitief aan hem waren overgedragen.

4.           Voor de toepassing van lid 3 kan een lidstaat op basis van objectieve criteria bepalen dat, in geval van verkoop, afstaan of verstrijken van de huur van landbouwarealen of een gedeelte daarvan na de uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde datum en vóór de uit hoofde van artikel 26 van deze verordening vastgestelde datum, de toename van de waarde van de betalingsrechten die aan de desbetreffende landbouwer zouden worden toegewezen, geheel of gedeeltelijk aan de nationale reserve moet worden toegevoegd wanneer de toename tot onverhoopte winst voor de landbouwer in kwestie zou leiden.

Deze objectieve criteria worden op zodanige wijze vastgesteld dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, en omvatten ten minste:

a)      de minimumtermijn voor de huur;

b)      het aandeel in de ontvangen betaling dat aan de nationale reserve moet worden toegevoegd.

5.           Alle betalingsrechten in een lidstaat of, bij toepassing van artikel 20, in een regio hebben vanaf aanvraagjaar 2019 een uniforme waarde per eenheid.

6.           Bij de toepassing van de leden 2 en 3 brengen de lidstaten, met inachtneming van de algemene beginselen van het EU-recht, de waarden van de betalingsrechten op nationaal of regionaal niveau dichter bij elkaar. Daartoe stellen zij uiterlijk op 1 augustus 2013 de nodige maatregelen vast. Deze maatregelen bestaan onder meer in een jaarlijkse geleidelijke wijziging van de betalingsrechten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.

              De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Afdeling 2 Nationale reserve

Artikel 23

Vorming en gebruik van de nationale reserve

1.           Elke lidstaat vormt een nationale reserve. Daartoe gaan de lidstaten in het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling over tot een lineaire procentuele verlaging van het maximum van de basisbetalingsregeling op nationaal niveau om de nationale reserve te vormen. Deze verlaging bedraagt niet meer dan 3 %, tenzij het nodig is om in de bij lid 4 vastgestelde toewijzingsbehoeften voor 2014 te voorzien.

2.           De lidstaten mogen de nationale reserve op regionaal niveau beheren.

3.           De lidstaten stellen betalingsrechten van de nationale reserve vast op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden.

4.           De lidstaten gebruiken de nationale reserve om bij voorrang betalingsrechten toe te wijzen aan jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder "jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen" verstaan: landbouwers in de zin van artikel 36, lid 2, die in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de nieuwe landbouwactiviteiten geen landbouwactiviteiten hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die landbouwactiviteiten uitoefende. In het geval van een rechtspersoon mag (mogen) de natuurlijke persoon (personen) die de controle over de rechtspersoon heeft (hebben), in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de landbouwactiviteiten door de rechtspersoon geen landbouwactiviteiten hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die landbouwactiviteiten uitoefende in die periode.

5.           De lidstaten kunnen de nationale reserve gebruiken om:

a)      betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers in gebieden waar aan een vorm van overheidssteun gekoppelde herstructurerings- en ontwikkelingsprogramma's lopen om te voorkomen dat de grond wordt verlaten, en/of om landbouwers te compenseren voor specifieke nadelen in deze gebieden;

b)      als de nationale reserve in een bepaald jaar meer dan 3 % bedraagt, de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau lineair te verhogen, mits voldoende bedragen beschikbaar blijven voor toewijzingen op grond van lid 4, van dit lid, onder a), en van lid 7.

6.           Bij de toepassing van lid 4 en lid 5, onder a), stellen de lidstaten de waarde van de aan landbouwers toegewezen betalingsrechten vast op basis van de nationale of regionale gemiddelde waarde van de betalingsrechten in het jaar van toewijzing.

7.           Een landbouwer die op grond van een definitieve gerechtelijke uitspraak of een definitief bestuursrechtelijk besluit van de bevoegde autoriteit van een lidstaat recht heeft op de toewijzing van betalingsrechten of op een verhoging van de waarde van de reeds bestaande betalingsrechten, ontvangt het aantal betalingsrechten en de waarde daarvan die in die uitspraak of dat besluit zijn vastgesteld, op een door de lidstaat te bepalen datum. Deze datum mag evenwel niet later zijn dan de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling na de datum van de gerechtelijke uitspraak of het bestuursrechtelijke besluit, waarbij rekening wordt gehouden met de toepassing van de artikelen 25 en 26.

Artikel 24

Aanvulling van de nationale reserve

1.           De nationale reserve wordt gevuld met de bedragen:

a)      van betalingsrechten die gedurende twee opeenvolgende jaren geen recht op betalingen geven in verband met de toepassing van:

i)        artikel 9;

ii)       artikel 10, lid 1;

b)      van betalingsrechten die gedurende twee jaar niet overeenkomstig artikel 25 zijn geactiveerd, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden;

c)      van betalingsrechten die landbouwers vrijwillig hebben afgestaan;

d)      die voortvloeien uit de toepassing van artikel 22, lid 4.

2.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen vast voor de toevoeging van niet-geactiveerde betalingsrechten aan de nationale reserve. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Afdeling 3 Uitvoering van de basisbetalingsregeling

Artikel 25

Activering van betalingsrechten

1.           De steun in het kader van de basisbetalingsregeling wordt aan landbouwers verleend na activering, middels aangifte overeenkomstig artikel 26, lid 1, van een betalingsrecht per subsidiabele hectare in de lidstaat waar het is toegewezen. Elk geactiveerd betalingsrecht geeft recht op de jaarlijkse betaling van het in het kader van dat betalingsrecht vastgestelde bedrag, zulks onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en plafonnering, de lineaire verlagingen overeenkomstig artikel 7, artikel 37, lid 2, en artikel 51, lid 1, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] worden opgelegd.

2.           In deze titel wordt onder "subsidiabele hectare" verstaan:

a)      om het even welk landbouwareaal van het bedrijf dat wordt gebruikt voor landbouwactiviteiten of dat, wanneer het areaal ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, overwegend voor landbouwactiviteiten wordt gebruikt, of

b)      om het even welke grond die in 2008 recht gaf op betalingen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling die waren ingesteld bij respectievelijk titel III en titel V, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en die:

i)        niet meer voldoet aan de definitie van subsidiabel in punt a) als gevolg van de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG, Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[27] en Richtlijn 2009/147/EG, of

ii)       voor de looptijd van de betrokken verbintenis van de individuele landbouwer is bebost uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 of artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of een nationale regeling waarvan de voorwaarden stroken met artikel 43, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 23 van Verordening (EU) nr. [...] [POV], of

iii)      voor de looptijd van de betrokken verbintenis van de individuele landbouwer is braak gelegd uit hoofde van de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 of artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 29 van Verordening (EU) nr. [...] [POV].

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), wordt een landbouwareaal van een bedrijf dat ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, aangemerkt als een overwegend voor landbouwdoeleinden gebruikt areaal mits de uitoefening van de landbouwactiviteiten geen noemenswaardige hinder ondervindt van de intensiteit, de aard, de duur en de planning van de niet-landbouwactiviteiten. De lidstaten stellen criteria vast voor de toepassing van het bepaalde in deze alinea op hun grondgebied.

Om subsidiabel te zijn, moeten arealen gedurende het gehele kalenderjaar voldoen aan de definitie van subsidiabele hectare, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

3.           Voor de productie van hennep gebruikte arealen vormen slechts subsidiabele hectaren wanneer het gehalte aan tetrahydrocannabinol van de gebruikte rassen maximaal 0,2 % bedraagt.

Artikel 26

Aangifte van subsidiabele hectaren

1.           Voor de toepassing van artikel 25, lid 1, geeft de landbouwer aan welke percelen overeenstemmen met de aan een betalingsrecht gebonden subsidiabele hectaren. Deze percelen staan ter beschikking van de landbouwer op een door de lidstaat vastgestelde datum, die echter niet valt na de in die lidstaat vastgestelde datum voor wijziging van de steunaanvraag als bedoeld in de artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [HZV], tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

2.           De lidstaten kunnen, in naar behoren gemotiveerde gevallen, de landbouwer toestaan zijn aangifte te wijzigen, mits hij ten minste het aantal hectaren dat overeenstemt met zijn betalingsrechten, handhaaft en de voorwaarden in acht neemt die verbonden zijn aan de toekenning van de basisbetaling voor het betrokken areaal.

Artikel 27

Overdracht van betalingsrechten

1.           Betalingsrechten kunnen uitsluitend worden overgedragen aan een landbouwer die in dezelfde lidstaat is gevestigd, behalve in het geval van overdracht door feitelijke of verwachte vererving.

Zelfs in het geval van overdracht door feitelijke of verwachte vererving mogen de betalingsrechten evenwel uitsluitend worden gebruikt in de lidstaat waar de betalingsrechten zijn vastgesteld.

2.           Betalingsrechten mogen alleen binnen eenzelfde regio of tussen verschillende regio's van een lidstaat worden overgedragen wanneer de waarde van de betalingsrechten per hectare die voortvloeit uit de toepassing van hetzij artikel 22, lid 1, hetzij artikel 22, lid 2, dezelfde is.

3.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige eisen vast inzake de melding, aan de nationale instanties, van een overdracht van betalingsrechten en inzake de uiterste data waarop dergelijke meldingen moeten plaatsvinden. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 28

Gedelegeerde bevoegdheden

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake:

a)      het recht van landbouwers op steun in het kader van de basisbetalingsregeling en hun toegang tot deze regeling bij vererving en verwachte vererving, vererving in het kader van een huurcontract, wijziging van de juridische status of benaming en bij een fusie of splitsing van het bedrijf;

b)      de berekening van het aantal en de waarde en van de verhoging of verlaging van de waarde van betalingsrechten bij de toewijzing van betalingsrechten in het kader van enigerlei bepaling van deze titel, waaronder bepalingen met betrekking tot:

i)        de mogelijkheid van een voorlopig aantal en een voorlopige waarde of van een voorlopige verhoging van betalingsrechten die worden toegewezen op basis van de aanvraag van de landbouwer,

ii)       de voorwaarden voor de vaststelling van het voorlopige en het definitieve aantal en de voorlopige en de definitieve waarde van de betalingsrechten,

iii)      de gevallen waarin een verkoopcontract of verhuurcontract van invloed kan zijn op de toewijzing van betalingsrechten;

c)      de vaststelling en berekening van het aantal en de waarde van betalingsrechten die uit de nationale reserve worden ontvangen;

d)      de wijziging van de waarde per eenheid van betalingsrechten wanneer het gaat om delen van betalingsrechten;

e)      door de lidstaten te hanteren criteria voor de toewijzing van betalingsrechten aan landbouwers die in 2011 geen rechten hebben geactiveerd of steun hebben aangevraagd in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, als bedoeld in artikel 21, lid 2, en voor de toewijzing van betalingsrechten in geval van de toepassing van de contractclausule, als bedoeld in artikel 21, lid 3;

f)       de criteria voor de toewijzing van betalingsrechten uit hoofde van artikel 23, leden 4 en 5;

g)      de aangifte en activering van betalingsrechten;

h)      bepalingen waarbij de toekenning van betalingen afhankelijk wordt gesteld van het gebruik van gecertificeerd zaad van bepaalde henneprassen en waarbij wordt voorzien in de procedure voor de vaststelling van henneprassen en voor de verificatie van het in artikel 25, lid 3, genoemde tetrahydrocannabinolgehalte ervan.

HOOFDSTUK 2 Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

Artikel 29

Algemene voorschriften

1.           Landbouwers die recht hebben op een betaling in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling, nemen op hun subsidiabele hectaren als gedefinieerd in artikel 25, lid 2, de volgende klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht:

a)       zij hebben drie verschillende gewassen op hun bouwland wanneer dit bouwland meer dan drie hectaren omvat en een aanzienlijk deel van het jaar niet volledig wordt gebruikt voor de productie van (ingezaaid of natuurlijk) gras, niet volledig braak ligt of niet volledig wordt beteeld met gewassen die onder water staan;

b)       zij houden bestaand blijvend grasland op hun bedrijf als zodanig in stand,

c)       zij hebben een ecologisch aandachtsgebied op hun landbouwareaal.

