EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2008:030:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 30, 04 februari 2008


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 30

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
4 februari 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky  ( 1 )

1

 

*

Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC

21

 

*

Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen  ( 1 )

38

 

*

Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

4.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/1


VERORDENING (EG) Nr. 71/2008 VAN DE RAAD

van 20 december 2007

betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 171 en 172,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (1) (hierna het „zevende kaderprogramma” genoemd) voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Deze GTI’s vloeien voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms, die reeds uit hoofde van het zesde kaderprogramma werden opgericht, en bestrijken geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied. Zij moeten investeringen van de private sector en Europese publieke financiering, inclusief financiering uit het zevende kaderprogramma, combineren.

(2)

In Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (2) (hierna het „specifiek programma Samenwerking” genoemd) wordt de noodzaak onderstreept van ambitieuze pan-Europese publiek-private partnerschappen voor het versnellen van de ontwikkeling van belangrijke technologieën door middel van grote onderzoeksacties op communautair niveau, inclusief met name GTI’s.

(3)

In de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid wordt de noodzaak onderstreept om gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie in Europa te ontwikkelen met het oog op het bevorderen van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie.

(4)

In zijn conclusies van 13 mei 2003, van 22 september 2003 en van 24 september 2004, heeft de Raad het belang op de voorgrond gesteld van het verder ontwikkelen van acties ingevolge de 3 %-actieplannen voor onderzoek- en innovatiebeleid met inbegrip van het ontwikkelen van nieuwe initiatieven voor het intensiveren van de samenwerking tussen de industrie en de publieke sector bij de financiering van onderzoek om transnationale publiek-private banden te versterken.

(5)

In zijn conclusies van 4 december 2006 en van 19 februari 2007 heeft de Raad, en in zijn conclusies van 8 en 9 maart 2007 heeft de Europese Raad de Commissie verzocht voorstellen in te dienen voor het opzetten van GTI’s voor die initiatieven welke voldoende gereed waren.

(6)

Het luchtvaarttechnologieplatform „ACARE” (Advisory Council for Aeronautics Research in Europe — Adviesraad voor luchtvaartonderzoek in Europa) heeft een strategische onderzoeksagenda opgesteld waarin de vermindering van de milieugevolgen van de luchtvaart als een van de belangrijkste doelen wordt aangeduid, en waarin werd geconcludeerd dat technologische sprongen nodig zijn om in 2020 de doelen te kunnen realiseren van een vermindering van de CO2-uitstoot met 50 %, van NOx met 80 % en van de waargenomen externe geluidshinder met 50 %, en om materiële vooruitgang te boeken bij de vermindering van de milieubelasting van de productie, het onderhoud en de verwijdering van vliegtuigen en aanverwante producten.

(7)

De inspanning die vereist is om het hoofd te bieden aan de milieutechnische uitdagingen aan het luchtvervoersysteem als bepaald in de strategische onderzoeksagenda van ACARE rechtvaardigt de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming als het passende instrument voor de coördinatie van de betreffende onderzoeksactiviteiten.

(8)

Het gezamenlijke technologie-initiatief inzake Clean Sky moet de verschillende soorten marktfalen tegengaan die zorgen dat er te weinig particuliere investeringen worden gedaan in luchtvaartonderzoek in het algemeen en schone luchtvaarttechnologieën in het bijzonder. Het moet zorgen voor integratie en demonstratie op het hoogste systeemniveau en zo het risico verminderen voor particuliere investeerders bij het ontwikkelen van nieuwe milieuvriendelijke luchtvaartproducten. Het moet in de Europese Unie particuliere O&O-investeringen in milieuvriendelijke technologieën bevorderen en zo een antwoord zijn op de bestaande externe O&O- en milieukwesties.

(9)

Het gezamenlijke technologie-initiatief inzake Clean Sky moet in de Europese Unie de ontwikkeling van schone luchtvaarttechnologieën versnellen, hetgeen zal bijdragen tot de realisering van Europa’s strategische milieutechnische en maatschappelijke prioriteiten, in combinatie met duurzame economische groei.

(10)

Het gezamenlijke technologie-initiatief inzake Clean Sky moet een publiek-private partnerschap zijn waarbij de belangrijkste belanghebbenden betrokken zijn. Rekening houdend met de lange duur van dit partnerschap, de noodzakelijke bundeling en beschikbaarheid van financiële middelen, de grote vereiste wetenschappelijke en technische deskundigheid, inclusief het beheer van enorme hoeveelheden kennis, en geldende regels met betrekking tot intellectueel eigendom, is het van het grootste belang een juridische entiteit op te zetten die in staat is te zorgen voor gecoördineerd gebruik en efficiënt beheer van de aan het gezamenlijke technologie-initiatief inzake Clean Sky toegewezen fondsen. Vandaar de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming volgens artikel 171 van het Verdrag, hierna de „gemeenschappelijke onderneming Clean Sky” genoemd.

(11)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky is gericht op de implementatie van innovatieve milieuvriendelijke technologieën in alle segmenten van de burgerluchtvaart, inclusief grote commerciële vliegtuigen, regionale vliegtuigen en draaivleugelvliegtuigen en in alle gebruikte technologieën zoals motoren en systemen en tijdens de levenscyclus van materialen. Door een volledig geïntegreerde benadering en door de technologische voortgang en effecten te monitoren zal Clean Sky op elk gebied van onderzoeksactiviteit full-scale demonstratiemodellen opleveren, die in de lucht dan wel op de grond aan tests te onderwerpen zijn.

(12)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet worden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2017, om ervoor te zorgen dat onderzoeksactiviteiten die tijdens het zevende kaderprogramma zijn begonnen, maar niet zijn voltooid, adequaat worden beheerd en dat de leden van en de deelnemers aan de gemeenschappelijke onderneming „Clean Sky” de resultaten daarvan benutten. De benutting van de resultaten wordt evenwel niet gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming.

(13)

De leden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moeten zijn: de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, de leiders van demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie (ITD’s) en de geassocieerde leden van de afzonderlijke ITD’s.

(14)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet openstaan voor nieuwe leden.

(15)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet een entiteit zijn die is opgezet door de Gemeenschappen; kwijting voor de uitvoering van de begroting moet worden gegeven door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, waarbij echter rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de gemeenschappelijke onderneming, resulterend uit de aard van de GTI’s als publiek-private partnerschappen en met name uit het feit dat de particuliere sector bijdraagt in de begroting.

(16)

De leiders van ITD’s hebben een memorandum van overeenstemming getekend waarmee ze hun respectieve bedrijven hebben verplicht tot technische, bestuurlijke en financiële deelname in de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky gedurende de gehele looptijd ervan. Alle geassocieerde leden hebben zich verplicht tot een minimale financiële bijdrage gedurende de gehele looptijd van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

(17)

De onderzoeksactiviteiten moeten worden gefinancierd door de Gemeenschap en ten minste in dezelfde mate uit middelen van de overige leden. In overeenstemming met bijlage III bij Beschikking 2006/971/EG kunnen andere financieringsbronnen worden benut, onder meer de Europese Investeringsbank (EIB), en met name via de risicodelende financieringsfaciliteit die samen met de EIB en de Commissie is ontwikkeld.

(18)

De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moeten in gelijke mate worden gedragen door de Gemeenschap en de overige leden.

(19)

De leiders van de ITD’s en de geassocieerde leden van de afzonderlijke ITD’s moeten door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ondersteund worden voor de uitvoering van hun onderzoeksactiviteiten.

(20)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet in staat zijn in voorkomende gevallen vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen te organiseren voor het ondersteunen van de onderzoeksactiviteiten.

(21)

Bij de uitvoering van onderzoeksactiviteiten in het kader van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, moeten de binnen het zevende kaderprogramma vigerende fundamentele ethische beginselen worden gerespecteerd.

(22)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet, overeenkomstig artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (3) en behoudens voorafgaande toestemming van de Commissie, een specifiek financieel reglement vaststellen, dat gebaseerd is op de beginselen van de financiële kaderregeling en rekening houdt met de specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming die met name voortkomen uit de noodzaak om communautaire en private financiering ter ondersteuning van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op efficiënte en tijdige wijze te combineren. Om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming en die van de acties onder contract van het zevende kaderprogramma op geharmoniseerde wijze worden behandeld, is het passend dat belasting over de toegevoegde waarde niet in aanmerking komt voor financiering door de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (4).

(23)

Om stabiele arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van personeel te garanderen en om gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel van het hoogste kaliber te kunnen aantrekken, moet het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, zoals opgenomen in Verordening (EG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (5) („het Personeelsstatuut”) gelden voor al het door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky gerekruteerde personeel.

(24)

De regels voor de organisatie en werking van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moeten, als bijlage bij deze verordening, in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden vastgelegd.

(25)

De Commissie dient binnen de gemeenschappelijke onderneming te worden belast met specifieke taken in verband met het toezicht op publieke financiële middelen en de verdediging van de belangen van de Gemeenschap.

(26)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet regelmatig verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang van de werkzaamheden.

(27)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet een beroep doen op een aantal externe adviesorganen, waaronder nationale overheden en het Europees technologieplatform voor de luchtvaart ACARE, en moet met de nationale overheden regelmatig contacten onderhouden.

(28)

Als een instelling met rechtspersoonlijkheid moet de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky verantwoordelijk zijn voor haar handelingen. In door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky gesloten contracten kan worden bepaald dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd is voor geschillen in contractuele aangelegenheden.

(29)

Het door de gemeenschappelijke onderneming „Clean Sky” gevoerde beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten dient de vermeerdering en het gebruik van kennis te stimuleren.

(30)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen in te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (6), Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (7), en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (8).

(31)

Om de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky te vergemakkelijken, dient de Commissie verantwoordelijk te zijn voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky totdat deze voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.

(32)

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky moet gevestigd zijn in Brussel, België. Tussen de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en België moet een gastheerschapsovereenkomst worden gesloten betreffende kantooraccommodatie, voorrechten en immuniteiten en andere door België aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky te verlenen ondersteuning.

(33)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, niet op een afdoende manier kan worden bereikt door de lidstaten, gezien het grensoverschrijdende karakter van de vastgestelde grote onderzoeksuitdaging, waarvoor de bundeling nodig is van elkaar aanvullende kennisbronnen alsmede van financiële bronnen in verschillende sectoren en landen, en die doelstelling daarom beter op communautair niveau kan worden bereikt, kan de Gemeenschap, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen treffen. In overeenstemming met het in datzelfde artikel genoemde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1.   Voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief (GTI) inzake „Clean Sky” in de zin van artikel 171 van het Verdrag (hierna de „gemeenschappelijke onderneming Clean Sky” genoemd), wordt voor een periode tot en met 31 december 2017 een gemeenschappelijke onderneming opgericht.

2.   De zetel van de onderneming bevindt zich in Brussel, België.

Artikel 2

Doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming

1.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en in het bijzonder van thema 7, Vervoer (waaronder de luchtvaart) van het specifiek programma Samenwerking.

2.   De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky zijn als volgt:

a)

in de Europese Unie de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën versnellen, zodat ze zo spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd;

b)

het zorgen voor een coherente uitvoering van Europees onderzoek gericht op milieuverbeteringen op het gebied van luchtvervoer;

c)

een radicaal innovatief luchtvervoersysteem creëren door geavanceerde technologieën te integreren en full-scale demonstratiemodellen te produceren, met als uiteindelijk doel de milieubelasting van het luchtvervoer te verminderen door op significante wijze de geluidshinder en de emissies te reduceren en het brandstofverbruik van vliegtuigen te verminderen;

d)

de productie van nieuwe kennis en innovatie bespoedigen en sneller onderzoeksresultaten gebruiken om aan te tonen dat, in een volledig geïntegreerde systeem van systemen en in de juiste operationele omgeving, desbetreffende technieken werken, hetgeen tot een versterking van het industriële concurrentievermogen leidt.

Artikel 3

Rechtsvorm

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky is een communautair orgaan en heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten van de Gemeenschap bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 4

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, die in bijlage I zijn opgenomen, maken integrerend deel uit van deze verordening en worden hierbij aangenomen.

Artikel 5

Communautaire bijdrage

1.   De maximale communautaire bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 800 000 000 EUR en komt ten laste van de begrotingskredieten die zijn toegewezen aan het thema „Vervoer” van het specifiek programma „Samenwerking”, overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement.

2.   Waar passend omvat de communautaire bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ter financiering van onderzoeksactiviteiten de financiering van voorstellen die zijn geselecteerd via open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

De beoordelings- en selectieprocedure staat er borg voor dat bij de toewijzing van publieke financiële middelen uit de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen de beginselen van topkwaliteit en mededinging worden gevolgd; zij wordt uitgevoerd met de hulp van onafhankelijke deskundigen.

Iedere publieke of particuliere entiteit die is gevestigd in een lidstaat of in een met het zevende kaderprogramma geassocieerd land, komt in aanmerking voor dergelijke financiering.

3.   De regelingen betreffende de communautaire financiële bijdrage worden vastgesteld bij algemene overeenkomst en jaarlijkse financiële uitvoeringsovereenkomsten, die moeten worden gesloten tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

4.   Andere leden van de gemeenschappelijke onderneming moeten een bijdrage in de middelen leveren die ten minste gelijk is aan die van de Gemeenschap, exclusief de middelen die zijn toegewezen om, in het kader van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky uit te voeren.

Artikel 6

Financieel reglement

1.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky neemt een afzonderlijk financieel reglement aan, overeenkomst artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002. Dit kan afwijken van de regelingen opgenomen in Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9), voor zover de specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky krijgt een eigen intern controleorgaan.

Artikel 7

Personeel

1.   Het Statuut en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Gemeenschappen met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor het personeel van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en de uitvoerend directeur daarvan.

2.   Onverminderd artikel lid 3 van dit artikel en artikel 7, lid 3 van het Statuut, oefent de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, wat haar personeel betreft, de bevoegdheden uit die haar door de benoemende autoriteit zijn verleend op grond van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op grond van de bevoegdheid contracten te sluiten overeenkomstig de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

3.   De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast, bedoeld in artikel 110 van het Statuut.

4.   De personeelsmiddelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky die in haar jaarlijkse begroting wordt opgenomen.

5.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky bestaat uit tijdelijke en contractuele functionarissen die zijn aangesteld voor een bepaalde termijn die slechts één keer met een bepaalde termijn kan worden verlengd. De totale aanstellingsperiode bedraagt maximaal zeven jaar en duurt in geen geval langer dan de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op de overeenkomst of het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

4.   Alleen de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.   Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)

in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en de in artikel 4 bedoelde statuten;

b)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky gesloten overeenkomsten en contracten;

c)

in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, met inbegrip van besluiten van haar organen;

d)

in geschillen over vergoeding van schade die door het personeel van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky veroorzaakt wordt bij de uitoefening van zijn taken.

2.   Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van toepassing van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky zich bevindt.

Artikel 11

Rapportage, evaluatie en kwijting

1.   De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky heeft gemaakt. Dit verslag bevat nadere details over de uitvoering, waaronder het aantal ingediende voorstellen, het aantal voor financiering geselecteerde voorstellen, het type deelnemers, waaronder mkb-ondernemingen en landenstatistieken. In voorkomend geval bevat dit jaarlijks verslag met name beoordelingsresultaten van de technology evaluator als bedoeld in artikel 8, lid 1, van de statuten.

2.   Uiterlijk drie jaar na de aanneming van deze verordening (maar in ieder geval niet later dan 31 december 2010) alsmede uiterlijk op 31 december 2013, voert de Commissie met de hulp van onafhankelijke deskundigen een evaluatie uit op basis van een taakomschrijving die na raadpleging van de gemeenschappelijke onderneming is opgesteld. Deze evaluatie heeft betrekking op de kwaliteit en efficiëntie van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en de voortgang in het realiseren van de doelstellingen. De Commissie deelt de Raad haar conclusies ter zake mee, vergezelt die van haar opmerkingen en in voorkomend geval van voorstellen tot wijziging van deze verordening, en brengt de Raad van een eventuele vroegtijdige beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming op de hoogte.

3.   Uiterlijk zes maanden na de beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming maakt de Commissie met hulp van onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky. De resultaten van de eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

4.   Kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky wordt door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad, overeenkomstig een procedure waarin het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voorziet.

Artikel 12

Bescherming van de financiële belangen van de leden en fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky waakt erover, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

2.   In het geval de leden onregelmatigheden ontdekken, behouden zij zich het recht voor alle latere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming te verlagen of op te schorten of ten onrechte uitgegeven bedragen in te vorderen.

3.   Ten aanzien van de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

4.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij diegenen die publieke middelen uit de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ontvangen.

5.   De Commissie en/of de Rekenkamer kunnen zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de begunstigden van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe zal de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky erop toezien dat subsidie-overeenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en/of de Rekenkamer om de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige boetes op te leggen.

6.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (10) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming is opgericht, treedt zij toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het OLAF. De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid

Onverminderd artikel 14 beschermt de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky de gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky zou kunnen schaden.

Artikel 14

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (11) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

2.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky stelt uiterlijk op 7 augustus 2008 de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend of een beroep bij het Hof van Justitie worden ingesteld, op grond van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

4.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky stelt de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (12), uiterlijk op 7 augustus 2008 vast.

Artikel 15

Intellectuele eigendom

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky neemt, op basis van de beginselen van Verordening (EG) nr. 1906/2006, afzonderlijke regels als bedoeld in artikel 23 van de statuten aan die gelden voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten die verzekeren dat, voor zover nodig, bij onderzoeksactiviteiten op grond van deze verordening gegenereerde intellectuele eigendom wordt beschermd en dat onderzoeksresultaten worden gebruikt en verspreid.

Artikel 16

Voorbereidende activiteiten

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, totdat de gemeenschappelijke onderneming voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren. Overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving voert zij alle nodige maatregelen uit in samenwerking met andere oprichtende leden en met inschakeling van de raad van bestuur.

2.   Te dien einde mag de Commissie, totdat de uitvoerend directeur na zijn benoeming door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder a), van de statuten zijn taken opneemt, een beperkt aantal van haar ambtenaren tijdelijk ter beschikking stellen, waaronder een voor de functie van uitvoerend directeur.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten inclusief personeelscontracten sluiten wanneer de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky is aangenomen. De ordonnateur van de Commissie kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky goedkeuren.

Artikel 17

Ondersteuning door het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en België wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden verstrekt.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F. NUNES CORREIA


(1)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86; gerectificeerd in PB L 54 van 22.2.2007, blz. 30.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 337/2007 (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 1).

(6)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(7)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(8)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(9)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(10)  Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 tot oprichting van een Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20).

(11)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(12)  PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE I

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING CLEAN SKY

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze statuten gelden de volgende definities:

a)

„geassocieerde onderneming”: één juridische entiteit die geselecteerd is na een oproep tot lidmaatschap en die zich voor de volledige duur van de gemeenschappelijke onderneming verbindt en een vast minimumaandeel van de ITD-begroting levert;

b)

„uitnodigingen tot het indienen van voorstellen”: open uitnodigingen voor specifieke taken, die leiden tot de selectie van partners op basis van vergelijking;

c)

„aanbesteding”: uitbesteding van specifieke taken door de leiders of geassocieerde leden van ITD’s;

d)

„demonstratiemodel van geïntegreerde technologie (ITD)”: een van de zes technologiegebieden die onder de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky vallen;

e)

„ITD-leider”: medeleider van één van de zes ITD’s;

f)

„nationale staten”: lidstaten en met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen;

g)

„partner”: een juridische entiteit die tijdens het GTI geselecteerd is om specifieke taken uit te voeren en die zich niet noodzakelijk voor de volledige duur van het gemeenschappelijke onderneming verbindt;

h)

„onderaannemer”: een juridische entiteit die taken uitvoert op basis van een contract met de leider of een geassocieerd lid van de ITD;

i)

„technology evaluator (TE)”: de overeenkomstig artikel 8, lid 1, vastgestelde centrale activiteit.

Artikel 2

Taken en activiteiten

Teneinde de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky te verwezenlijken, heeft de onderneming onderstaande hoofdtaken en -werkzaamheden:

a)

het bijeenbrengen van een spectrum aan ITD’s (demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie), met de nadruk op innovatieve technologieën en de ontwikkeling van full-scale demonstratiemodellen;

b)

de werkzaamheden in het kader van de demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie concentreren op cruciale resultaten die kunnen bijdragen tot het bereiken van de doelen van Europa op milieu- en concurrentiegebied;

c)

het versterken van het technologische verificatieproces zodat zaken die toekomstige marktpenetratie belemmeren, kunnen worden geïdentificeerd en weggenomen;

d)

het bundelen van gebruikerseisen zodat richting kan worden gegeven aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling van werkbare en commercieel interessante oplossingen;

e)

het uitvoeren van de benodigde onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, waar passend door subsidies toe te kennen naar aanleiding van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

f)

subsidies toekennen ter ondersteuning van onderzoek door haar leden en andere entiteiten die zijn geselecteerd na uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, overeenkomstig de door de raad van bestuur goedgekeurde open criteria;

g)

het publiceren van informatie over de projecten, met inbegrip van de naam van de begunstigden en de hoogte van de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky per begunstigde;

h)

waar nodig, zorgen voor de aanwezigheid van dienstverlenings- en leveringscontracten, door middel van openbare aanbestedingen;

i)

het mobiliseren van de benodigde publieke en particuliere fondsen;

j)

als schakel fungeren tussen nationale en internationale activiteiten in het technische domein van de gemeenschappelijke onderneming, met name met de gemeenschappelijke onderneming SESAR (1);

k)

het informeren van de Groep vertegenwoordigers van de nationale staten door middel van periodieke vergaderingen en daarbij ACARE betrekken;

l)

juridische entiteiten die een subsidieovereenkomst hebben gesloten met de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky op de hoogte brengen van de mogelijkheden te lenen van de Europese Investeringsbank, met name van de in het kader van het zevende kaderprogramma opgezette risicodelende financieringsfaciliteit;

m)

de betrokkenheid van mkb-ondernemingen bij haar activiteiten stimuleren, in overeenstemming met de doelstellingen van het zevende kaderprogramma voor onderzoek; de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky stelt ter zake toepasselijke kwantitatieve streefcijfers vast in overeenstemming met die welke in het zevende kaderprogramma zijn vastgesteld;

n)

nauwe samenwerking tot stand brengen en zorg dragen voor de coördinatie met aanverwante Europese (in het bijzonder met het kaderprogramma), nationale en internationale activiteiten.

Artikel 3

Leden

1.   De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky zijn:

a)

de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie; en

b)

na aanvaarding van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, twaalf ITD-leiders en de geassocieerde leden.

De Commissie en de ITD-leiders hebben zicht op alle activiteiten van het GTI en zijn verantwoordelijk voor de algemene strategische beslissingen.

De geassocieerde leden nemen deel in een of meer ITD’s, zijn mede betrokken bij de technische besluitvorming met betrekking tot deze ITD’s en leveren een billijk aandeel in het totale werkprogramma van deze ITD’s.

De oprichtende ITD-leiders en de geassocieerde leden daarvan zijn vermeld in bijlage II, onder voorbehoud van de eerste alinea.

2.   Iedere publieke of particuliere entiteit die is gevestigd in een lidstaat of in een met het zevende kaderprogramma geassocieerd land, komt in aanmerking om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, indien zij:

a)

zich als ITD-leiders verplichten middelen bij te dragen evenredig aan en consistent met de totale GTI-activiteiten;

b)

als geassocieerde leden evenredig bijdragen aan de begroting van het ITD waarin zij deelnemen en in overeenstemming met de ITD-vereisten.

3.   De oprichtende leden bedoeld in lid 1 en nieuwe leden als bedoeld in lid 2 worden hierna „leden” genoemd.

Artikel 4

Toetreding en wijziging van het lidmaatschap

Toetredingsregels

Iedere publieke of particuliere juridische entiteit die is gevestigd in een lidstaat of in een met het zevende kaderprogramma geassocieerd land, komt in aanmerking om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, onder de volgende voorwaarden:

juridische entiteiten die leider of geassocieerd lid willen worden van een ITD, dienen de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky te aanvaarden;

juridische entiteiten die leider willen worden van een ITD verplichten zich na afloop de resultaten te gaan gebruiken, naar evenredigheid met de totale begroting financieel bij te dragen aan de lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en bijdragen te leveren aan het ITD dat ze leiden;

juridische entiteiten die geassocieerd lid willen worden, verplichten zich een financiële bijdrage te leveren aan één of meer van de ITD’s van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky die ten minste een vooraf, naar evenredigheid met de begroting van dat ITD bepaald drempelbedrag bedraagt, en financieel bij te dragen in de lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

De oproep aan geassocieerde leden geschiedt op basis van de behoefte aan kernvermogens op het gebied van de verschillende ITD’s. Vacatures worden bekendgemaakt op de website van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en worden meegedeeld via de Groep vertegenwoordigers van de nationale staten en, waar passend, via andere kanalen.

Besluiten van de raad van bestuur

Aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden gericht aan de raad van bestuur, die besluit over de goedkeuring volgens de in artikel 5 beschreven procedure, en worden en ter kennisgeving aan de Groep vertegenwoordigers van de nationale staten gezonden.

Wanneer de raad van bestuur besluiten neemt over de toetreding van een juridische entiteit, houdt hij rekening met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de aanvrager voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, en met zijn capaciteit om de ontwikkelde technologieën te benutten. Bij elke aanvraag voor lidmaatschap verstrekt de Commissie aan de Raad tijdig informatie over de beoordeling en, in voorkomend geval, over het besluit van de raad van bestuur.

3.   Lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky kan niet worden overgedragen op een derde partij, tenzij de raad van bestuur hier vooraf mee heeft ingestemd.

In uitzonderlijke omstandigheden en na instemming van de raad van bestuur en de stuurgroep van de betrokken ITD’s, kan elk lid uit de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky terugtreden. Na terugtreding is het voormalige lid van elke verplichting vrijgesteld, behoudens die welke hij vóór zijn terugtreding overeenkomstig deze statuten door middel van overeenkomsten met de gemeenschappelijk onderneming Clean Sky en andere leden was aangegaan.

Artikel 5

Organen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky zijn:

de raad van bestuur;

de uitvoerend directeur;

de stuurgroepen ITD’s;

de stuurgroep van de technology evaluator, en

het algemeen forum.

Een Groep vertegenwoordigers van de nationale staten fungeert als extern adviesorgaan van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

2.   Indien een bepaalde taak niet is toegewezen aan een van de organen, is de raad van bestuur het bevoegde orgaan.

3.   De gemeenschappelijke onderneming kan naar wens een adviescomité instellen dat de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky advies geeft over en aanbevelingen doet op het gebied van bestuurlijke, financiële en technische onderwerpen.

Artikel 6

Raad van bestuur

1.   De raad van bestuur is het bestuurslichaam van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Samenstelling:

de raad van bestuur bestaat uit door de volgende partijen benoemde vertegenwoordigers:

a)

de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

de leiders van het ITD;

c)

één geassocieerd lid per ITD, zoals omschreven in artikel 8, lid 4, onder f), van dit statuut.

Besluitvorming

Ieder individueel lid van de raad van bestuur heeft één gelijkwaardige stem.

De raad van bestuur besluit bij tweederde meerderheid van alle geldige stemmen. Onder geldige stemmen worden ook de stemmen van niet op de vergadering aanwezige leden verstaan.

Voor een aanpassing van de begrotingstoewijzing aan en binnen demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie, is de instemming vereist van alle betrokken leiders van ITD’s.

Voorzitterschap

a)

De raad van bestuur benoemt uit zijn vertegenwoordigers een voorzitter en een vicevoorzitter. De vertegenwoordiger van de Commissie komt voor geen van beide functies in aanmerking.

b)

De voorzitter en de vicevoorzitter van de raad van bestuur worden gekozen voor een periode van één jaar en kunnen voor nog eens een jaar worden herkozen.

Vergaderingen

De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van de voorzitter van de raad van bestuur of van de Commissie of van de uitvoerend directeur.

De vergaderingen vinden normaal gesproken plaats waar de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky haar zetel heeft.

Tenzij anders wordt besloten, neemt de uitvoerend directeur deel aan de vergaderingen.

De voorzitter van de Groep vertegenwoordigers van de nationale staten kan de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bijwonen.

Rol en taken

De raad van bestuur is met name verantwoordelijk voor:

a)

vaststelling of verandering van strategische richting;

b)

het sluiten, vrijgeven en/of wijzigen van contracten;

c)

aanneming van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, overeenkomstig artikel 6 van deze verordening;

d)

vaststelling van de begroting en de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky;

e)

vaststelling van wijzigingen in de aan een ITD toegekende begrotingen;

f)

vaststelling van de jaarlijkse ITD-werkprogramma’s;

g)

goedkeuring van de jaarlijkse verslagen van ITD-leiders en de uitvoerend directeur, en evaluatie van de voortgang van het onderzoek;

h)

zaken tegen leiders en geassocieerde leden van een ITD die in gebreke blijven en/of het treffen van een vergelijk in geschillen tussen de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en haar leden;

i)

geschillenbeslechting in derde aanleg binnen een ITD;

j)

geschillenbeslechting in tweede aanleg tussen ITD’s;

k)

toelating van nieuwe leiders en geassocieerde leden van een ITD en de vaststelling van het minimumaandeel waartoe zij zich verbinden;

l)

selectieprocedures via uitnodigingen tot het indienen van voorstellen/openbare aanbestedingen;

m)

overdracht van lidmaatschap;

n)

het herzien in tweede aanleg en heropenen van aangevochten selectiebesluiten van partners;

o)

vaststelling van wijzigingen in de belangrijkste resultaten;

p)

aanstelling, mandaatuitbreiding en ontslag van de uitvoerend directeur;

q)

goedkeuring van de voorstellen van de uitvoerend directeur voor veranderingen in het personeelsbestand van het directoraat;

r)

nadere uitwerking van de in artikel 7, lid 4 genoemde taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur;

s)

goedkeuring van de communicatie- en verspreidingsstrategie van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky;

t)

goedkeuring van uitgangspunten met betrekking tot openbare raadpleging en openbare dialoog;

u)

bevordering van een personeelsbeleid gericht op diversiteit en gelijkheid van vrouwen en mannen;

v)

ontwikkeling van een externerelatiestrategie in internationaal perspectief;

w)

regels voor het beoordelen van bijdragen in natura;

x)

vaststelling van de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als bedoeld in artikel 14, lid 2, van deze verordening.