2.           Onverminderd de leden 3 en 4 en onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de lineaire verlagingen overeenkomstig artikel 7, en de verlagingen en sancties die uit hoofde van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] worden opgelegd, kennen de lidstaten de in dit hoofdstuk bedoelde betaling toe aan landbouwers die van de in lid 1 genoemde praktijken de voor hen ter zake relevante praktijken in acht nemen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 30, 31 en 32.

3.           Landbouwers wier bedrijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een gebied dat onder Richtlijn 92/43/EEG of Richtlijn 2009/147/EG valt, hebben recht op de in dit hoofdstuk bedoelde betaling, mits zij de in dit hoofdstuk bedoelde praktijken in acht nemen voor zover deze praktijken in het betrokken bedrijf verenigbaar zijn met de doelstellingen van die richtlijnen.

4.           Landbouwers die aan de eisen van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007 inzake biologische landbouw voldoen, hebben automatisch recht op de in dit hoofdstuk bedoelde betaling.

De eerste alinea is alleen van toepassing op de eenheden van een bedrijf die overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 834/2007 worden gebruikt voor biologische productie.

5.           De in lid 1 bedoelde betaling wordt toegekend in de vorm van een jaarlijkse betaling per subsidiabele hectare die overeenkomstig artikel 26, lid 1, is aangegeven, en wordt jaarlijks berekend door het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 33, lid 1, te delen door het totale aantal subsidiabele hectaren dat in de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 26 is aangegeven.

Artikel 30

Gewasdiversificatie

1.           Wanneer het bouwland van de landbouwer meer dan drie hectaren omvat en een aanzienlijk deel van het jaar niet volledig wordt gebruikt voor de productie van (ingezaaid of natuurlijk) gras, niet volledig braak ligt of niet volledig wordt beteeld met gewassen die onder water staan, worden ten minste drie verschillende gewassen op dit bouwland geteeld. Geen van deze drie gewassen bestrijkt minder dan 5 % van het bouwland en het hoofdgewas bestrijkt niet meer dan 70 % van het bouwland.

2.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van de definitie van "gewas" en van de voorschriften voor de precieze berekening van de percentages voor de verschillende gewassen.

Artikel 31

Blijvend grasland

1.           De landbouwers houden de arealen van hun bedrijf die voor aanvraagjaar 2014 als blijvend grasland zijn aangegeven in de aanvraag die uit hoofde van artikel 74, lid 1, van Verordening (EU) nr. XXX (HZR) is ingediend, hierna "als blijvend grasland gebruikte referentiearealen" genoemd, als zodanig in stand.

              De als blijvend grasland gebruikte referentiearealen worden verhoogd wanneer de landbouwer op grond van artikel 93 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] verplicht is om arealen in 2014 en/of in 2015 weer om te zetten in blijvend grasland.

2.           Het wordt landbouwers toegestaan om ten hoogste 5 % van hun als blijvend grasland gebruikte referentiearealen om te zetten. Deze bovengrens geldt niet als er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

3.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van voorschriften voor de verhoging van de als blijvend grasland gebruikte referentiearealen op grond van lid 1, tweede alinea, voor de vernieuwing van blijvend grasland, voor de heromzetting van een landbouwareaal in blijvend grasland bij overschrijding van de in lid 2 bedoelde toegestane vermindering en voor de wijziging van de als blijvend grasland gebruikte referentiearealen in geval van overdracht van grond.

Artikel 32

Ecologisch aandachtsgebied

1.           De landbouwers zorgen ervoor dat ten minste 7 % van hun subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, exclusief de als blijvend grasland gebruikte arealen, ecologisch aandachtsgebied is, zoals braakland, terrassen, landschapselementen, bufferstroken en beboste gebieden als bedoeld in artikel 25, lid 2, onder b), punt ii).

2.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot nadere definiëring van de soorten ecologische aandachtsgebieden als bedoeld in lid 1, en tot aanvulling en definiëring van andere soorten ecologische aandachtsgebieden die mogen worden meegeteld voor de inachtneming van het in dat lid genoemde percentage.

Artikel 33

Financiële bepalingen

1.           De lidstaten gebruiken 30 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum voor de financiering van de in dit hoofdstuk bedoelde betaling.

2.           De lidstaten passen de in dit hoofdstuk bedoelde betaling op nationaal niveau of, bij toepassing van artikel 20, op regionaal niveau toe. De lidstaten gebruiken bij toepassing op regionaal niveau voor elke regio een percentage van het maximum dat uit hoofde van lid 3 is vastgesteld. Dit percentage wordt voor elke regio berekend door het desbetreffende regionale maximum zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 20, lid 2, te delen door het maximum dat overeenkomstig artikel 19, lid 1, is bepaald.

3.           De Commissie stelt jaarlijks middels uitvoeringshandelingen het overeenkomstige maximum voor de in dit hoofdstuk bedoelde betaling vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK 3 Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen

Artikel 34

Algemene voorschriften

1.           De lidstaten kunnen een betaling toekennen aan landbouwers die recht hebben op een betaling in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling en wier bedrijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een gebied met natuurlijke beperkingen dat de lidstaten overeenkomstig artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [POV] hebben aangewezen.

2.           De lidstaten kunnen besluiten om de in lid 1 bedoelde betaling toe te kennen aan alle gebieden die onder dat lid vallen, of om deze betaling op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria te beperken tot een aantal van de gebieden als bedoeld in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [POV].

3.           Onverminderd lid 2 en onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en de plafonnering, de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 7, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van artikel 65 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] worden opgelegd, wordt de in lid 1 bedoelde betaling jaarlijks per subsidiabele hectare toegekend in de gebieden waaraan de lidstaten bij besluit overeenkomstig lid 2 deze betaling hebben toegewezen, en wordt deze betaling uitgekeerd na activering van betalingsrechten op de hectaren waarover de betrokken landbouwer beschikt.

4.           De in lid 1 bedoelde betaling per hectare wordt berekend door het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 35, te delen door het overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangegeven aantal subsidiabele hectaren in de gebieden waaraan de lidstaten bij besluit overeenkomstig lid 2 deze betaling hebben toegewezen.

5.           De lidstaten mogen onder de in dit lid vastgestelde voorwaarden de in dit hoofdstuk bedoelde betaling op regionaal niveau toepassen.

Zij stellen de regio's in dat geval vast op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals de kenmerkende natuurlijke beperkingen van de betrokken regio's en de agronomische situatie ervan.

De lidstaten verdelen het in artikel 35, lid 1, bedoelde nationale maximum op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria over de regio's.

De betaling op regionaal niveau wordt berekend door het regionale maximum dat overeenkomstig de derde alinea is berekend, te delen door het overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangegeven aantal subsidiabele hectaren in de gebieden waaraan de lidstaten bij besluit overeenkomstig lid 2 deze betaling hebben toegewezen.

Artikel 35

Financiële bepalingen

1.           De lidstaten mogen uiterlijk op 1 augustus 2013 besluiten om ten hoogste 5 % van hun in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken voor de financiering van de in artikel 34 bedoelde betaling.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

De lidstaten mogen uiterlijk op 1 augustus 2016 hun besluit herzien en deze herziening wordt van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

2.           De Commissie stelt jaarlijks middels uitvoeringshandelingen op basis van het percentage van het nationale maximum dat de lidstaten uit hoofde van lid 1 willen gebruiken, het overeenkomstige maximum voor deze betaling vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK 4 Betaling voor jonge landbouwers

Artikel 36

Algemene voorschriften

1.           De lidstaten kennen een jaarlijkse betaling toe aan jonge landbouwers die recht hebben op een betaling in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling.

2.           In dit hoofdstuk wordt onder "jonge landbouwers" verstaan:

a)      natuurlijke personen die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigen of die zich al op zo'n bedrijf gevestigd hebben in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling als bedoeld in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [HZV], en

b)      die jonger zijn dan 40 jaar op het moment van indiening van de onder a) bedoelde aanvraag.

3.           Onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en de plafonnering, de lineaire verlagingen als bedoeld in artikel 7, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van artikel 65 van Verordening (EU) nr.[…] [HZV] worden opgelegd, wordt de in lid 1 bedoelde betaling jaarlijks toegekend na activering van de betalingsrechten door de landbouwer.

4.           De in lid 1 bedoelde betaling wordt per landbouwer gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar toegekend. Deze periode wordt verminderd met het aantal jaren dat verstreken is tussen de vestiging en de eerste indiening van de aanvraag als bedoeld in lid 2, onder a).

5.           De lidstaten berekenen elk jaar het bedrag van de in lid 1 bedoelde betaling door een getal dat gelijk is aan 25 % van de gemiddelde waarde van de betalingsrechten waarover de landbouwer beschikt, te vermenigvuldigen met het aantal betalingsrechten dat hij overeenkomstig artikel 26, lid 1, heeft geactiveerd.

Bij de toepassing van de eerste alinea nemen de lidstaten de volgende bovengrenzen voor het aantal in aanmerking te nemen geactiveerde betalingsrechten in acht:

a)      in de lidstaten waarin de in bijlage VI vermelde gemiddelde omvang van de landbouwbedrijven lager is dan of gelijk is aan 25 hectare: maximaal 25;

b)      in de lidstaten waarin de in bijlage VI vermelde gemiddelde omvang van de landbouwbedrijven hoger is dan 25 hectare: minimaal 25 en maximaal het met deze gemiddelde omvang overeenkomende getal.

6.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden waaronder een rechtspersoon geacht mag worden in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde betaling, en met name de toepassing van de in lid 2, onder b), genoemde leeftijdsgrens op een of meer natuurlijke personen die in de rechtspersoon participeren.

Artikel 37

Financiële bepalingen

1.           De lidstaten gebruiken voor de financiering van de in artikel 36 bedoelde betaling ten hoogste 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum. Zij melden uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie welk percentage zij volgens hun ramingen nodig hebben voor de financiering van deze betaling.

De lidstaten mogen dit geraamde percentage uiterlijk op 1 augustus 2016 herzien en deze herziening wordt van toepassing met ingang van 1 januari 2017. Zij melden het herziene percentage uiterlijk op 1 augustus 2016 aan de Commissie.

2.           Onverminderd het op grond van lid 1 vastgestelde maximum van 2 % passen de lidstaten, wanneer het totaalbedrag van de betaling dat in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het uit hoofde van lid 4 vastgestelde maximum, en wanneer dat maximum lager is dan 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, een lineaire verlaging toe op alle betalingen die overeenkomstig artikel 25 aan alle landbouwers moeten worden toegekend.

3.           Wanneer het totaalbedrag van de betaling die in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het uit hoofde van lid 4 vastgestelde maximum, en wanneer dat maximum 2 % bedraagt van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, passen de lidstaten op alle overeenkomstig artikel 36 te betalen bedragen een lineaire verlaging toe om dat maximum in acht te nemen.

4.           Op basis van het geraamde percentage dat de lidstaten uit hoofde van lid 1 hebben gemeld, stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het overeenkomstige maximum voor de in artikel 36 bedoelde betaling jaarlijks vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

TITEL IV GEKOPPELDE STEUN

HOOFDSTUK 1 Vrijwillige gekoppelde steun

Artikel 38

Algemene voorschriften

1.           De lidstaten kunnen landbouwers onder de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden gekoppelde steun verlenen.

Gekoppelde steun kan worden verleend voor de volgende sectoren en teelten: granen, oliehoudende zaden, durumtarwe, eiwithoudende gewassen, zaaddragende leguminosen, vlas, hennep, rijst, noten, zetmeelaardappelen, melk en zuivelproducten, zaaizaad, schapen- en geitenvlees, rundvlees, olijfolie, zijderupsen, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, groenten en fruit, en hakhout met korte omlooptijd.

2.           Gekoppelde steun mag alleen worden verleend in sectoren of in regio's van een lidstaat waar specifieke soorten landbouw of specifieke landbouwsectoren die om economische en/of sociale en/of ecologische redenen van groot belang zijn, bepaalde problemen ondervinden.

3.           In afwijking van lid 2 mag gekoppelde steun ook worden verleend aan landbouwers die op 31 december 2013 beschikten over toeslagrechten die overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, afdeling 2, en artikel 71 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en overeenkomstig artikel 60 en artikel 65, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 73/2009 waren toegekend en die geen subsidiabele hectaren hebben voor de activering van betalingsrechten in het kader van de in titel III, hoofdstuk 1, van deze verordening bedoelde basisbetalingsregeling.