7.   De Gemeenschap beschikt over vetorecht voor alle besluiten in verband met het gebruik van haar financiële bijdrage, de liquidatie en de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, de aanneming van aanzienlijke wijzigingen in de toewijzing van begrotingsmiddelen aan en binnen ITD’s, en besluiten in verband met de punten a), b), c), h), k), l), m), n), o), p), w) en x). Van een „aanzienlijke” budgettaire verandering is sprake wanneer circa 10 % van het budget van een ITD (of van de technology evaluator) wordt beïnvloed.

Reglement

De raad van bestuur stelt zijn gedetailleerde reglement van orde vast.

Artikel 7

Uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en is de wettige vertegenwoordiger ervan. Hij is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur voert zijn taken volledig onafhankelijk uit.

De uitvoerend directeur oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 7, lid 2, van deze verordening vermelde bevoegdheden uit.

2.   De uitvoerend directeur wordt in de uitoefening van zijn functie bijgestaan door de medewerkers van het directoraat. Deze medewerkers voeren alle nodige ondersteunende werkzaamheden uit.

De medewerkers van het directoraat worden door de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming geselecteerd en aangenomen.

Benoeming van de uitvoerend directeur

a)

De uitvoerend directeur wordt door de raad van bestuur benoemd voor een periode van drie jaar, op basis van een in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere tijdschriften of op internetsites gepubliceerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Na een evaluatie van de prestatie van de uitvoerend directeur kan de raad van bestuur de ambtstermijn eenmaal voor niet langer dan vier jaar verlengen.

b)

De uitvoerend directeur kan door de raad van bestuur van zijn functie worden ontheven.

Rol en taken van de uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur zal met name:

a)

verslag uitbrengen aan de raad van bestuur;

b)

de coördinatie en follow-up verzorgen van de activiteiten van de ITD’s (middels ITD-coördinatiebijeenkomsten), en technische en financiële verslagen opstellen;

c)

toezicht houden op integratie- en interfaceactiviteiten en, wanneer nodig, vergaderingen beleggen en voorzitten;

d)

vergaderingen van de stuurgroep van de technology evaluator voorzitten, en als actieve waarnemer deelnemen aan vergaderingen van de stuurgroepen van de overige ITD’s;

e)

toezien op de vorderingen van de ITD’s bij het verwezenlijken van de milieudoelstellingen, op basis van de beoordelingen van de technology evalutator;

f)

de participatie van mkb-ondernemingen monitoren om ervoor te zorgen dat aan de participatiedoelstellingen wordt voldaan;

g)

uitnodigingen tot het indienen van voorstellen organiseren en aanbestedingsprocedures uitvoeren op basis van door de betreffende stuurgroepen van ITD’s aangeleverde informatie;

h)

uitvoeren van herzieningsprocedures in eerste aanleg in verband met aangevochten selectiebesluiten van partners;

i)

geschillenbeslechting in tweede aanleg binnen een ITD;

j)

geschillenbeslechting in eerste aanleg tussen ITD’s;

k)

de financiële bijdragen van leiders en geassocieerde leden van demonstratie ITD’s controleren, de uitgaven vergelijken met de plannen en jaarlijks evaluaties doorvoeren van de financiële bijdragen;

l)

de jaarlijkse begrotingen opstellen en uitvoeren, en de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky vertegenwoordigen tijdens de jaarlijkse kwijtingsprocedure;

m)

de raad van bestuur en de Commissie voorzien van de technische en financiële verslagen;

n)

samen met de voorzitter van de raad van bestuur de agenda van de vergaderingen van de raad van bestuur opstellen;

o)

naast de Commissie vergaderingen van de Groep van vertegenwoordigers van de nationale staten en van ACARE bijwonen, en verslag uitbrengen omtrent de status van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, inclusief kwesties betreffende kleine en middelgrote ondernemingen;

p)

de communicatie- en PR-aspecten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky leiden, met inbegrip van de organisatie van gelegenheden waarop resultaten worden gepresenteerd en informatie verspreid;

q)

de dialoog organiseren met gebruikers en relevante belangengroepen;

r)

toezien op de beoordelings- en selectieprocedure van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

s)

verslag uitbrengen over de resultaten van de oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen.

Artikel 8

Stuurgroepen ITD’s

Oprichting

De raad van bestuur stelt voor elk van de zes ITD’s een stuurgroep in. De volgende ITD’s worden vastgesteld:

a)

Smart-vliegtuig met vaste vleugels

b)

Groen regiovliegtuig

c)

Groen draaivleugelvliegtuig

d)

Systemen voor groen luchtverkeer

e)

Duurzame en groene motoren

f)

Eco-design

Voor de gehele duur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky wordt een onafhankelijke technology evaluator ingesteld. De taken van de technology evaluator zijn:

a)

milieu-effectenbeoordeling van de technologische resultaten van individuele ITD’s;

b)

aanbevelingen doen aan ITD’s om de milieuprestaties van de activiteiten in het kader van Clean Sky te optimaliseren;

c)

de Commissie en de Groep van vertegenwoordigers van de nationale staten via de uitvoerend directeur regelmatig informeren over de milieu-effecten van de technologische resultaten van de ITD’s.

De raad van bestuur beslist over de samenstelling en de instelling van de Stuurgroep technology evaluator.

Samenstelling

Iedere stuurgroep ITD bestaat uit:

a)

de voorzitter — een hoge vertegenwoordiger van de leider(s) van het ITD;

b)

vertegenwoordigers van elk van de geassocieerde leden van het betreffende ITD, en overige participerende leiders van een ITD;

c)

de uitvoerend directeur en de verantwoordelijk beambte voor demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie;

d)

een Commissievertegenwoordiger, zo nodig, dan wel op verzoek van de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, als waarnemer;

e)

andere leiders van een ITD met belangstelling voor de resultaten van het ITD, op uitnodiging.

Vergaderingen

Iedere stuurgroep ITD komt ten minste eens per drie maanden bijeen.

Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van de voorzitter van de betreffende stuurgroep ITD of van de uitvoerend directeur.

Verantwoordelijkheid

Iiedere stuurgroep ITD is verantwoordelijk voor:

a)

sturing van en toezicht op de technische functies van het eigen ITD en het nemen van beslissingen namens de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky omtrent alle technische zaken die specifiek zijn voor dit ITD;

b)

het opstellen van de uitgewerkte jaarlijkse werkprogramma’s voor het ITD;

c)

vaststelling van de inhoud van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

d)

selectie van de externe partner met de hulp van onafhankelijke deskundigen;

e)

vaststelling van de inhoud van openbare aanbestedingen in samenwerking met het betreffende lid;

f)

vaststelling van de toerbeurt voor de vertegenwoordiging van de geassocieerde leden in de raad van bestuur; de beslissing hierover kan alleen door de geassocieerde leden worden genomen; ITD-leiders hebben in dezen geen stemrecht;

g)

geschillenbeslechting binnen een ITD;

h)

veranderingen in begrotingstoewijzingen binnen het desbetreffende ITD, onder voorbehoud van artikel 6, lid 3.

Stemming

Iedere stuurgroep ITD besluit bij gewone meerderheid, waarbij de stemmen worden gewogen volgens de financiële bijdrage aan het ITD van de leden van de stuurgroep. De leiders van een ITD beschikken over vetorecht met betrekking tot alle besluiten van de stuurgroep ITD waarvan zij de leider zijn.

Reglement

Iedere stuurgroep ITD stelt zijn reglement van orde vast, uitgaande van een algemeen basisreglement voor alle ITD’s waaraan gedetailleerde bepalingen worden toegevoegd met betrekking tot de rechten en plichten van de leiders van een stuurgroep ITD, waaronder vetorechten.

Artikel 9

Algemeen forum

1.   Het algemeen forum is een overlegorgaan bij de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Het algemeen forum bestaat uit één vertegenwoordiger van:

a)

elk lid van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky;

b)

elke partner.

Vergaderingen

Het algemeen forum komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.

Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van ten minste 30 % van de leden van het algemeen forum.

De vergaderingen worden normaal gesproken in Brussel gehouden.

Rollen

Het algemeen forum:

a)

wordt geïnformeerd omtrent de stand van zaken van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky;

b)

wordt geïnformeerd omtrent de jaarbegroting en ontvangt de jaarverslagen en jaarrekeningen;

c)

doet inzake technische, bestuurlijke en financiële zaken, door middel van stemming bij twee derde meerderheid, aanbevelingen en brengt kwesties ter sprake bij de raad van bestuur en de uitvoerend directeur.

Reglement

Het algemeen forum stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 10

Groep vertegenwoordigers van nationale staten

Samenstelling

De Groep vertegenwoordigers van nationale staten is samengesteld uit één vertegenwoordiger uit elke lidstaat en één uit elk met het zevende kaderprogramma geassocieerd land. De groep kiest een voorzitter onder haar leden.

Rol en taken

De Groep vertegenwoordigers van nationale staten heeft een adviserende rol ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming. Zij beoordeelt met name informatie en brengt advies uit over de volgende onderwerpen:

a)

de vorderingen in het programma van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky;

b)

het bereiken en in acht nemen van streefcijfers;

c)

actualiseren van de strategische oriëntatie;

d)

het verband met het kaderprogramma voor samenwerking op onderzoeksgebied;

e)

oproepen tot het indienen van voorstellen alsmede resultaat en planning van aanbestedingen;

f)

betrokkenheid van mkb-ondernemingen;

g)

nieuwe aanvragen voor toetreding, toetredingen en wijziging van het lidmaatschap.

Tevens levert de groep aan de gemeenschappelijke onderneming een bijdrage over de volgende onderwerpen:

a)

stand van zaken in en interface tussen de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en de toepasselijke nationale onderzoeksprogramma’s, en vaststelling van mogelijke samenwerkingsgebieden;

b)

specifieke nationale maatregelen betreffende evenementen waarop informatie wordt verspreid, gerichte technische workshops en activiteiten op het gebied van communicatie.

De Groep vertegenwoordigers van nationale staten kan op eigen initiatief de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky aanbevelingen doen op het gebied van technische, bestuurlijke en financiële onderwerpen, met name wanneer er nationale belangen in het geding zijn. De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky informeert de Groep vertegenwoordigers van nationale staten over de follow-up die aan die aanbevelingen is gegeven.

3.   De Groep vertegenwoordigers van nationale staten komt minstens twee maal per jaar bijeen op uitnodiging van de gemeenschappelijke onderneming. Voor specifieke aangelegenheden die voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky van groot belang zijn, kunnen buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen. Die vergaderingen worden bijeengeroepen door de gemeenschappelijke onderneming, hetzij op haar initiatief, hetzij op verzoek van de Groep vertegenwoordigers van nationale staten.

De uitvoerend directeur en de voorzitter van de raad van bestuur en/of hun vertegenwoordigers, wonen de vergaderingen bij.

De Groep vertegenwoordigers van nationale staten stelt haar reglement van orde vast.

Artikel 11

Interneauditfunctie

De taken die uit hoofde van artikel 185, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 opgedragen zijn aan de interne controleur van de Commissie worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de raad van bestuur, die hiervoor een passende regeling treft en daarbij rekening houdt met de omvang en de werkingssfeer van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Artikel 12

Financieringsbronnen

1.   Alle middelen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden besteed aan de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

2.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky bestaan uit bijdragen van haar leden en bij hen aangesloten deelnemende ondernemingen. Onder een aangesloten deelnemende onderneming wordt een juridische entiteit verstaan die:

a)

direct of indirect in het bezit is van of wordt gecontroleerd door, dan wel eigenaar is van of zeggenschap heeft over, dan wel in het bezit is van of wordt gecontroleerd door dezelfde entiteit als de betreffende ITD-leider of het betreffende geassocieerde lid;

b)

vennootschappelijk is gevestigd in en onderworpen is aan het recht van een lidstaat van de Gemeenschap, dan wel aan dat van een met het zevende kaderprogramma van de Commissie geassocieerd land, en

c)

een bijdrage levert aan de activiteiten van de relevante ITD-leider of het betreffende geassocieerde lid van het Clean Sky-werkprogramma.

3.   De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden gelijkelijk verdeeld over de Gemeenschap, die 50 % van de totale kosten draagt, en de overige leden, die de resterende 50 % in contanten op zich nemen. De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky mogen niet hoger zijn dan 3 % van de totale inbreng in geld en in natura van de in artikel 13 bedoelde leden en partners. Indien een deel van de communautaire bijdrage niet wordt gebruikt, mag dat voor de in artikel 13 genoemde onderzoeksactiviteiten ter beschikking worden gesteld.

4.   Alle middelen worden in de jaarlijkse begroting opgenomen.

5.   De jaarlijkse financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky is onderworpen aan de controle van de door de overige leden verrichte activiteiten.

6.   Waneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky of een aangesloten deelnemende onderneming zijn verplichtingen betreffende de overeengekomen bijdragen niet nakomt, dan besluit de raad van bestuur:

in het geval van een in gebreke blijvend lid, of de overige leden het lidmaatschap van het desbetreffende lid moeten intrekken, dan wel of er andere maatregelen moeten worden genomen tot het lid zijn verplichtingen wel nakomt, of

in het geval van een in gebreke blijvende aangesloten deelnemende onderneming, of de overige leden het lidmaatschap van de desbetreffende aangesloten deelnemende onderneming moeten intrekken, dan wel of andere maatregelen moeten worden genomen tot zij haar verplichtingen wel nakomt.

7.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky bezit alle materiële activa die zij heeft voortgebracht of die aan haar worden overgedragen. Demonstratiemodellen en andere materiële en immateriële producten van het onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma van Clean Sky zijn het eigendom van de leden en/of de partners die ze hebben voortgebracht.

Artikel 13

Bijdragen aan de activiteiten uitgevoerd in de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky

1.   Ter ondersteuning van de in de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky te ontwikkelen activiteiten, verschaffen de overige leden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky middelen die gelijk zijn aan de communautaire bijdrage. Dit omvat tevens hun bijdrage in de lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

2.   De communautaire bijdrage wordt als volgt verdeeld:

a)

een bedrag van maximaal 400 miljoen EUR wordt toegekend aan de ITD-leiders en een bedrag van maximaal 200 miljoen EUR aan geassocieerde leden van ITD’s (2). Leiders en geassocieerde leden van ITD’s dragen middelen bij ter hoogte van ten minste de communautaire bijdrage;

b)

een bedrag van ten minste 200 miljoen EUR wordt toegekend aan partners die met behulp van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zijn geselecteerd. Er wordt in het bijzonder gelet op een adequate deelname van mkb-ondernemingen. De communautaire financiële bijdrage is in overeenstemming met de financieringsplafonds van de totale in aanmerking komende kosten, zoals vastgesteld bij de regels voor deelneming aan het zevende kaderprogramma.

Indien een oproep tot het indienen van voorstellen onbeantwoord blijft of geen middelen krijgt toegewezen, voeren de leden de desbetreffende taken zelf uit.

Om in aanmerking te komen voor financiering door de Gemeenschap, dienen de bij de uitvoering van onderzoeksactiviteiten gemaakte kosten te zijn vrijgesteld van belasting over de toegevoegde waarde.

3.   Een voorlopige verdeling van de communautaire bijdrage over de verschillende onderzoeksactiviteiten is als volgt (3):

a)

24 % voor het ITD Smart-vliegtuig met vaste vleugels,

b)

11 % voor het ITD Groen regiovliegtuig,

c)

10 % voor het ITD Groen draaivleugelvliegtuig,

d)

27 % voor het ITD Duurzame en groene machines,

e)

19 % voor het ITD Systemen voor groen luchtverkeer,

f)

7 % voor het ITD Eco-design,

g)

2 % voor de technology evaluator.

Er wordt een gedetailleerde uitsplitsing vastgesteld van de over de diverse werkpakketten en over de leden van de gemeenschappelijke onderneming te verdelen middelen. De gedetailleerde uitsplitsing wordt formeel aangenomen door de raad van bestuur. De Commissie houdt toezicht op dit proces, rekening houdend met het beginsel van gelijke behandeling van de leden.

4.   Ter uitvoering van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, kan deze onderneming subsidies voor onderzoeksactiviteiten verstrekken aan haar leden en deelnemers en, overeenkomstig door de raad van bestuur goedgekeurde open criteria, aan partners en andere entiteiten.

5.   Met uitzondering van de lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, kunnen bijdragen in natura worden geleverd. Deze worden dan geëvalueerd om hun waarde te beoordelen en hun relevantie met betrekking tot de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky; vervolgens moet de raad van bestuur goedkeuring verlenen. De procedure voor het waarderen van bijdragen in natura wordt nader gespecificeerd en wordt aangenomen door de raad van bestuur. De procedure zal zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

a)

de algemene aanpak is gebaseerd op de beginselen van het zevende kaderprogramma, hetgeen betekent dat bijdragen in natura aan projecten worden beoordeeld op het niveau van projectevaluaties;

b)

het financiële reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky is van toepassing;

c)

verificatie wordt door een externe accountant gedaan.

6.   De bijdragen van de overige leden worden geregistreerd door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Artikel 14

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky mogen de tot haar beschikking staande middelen en de haar toegewezen begrotingsmiddelen niet overschrijden.

Artikel 15

Financiële inkomsten

Behalve bij liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, overeenkomstig artikel 25, geeft, wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden, dit geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Artikel 16

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 17

Financiële uitvoering

De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky uit.

Artikel 18

Financiële rapportage

1.   Jaarlijks dient de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur een voorontwerp van begroting in met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar, met inbegrip van de personeelsformatie. Binnen deze raming worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee jaren op een zo gedetailleerde wijze opgesteld als noodzakelijk is voor de interne begrotingsprocedure van elk lid, wat zijn financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky betreft. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle aanvullende informatie die daartoe noodzakelijk is.

2.   De leden van de raad van bestuur delen aan de uitvoerend directeur hun opmerkingen mee over het voorontwerp van begroting en met name over de ramingen van de middelen en uitgaven voor het volgende jaar.

3.   Rekening houdend met de van de raad van bestuur ontvangen opmerkingen stelt de uitvoerend directeur de ontwerp-begroting voor het volgende jaar op en dient hij deze ter goedkeuring in bij de raad van bestuur.

4.   De jaarlijkse begroting en het jaarlijkse uitvoeringsplan voor een bepaald jaar wordt door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky uiterlijk aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen.

5.   Binnen twee maanden na de afsluiting van elk begrotingsjaar worden de jaarrekening en de balans voor het vorige jaar door de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur ter goedkeuring ingediend. De jaarrekening en de balans voor het vorige jaar worden bij de Rekenkamer en de Commissie ingediend.

Artikel 19

Planning en rapportering

1.   De vorderingen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en met name die in verband met het jaarlijks uitvoeringsplan van het betrokken jaar, worden elk kalenderjaar opgenomen in een jaarrapport. Het jaarrapport wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd. Het jaarrapport bevat een toelichting over de deelname van mkb-ondernemingen in de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

2.   In het jaarlijks uitvoeringsplan wordt het plan gespecificeerd voor de uitvoering van alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor een bepaald jaar, inclusief de geplande uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en acties die via aanbestedingen moeten worden uitgevoerd. De uitvoerend directeur stelt het jaarlijks uitvoeringsplan samen met de jaarlijkse begroting voor aan de raad van bestuur. Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt een publiceerbare versie van het jaarlijks uitvoeringsplan voor het publiek beschikbaar gesteld.

3.   Het jaarlijks werkprogramma bevat een beschrijving van de werkingssfeer van en de begroting voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die moeten worden gelanceerd om de onderzoeksagenda voor een bepaald jaar uit te voeren.

Artikel 20

Contracten voor diensten en leveringen

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky stelt alle passende procedures en mechanismen vast voor de uitvoering van, de supervisie over en het toezicht op de dienstverlenings- en leveringscontracten die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

Artikel 21

Aansprakelijkheid van de leden, verzekering

1.   De leden zijn niet aansprakelijk voor de schulden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

2.   De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky sluit afdoende verzekeringen af en houdt deze aan.

Artikel 22

Belangenconflicten

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky vermijdt elk belangenconflict bij de uitvoering van haar activiteiten.

Leden die betrokken zijn bij het omschrijven van werkzaamheden in het kader van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen of een aanbesteding, mogen niet aan de uitvoering van genoemde werkzaamheden deelnemen.

Artikel 23

Intellectuele-eigendomsbeleid

1.   Het intellectuele-eigendomsbeleid van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky wordt geïncorporeerd in de door de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky gesloten subsidieovereenkomsten.

2.   De doelstelling van het beleid is het voortbrengen en exploiteren van kennis te bevorderen, het tot stand brengen van een billijke verdeling van de desbetreffende rechten, het belonen van innovatie en het tot stand brengen van brede deelname van private en publieke entiteiten die ingaan op uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, behoudens de ondertekening van een subsidieovereenkomst met de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

3.   Het intellectuele-eigendomsbeleid gaat uit van het beginsel dat iedere juridische entiteit die met de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky een subsidieovereenkomst heeft gesloten, de eigenaar blijft van:

a)

de informatie die in het bezit is van de deelnemers vóór hun toetreding tot de subsidieovereenkomst alsmede auteursrechten of andere intellectuele-eigendomsrechten betreffende dergelijke informatie waarvoor een aanvraag is ingediend voor hun toetreding tot de subsidieovereenkomst, en die nodig is voor het uitvoeren van het project of voor het gebruiken van de foreground van het project (hierna „background” genoemd);

b)

de resultaten, inclusief informatie, al of niet beschermbaar, die worden gegenereerd door het betreffende project. Dergelijke resultaten omvatten aan het auteursrecht gerelateerde rechten, ontwerprechten, octrooirechten, of soortgelijke vormen van bescherming (hierna „foreground” genoemd). Gezamenlijk tot stand gebrachte foreground behoort toe aan alle deelnemers die eraan hebben bijgedragen, als hun afzonderlijke bijdragen niet kunnen worden vastgesteld. Tenzij anders overeengekomen, mag ieder van deze deelnemers dergelijke gezamenlijk ontwikkelde foreground kosteloos gebruiken in het eigen bedrijf en in later onderzoek.

Voortbrengers van foreground dienen redelijke stappen te ondernemen om deze te beschermen, met name door octrooien aan te vragen. Indien dergelijke stappen niet worden ondernomen door de voortbrenger of andere deelnemers aan de ITD, kan de gemeenschappelijke onderneming zelf, met toestemming van de voortbrenger en via de betreffende ITD-stuurgroep, bescherming aanvragen.

4.   De voorwaarden betreffende toegangsrechten en licenties tussen juridische entiteiten die een subsidieovereenkomst hebben gesloten met de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden bepaald in de subsidieovereenkomst: met betrekking tot background en foreground voor het voltooien van de projecten, met betrekking tot foreground voor gebruik in onderzoek en met betrekking tot benodigde background om foreground te kunnen gebruiken voor gebruik in onderzoek.

5.   De juridische entiteiten die een subsidieovereenkomst hebben gesloten met de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky maken informatie openbaar die te maken heeft met foreground en verspreiden foreground onder in de subsidieovereenkomst gestelde voorwaarden en met inachtneming van de nodige vertrouwelijkheidswaarborgen.

Artikel 24

Wijziging van de statuten

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky kan bij de raad van bestuur een initiatief tot wijziging van deze statuten indienen.

2.   De in lid 1 bedoelde initiatieven worden na goedkeuring door de raad van bestuur als ontwerp-wijziging aan de Commissie voorgelegd, die ze, zo nodig, aanneemt.

3.   Wijzigingen die de essentiële elementen van deze statuten betreffen, en met name wijzigingen in de artikelen 3, 4, 6, 7, 12, 13, 21, 24 en 25, worden evenwel aangenomen overeenkomstig artikel 172 van het Verdrag.

Artikel 25

Liquidatie en ontbinding

1.   Aan het einde van de in artikel 1, lid 1, van deze verordening bedoelde periode, of na wijziging van deze verordening overeenkomstig artikel 11, lid 2 van deze verordening, wordt de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ontbonden.

2.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

3.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky wordt ontbonden, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastheerschapsovereenkomst door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

4.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze bedoeld in lid 3, worden alle verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky en de ontbindingskosten. Elk overschot wordt verdeeld over de op het moment van de ontbinding bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky. Elk overschot voor de Gemeenschap wordt overgedragen naar de begroting van de Commissie.

5.   Overblijvende activa worden verdeeld over de op het moment van de ontbinding bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.

6.   Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om het adequate beheer te verzekeren van elke subsidieovereenkomst en elk contract voor diensten en leveringen met een langere duur dan de duur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky.


(1)  PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1.

(2)  Deze kostenverdeling komt overeen met wat gebruikelijk is bij O&O-projecten in de luchtvaartindustrie, waar de grootste hoeveelheid werk en het grootste investeringsrisico worden gedragen door de grootste participanten.

(3)  Deze verdeling is verkregen door van onder af te werken („bottom-up”), waarbij de budgettaire vereisten van de afzonderlijke ITD’s en de technology evaluator zijn afgezet tegen hun technische doelstellingen.


BIJLAGE II

Oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky  (1)

A.   ITD-LEIDERS:

AgustaWestland

Airbus

Aangesloten ondernemingen: Airbus France SAS, Airbus Deutschland GmbH, Airbus España SL, Airbus UK Limited

Alenia

Aangesloten ondernemingen: Alenia Aermacchi SpA, Alenia SIA SpA

Dassault Aviation

EADS-CASA

Eurocopter

Aangesloten ondernemingen: Eurocopter Deutschland GmbH

Fraunhofer Gesellschaft

Liebherr

Aangesloten ondernemingen: Liebherr-Aerospace Toulouse S.A.S., Liebherr-Elektronik GmbH

Thales

Aangesloten ondernemingen: Thales ATM, Thales Systèmes Aéroportés, Thales Avionics Electrical System, Thales Communication, Thales Air Systems Division UK

Rolls-Royce

Aangesloten ondernemingen: Rolls-Royce Deutschland GmbH

Saab

Safran

Aangesloten ondernemingen: Snecma, Turbomeca, Hispano Suiza, Aircelle, Techspace Aero, Snecma Propulsion Solide, Microturbo, Technofan, Sofrance, Messier Dowty, Messier Bugatti, Labinal, Sagem Sécurité Défense, Snecma Services, SMA

B.   GEASSOCIEERDE LEDEN

Lidmaatschap van Clean Sky — Oprichtende leden

Organisatie

Nationale staat

Cluster(s)

Rol

Type

Fiber Optic Sensors & Sensing Syst.

België

IGOR

 

mkb

KU Leuven

België

IGOR

 

Uni

LMS International

België

IGOR

 

Ind

Micromega Dynamics

België

IGOR

 

mkb

ReFiber ApS

Denemarken

RUAG

 

mkb

Dassault Aviation

Frankrijk

 

ITD-leider

Ind

EADS-CCR

Frankrijk

 

 

Ond. Cen.

InterAC

Frankrijk

IGOR

 

mkb

ONERA

Frankrijk

 

 

Ond. Cen.

Safran

Frankrijk

 

ITD-leider

Ind

Thales avionics

Frankrijk

 

ITD-leider

Ind

Zodiac-ECE/IN

Frankrijk

 

 

Ind

Airbus

Frankrijk/Duitsland

 

ITD-leider

Ind

EADS IW

Frankrijk/Duitsland

 

 

Ind

Eurocopter

Frankrijk/Duitsland

 

ITD-leider

Ind

Akustik Technolgie Göttingen

Duitsland

IGOR

 

mkb

DIEHL Aerospace

Duitsland

 

 

Ind

DLR

Duitsland

 

 

Ond. Cen.

EADS-CRC

Duitsland

 

 

Ond. Cen.

Fraunhofer GhF

Duitsland

 

ITD-leider

Ond. Cen.

HADEG Recycling GmbH

Duitsland

RUAG

 

mkb

Liebherr Aerospace

Duitsland

 

ITD-leider

Ind

MTU Aero Engines

Duitsland

 

 

Ind

TU Hamburg-Harburg

Duitsland

RUAG

 

Uni

HAI

Griekenland

 

 

Ind

IAI

Israël

 

 

Ind

AEROSOFT

Italië

 

 

mkb

Alenia Aeronautica

Italië

 

ITD-leider

Ind

Avio S.p.A.

Italië

 

 

Ind

CIRA

Italië

CIRA

 

Ond. Cen.

CNR

Italië

Airgreen

 

Ond. Cen.

CSM

Italië

Airgreen

 

Ond. Cen.

DEMA

Italië

CIRA

 

mkb

FOXBIT

Italië

Airgreen

 

mkb

Galileo Avionica

Italië

 

 

Ind

IMAST

Italië

Airgreen

 

Ond. Cen.

PIAGGIO

Italië

Airgreen

 

Ind

Politech. Torino

Italië

Airgreen

 

Uni

POLO DELLE S. & T. NAPOLI

Italië

Airgreen

 

Uni

SELEX S.I.

Italië

 

 

Ind

SICAMB

Italië

Airgreen

 

mkb

Univ. Bologna/Forlì

Italië

Airgreen

 

Uni

Univ. Piemonte

Italië

Airgreen

 

Uni

Univ. Pisa

Italië

Airgreen

 

Uni

Univ. Torino

Italië

Airgreen

 

Uni

ATR

Italië/Frankrijk

 

 

Ind

Agusta Westland

Italië/UK

 

ITD-leider

Ind

ELSIS

Litouwen

CIRA

 

mkb

University of Malta

Malta

GSAF

 

Uni

ADSE

Nederland

 

 

mkb

Aeronamic

Nederland

GSAF

 

mkb

Airborne Composite

Nederland

IGOR

 

mkb

Axxiflex

Nederland

 

 

mkb

CCM

Nederland

GSAF

 

Ind

DNW

Nederland

IGOR

 

Ond. Cen.

Eurocarbon

Nederland

IGOR

 

Ind

HAN University

Nederland

IGOR

 

Uni

MicroFlown Technologies

Nederland

IGOR, NL

 

mkb

NLR

Nederland

IGOR, NL, GSAF

 

Ond. Cen.

Sergem

Nederland

 

 

mkb

STORK aerospace

Nederland

NL

 

Ind

Ten Cate Advances Composites

Nederland

IGOR

 

Ind

TNO

Nederland

NL

 

Ond. Cen.

TU Delft

Nederland

IGOR, NL, GSAF

 

Uni

Uni. Twente

Nederland

IGOR, NL

 

Uni

PZL-Świdnik

Polen

 

 

Ind

INCAS

Roemenië

CIRA

 

Ond. Cen.

Aerostar

Roemenië

CIRA

 

Ind

Avioane Craiova

Roemenië

CIRA

 

Ind

STRAERO

Roemenië

CIRA

 

Ond. Cen.

ANOTEC

Spanje

IGOR

 

mkb

EADS CASA

Spanje

 

ITD-leider

Ind

ITP

Spanje

 

 

Ind

Saab

Zweden

 

ITD-leider

Ind

Volvo Aero Corporation

Zweden

 

 

Ind

EPFL École Polytechnique Lausanne

Zwitserland

RUAG

 

Uni

ETH Zurich

Zwitserland

RUAG

 

Uni

Huntsman Advanced Materials

Zwitserland

RUAG

 

Ind

Icotec AG

Zwitserland

RUAG

 

mkb

RUAG Aerospace

Zwitserland

RUAG

 

Ind

University Applied Sciences NW Switzerland

Zwitserland

RUAG

 

Uni

Advanced Composites Group (ACG)

UK

RUAG

 

mkb

Nottingham University

UK

 

 

Uni

QinetiQ

UK

 

 

Ond. Cen.

Rolls-Royce

UK

 

ITD-leider

Ind

University of Cranfield

UK

GSAF

 

Uni


(1)  Afgezien van de Gemeenschap en overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de statuten.


4.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/21


VERORDENING (EG) Nr. 72/2008 VAN DE RAAD

van 20 december 2007

betreffende de oprichting van de „gemeenschappelijke onderneming ENIAC”

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 171 en 172,

Gelet op het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (3), hierna het „zevende kaderprogramma genoemd”, voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Deze GTI’s vloeien voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms, die reeds uit hoofde van het zesde kaderprogramma werden opgericht, en bestrijken geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied. Zij moeten investeringen van de private sector en Europese publieke financiering, inclusief financiering uit het zevende kaderprogramma, combineren.

(2)

In Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (4) wordt de noodzaak onderstreept van ambitieuze pan-Europese publiek-private partnerschappen voor het versnellen van de ontwikkeling van belangrijke technologieën, grote onderzoeksacties op communautair niveau inclusief met name GTI’s.

(3)

In de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid wordt de noodzaak onderstreept gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie in de Gemeenschap te ontwikkelen met het oog op het bevorderen van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid.

(4)

In zijn conclusies van 25 en 26 november 2004 heeft de Raad de Commissie ertoe aangespoord de begrippen „technologieplatforms” en „gezamenlijke technologie-initiatieven” verder uit te werken. De Raad heeft onderstreept dat dergelijke initiatieven kunnen bijdragen tot een coördinatie van de onderzoeksinspanning in het geheel van de Gemeenschap zodat synergieën kunnen worden bereikt met de activiteiten van bestaande stelsels, zoals Eureka, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek en ontwikkeling (hierna „O&O” genoemd).

(5)

Europese ondernemingen en andere O&O-organisaties die actief zijn op het gebied van nano-elektronica hebben de leiding genomen bij de oprichting van het Europees technologieplatform inzake nano-elektronica (hierna „het ENIAC-technologieplatform” genoemd) als onderdeel van het zesde kaderprogramma. Het ENIAC-technologieplatform heeft op basis van uitgebreid overleg met de publieke en particuliere belanghebbenden een strategische onderzoeksagenda uitgewerkt. In de strategische onderzoeksagenda zijn de prioriteiten op het vlak van nano-elektronica vastgelegd en zijn richtsnoeren aanbevolen voor een GTI op dit gebied.

(6)

Het GTI inzake nano-elektronica is een antwoord op de mededeling van de Commissie van 6 april 2005„Bouwen aan een Europese onderzoeksruimte van kennis voor groei” en van 20 juli 2005„Gemeenschappelijke acties voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabon-programma” waarin wordt aangedrongen op een nieuwe en meer ambitieuze aanpak met het oog op het opzetten van grootschalige publiek-private partnerschappen op samen met de betrokken sector geselecteerde gebieden die van groot belang zijn voor het Europese concurrentievermogen.

(7)

Het GTI inzake nano-elektronica beantwoordt aan de behoefte aan ondersteuning van alomtegenwoordige informatie- en communicatietechnologie als bedoeld in het rapport „Creating an Innovative Europe” van januari 2006. In dit rapport wordt tevens het ENIAC-model van gemeenschappelijke technologie geprezen voor de combinatie van nationale en communautaire financiering in het kader van een duidelijke juridische structuur en op een geharmoniseerde en gelijklopende wijze.

(8)

Het GTI inzake nano-elektronica moet een duurzaam publiek-privaat partnerschap tot stand brengen en de particuliere en publieke investeringen versterken in de nano-elektronicasector in Europa, waarmee voor de doeleinden van deze verordening de lidstaten van de Europese Unie (hierna „lidstaten” genoemd) en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen (hierna „geassocieerde landen” genoemd) worden bedoeld. Het GTI inzake nano-elektronica moet ook een doeltreffende coördinatie en synergie van de financiële en personele middelen uit het kaderprogramma, de industrie, nationale programma’s voor O&O en intergouvernementele stelsels voor O&O bewerkstelligen en op die manier bijdragen tot een versterking van de toekomstige groei, het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van Europa. De doelstelling is ten slotte de samenwerking tussen alle belanghebbenden te versterken, onder meer de betrokken bedrijfssector met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), de nationale overheden, de academische wereld en de onderzoekscentra, meer bepaald door de onderzoeksinspanningen beter af te stemmen en te coördineren.

(9)

Het GTI inzake nano-elektronica moet een gemeenschappelijk overeengekomen onderzoeksagenda (hierna „de onderzoeksagenda” genoemd) vaststellen, die nauw de aanbevelingen volgt van de door het ENIAC-technologieplatform ontwikkelde strategische onderzoeksagenda. Deze onderzoeksagenda moet de, regelmatig geactualiseerde, onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en aanpassing van cruciale expertise voor nano-elektronica voor verschillende toepassingsgebieden bevatten, met het oog op de versterking van het Europese concurrentievermogen en de bevordering van het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen.

(10)

Het GTI inzake nano-elektronica moet gericht zijn op twee doelstellingen die een wezenlijk onderdeel vormen van de strategische onderzoeksagenda van het ENIAC-technologieplatform: de bevordering van de verdere integratie en miniaturisatie van componenten en de uitbreiding van hun functionaliteiten. Het moet nieuwe materialen, apparatuur en procedés, nieuwe architecturen, innovatieve fabricageprocessen, geheel nieuwe ontwerpmethoden en nieuwe inkapsulatie- en systematiseringsmethoden opleveren. Het moet de ontwikkeling van innovatieve hightechtoepassingen op het gebied van communicatie en informatica, vervoer, gezondheidszorg en welzijn, energie- en milieubeheer, beveiliging en veiligheid, en amusement stimuleren en erdoor worden gestuwd.

(11)

De ambitie en het domein van de doelstellingen die zijn vastgelegd voor het GTI inzake nano-elektronica, de omvang van de te mobiliseren financiële en technische middelen en de noodzaak van een doeltreffende coördinatie en synergie van materiële en financiële middelen maken actie op communautair niveau noodzakelijk. Het is daarom nodig dat er een gemeenschappelijke onderneming (hierna de „gemeenschappelijke onderneming ENIAC” genoemd) overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag wordt opgericht als rechtspersoon voor de tenuitvoerlegging van het GTI inzake nano-elektronica. Om een passend beheer te waarborgen van de O&O-activiteiten, waarvoor in het raam van het zevende kaderprogramma de aanzet is gegeven, moet de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2017.

(12)

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet een entiteit zijn die is opgezet door de Gemeenschap; decharge voor de uitvoering van de begroting moet worden verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad. Hierbij moet echter rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de gemeenschappelijke onderneming, resulterend uit de aard van de GTI’s als publiek-private partnerschappen en met name uit het feit dat de particuliere sector bijdraagt in de begroting.

(13)

De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten worden nagestreefd door het samenbrengen van middelen uit de openbare en particuliere sectoren met het oog op de ondersteuning van O&O-activiteiten in de vorm van projecten. Daartoe moet de gemeenschappelijke onderneming ENIAC vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor projecten kunnen organiseren voor het ten uitvoer leggen van onderdelen van haar onderzoeksagenda. Dergelijke O&O-activiteiten moeten de binnen het zevende kaderprogramma vigerende fundamentele ethische beginselen in acht nemen.

(14)

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC zal een veilige, geïntegreerde en verantwoordelijke aanpak van nano-elektronica verzekeren en bevorderen, met inachtneming van de reeds vastgestelde hoge veiligheidsnormen in de nano-elektronica-industrie en in overeenstemming met het communautaire beleid inzake volksgezondheid, veiligheid, milieu en consumentenbescherming, en met het Europese actieplan „Nanowetenschappen en nanotechnologieën: een actieplan voor Europa 2005-2009”.

(15)

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten de Europese Gemeenschap zijn, alsook België, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en AENEAS, een vereniging die ondernemingen en andere O&O-organisaties welke actief zijn op het gebied van nano-elektronica, in Europa vertegenwoordigt. De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet openstaan voor nieuwe leden.

(16)

De regels voor de organisatie en werking van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moeten in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC als onderdeel van deze verordening worden vastgelegd.

(17)

AENEAS heeft een intentieverklaring ter ondersteuning van de oprichting en functionering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC ondertekend.

(18)

De projecten moeten worden gesteund met financiële bijdragen van de Europese Gemeenschap en de lidstaten van ENIAC en met bijdragen in natura van de O&O-organisaties die aan de projecten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC deelnemen. In overeenstemming met bijlage III bij Beschikking 2006/971/EG van de Raad betreffende het specifiek programma „Samenwerking”, kunnen andere financieringsbronnen worden benut, onder meer de Europese Investeringsbank, en met name via de risicodelende financieringsfaciliteit die samen met de EIB en de Commissie is ontwikkeld.

(19)

De publieke financiering voor de O&O-activiteiten die worden ondersteund na door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gepubliceerde open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, moet bestaan uit de nationale financiële bijdragen van de lidstaten van ENIAC en een financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. De financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet worden geleverd als een percentage van de O&O-kosten die de deelnemers van het desbetreffende project maken. Dit percentage moet bij ongeacht welke uitnodiging tot het indienen van voorstellen gelijk zijn voor alle deelnemers in het project.

(20)

Gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC brengen de aan een project deelnemende O&O-organisaties middelen aan die ten minste gelijk zijn aan of groter zijn dan de totale publieke middelen die voor de O&O-activiteiten zijn gereserveerd.

(21)

Gezien de noodzaak stabiele arbeidsvoorwaarden en een gelijke behandeling van personeel te waarborgen en teneinde gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel van het grootste kaliber aan te trekken, is de toepassing noodzakelijk van het Statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (5) op al het door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aangeworven personeel.

(22)

Als een instelling met rechtspersoonlijkheid moet de gemeenschappelijke onderneming ENIAC verantwoordelijk zijn voor haar handelingen. Wanneer dat relevant is, moet het Hof van Justitie bevoegd zijn voor de beslechting van geschillen die rijzen bij de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(23)

De Commissie moet regelmatig bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bereikte vorderingen.

(24)

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), hierna het „Financieel Reglement” genoemd, en behoudens voorafgaande toestemming van de Commissie, een specifiek financieel reglement vaststellen, waarin rekening is gehouden met de specifieke functioneringsbehoeften van de onderneming, die met name het gevolg zijn van het feit dat communautaire en nationale financiering ter ondersteuning van O&O-activiteiten op een efficiënte en snelle wijze moeten worden gecombineerd. Om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en die van de acties onder contract van het zevende kaderprogramma op geharmoniseerde wijze worden behandeld, is het passend dat belasting over de toegevoegde waarde niet in aanmerking komt voor financiering door de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (7).

(25)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen in te vorderen in overeenstemming met Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (8), Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (9) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (10).

(26)

Het intellectuele-eigendomsrechtenbeleid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet het vergaren en benutten van kennis bevorderen.

(27)

Om de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te vergemakkelijken, dient de Commissie verantwoordelijk te zijn voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC totdat deze voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.

(28)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, gezien het transnationale karakter van de geconstateerde grote onderzoeksuitdagingen, waarvoor een sector- en grensoverschrijdende bundeling van complementaire kennis en financiële middelen nodig is, en deze doelstelling derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1.   Voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief (hierna „GTI” genoemd) inzake nano-elektronica wordt een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 171 van het Verdrag (hierna de „gemeenschappelijke onderneming ENIAC” genoemd) opgericht voor een periode die eindigt op 31 december 2017.

2.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bevindt zich in Brussel, België.

Artikel 2

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifieke programma „Samenwerking”. Zij zal met name:

a)

een onderzoeksagenda voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden vaststellen en ten uitvoer leggen, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen;

b)

de voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda vereiste activiteiten (hierna „O&O-activiteiten” genoemd) ondersteunen, met name door het toekennen van financiering aan de deelnemers in projecten die geselecteerd zijn op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

c)

een publiek-privaat partnerschap bevorderen met het oog op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van nano-elektronica worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

d)

synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen op het gebied van nano-elektronica, inclusief — wanneer een toegevoegde waarde tot stand kan worden gebracht — de geleidelijke integratie in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (Eureka);

e)

overeenkomstig de doelstellingen van het zevende kaderprogramma de betrokkenheid van het mkb bij haar activiteiten bevorderen.

Artikel 3

Rechtsvorm

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC is een orgaan van de Gemeenschap en heeft rechtspersoonlijkheid. In elk lidstaat bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 4

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn in de bijlage opgenomen, maken integrerend deel uit van deze verordening en worden hierbij aangenomen.

Artikel 5

Bijdrage van de Gemeenschap

1.   De maximale communautaire bijdrage in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor bedrijfskosten en O&O-activiteiten bedraagt 450 miljoen EUR en wordt betaald uit de kredieten van de algemene begroting van de Europese Unie die zijn toegewezen aan het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifieke programma „Samenwerking”.

2.   De regeling voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt vastgelegd in een algemene overeenkomst en jaarlijkse financieringsovereenkomsten die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3.   De bijdrage van de Gemeenschap in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC die wordt gebruikt voor de financiering van projecten, wordt toegekend op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

Artikel 6

Financiële regels

1.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC neemt een afzonderlijk financieel reglement aan, overeenkomst artikel 185, lid 1, van het Financieel Reglement. Het kan afwijken van de regels van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (11) houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement wanneer specifieke bedrijfsbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC krijgt een eigen intern controle-orgaan.

Artikel 7

Personeel

1.   Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschappen met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor het personeel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de uitvoerend directeur daarvan.

2.   Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 7, lid 2, van de statuten, oefent de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, wat haar personeel betreft, de bevoegdheden uit die haar door de benoemende autoriteit zijn verleend op grond van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op grond van de bevoegdheid contracten te sluiten overeenkomstig de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

3.   De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast, bedoeld in artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

4.   De personele middelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC die in haar jaarlijkse begroting wordt opgenomen.

5.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bestaat uit tijdelijke en contractuele functionarissen die zijn aangesteld voor een bepaalde termijn, eenmaal verlengbaar met een bepaalde termijn. De totale aanstellingsperiode bedraagt maximaal zeven jaar en is in geen geval langer dan de levensduur van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

7.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan bepalingen aannemen om het mogelijk te maken dat deskundigen ernaar worden gedetacheerd.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4.   Alleen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.   Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)

in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en de in artikel 4 bedoelde statuten;

b)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gesloten overeenkomsten en contracten;

c)

in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, met inbegrip van besluiten van haar organen;

d)

in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC veroorzaakt wordt bij de uitoefening van hun taken.

2.   Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zich bevindt, van toepassing.

Artikel 11

Verslaggeving, evaluaties en decharge

1.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC heeft gemaakt. Dit verslag bevat nadere gegevens over de uitvoering van het GTI over nano-elektronica, waaronder het aantal ingediende voorstellen, het aantal voor financiering geselecteerde voorstellen, het type deelnemers, met inbegrip van het mkb, en landenstatistieken.

2.   Uiterlijk op 31 december 2010, alsmede uiterlijk op 31 december 2013, verricht de Commissie, met bijstand van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, op basis van een taakomschrijving na raadpleging van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Deze evaluaties hebben betrekking op de kwaliteit en efficiëntie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de voortgang bij het bereiken van de doelstellingen. De Commissie zendt de desbetreffende conclusies, samen met haar opmerkingen en, in voorkomend geval, voorstellen voor wijziging van deze verordening, met inbegrip van de eventuele vroegtijdige beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, toe aan het Europees Parlement en de Raad.

3.   Uiterlijk zes maanden na de liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC maakt de Commissie met bijstand van onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie op van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, bedoeld in artikel 6. De resultaten van deze eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

4.   Decharge voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt, in het kader van de procedure als neergelegd in de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, bedoeld in artikel 6, door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad.

Artikel 12

Bescherming van de financiële belangen van de leden en fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC waakt erover, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

2.   In het geval van onregelmatigheden behouden de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zich het recht voor ten onrechte uitgegeven bedragen in te vorderen of alle latere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te verlagen of op te schorten.

3.   Ten aanzien van de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

4.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij de ontvangers van openbare financiering door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, hetzij door de ENIAC-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming. De ENIAC-lidstaten mogen bij de ontvangers van hun nationale financiering alle andere controles en verificaties uitvoeren die zij nodig achten, en delen de resultaten daarvan mede aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5.   De Commissie en/of de Europese Rekenkamer kunnen zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de begunstigden van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe zal de gemeenschappelijke onderneming ENIAC erop toezien dat subsidie-overeenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en/of de Rekenkamer om de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige boetes op te leggen.

6.   Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (12) opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming ENIAC is opgericht, treedt zij toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het OLAF (13). De gemeenschappelijke onderneming ENIAC neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid

Onverminderd artikel 14 beschermt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC de gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of van de deelnemers aan projecten zou kunnen schaden.

Artikel 14

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (14) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

2.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC stelt uiterlijk 7 augustus 2008 de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend of een beroep bij het Hof van Justitie worden ingesteld, op grond van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

Artikel 15

Intellectuele eigendom

De regels die gelden voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten, gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1906/2006, staan in artikel 23 van de statuten.

Artikel 16

Voorbereidende activiteiten

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, totdat de gemeenschappelijke onderneming voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren. De Commissie voert overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving alle nodige maatregelen uit in samenwerking met andere oprichtende leden en met inschakeling van de bevoegde organen.

2.   Te dien einde mag de Commissie, totdat de uitvoerend directeur na zijn benoeming door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de statuten zijn taken opneemt, een beperkt aantal van haar ambtenaren tijdelijk ter beschikking stellen, waaronder een voor de functie van uitvoerend directeur.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten inclusief personeelscontracten sluiten wanneer de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC is aangenomen. De ordonnateur van de Commissie kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis goedkeuren.

Artikel 17

Ondersteuning door het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en België wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden verstrekt.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F. NUNES CORREIA


(1)  Advies van 12 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 25 oktober 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(4)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86; gerectificeerd in PB L 54 van 22.2.2007, blz. 30.

(5)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 337/2007 (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 1).

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.

(8)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(9)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(10)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(11)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(12)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(14)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING ENIAC

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze statuten gelden de volgende definities:

a)

„Project”: een onderzoeks- en/of ontwikkelingsproject dat door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC na open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen is geselecteerd en dat vervolgens gedeeltelijk is gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

b)

„Totale kosten”: subsidiabele kosten van de projecten zoals gedefinieerd door de respectieve financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten.

c)

„Bedrijfskosten”: de kosten om de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te doen functioneren, exclusief de financiering van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

d)

„Verbonden entiteit”: een verbonden entiteit zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1906/2006.

Artikel 2

Taken en werkzaamheden

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC heeft onderstaande hoofdtaken en -werkzaamheden:

a)

zorgen voor het opzetten en op een duurzame wijze beheren van het GTI inzake nano-elektronica;

b)

vastleggen en zo nodig wijzigen van het strategisch meerjarenplan, inclusief de onderzoeksagenda, bedoeld in artikel 19;

c)

vastleggen en ten uitvoer leggen van de jaarlijkse plannen voor de uitvoering van het strategisch meerjarenplan bedoeld in artikel 19;

d)

uitnodigingen tot het indienen van voorstellen uitschrijven, projectvoorstellen evalueren en subsidies toekennen op basis van open, transparante en doeltreffende procedures, binnen de grenzen van de beschikbare middelen;

e)

ontwikkelen van nauwe samenwerking en zorgen voor coördinatie met Europese activiteiten, met name het kaderprogramma, nationale en transnationale activiteiten, organisaties en betrokken partijen met het doel een vruchtbare innovatie-omgeving in Europa en betere synergieën en exploitatie van O&O-resultaten op het gebied van nano-elektronica tot stand te brengen;

f)

bewaken van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

g)

uitvoeren van communicatie- en verspreidingsactiviteiten;

h)

publiceren van informatie over de projecten, met inbegrip van de naam van de deelnemers en de hoogte van de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC per deelnemer;

i)

uitvoeren van alle andere activiteiten die nodig zijn om de in artikel 2 van deze verordening genoemde doelstellingen te bereiken.

Artikel 3

Leden

1.   De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (hierna „de oprichtende leden” genoemd) zijn:

a)

de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

België, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, en

c)

na aanvaarding van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, de AENEAS-vereniging (hierna „AENEAS” genoemd), een vereniging zonder winstoogmerk, geregistreerd overeenkomstig Frans recht (registratienr. 20070039) met zetel geregistreerd in Parijs (Frankrijk), die optreedt als vertegenwoordiger van de ondernemingen en andere O&O-organisaties op het gebied van nano-elektronica in Europa.

2.   Op voorwaarde dat zij de in artikel 2 van de verordening genoemde doelstellingen onderschrijven en bereid zijn alle verplichtingen van het lidmaatschap, inclusief de aanvaarding van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, op zich te nemen, kunnen de volgende entiteiten toetreden tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC:

a)

andere lidstaten en geassocieerde landen;

b)

alle andere landen (hierna „derde landen” genoemd) met een beleid en programma’s voor O&O op het gebied van nano-electronica;

c)

elke andere rechtspersoon die in staat is op betekenisvolle wijze bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3.   De oprichtende leden en nieuwe leden bedoeld in lid 2 worden hierna „leden” genoemd.

4.   De lidstaten en geassocieerde landen die lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden hierna de „ENIAC-lidstaten” genoemd. Elke ENIAC-lidstaat benoemt zijn vertegenwoordiger in de organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en wijst de nationale entiteit(en) aan die verantwoordelijk is(zijn) voor het nakomen van zijn verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5.   De ENIAC-lidstaten en de Commissie worden hierna de „openbare instanties” van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC genoemd.

Artikel 4

Toetreding en wijziging van het lidmaatschap

1.   Nieuwe aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder a), gericht tot de raad van bestuur.

2.   Lidstaten of geassocieerde landen die geen oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn, worden lid nadat zij de raad van bestuur in kennis hebben gesteld van hun schriftelijke aanvaarding van deze statuten en alle andere bepalingen die de functionering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC regelen.

3.   Aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC door derde landen worden in overweging genomen door de raad van bestuur, die een aanbeveling zal richten tot de Commissie. De Commissie kan voorstellen om deze verordening bij de toetreding van het derde land te wijzigen, afhankelijk van de succesvolle afronding van onderhandelingen met de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4.   Besluiten van de raad van bestuur over de toetreding van andere rechtspersonen worden genomen en aanbevelingen van de raad van bestuur inzake de toetreding van derde landen als nieuwe leden worden gedaan op basis van de relevantie en potentiële toegevoegde waarde van de kandidaat voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Voor elke aanvraag van lidmaatschap verstrekt de Commissie de Raad tijdig informatie over de beoordeling en, waar van toepassing, het besluit van de raad van bestuur.

5.   Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan niet worden overgedragen op een derde partij, tenzij de raad van bestuur hiermee vooraf heeft ingestemd.

6.   Elk lid kan terugtreden uit de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Terugtreding wordt effectief en onomkeerbaar zes maanden na de kennisgeving aan de overige leden, waarna het voormalige lid wordt vrijgesteld van alle verplichtingen buiten die welke het, voorafgaand aan zijn terugtreding, reeds was aangegaan door middel van besluiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in overeenstemming met deze statuten.

Artikel 5

Organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn:

a)

de raad van bestuur;

b)

de uitvoerend directeur;

c)

de raad van openbare instanties;

d)

het comité Industrie en Onderzoek.

2.   Indien een bepaalde taak niet is toegewezen aan een van de organen, is de raad van bestuur het bevoegde orgaan.

Artikel 6

Raad van bestuur

Samenstelling, stemrecht en besluitvorming

a)

De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de voorzitter van het comité Industrie en Onderzoek.

b)

Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC benoemt zijn vertegenwoordigers en een afgevaardigde die beschikt over het stemrecht van het lid binnen de raad van bestuur. De voorzitter van het Comité Industrie en Onderzoek heeft geen stemrecht.

c)

AENEAS en de openbare instanties beschikken over een gelijk aantal stemmen dat samen goed is voor ten minste 90 % van het totale aantal stemmen. De initiële verdeling van de stemrechten is 50 % voor AENEAS en 50 % voor de openbare instanties.

d)

De verdeling van de stemmen voor de openbare instanties wordt jaarlijks vastgelegd naargelang van de middelen die zij in de afgelopen twee begrotingsjaren hebben uitgetrokken voor projecten. De Commissie behoudt steeds een minimum van 10 % van de stemmen.

e)

In het eerste begrotingsjaar en in elk daaropvolgend begrotingsjaar waarin één of twee ENIAC-lidstaten overheidsmiddelen hebben vastgelegd voor projecten in de afgelopen begrotingsjaren, beschikt de Commissie over een derde van de stemmen van de openbare instanties. De resterende twee derde van de stemmen wordt gelijkelijk verdeeld over de ENIAC-lidstaten.

f)

Het stemrecht van elk nieuw lid dat geen lidstaat en geen geassocieerd land is, wordt door de raad van bestuur bepaald voordat dit lid toetreedt tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

g)

Besluiten worden genomen met een meerderheid van ten minste 75 % van de stemmen tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald in deze statuten.

h)

De vertegenwoordigers zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor activiteiten die in hun capaciteit als vertegenwoordiger in de raad van bestuur worden opgezet.

Rol en taken

De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van haar activiteiten.

De raad van bestuur is met name belast met het:

a)

evalueren van nieuwe aanvragen voor lidmaatschap en het vaststellen of aanbevelen van wijzigingen in het lidmaatschap overeenkomstig artikel 4;

b)

beslissen over de beëindiging van het lidmaatschap van elk lid dat zijn verplichtingen niet nakomt en het probleem niet heeft opgelost binnen een door de uitvoerend directeur vastgestelde redelijke termijn, onverminderd de bepalingen van het Verdrag die de naleving van het Gemeenschapsrecht verzekeren;

c)

aannemen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig artikel 6 van deze verordening;

d)

overeenkomstig artikel 24 initiatieven tot wijziging van de statuten goedkeuren;

e)

aannemen van het strategisch meerjarenplan, inclusief de onderzoeksagenda, bedoeld in artikel 19, lid 1;

f)

toezicht op het geheel van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

g)

toezicht op de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het strategisch meerjarenplan;

h)

aannemen, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van het jaarlijks uitvoeringsplan en de jaarlijkse begroting, bedoeld in artikel 19, lid 3, inclusief de personeelsformatie;

i)

aannemen van het jaarverslag, bedoeld in artikel 19, lid 4, en de jaarrekening en balans;

j)

aanwijzen, ontslaan of vervangen van de uitvoerend directeur, geven van richtsnoeren voor de uitvoerend directeur en toezicht op de prestaties van de uitvoerend directeur;

k)

zo nodig oprichten van comités of werkgroepen om specifieke taken uit te voeren;

l)

vaststellen van zijn reglement van orde overeenkomstig lid 3;

m)

toewijzen van alle taken die niet specifiek aan een van de organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn toegewezen;

n)

praktische regelingen treffen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als bedoeld in artikel 14 van deze verordening.

Bij alle besluiten met betrekking tot het gebruik van de financiële bijdragen van de Gemeenschap, betreffende liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en in verband met de punten a), b), c), j) en n) beschikt de Gemeenschap over een vetorecht.

Reglement van orde

a)

De raad van bestuur komt ten minste twee keer per jaar bijeen, normaliter op de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

b)

De vergaderingen van de raad van bestuur worden voorgezeten door de voorzitter van het Comité Industrie en Onderzoek.

c)

Tenzij de raad van bestuur anders bepaalt, neemt de uitvoerend directeur deel aan de vergaderingen.

d)

Totdat de raad van bestuur zijn eigen reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Commissie.

e)

Het quorum van de raad van bestuur bestaat uit de Commissie, AENEAS en ten minste drie vertegenwoordigers van ENIAC-lidstaten.

Artikel 7

Uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur en is de wettige vertegenwoordiger ervan. Hij voert zijn taken volledig onafhankelijk uit en is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur. De uitvoerend directeur oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 7, lid 2, van deze verordening vermelde bevoegdheden uit.

2.   De raad van bestuur wijst de uitvoerend directeur aan voor een periode van drie jaar, na een in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere tijdschriften of op internetsites gepubliceerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Na een evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur kan de raad van bestuur het mandaat eenmalig voor een duur van maximaal vier jaar verlengen.