4.           Gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor zover dat noodzakelijk is als stimulans om de huidige productie in de betrokken regio's op peil te houden.

5.           Gekoppelde steun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse betaling, binnen afgebakende kwantitatieve grenzen en op basis van vaste arealen en opbrengsten of een vast aantal dieren.

6.           Gekoppelde steun die op grond van dit artikel wordt verleend, is verenigbaar met andere EU-maatregelen en -beleidslijnen.

7.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake:

a)      de voorwaarden voor de verlening van de in dit hoofdstuk bedoelde steun;

b)      de samenhang met andere EU-maatregelen, alsmede de cumulatie van steun.

Artikel 39

Financiële bepalingen

1.           De lidstaten kunnen uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van toepassing van vrijwillige gekoppelde steun besluiten om ten hoogste 5 % van hun in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken voor de financiering van deze steun.

2.           In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten om ten hoogste 10 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken, mits:

a)       zij tot en met 31 december 2013 de bij titel V van Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling toepasten of maatregelen op grond van artikel 111 van die verordening financierden of onder de afwijking vielen die was vastgesteld bij artikel 69, lid 5, of in het geval van Malta bij artikel 69, lid 1, van die verordening, en/of

b)       zij in de periode 2010-2013 ten minste één jaar meer dan 5 % van hun bedrag dat beschikbaar was voor de toekenning van de rechtstreekse betalingen waarin was voorzien in de titels III, IV en V, met uitzondering van titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 6, van Verordening (EG) nr. 73/2009 hebben toegewezen aan de financiering van de maatregelen die waren vastgesteld bij titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009, de steun waarin was voorzien in artikel 68, lid 1, onder a), punten i) tot en met iv), en lid 1, onder b) en e), van die verordening, of de maatregelen op grond van titel IV, hoofdstuk 1, met uitzondering van afdeling 6, van die verordening.

3.           In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten die in de periode 2010-2013 ten minste één jaar meer dan 10 % van hun bedrag dat beschikbaar was voor de toekenning van de rechtstreekse betalingen waarin was voorzien in de titels III, IV en V, met uitzondering van titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 6, van Verordening (EG) nr. 73/2009 hebben toegewezen aan de financiering van de maatregelen die waren vastgesteld bij titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009, de steun waarin was voorzien in artikel 68, lid 1, onder a), punten i) tot en met iv), en lid 1, onder b) en e), van die verordening, of de maatregelen op grond van titel IV, hoofdstuk 1, met uitzondering van afdeling 6, van die verordening besluiten om meer dan 10 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken nadat de Commissie daarvoor overeenkomstig artikel 41 goedkeuring heeft verleend.

4.           De lidstaten mogen uiterlijk op 1 augustus 2016 hun uit hoofde van de leden 1, 2 en 3, genomen besluit herzien en besluiten om met ingang van 1 januari 2017:

a)      het uit hoofde van de leden 1 en 2 vastgestelde percentage te verhogen, in voorkomend geval met inachtneming van de daarin vastgestelde grenzen, en de voorwaarden voor de verlening van de steun zo nodig te wijzigen;

b)      het percentage dat voor de financiering van gekoppelde steun wordt gebruikt, te verlagen en zo nodig de voorwaarden voor de verlening van deze steun te wijzigen;

c)      de verlening van de steun in het kader van dit hoofdstuk stop te zetten.

5.           De Commissie stelt jaarlijks middels uitvoeringshandelingen op basis van het door elke lidstaat uit hoofde van de leden 1 tot en met 4 genomen besluit over het te gebruiken percentage van het nationale maximum het overeenkomstige maximum voor de steun vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 40

Melding

1.           De in artikel 39 bedoelde besluiten worden uiterlijk op de in dat artikel genoemde datum aan de Commissie gemeld en deze melding bevat, behalve in het geval van het in artikel 39, lid 4, onder c), bedoelde besluit, informatie over de beoogde regio's, de gekozen soorten landbouw of sectoren en de hoogte van de te verlenen steun.

2.           De in artikel 39, leden 2 en 3, of in voorkomend geval in artikel 39, lid 4, onder a), bedoelde besluiten bevatten ook een uitgebreide beschrijving van de bijzondere situatie in de beoogde regio en van de bijzondere kenmerken van de soorten landbouw of specifieke landbouwsectoren, waardoor het in artikel 39, lid 1, genoemde percentage ontoereikend is om de in artikel 38, lid 2, bedoelde problemen aan te pakken, en een verhoging van het steunniveau gerechtvaardigd is.

Artikel 41

Goedkeuring van de Commissie

1.           De Commissie keurt middels een uitvoeringshandeling het in artikel 39, lid 3, of in voorkomend geval in artikel 39, lid 4, onder a), bedoelde besluit goed wanneer voor de betrokken regio of sector een van de volgende behoeften wordt aangetoond:

a)      de noodzaak om een bepaalde productie vanwege het gebrek aan alternatieven op een bepaald niveau te houden en de kans op stopzetting van de productie met alle sociale en/of milieuproblemen van dien te beperken;

b)      de noodzaak van een stabiele voorziening van de lokale verwerkende industrie teneinde de sociale en economische weerslag van een eventuele herstructurering te voorkomen;

c)      de noodzaak tot compensatie van de nadelen voor landbouwers in een specifieke sector welke het gevolg zijn van voortdurende verstoringen op de desbetreffende markt;

d)      de noodzaak om in te grijpen wanneer andere steun die in het kader van deze verordening, Verordening (EU) nr. [...] [POV] of een goedgekeurde staatssteunregeling beschikbaar is, ontoereikend wordt geacht om in de onder a), b) en c) bedoelde behoeften te voorzien.

2.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de procedure volgens welke de in lid 1 bedoelde besluiten worden beoordeeld en goedgekeurd. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK 2 Gewasspecifieke betaling voor katoen

Artikel 42

Toepassingsgebied

Aan landbouwers die katoen van GN-code 5201 00 produceren, wordt onder de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden steun verleend (hierna de "gewasspecifieke betaling voor katoen" genoemd).

Artikel 43

Subsidiabiliteit

1.           De gewasspecifieke betaling voor katoen wordt toegekend per hectare subsidiabel katoenareaal. Om subsidiabel te zijn, moet het areaal bestaan uit landbouwgrond waarvoor de lidstaat een vergunning voor de katoenproductie heeft verleend, die is ingezaaid met toegelaten rassen en die daadwerkelijk is afgeoogst in normale teeltomstandigheden.

De gewasspecifieke betaling voor katoen wordt uitgekeerd voor katoen van gezonde handelskwaliteit.

2.           De lidstaten verlenen de vergunning voor de in lid 1 bedoelde grond en rassen overeenkomstig de uit hoofde van lid 3 vast te stellen regels en voorwaarden.

3.           Met het oog op een efficiënt beheer van de gewasspecifieke betaling voor katoen wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorschriften en voorwaarden voor de vergunningverlening voor grond en rassen in het kader van de gewasspecifieke betaling voor katoen.

4.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast inzake de procedure voor de vergunningverlening en inzake de meldingen aan de producenten in verband met deze vergunningverlening. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 44

Basisarealen, vaste opbrengsten en referentiebedragen

1.           De volgende nationale basisarealen worden vastgesteld:

– Bulgarije: 3 342 ha,

– Griekenland: 250 000 ha,

– Spanje: 48 000 ha,

– Portugal: 360 ha.

2.           Voor de referentieperiode worden de volgende vaste opbrengsten vastgesteld:

– Bulgarije: 1,2 ton/ha,

– Griekenland: 3,2 ton/ha,

– Spanje: 3,5 ton/ha,

– Portugal: 2,2 ton/ha.

3.           Het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen per hectare subsidiabel areaal wordt bepaald door de in lid 2 vastgestelde opbrengsten te vermenigvuldigen met de volgende referentiebedragen:

– Bulgarije: 523,02 euro in 2014, 588,06 euro in 2015 en 661,79 euro voor 2016 en daarna,

– Griekenland: 238,86 euro,

– Spanje: 369,33 euro,

– Portugal: 232,57 euro.

4.           Indien het subsidiabele katoenareaal in een bepaalde lidstaat het in lid 1 vastgestelde basisareaal in een bepaald jaar overschrijdt, wordt het in lid 3 voor die lidstaat vastgestelde bedrag verlaagd in verhouding tot de overschrijding van het basisareaal.

5.           Om de toepassing van de gewasspecifieke betaling voor katoen mogelijk te maken, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden voor de toekenning van de gewasspecifieke betaling voor katoen, de subsidiabiliteitseisen en de landbouwwerkzaamheden.

6.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen voor de berekening van de in lid 4 bedoelde verlaging. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 45

Erkende brancheorganisaties

1.           Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder een "erkende brancheorganisatie" verstaan een rechtspersoon die is samengesteld uit katoenproducerende landbouwers en ten minste één egreneringsbedrijf en die activiteiten verricht zoals:

a)      het bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop katoen op de markt wordt gebracht, met name door middel van onderzoeks- en marktstudies,

b)      het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met de EU-voorschriften,

c)      sturen van de productie in de richting van producten die beter zijn afgestemd op de behoeften van de markt en op de vraag van de consument, met name op het gebied van kwaliteit en consumentenbescherming,

d)      de actualisering van methoden en middelen ter verbetering van de productkwaliteit,

e)      de ontwikkeling van marketingstrategieën om de afzet van katoen te bevorderen door middel van kwaliteitscertificeringsregelingen.

2.           De lidstaat waar de egreneringsbedrijven zijn gevestigd, erkent de brancheorganisaties die voldoen aan de uit hoofde van lid 3 vast te stellen criteria.

3.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake:

a)      de erkenningscriteria voor brancheorganisaties;

b)      de verplichtingen waaraan de producenten moeten voldoen;

c)      de situatie waarin de erkende brancheorganisatie deze criteria niet in acht neemt.

Artikel 46

Toekenning van de betaling

1.           De gewasspecifieke betaling voor katoen per subsidiabele hectare wordt aan de landbouwers toegekend, zoals vastgesteld in artikel 44.

2.           Voor de bij een erkende brancheorganisatie aangesloten landbouwers wordt de toe te kennen gewasspecifieke betaling voor katoen per subsidiabele hectare die binnen het in artikel 44, lid 1, vastgestelde basisareaal valt, verhoogd met 2 euro.

TITEL V Regeling voor kleine landbouwers

Artikel 47

Algemene voorschriften

1.           Landbouwers die over uit hoofde van artikel 21 voor 2014 toegewezen betalingsrechten beschikken en die voldoen aan de in artikel 10, lid 1, vastgestelde minimumeisen, kunnen kiezen voor deelname aan een vereenvoudigde regeling, hierna de "regeling voor kleine landbouwers" genoemd, onder de in deze titel vastgestelde voorwaarden.

2.           De betalingen in het kader van de regeling voor kleine landbouwers treden in de plaats van de betalingen die uit hoofde van de titels III en IV worden toegekend.

3.           Landbouwers die aan de regeling voor kleine landbouwers deelnemen, worden vrijgesteld van de landbouwpraktijken waarin titel III, hoofdstuk 2, voorziet.

4.           De lidstaten zorgen ervoor dat geen betalingen worden gedaan aan landbouwers van wie vast komt te staan dat zij vanaf de datum van bekendmaking van het door de Commissie gedane voorstel voor deze verordening hun bedrijf hebben opgesplitst met als enig doel in aanmerking te komen voor de regeling voor kleine landbouwers. Dit geldt ook voor landbouwers wier bedrijf uit deze opsplitsing is ontstaan.

Artikel 48

Deelname

Landbouwers die aan de regeling voor kleine landbouwers willen deelnemen, dienen daarvoor uiterlijk op 15 oktober 2014 een aanvraag in.

Landbouwers die op 15 oktober 2014 nog geen aanvraag voor deelname aan de regeling voor kleine landbouwers hebben ingediend of die besluiten om er na 2014 uit te stappen of die op grond van artikel 20, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. [...] [POV] voor steun zijn geselecteerd, hebben geen recht meer op deelname aan deze regeling.