3.   De rol en de taken van de uitvoerend directeur zijn:

a)

de voorbereiding, in samenwerking met het Comité Industrie en Onderzoek, van het jaarlijks uitvoeringsplan, bedoeld in artikel 19, lid 3, en de jaarlijkse begroting en de indiening daarvan, ter goedkeuring, bij de raad van bestuur;

b)

het toezicht op de algemene organisatie en uitvoering van alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan binnen het kader en de regels van deze statuten en de daarop volgende door de raad van bestuur en de raad van openbare instanties vastgestelde besluiten;

c)

de voorbereiding van het jaarverslag en de jaarrekening, bedoeld in artikel 19, lid 4, en balans, bedoeld in artikel 18, lid 5, en de indiening daarvan ter goedkeuring bij de raad van bestuur;

d)

het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van voorstellen betreffende de interne functionering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

e)

het ter goedkeuring aan de raad van openbare instanties voorleggen van voorstellen betreffende het reglement van orde voor door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te lanceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van het desbetreffende evaluatie- en selectieproces voor projectvoorstellen;

f)

het beheer van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, het evaluatie- en selectieproces met betrekking tot geselecteerde projectvoorstellen, het onderhandelingsproces met betrekking tot subsidie-overeenkomsten voor geselecteerde projectvoorstellen en de daarop volgende periodieke monitoring en follow-up van projecten, binnen het door de raad van openbare instanties verstrekte mandaat;

g)

het sluiten van subsidie-overeenkomsten voor de uitvoering van de O&O-activiteiten als bedoeld in de artikelen 12 en 13 en van de dienstverlenings- en leveringscontracten ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC als bedoeld in artikel 20;

h)

het goedkeuren van alle door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te verrichten betalingen;

i)

het vaststellen en uitvoeren van de nodige maatregelen en acties ter beoordeling van de vooruitgang die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC boekt bij het verwezenlijken van haar doelstellingen, inclusief onafhankelijke monitoring en auditing om de doeltreffendheid en prestaties van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te beoordelen;

j)

het organiseren van projectevaluaties en technische audits voor de beoordeling van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling en het rapporteren van de desbetreffende resultaten aan de raad van bestuur;

k)

het uitvoeren van financiële audits, direct of via de nationale openbare instanties, betreffende de deelnemers aan projecten voor zover nodig, in overeenstemming met het Financieel Reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

l)

het onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding van nieuwe leden tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, namens en binnen het mandaat van de raad van bestuur;

m)

het uitvoeren van alle verdere acties die noodzakelijk zijn voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC waarin niet was voorzien in het jaarlijks uitvoeringsplan, bedoeld in artikel 19, lid 3, binnen de door de raad van bestuur vastgelegde grenzen en voorwaarden;

n)

het bijeenroepen en/of organiseren van vergaderingen van de raad van bestuur en van de raad van openbare instanties en het bijwonen van deze vergaderingen als waarnemer, wanneer dit passend is;

o)

het verstrekken van alle door de raad van bestuur opgevraagde informatie;

p)

het voorleggen aan de raad van bestuur van zijn voorstellen betreffende de organisatiestructuur van het secretariaat;

q)

het uitvoeren van risico-evaluatie en -beheersanalyses en het voorstellen aan de raad van bestuur van de nodige verzekeringen die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet nemen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.

4.   Er wordt een onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur staand secretariaat opgericht om hem/haar te ondersteunen in al zijn/haar taken, onder meer:

a)

secretariaatsondersteuning ten behoeve van de organen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

b)

operationele ondersteuning van de evaluaties van voorstellen en de monitoring van projecten, inclusief ondersteuning bij de organisatie van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de regeling van projectevaluaties en technische audits;

c)

vaststelling en beheer van een geschikt intern controle- en boekhoudsysteem;

d)

financiële taken, inclusief de betaling van financiële bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan deelnemers in projecten;

e)

ondersteuning van communicatieactiviteiten zoals public relations, publicaties, verspreidingsactiviteiten en organisatie van events;

f)

beheren van de aanbestedingen betreffende de goederen-/dienstenbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig het Financieel Reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5.   De niet-financiële taken van het secretariaat mogen door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden uitbesteed aan externe dienstenleveranciers. De desbetreffende contracten worden gesloten op basis van de bepalingen van het Financieel Reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 8

Raad van openbare instanties

Samenstelling, stemrecht en besluitvorming

a)

De raad van openbare instanties bestaat uit de openbare instanties van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

b)

Elke openbare instantie benoemt haar vertegenwoordigers en een afgevaardigde die beschikt over het stemrecht in de raad van openbare instanties.

c)

Een derde van de stemrechten in de raad van openbare instanties, wordt toegewezen aan de Gemeenschap; de overige twee derde van de stemrechten worden op jaarbasis toegewezen aan de andere leden van de raad van openbare instanties recht evenredig met hun financiële bijdrage aan de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor datzelfde jaar overeenkomstig artikel 11, lid 6, onder b), met een maximum voor elk lid van 50 % van het totale aantal stemmen in de raad van openbare instanties.

d)

Indien minder dan drie ENIAC-lidstaten aan de uitvoerend directeur mededeling hebben gedaan van hun financiële bijdrage overeenkomstig artikel 11, lid 6, onder b), beschikt de Gemeenschap over een derde van de stemmen, terwijl de overige twee derde gelijkelijk worden verdeeld over de ENIAC-lidstaten.

e)

Besluiten worden genomen met ten minste 60 % van het totale aantal stemmen.

f)

De vertegenwoordiger van de Gemeenschap heeft een vetorecht bij alle kwesties die verband houden met het gebruik van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

g)

Elke lidstaat of met het kaderprogramma geassocieerd land die/dat geen lid is van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan als waarnemer aan de raad van openbare instanties deelnemen. Deze landen ontvangen alle relevante documenten van de raad van openbare instanties en kunnen over alle besluiten van de raad van openbare instanties advies uitbrengen.

Rol en taken

De raad van openbare instanties:

a)

waakt erover dat de beginselen van eerlijkheid en transparantie naar behoren worden nagekomen bij de toewijzing van publieke middelen aan deelnemers in projecten;

b)

bespreekt het jaarlijkse werkprogramma, bedoeld in artikel 19, lid 2, en stelt het vast, op voorstel van het Comité Industrie en Onderzoek, met inbegrip van de middelen die beschikbaar zijn voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

c)

neemt het reglement van orde aan voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, voor de evaluatie en selectie van voorstellen en voor de monitoring van de projecten;

d)

neemt, op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, een besluit over de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan de begroting voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

e)

keurt het toepassingsgebied en de lancering van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen goed;

f)

beslist op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen over de selectie van projectvoorstellen die in aanmerking komen overheidsfinanciering;

g)

neemt, op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, een besluit over het percentage van de in artikel 13, lid 6, onder a), bedoelde financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan projecten die in een bepaald jaar op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zijn geselecteerd;

h)

stelt zijn reglement van orde vast overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

Reglement van orde

a)

De raad van openbare instanties komt ten minste twee keer per jaar bijeen, normaliter op de zetel van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

b)

De raad van openbare instanties kiest zijn voorzitter.

c)

Totdat de raad van openbare instanties zijn reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Commissie.

d)

Het quorum van de raad van openbare instanties bestaat uit de Commissie en ten minste drie vertegenwoordigers van ENIAC-lidstaten.

Artikel 9

Het Comité Industrie en Onderzoek

Samenstelling

a)

AENEAS wijst de leden van het comité Industrie en Onderzoek aan.

b)

Het Comité Industrie en Onderzoek bestaat uit niet meer dan 25 leden.

Rol en taken

Het Comité Industrie en Onderzoek:

a)

werkt een ontwerp van strategisch meerjarenplan, bedoeld in artikel 19, lid 1, uit, inclusief de vaststelling en actualisering van de onderzoeksagenda, en dient dit plan ter goedkeuring in bij de raad van bestuur;

b)

werkt een ontwerp van het jaarlijks werkprogramma, bedoeld in artikel 19, lid 2, uit, inclusief voorstellen voor de inhoud van door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te lanceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

c)

werkt voorstellen uit met betrekking tot de technologische, onderzoeks- en innovatiestrategie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

d)

werkt voorstellen uit voor activiteiten voor de totstandbrenging van open innovatie-omgevingen, de bevordering van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, de uitwerking van normen, op een transparante wijze en openstaand voor deelname, de internationale samenwerking, de verspreiding van resultaten en de public relations;

e)

adviseert de andere organen over alle kwesties die verband houden met de planning van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s, het bevorderen van partnerships en het mobiliseren van middelen in Europa met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC;

f)

wijst waar dat nodig is werkgroepen aan, onder de algemene coördinatie van één of meer leden van het Comité Industrie en Onderzoek, met het oog op de verwezenlijking van bovengenoemde taken;

g)

stelt zijn reglement van orde vast overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

Reglement van orde

a)

Het Comité Industrie en Onderzoek komt ten minste twee keer per jaar bijeen.

b)

Het Comité Industrie en Onderzoek kiest een voorzitter.

c)

Totdat het Comité Industrie en Onderzoek zijn eigen reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door Aeneas.

Artikel 10

Interne controletaak

De taken die uit hoofde van artikel 185, lid 3, van het Financieel Reglement aan de intern controleur van de Commissie zijn opgedragen, worden verricht onder verantwoordelijkheid van de raad van bestuur, die zorgt voor de passende uitvoering ervan, rekening houdend met de omvang en de werkingssfeer van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 11

Financieringsbronnen

1.   De activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden gezamenlijk gefinancierd door financiële bijdragen via voorafbetalingen en bijdragen in natura van haar leden met het oog op het financieren van de bedrijfskosten en de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

2.   Alle middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden besteed aan de bevordering van de in artikel 2 van deze verordening genoemde doelstellingen.

3.   De in de begroting ingeschreven middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC bestaan uit:

a)

de bijdragen van de leden in de bedrijfskosten, met uitzondering van de kosten als bedoeld in lid 5, onder c);

b)

een bijdrage van de Gemeenschap ter financiering van de O&O-activiteiten;

c)

alle door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gegenereerde inkomsten;

d)

alle andere financiële bijdragen en inkomsten.

Alle interesten op de door haar leden betaalde bijdragen worden beschouwd als inkomsten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4.   Elke rechtspersoon die geen lid is, mag een bijdrage in natura of in geld leveren aan de middelen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig de voorwaarden waarover de uitvoerend directeur namens en binnen het mandaat van de raad van bestuur heeft onderhandeld.

5.   De bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden gefinancierd door haar leden:

a)

Aeneas levert een bijdrage van maximaal 20 miljoen EUR of maximaal 1 % van de som van de totale kosten van alle projecten, naargelang wat het hoogste bedrag is, maar zonder een bedrag van 30 miljoen EUR te overschrijden;

b)

de Gemeenschap levert een bijdrage van maximaal 10 miljoen EUR. Indien een deel van deze bijdrage niet wordt gebruikt, mag dat voor de in lid 6 genoemde onderzoeksactiviteiten ter beschikking worden gesteld;

c)

ENIAC-lidstaten leveren bijdragen in natura voor het dekken van de lopende kosten door de tenuitvoerlegging van projecten te vergemakkelijken en publieke middelen te verstrekken zoals bedoeld in de artikelen 12 en 13;

d)

de bijdragen van de Gemeenschap en Aeneas worden beschikbaar gesteld in overeenstemming met de bepalingen van de relevante jaarlijkse begroting, bedoeld in artikel 18. Voorafbetalingen worden uitgevoerd naargelang van de financiële behoeften van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   De kosten van de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC worden gedekt door:

a)

een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 440 miljoen EUR ter financiering van projecten, die achteraf kan worden aangevuld met een niet gebruikt deel van de in lid 5, onder b), bedoelde bijdrage van de Gemeenschap;

b)

financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten die in totaal ten minste 1,8 maal de financiële bijdrage van de Gemeenschap bedragen. Deze bijdragen worden betaald aan de projectdeelnemers overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 12 en 13. Jaarlijks, uiterlijk op een door de raad van bestuur te bepalen datum, delen de ENIAC-lidstaten de uitvoerend directeur de hoogte mee van hun nationale financiële verbintenissen voor de in datzelfde jaar door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC te lanceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, rekening houdend met de omvang van de naar aanleiding van deze uitnodigingen ondersteunde O&O-activiteiten;

c)

bijdragen in natura van de bij O&O in het relevante project betrokken organisaties die gelijk zijn aan hun aandeel in de noodzakelijke subsidiabele kosten van uitvoering van de projecten zoals gedefinieerd op grond van de regels van de financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten. De totale bijdrage van de O&O-organisaties gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC moet ten minste gelijk zijn aan de bijdrage van de openbare instanties.

7.   De financiële bijdrage van de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt betaald via voorafbetalingen in overeenstemming met het bepaalde in de jaarlijkse begroting, bedoeld in artikel 18.

8.   Elk nieuw lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC dat geen lidstaat of geassocieerd land is, levert een financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

9.   Wanneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC zijn verbintenissen op het gebied van de overeengekomen financiële bijdrage ten behoeve van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC niet nakomt, stelt de uitvoerend directeur het betreffende lid schriftelijk daarvan in kennis en bepaalt hij een redelijke termijn waarbinnen de niet-nakoming kan worden hersteld. Indien de niet-nakoming niet binnen de genoemde periode is hersteld, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of het lidmaatschap van het desbetreffende lid moet worden ingetrokken, dan wel of er andere maatregelen moeten worden genomen totdat het lid zijn verbintenissen wél nakomt.

10.   Tenzij anders vermeld, is de gemeenschappelijke onderneming ENIAC eigenaar van alle activa die in het kader van de verwezenlijking van haar in artikel 2 van deze verordening genoemde doelstellingen door haar zijn gegenereerd of aan haar zijn overgedragen.

Artikel 12

Uitvoering van O&O-activiteiten

1.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC ondersteunt onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten via open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, onafhankelijke evaluatie en selectie van voorstellen, toewijzing van openbare middelen voor geselecteerde voorstellen en financiering van projecten.

2.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC sluit subsidie-overeenkomsten af met deelnemers aan projecten met het oog op de uitvoering van deze projecten. De voorwaarden van deze subsidie-overeenkomsten stroken met de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en verwijzen naar en steunen op, wanneer passend, overeenkomstige nationale subsidie-overeenkomsten als bedoeld in artikel 13, lid 6, onder b).

3.   Teneinde de tenuitvoerlegging van projecten en de toewijzing van openbare middelen mogelijk te maken, komt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC administratieve regelingen overeen met de voor dat doel door de ENIAC-lidstaten aangewezen nationale entiteiten, overeenkomstig de beginselen van het Financieel Reglement van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

4.   Lidstaten en geassocieerde landen die geen lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kunnen soortgelijke regelingen treffen met de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

5.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC legt de procedures vast voor de supervisie over en het toezicht op de O&O-activiteiten, inclusief bepalingen voor de monitoring en technische auditing van projecten. De ENIAC-lidstaten eisen geen aanvullende monitorings- en technische auditverslagen bovenop die welke worden geëist door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 13

Financiering van projecten

1.   De publieke financiering voor projecten, geselecteerd op basis van door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gepubliceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, bestaat uit de nationale financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten en/of uit de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Overheidssteun in het kader van dit initiatief laat de procedurele en materiële staatssteunregels, wanneer van toepassing, onverlet.

2.   De volgende rechtspersonen komen in aanmerking voor financiering uit de communautaire bijdrage aan de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC:

a)

in de ENIAC-lidstaten gevestigde rechtspersonen die na de gunningsprocedures van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC een subsidie-overeenkomst voor een project hebben gesloten met de betrokken nationale autoriteit;

b)

rechtspersonen die gevestigd zijn in lidstaten of geassocieerde landen die geen lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. In dat geval kunnen dergelijke staten of landen een administratieve regeling treffen met de gemeenschappelijke onderneming ENIAC om de deelname van hun ondernemingen en organisaties voor onderzoek en ontwikkeling mogelijk te maken.

Om in aanmerking te komen voor financiering door de Gemeenschap, dienen de bij de uitvoering van onderzoeksactiviteiten gemaakte kosten te zijn vrijgesteld van belasting over de toegevoegde waarde.

3.   In de door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde en gepubliceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen wordt de totaalbegroting voor elke uitnodiging vermeld. In deze begroting worden de bedragen vermeld die op nationaal niveau door elke ENIAC-lidstaat zijn vastgelegd, alsook het bedrag dat is gepland als financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. In de uitnodiging worden de evaluatiecriteria op basis van de doelstellingen van de uitnodiging en eventuele nationale of voor de gemeenschappelijke onderneming geldende selectiecriteria aangegeven.

4.   Tenzij de raad van openbare instanties op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap anderszins beslist, is de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan de begroting van elke uitnodiging equivalent aan 55 % van het totale bedrag dat door de ENIAC-lidstaten is toegezegd.

5.   Bij de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de evaluatie en selectie van projecten worden de volgende regels in acht genomen:

a)

Door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen staan open voor kandidaten die gevestigd zijn in een ENIAC-lidstaat, in een andere lidstaat of in een geassocieerd land. Zij worden openbaar gemaakt.

b)

Consortia van deelnemers aan projectvoorstellen die zijn ingediend in reactie op deze uitnodigingen moeten ten minste drie onderling onafhankelijke rechtspersonen omvatten die gevestigd zijn in ten minste drie ENIAC-lidstaten. Kandidaat-deelnemers en hun bijdrage aan de projectvoorstellen worden gecontroleerd door de gemeenschappelijke onderneming op basis van controles door de respectieve openbare instanties, aan de hand van de vooraf bepaalde nationale en voor de gemeenschappelijke onderneming geldende selectiecriteria. Zij worden geïnformeerd of zij hieraan voldoen, zo mogelijk voordat zij een volledig projectvoorstel indienen. Deze beoordelingen resulteren niet in aanzienlijke vertragingen bij de beoordeling van voorstellen en de selectieprocedure.

c)

Tijdens de met bijstand van onafhankelijke deskundigen uitgevoerde evaluatie- en selectieprocedure wordt erop toegezien dat bij de toekenning van de publieke financiering van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC de beginselen van gelijke behandeling, uitmuntendheid en concurrentie in acht worden genomen.

d)

Na de evaluatie van de voorstellen stelt de raad van openbare instanties een lijst van gerangschikte voorstellen op op basis van duidelijke evaluatiecriteria en hun gezamenlijke bijdrage tot het bereiken van de doelstellingen van de uitnodiging.

e)

De raad van openbare instanties neemt een besluit over de selectie van de voorstellen en de toewijzing van publieke financiering aan de geselecteerde voorstellen tot de grens van de beschikbare begroting is bereikt, rekening houdend met eventuele nationale selectiecriteria en de overeenkomstig punt b) uitgevoerde controles. Dit besluit is ook bindend en definitief voor ENIAC-lidstaten zonder verdere evaluatie- of selectieprocedure.

Financiering van projecten

a)

De financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan deelnemers in projecten wordt verstrekt als een vast percentage van de totale kosten van de uitvoering van het project, op een passend moment bepaald door de respectieve financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten. Dit percentage wordt jaarlijks vastgelegd door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en kan maximaal 16,7 % bedragen. Dit percentage moet gelijk zijn voor alle deelnemers in op basis van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen geselecteerde projecten.

b)

ENIAC-lidstaten sluiten subsidie-overeenkomsten met deelnemers in projecten overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de subsidiabiliteitscriteria en andere financiële en wettelijke vereisten betreft. Wanneer van toepassing worden de nationale financiële bijdragen van ENIAC-lidstaten direct betaald aan de deelnemers in projecten overeenkomstig de nationale subsidie-overeenkomsten. De ENIAC-lidstaten spannen zich maximaal in om de voorwaarden en de sluiting van subsidie-overeenkomsten te synchroniseren en de toegezegde financiële steun tijdig vrij te maken.

Artikel 14

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 15

Financiële inkomsten

Wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden geeft dit, behalve bij liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overeenkomstig artikel 25, geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

Artikel 16

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 17

Financiële uitvoering

De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC uit.

Artikel 18

Financiële rapportage

1.   Jaarlijks dient de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur een voorontwerp van begroting in met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar, met inbegrip van de personeelsformatie. Binnen deze raming worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee begrotingjaren op zo gedetailleerde wijze opgesteld als voor de interne begrotingsprocedure van elk lid, wat de financiële bijdragen ervan aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC betreft, noodzakelijk is. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle aanvullende informatie die daartoe noodzakelijk is.

2.   De leden van de raad van bestuur delen aan de uitvoerend directeur hun opmerkingen over het voorontwerp van begroting en met name over de ramingen van de middelen en uitgaven voor het volgende jaar mee.

3.   Rekening houdend met de van de leden van de raad van bestuur ontvangen opmerkingen stelt de uitvoerend directeur in samenwerking met het Comité Industrie en Onderzoek de ontwerp-begroting voor het volgende jaar op en legt hij deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4.   De jaarlijkse begroting en het in artikel 19, lid 3, bedoelde jaarlijkse tenuitvoerleggingsplan voor een bepaald jaar wordt door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen.

5.   Binnen twee maanden na de afsluiting van elk begrotingsjaar wordt de jaarrekening voor het vorige jaar door de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur ter goedkeuring ingediend. De jaarrekening en de balans voor het vorige jaar worden bij de Europese Rekenkamer en de Commissie ingediend.

Artikel 19

Planning en rapportage

1.   In het strategisch meerjarenplan worden de strategie en de plannen voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, inclusief de onderzoeksagenda, gespecificeerd.

2.   Het jaarlijks werkprogramma bevat een beschrijving van de werkingssfeer van en de begroting voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die moeten worden gelanceerd om de onderzoeksagenda voor een bepaald jaar ten uitvoer te leggen.

3.   In het jaarlijks uitvoeringsplan wordt het plan gespecificeerd voor de uitvoering van alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor een bepaald jaar, inclusief de geplande uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en acties die via aanbestedingen moeten worden uitgevoerd. De uitvoerend directeur stelt het jaarlijks uitvoeringsplan samen met de jaarlijkse begroting, bedoeld in artikel 18, voor aan de raad van bestuur.

4.   In het jaarverslag wordt de vooruitgang gepresenteerd die de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in elk kalenderjaar heeft geboekt, met name wat de uitvoering van het strategisch meerjarenplan en het jaarlijks uitvoeringsplan voor dat jaar betreft. Tevens bevat het informatie over de deelname van het mkb aan de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

Het jaarverslag wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd.

5.   Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt een te publiceren versie van het strategisch meerjarenplan, het jaarlijks uitvoeringsplan en het jaarverslag beschikbaar gesteld.

Artikel 20

Dienstverlenings- en leveringscontracten

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC stelt alle passende procedures en mechanismen vast voor de uitvoering van en de supervisie en het toezicht op de dienstverlenings- en leveringscontracten die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, overeenkomstig de bepalingen van het financieel reglement.

Artikel 21

Aansprakelijkheid van de leden, verzekering

1.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC draagt geen verantwoordelijkheid voor de financiële verplichtingen van haar leden. Zij kan niet aansprakelijk worden gesteld wanneer een ENIAC-lidstaat verzuimt zijn verplichtingen, resulterend uit een door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gelanceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen, na te komen.

2.   De leden zijn niet aansprakelijk voor de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. De financiële aansprakelijkheid van de leden is een interne aansprakelijkheid uitsluitend ten opzichte van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en is beperkt tot de verbintenis van de leden om bij te dragen tot de middelen als bepaald in artikel 11, lid 3.

3.   Niettegenstaande de ingevolge artikel 13, lid 6, onder a), aan projectdeelnemers verschuldigde financiële bijdrage, is de financiële aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor haar schulden beperkt tot de bijdragen van de leden in de bedrijfskosten als bepaald in artikel 11, lid 3, onder a).

4.   De gemeenschappelijke onderneming ENIAC neemt een afdoende verzekering en houdt die aan.

Artikel 22

Belangenconflicten

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC vermijdt belangenconflicten bij de uitvoering van haar activiteiten.

Artikel 23

Intellectuele-eigendomsrechtenbeleid

1.   De onderstaande regels die gelden voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1906/2006 en waarborgen dat, voor zover nodig, intellectuele eigendom die bij O&O-activiteiten op grond van deze verordening is voortgebracht, wordt beschermd en dat onderzoeksresultaten worden benut en verspreid.

De doelstelling van het beleid inzake de intellectuele-eigendomsrechten als omschreven in dit artikel is het voortbrengen en exploiteren van kennis te bevorderen, een billijke verdeling van de desbetreffende rechten te bewerkstelligen, innovatie te belonen en een brede deelname van private en publieke entiteiten in projecten te bereiken.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a)

„informatie”, alle tekeningen, specificaties, foto’s, stalen, modellen, processen, procedures, instructies, software, verslagen, papers of andere technische en/of commerciële informatie, knowhow, gegevens of documenten van allerlei aard, inclusief mondelinge informatie, die geen „intellectuele-eigendomsrechten” vormen;

b)

„intellectuele-eigendomsrechten” (IER), alle intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van octrooien, gebruiksmodellen en gebruikscertificaten, industriële ontwerprechten, auteursrechten, fabrieksgeheimen, database-rechten, topografierechten voor halfgeleiderproducten, alsook alle registraties, toepassingen, verdelingen, voortzettingen, herevaluaties, vernieuwingen of verlengingen van het bovenstaande, exclusief handelsmerken en handelsnamen;

c)

„bestaande informatie”, alle informatie die op de effectieve datum van sluiting van de relevante projectovereenkomst in het bezit is van of gecontroleerd wordt door een deelnemer in het project, of waarvan de eigendom of controle door een deelnemer in het project is verworven als resultaat van activiteiten buiten het kader van het project;

d)

„bestaande IER”, alle IER die op de effectieve datum van de relevante projectovereenkomst in het bezit zijn van of worden gecontroleerd door een deelnemer in het project, of waarvan de eigendom of controle gedurende de looptijd van de desbetreffende projectovereenkomst is verworven als resultaat van activiteiten buiten het kader van het project;

e)

„bestaande I&R”, bestaande informatie plus bestaande IER (I&R = informatie en rechten);

f)

„nieuwe informatie”, alle informatie die is voortgebracht als resultaat van activiteiten welke in het kader van het relevante project zijn uitgevoerd, zoals gespecificeerd in de desbetreffende projectovereenkomst;

g)

„nieuwe IER”, alle IER die is voortgebracht als resultaat van activiteiten welke in het kader van het relevante project zijn uitgevoerd, zoals gespecificeerd in de desbetreffende projectovereenkomst;

h)

„nieuwe I&R”, nieuwe informatie plus nieuwe IER;

i)

„toegangsrechten”, niet-exclusieve licenties en gebruikersrechten voor nieuwe of bestaande I&R, waarbij dit niet het recht omvat tot het verlenen van een sub-licentie tenzij anders overeengekomen in de projectovereenkomst;

j)

„noodzakelijk”, in technische zin essentieel voor de tenuitvoerlegging van het project en/of het gebruik van nieuwe IER en waarbij, wanneer er intellectuele-eigendomsrechten bij betrokken zijn, toegangsrechten moeten worden verleend om een inbreuk op die eigendomsrechten te voorkomen;

k)

„gebruik”, de ontwikkeling, totstandbrenging en marketing van een product of procedé, of het ontwikkelen en leveren van een dienst als eventueel nader omschreven in de relevante projectovereenkomst;

l)

„verspreiding”, de bekendmaking van nieuwe I&R door alle geschikte middelen, anders dan resulterend uit de formaliteiten van bescherming van die I&R, inclusief de publicatie van nieuwe I&R in ongeacht welk medium;

m)

„projectovereenkomst”, een overeenkomst tussen de deelnemers in projecten waarin alle of een deel van de voorwaarden worden neergelegd die voor hen voor een specifiek project gelden, zoals een projectconsortiumovereenkomst, en die onbeperkte toegangsrechten omvat in overeenstemming met dit artikel;

n)

„overdrachtsvoorwaarden”, financiële voorwaarden welke een waarde hebben die lager ligt dan de billijke en redelijke voorwaarden die normaliter de kosten zijn voor het verlenen van toegangsrechten.

3.   Onverminderd de mededingingsregels van de Gemeenschap wordt de intellectuele eigendom in projecten geregeld op basis van de volgende beginselen:

3.1.   Eigendom

3.1.1.

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC bezit alle materiële en immateriële activa die met haar eigen middelen worden voortgebracht of aan haar worden overgedragen met het oog op de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, tenzij anderszins gespecificeerd.

3.1.2.

Onverlet de bovenstaande bepalingen houdt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC geen in projecten voortgebrachte informatie of IER in.

3.1.3.

Iedere deelnemer in een project blijft de eigenaar van zijn bestaande I&R. De deelnemers mogen de bestaande I&R die noodzakelijk is voor de doeleinden van een project van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC in een schriftelijke projectovereenkomst omschrijven en mogen, wanneer passend, bepaalde specifieke bestaande I&R uitsluiten.

3.1.4.

Nieuwe I&R die voortkomt uit werkzaamheden die in het kader van projecten worden uitgevoerd zijn de eigendom van de deelnemers die het werk hebben verricht dat tot de nieuwe I&R heeft geleid overeenkomstig de regeling die is omschreven in de subsidie- en projectovereenkomsten en de in dit artikel neergelegde beginselen.

3.2.   Toegangsrechten

3.2.1.

De projectdeelnemers kunnen besluiten toegangsrechten te verlenen die ruimer zijn dan door dit artikel wordt verlangd. De projectdeelnemers kunnen zelf de bestaande I&R omschrijven die noodzakelijk is voor dit project en kunnen, wanneer dat passend is, overeenkomen bepaalde specifieke bestaande I&R uit te sluiten.

3.2.2.

Toegangsrechten tot bestaande I&R worden verleend aan andere deelnemers in hetzelfde project indien dit voor deze andere deelnemers noodzakelijk is om hun eigen werkzaamheden in het kader van het project uit te voeren, mits de eigenaar gerechtigd is dergelijke rechten toe te kennen. De toegangsrechten worden verleend overeenkomstig door de betrokken projectdeelnemers overeen te komen overdrachtsvoorwaarden, tenzij anderszins door alle deelnemers is overeengekomen in de projectovereenkomst.

3.2.3.

Toegangsrechten tot nieuwe I&R worden verleend aan andere deelnemers in hetzelfde project indien dit voor deze andere deelnemers noodzakelijk is om hun eigen werkzaamheden in het kader van het project uit te voeren. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op kosteloze, niet-exclusieve en niet-overdraagbare basis.

3.2.4.

De deelnemers in eenzelfde project krijgen toegangsrechten tot bestaande I&R wanneer dit noodzakelijk is voor het gebruik van hun eigen nieuwe I&R, mits de eigenaar van de bestaande I&R gerechtigd is deze rechten toe te kennen. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op niet-exclusieve, niet-overdraagbare basis onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

3.2.5.

De deelnemers in eenzelfde project krijgen toegangsrechten tot nieuwe I&R wanneer dit noodzakelijk is voor hun eigen gebruik. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op niet-overdraagbare en niet-exclusieve basis, hetzij kosteloos, hetzij onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

3.2.6.

Op voorwaarde dat alle betrokken eigenaars hun instemming hebben gegeven, worden toegangsrechten tot nieuwe I&R aan derden verleend met het oog op verdere onderzoeksactiviteiten, onder overeen te komen billijke en redelijke voorwaarden.