Artikel 49

Bedrag van de betaling

1. De lidstaten stellen, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3, het bedrag van de jaarlijkse betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwers vast op een van de volgende niveaus:

a)      een bedrag van ten hoogste 15 % van de nationale gemiddelde betaling per begunstigde;

b)      een bedrag bestaande uit de nationale gemiddelde betaling per hectare, vermenigvuldigd met het aantal hectaren, maar ten hoogste met drie.

De lidstaten stellen het in de eerste alinea, onder a), bedoelde nationale gemiddelde vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal landbouwers dat uit hoofde van artikel 21, lid 1, betalingsrechten heeft verworven.

De lidstaten stellen het in de eerste alinea, onder b), bedoelde nationale gemiddelde vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal subsidiabele hectaren dat in 2014 overeenkomstig artikel 26 is aangegeven.

2. Het in lid 1 bedoelde bedrag is niet lager dan 500 euro en niet hoger dan 1 000 euro. Wanneer de toepassing van lid 1 resulteert in een bedrag dat lager is dan 500 euro of hoger is dan 1 000 euro, wordt het bedrag respectievelijk naar boven of naar beneden afgerond op het minimum- of het maximumbedrag, zulks onverminderd artikel 51, lid 1.

3. In afwijking van lid 2 mag het in lid 1 bedoelde bedrag op Cyprus en Malta worden vastgesteld op minder dan 500 euro, maar niet minder dan 200 euro.

Artikel 50

Bijzondere voorwaarden

1. Tijdens de deelname aan de regeling voor kleine landbouwers wordt door de betrokken landbouwers:

a)      ten minste een aantal hectaren aangehouden dat overeenstemt met het aantal betalingsrechten waarover zij beschikken;

b)      voldaan aan de in artikel 10, lid 1, onder b), vastgestelde minimumeis.

2. Betalingsrechten die uit hoofde van de artikelen 25 en 26 in 2014 zijn geactiveerd door een landbouwer die aan de regeling voor kleine landbouwers deelneemt, worden beschouwd als geactiveerde betalingsrechten zolang de landbouwer aan deze regeling deelneemt.

De betalingsrechten waarover de landbouwer gedurende de deelname aan deze regeling beschikt, worden niet beschouwd als niet-gebruikte betalingsrechten die overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder b), aan de nationale reserve kunnen worden toegevoegd.

3. In afwijking van artikel 27 zijn betalingsrechten van landbouwers die aan de regeling voor kleine landbouwers deelnemen niet overdraagbaar, behalve bij vererving en verwachte vererving.

Landbouwers die middels vererving of verwachte vererving betalingsrechten ontvangen van een landbouwer die aan de regeling voor kleine landbouwers deelneemt, komen voor deelname aan deze regeling in aanmerking mits zij voldoen aan de eisen van de basisbetalingsregeling en zij alle betalingsrechten erven van de landbouwer van wie zij de betalingsrechten ontvangen.

4. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de deelname aan de regeling bij verandering van de situatie van de deelnemende landbouwer.

Artikel 51

Financiële bepalingen

5. Voor de financiering van de in deze titel bedoelde betaling brengen de lidstaten de bedragen waarop de kleine landbouwers recht zouden hebben gehad in de vorm van de basisbetaling als bedoeld in titel III, hoofdstuk 1, de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken als bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, de betaling, voor zover van toepassing, voor gebieden met natuurlijke beperkingen als bedoeld in titel III, hoofdstuk 3, de betaling voor jonge landbouwers als bedoeld in titel III, hoofdstuk 4, en de gekoppelde steun als bedoeld in titel IV, in mindering op de totaalbedragen die voor de desbetreffende betalingen beschikbaar zijn.

Het verschil tussen de som van alle betalingen die in het kader van de regeling voor kleine landbouwers verschuldigd zijn, en het totale bedrag dat overeenkomstig de eerste alinea wordt gefinancierd, wordt gefinancierd door een lineaire verlaging toe te passen op alle betalingen die overeenkomstig artikel 25 moeten worden toegekend.

De elementen op basis waarvan de in de eerste alinea bedoelde bedragen worden vastgesteld, blijven voor de gehele duur van de deelneming van de landbouwer aan de regeling hetzelfde.

6. Indien het totale bedrag aan betalingen dat in het kader van de regeling voor kleine landbouwers verschuldigd is, meer dan 10 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum bedraagt, passen de lidstaten een lineaire verlaging toe op de overeenkomstig deze titel te betalen bedragen om ervoor te zorgen dat dit percentage alsnog in acht wordt genomen.

TITEL VI Nationale herstructureringsprogramma's voor de katoensector

Artikel 52

Gebruik van de jaarlijkse begroting voor herstructureringsprogramma's

1.           Bij de lidstaten die artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 637/2008 hebben toegepast, wordt de desbetreffende jaarlijkse begroting die uit hoofde van artikel 5, lid 1, van die verordening beschikbaar is, met ingang van 1 januari 2014 overgebracht als aanvullende EU-middelen voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die in het kader van Verordening (EU) nr. [...] [POV] worden gefinancierd.

2.           Bij de lidstaten die artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 637/2008 hebben toegepast, wordt hun jaarlijkse begroting als bedoeld in artikel 5, lid 1, van die verordening, met ingang van 1 januari 2017 opgenomen in hun nationale maximum zoals vermeld in bijlage II bij de onderhavige verordening.

TITEL VII SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 Meldingen en noodsituaties

Artikel 53

Meldingseisen

1.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de maatregelen die nodig zijn met betrekking tot de meldingen die de lidstaten moeten doen voor de toepassing van deze verordening of voor de controle, monitoring, evaluatie en audit van rechtstreekse betalingen en voor de uitvoering van internationale overeenkomsten, waaronder meldingseisen in het kader van dergelijke overeenkomsten. Daarbij houdt zij rekening met de behoeften aan gegevens en met de synergieën tussen de mogelijke gegevensbronnen.

De verkregen informatie kan zo nodig worden doorgezonden naar of beschikbaar worden gesteld aan internationale organisaties en aan de bevoegde autoriteiten van derde landen en kan openbaar worden gemaakt, zulks met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens en het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun zakengeheimen.

2.           Rekening houdend met de noodzaak om de in lid 1 bedoelde meldingen snel, efficiënt, nauwkeurig en kosteneffectief te doen, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van:

a)      de soort en de aard van de te melden informatie;

b)      de meldingsmethoden;

c)      de voorschriften voor de rechten van toegang tot de beschikbaar gestelde informatie of informatiesystemen;

d)      de voorwaarden voor en de wijze van bekendmaking van de informatie.

3.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen het volgende vast:

a)      voorschriften voor de verstrekking van de informatie die voor de toepassing van dit artikel vereist is;

b)      regelingen voor het beheer van de te melden informatie, alsmede voorschriften betreffende de inhoud en het format en de termijnen en de frequentie van de meldingen;

c)      regelingen voor het doorzenden naar of het beschikbaarstellen van informatie en documenten aan de lidstaten, internationale organisaties, de bevoegde autoriteiten van derde landen of het publiek, zulks met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens en het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun zakengeheimen.

Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 54

Maatregelen om specifieke problemen op te lossen

1.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de maatregelen vast die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en te rechtvaardigen zijn om specifieke problemen op te lossen. Die maatregelen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.           De Commissie neemt om dwingende en gegronde redenen van urgentie die verband houden met de in lid 1 bedoelde maatregelen, onmiddellijk van toepassing zijnde uitvoeringshandelingen aan overeenkomstig de in artikel 56, lid 3, bedoelde procedure.

HOOFDSTUK 2 Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen

Artikel 55

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.           De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.           De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

3.           De in deze verordening bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking wanneer noch het Europees Parlement, noch de Raad binnen een periode van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar tegen de handeling heeft aangetekend of wanneer het Europees Parlement en de Raad voor het verstrijken van die periode beide aan de Commissie hebben meegedeeld geen bezwaar aan te tekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 56

Comitéprocedure

1.           De Commissie wordt bijgestaan door een comité met de naam "Comité voor rechtstreekse betalingen". Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 juncto artikel 5 van die verordening van toepassing.

HOOFDSTUK 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 57

Intrekkingen

1.           Verordening (EG) nr. 637/2008 wordt ingetrokken.

Zij blijft evenwel tot en met 31 december 2017 van toepassing voor lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van die verordening wordt geboden.

2.           Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt ingetrokken.

Onverminderd lid 3 gelden verwijzingen naar de ingetrokken verordening als verwijzingen naar deze verordening en worden deze gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

3.           De verwijzingen in deze verordening naar Verordening (EG) nr. 73/2009 en Verordening (EG) nr. 1782/2003 worden gelezen als verwijzingen naar die verordeningen zoals die golden tot de intrekking ervan.

Artikel 58

Overgangsbepalingen

Om een vlotte overgang van de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te waarborgen, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de maatregelen die nodig zijn om de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van landbouwers te beschermen.

Artikel 59

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de [zevende] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 14, artikel 20, lid 5, artikel 22, lid 6, artikel 35, lid 1, artikel 37, lid 1, en artikel 39 zijn evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE I Lijst van steunregelingen

Sector || Rechtsgrondslag || Noten

Basisbetaling || Titel III, hoofdstuk 1, van deze verordening || Ontkoppelde betaling

Betaling voor landbouwers die klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken volgen || Titel III, hoofdstuk 2, van deze verordening || Ontkoppelde betaling

Betaling voor landbouwers in gebieden met specifieke natuurlijke beperkingen || Titel III, hoofdstuk 3, van deze verordening || Ontkoppelde betaling

Betaling voor jonge landbouwers || Titel III, hoofdstuk 4, van deze verordening || Ontkoppelde betaling

Vrijwillige gekoppelde steun || Titel IV, hoofdstuk 1, van deze verordening ||

Katoen || Titel IV, hoofdstuk 2, van deze verordening || Areaalbetaling

Betaling voor kleine landbouwers || Titel V van deze verordening || Ontkoppelde betaling

Posei || Titel III van Verordening (EG) nr. 247/2006 || Rechtstreekse betalingen in het kader van in de programma's vastgestelde maatregelen

Eilanden in de Egeïsche Zee || Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1405/2006 || Rechtstreekse betalingen in het kader van in de programma's vastgestelde maatregelen

BIJLAGE II Nationale maxima als bedoeld in artikel 6

|| || || || || || (in duizend euro)

Kalenderjaar || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 en het daarop­volgende jaar

België || 553 553 || 544 131 || 534 730 || 525 336 || 525 336 || 525 336

Bulgarije || 655 702 || 737 246 || 810 648 || 812 270 || 812 270 || 812 270

Tsjechië || 892 698 || 891 875 || 891 059 || 890 229 || 890 229 || 890 229

Denemarken || 942 977 || 931 810 || 920 670 || 909 534 || 909 534 || 909 534

Duitsland || 5 276 081 || 5 236 585 || 5 197 198 || 5 157 786 || 5 157 786 || 5 157 786

Estland || 108 791 || 117 473 || 126 141 || 134 790 || 134 790 || 134 790

Ierland || 1 240 684 || 1 239 090 || 1 237 508 || 1 235 906 || 1 235 906 || 1 235 906

Griekenland || 2 100 027 || 2 071 696 || 2 043 433 || 2 015 180 || 2 015 180 || 2 015 180

Spanje || 4 935 157 || 4 951 220 || 4 967 286 || 4 989 366 || 4 989 366 || 4 989 366

Frankrijk || 7 732 867 || 7 695 366 || 7 657 987 || 7 620 533 || 7 620 533 || 7 620 533

Italië || 4 024 086 || 3 963 449 || 3 902 950 || 3 842 491 || 3 842 491 || 3 842 491

Cyprus || 52 275 || 51 616 || 50 958 || 50 301 || 50 301 || 50 301

Letland || 163 279 || 181 631 || 199 950 || 218 232 || 218 232 || 218 232

Litouwen || 396 530 || 417 189 || 437 813 || 458 391 || 458 391 || 458 391

Luxemburg || 34 314 || 34 252 || 34 189 || 34 126 || 34 126 || 34 126

Hongarije || 1 298 104 || 1 296 907 || 1 295 721 || 1 294 513 || 1 294 513 || 1 294 513

Malta || 5 316 || 5 183 || 5 051 || 4 918 || 4 918 || 4 918

Nederland || 807 025 || 792 231 || 777 469 || 762 720 || 762 720 || 762 720

Oostenrijk || 707 503 || 706 850 || 706 204 || 705 546 || 705 546 || 705 546

Polen || 3 039 136 || 3 066 851 || 3 094 538 || 3 122 115 || 3 122 115 || 3 122 115