3.3.   Bescherming, gebruik en verspreiding

3.3.1.

Wanneer een winstgevende exploitatie van nieuwe I&R mogelijk is, i) zorgt de eigenaar ervan voor een passende en doeltreffende bescherming, met inachtneming van de eigen legitieme belangen en die van de overige deelnemers in het project, met name de commerciële belangen, en ii) benut de eigenaar die nieuwe I&R of zorgt hij ervoor dat die wordt benut.

3.3.2.

Iedere deelnemer waakt erover dat de nieuwe I&R waarvan hij de eigenaar is, onverwijld wordt verspreid.

3.3.3.

Alle verspreidingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, de vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars van de nieuwe I&R.

3.3.4.

Bij een verspreidingsactiviteit met betrekking tot bestaande of nieuwe I&R of vertrouwelijke informatie die de eigendom is van andere deelnemers in eenzelfde project of met betrekking tot andere gegevens of informatie die vermengd is met bestaande of nieuwe I&R of vertrouwelijke informatie van die andere deelnemers, wordt daarvan een voorafgaande kennisgeving gedaan aan die andere deelnemers. Wanneer zijn legitieme belangen in verband met nieuwe of bestaande I&R bij een dergelijke verspreidingsactiviteit kunnen worden geschaad, kan elk van die overige deelnemers binnen 45 dagen volgende op die kennisgeving schriftelijk bezwaar aantekenen. In dergelijke gevallen vindt de verspreidingsactiviteit uitsluitend plaats indien de nodige maatregelen zijn getroffen om deze legitieme belangen te beschermen.

3.3.5.

Alle publicaties, alle octrooiaanvragen die door of namens een deelnemer zijn geregistreerd of alle andere vormen van verspreiding van nieuwe I&R, bevatten een verklaring dat die nieuwe I&R is voortgebracht met financiële steun van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Alle verspreidingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, de vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars van de nieuwe I&R.

3.4.   Overdracht

3.4.1.

Wanneer een deelnemer de eigendom van nieuwe I&R overdraagt, draagt hij tevens zijn verplichtingen met betrekking tot dergelijke nieuwe I&R over aan de verkrijger, inclusief de verplichting om deze verplichtingen over te dragen aan een daarop volgende verkrijger. Tot deze verplichtingen behoren de verplichtingen met betrekking tot het verlenen van toegangsrechten en met betrekking tot verspreiding en gebruik.

3.4.2.

Onverminderd zijn geheimhoudingsverplichtingen stelt een projectdeelnemer die zijn verplichting om toegangsrechten te verlenen moet overdragen, de overige deelnemers ten minste 45 dagen van te voren op de hoogte van deze geplande overdracht, samen met voldoende informatie over de nieuwe eigenaar om het voor de overige deelnemers mogelijk te maken hun toegangsrechten uit te oefenen. Na deze kennisgeving kan elke andere deelnemer binnen 30 dagen of binnen een andere schriftelijk overeengekomen termijn bezwaar aantekenen tegen een geplande overdracht van eigendom wanneer die overdracht een negatief effect zou hebben op zijn toegangsrechten. Wanneer een van de overige deelnemers aantoont dat zijn toegangsrechten worden geschaad, kan de geplande overdracht niet plaatsvinden tot er een overeenkomst is bereikt tussen de betrokken deelnemers.

3.5.

Projectdeelnemers in eenzelfde project sluiten onderling een projectovereenkomst waarin de intellectuele-eigendomsrechtenregeling overeenkomstig dit artikel is vastgelegd.

Artikel 24

Wijziging van de statuten

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kan bij de raad van bestuur een initiatief indienen voor wijziging van de statuten.

2.   De in lid 1 bedoelde initiatieven worden, na goedkeuring door de raad van bestuur, als ontwerp-voorstellen ingediend bij de Commissie die hen, eventueel, aanneemt.

3.   Wijzigingen die de essentiële elementen van deze statuten betreffen, en met name wijzigingen in de artikelen 3, 4, 6, 7, 11, 13, 21, 24 en 25, worden evenwel aangenomen overeenkomstig artikel 172 van het Verdrag.

Artikel 25

Liquidatie

1.   Aan het einde van de in artikel 1, lid 1, van deze verordening bedoelde periode, of naar aanleiding van een wijziging ingevolge artikel 11, lid 2, van deze verordening, wordt de gemeenschappelijke onderneming ENIAC geliquideerd.

2.   De liquidatieprocedure wordt automatisch gestart wanneer de Commissie zich terugtrekt uit de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

3.   Voor de uitvoering van de procedure van de liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt geliquideerd, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastheerschapsovereenkomst van artikel 17 van deze verordening door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

5.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze als bedoeld in lid 4, worden verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC en de liquidatiekosten. Een eventueel overschot wordt verdeeld over de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC. Elk aan de Gemeenschap uitgekeerd overschot wordt opnieuw in de begroting van de Commissie opgenomen.

6.   Overblijvende activa worden verdeeld over de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ENIAC.

7.   Er wordt een procedure ad hoc opgezet om een passend beheer van alle door de gemeenschappelijke onderneming ENIAC gesloten subsidie-overeenkomsten en dienstverlenings- en leveringscontracten met een looptijd die de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC overschrijdt, te waarborgen.


4.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/38


VERORDENING (EG) Nr. 73/2008 VAN DE RAAD

van 20 december 2007

tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 171 en 172,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (2), hierna het „zevende kaderprogramma” genoemd, voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die uitgevoerd kunnen worden via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Deze gezamenlijke technologie-initiatieven vloeien voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms, die reeds uit hoofde van het zesde kaderprogramma werden opgericht, en bestrijken geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied. Zij moeten investeringen van de private sector en Europese publieke financiering, met inbegrip van financiering uit het zevende kaderprogramma, combineren.

(2)

In Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (3), hierna het „specifiek programma Samenwerking” genoemd, wordt de noodzaak onderstreept van ambitieuze pan-Europese publiek-private partnerschappen voor het versnellen van de ontwikkeling van belangrijke technologieën door middel van grote onderzoeksacties op communautair niveau, inclusief met name gezamenlijke technologie-initiatieven.

(3)

In de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid wordt de noodzaak onderstreept om gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie in Europa te ontwikkelen met het oog op het bevorderen van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid in de Gemeenschap.

(4)

In zijn conclusies van 13 maart 2003, van 22 september 2003 en van 24 september 2004 heeft de Raad het belang op de voorgrond gesteld van het verder ontwikkelen van acties ingevolge de 3 %-Actieplannen, met inbegrip van het ontwikkelen van nieuwe initiatieven voor het intensiveren van de samenwerking tussen de industrie en de publieke sector bij de financiering van onderzoek om transnationale publiek-private banden te versterken.

(5)

In zijn conclusies van 4 december 2006 en van 19 februari 2007 heeft de Raad Concurrentievermogen, en in zijn conclusies van 9 maart 2007 heeft de Europese Raad de Commissie verzocht voorstellen in te dienen voor het opzetten van gezamenlijke technologie-initiatieven voor die initiatieven welke voldoende gereed waren.

(6)

De „European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations” (hierna „EFPIA” genoemd) heeft het voortouw genomen bij het oprichten van het Europees technologieplatform inzake „innovatieve geneesmiddelen” uit hoofde van het zesde kaderprogramma. Zij heeft op basis van uitgebreid overleg met de publieke en private belanghebbenden een strategische onderzoeksagenda ontwikkeld. De strategische onderzoeksagenda beschreef de onderzoeksbottlenecks in het geneesmiddelenontwikkelingsproces en beveelt de wetenschappelijke richting aan van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen”.

(7)

Het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” komt er ingevolge de mededeling van de Commissie 1 juli 2003„Een sterkere Europese farmaceutische industrie in dienst van de patiënt — Een oproep tot actie” en met name de aanbeveling betreffende toegang tot innovatieve geneesmiddelen om de ontwikkeling van een concurrerende innovatiegedreven industrie veilig te stellen. Deze mededeling kwam er ingevolge het op 7 mei 2002 aangenomen verslag „Stimulating Innovation and Improving the Europese Unie Science Base” van de Groep op hoog niveau voor geneesmiddeleninnovatie en -voorziening — G10 Medicines. Dit Gezamenlijk Technologie-initiatief kwam er ingevolge de mededeling van de Commissie van 23 januari 2002 betreffende „Biowetenschappen en biotechnologie — een strategie voor Europa (2002)”.

(8)

Het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” speelt ook in op de noodzaak van maatregelen zoals aangewezen in het rapport „Creating an Innovative Europe” van januari 2006. Dit rapport wijst farmaceutica aan als een centraal strategisch gebied en benadrukt de noodzaak van een Gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” op Europees niveau.

(9)

Het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” moet een publiek-privaat partnerschap zijn om de investeringen in de biofarmaceutische sector in Europa in de lidstaten en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen te vergroten. Het moet sociaaleconomische voordelen voor de Europese burgers bieden, bijdragen tot hun gezondheid, het concurrentievermogen van Europa vergroten en Europa op de kaart helpen zetten als de meest aantrekkelijke plaats voor biofarmaceutisch onderzoek en ontwikkeling.

(10)

Het doel van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” moet zijn de samenwerking te bevorderen tussen alle belanghebbenden zoals de industrie, overheden (met inbegrip van toezichthouders), patiëntenorganisaties, academische wereld en klinische centra. Het Gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” moet een gemeenschappelijk overeengekomen onderzoeksagenda (hierna „Onderzoeksagenda” genoemd) vaststellen, die van dichtbij de aanbevelingen volgt van de door het Europees technologieplatform inzake „innovatieve geneesmiddelen” ontwikkelde Strategische onderzoeksagenda en waarin doeltreffendheid, veiligheid, kennisbeheer en opleiding als belangrijke gebieden worden aangemerkt.

(11)

Het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” moet een gecoördineerde aanpak voorstellen om aangewezen onderzoeksbottlenecks in het geneesmiddelenontwikkelingsproces te ondervangen en „preconcurrentieel farmaceutisch onderzoek en ontwikkeling” te ondersteunen teneinde de ontwikkeling van veilige en effectievere geneesmiddelen voor de patiënten te versnellen. In de onderhavige context moet „preconcurrentieel farmaceutisch onderzoek en ontwikkeling” worden opgevat als onderzoek naar de in het geneesmiddelenontwikkelingsproces gebruikte instrumenten en methoden.

(12)

Het Gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” moet nieuwe benaderingen, methoden en technologieën opleveren, het kennisbeheer van onderzoeksresultaten en -gegevens verbeteren en de opleiding van vakmensen ondersteunen. Om dit doel te kunnen realiseren is het nodig een gemeenschappelijke onderneming op te richten als een juridische entiteit voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „innovatieve geneesmiddelen” (hierna „gemeenschappelijke onderneming IMI” genoemd).

(13)

Het doel van de gemeenschappelijke onderneming IMI moet worden bereikt via de ondersteuning van onderzoeksactiviteiten door het poolen van middelen van de publieke en private sector. Met dat doel moet de gemeenschappelijke onderneming IMI in staat zijn vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen te organiseren voor het ondersteunen van de onderzoeksactiviteiten. Dergelijke onderzoeksactiviteiten moeten de binnen het zevende kaderprogramma vigerende fundamentele ethische beginselen respecteren.

(14)

De gemeenschappelijke onderneming IMI moet worden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2017, om ervoor te zorgen dat onderzoeksactiviteiten die tijdens het zevende kaderprogramma (2007-2013) zijn begonnen, maar niet zijn voltooid, adequaat worden beheerd.

(15)

De gemeenschappelijke onderneming IMI moet beschouwd worden als een door de Gemeenschappen opgerichte instelling en kwijting voor de begroting moet door het Europees Parlement worden verleend op aanbeveling van de Raad, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) (4) waarbij echter rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken die voortvloeien uit de aard van gezamenlijke technologie-initiatieven als publiek-private partnerschappen en met name uit de bijdrage van de particuliere sector aan de begroting.

(16)

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming IMI moeten de Gemeenschap en EFPIA zijn.

(17)

EFPIA is een non-profit organisatie die de onderzoeksgebaseerde farmaceutische industrie in Europa vertegenwoordigt. Het doel van EFPIA is de technologische en economische ontwikkeling van de farmaceutische industrie in Europa te verzekeren en te bevorderen. EFPIA staat voor lidmaatschap open voor nationale verenigingen van onderzoeksgebaseerde bedrijven alsook rechtstreeks voor onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven. Zij past voor de leden de algemene beginselen van openheid en transparantie toe die een brede industriële deelname verzekeren.

(18)

De gemeenschappelijke onderneming IMI moet openstaan voor nieuwe leden.

(19)

De regels voor de organisatie en werking van de gemeenschappelijke onderneming IMI moeten in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming IMI worden vastgelegd als onderdeel van deze verordening.

(20)

Door EFPIA en haar onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA is een verbintenisbrief ondertekend betreffende de statuten van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

(21)

De onderzoeksactiviteiten moeten worden gedekt door financiering van de Gemeenschap en ten minste in gelijke mate door middelen van de onderzoeksgebaseerde farmaceuticabedrijven die lid zijn van EFPIA. In overeenstemming met bijlage III bij Beschikking 2006/971/EG kunnen andere financieringsbronnen worden benut, onder meer de Europese Investeringsbank, en met name via de risicodelende financieringsfaciliteit die samen met de EIB en de Commissie is ontwikkeld.

(22)

De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming IMI moeten in gelijke mate door EFPIA en de Gemeenschap worden gedragen.

(23)

Om een gelijkwaardig partnerschap te waarborgen mogen de onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA niet in aanmerking komen voor financiële steun van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

(24)

De gemeenschappelijke onderneming IMI moet, overeenkomstig artikel 185, lid 1, van het Financieel Reglement en behoudens voorafgaande toestemming van de Commissie, een specifiek financieel reglement vaststellen, dat rekening houdt met de specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming die met name voortkomen uit de noodzaak om communautaire en particuliere financiering ter ondersteuning van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op efficiënte wijze en tijdig te combineren. Om ervoor te zorgen dat behandeling van de deelnemers aan de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming en van de deelnemers aan de indirecte acties van het zevende kaderprogramma geharmoniseerd is, mag de btw niet in aanmerking komen voor communautaire financiering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (5).

(25)

Om stabiele arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van personeel te garanderen en om gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel van het hoogste kaliber te kunnen aantrekken, moet het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zoals opgenomen in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (6) gelden voor al het door de gemeenschappelijke onderneming IMI gerekruteerde personeel.

(26)

Als een instelling met rechtspersoonlijkheid moet de gemeenschappelijke onderneming IMI verantwoordelijk zijn voor haar handelingen. In door de gemeenschappelijke onderneming gesloten contracten kan worden bepaald dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd is voor geschillen in contractuele aangelegenheden.

(27)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen in te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (7), Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (8) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (9).

(28)

Om de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming IMI te vergemakkelijken, moet de Commissie verantwoordelijk zijn voor de oprichting en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming IMI, totdat de onderneming over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren.

(29)

De gemeenschappelijke onderneming IMI moet gevestigd zijn in Brussel, België. Tussen de gemeenschappelijke onderneming IMI en België moet een gastheerschapsovereenkomst worden gesloten betreffende kantooraccommodatie, voorrechten en immuniteiten en andere door België aan de gemeenschappelijke onderneming IMI te verlenen ondersteuning.

(30)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming IMI, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt wegens het transnationale karakter van de vastgestelde grote onderzoeksuitdaging, die de pooling vereist van aanvullende kennis en financiële middelen over de sectoren en grenzen heen, en die doelstelling daarom beter op communautair niveau kan worden bereikt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1.   Voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen wordt voor een periode tot en met 31 december 2017 een gemeenschappelijke onderneming opgericht (hierna „gemeenschappelijke onderneming IMI” genoemd).

2.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming IMI bevindt zich in Brussel, België.

Artikel 2

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming IMI draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en in het bijzonder van het thema Gezondheid van het specifiek programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma. Zij heeft ten doel de efficiency en effectiviteit van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffender en veiliger innovatieve geneesmiddelen ontwikkelt. Zij is er in het bijzonder op gericht om:

a)

„preconcurrentieel farmaceutisch onderzoek en ontwikkeling” in de lidstaten en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen te ondersteunen via een gecoördineerde aanpak om de vastgestelde onderzoeksbottlenecks in het geneesmiddelenontwikkelingsproces te ondervangen;

b)

de uitvoering te ondersteunen van de onderzoeksprioriteiten als opgenomen in de onderzoeksagenda van het Gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (hierna „onderzoeksactiviteiten” genoemd), met name door het toekennen van subsidies ingevolge vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

c)

de complementariteit met andere activiteiten in het kader van het zevende kaderprogramma te waarborgen;

d)

een publiek-privaat partnerschap te zijn dat streeft naar het vergroten van de onderzoeksinvesteringen in de biofarmaceutische sector in de lidstaten en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen door het poolen van middelen en bevorderen van samenwerking tussen de publieke en private sector;

e)

de betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemeningen (kmo’s) bij haar activiteiten te bevorderen, overeenkomstig de doelstellingen van het zevende kaderprogramma.

Artikel 3

Rechtsvorm

De gemeenschappelijke onderneming IMI is een communautair orgaan en heeft rechtspersoonlijkheid. In elke lidstaat van de Europese Gemeenschap bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

Artikel 4

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming IMI zijn in de bijlage hierbij opgenomen, maken integrerend deel uit van deze verordening en worden hierbij aangenomen.

Artikel 5

Communautaire bijdrage

1.   De maximale communautaire bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming IMI ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 1 000 miljoen EUR. De bijdrage komt ten laste van de kredieten op de algemene begroting van de Europese Unie die zijn toegewezen aan het thema Gezondheid van het specifiek programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma, overeenkomstig de bepalingen van artikel 54, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement.

2.   De regelingen betreffende de communautaire financiële bijdrage worden vastgesteld bij algemene overeenkomst en jaarlijkse financiële overeenkomsten, die tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming IMI moeten worden gesloten.

3.   De communautaire bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming IMI voor de financiering van de onderzoeksactiviteiten wordt toegekend na open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

Artikel 6

Financieel reglement

1.   De gemeenschappelijke onderneming IMI neemt een afzonderlijk financieel reglement aan, overeenkomstig artikel 185, lid 1, van het Financieel Reglement. Het kan afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (10) houdende de financiële kaderregeling van de organen bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement voor zover de specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming IMI dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De gemeenschappelijke onderneming IMI krijgt een eigen intern controleorgaan.

Artikel 7

Personeel

1.   Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschappen met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor de gemeenschappelijke onderneming IMI en de uitvoerend directeur daarvan.

2.   Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 6, lid 3 van het statuut, oefent de gemeenschappelijke onderneming IMI, wat haar personeel betreft, de bevoegdheden uit die haar door de benoemende autoriteit zijn verleend op grond van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op grond van de bevoegdheid contracten te sluiten overeenkomstig de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

3.   De raad van bestuur stelt, in overeenstemming met de Commissie, de nodige uitvoeringsmaatregelen vast als bedoeld in artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

4.   De personeelsmiddelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming IMI die in haar jaarlijkse begroting wordt opgenomen.

5.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming IMI bestaat uit tijdelijke en contractuele functionarissen die zijn aangesteld voor een bepaalde termijn die hoogstens een maal met een bepaalde termijn kan worden verlengd. De totale aanstellingsperiode bedraagt maximaal zeven jaar en duurt in geen geval langer dan de looptijd van de gemeenschappelijk onderneming.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming IMI en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming IMI wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op de overeenkomst of het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming IMI, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming IMI in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming IMI en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

4.   Alleen de gemeenschappelijke onderneming IMI kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.   Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)

in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en de in artikel 4 bedoelde statuten;

b)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming IMI gesloten overeenkomsten en contracten;

c)

in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming IMI, met inbegrip van besluiten van haar organen;

d)

in geschillen over vergoeding van schade die door het personeel van de gemeenschappelijke onderneming IMI veroorzaakt is bij de uitoefening van zijn taken.

2.   Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van toepassing van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming IMI zich bevindt.

Artikel 11

Rapportage, evaluatie en kwijting

1.   De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming IMI heeft gemaakt. Dit verslag bevat nadere details over de uitvoering, waaronder het aantal ingediende voorstellen, het aantal voor financiering geselecteerde voorstellen, het type deelnemers, waaronder mkb en landenstatistieken.

2.   Uiterlijk op 31 december 2010, alsmede uiterlijk op 31 december 2013, voert de Commissie met de hulp van onafhankelijke deskundigen tussentijdse evaluaties van de gemeenschappelijke onderneming IMI uit op basis van een taakomschrijving die na raadpleging van de gemeenschappelijke onderneming IMI is opgesteld. Deze evaluaties hebben betrekking op de kwaliteit en efficiëntie van de gemeenschappelijke onderneming IMI en de voortgang in het realiseren van de doelstellingen. De Commissie deelt het Europees Parlement en de Raad haar conclusies ter zake mee, vergezelt die van haar opmerkingen en in voorkomend geval van voorstellen tot wijziging van deze verordening, en brengt hen van een eventuele vroegtijdige beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming IMI op de hoogte.

3.   Uiterlijk zes maanden na de beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming maakt de Commissie met hulp van onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming IMI. De resultaten van de eindevaluatie worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

4.   Kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming IMI wordt door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad, overeenkomstig een procedure waarin het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming IMI voorziet, als bedoeld in artikel 6.

Artikel 12

Bescherming van de financiële belangen van de leden en fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   De gemeenschappelijke onderneming IMI waakt erover, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

2.   In het geval dat door de gemeenschappelijke onderneming IMI of haar personeel onregelmatigheden worden begaan, behouden de leden zich het recht voor ten onrechte uitgegeven bedragen in te vorderen of alle latere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming IMI te verlagen of op te schorten.

3.   Ten aanzien van de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

4.   De gemeenschappelijke onderneming IMI voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij de deelnemers aan de onderezoeksactiviteiten die worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming.

5.   De Commissie en/of de Rekenkamer kunnen zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de begunstigden van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming IMI alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe zal de gemeenschappelijke onderneming IMI erop toezien dat subsidie-overeenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en/of de Rekenkamer om de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige boetes op te leggen.

6.   Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (11) opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming IMI en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming IMI is opgericht, treedt zij toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) (12). De gemeenschappelijke onderneming IMI neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid

Onverminderd artikel 14 beschermt de gemeenschappelijke onderneming IMI de gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI zou kunnen schaden.

Artikel 14

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (13) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

2.   De gemeenschappelijke onderneming IMI stelt uiterlijk 7 augustus 2008 de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming IMI uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend of een beroep bij het Hof van Justitie worden ingesteld, op grond van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

Artikel 15

Intellectuele eigendom

De gemeenschappelijke onderneming IMI neemt, op basis van de beginselen van Verordening (EG) nr. 1906/2006 in artikel 22 van de statuten, afzonderlijke regels aan die gelden voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten die verzekeren dat, voor zover nodig, bij onderzoeksactiviteiten op grond van deze verordening gegenereerde intellectuele eigendom wordt beschermd en dat onderzoeksresultaten worden gebruikt en verspreid.

Artikel 16

Voorbereidende activiteiten

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor de oprichting en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming IMI, totdat de onderneming over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren. De Commissie voert, overeenkomstig het communautaire recht, alle noodzakelijke acties uit in samenwerking met andere oprichtende leden en betrekt de raad van bestuur erbij.

2.   Voor dat doel mag de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opvat na overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de statuten door de raad van bestuur te zijn benoemd, een, beperkt aantal van haar ambtenaren aanwijzen, onder wie één die voorlopig de functie van uitvoerend directeur zal vervullen.

3.   De voorlopige uitvoerend directeur mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming IMI, na goedkeuring door de raad van bestuur, en mag contracten afsluiten, inclusief personeelscontracten, na aanneming van het oprichtingsplan van de gemeenschappelijke onderneming IMI. De ordonnateur van de Commissie mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten in de algemene begroting van de gemeenschappelijke begroting IMI.

Artikel 17

Ondersteuning door het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming IMI en België wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming IMI worden verstrekt.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F. NUNES CORREIA


(1)  Advies uitgebracht op 24 oktober 2007. (Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86; gerectificeerd in PB L 54 van 22.2.2007, blz. 30.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.

(6)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 337/2007 (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 1).

(7)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(8)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(9)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(10)  PB L 35 van 31.12.2002, blz. 72.

(11)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(12)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(13)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING VOOR DE UITVOERING VAN HET GEZAMENLIJK TECHNOLOGIE-INITIATIEF INZAKE INNOVATIEVE GENEESMIDDELEN

Artikel 1

Taken en activiteiten

De gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (hierna „de gemeenschappelijke onderneming IMI” genoemd) heeft de onderstaande hoofdtaken en -activiteiten:

a)

zorgen voor de opzet en het duurzame beheer van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen;

b)

bepalen en uitvoeren, middels oproepen tot het indienen van projecten, van het jaarlijkse uitvoeringsplan als bedoeld in artikel 18;

c)

regelmatig evalueren van en aanbrengen van de nodige aanpassingen in de onderzoeksagenda van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen in het licht van de wetenschappelijke ontwikkelingen tijdens de uitvoering ervan;

d)

mobiliseren van de benodigde middelen van de publieke en private sector;

e)

tot stand brengen en ontwikkelen van nauwe samenwerking op lange termijn tussen de Gemeenschap, industrie en andere belanghebbenden zoals toezichthouders, patiëntenorganisaties, academische wereld en klinische centra, evenals samenwerking tussen bedrijfsleven en de academische wereld;

f)

vergemakkelijken van de coördinatie met nationale en internationale activiteiten op dit gebied;

g)

verrichten van werkzaamheden op het gebied van communicatie en verspreiding;

h)

communiceren en interageren met de lidstaten en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen via een specifiek met dit doel opgerichte groep, hierna de „Groep van vertegenwoordigers van IMI-staten” genoemd;

i)

organiseren van een jaarlijkse vergadering, hierna het Forum van belanghebbenden genoemd, met belangengroepen voor het verzekeren van de openheid en transparantie van de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming IMI ten opzichte van haar belanghebbenden;

j)

de juridische entiteiten die met de gemeenschappelijke onderneming IMI een subsidieovereenkomst, hierna „subsidieovereenkomst” genoemd, hebben gesloten, in kennis stellen van de mogelijkheden om te lenen bij de Europese Investeringsbank, met name de in het kader van het zevende kaderprogramma ingestelde Risicodelende Financieringsfaciliteit;

k)

publiceren van informatie over de projecten, met inbegrip van de naam van de deelnemers, en de hoogte van de financiële bijdrage per deelnemer, van de gemeenschappelijke onderneming;

l)

zorgen voor de efficiëntie van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen te zorgen;

m)

uitvoeren van alle andere werkzaamheden die nodig zijn om de in lid 2 genoemde doelstellingen te bereiken.

Artikel 2

Leden

1.   De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming IMI, hierna de „oprichtende leden” genoemd, zijn:

a)

de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en

b)

na aanvaarding van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming IMI, de European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations, hierna „EFPIA” genoemd, een non-profit vereniging naar Zwitsers recht (registratienummer 4749), met permanent kantoor in Brussel, België. EFPIA fungeert als een organisatie die de farmaceutische industrie in Europa vertegenwoordigt.

2.   Mits zij aan de financiering bijdraagt om de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming IMI als beschreven in artikel 2, te bereiken, en de statuten van de gemeenschappelijke onderneming IMI aanvaardt, kan elke juridische entiteit die direct of indirect onderzoek en ontwikkeling ondersteunt in een lidstaat of in een met het zevende kaderprogramma geassocieerd land zich kandidaat stellen om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

3.   De oprichtende leden en nieuwe leden als bedoeld in de leden 1 en 2 worden hierna „leden” genoemd.

Artikel 3

Toetreding en wijziging van het lidmaatschap

1.   Elke aanvraag voor een nieuw lidmaatschap dient te worden gericht aan de raad van bestuur.

2.   Wanneer de raad van bestuur besluiten neemt over de toetreding van een juridische entiteit, houdt hij rekening met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de aanvrager voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming IMI. Bij elke aanvraag voor lidmaatschap verstrekt de Commissie aan de Raad tijdig informatie over de beoordeling en, in voorkomend geval, over het besluit van de raad van bestuur.

3.   Elk lid kan zijn lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming IMI beëindigen. De beëindiging wordt effectief en onherroepelijk zes maanden na kennisgeving aan de andere leden, waarna aan het eerstgenoemde lid kwijting wordt verleend voor alle andere verplichtingen dan die welke door de gemeenschappelijke onderneming IMI vóór de beëindiging van het lidmaatschap zijn goedgekeurd.

4.   Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming IMI kan niet worden overgedragen op een derde partij, tenzij de raad van bestuur hier vooraf mee heeft ingestemd.

Artikel 4

Organen

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming IMI zijn:

de raad van bestuur,

de uitvoerend directeur,

het wetenschappelijk comité.

2.   Indien een bepaalde taak niet is toegewezen aan een van de organen, is de raad van bestuur het bevoegde orgaan.

3.   De gemeenschappelijke onderneming IMI wordt ondersteund door twee externe adviesorganen: de Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten en het Forum van belanghebbenden.

Artikel 5

Raad van bestuur

Samenstelling, stemrecht en besluitvormingsproces

a)

elk lid van de gemeenschappelijke onderneming IMI wordt in de raad van bestuur door maximaal vijf vertegenwoordigers vertegenwoordigd;

b)

de oprichtende leden hebben elk vijf stemmen in de raad van bestuur;

c)

het stemrecht van elk nieuw lid wordt bepaald naar evenredigheid van zijn bijdrage in verhouding tot de totale bijdragen aan de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming IMI;

d)

de stem van elk lid is ondeelbaar;

e)

de beslissingen van de raad van bestuur vereisen een drievierde meerderheid en de positieve stem van de oprichtende leden;

f)

de voorzitter van de raad van bestuur is bij toerbeurt een vertegenwoordiger van de oprichtende leden;

g)

de vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

Rol en taken:

De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI en houdt toezicht op de uitvoering van haar werkzaamheden.

De raad van bestuur is met name bevoegd voor:

a)

de evaluatie van nieuwe aanvragen en de besluiten over wijzigingen in het lidmaatschap overeenkomstig artikel 3;

b)

de besluiten over de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming IMI van elk lid dat zijn verplichtingen niet nakomt, onverminderd de bepalingen van het Verdrag die de naleving van het Gemeenschapsrecht waarborgen;

c)

de goedkeuring van het voorstel voor het jaarlijkse uitvoeringsplan en de overeenkomstige uitgavenramingen;

d)

de goedkeuring van het jaarlijkse begrotingsvoorstel, met inbegrip van de personeelsformatie;

e)

de goedkeuring van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

f)

de goedkeuring van het jaarlijkse activiteitenverslag, met inbegrip van de overeenkomstige uitgaven;

g)

de goedkeuring van de jaarrekening en de balans;

h)

de goedkeuring, in voorkomend geval, van alle wijzigingen van de onderzoeksagenda als aanbevolen door het Wetenschappelijk Comité;

i)

de goedkeuring van de richtsnoeren over evaluatie en selectie van projectvoorstellen als voorgesteld door het uitvoerend bureau;

j)

de goedkeuring van de lijst van geselecteerde projectvoorstellen;

k)

de aanwijzing, het ontslag of de vervanging van de uitvoerend directeur, het verstrekken van richtsnoeren aan de uitvoerend directeur en het toezicht op zijn prestaties;

l)

de goedkeuring van de organisatiestructuur van het uitvoerend bureau op basis van de aanbevelingen van de uitvoerend directeur;

m)

de aanneming van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming IMI, overeenkomstig artikel 6 van deze verordening;

n)

de goedkeuring van de interne regels en procedures van de gemeenschappelijke onderneming IMI, overeenkomstig de beginselen van artikel 22;

o)

de vaststelling van zijn reglement van orde overeenkomstig lid 3;

p)

de goedkeuring van de initiatieven om de statuten te wijzigen overeenkomstig artikel 23;

q)

de toewijzing van alle taken die niet specifiek aan een van de andere organen van de gemeenschappelijke onderneming IMI zijn toegewezen;

r)

de aanneming van praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001, in overeenstemming met artikel 14 van deze verordening;

s)

het toezicht op het geheel van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

Reglement van orde

a)

De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van een van de leden of op verzoek van de uitvoerend directeur. De vergaderingen worden normaal gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

b)

Tenzij in bijzondere gevallen anders wordt bepaald, neemt de uitvoerend directeur deel aan de vergaderingen.

c)

De voorzitter van de Groep van vertegenwoordigers van IMI-staten mag de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bijwonen.

d)

De voorzitter van het Wetenschappelijk Comité neemt, voor zover dit relevant is voor de agenda, deel op uitnodiging van de raad van bestuur.

e)

Waarnemers en/of andere deskundigen kunnen, voor zover dit relevant is voor de agenda, door de raad van bestuur worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen.

Artikel 6

Uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming IMI, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur. In die context dient hij regelmatig informatie te verstrekken en te antwoorden op specifieke ad-hocverzoeken om informatie van de raad van bestuur en het Wetenschappelijk Comité. De uitvoerend directeur oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 7, lid 2, van deze verordening vermelde bevoegdheden uit.

2.   De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming IMI. Hij voert zijn taken volledig onafhankelijk uit en is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

3.   De uitvoerend directeur wordt door de raad van bestuur benoemd voor een periode van drie jaar, op basis van een in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere tijdschriften of op internetsites gepubliceerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Na een evaluatie van de prestatie van de directeur kan de raad van bestuur de ambtstermijn eenmaal voor niet langer dan vier jaar verlengen.

4.   De uitvoerend directeur is met name belast met:

a)

de verantwoordelijkheid voor de communicatieactiviteiten in verband met de gemeenschappelijke onderneming IMI;

b)

het adequate beheer van publieke en particuliere financiële middelen;

c)

het ter goedkeuring aanbevelen aan de raad van bestuur van regelingen en richtsnoeren voor evaluatie en selectie van de projectvoorstellen. Deze richtsnoeren hebben betrekking op de procedures, samenstelling, verplichtingen van de collegiale toetsingscomités die de projectvoorstellen evalueren en de regels voor verspreiding van de onderzoeksresultaten;

d)

het toezicht op het beheer van het lanceren van de uitnodigingen tot het indienen van projectvoorstellen, de evaluatie en selectie van de projectvoorstellen, het onderhandelen over de geselecteerde projectvoorstellen, de follow-up van de projectvoorstellen en het beheer van de subsidies, met inbegrip van de coördinatie van de gefinancierde onderzoeksactiviteiten;

e)

het leiding geven aan de invoering en het beheer van een adequaat administratief systeem;

f)

het verschaffen van relevante documentatie en logistieke ondersteuning aan de raad van bestuur en het Wetenschappelijk Comité;

g)

het opstellen van het jaarlijkse uitvoeringsplan en de overeenkomstige uitgavenramingen;

h)

het opstellen van het jaarlijkse budgetvoorstel, met inbegrip van de personeelsformatie;

i)

het opstellen van het jaarlijkse activiteitenverslag, met inbegrip van de overeenkomstige uitgaven;

j)

het opstellen van de jaarrekening en de balans;

k)

het leveren van alle andere informatie die door de raad van bestuur kan worden gevraagd;

l)

het beheren van de uitnodigingen tot het indienen van inschrijvingen betreffende goederen/dienstenbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming IMI overeenkomstig het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming IMI;

m)

het opstellen van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

n)

het uitvoeren van taken die de raad van bestuur aan het uitvoerend bureau toevertrouwt of delegeert;

o)

het voorleggen aan de raad van bestuur van alle wijzigingen van de onderzoeksagenda als aanbevolen door het Wetenschappelijk Comité;

p)

het voorleggen aan de raad van bestuur van zijn voorstellen betreffende de organisatiestructuur van het uitvoerend bureau en het organiseren, leiden en superviseren van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming IMI;

q)

het bijeenroepen van vergaderingen van de raad van bestuur;

r)

het bijeenroepen van de jaarlijkse vergadering van het Forum van belanghebbenden ter borging van de openheid en transparantie van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming IMI ten opzichte van haar belanghebbenden;

s)

zo nodig, het bijwonen als waarnemer van de vergaderingen van de raad van bestuur, van het Wetenschappelijk Comité en van het Forum van belanghebbenden;

t)

indien nodig, het oprichten van wetenschappelijke ad-hoc/hulporganen/comités waarover de raad van bestuur een beslissing heeft genomen en het verzamelen van deskundig wetenschappelijk advies;

u)

het verstrekken aan raad van bestuur van alle andere informatie die kan worden gevraagd;

v)

de verantwoordelijkheid voor risicobeoordeling en risicobeheer;

w)

het voorstellen aan de raad van bestuur van alle verzekeringen die de gemeenschappelijke onderneming IMI mogelijk moet afsluiten om aan haar verplichtingen te voldoen;

x)

de verantwoordelijkheid voor het afsluiten van subsidieovereenkomsten voor de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten en contracten voor diensten en leveringen nodig voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming IMI als bedoeld in artikel 12.

5.   De uitvoerend directeur wordt ondersteund door het personeel van het uitvoerend bureau.

Artikel 7

Wetenschappelijk comité

1.   Het Wetenschappelijk Comité is een adviesorgaan van de raad van bestuur en verricht zijn activiteiten in nauwe samenwerking met en met steun van het uitvoerend bureau.

2.   Het Wetenschappelijk Comité bestaat uit niet meer dan 15 leden.

3.   Bij de samenstelling wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van expertise uit de academische wereld, patiëntenorganisaties, industrie en toezichthouders. Gezamenlijk dienen de leden van het Wetenschappelijk Comité betreffende het volledige geneesmiddelenontwikkelingsproces de wetenschappelijke competentie en expertise te bezitten die nodig is om strategische wetenschapsgebaseerde aanbevelingen te doen betreffende de gemeenschappelijke onderneming IMI.

4.   De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieprocedure vast betreffende de samenstelling van het Wetenschappelijk Comité en stelt zijn leden aan aan de hand van een lijst die wordt voorgesteld door de Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten.

5.   Het Wetenschappelijk Comité kiest uit zijn midden bij consensus een voorzitter.

6.   Het Wetenschappelijk Comité heeft de volgende taken:

a)

adviseren over de blijvende relevantie van de onderzoeksagenda en aanbevelen van wijzigingen;

b)

adviseren over de wetenschappelijke prioriteiten betreffende het voorstel voor het jaarlijkse uitvoeringsplan;

c)

adviseren van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur over de in het jaarlijkse activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke prestaties;

d)

adviseren over de samenstelling van de peer review comités.

7.   Het Wetenschappelijk Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en wordt bijeengeroepen door de voorzitter.

8.   Het Wetenschappelijk Comité kan, met instemming van de voorzitter, niet-leden uitnodigen om ter fine van advies aan zijn vergaderingen deel te nemen.

Artikel 8

Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten

Samenstelling

De Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten is samengesteld uit één vertegenwoordiger uit elke lidstaat en één uit elk met het zevende kaderprogramma geassocieerd land. Het kiest een voorzitter onder zijn leden.

Rol en taken

De Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten heeft een adviserende rol ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming IMI en fungeert als interface tussen de gemeenschappelijke onderneming IMI en de betrokken belanghebbenden in de respectieve landen. De Groep verricht in het bijzonder de volgende werkzaamheden:

a)

adviseren over de jaarlijkse wetenschappelijke prioriteiten, onder meer over de synergieën met het kaderprogramma;

b)

faciliteren van de verspreiding van informatie over de oproepen tot belanghebbenden in hun eigen land;

c)

op de hoogte blijven van het evaluatieproces;

d)

advies uitbrengen over het bijwerken van de onderzoeksagenda;

e)

advies uitbrengen over de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI;

f)

advies uitbrengen over de wijzigingen in het oproep- en evaluatieproces en over de regelgeving inzake intellectuele eigendom van de gemeenschappelijke onderneming IMI;

g)

de gemeenschappelijk onderneming IMI informeren over relevante activiteiten die op nationaal niveau aan de gang zijn.

3.   De Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten komt minstens twee maal per jaar bijeen op uitnodiging van de uitvoerend directeur. Voor specifieke aangelegenheden die voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI van groot belang zijn, kunnen buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen. Die vergaderingen worden bijeengeroepen door de uitvoerend directeur, hetzij op zijn initiatief, hetzij op verzoek van vertegenwoordigers van de IMI-staten. De Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten mag op eigen initiatief aanbevelingen doen aan de gemeenschappelijke onderneming IMI. De gemeenschappelijke onderneming IMI laat de Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten weten wat zij met deze aanbevelingen heeft gedaan.

De uitvoerend directeur woont de vergaderingen van de Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten bij.

De Groep vertegenwoordigers van de IMI-staten stelt haar reglement van orde vast.

Artikel 9

Forum van belanghebbenden

1.   Het Forum van belanghebbenden is een vergadering die openstaat voor alle belanghebbenden, en wordt minstens eenmaal per jaar bijeengeroepen door de uitvoerend directeur.

2.   Het Forum van belanghebbenden wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI en wordt uitgenodigd opmerkingen te maken.

Artikel 10

Interne auditfunctie

De taken die uit hoofde van artikel 185, lid 3, van het Financieel Reglement opgedragen zijn aan de interne controleur van de Commissie worden onder verantwoordelijkheid van de raad van bestuur uitgevoerd, die hiervoor een passende regeling treft en daarbij rekening houdt met de omvang en de werkingssfeer van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

Artikel 11

Financieringsbronnen

1.   Alle middelen van de gemeenschappelijke onderneming IMI en haar activiteiten worden besteed aan de doelstellingen vastgesteld in artikel 2 van deze verordening.

2.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming IMI die op haar begroting worden opgevoerd, bestaan uit:

a)

de financiële bijdragen van de leden;

b)

alle door de gemeenschappelijke onderneming IMI gegenereerde inkomsten;

c)

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

Alle interesten op de door haar leden betaalde bijdragen, worden beschouwd als inkomsten van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

3.   De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming IMI worden gefinancierd door haar leden:

a)

de oprichtende leden dragen in gelijke mate bij, elk voor ten hoogste 4 % van de totale financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de gemeenschappelijke onderneming IMI. Indien een deel van de communautaire bijdrage niet wordt gebruikt, mag dat voor de in artikel 4 genoemde onderzoeksactiviteiten ter beschikking worden gesteld;

b)

elk ander lid draagt bij in verhouding tot zijn totale bijdrage aan de onderzoeksactiviteiten.

4.   De onderzoeksactiviteiten worden gezamenlijk gefinancierd uit:

a)

niet-geldelijke bijdragen (hierna „bijdragen in natura” genoemd) door de onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA, met middelen (zoals personeel, uitrusting, verbruiksgoederen, enz.) die minstens gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

b)

een equivalente financiële bijdrage van de Gemeenschap uit het zevende kaderprogramma die op de begroting van de gemeenschappelijke onderneming IMI wordt opgevoerd;

c)

de in artikel 2, lid 2, bedoelde bijdragen van de leden.

Bijdragen in natura worden onderworpen aan een evaluatie. De methode voor het evalueren van bijdragen in natura wordt omschreven in de interne voorschriften en procedures van de gemeenschappelijke onderneming IMI, overeenkomstig het financieel reglement en op basis van de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma. Bijdragen in natura worden geëvalueerd door een onafhankelijke controleur.

5.   De deelnemende onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA komen voor geen enkele activiteit in aanmerking voor financiële steun van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

6.   Indien een lid van de gemeenschappelijke onderneming IMI of een deelnemend onderzoeksgebaseerd farmaceutische bedrijf dat volwaardig lid is van EFPIA zijn verbintenissen betreffende de overeengekomen bijdragen niet nakomt, dan roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te beslissen:

a)

in het geval van een in gebreke blijvend lid, of zijn lidmaatschap moet worden beëindigd dan wel of er andere maatregelen moeten worden genomen tot het lid zijn verplichtingen wel nakomt, of

b)

in het geval van een in gebreke blijvend deelnemend onderzoeksgebaseerd farmaceutisch bedrijf dat lid is van EFPIA, welke passende maatregelen moeten worden genomen.

7.   De gemeenschappelijke onderneming IMI bezit alle activa die zij heeft voortgebracht of die aan haar worden overgedragen voor de vervulling van haar doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van de verordening.

Artikel 12

Onderzoeksactiviteiten, subsidieovereenkomsten en projectovereenkomsten

1.   De gemeenschappelijke onderneming IMI ondersteunt prospectieve onderzoeksactiviteiten na open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van projectvoorstellen, onafhankelijke evaluatie en de sluiting van subsidieovereenkomsten en projectovereenkomsten.

2.   De gemeenschappelijke onderneming IMI stelt de procedures en mechanismen in voor de uitvoering, supervisie en controle van gesloten subsidieovereenkomsten.

3.   In de subsidieovereenkomst:

a)

worden de nodige regelingen ingesteld voor de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten,

b)

worden de nodige financiële regelingen en de regels betreffende de intellectuele-eigendomsrechten ingesteld op basis van de beginselen opgenomen in artikel 22,

c)

wordt de verhouding tussen het geselecteerde consortium en de gemeenschappelijke onderneming IMI geregeld.

4.   De projectovereenkomst wordt gesloten tussen de leden van een consortium, teneinde:

a)

de nodige regelingen voor de uitvoering van de subsidieovereenkomst in te stellen,

b)

de verhouding tussen de deelnemers aan een project te regelen.

5.   Elke juridische entiteit die in een lidstaat of in een met het zevende kaderprogramma geassocieerd land werkzaamheden verricht die van belang zijn voor de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming IMI, komt in aanmerking om aan een project deel te nemen. Elke andere juridische entiteit kan deelnemen mits de raad van bestuur daarmee instemt.

6.   Naast de bijdrage aan de lopende kosten als bedoeld in artikel 11, lid 3, wordt de communautaire bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming IMI ook gebruikt voor de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten. De financieringsplafonds van deze communautaire financiële bijdrage is in overeenstemming met die welke zijn vastgesteld bij de regels voor deelneming aan het zevende kaderprogramma. De volgende juridische entiteiten komen voor dergelijke financiering in aanmerking:

a)

kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (1);

b)

juridische entiteiten die naar nationaal recht als publieke non-profit instelling zijn opgericht (2);

c)

intergouvernementele organisaties die rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens internationaal publiek recht, alsmede alle door dergelijke intergouvernementele organisaties opgerichte gespecialiseerde agentschappen;

d)

naar gemeenschapsrecht opgerichte juridische entiteiten;

e)

in de vorm van non-profit organisaties opgerichte juridische entiteiten die de uitvoering van activiteiten voor onderzoek of technologische ontwikkeling als een van hun hoofdoogmerken hebben;

f)

instellingen voor secundair en hoger onderwijs;

g)

gekwalificeerde non-profit patiëntenorganisaties.

7.   Om voor communautaire financiering in aanmerking te komen, wordt op kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten geen btw geheven.

Artikel 13

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming IMI mogen de tot haar beschikking staande financiële middelen en de haar door haar leden toegewezen begrotingsmiddelen niet overschrijden.

Artikel 14

Financiële inkomsten

Wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden, geeft dit, behalve bij ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming IMI overeenkomstig artikel 24, geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

Artikel 15

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 16

Financiële uitvoering

De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming IMI uit.

Artikel 17

Financiële rapportage

1.   Jaarlijks dient de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur een voorontwerp van begroting in met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar. Binnen deze raming worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee jaren op een zo gedetailleerde wijze opgesteld als noodzakelijk is voor de interne begrotingsprocedure van elk lid, wat zijn financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming IMI betreft. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle aanvullende informatie die daartoe noodzakelijk is.

2.   De leden van de raad van bestuur delen aan de uitvoerend directeur hun opmerkingen mee over het voorontwerp van begroting en met name over de ramingen van de middelen en uitgaven voor het volgende jaar.

3.   Rekening houdend met de van de leden van de raad van bestuur ontvangen opmerkingen stelt de uitvoerend directeur de jaarlijkse ontwerp-begroting voor het volgende jaar op en hij dient dat ter goedkeuring in bij de raad van bestuur.

4.   De jaarlijkse ontwerp-begroting en het jaarlijkse uitvoeringsplan voor een bepaald jaar wordt door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming IMI voor het eind van het voorafgaande jaar aangenomen.

5.   Binnen twee maanden na de afsluiting van elk begrotingsjaar worden de jaarrekening en de balans voor het vorige jaar door de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur ter goedkeuring ingediend. De jaarrekening en de balans voor het vorige jaar worden bij de Rekenkamer en de Commissie ingediend.

Artikel 18

Planning en rapportering

1.   Het jaarlijkse uitvoeringsplan beschrijft de voor het komende jaar geplande activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming IMI en de overeenkomstige uitgavenramingen. Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt een publiceerbare versie van het jaarlijks uitvoeringsplan voor het publiek beschikbaar gesteld.

2.   De in elk kalenderjaar gemaakte vorderingen van de gemeenschappelijke onderneming IMI en met name die in verband met het jaarlijkse uitvoeringsplan van het betrokken jaar, worden opgenomen in een jaarlijks activiteitenverslag. Dat verslag bevat ook informatie over de uitgevoerde onderzoeksactiviteiten en over de deelname van het mkb daaraan, alsmede over andere activiteiten gedurende het voorgaande jaar en de overeenkomstige uitgaven. De uitgaven zijn gebaseerd op de financiële bijdragen van de leden alsmede de bijdragen van de deelnemende onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA.

Het jaarlijkse activiteitenverslag wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd. Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijkse activiteitenverslag gepubliceerd.

Artikel 19

Dienstverlenings- en leveringscontracten

De gemeenschappelijke onderneming IMI stelt, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement, alle procedures en mechanismen vast voor de uitvoering van en de supervisie en het toezicht op de gesloten dienstverlenings- en leveringscontracten die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

Artikel 20

Aansprakelijkheid van de leden, verzekering

1.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de gemeenschappelijke onderneming IMI is beperkt tot de bijdrage die zij reeds hebben gedaan voor de lopende kosten als bedoeld in artikel 11, lid 3.

2.   De gemeenschappelijke onderneming IMI sluit de nodige verzekeringen af en houdt deze aan.

Artikel 21

Belangenconflicten

De gemeenschappelijke onderneming IMI vermijdt elk belangenconflict bij de uitvoering van haar activiteiten.

Artikel 22

Intellectuele-eigendomsbeleid

1.   De gemeenschappelijke onderneming IMI neemt haar algemene regels betreffende het intellectuele-eigendomsbeleid van de gemeenschappelijke onderneming IMI aan, die in de subsidieovereenkomsten en projectovereenkomsten geïncorporeerd worden.

2.   Het doel van het intellectuele-eigendomsbeleid van de gemeenschappelijke onderneming IMI is het bevorderen van het voortbrengen, openbaar maken en exploiteren van kennis, het tot stand brengen van een billijke toewijzing van rechten, het belonen van innovatie en het tot stand brengen van een brede deelname van particuliere en publieke entiteiten (met inbegrip van, maar niet beperkt tot deelnemende onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA, academische groepen en kleine en middelgrote ondernemingen) aan projecten.

3.   Het intellectuele-eigendomsbeleid gaat uit van de volgende beginselen:

a)

elke deelnemer aan een project blijft de eigenaar van de intellectuele eigendom die hij in een project inbrengt, en blijft de eigenaar van de intellectuele eigendom die hij in een project genereert tenzij door de deelnemers onderling schriftelijk anders is overeengekomen. De voorwaarden betreffende toegangsrechten en licenties in verband met de door deelnemers in een project ingebrachte of gegenereerde intellectuele eigendom worden bepaald in de subsidieovereenkomst en de projectovereenkomst van het betrokken project;

b)

de deelnemers aan een project verbinden zich ertoe onder de in de subsidieovereenkomst en de projectovereenkomst bepaalde voorwaarden en rekening houdend met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, de vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars de door het betrokken project gegenereerde resultaten en intellectuele eigendom te verspreiden en te laten gebruiken.

Artikel 23

Wijziging van de statuten

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming IMI kan bij de raad van bestuur een initiatief tot wijziging van deze statuten indienen.

2.   De in lid 1 bedoelde initiatieven worden na goedkeuring door de raad van bestuur als ontwerp-wijziging aan de Commissie voorgelegd, die ze, zo nodig, aanneemt.

3.   Elke wijziging die van invloed is op de essentiële elementen van deze statuten, en met name elke wijziging van de artikelen 2, 3, 5, 6, 11, 12, 20, 23, en 24, wordt evenwel aangenomen overeenkomstig artikel 172 van het Verdrag.

Artikel 24

Ontbinding

1.   Aan het einde van de in artikel 1 van de verordening bedoelde periode, of na een wijziging van de verordening overeenkomstig artikel 11, lid 2, wordt de gemeenschappelijke onderneming IMI ontbonden.

2.   De ontbindingsprocedure wordt automatisch in werking gesteld indien een van de oprichtende leden zijn lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming IMI beëindigt.

3.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming IMI, benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming IMI wordt ontbonden, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastheerschapsovereenkomst door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

5.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze bedoeld in lid 4, worden alle verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming IMI en de ontbindingskosten. Elk overschot of tekort wordt verdeeld over, respectievelijk opgebracht door, de op het moment van de ontbinding bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming IMI. Elk overschot voor de Gemeenschap wordt overgedragen naar de begroting van de Commissie.

6.   Overblijvende activa, schulden of verplichtingen worden verdeeld over de op het moment van de ontbinding bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming IMI.

7.   Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om het adequate beheer te verzekeren van elke subsidieovereenkomst bedoeld in artikel 12 en elk contract voor diensten en leveringen bedoeld in artikel 19 met een langere duur dan de duur van de gemeenschappelijke onderneming IMI.


(1)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(2)  In deze verordening zijn „publieke non-profit instellingen” ook instellingen die winst mogen maken maar deze winsten alleen maar mogen gebruiken voor het behartigen van de doelstellingen van openbaar belang, en waarvan wetenschappelijk en technologisch onderzoek de voornaamste activiteiten zijn.


4.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/52


VERORDENING (EG) Nr. 74/2008 VAN DE RAAD

van 20 december 2007

betreffende de oprichting van de „gemeenschappelijke onderneming Artemis” voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 171 en 172,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (2) betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), hierna het „zevende kaderprogramma genoemd”, voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Deze GTI’s vloeien voort uit de werkzaamheden van Europese technologieplatforms, die reeds uit hoofde van het zesde kaderprogramma werden opgericht, en bestrijken geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied. Zij moeten investeringen van de private sector en Europese publieke financiering, inclusief financiering uit het zevende kaderprogramma, combineren.

(2)

In Beschikking nr. 971/2006/EG van de Raad van 19 december 2006 (3) betreffende het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (hierna het „specifiek programma Samenwerking” genoemd) wordt de noodzaak onderstreept van ambitieuze pan-Europese publiek-private partnerschappen voor het versnellen van de ontwikkeling van belangrijke technologieën, grote onderzoeksacties op communautair niveau inclusief met name GTI’s.

(3)

In de Lissabon-agenda voor groei en werkgelegenheid wordt de noodzaak onderstreept gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie in de Gemeenschap te ontwikkelen met het oog op het bevorderen van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid.

(4)

In zijn conclusies van 25-26 november 2004 heeft de Raad de Commissie ertoe aangespoord de begrippen „technologieplatforms” en „gezamenlijke technologie-initiatieven” verder uit te werken. De Raad heeft onderstreept dat dergelijke initiatieven kunnen bijdragen tot een coördinatie van de onderzoeksinspanning in de gehele Gemeenschap zodat synergieën kunnen worden bereikt met de activiteiten van bestaande stelsels, zoals EUREKA en COST, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek en ontwikkeling (O&O).

(5)

Europese ondernemingen en andere organisaties voor onderzoek en ontwikkeling die actief zijn op het gebied van ingebedde computersystemen hebben de leiding genomen bij de oprichting van het Europees technologieplatform inzake ingebedde computersystemen (hierna „het Artemis-technologieplatform” genoemd) als onderdeel van het zesde kaderprogramma. Het Artemis-technologieplatform heeft op basis van uitgebreid overleg met de publieke en particuliere belanghebbenden een strategische onderzoeksagenda uitgewerkt. In de strategische onderzoeksagenda zijn de prioriteiten op het vlak van ingebedde computersystemen vastgelegd en zijn richtsnoeren aangenomen voor een GTI op dit gebied.

(6)

Het GTI inzake ingebedde computersystemen is een antwoord op de mededelingen van de Commissie van 6 april 2005„Bouwen aan een Europese onderzoeksruimte van kennis voor groei” en van 20 juli 2005„Gemeenschappelijke acties voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabon-programma” waarin wordt aangedrongen op een nieuwe en meer ambitieuze aanpak met het oog op het opzetten van grootschalige publiek-private partnerschappen op samen met de betrokken sector geselecteerde gebieden die van groot belang zijn voor het Europese concurrentievermogen.

(7)

Het GTI inzake ingebedde computersystemen beantwoordt aan de behoefte aan ondersteuning van alomtegenwoordige informatie- en communicatietechnologie als bedoeld in het rapport „Creating an Innovative Europe” van januari 2006 (4). In dit rapport wordt tevens het Artemis-platform-model van gemeenschappelijke technologie geprezen voor de combinatie van nationale en communautaire financiering in het kader van een duidelijke juridische structuur en op een geharmoniseerde en gelijklopende wijze.

(8)

Het GTI inzake ingebedde computersystemen moet een duurzaam publiek-privaat partnerschap tot stand brengen en de particuliere en publieke investeringen versterken in de sector van de ingebedde systemen in Europa, waarmee voor de doeleinden van deze verordening de lidstaten van de Europese Unie („de lidstaten”) en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen („de geassocieerde landen”) wordt bedoeld. Het GTI inzake ingebedde computersystemen moet ook een doeltreffende coördinatie en synergie van de materiële en financiële middelen uit het kaderprogramma, de industrie, nationale programma’s voor O&O en intergouvernementele stelsels voor O&O (EUREKA) bewerkstelligen en op die manier bijdragen tot een versterking van de toekomstige groei, het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van Europa. De doelstelling is ten slotte de samenwerking tussen alle belanghebbenden te versterken, onder meer de betrokken bedrijfssector inclusief het mkb, de nationale overheden, de academische wereld en de onderzoekscentra, meer bepaald door de onderzoeksinspanningen beter af te stemmen en te coördineren.

(9)

Het GTI inzake ingebedde computersystemen moet een gemeenschappelijk overeengekomen onderzoeksagenda (hierna „de onderzoeksagenda” genoemd) vaststellen, die nauw de aanbevelingen volgt van de door het Artemis-technologieplatform ontwikkelde strategische onderzoeksagenda. Deze onderzoeksagenda moet de, regelmatig geactualiseerde, onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en aanpassing van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor verschillende toepassingsgebieden bevatten, met het oog op de versterking van het Europese concurrentievermogen en de bevordering van het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen.

(10)

Het GTI inzake ingebedde computersystemen moet gericht zijn op het ontwerp, de ontwikkeling en de verspreiding van alomtegenwoordige, interoperabele, kosteneffectieve, krachtige, veilige en beveiligde elektronische en softwaresystemen. Het moet referentie-ontwerpen en -architecturen opleveren, die een gemeenschappelijke architecturale aanpak leveren voor bepaalde toepassingen, alsook middleware die een naadloze connectiviteit en interoperabiliteit mogelijk maakt en geïntegreerde systeem-ontwerpmethoden en tools voor snelle ontwikkeling en prototyping.

(11)

De ambitie en het domein van de doelstellingen die zijn vastgelegd voor het GTI inzake „ingebedde computersystemen”, de omvang van de te mobiliseren financiële en technische middelen en de noodzaak van een doeltreffende coördinatie en synergie van materiële en financiële middelen maken actie op communautair niveau noodzakelijk. Het is daarom nodig dat er een gemeenschappelijke onderneming (hierna de „gemeenschappelijke onderneming Artemis” genoemd) overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag wordt opgericht als juridische entiteit voor de tenuitvoerlegging van het GTI inzake „ingebedde computersystemen”. Om een passend beheer te waarborgen van de O&O-activiteiten, waarvoor in het raam van het zevende kaderprogramma (2007-2013) de aanzet is gegeven, moet de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2017.

(12)

De gemeenschappelijke onderneming Artemis moet een entiteit zijn die is opgezet door de Gemeenschappen; kwijting voor de uitvoering van de begroting moet worden verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, waarbij echter wel rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de gemeenschappelijke onderneming, resulterend uit de aard van de GTI’s als publiek-private partnerschappen en met name uit het feit dat de particuliere sector bijdraagt in de begroting.