Portugal || 571 187 || 581 940 || 592 678 || 603 384 || 603 384 || 603 384

Roemenië || 1 472 119 || 1 692 678 || 1 895 417 || 1 939 813 || 1 939 813 || 1 939 813

Slovenië || 141 590 || 140 431 || 139 275 || 138 118 || 138 118 || 138 118

Slowakije || 386 766 || 391 906 || 397 039 || 402 155 || 402 155 || 402 155

Finland || 533 959 || 534 368 || 534 780 || 535 182 || 535 182 || 535 182

Zweden || 710 889 || 711 870 || 712 855 || 713 824 || 713 824 || 713 824

Verenigd Koninkrijk || 3 624 571 || 3 637 585 || 3 650 599 || 3 663 522 || 3 663 522 || 3 663 522

BIJLAGE III Nettomaxima als bedoeld in artikel 7

|| || || || || || (in miljoen euro)

Kalenderjaar || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 en het daarop­volgende jaar

België || 553,6 || 544,1 || 534,7 || 525,3 || 525,3 || 525,3

Bulgarije || 656,2 || 733,7 || 799,8 || 801,3 || 801,3 || 801,3

Tsjechië || 892,5 || 891,7 || 890,9 || 890,0 || 890,0 || 890,0

Denemarken || 942,9 || 931,7 || 920,6 || 909,4 || 909,4 || 909,4

Duitsland || 5 275,5 || 5 236,0 || 5 196,7 || 5 157,3 || 5 157,3 || 5 157,3

Estland || 108,8 || 117,5 || 126,1 || 134,8 || 134,8 || 134,8

Ierland || 1 240,7 || 1 239,1 || 1 237,5 || 1 235,9 || 1 235,9 || 1 235,9

Griekenland || 2 253,3 || 2 226,7 || 2 200,1 || 2 173,6 || 2 173,6 || 2 173,6

Spanje || 4 979,1 || 4 994,9 || 5 010,7 || 5 032,4 || 5 032,4 || 5 032,4

Frankrijk || 7 732,9 || 7 695,4 || 7 658,0 || 7 620,5 || 7 620,5 || 7 620,5

Italië || 4 023,8 || 3 963,2 || 3 902,8 || 3 842,3 || 3 842,3 || 3 842,3

Cyprus || 52,3 || 51,6 || 51,0 || 50,3 || 50,3 || 50,3

Letland || 163,3 || 181,6 || 199,9 || 218,2 || 218,2 || 218,2

Litouwen || 396,5 || 417,1 || 437,7 || 458,2 || 458,2 || 458,2

Luxemburg || 34,3 || 34,3 || 34,2 || 34,1 || 34,1 || 34,1

Hongarije || 1 289,2 || 1 288,0 || 1 286,8 || 1 285,7 || 1 285,7 || 1 285,7

Malta || 5,3 || 5,2 || 5,1 || 4,9 || 4,9 || 4,9

Nederland || 807,0 || 792,2 || 777,5 || 762,7 || 762,7 || 762,7

Oostenrijk || 707,5 || 706,9 || 706,2 || 705,5 || 705,5 || 705,5

Polen || 3 039,0 || 3 066,8 || 3 094,4 || 3 122,0 || 3 122,0 || 3 122,0

Portugal || 571,4 || 582,1 || 592,9 || 603,6 || 603,6 || 603,6

Roemenië || 1 468,1 || 1 684,3 || 1 881,2 || 1 924,4 || 1 924,4 || 1 924,4

Slovenië || 141,6 || 140,4 || 139,3 || 138,1 || 138,1 || 138,1

Slowakije || 384,5 || 389,5 || 394,5 || 399,5 || 399,5 || 399,5

Finland || 534,0 || 534,4 || 534,8 || 535,2 || 535,2 || 535,2

Zweden || 710,9 || 711,9 || 712,9 || 713,8 || 713,8 || 713,8

Verenigd Koninkrijk || 3 535,1 || 3 547,5 || 3 559,8 || 3 572,0 || 3 572,0 || 3 572,0

BIJLAGE IV Coëfficiënten die op grond van artikel 10, lid 1, moeten worden toegepast

Lidstaat || Limiet voor de eurodrempel (artikel 10, lid 1, onder a)) || Limiet voor de hectaredrempel (artikel 10, lid 1, onder b))

België || 400 ||                                 2

Bulgarije || 200 ||                                 0,5

Tsjechië || 200 ||                                 5

Denemarken || 300 ||                                 5

Duitsland || 300 ||                                 4

Estland || 100 ||                                 3

Ierland || 200 ||                                 3

Griekenland || 400 ||                                 0,4

Spanje || 300 ||                                 2

Frankrijk || 300 ||                                 4

Italië || 400 ||                                 0,5

Cyprus || 300 ||                                 0,3

Letland || 100 ||                                 1

Litouwen || 100 ||                                 1

Luxemburg || 300 ||                                 4

Hongarije || 200 ||                                 0,3

Malta || 500 ||                                 0,1

Nederland || 500 ||                                 2

Oostenrijk || 200 ||                                 2

Polen || 200 ||                                 0,5

Portugal || 200 ||                                 0,3

Roemenië || 200 ||                                 0,3

Slovenië || 300 ||                                 0,3

Slowakije || 200 ||                                 2

Finland || 200 ||                                 3

Zweden || 200 ||                                 4

Verenigd Koninkrijk || 200 ||                                 5

BIJLAGE V Financiële bepalingen die alleen van toepassing zijn op Bulgarije en Roemenië, als bedoeld in de artikelen 16 en 17

A.        Bedragen ter berekening van de nationale maxima voor betalingen, als bedoeld in artikel 16

(in duizend euro)

|| 2014 || 2015

Bulgarije || 805 847 || 808 188

Roemenië || 1 802 977 || 1 849 086

B.         Totaal bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen bovenop de basisbetalingsregeling, als bedoeld in artikel 17, lid 2

(in duizend euro)

|| 2014 || 2015

Bulgarije || 150 186 || 71 024

Roemenië || 330 971 || 156 618

C.        Totaal bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen bovenop de gewasspecifieke betaling voor katoen, als bedoeld in artikel 17, lid 3

(in euro)

|| 2014 || 2015

Bulgarije || 556 523 || 295 687

BIJLAGE VI Gemiddelde omvang van een landbouwbedrijf die op grond van artikel 36, lid 5, moet worden toegepast

Lidstaat || Gemiddelde omvang van een landbouwbedrijf (in hectare)

België || 29

Bulgarije || 6

Tsjechië || 89

Denemarken || 60

Duitsland || 46

Estland || 39

Ierland || 32

Griekenland || 5

Spanje || 24

Frankrijk || 52

Italië || 8

Cyprus || 4

Letland || 16

Litouwen || 12

Luxemburg || 57

Hongarije || 7

Malta || 1

Nederland || 25

Oostenrijk || 19

Polen || 6

Portugal || 13

Roemenië || 3

Slovenië || 6

Slowakije || 28

Finland || 34

Zweden || 43

Verenigd Koninkrijk || 54

BIJLAGE VII CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 73/2009 || Deze verordening || Verordening (EU) nr. [...] [HZV]