(13)

De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis moeten worden nagestreefd door het samenbrengen van middelen uit de openbare en particuliere sectoren met het oog op de ondersteuning van O&O-activiteiten in de vorm van projecten. Daartoe moet de gemeenschappelijke onderneming Artemis vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen kunnen organiseren voor het ten uitvoer leggen van onderdelen van haar onderzoeksagenda. Dergelijke O&O-activiteiten moeten de binnen het zevende kaderprogramma vigerende fundamentele ethische beginselen in acht nemen.

(14)

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis moeten de Europese Gemeenschap, alsook België, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk zijn, en Artemisia, een vereniging die ondernemingen en andere O&O-organisaties welke actief zijn op het gebied van ingebedde computersystemen in Europa vertegenwoordigt. De gemeenschappelijke onderneming Artemis moet openstaan voor nieuwe leden.

(15)

De regels voor de organisatie en werking van de gemeenschappelijke onderneming Artemis moeten in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis als onderdeel van deze verordening worden vastgelegd.

(16)

Artemisia heeft een intentieverklaring ter ondersteuning van de oprichting en functionering van de gemeenschappelijke onderneming Artemis ondertekend.

(17)

De projecten moeten worden gesteund met financiële bijdragen van de Europese Gemeenschap en de lidstaten van Artemis en met bijdragen in natura van de onderzoek- en ontwikkelingsorganisaties die aan de projecten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis deelnemen.

In overeenstemming met bijlage III bij Beschikking 2006/971/EG kunnen andere financieringsbronnen worden benut, onder meer de Europese Investeringsbank, en met name via de risicodelende financieringsfaciliteit die samen met de EIB en de Commissie is ontwikkeld.

(18)

De publieke financiering voor de O&O-activiteiten die worden ondersteund na door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gepubliceerde open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, moet bestaan uit de nationale financiële bijdragen van de lidstaten van Artemis en een financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. De financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis moet worden verstrekt als een percentage van de O&O-kosten die de deelnemers van het desbetreffende project maken. Dit percentage moet bij elke uitnodiging tot het indienen van voorstellen gelijk zijn voor alle deelnemers in het project.

(19)

Gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming Artemis brengen de aan een project deelnemende O&O-organisaties middelen aan die gelijk zijn aan of groter zijn dan de totale publieke middelen die voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zijn gereserveerd.

(20)

Gezien de noodzaak stabiele arbeidsvoorwaarden en een gelijke behandeling van personeel te waarborgen en teneinde gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel van het hoogste kaliber aan te trekken, moeten het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (5) op al het door de gemeenschappelijke onderneming Artemis aangeworven personeel worden toegepast.

(21)

Als een instelling met rechtspersoonlijkheid moet de gemeenschappelijke onderneming Artemis verantwoordelijk zijn voor haar handelingen. Wanneer dat relevant is, moet het Hof van Justitie bevoegd zijn voor de beslechting van geschillen die rijzen bij de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(22)

De Commissie moet regelmatig bij de Raad en het Europees Parlement verslag uitbrengen over de door de gemeenschappelijke onderneming Artemis bereikte vorderingen.

(23)

De gemeenschappelijke onderneming Artemis moet, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) (het „financieel reglement”) en behoudens voorafgaande toestemming van de Commissie, een specifiek financieel reglement vaststellen, waarin rekening is gehouden met de specifieke functioneringsbehoeften van de onderneming, die met name het gevolg zijn van het feit dat communautaire en nationale financiering ter ondersteuning van O&O-activiteiten op een efficiënte en snelle wijze moeten worden gecombineerd. Om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming en die van de acties onder contract van het zevende kaderprogramma op geharmoniseerde wijze worden behandeld, is het passend dat belasting over de toegevoegde waarde niet in aanmerking komt voor financiering door de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (7).

(24)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen in te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (8), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (9) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (10).

(25)

Het intellectuele-eigendomsrechtenbeleid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis moet het vergaren en benutten van kennis bevorderen.

(26)

Om de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis te vergemakkelijken, dient de Commissie verantwoordelijk te zijn voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming Artemis totdat deze voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.

(27)

Aangezien de doelstelling van de voorgestelde actie, namelijk de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, niet op een afdoende manier kan worden bereikt door de lidstaten, gezien het transnationale karakter van de geconstateerde grote onderzoeksuitdagingen, waarvoor een sector- en grensoverschrijdende bundeling van complementaire kennis en financiële middelen nodig is, en deze doelstelling bijgevolg beter op communautair niveau kan worden bereikt, kan de Gemeenschap, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen treffen. In overeenstemming met het in datzelfde artikel genoemde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1.   Voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief (GTI) inzake ingebedde computersystemen in de zin van artikel 171 van het Verdrag, hierna de „gemeenschappelijke onderneming Artemis” genoemd, wordt voor een periode tot en met 31 december 2017 een gemeenschappelijke onderneming opgericht.

2.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming Artemis bevindt zich in Brussel, België.

Artikel 2

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming Artemis draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifiek programma „Samenwerking”:

a)

een „onderzoeksagenda” vaststellen en ten uitvoer leggen voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen. Activiteiten voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda worden hierna „O&O-activiteiten” genoemd;

b)

de tenuitvoerlegging ondersteunen van de O&O-activiteiten, met name door financiering toe te kennen aan deelnemers in aan de hand van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen geselecteerde projecten;

c)

een publiek-privaat partnerschap bevorderen dat gericht is op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van ingebedde computersystemen worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

d)

de synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese O&O-inspanningen op het gebied van ingebedde computersystemen, inclusief — wanneer een toegevoegde waarde tot stand kan worden gebracht — de geleidelijke integratie in de gemeenschappelijke onderneming Artemis van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (EUREKA).

e)

overeenkomstig de doelstellingen van het kaderprogramma de betrokkenheid van het mkb bij haar activiteiten bevorderen.

Artikel 3

Rechtsvorm

De gemeenschappelijke onderneming Artemis is een orgaan van de Gemeenschap en heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten van de Europese Gemeenschap bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 4

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zijn in de bijlage opgenomen, maken integrerend deel uit van deze verordening en worden hierbij aangenomen.

Artikel 5

Bijdrage van de Gemeenschap

1.   De maximale communautaire bijdrage in de gemeenschappelijke onderneming Artemis ter dekking van de bedrijfskosten en O&O-activiteiten bedraagt 420 miljoen EUR en wordt betaald uit de kredieten van de algemene begroting van de Europese Unie, die zijn toegewezen aan het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifiek programma „Samenwerking” overeenkomstig de bepalingen van artikel 54, lid 2, onder b), van het financieel reglement.

2.   De regeling voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt vastgelegd in een algemene overeenkomst en jaarlijkse financieringsovereenkomsten die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

3.   De bijdrage van de Gemeenschap in de gemeenschappelijke onderneming Artemis die wordt gebruikt voor de financiering van projecten, wordt toegekend op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

Artikel 6

Financieel reglement

1.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis neemt een afzonderlijk financieel reglement aan, overeenkomst artikel 185, lid 1, van het financieel reglement. Het kan afwijken van de regels van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van het financieel reglement (11) wanneer specifieke bedrijfsbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming Artemis dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis krijgt een eigen intern controle-orgaan.

Artikel 7

Personeel

1.   Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschappen met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor het personeel van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en de uitvoerend directeur daarvan.

2.   Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 7, lid 2, van de statuten, oefent de gemeenschappelijke onderneming Artemis, wat haar personeel betreft, de bevoegdheden uit die haar door de benoemende autoriteit zijn verleend op grond van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op grond van de bevoegdheid contracten te sluiten overeenkomstig de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

3.   De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast, bedoeld in artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

4.   De personeelsmiddelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis die in haar jaarlijkse begroting wordt opgenomen.

5.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming Artemis bestaat uit tijdelijke en contractuele functionarissen die zijn aangesteld voor een bepaalde termijn, eenmaal verlengbaar met een bepaalde termijn. De totale aanstellingsperiode bedraagt maximaal zeven jaar en is in geen geval langer dan de levensduur van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

7.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis kan bepalingen aannemen om het mogelijk te maken dat deskundigen ernaar worden gedetacheerd.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming Artemis en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op de overeenkomst of het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming Artemis, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming Artemis in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

4.   Alleen de gemeenschappelijke onderneming Artemis kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.   Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)

in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en de in artikel 4 bedoelde statuten;

b)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gesloten overeenkomsten en contracten;

c)

in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming Artemis, met inbegrip van besluiten van haar organen;

d)

in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis veroorzaakt wordt bij de uitoefening van hun taken.

2.   Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zich bevindt, van toepassing.

Artikel 11

Verslaggeving, evaluaties en decharge

1.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming Artemis heeft gemaakt. Dit verslag bevat nadere gegevens over de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen, waaronder het aantal ingediende voorstellen, het aantal voor financiering geselecteerde voorstellen, het type deelnemers, met inbegrip van het mkb, en landenstatistieken.

2.   Uiterlijk op 31 december 2010, alsmede uiterlijk op 31 december 2013, verricht de Commissie, met bijstand van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, op basis van een taakomschrijving na raadpleging van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Deze evaluaties hebben betrekking op de kwaliteit en efficiëntie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en de voortgang bij het bereiken van de doelstellingen. De Commissie zendt de desbetreffende conclusies, samen met haar opmerkingen en, in voorkomend geval, voorstellen voor wijziging van deze verordening, met inbegrip van de eventuele vroegtijdige beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming, toe aan het Europees Parlement en de Raad.

3.   Uiterlijk zes maanden na de beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming maakt de Commissie met bijstand van onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie op van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. De resultaten van deze eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

4.   Kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis wordt, in het kader van een procedure als neergelegd in het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad.

Artikel 12

Bescherming van de financiële belangen van de leden en fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis waakt erover, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

2.   In het geval van onregelmatigheden behouden de leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zich het recht voor ten onrechte uitgegeven bedragen in te vorderen of alle latere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis te verlagen of op te schorten.

3.   Ten aanzien van de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

4.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij de ontvangers van openbare financiering door de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de gemeenschappelijke onderneming Artemis, hetzij door de Artemis-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming. De Artemis-lidstaten mogen bij de ontvangers van hun nationale financiering alle andere controles en verificaties uitvoeren die zij nodig achten, en delen de resultaten daarvan mede aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

5.   De Commissie en/of de Europese Rekenkamer kunnen zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de begunstigden van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe zal de gemeenschappelijke onderneming Artemis erop toezien dat subsidie-overeenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en/of de Rekenkamer om de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige boetes op te leggen.

6.   Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom (12) van de Commissie opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming is opgericht, treedt zij toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het OLAF (13). De gemeenschappelijke onderneming Artemis neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid

Onverminderd artikel 14 beschermt de gemeenschappelijke onderneming Artemis de gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of van de deelnemers aan projecten zou kunnen schaden.

Artikel 14

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (14) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

2.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis stelt uiterlijk op 7 augustus 2008 de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend of een beroep bij het Hof van Justitie worden ingesteld, op grond van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

Artikel 15

Intellectuele eigendom

De regels die gelden voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten, gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1906/2006, staan in artikel 23 van de statuten.

Artikel 16

Voorbereidende activiteiten

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, totdat de gemeenschappelijke onderneming voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren. Overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving voert zij alle nodige maatregelen uit in samenwerking met andere oprichtende leden en met inschakeling van de bevoegde organen.

2.   Te dien einde mag de Commissie, totdat de uitvoerend directeur na zijn benoeming door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de statuten zijn taken opneemt, een beperkt aantal van haar ambtenaren tijdelijk ter beschikking stellen, waaronder een voor de functie van uitvoerend directeur.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten inclusief personeelscontracten sluiten wanneer de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis is aangenomen. De ordonnateur van de Commissie kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis goedkeuren.

Artikel 17

Ondersteuning door het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming Artemis en België wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden verstrekt.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F. NUNES CORREIA


(1)  Advies uitgebracht op 24 oktober 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 400 van 19.11.2006, blz. 86.

(4)  http://ec.europa.eu/invest-in-research/action/2006_ahogroup_en.htm

(5)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 337/2007 (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 1).

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.

(8)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(9)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(10)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(11)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(12)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(14)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING ARTEMIS

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze statuten gelden de volgende definities:

a)

„Project”: een onderzoeks- en/of ontwikkelingsproject dat door de gemeenschappelijke onderneming Artemis na open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen is geselecteerd en dat vervolgens gedeeltelijk is gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

b)

„Totale kosten”: subsidiabele kosten van de projecten zoals gedefinieerd door de respectieve financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten.

c)

„Bedrijfskosten”: de kosten om de gemeenschappelijke onderneming Artemis te doen functioneren, exclusief de financiering van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

d)

„Verbonden entiteit”: een verbonden entiteit zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1906/2006.

Artikel 2

Taken en werkzaamheden

De gemeenschappelijke onderneming Artemis heeft onderstaande hoofdtaken en -werkzaamheden:

a)

zorgen voor het opzetten en op een duurzame wijze beheren van het GTI inzake ingebedde computersystemen;

b)

vastleggen en zo nodig wijzigen van het strategisch meerjarenplan, inclusief de onderzoeksagenda, bedoeld in artikel 19;

c)

vastleggen en ten uitvoer leggen van de in artikel 19, lid 3, bedoelde jaarlijkse plannen voor de uitvoering van het strategisch meerjarenplan bedoeld in artikel 19, lid 1;

d)

uitnodigingen tot het indienen van voorstellen uitschrijven, projectvoorstellen evalueren en subsidies toekennen op basis van open, transparante en doeltreffende procedures, binnen de grenzen van de beschikbare middelen;

e)

ontwikkelen van nauwe samenwerking en zorgen voor coördinatie met Europese activiteiten, met name het kaderprogramma, nationale en transnationale activiteiten, organisaties en betrokken partijen met het doel een vruchtbare innovatie-omgeving in Europa en betere synergieën en exploitatie van onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten op het gebied van ingebedde computersystemen tot stand te brengen;

f)

bewaken van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

g)

uitvoeren van communicatie- en verspreidingsactiviteiten;

h)

publiceren van informatie over de projecten, met inbegrip van de naam van de deelnemers en de hoogte van de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis per deelnemer;

i)

uitvoeren van alle andere activiteiten die nodig zijn om de in artikel 2 van de verordening genoemde doelstellingen te bereiken.

Artikel 3

Leden

1.   De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis (hierna „de oprichtende leden” genoemd) zijn:

a)

de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

België, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, en

c)

na aanvaarding van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, de Artemisia-vereniging (hierna „Artemisia” genoemd), een vereniging zonder winstoogmerk, geregistreerd overeenkomstig Nederlands recht (registratienr. 17201341) met zetel geregistreerd in Eindhoven (Nederland), die optreedt als vertegenwoordiger van de ondernemingen en andere O&O-organisaties op het gebied van ingebedde computersystemen in Europa.

2.   Op voorwaarde dat zij de in artikel 2 van de verordening genoemde doelstellingen onderschrijven en bereid zijn alle verplichtingen van het lidmaatschap, inclusief de aanvaarding van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, op zich te nemen, kunnen de volgende entiteiten toetreden tot de gemeenschappelijke onderneming Artemis:

a)

andere lidstaten en geassocieerde landen;

b)

alle andere landen (hierna „derde landen” genoemd) met een beleid en programma's voor O&O op het gebied van ingebedde computersystemen;

c)

elke andere juridische entiteit die in staat is op betekenisvolle wijze bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

3.   De oprichtende leden en nieuwe leden bedoeld in lid 2 worden hierna „leden” genoemd.

4.   De lidstaten en geassocieerde landen die lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden hierna de „Artemis-lidstaten” genoemd. Elke Artemis-lidstaat benoemt zijn vertegenwoordiger in de organen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en wijst de nationale entiteit of entiteiten aan die zal/zullen voldoen aan zijn/hun verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

5.   De Artemis-lidstaten en de Commissie worden hierna de „openbare instanties” van de gemeenschappelijke onderneming Artemis genoemd.

Artikel 4

Toetreding en wijziging van het lidmaatschap

1.   Nieuwe aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder a), gericht tot de raad van bestuur.

2.   Lidstaten of geassocieerde landen die geen oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zijn, worden lid nadat zij de raad van bestuur in kennis hebben gesteld van hun schriftelijke aanvaarding van deze statuten en alle andere bepalingen die de functionering van de gemeenschappelijke onderneming Artemis regelen.

3.   Aanvragen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming Artemis door derde landen worden in overweging genomen door de raad van bestuur die een aanbeveling zal richten tot de Commissie. De Commissie kan voorstellen om deze verordening bij de toetreding van het derde land te wijzigen afhankelijk van de succesvolle afronding van onderhandelingen met de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

4.   Besluiten van de raad van bestuur over de toetreding van andere juridische entiteiten of aanbevelingen van de raad van bestuur inzake de toetreding van derde landen als nieuwe leden worden gemaakt op basis van de relevantie en potentiële toegevoegde waarde van de kandidaat voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Voor elke aanvraag van lidmaatschap verstrekt de Commissie de Raad tijdig informatie over de beoordeling en, waar van toepassing, het besluit van de raad van bestuur.

5.   Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming Artemis kan niet worden overgedragen op een derde partij, tenzij de raad van bestuur hier vooraf mee heeft ingestemd.

6.   Elk lid kan terugtreden uit de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Terugtreding wordt effectief en onomkeerbaar zes maanden na de kennisgeving aan de overige leden, waarna het voormalige lid wordt vrijgesteld van alle verplichtingen buiten die welke het, voorafgaand aan zijn terugtreding, reeds was aangegaan door middel van besluiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis in overeenstemming met deze statuten.

Artikel 5

Organen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zijn:

de raad van bestuur;

de uitvoerend directeur;

de raad van openbare instanties;

het Comité Industrie en Onderzoek.

2.   Indien een bepaalde taak niet is toegewezen aan een van de organen, is de raad van bestuur het bevoegde orgaan.

Artikel 6

Raad van bestuur

Samenstelling, stemrecht en besluitvormingsproces

a)

De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en de voorzitter van het Comité Industrie en Onderzoek.

b)

Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis benoemt zijn vertegenwoordigers en een afgevaardigde die beschikt over het stemrecht van het lid binnen de raad van bestuur. De voorzitter van het Comité Industrie en Onderzoek heeft geen stemrecht.

c)

Artemisia en de openbare instanties beschikken over een gelijk aantal stemmen dat samen goed is voor ten minste 90 % van het totale aantal stemmen. De initiële verdeling van de stemrechten is 50 % voor Artemisia en 50 % voor de openbare instanties.

d)

De verdeling van de stemmen voor de openbare instanties wordt jaarlijks vastgelegd naargelang van de middelen die zij in de afgelopen twee begrotingsjaren hebben uitgetrokken voor projecten. De Commissie behoudt steeds een minimum van 10 % van de stemmen.

e)

In het eerste begrotingsjaar en in elk daaropvolgend begrotingsjaar waarin twee of minder Artemis-lidstaten overheidsmiddelen hebben vastgelegd voor projecten in de afgelopen begrotingsjaren, beschikt de Commissie over een derde van de stemmen van de openbare instanties. De resterende twee derde van de stemmen worden gelijkelijk verdeeld over de Artemis-lidstaten.

f)

Het stemrecht van elk nieuw lid dat geen lidstaat van de Europese Unie of geen geassocieerd land is, wordt door de raad van bestuur bepaald voordat dit land toetreedt tot de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

g)

Besluiten worden genomen met een meerderheid van ten minste 75 % van de stemmen tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald in deze statuten.

h)

De vertegenwoordigers zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor activiteiten die in hun capaciteit als vertegenwoordiger in de raad van bestuur worden opgezet.

Rol en taken

De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van haar activiteiten.

De raad van bestuur is met name belast met het:

a)

evalueren van nieuwe aanvragen voor lidmaatschap en het vaststellen of aanbevelen van wijzigingen in het lidmaatschap overeenkomstig artikel 4;

b)

beslissen over de beëindiging van het lidmaatschap van elk lid dat zijn verplichtingen niet nakomt en het probleem niet heeft opgelost binnen een door de uitvoerend directeur vastgestelde redelijke termijn, onverminderd de bepalingen van het Verdrag die de naleving van het Gemeenschapsrecht verzekeren;

c)

aannemen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Artemis overeenkomstig artikel 6 van de verordening;

d)

overeenkomstig artikel 24 initiatieven tot wijziging van de statuten goedkeuren;

e)

aannemen van het strategisch meerjarenplan, inclusief de in artikel 19, lid 1, bedoelde onderzoeksagenda;

f)

toezicht op het geheel van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

g)

toezicht op de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het in artikel 19, lid 1, bedoelde strategisch meerjarenplan;

h)

aanneming overeenkomstig artikel 18, lid 4, van het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan en de in artikel 19, lid 3, bedoelde jaarlijkse begroting, inclusief de personeelsformatie;

i)

aannemen van het in artikel 19, lid 4, bedoeld jaarverslag en de jaarrekening en balans;

j)

aanwijzen, ontslaan of vervangen van de uitvoerend directeur, geven van richtsnoeren voor de uitvoerend directeur en toezicht op de prestaties van de uitvoerend directeur;

k)

oprichten van comités of werkgroepen om specifieke taken uit te voeren;

l)

vaststellen van zijn reglement van orde overeenkomstig lid 3 van dit artikel;

m)

toewijzen van alle taken die niet specifiek aan een van de organen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zijn toegewezen;

n)

praktische regelingen treffen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als bedoeld in artikel 14 van de verordening.

Bij alle besluiten met betrekking tot het gebruik van de financiële bijdragen van de Gemeenschap, betreffende liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming en in verband met de punten a), b), c), j) en n) beschikt de Gemeenschap over een vetorecht.

Reglement van orde

a)

De raad van bestuur komt ten minste twee keer per jaar bijeen, normaliter op de zetel van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

b)

De vergaderingen van de raad van bestuur worden voorgezeten door de voorzitter van het Comité Industrie en Onderzoek.

c)

Tenzij de raad van bestuur anders bepaalt, neemt de uitvoerend directeur deel aan de vergaderingen.

d)

Totdat de raad van bestuur zijn eigen reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Commissie.

e)

Het quorum van de raad van bestuur bestaat uit de Commissie, Artemisia en ten minste drie Artemis-lidstaten.

Artikel 7

Uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming Artemis overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur en is de wettige vertegenwoordiger ervan. Hij voert zijn taken volledig onafhankelijk uit en is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur. De uitvoerend directeur oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 7, lid 2, van de verordening vermelde bevoegdheden uit.

2.   De raad van bestuur wijst de uitvoerend directeur aan voor een periode van 3 jaar, na een in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere tijdschriften of op internetsites gepubliceerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Na een evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur kan de raad van bestuur het mandaat eenmalig voor een duur van maximaal vier jaar verlengen.

3.   De rol en de taken van de uitvoerend directeur zijn:

a)

de voorbereiding, in samenwerking met het Comité Industrie en Onderzoek, van het in artikel 19, lid 3, bedoelde jaarlijks tenuitvoerleggingsplan en de jaarlijkse begroting en de indiening daarvan, ter goedkeuring, bij de raad van bestuur overeenkomstig artikel 18;

b)

het toezicht op de algemene organisatie en uitvoering van alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan binnen het kader en de regels van deze statuten en de daarop volgende door de raad van bestuur en de raad van openbare instanties vastgestelde besluiten;

c)

de voorbereiding van het in artikel 19, lid 4, bedoelde jaarverslag en de jaarrekening en balans, bedoeld in artikel 18, lid 5, en de indiening daarvan ter goedkeuring bij de raad van bestuur;

d)

het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van voorstellen betreffende de interne functionering van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

e)

het ter goedkeuring aan de raad van openbare instanties voorleggen van voorstellen betreffende het reglement van orde voor door de gemeenschappelijke onderneming Artemis te publiceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van het desbetreffende evaluatie- en selectieproces voor projectvoorstellen;

f)

het beheer van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, het evaluatie- en selectieproces met betrekking tot geselecteerde projectvoorstellen, het onderhandelingsproces met betrekking tot subsidie-overeenkomsten voor geselecteerde projectvoorstellen en de daarop volgende periodieke monotoring en follow-up van projecten, binnen het door de raad van openbare instanties verstrekte mandaat;

g)

het sluiten van subsidie-overeenkomsten voor de uitvoering van de O&O-activiteiten als bedoeld in artikel 12 en 13 en van de dienstverlenings- en leveringscontracten ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis bedoeld in artikel 20;

h)

het goedkeuren van alle door de gemeenschappelijke onderneming Artemis te verrichten betalingen;

i)

het vaststellen en uitvoeren van de nodige maatregelen en acties ter beoordeling van de vooruitgang die de gemeenschappelijke onderneming Artemis boekt bij het verwezenlijken van haar doelstellingen, inclusief onafhankelijke monitoring en auditing om de doeltreffendheid en prestaties van de gemeenschappelijke onderneming Artemis te beoordelen;

j)

het organiseren van projectevaluaties en technische audits voor de beoordeling van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling en het rapporteren van de desbetreffende resultaten aan de raad van bestuur;

k)

het uitvoeren van financiële audits, direct of via de nationale openbare instanties, betreffende de deelnemers aan projecten voor zover nodig, in overeenstemming met het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

l)

het onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding van nieuwe leden tot de gemeenschappelijke onderneming Artemis, namens en binnen het mandaat van de raad van bestuur;

m)

het uitvoeren van alle verdere acties die noodzakelijk zijn voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis waarin niet was voorzien in het in artikel 19, lid 3, bedoelde jaarlijks tenuitvoerleggingsplan, binnen de door de raad van bestuur vastgelegde grenzen en voorwaarden;

n)

het bijeenroepen en/of organiseren van vergaderingen van de raad van bestuur en van de raad van openbare instanties en het bijwonen van deze vergaderingen als waarnemer, wanneer dit passend is;

o)

het verstrekken van alle door de raad van bestuur opgevraagde informatie;

p)

het voorleggen aan de raad van bestuur van zijn/haar voorstellen betreffende de organisatiestructuur van het secretariaat;

q)

het uitvoeren van risico-evaluatie en -beheersanalyses en het voorstellen aan de raad van bestuur van de nodige verzekeringen die de gemeenschappelijke onderneming Artemis moet nemen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.

4.   Er wordt een onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur staand secretariaat opgericht om hem/haar te ondersteunen in al zijn/haar taken, onder meer:

a)

secretariaatsondersteuning ten behoeve van de organen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

b)

operationele ondersteuning van de evaluaties van voorstellen en de monitoring van projecten, inclusief ondersteuning bij de organisatie van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de regeling van projectevaluaties en technische audits;

c)

vaststelling en beheer van een geschikt intern controle- en boekhoudingssysteem;

d)

financiële taken, inclusief de betaling van financiële bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis aan deelnemers in projecten;

e)

ondersteuning van communicatieactiviteiten zoals public relations, publicaties, verspreidingsactiviteiten en organisatie van events;

f)

beheren van de aanbestedingen betreffende de goederen-/dienstenbehoeften van de gemeenschappelijke onderneming Artemis overeenkomstig het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming.

5.   De niet-financiële taken van het secretariaat mogen door de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden uitbesteed aan externe dienstverrichters. De desbetreffende contracten worden gesloten op basis van de bepalingen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

Artikel 8

Raad van openbare instanties

Samenstelling, stemrecht en besluitvormingsproces

a)

De raad van openbare instanties bestaat uit de openbare instanties van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

b)

Elke openbare instantie benoemt haar vertegenwoordigers en een afgevaardigde die beschikt over het stemrecht in de raad van openbare instanties.

c)

Een derde van de stemrechten in de raad van openbare instanties, wordt toegewezen aan de Gemeenschap; de overige twee derde van de stemrechten worden op jaarbasis toegewezen aan de andere leden van de raad van openbare instanties recht evenredig met hun financiële bijdrage aan de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis voor datzelfde jaar overeenkomstig artikel 11, lid 6, onder b), met een maximum voor elk lid van 50 % van het totale aantal stemmen in deze raad.

d)

Indien minder dan drie Artemis-lidstaten aan de uitvoerend directeur mededeling hebben gedaan van hun financiële bijdrage overeenkomstig artikel 11, lid 6, onder b), beschikt de gemeenschap over een derde van de stemmen, terwijl de overige twee derde gelijkelijk worden verdeeld over de Artemis-lidstaten.

e)

Besluiten worden genomen met ten minste 60 % van het totale aantal stemmen.

f)

De vertegenwoordiger van de Gemeenschap heeft een vetorecht bij alle besluiten van de raad van bestuur met betrekking tot het gebruik van haar eigen financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

g)

Elke lidstaat of met het kaderprogramma geassocieerd land die/dat geen lid is van de gemeenschappelijke onderneming Artemis kan als waarnemer aan de raad van openbare instanties deelnemen. Deze landen ontvangen alle relevante documenten van de raad van openbare instanties en kunnen over alle besluiten van de raad van openbare instanties advies uitbrengen.

Rol en taken

De raad van openbare instanties:

a)

waakt erover dat de beginselen van eerlijkheid en transparantie naar behoren worden nagekomen bij de toewijzing van publieke middelen aan deelnemers in projecten;

b)

bespreekt het in artikel 19, lid 2, bedoelde jaarlijkse werkprogramma en stelt het vast, op voorstel van het Comité Industrie en Onderzoek, met inbegrip van de middelen die beschikbaar zijn voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

c)

neemt het reglement van orde aan voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, voor de evaluatie en selectie van voorstellen en voor de monitoring van de projecten;

d)

neemt, op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, een besluit over de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis aan de begroting voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

e)

keurt het toepassingsgebied en de lancering van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen goed;

f)

beslist op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen over de selectie van projectvoorstellen die in aanmerking komen overheidsfinanciering;

g)

neemt, op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, een besluit over het percentage van de in artikel 13, lid 6, onder a), bedoelde financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis aan projecten die in een bepaald jaar op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zijn geselecteerd;

h)

stelt zijn reglement van orde vast overeenkomstig lid 3.

Reglement van orde

a)

De raad van openbare instanties komt ten minste twee keer per jaar bijeen, normaliter op de zetel van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

b)

De raad van openbare instanties kiest zijn voorzitter.

c)

Totdat de raad van openbare instanties zijn reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Commissie.

d)

Het quorum van de raad van openbare instanties bestaat uit de Commissie en ten minste drie vertegenwoordigers van de Artemis-lidstaten.