Artikel 1 || Artikel 1 || -

- || Artikel 2 || -

Artikel 2 || Artikel 4 || -

- || Artikel 5, lid 2 || -

Artikel 3 || Artikel 5 || -

Artikel 4, lid 1 || - || Artikel 91

Artikel 4, lid 2 || - || Artikel 95

Artikel 5 || - || Artikel 93

Artikel 6, lid 1 || - || Artikel 94

Artikel 6, lid 2 || - || -

Artikel 7 || - || -

Artikel 8, leden 1 en 2 || Artikel 7, leden 1 en 3 || -

- || Artikel 7, lid 2 || -

Artikel 9 || - || -

Artikel 10 || - || -

Artikel 11, leden 1 en 2 || - || Artikel 25, leden 1 en 2

- || Artikel 8 || -

Artikel 12, leden 1 en 2 || - || Artikel 12

Artikel 12, lid 3 || - || Artikel 14

Artikel 12, lid 4 || - || -

Artikel 13 || - || Artikel 13, lid 2

Artikel 14 || - || Artikel 68

Artikel 15 || - || Artikel 69

Artikel 16 || - || Artikel 70

Artikel 17 || - || Artikel 71

Artikel 18 || - || Artikel 72

Artikel 19 || - || Artikel 73

Artikel 20 || - || Artikel 75

Artikel 21 || - || Artikel 75, lid 4

Artikel 22 || - || Artikel 96

Artikel 23 || - || Artikel 97

Artikel 24 || - || Artikel 99

Artikel 25 || - || Artikel 100

Artikel 26 || - || Artikel 63

Artikel 27, lid 1 || - || Artikel 102, lid 3

Artikel 27, lid 2 || - || Artikel 49

Artikel 27, lid 3 || - || Artikel 69, lid 3

- || Artikel 9 || -

Artikel 28, leden 1 en 2 || Artikel 10, leden 1, 3 en 4 || -

- || Artikel 10, lid 2 || -

Artikel 28, lid 3 || Artikel 23, lid 1, onder a), punt ii || -

- || Artikel 23, lid 1, onder a), punt i), c) en d) || -

- || Artikel 11 || -

Artikel 29 || - || Artikel 76

Artikel 30 || - || Artikel 62

Artikel 31 || - || Artikel 2, lid 2

Artikel 32 || Artikel 15 || -

Artikel 33, lid 1 || Artikel 18, lid 1 || -

- || Artikel 18, lid 2 || -

Artikel 34, leden 1 en 2 || Artikel 25, leden 1 en 2 || -

Artikel 35 || Artikel 26 || -

Artikel 36 || - || -

Artikel 37 || Artikel 12 || -

- || Artikel 14 || -

Artikel 38 || - || -

Artikel 39, lid 1 || Artikel 25, lid 3 || -

Artikel 40, lid 1 || Artikel 6, lid 1 || -

Artikel 40, lid 2 || Artikel 19, lid 3 || -

Artikel 41, lid 1 || Artikel 23, lid 1 || -

Artikel 41, lid 2 || Artikel 23, leden 3 en 4 || -

Artikel 41, lid 3 || Artikel 23, lid 5, onder a) || -

Artikel 41, lid 5 || Artikel 23, lid 5, onder b) || -

- || Artikel 23, leden 2, 6 en 7 || -

Artikel 41, lid 6 || Artikel 22, lid 4 || -

Artikel 42 || Artikel 24, lid 1, onder b) || -

Artikel 43, leden 1 en 2 || Artikel 25, leden 1 en 2 || -

Artikel 43, lid 3 || - || -

Artikel 44 || - || -

Artikel 45 || - || -

- || - || -

- || Artikel 19, leden 1 en 2 || -

Artikel 46, leden 1 tot en met 4 || Artikel 20, leden 1 tot en met 4 || -

Artikel 46, lid 5 || - || -

- || Artikel 21 ||

Artikel 47, lid 1 || - || -

Artikel 47, lid 2 || Artikel 22, lid 1, regionale toepassing || -

- || Artikel 22, lid 1, nationale toepassing || -

- || Artikel 22, leden 2, 3 , 5, 6 en 7 || -

Artikel 48 || - || -

Artikel 49 || - || -

Artikel 50 || - || -

Artikel 51 || - || -

Artikel 52 || - || -

Artikel 53 || - || -

Artikel 54 || - || -

Artikel 55 || - || -

Artikel 56 || - || -

Artikel 57 || - || -

Artikel 58 || - || -

Artikel 59 || - || -

Artikel 60 || - || -

Artikel 61 || - || -

Artikel 62 || - || -

Artikel 63 || - || -

Artikel 64 || - || -

Artikel 65 || - || -

Artikel 66 || - || -

Artikel 67 || - || -

Artikel 68 || - || -

Artikel 69 || - || -

Artikel 70 || - || -

Artikel 71 || - || -

Artikel 72 || - || -

Artikel 73 || - || -

Artikel 74 || - || -

Artikel 75 || - || -

Artikel 76 || - || -

Artikel 77 || - || -

Artikel 78 || - || -

Artikel 79 || - || -

Artikel 80 || - || -

Artikel 81 || - || -

Artikel 82 || - || -

Artikel 83 || - || -

Artikel 84 || - || -

Artikel 85 || - || -

Artikel 86 || - || -

Artikel 87 || - || -

Artikel 88 || Artikel 42 || -

Artikel 89 || Artikel 43 || -

Artikel 90 || Artikel 44 || -

Artikel 91 || Artikel 45 || -

Artikel 92 || Artikel 46 || -

Artikel 93 || - || -

Artikel 94 || - || -

Artikel 95 || - || -

Artikel 96 || - || -

Artikel 97 || - || -

Artikel 98 || - || -

Artikel 99 || - || -

Artikel 100 || - || -

Artikel 101 || - || -

Artikel 102 || - || -

Artikel 103 || - || -

Artikel 104 || - || -

Artikel 105 || - || -

Artikel 106 || - || -

Artikel 107 || - || -

Artikel 108 || - || -

Artikel 109 || - || -

Artikel 110 || - || -

Artikel 111 || - || -

Artikel 112 || - || -

Artikel 113 || - || -

Artikel 114 || - || -

Artikel 115 || - || -

Artikel 116 || - || -

Artikel 117 || - || -

Artikel 118 || - || -

Artikel 119 || - || -

Artikel 120 || - || -

Artikel 121 || Artikel 16 || -

Artikel 122 || - || -

Artikel 123 || - || -

Artikel 124 || - || -

Artikel 124, lid 6 || - || Artikel 98

Artikel 125 || - || -

Artikel 126 || - || -

Artikel 127 || - || -

Artikel 128 || - || -

Artikel 129 || - || -

Artikel 130 || - || -

Artikel 131 || - || -

Artikel 132 || Artikel 17 || -

Artikel 133 || - || -

- || Artikel 28 || -

- || Artikel 29 || -

- || Artikel 20 || -

- || Artikel 31 || -

- || Artikel 32 || -

- || Artikel 33 || -

- || Artikel 34 || -

- || Artikel 35 || -

- || Artikel 36 || -

- || Artikel 37 || -

- || Artikel 47 || -

- || Artikel 48 || -

- || Artikel 49 || -

- || Artikel 50 || -

- || Artikel 51 || -

Artikel 134 || - || -

Artikel 135 || - || -

Artikel 136 || - || -

- || Artikel 52 || -

Artikel 137 || - || -

Artikel 138 || Artikel 3 || -

Artikel 139 || Artikel 13 || -

Artikel 140 || Artikel 53 || -

Artikel 141 || Artikel 56 || -

Artikel 142 || Artikel 55 || -

Artikel 142, onder r) || Artikel 54 || -

Artikel 143 || - || -

Artikel 144 || - || -

Artikel 145 || - || -

Artikel 146 || Artikel 55 || -

Artikel 146 bis || - || -

Artikel 147 || Artikel 56 || -

Artikel 148 || - || -

Artikel 149 || Artikel 57 || -

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening);

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft;

-        Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft.

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[28]

Beleidsterrein Titel 05 van Rubriek 2

1.3. Aard van het voorstel/initiatief (Wetgevingskader voor het GLB na 2013)

X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[29]

x Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

x Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Om het efficiënte gebruik van hulpbronnen te bevorderen en zodoende, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, zijn voor het GLB de volgende doelstellingen vastgelegd:

- Rendabele voedselproductie

- Duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie;

- Evenwichtige territoriale ontwikkeling.

1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstellingen voor Beleidsterrein 05:

Specifieke doelstelling nr. 1:

Het leveren van collectieve goederen in de milieusector

Specifieke doelstelling nr. 2:

Het compenseren van problemen bij de productie in gebieden met natuurlijke beperkingen

Specifieke doelstelling nr. 3:

Het nemen van maatregelen voor matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering

Specifieke doelstelling nr. 4:

Het beheren van de EU-begroting (GLB) met inachtneming van hoge normen inzake financieel beheer

Specifieke doelstelling voor ABB 05 02 – Interventiemaatregelen op de landbouwmarkten:

Specifieke doelstelling nr. 5:

Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen

Specifieke doelstelling voor ABB 05 03 – Rechtstreekse steun:

Specifieke doelstelling nr. 6:

Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken

Specifieke doelstellingen voor ABB 05 04 – Plattelandsontwikkeling:

Specifieke doelstelling nr. 7

Groene groei stimuleren door innovatie

Specifieke doelstelling nr. 8:

De werkgelegenheid op het platteland stimuleren en het sociale weefsel van de plattelandsgebieden in stand houden

Specifieke doelstelling nr. 9

De plattelandseconomie verbeteren en diversificatie stimuleren

Specifieke doelstelling nr. 10

Gunstige voorwaarden scheppen voor de structurele diversiteit van de landbouwsystemen

1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

In dit stadium kunnen nog geen kwantitatieve streefdoelen voor de impactindicatoren worden vastgelegd. Hoewel het beleid wel sturend kan werken, zouden de gemeten economische, ecologische en sociale resultaten uiteindelijk ook afhangen van de impact van diverse externe factoren en het recente verleden heeft geleerd dat deze factoren significant en onvoorspelbaar zijn. Ondertussen wordt de analyse voortgezet om klaar te zijn voor de periode na 2013.

Met betrekking tot de rechtstreekse betalingen krijgen de lidstaten de mogelijkheid om tot op zekere hoogte zelf te beslissen over de tenuitvoerlegging van bepaalde elementen van de regelingen voor de rechtstreekse betalingen.

Met betrekking tot de plattelandsontwikkeling zullen de te verwachten resultaten en effecten afhangen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's die de lidstaten bij de Commissie indienen. Aan de lidstaten zal worden gevraagd in hun programma's streefdoelen op te nemen.

1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

De voorstellen voorzien in de opstelling van een gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader om de prestaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te meten. Dat kader omvat alle instrumenten op het gebied van monitoring en evaluatie van GLB-maatregelen, met name rechtstreekse betalingen, marktmaatregelen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de toepassing van de randvoorwaarden.

De impact van deze GLB-maatregelen wordt beoordeeld in het licht van de volgende doelstellingen:

a)       rendabele voedselproductie, met de klemtoon op landbouwinkomen, productiviteit van de landbouw en prijsstabiliteit;

b)       duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de klemtoon op uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water;

c)       evenwichtige territoriale ontwikkeling, met de klemtoon op werkgelegenheid op het platteland, groei en armoede in plattelandsgebieden.

De Commissie bepaalt, middels uitvoeringshandelingen, de voor deze doelstellingen en gebieden specifieke indicatoren.

Voor plattelandsontwikkeling wordt bovendien een omvattender gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem voorgesteld. Dat systeem heeft ten doel a) de voortgang en de verwezenlijkingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te tonen en de impact, doelmatigheid, doeltreffendheid en relevantie van het plattelandsontwikkelingsbeleid te evalueren, b)            bij te dragen tot gerichtere steun voor plattelandsontwikkeling, en c) een gemeenschappelijk leerproces op het gebied van monitoring en evaluatie te stimuleren. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, een lijst vast van aan de beleidsprioriteiten gekoppelde gemeenschappelijke indicatoren.

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Deze voorstellen zijn erop gericht te zorgen voor het wetgevingskader voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013, met het oog op het bereiken van de meerjarige strategische doelstellingen van het GLB die rechtstreeks zijn gebaseerd op de Europa 2020-strategie voor het Europese platteland, en op de naleving van de ter zake relevante voorschriften van het Verdrag.

1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het toekomstige GLB zal niet alleen een beleid zijn dat is afgestemd op een klein, maar essentieel deel van de EU-economie, maar ook een beleid van strategisch belang voor de voedselzekerheid, het milieu en het territoriale evenwicht. Zo wordt het GLB een werkelijk gemeenschappelijk beleid dat optimaal gebruik maakt van de beperkte begrotingsmiddelen om in de hele EU een duurzame landbouw in stand te houden, belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te versterken.

Het GLB is een werkelijk Europees beleid, zoals ook reeds in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020"[30] is gezegd. In plaats van in alle 27 een eigen landbouwbeleid te voeren en een eigen landbouwbegroting op te stellen, brengen de lidstaten hun middelen samen in een enkel Europees beleid met een enkele Europese begroting. Dit houdt uiteraard in dat het GLB een aanzienlijk deel uitmaakt van de begroting van de EU. Toch is deze aanpak efficiënter en economischer dan een ongecoördineerde nationale aanpak.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Op basis van de evaluatie van het huidige beleidskader, van uitvoerig overleg met belanghebbenden en van een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd. Gedetailleerde informatie hierover is te vinden in de effectbeoordeling en de toelichting die bij de wetgevingsvoorstellen zijn gevoegd.

1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

De wetgevingsvoorstellen waarop dit financieel memorandum betrekking heeft, moeten worden gezien in de ruimere context van het voorstel voor een integrale kaderverordening waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor de onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (ELFPO, EFRO, ESF, Cohesiefonds en EFMV) worden vastgesteld. De kaderverordening zal in aanzienlijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten, het doelmatig besteden van de EU-middelen en het in praktijk brengen van vereenvoudigingen. Dit alles vormt ook de basis voor de nieuwe concepten van het gemeenschappelijk strategisch kader voor al deze fondsen, en voor de in het vooruitzicht gestelde partnerschapsovereenkomsten, die ook betrekking zullen hebben op deze fondsen.

Met het gemeenschappelijk strategisch kader, zoals het zal worden vastgesteld, worden de doelstellingen en prioriteiten van de Europa 2020-strategie omgezet in prioriteiten voor zowel het ELFPO als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMV, hetgeen een geïntegreerde aanwending van de fondsen met het oog op het bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen moet garanderen.

Het gemeenschappelijk strategisch kader bevat ook mechanismen voor de coördinatie met andere ter zake relevante beleidstakken en instrumenten van de Unie.

Voor het GLB resulteert een en ander bovendien in aanzienlijke synergieën en vereenvoudigingen dankzij de harmonisering en het op elkaar afstemmen van de beheers‑ en controlevoorschriften voor de eerste (ELGF) en de tweede (ELFPO) pijler van het GLB. De sterke band tussen het ELGF en het ELFPO moet worden behouden en de in de lidstaten bestaande structuren moeten worden verstevigd.

1.6. Duur en financiële gevolgen

x Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur (voor de ontwerpverordeningen betreffende de regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkeling en overgangsverordeningen)

– x   Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– x   Financiële gevolgen voor de periode die wordt bestreken door het volgende meerjarig financieel kader. Voor plattelandsontwikkeling, gevolgen voor de betalingen tot en met 2023

x Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur (voor de ontwerpverordening inzake de integrale GMO en de horizontale verordening)

– Uitvoering vanaf 2014.

1.7. Beheersvorm(en)[31]

x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[32]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

X Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen

Geen ingrijpende wijziging ten opzichte van de huidige situatie, d.w.z. de uitgaven die verband houden met de wetgevingsvoorstellen inzake de hervorming van het GLB worden grotendeels beheerd in de vorm van gedeeld beheer met de lidstaten. Een zeer gering deel zal evenwel nog steeds onder direct gecentraliseerd beheer door de Commissie vallen.

2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen

In het kader van de monitoring en evaluatie van het GLB zal de Commissie om de 4 jaar verslag uitbrengen bij het Europees Parlement en de Raad; het eerste verslag moet uiterlijk eind 2017 worden ingediend.

Ter aanvulling worden specifieke voorschriften voor alle sectoren van het GLB vastgesteld, onder meer inzake uitgebreide rapportage‑ en meldingsvoorschriften die worden opgenomen in de uitvoeringsbepalingen.

Voor de plattelandsontwikkeling wordt eveneens voorzien in monitoringregels op programmaniveau, die worden afgestemd op de andere fondsen en vergezeld gaan van evaluaties voor, tijdens en na de uitvoering van het programma.

2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

Het GLB telt meer dan zeven miljoen begunstigden, die steun ontvangen in het kader van een van de vele verschillende steunregelingen, voor elk waarvan gedetailleerde en soms ingewikkelde subsidiabiliteitscriteria gelden.

Het foutenpercentage in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is voortdurend gedaald. Het huidige foutenpercentage van 2% bevestigt de positieve perceptie van de ontwikkelingen in de voorbije jaren. Er wordt naar gestreefd in dezelfde richting verder te gaan en het foutenpercentage tot onder de 2% terug te dringen.

2.2.2. Controlemiddel(en)

Het wetgevingspakket, en met name het voorstel inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, heeft ten doel de huidige bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde regeling te handhaven en te versterken. Het voorstel voorziet in een bindende administratieve structuur op het niveau van de lidstaten, georganiseerd rond geaccrediteerde betaalorganen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles bij de uiteindelijke begunstigden overeenkomstig de in punt 2.3 opgenomen principes. Het hoofd van elk betaalorgaan moet jaarlijks een borgingsverklaring indienen die betrekking heeft op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen, de goede werking van de internecontrolesystemen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties. Een onafhankelijk auditorgaan moet advies uitbrengen over deze drie elementen.

De Commissie zal de landbouwuitgaven blijven controleren middels een op risicoanalyse gebaseerde aanpak om te garanderen dat de controles worden gericht op de gebieden met het grootste risico. Wanneer uit deze controles blijkt dat bij de uitgaven de regels van de Unie zijn overtreden, zal zij de betrokken bedragen aan EU-financiering onttrekken in het kader van de conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen.

Bijlage 8 van de effectbeoordeling bij deze wetgevingsvoorstellen bevat een gedetailleerde analyse van de aan deze controles verbonden kosten.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Het wetgevingspakket, en met name het voorstel voor een verordening inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voorziet in de handhaving en versterking van de huidige gedetailleerde regelingen inzake controle en sancties door de betaalorganen, met gemeenschappelijke basiselementen en op de specifieke kenmerken van elke steunregeling toegesneden speciale voorschriften. De regelingen voorzien meestal in uitputtende administratieve controles van alle steunaanvragen, kruiscontroles met andere databanken voor zover dit passend wordt geacht, en aan de betaling voorafgaande controles ter plaatse van een minimum aantal transacties naargelang van het aan de betrokken regeling verbonden risico. Als bij deze controles ter plaatse een groot aantal onregelmatigheden wordt geconstateerd, moeten aanvullende controles worden verricht. Veruit het belangrijkste systeem in dit verband is het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS), dat in het begrotingsjaar 2010 is toegepast voor ongeveer 80% van alle uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO. De Commissie zal worden gemachtigd om, voor lidstaten met goed werkende controlesystemen en lage foutenpercentages, toe te staan dat het aantal controles ter plaatse wordt verlaagd.

In het pakket is voorts bepaald dat de lidstaten onregelmatigheden en fraude moeten voorkomen, opsporen en corrigeren, doeltreffende, ontradende en proportionele straffen moeten opleggen zoals vastgesteld in de uniale of nationale wetgeving, en onregelmatige betalingen met interest moeten terugvorderen. Het bevat ook een automatisch vereffeningsmechanisme voor onregelmatige betalingen, waarin is bepaald dat, wanneer de terugvordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het terugbetalingsverzoek of binnen acht jaar ingeval van een rechtsprocedure, de niet-geïnde bedragen ten laste vallen van de betrokken lidstaat. Dit mechanisme zal voor de lidstaten een sterke stimulans zijn om onregelmatige betalingen zo snel mogelijk terug te vorderen.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

De in dit financieel memorandum aangegeven bedragen zijn uitgedrukt in huidige prijzen en betreffen vastleggingen.

Naast de in de onderstaande tabellen opgenomen wijzigingen die voortvloeien uit de wetgevingsvoorstellen, bevatten die voorstellen ook andere wijzigingen die geen financiële gevolgen hebben.

In dit stadium kan niet worden uitgesloten dat, in om het even welk jaar in de periode 2014‑2020, financiële discipline moet worden toegepast. Dat hangt evenwel niet af van de hervormingsvoorstellen als zodanig, maar van andere factoren zoals de uitvoering van rechtstreekse steun of toekomstige ontwikkelingen op de landbouwmarkten.

Voor de rechtstreekse steunbedragen liggen de in het voorstel betreffende de overgang vervatte verlengde nettomaxima voor 2014 (kalenderjaar 2013) hoger dan de in de onderstaande tabellen aangegeven bedragen voor rechtstreekse steun. Deze verlenging heeft ten doel de continuïteit van de bestaande wetgeving te garanderen in een scenario waarbij alle andere elementen ongewijzigd blijven, onverminderd de eventuele noodzaak om het mechanisme van de financiële discipline toe te passen.

De hervormingsvoorstellen bevatten bepalingen op grond waarvan de lidstaten enige flexibiliteit wordt geboden bij de toewijzing van de rechtstreekse steun, respectievelijk plattelandsontwikkeling. Indien lidstaten besluiten gebruik te maken van die flexibiliteit, dan heeft dat financiële gevolgen binnen de bestaande financiële bedragen, die in dit stadium niet kunnen worden gekwantificeerd.

Dit financieel memorandum houdt geen rekening met het eventuele gebruik van de crisisreserve. Er zij op gewezen dat voor de bedragen van de marktgerelateerde uitgaven is uitgegaan van een situatie zonder openbare‑interventieaankopen en andere crisismaatregelen in om het even welke sector.

3.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Tabel 1: Bedragen voor het GLB, inclusief aanvullende bedragen waarin is voorzien in de MFK-voorstellen en in de voorstellen voor de hervorming van het GLB

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

|| || || || || || || || || ||

Binnen het MFK || || || || || || || || || ||

Rubriek 2 || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (2) (3) (4) || 44 939 || 45 304 || 44 830 || 45 054 || 45 299 || 45 519 || 45 508 || 45 497 || 45 485 || 317 193

Geraamde bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 4 704

P1 Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (met bestemmingsontvangsten) || 45 611 || 45 976 || 45 502 || 45 726 || 45 971 || 46 191 || 46 180 || 46 169 || 46 157 || 321 897

P2 Plattelandsontwikkeling (4) || 14 817 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 101 157

Totaal || 60 428 || 60 428 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054

Rubriek 1 || || || || || || || || || ||

CB Landbouwonderzoek en -innovatie || n.v.t. || n.v.t. || 682 || 696 || 710 || 724 || 738 || 753 || 768 || 5 072

Meest hulpbehoevenden || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818

Totaal || n.v.t. || n.v.t. || 1 061 || 1 082 || 1 104 || 1 126 || 1 149 || 1 172 || 1 195 || 7 889

Rubriek 3 || || || || || || || || || ||

Voedselveiligheid || n.v.t. || n.v.t. || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 2 450

|| || || || || || || || || ||

Buiten het MFK || || || || || || || || || ||

Reserve voor crisissen in de landbouwsector || n.v.t. || n.v.t. || 531 || 541 || 552 || 563 || 574 || 586 || 598 || 3 945

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) || || || || || || || || || ||

Waarvan maximaal beschikbaar voor landbouw (5) || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818

|| || || || || || || || || ||

TOTAAL || || || || || || || || || ||

TOTAAL voorstellen Commissie (MFK + buiten het MFK) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 62 274 || 62 537 || 62 823 || 63 084 || 63 114 || 63 146 || 63 177 || 440 156

TOTAAL voorstellen MFK (d.i. uitgezonderd reserve en EFG) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 61 364 || 61 609 || 61 877 || 62 119 || 62 130 || 62 141 || 62 153 || 433 393

Opmerkingen:

(1)           Met inachtneming van reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervallen eind 2013.

(2)           De bedragen hebben betrekking op het voorgestelde jaarlijkse maximum voor de eerste pijler. Opgemerkt zij evenwel dat wordt voorgesteld negatieve uitgaven van de boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen (momenteel onder begrotingspost 05 07 07 06) over te hevelen naar de bestemmingsontvangsten (onder post 67 03). Voor details, zie de tabel geraamde ontvangsten op de onderstaande bladzijde.

(3)           De cijfers voor 2013 zijn inclusief de bedragen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en die voor marktmaatregelen in de visserijsector.

(4)           De bedragen in de bovenstaande tabel zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief van 29 juni 2011). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler. In de hiernavolgende tabellen zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat ook zo is voor het MFK.

(5)           Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief) komt een totaalbedrag tot 2,5 miljard EUR in prijzen van 2011 beschikbaar voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering om aanvullende steun te verlenen aan landbouwers die te lijden hebben van de effecten van de globalisering. In de bovenstaande tabel is de uitsplitsing per jaar in huidige prijzen slechts indicatief. In het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (COM(2011)403 definitief van 29 juni 2011) is voor het EFG een algemeen maximumbedrag van 429 miljoen EUR per jaar (in prijzen van 2011) vastgesteld.       

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

Tabel 2: Geraamde ontvangsten en uitgaven voor Beleidsterrein 05 van Rubriek 2

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 2014-2020

ONTVANGSTEN || || || || || || || || || ||

123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 123 || 123 || || || || || || 246

|| || || || || || || || || ||

67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 187

waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 795 || 795 || 864 || 864 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 433

UITGAVEN || || || || || || || || || ||

05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || 2 622 || 2 641 || 2 670 || 2 699 || 2 722 || 2 710 || 2 699 || 18 764

05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 43 081 || 43 297 || 43 488 || 43 454 || 43 454 || 43 454 || 303 105

05 03 Rechtstreekse steun (na plafonnering) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 42 917 || 43 125 || 43 303 || 43 269 || 43 269 || 43 269 || 302 027

|| || || || || || || || || ||

05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 101 185

05 04 - Plattelandsontwikkeling (na plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 619 || 14 627 || 14 640 || 14 641 || 14 641 || 14 641 || 102 263

|| || || || || || || || || ||

05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Totaal || 60 229 || 60 229 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054

NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || 59 212 || 59 436 || 59 682 || 59 901 || 59 890 || 59 879 || 59 867 || 417 867

Opmerkingen:

(1)           Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen wetgevingsaanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaan de ramingen ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties.

(2)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

Tabel 3: Berekening van de financiële gevolgen, per begrotingshoofdstuk, van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft ontvangsten en GLB‑uitgaven

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past || || Totaal 2014‑2020

|| || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 ||

ONTVANGSTEN || || || || || || || || || ||

123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

|| || || || || || || || || ||

67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 795 || 795 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

UITGAVEN || || || || || || || || || ||

05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || -689 || -670 || -641 || -612 || -589 || -601 || -612 || -4 413

05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || -460 || -492 || -534 || -577 || -617 || -617 || -617 || -3 913

05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen naar plattelandsontwikkeling || || || 0 || -164 || -172 || -185 || -186 || -186 || -186 || -1 078

05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 28

05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen van de rechtstreekse steun || || || 0 || 164 || 172 || 185 || 186 || 186 || 186 || 1 078

05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 60 229 || 60 229 || -1 076 || -1 089 || -1 102 || -1 115 || -1 133 || -1 144 || -1 156 || -7 815

NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || -1 145 || -1 158 || -1 171 || -1 184 || -1 202 || -1 213 || -1 225 || -8 298

Opmerkingen:

(1)           Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen juridische aanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaat de raming ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties.

(2)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

Tabel 4: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de marktgerelateerde GLB‑uitgaven

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || || 2013 (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Uitzonderingsmaatregelen gestroomlijnde en verruimde werkingssfeer rechtsgrondslag || || art. 154, 155, 156 || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Afschaffing interventie voor durumtarwe en sorgho || || ex art. 10 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

Voedselprogramma's voor de meest hulpbehoevenden || (2) || ex art. 27 van Ver. 1234/2007 || 500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -3 500,0

Particuliere opslag (vlasvezels) || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Steun voor katoen - Herstructurering || (3) || ex art. 5 van Ver. 637/2008 || 10,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -28,0

Aanloopsteun voor producentengroeperingen G&F || || ex. art. 117 || 30,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || -15,0 || -15,0 || -30,0 || -30,0 || -90,0

Schoolfruitregeling || || art. 21 || 90,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 420,0

Afschaffing PO hop || || ex. art. 111 || 2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -15,9

Facultatieve particuliere opslag mageremelkpoeder || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Afschaffing steun voor gebruik ondermelk/MMP voor voederdoeleinden/verwerking tot caseïne en gebruik caseïne || || ex. art. 101, 102 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

Facultatieve particuliere opslag boter || (4) || art. 16 || 14,0 || [-1,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-85,0]

Afschaffing heffing verkoopbevordering melk || || ex. art. 309 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

TOTAAL 05 02 || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen (5) || || || || -446,3 || -446,3 || -446,3 || -461,3 || -461,3 || -476,3 || -476,3 || -3 213,9

Opmerkingen:

(1)           De behoeften voor 2013 zijn geraamd op basis van de ontwerpbegroting van de Commissie 2012, behalve voor a) de sector groenten en fruit waarvoor de behoeften zijn gebaseerd op het financieel memorandum voor de respectieve hervormingen en b) reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen.