Artikel 9

Het Comité Industrie en Onderzoek

Samenstelling

Artemisia wijst de leden van het Comité Industrie en Onderzoek aan.

Het Comité Industrie en Onderzoek bestaat uit niet meer dan 25 leden.

Rol en taken

Het Comité Industrie en Onderzoek:

a)

werkt een ontwerp van in artikel 19, lid 1, bedoelde strategisch meerjarenplan uit, inclusief de vaststelling en actualisering van de onderzoeksagenda, en dient dit plan ter goedkeuring in bij de raad van bestuur;

b)

werkt een ontwerp van het in artikel 19, lid 2, bedoelde jaarlijks werkprogramma uit, inclusief voorstellen voor de inhoud van door de gemeenschappelijke onderneming Artemis te publiceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

c)

werkt voorstellen uit met betrekking tot de technologische, onderzoeks- en innovatiestrategie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

d)

werkt voorstellen uit voor activiteiten voor de totstandbrenging van open innovatie-omgevingen, de bevordering van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, de uitwerking van normen, op een transparante wijze en openstaand voor deelname, de internationale samenwerking, de verspreiding van resultaten en de public relations;

e)

adviseert de andere organen over alle kwesties die verband houden met de planning van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's, het bevorderen van partnerships en het mobiliseren van middelen in Europa met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis;

f)

wijst waar dat nodig is werkgroepen aan, onder de algemene coördinatie van één of meer leden van dit comité, met het oog op de verwezenlijking van bovengenoemde taken;

g)

stelt zijn reglement van orde vast overeenkomstig lid 3.

Reglement van orde

a)

Het Comité Industrie en Onderzoek komt ten minste twee keer per jaar bijeen.

b)

Het Comité Industrie en Onderzoek kiest een voorzitter.

c)

Totdat het Comité Industrie en Onderzoek zijn eigen reglement van orde heeft aangenomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door Artemisia.

Artikel 10

Interne controletaak

De taken die uit hoofde van artikel 185, lid 3, van het financieel reglement aan de intern controleur van de Commissie zijn opgedragen, worden verricht onder verantwoordelijkheid van de raad van bestuur, die zorgt voor de passende uitvoering ervan, rekening houdend met de omvang en de werkingssfeer van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

Artikel 11

Financieringsbronnen

1.   De activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden gezamenlijk gefinancierd door financiële bijdragen via voorafbetalingen en bijdragen in natura van haar leden met het oog op het financieren van de bedrijfskosten en de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

2.   Alle middelen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden besteed aan de bevordering van de in artikel 2 van de verordening genoemde doelstellingen.

3.   De in de begroting ingeschreven middelen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis bestaan uit:

a)

de bijdragen van de leden in de bedrijfskosten, met uitzondering van de kosten als bedoeld in lid 5, onder c);

b)

een bijdrage van de Gemeenschap ter financiering van de O&O-activiteiten;

c)

alle door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gegenereerde inkomsten;

d)

alle andere financiële bijdragen en inkomsten.

Alle interesten op de door haar leden betaalde bijdragen worden beschouwd als inkomsten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

4.   Elke juridische entiteit die geen lid is, mag een bijdrage in natura of contanten leveren aan de middelen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis overeenkomstig de voorwaarden waarover de uitvoerend directeur namens en binnen het mandaat van de raad van bestuur heeft onderhandeld.

5.   De bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden gefinancierd door haar leden:

a)

Artemisia levert een bijdrage van maximaal 20 miljoen EUR of maximaal 1 % van de som van de totale kosten van alle projecten, naargelang wat het hoogste bedrag is, maar zonder een bedrag van 30 miljoen EUR te overschrijden;

b)

de Gemeenschap levert een bijdrage van maximaal 10 miljoen euro. Indien een deel van deze bijdrage niet wordt gebruikt, mag dat voor de in lid 6 genoemde onderzoeksactiviteiten ter beschikking worden gesteld;

c)

Artemis-lidstaten leveren bijdragen in natura voor het dekken van de bedrijfskosten door de tenuitvoerlegging van projecten te vergemakkelijken en publieke middelen te verstrekken zoals bedoeld in de artikelen 12 en 13;

d)

de bijdragen van de Gemeenschap en Artemisia worden beschikbaar gesteld in overeenstemming met de bepalingen van de relevante jaarlijkse begroting. Voorafbetalingen worden uitgevoerd naargelang van de financiële behoeften van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   De kosten van de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden gedekt door:

a)

een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 410 miljoen EUR ter financiering van projecten, die achteraf kan worden aangevuld met een niet gebruikt deel van de in lid 5, onder b), bedoelde bijdrage van de Gemeenschap;

b)

financiële bijdragen van de Artemis-lidstaten die in het totaal ten minste 1,8 maal de financiële bijdrage van de Gemeenschap bedragen. Deze bijdragen worden betaald aan de projectdeelnemers overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 12 en 13. Jaarlijks, uiterlijk op een door de raad van bestuur te bepalen datum, delen de Artemis-lidstaten de uitvoerend directeur de hoogte mede van hun nationale financiële verbintenissen voor de in datzelfde jaar door de gemeenschappelijke onderneming Artemis te lanceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, rekening houdend met de omvang van de naar aanleiding van deze uitnodigingen ondersteunde O&O-activiteiten;

c)

bijdragen in natura van de bij het onderzoek en ontwikkeling in het relevante project betrokken organisaties die gelijk zijn aan hun aandeel in de noodzakelijke subsidiabele kosten van uitvoering van de projecten zoals gedefinieerd op grond van de regels van de respectieve financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten. De totale bijdrage van de O&O-organisaties gedurende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming Artemis moet ten minste gelijk zijn aan de bijdrage van de openbare instanties.

7.   De financiële bijdragen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis worden betaald via voorafbetalingen in overeenstemming met het bepaalde in de in artikel 18 bedoelde jaarlijkse begroting.

8.   Elk nieuw lid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis dat geen lidstaat of geassocieerd land is, levert een financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

9.   Wanneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis zijn verbintenissen op het gebied van de overeengekomen financiële bijdrage ten behoeve van de gemeenschappelijke onderneming Artemis niet nakomt, stelt de uitvoerend directeur het betreffende lid schriftelijk daarvan in kennis en bepaalt hij een redelijke termijn waarbinnen de niet-nakoming kan worden hersteld. Indien de niet-nakoming niet binnen de genoemde periode is hersteld, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of het lidmaatschap van het desbetreffende lid moet worden ingetrokken, dan wel of er andere maatregelen moeten worden genomen totdat het lid zijn verbintenissen wél nakomt.

10.   Tenzij anders vermeld, is de gemeenschappelijke onderneming Artemis eigenaar van alle activa die in het kader van de verwezenlijking van haar in artikel 2 van de verordening genoemde doelstellingen door haar zijn gegenereerd of aan haar zijn overgedragen.

Artikel 12

Uitvoering van O&O-activiteiten

1.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis ondersteunt onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten via open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, onafhankelijke evaluatie en selectie van voorstellen, toewijzing van openbare middelen voor geselecteerde voorstellen en financiering van projecten.

2.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis sluit subsidie-overeenkomsten af met deelnemers aan projecten met het oog op de uitvoering van deze projecten. De voorwaarden van deze subsidie-overeenkomsten stroken met het in artikel 6 van de verordening bedoelde financieel reglement en verwijzen naar en steunen op, wanneer passend, overeenkomstige nationale subsidie-overeenkomsten als bedoeld in artikel 13, lid 6, onder b).

3.   Teneinde de tenuitvoerlegging van projecten en de toewijzing van openbare middelen mogelijk te maken, komt de gemeenschappelijke onderneming Artemis administratieve regelingen overeen met de voor dat doel door de Artemis-lidstaten aangewezen nationale entiteiten, overeenkomstig de beginselen van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

4.   Lidstaten van de Europese Unie of geassocieerde landen die geen lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, kunnen soortgelijke regelingen treffen met de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

5.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis legt de procedures vast voor de supervisie van en het toezicht op de O&O-activiteiten, inclusief bepalingen voor de monitoring en technische auditing van projecten. De Artemis-lidstaten eisen geen aanvullende monitorings- en technische auditverslagen naast die welke worden geëist door de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

Artikel 13

Financiering van projecten

1.   De publieke financiering voor projecten, geselecteerd op basis van door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gepubliceerde vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, bestaat uit de nationale financiële bijdragen van de Artemis-lidstaten en/of uit de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Overheidssteun in het kader van dit initiatief laat de procedurele en materiële staatssteunregels, wanneer van toepassing, onverlet.

2.   De volgende juridische entiteiten komen in aanmerking voor financiering uit de communautaire bijdrage aan de in artikel 5 van de verordening bedoelde O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis:

a)

in de Artemis-lidstaten gevestigde juridische entiteiten die na de gunningsprocedures van de gemeenschappelijke onderneming Artemis een subsidie-overeenkomst voor een project hebben gesloten met de betrokken nationale autoriteit;

b)

andere juridische entiteiten die gevestigd zijn in lidstaten of geassocieerde landen die geen lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. In dat geval kunnen die landen een administratieve regeling treffen met de gemeenschappelijke onderneming Artemis om de deelname van op hun grondgebied gevestigde ondernemingen en organisaties voor onderzoek en ontwikkeling mogelijk te maken.

Om in aanmerking te komen voor financiering door de Gemeenschap, dienen de bij de uitvoering van onderzoeksactiviteiten gemaakte kosten te zijn vrijgesteld van belasting over de toegevoegde waarde.

3.   In de door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gelanceerde en gepubliceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen wordt de totaalbegroting voor elke uitnodiging vermeld. In deze begroting worden de bedragen vermeld die op nationaal niveau zijn vastgelegd door elke Artemis-lidstaat, alsook het bedrag dat is geraamd als financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. In de uitnodiging worden de evaluatiecriteria op basis van de doelstellingen van de uitnodiging en eventuele nationale of voor de gemeenschappelijke onderneming geldende geschiktheidscriteria aangegeven.

4.   Tenzij de raad van openbare instanties op voorstel van de vertegenwoordiger van de Gemeenschap anders bepaalt, is de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis aan de begroting van elke uitnodiging gelijk aan 55 % van het totale bedrag dat is vastgelegd door de Artemis-lidstaten.

5.   Bij de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de evaluatie en selectie van projecten worden de volgende regels in acht genomen:

a)

Door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gelanceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen staan open voor kandidaten die gevestigd zijn in Artemis-lidstaten en in elke andere lidstaat van de Europese Unie of in geassocieerde landen. Zij worden openbaar gemaakt.

b)

Consortia van deelnemers aan projectvoorstellen die zijn ingediend in reactie op deze uitnodigingen moeten ten minste drie onderling onafhankelijke entiteiten omvatten die gevestigd zijn in ten minste drie Artemis-lidstaten. Kandidaat-deelnemers en hun bijdrage aan de projectvoorstellen worden gecontroleerd door de gemeenschappelijke onderneming op basis van controles door de respectieve openbare instanties, aan de hand van de vooraf bepaalde nationale en voor de gemeenschappelijke onderneming geldende geschiktheidscriteria. Zij worden geïnformeerd of zij hieraan voldoen, zo mogelijk voordat zij een volledig projectvoorstel indienen. Deze beoordelingen resulteren niet in aanzienlijke vertragingen bij de beoordeling van voorstellen en de selectieprocedure.

c)

Tijdens de met bijstand van onafhankelijke deskundigen uitgevoerde evaluatie- en selectieprocedure wordt erop toegezien dat bij de toekenning van de publieke financiering van de gemeenschappelijke onderneming Artemis de beginselen van gelijke behandeling, uitmuntendheid en concurrentie in acht worden genomen.

d)

Na de evaluatie van de voorstellen stelt de raad van openbare instanties een lijst van gerangschikte voorstellen op op basis van duidelijke evaluatiecriteria en hun gezamenlijke bijdrage tot het bereiken van de doelstellingen van de uitnodiging.

e)

De raad van openbare instanties neemt een besluit over de selectie van de voorstellen en de toewijzing van publieke financiering aan de geselecteerde voorstellen tot de grens van de beschikbare begroting is bereikt, rekening houdend met eventuele nationale geschiktheidscriteria en de overeenkomstig punt b) uitgevoerde controles. Dit besluit is ook bindend en definitief voor Artemis-lidstaten zonder verdere evaluatie- of selectieprocedure.

6.   Bij de financiering van projecten worden de volgende regels in acht genomen:

a)

De financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming Artemis aan deelnemers in projecten wordt verstrekt als een vast percentage van de totale kosten van de uitvoering van het project, op een passend moment bepaald door de respectieve financierende autoriteiten die de subsidie-overeenkomsten sluiten. Dit percentage wordt jaarlijks vastgesteld door de gemeenschappelijke onderneming Artemis en bedraagt maximaal 16,7 %. Dit percentage moet gelijk zijn voor alle deelnemers in op basis van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen geselecteerde projecten.

b)

Artemis-lidstaten sluiten subsidie-overeenkomsten met deelnemers in projecten overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de criteria om in aanmerking te worden genomen en andere financiële en wettelijke vereisten betreft. Wanneer van toepassing, worden de nationale financiële bijdragen van Artemis-lidstaten direct betaald aan de deelnemers in projecten overeenkomstig de nationale subsidie-overeenkomsten. De Artemis-lidstaten spannen zich maximaal in om de voorwaarden en de sluiting van subsidie-overeenkomsten te synchroniseren en de toegezegde financiële steun tijdig vrij te maken.

Artikel 14

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 15

Financiële inkomsten

Behalve bij liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, overeenkomstig artikel 25, geeft, wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden, dit geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

Artikel 16

Begrotingsjaar

Het begrotingjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 17

Financiële uitvoering

De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Artemis uit.

Artikel 18

Financiële rapportage

1.   Jaarlijks dient de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur een voorontwerp van begroting in met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar, met inbegrip van de personeelsformatie. Binnen deze raming worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee begrotingsjaren op zo gedetailleerde wijze opgesteld als voor de interne begrotingsprocedure van elk lid, wat de financiële bijdragen ervan aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis betreft, noodzakelijk is. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle aanvullende informatie die daartoe noodzakelijk is.

2.   De leden van de raad van bestuur delen aan de uitvoerend directeur hun opmerkingen over het voorontwerp van begroting en met name over de ramingen van de middelen en uitgaven voor het volgende jaar mee.

3.   Rekening houdend met de van de leden van de raad van bestuur ontvangen opmerkingen stelt de uitvoerend directeur in samenwerking met het Comité Industrie en Onderzoek de ontwerp-begroting voor het volgende jaar op en legt hij deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4.   De jaarlijkse begroting en het jaarlijkse tenuitvoerleggingsplan voor een bepaald jaar wordt door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming Artemis aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen.

5.   Binnen twee maanden na de afsluiting van elk begrotingsjaar worden de jaarrekening en de balans voor het vorige jaar door de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur ter goedkeuring ingediend. De jaarrekening en de balans voor het vorige jaar worden bij de Europese Rekenkamer en de Commissie ingediend.

Artikel 19

Planning en rapportage

1.   In het strategisch meerjarenplan worden de strategie en de plannen voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, inclusief de onderzoeksagenda, gespecificeerd.

2.   Het jaarlijks werkprogramma bevat een beschrijving van de werkingssfeer van en de begroting voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die moeten worden gelanceerd om de onderzoeksagenda voor een bepaald jaar ten uitvoer te leggen.

3.   In het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan wordt het plan gespecificeerd voor de uitvoering van alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Artemis voor een bepaald jaar, inclusief de geplande uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en acties die via aanbestedingen moeten worden uitgevoerd. De uitvoerend directeur stelt het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan samen met de in artikel 18 bedoelde jaarlijkse begroting voor aan de raad van bestuur.

4.   In het jaarverslag wordt de vooruitgang gepresenteerd die de gemeenschappelijke onderneming Artemis in elk kalenderjaar heeft geboekt, met name wat de tenuitvoerlegging van het strategisch meerjarenplan en het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan voor dat jaar betreft. Tevens bevat het informatie over de deelname van het mkb aan de O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming. Het jaarverslag wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd.

5.   Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt een te publiceren versie van het strategisch meerjarenplan, het jaarlijks tenuitvoerleggingsplan en het jaarverslag beschikbaar gesteld.

Artikel 20

Dienstverlenings- en leveringscontracten

De gemeenschappelijke onderneming Artemis stelt alle passende procedures en mechanismen vast voor de uitvoering van en de supervisie en het toezicht op de dienstverlenings- en leveringscontracten die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, overeenkomstig de bepalingen van het financieel reglement.

Artikel 21

Aansprakelijkheid van de leden, verzekering

1.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis draagt geen verantwoordelijkheid voor de financiële verplichtingen van haar leden. Zij kan niet aansprakelijk worden gesteld wanneer een Artemis-lidstaat verzuimt zijn verplichtingen, resulterend uit een door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gelanceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen, na te komen.

2.   De leden zijn niet aansprakelijk voor de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. De financiële aansprakelijkheid van de leden is een interne aansprakelijkheid uitsluitend ten opzichte van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en is beperkt tot de verbintenis van de leden om bij te dragen tot de middelen als bepaald in artikel 11, lid 3.

3.   Niettegenstaande de ingevolge artikel 13, lid 6, onder a), aan projectdeelnemers verschuldigde financiële bijdragen, is de financiële aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis voor haar schulden beperkt tot de bijdragen van de leden in de bedrijfskosten als bepaald in artikel 11, lid 3.

4.   De gemeenschappelijke onderneming Artemis neemt een afdoende verzekering en houdt die aan.

Artikel 22

Belangenconflicten

De gemeenschappelijke onderneming Artemis vermijdt belangenconflicten bij de uitvoering van haar activiteiten.

Artikel 23

Intellectuele-eigendomsrechtenbeleid

1.   De onderstaande regels die gelden voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1906/2006 en waarborgen dat, voor zover nodig, intellectuele eigendom die bij O&O-activiteiten op grond van deze verordening is voortgebracht, wordt beschermd en dat onderzoeksresultaten worden benut en verspreid.

De doelstelling van het beleid inzake de intellectuele-eigendomsrechten als omschreven in dit artikel is het voortbrengen en exploiteren van kennis te bevorderen, een billijke verdeling van de desbetreffende rechten te bewerkstelligen, innovatie te belonen en een brede deelname van private en publieke entiteiten in projecten te bereiken.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a)

„informatie”, alle tekeningen, specificaties, foto's, stalen, modellen, processen, procedures, instructies, software, verslagen, papers of andere technische en/of commerciële informatie, knowhow, gegevens of documenten van allerlei aard, inclusief mondelinge informatie, die geen „intellectuele-eigendomsrechten” vormen;

b)

„intellectuele-eigendomsrechten” (IER), alle intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van octrooien, gebruiksmodellen en gebruikscertificaten, industriële ontwerprechten, auteursrechten, fabrieksgeheimen, database-rechten, topografierechten voor halfgeleiderproducten, alsook alle registraties, toepassingen, verdelingen, voortzettingen, herevaluaties, vernieuwingen of verlengingen van het bovenstaande, exclusief handelsmerken en handelsnamen;

c)

„bestaande informatie”, alle informatie die op de effectieve datum van sluiting van de relevante projectovereenkomst in het bezit is van of gecontroleerd wordt door een deelnemer in het project, of waarvan de eigendom of controle door een deelnemer in het project is verworven als resultaat van activiteiten buiten het kader van het project;

d)

„bestaande IER”, alle IER die op de effectieve datum van de relevante projectovereenkomst in het bezit zijn van of worden gecontroleerd door een deelnemer in het project, of waarvan de eigendom of controle gedurende de looptijd van de desbetreffende projectovereenkomst is verworven als resultaat van activiteiten buiten het kader van het project;

e)

„bestaande I&R”, bestaande informatie plus bestaande IER (I&R = Informatie en Rechten);

f)

„nieuwe informatie”, alle informatie die is voortgebracht als resultaat van activiteiten welke in het kader van het relevante project zijn uitgevoerd, zoals gespecificeerd in de desbetreffende projectovereenkomst;

g)

„nieuwe IER”, alle IER die is voortgebracht als resultaat van activiteiten welke in het kader van het relevante project zijn uitgevoerd, zoals gespecificeerd in de desbetreffende projectovereenkomst;

h)

„nieuwe I&R”, nieuwe informatie plus nieuwe IER;

i)

„toegangsrechten”, niet-exclusieve licenties en gebruikersrechten voor nieuwe of bestaande I&R, waarbij dit niet het recht omvat tot het verlenen van een sub-licentie tenzij anders overeengekomen in de projectovereenkomst;

j)

„noodzakelijk”, in technische zin essentieel voor de tenuitvoerlegging van het project en/of het gebruik van nieuwe IER en waarbij, wanneer er intellectuele-eigendomsrechten bij betrokken zijn, toegangsrechten moeten worden verleend om een inbreuk op die eigendomsrechten te voorkomen;

k)

„gebruik”, de ontwikkeling, totstandbrenging en marketing van een product of procedé, of het ontwikkelen en leveren van een dienst als eventueel nader omschreven in de relevante projectovereenkomst;

l)

„verspreiding”, de bekendmaking van nieuwe I&R door alle geschikte middelen, anders dan resulterend uit de formaliteiten van bescherming van die I&R, inclusief de publicatie van nieuwe I&R in ongeacht welk medium;

m)

„projectovereenkomst”, een overeenkomst tussen de deelnemers in projecten waarin alle of een deel van de voorwaarden worden neergelegd die voor hen voor een specifiek project gelden, zoals een projectconsortiumovereenkomst, en die onbeperkte toegangsrechten omvat in overeenstemming met dit artikel;

n)

„overdrachtsvoorwaarden”, financiële voorwaarden welke een waarde hebben die lager ligt dan de billijke en redelijke voorwaarden die normaliter de kosten zijn voor het verlenen van toegangsrechten.

3.   Onverminderd de mededingingsregels van de Gemeenschap wordt de intellectuele eigendom in projecten geregeld op basis van de volgende beginselen:

3.1.   Eigendom

3.1.1.

De gemeenschappelijke onderneming bezit alle materiële en immateriële activa die met haar eigen middelen worden voortgebracht of aan haar worden overgedragen met het oog op de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, tenzij anderszins gespecificeerd.

3.1.2.

Onverminderd de bovenstaande bepalingen houdt de gemeenschappelijke onderneming Artemis geen in projecten voortgebrachte informatie of IER in.

3.1.3.

Iedere deelnemer in een project blijft de eigenaar van zijn bestaande I&R. De deelnemers mogen de bestaande I&R die noodzakelijk is voor de doeleinden van een project van de gemeenschappelijke onderneming Artemis in een schriftelijke projectovereenkomst omschrijven en mogen, wanneer passend, bepaalde specifieke bestaande I&R uitsluiten.

3.1.4.

Nieuwe I&R die voortkomt uit werkzaamheden die in het kader van projecten worden uitgevoerd zijn de eigendom van de deelnemers die het werk hebben verricht dat tot de nieuwe I&R heeft geleid overeenkomstig de regeling die is omschreven in de subsidie- en projectovereenkomsten en de in dit artikel neergelegde beginselen.

3.2.   Toegangsrechten

3.2.1.

De projectdeelnemers kunnen besluiten toegangsrechten te verlenen die ruimer zijn dan door dit artikel wordt verlangd. De projectdeelnemers kunnen zelf de bestaande I&R omschrijven die noodzakelijk is voor dit project en kunnen, wanneer dat passend is, overeenkomen bepaalde specifieke bestaande I&R uit te sluiten.

3.2.2.

Toegangsrechten tot bestaande I&R worden verleend aan andere deelnemers in hetzelfde project indien dit voor deze andere deelnemers noodzakelijk is om hun eigen werkzaamheden in het kader van het project uit te voeren, mits de eigenaar gerechtigd is dergelijke rechten toe te kennen. De toegangsrechten worden verleend overeenkomstig door de betrokken projectdeelnemers overeen te komen overdrachtsvoorwaarden, tenzij anderszins door alle deelnemers is overeengekomen in de projectovereenkomst.

3.2.3.

Toegangsrechten tot nieuwe I&R worden verleend aan andere deelnemers in hetzelfde project indien dit voor deze andere deelnemers noodzakelijk is om hun eigen werkzaamheden in het kader van het project uit te voeren. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op kosteloze, niet-exclusieve en niet-overdraagbare basis.

3.2.4.

De deelnemers in eenzelfde project krijgen toegangsrechten tot bestaande I&R wanneer dit noodzakelijk is voor het gebruik van hun eigen nieuwe I&R, mits de eigenaar van de bestaande I&R gerechtigd is deze rechten toe te kennen. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op niet-exclusieve, niet-overdraagbare basis onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

3.2.5.

De deelnemers in eenzelfde project krijgen toegangsrechten tot nieuwe I&R wanneer dit noodzakelijk is voor hun eigen gebruik. Dergelijke toegangsrechten worden verleend op niet-overdraagbare en niet-exclusieve basis, hetzij kosteloos, hetzij onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

3.2.6.

Op voorwaarde dat alle betrokken eigenaars hun instemming hebben gegeven, worden toegangsrechten tot nieuwe I&R aan derden verleend met het oog op verdere onderzoeksactiviteiten, onder overeen te komen billijke en redelijke voorwaarden.

3.3.   Bescherming, gebruik en verspreiding

3.3.1.

Wanneer een winstgevende exploitatie van nieuwe I&R mogelijk is, i) zorgt de eigenaar ervan voor een passende en doeltreffende bescherming, met inachtname van de eigen legitieme belangen en die van de overige deelnemers in het project, met name de commerciële belangen, en ii) benut de eigenaar die nieuwe I&R of zorgt hij ervoor dat die wordt benut.

3.3.2.

Iedere deelnemer waakt erover dat de nieuwe I&R waarvan hij de eigenaar is, onverwijld wordt verspreid.

3.3.3.

Alle verspreidingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, de vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars van de nieuwe I&R.

3.3.4.

Bij een verspreidingsactiviteit met betrekking tot bestaande of nieuwe I&R of vertrouwelijke informatie die de eigendom is van andere deelnemers in eenzelfde project of met betrekking tot andere gegevens of informatie die vermengd is met bestaande of nieuwe I&R of vertrouwelijke informatie van die andere deelnemers, wordt daarvan een voorafgaande kennisgeving gedaan aan die andere deelnemers. Wanneer zijn legitieme belangen in verband met nieuwe of bestaande I&R bij een dergelijke verspreidingsactiviteit kunnen worden geschaad, kan elk van die overige deelnemers binnen 45 dagen volgende op die kennisgeving schriftelijk bezwaar aantekenen. In dergelijke gevallen mag de verspreidingsactiviteit uitsluitend plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn getroffen om deze legitieme belangen te beschermen.

3.3.5.

Alle publicaties, alle octrooiaanvragen die door of namens een deelnemer zijn geregistreerd of alle andere vormen van verspreiding van nieuwe I&R bevatten een verklaring dat die nieuwe I&R is voortgebracht met financiële steun van de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Alle verspreidingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, de vertrouwelijkheidsverplichtingen en de legitieme belangen van de eigenaars van de nieuwe I&R.

3.4.   Overdracht

3.4.1.

Wanneer een deelnemer de eigendom van nieuwe I&R overdraagt, draagt hij tevens zijn verplichtingen met betrekking tot dergelijke nieuwe I&R over aan de verkrijger, inclusief de verplichting om deze verplichtingen over te dragen aan een daarop volgende verkrijger. Tot deze verplichtingen behoren de verplichtingen met betrekking tot het verlenen van toegangsrechten en met betrekking tot verspreiding en gebruik.

3.4.2.

Onverminderd zijn geheimhoudingsverplichtingen stelt een projectdeelnemer die zijn verplichting om toegangsrechten te verlenen moet overdragen, de overige deelnemers ten minste 45 dagen van te voren op de hoogte van deze geplande overdracht, samen met voldoende informatie over de nieuwe eigenaar om het voor de overige deelnemers mogelijk te maken hun toegangsrechten uit te oefenen. Na deze kennisgeving kan elke andere deelnemer binnen 30 dagen of binnen een andere schriftelijk overeengekomen termijn bezwaar aantekenen tegen een geplande overdracht van eigendom wanneer die overdracht een negatief effect zou hebben op zijn toegangsrechten. Wanneer een van de overige deelnemers aantoont dat zijn toegangsrechten worden geschaad, kan de geplande overdracht niet plaatsvinden tot er een overeenkomst is bereikt tussen de betrokken deelnemers.

3.5.

Projectdeelnemers in eenzelfde project sluiten onderling een projectovereenkomst waarin de intellectuele-eigendomsrechtenregeling overeenkomstig dit artikel is vastgelegd.

Artikel 24

Wijziging van de statuten

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming Artemis kan bij de raad van bestuur een initiatief indienen voor wijziging van de statuten.

2.   De in lid 1 bedoelde initiatieven worden, na goedkeuring door de raad van bestuur, als ontwerp-voorstellen ingediend bij de Commissie die hen, eventueel, aanneemt.

3.   Wijzigingen die de essentiële elementen van deze statuten betreffen, en met name wijzigingen in de artikelen 3, 4, 6, 7, 11, 13, 21, 24 en 25 van deze statuten, worden evenwel aangenomen overeenkomstig artikel 172 van het Verdrag.

Artikel 25

Liquidatie

1.   Aan het einde van de in artikel 1, lid 1, van de verordening bedoelde periode, of naar aanleiding van een wijziging ingevolge artikel 11, lid 2, van de verordening, wordt de gemeenschappelijke onderneming Artemis geliquideerd.

2.   De liquidatieprocedure wordt automatisch opgestart wanneer de Commissie zich terugtrekt uit de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

3.   Voor de uitvoering van de procedure van de liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming Artemis, benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming Artemis wordt geliquideerd, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastheerschapsovereenkomst van artikel 17 van de verordening door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

5.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze bedoeld in lid 4, worden verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming Artemis en de liquidatiekosten. Een eventueel overschot wordt verdeeld over de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis. Elk aan de Gemeenschap uitgekeerd overschot wordt opnieuw in de begroting van de Commissie opgenomen.

6.   Overblijvende activa worden verdeeld over de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming Artemis.

7.   Er wordt een procedure ad hoc opgezet om een passend beheer van alle door de gemeenschappelijke onderneming Artemis gesloten subsidie-overeenkomsten en dienstverlenings- en leveringscontracten met een looptijd die de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming Artemis overschrijdt, te waarborgen.


Top