(2)           Het bedrag voor 2013 komt overeen met voorstel COM(2010)486 van de Commissie. Vanaf 2014 wordt de maatregel gefinancierd onder Rubriek 1.

(3)           De beschikbare middelen voor het programma voor herstructurering van de katoensector in Griekenland (4 miljoen EUR/jaar) worden vanaf 2014 overgedragen naar plattelandsontwikkeling. De beschikbare middelen voor Spanje (6,1 miljoen EUR/jaar) gaan vanaf 2018 naar de bedrijfstoeslagregeling (reeds besloten).

(4)           Geraamde gevolgen in geval van niet‑toepassing van de maatregel.

(5)           Verwacht wordt dat, bovenop de uitgaven in het kader van de hoofdstukken 05 02 en 05 03, de rechtstreekse uitgaven in het kader van de hoofdstukken 05 01, 05 07 en 05 08 zullen worden gefinancierd uit de bestemmingsontvangsten van het ELGF. 

Tabel 5: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft rechtstreekse steun

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || 2013 (1) || 2013 Aangepast (2) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

|| || || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse steun || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 341,0 || 381,1 || 589,6 || 768,0 || 733,2 || 733,2 || 733,2 || 4 279,3

- Reeds goedgekeurde wijzigingen: || || || || || || || || || || || ||

Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 875,0 || 1 133,9 || 1 392,8 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 10 008,1

Herstructurering katoen || || || || || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 6,1 || 6,1 || 6,1 || 18,4

Gezondheids­controle || || || || || -64,3 || -64,3 || -64,3 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -552,8

Vorige hervormingen || || || || || -9,9 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -204,2

|| || || || || || || || || || || ||

- Wijzigingen in verband met nieuwe voorstellen GLB-hervorming || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3

waarvan: plafonnering || || || || || 0,0 || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7

|| || || || || || || || || || || ||

TOTAAL 05 03 || || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3

TOTAAL UITGAVEN || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 42 876,4 || 42 916,5 || 43 125,0 || 43 303,4 || 43 268,7 || 43 268,7 || 43 268,7 || 302 027,3

Opmerkingen:

(1)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

(2)           Met inachtneming van reeds goedgekeurde wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervalt eind 2013.

Tabel 6: Componenten van rechtstreekse steun

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Bijlage II || || || || || 42 407,2 || 42 623,4 || 42 814,2 || 42 780,3 || 42 780,3 || 42 780,3 || 256 185,7

Betaling voor landbouwpraktijken die gunstig zijn voor klimaat en milieu (30%) || || || || || 12 866,5 || 12 855,3 || 12 844,3 || 12 834,1 || 12 834,1 || 12 834,1 || 77 068,4

Maximum dat kan worden toegewezen aan betalingen aan jonge landbouwers (2%) || || || || || 857,8 || 857,0 || 856,3 || 855,6 || 855,6 || 855,6 || 5 137,9

Basistoeslagregeling, toeslag voor gebieden met natuurlijke beperkingen, facultatieve gekoppelde steun || || || || || 28 682,9 || 28 911,1 || 29 113,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 173 979,4

Maximum dat van bovenstaande lijnen kan worden weggenomen voor de financiering van de regeling kleine landbouwers (10%) || || || || || 4 288,8 || 4 285,1 || 4 281,4 || 4 278,0 || 4 278,0 || 4 278,0 || 25 689,3

In bijlage II opgenomen wijnoverdrachten[33] || || || || || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 959,1

Plafonnering || || || || || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7

Katoen || || || || || 256,0 || 256,3 || 256,5 || 256,6 || 256,6 || 256,6 || 1 538,6

POSEI/Kleine eilanden in de Egeïsche Zee || || || || || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 2 504,4

Tabel 7: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de overgangsmaatregelen voor het verlenen van rechtstreekse steun in 2014

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013

|| || || 2013 (1) || 2013 aangepast || 2014 (2)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 541,9

Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 616,1

Gezondheidscontrole || || || || || -64,3

Vorige hervormingen || || || || || -9,9

TOTAAL 05 03 || || || || ||

TOTAAL UITGAVEN || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 41 072,4

Opmerkingen:

(1)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

(2)           De verlengde nettomaxima zijn inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten.

Tabel 8: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft plattelandsontwikkeling

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Toewijzing voor plattelandsontwikke­ling || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || || 2013 || 2013 Aange­past (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Programma’s voor plattelandsontwikkeling || || || 14 788,9 || 14 423,4 || || || || || || || ||

Steun voor katoen - Herstructurering || (2) || || || || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 28,0

Resultaat plafonnering rechtstreekse steun || || || || || || 164,1 || 172,1 || 184,7 || 185,6 || 185,6 || 185,6 || 1 077,7

Voor PO beschikbare middelen exclusief technische ondersteuning || (3) || || || || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -59,4

Technische ondersteuning || (3) || || 27,6 || 27,6 || 8,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 29,4

Prijs voor plaatselijke innovatieve samenwerkingsprojecten || (4) || || n.v.t. || n.v.t. || 0,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 30,0

TOTAAL 05 04 || || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || 4,0 || 168,1 || 176,1 || 188,7 || 189,6 || 189,6 || 189,6 || 1 105,7

TOTAAL UITGAVEN (vóór plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 101 185,5

TOTAAL UITGAVEN (na plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 619,2 || 14 627,2 || 14 639,8 || 14 640,7 || 14 640,7 || 14 640,7 || 102 263,2

Opmerkingen:

(1)           Aanpassingen overeenkomstig bestaande wetgeving slechts van toepassing tot het einde van het begrotingsjaar 2013.

(2)           De bedragen in tabel 1 (deel 3.1) zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)500 definitief). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler. In de bovenstaande tabel 8 zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat ook zo is voor het MFK.

(3)           Het bedrag voor 2013 voor technische steun werd vastgesteld op basis van de oorspronkelijke middelen voor plattelandsontwikkeling (overdrachten van eerste pijler niet inbegrepen).

Technische steun voor 2014-2020 wordt vastgesteld op 0,25% van de totale middelen voor plattelandsontwikkeling.

(4)           Gedekt door het voor technische steun beschikbare bedrag.

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Opmerking:    Verwacht wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden gelegd met het niveau van de huidige personele middelen en administratieve uitgaven.

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

DG: AGRI ||

Ÿ Personele middelen || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928

TOTAAL DG AGRI || Kredieten || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar N[34] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || || || || || || || ||

Betalingen || || || || || || || ||

3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output || Gem. kosten van de output || Aantal out­puts || Kosten || Aantal out­puts || Kosten || Aantal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kosten || Aan­­­tal out­puts || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 5: Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen || || || || || || || || || || || || || || || ||

Groenten en fruit: Afzet via producenten­organisaties (PO's)[35] || Aandeel waarde van de via PO's afgezette productie in de waarde van de totale productie || || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 5 810,0

- Wijn: Nationale middelen – Herstructurering 35 || Aantal hectaren || || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || || 3 326,0

- Wijn: Nationale middelen – Investeringen 35 || || || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || || 1 252,6

- Wijn: Nationale middelen – Distillatie bijproducten 35 || Hecto­liters || || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || || 686,4

- Wijn: Nationale middelen – Drinkalcohol 35 || Aantal hectaren || || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || || 14,2

- Wijn: Nationale middelen – Gebruik van geconcentreerde most 35 || Hecto-liters || || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || || 261,8

- Wijn: Nationale middelen – Afzetbevorde­ring 35 || || || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 1 875,3

- Andere || || || || 720,2 || || 739,6 || || 768,7 || || 797,7 || || 820,3 || || 808,8 || || 797,1 || || 5 452,3

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || || 2 621.8 || || 2 641,2 || || 2 670,3 || || 2 699,3 || || 2 721,9 || || 2 710,4 || || 2 698,7 || || 18 763,5

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 6: Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken || || || || || || || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse inkomenssteun[36] || Aantal hectaren betaald (in miljoenen) || || 161,014 || 42 876,4 || 161,014 || 43 080,6 || 161,014 || 43 297,1 || 161,014 || 43 488,1 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 303 105,0

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 6 || || 42 876,4 || || 43 080,6 || || 43 297,1 || || 43 488,1 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 303 105,0

TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || ||

Opmerking: Voor de specifieke doelstellingen 1 tot en met 4 en 7 tot en met 10 moeten de outputs nog worden bepaald (zie deel 1.4.2 hierboven).

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen[37] || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986

Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

TOTAAL || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Opmerking: Verwacht wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden gelegd met het huidige niveau van de personele middelen en administratieve uitgaven. De cijfers voor de periode 2014-2020 zijn gebaseerd op de situatie voor 2011.

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034

XX 01 01 02 (delegaties) || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[38] ||

XX 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78

XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties) || || || || || || ||

XX 01 04 jj || - zetel || || || || || || ||

- delegaties || || || || || || ||

XX 01 05 02 (AC, INT, END – onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 02 (AC, INT, END - eigen onderzoek) || || || || || || ||

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || ||

TOTAAL[39] || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen ||

Extern personeel ||

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

– x   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met de VOORSTELLEN VOOR HET meerjarig financieel kader VOOR 2014-2020

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader

3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– x   Het voorstel/initiatief betreffende plattelandsontwikkeling (ELFPO) voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal

Medefinancieringsbron || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS

TOTAAL medegefinancierde kredieten[40] || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen

3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– x   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– x   voor de eigen middelen

– x   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[41]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

|| || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Zie de tabellen 2 en 3 in deel 3.2.1.

.

[1]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Een begroting voor Europa 2020", COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[2]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten", COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010.

[3]               Zie met name de resolutie van het Europees Parlement van 23 juni 2011, 2011/2015(INI) en de conclusies van de voorzitterschap van 18.3.2011.

[4]               Het huidige wetgevingskader bestaat uit Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (rechtstreekse betalingen), Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (marktinstrumenten), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (plattelandsontwikkeling) en Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (financiering).

[5]               Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en tot vaststelling van algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006, COM(2011) 615 van 6.10.2011.

[6]               Een overzicht van de 517 bijdragen is opgenomen in bijlage 9 van de effectbeoordeling.

[7]               PB C […] van […], blz. […].

[8]               PB C […] van […], blz. […].

[9]               PB C […] van […], blz. […].

[10]             PB C […] van […], blz. […].

[11]             COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010.

[12]             PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

[13]             PB L …

[14]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[15]             PB L […] van […], blz. […].

[16]             PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

[17]             PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

[18]             PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG) nr. 73/2009.

[19]             PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

[20]             PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.

[21]             PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

[22]             PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EU) nr. … [POV].

[23]             PB L …

[24]             PB L 178 van 5.7.2008, blz. 1.

[25]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[26]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[27]             PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

[28]             ABM: Activity-Based Management (activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity-Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting).

[29]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[30]             COM(2011)500 def. van 29 juni 2011.

[31]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[32]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[33]             Rechtstreekse steun voor de periode 2014-2020 is inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten.

[34]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[35]             Op basis van uitvoering in het verleden en van ramingen in de ontwerpbegroting 2012. Voor de PO's in de sector groenten en fruit zijn de bedragen in overeenstemming met de hervorming van die sector en, zoals reeds is aangegeven in de activiteitenoverzichten van de ontwerpbegroting 2012, zullen de outputs pas eind 2011 bekend zijn.

[36]             Op basis van potentieel subsidiabele arealen voor 2009.

[37]             Op basis van gemiddelde kosten van 127 000 EUR voor posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen).

[38]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige).

[39]             Exclusief het subplafond in begrotingsonderdeel 05.010404.

[40]             Dit wordt toegelicht in de door de lidstaten in te dienen plattelandsontwikkelingsprogramma's.

[41]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

Top