EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2011:216:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 216, 22 juli 2011


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2011.216.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 216

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
22 juli 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2011/C 216/01

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Portugal

1

2011/C 216/02

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Finland en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland, 2011-2014

3

2011/C 216/03

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Roemenië en met een advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2011-2014

6

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2011/C 216/04

Advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

9

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 216/05

Mededeling van de Commissie met betrekking tot de instantie die bevoegd is echtheidscertificaten af te geven in het kader van Verordening (EG) nr. 620/2009

17

2011/C 216/06

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6151 — PetroChina/INEOS/JV) ( 1 )

18

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

2011/C 216/07

Regeling inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement — Besluit van het Bureau van 28 november 2001

19

 

Europese Commissie

2011/C 216/08

Wisselkoersen van de euro

25

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2011/C 216/09

Bijwerking van de lijst van verblijfstitels bedoeld in artikel 2, punt 15, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB C 247 van 13.10.2006, blz. 1; PB C 153 van 6.7.2007, blz. 5; PB C 192 van 18.8.2007, blz. 11; PB C 271 van 14.11.2007; blz. 14, PB C 57 van 1.3.2008, blz. 31; PB C 134 van 31.5.2008, blz. 14; PB C 207 van 14.8.2008, blz. 12; PB C 331 van 21.12.2008, blz. 13; PB C 3 van 8.1.2009, blz. 5; PB C 64 van 19.3.2009, blz. 15; PB C 198 van 22.8.2009, blz. 9; PB C 239 van 6.10.2009, blz. 2; PB C 298 van 8.12.2009, blz. 15; PB C 308 van 18.12.2009, blz. 20; PB C 35 van 12.2.2010, blz. 5; PB C 82 van 30.3.2010, blz. 26; PB C 103 van 22.4.2010, blz. 8; PB C 108 van 7.4.2011, blz. 6; PB C 157 van 27.5.2011, blz. 5; PB C 201 van 8.7.2011, blz. 1)

26

2011/C 216/10

Door de lidstaten meegedeelde informatie over staatssteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

29

2011/C 216/11

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

31

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2011/C 216/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6313 — Ashland/International Specialty Products) ( 1 )

32

2011/C 216/13

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6276 — AIF VII Euro Holdings/Ascometal) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Portugal

2011/C 216/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentie vermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen, en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (1), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de eerste jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en in aansluiting op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht de lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en nationale hervormingsprogramma's. Specifieke toezeggingen en maatregelen voor 2011 worden in het Portugese nationale hervormingsprogramma niet expliciet vermeld, maar zullen naar verwachting bij de Europese Raad worden ingediend.

(6)

Op 23 maart 2011 heeft de Portugese regering een stabiliteitsprogramma voor de periode 2011-2014 ingediend bij het nationale parlement, dat dit programma verwierp. Op 19 april 2011 heeft de Portugese regering een nationaal hervormingsprogramma ingediend. De voorgestelde macro-economische en budgettaire scenario's en de beleidsaanbevelingen werden vervangen door het op 17 mei 2011 ondertekende memorandum van overeenstemming.

(7)

Op 17 mei 2011 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU aangenomen om Portugal overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (2) voor een periode van drie jaar van 2011 tot 2014 financiële bijstand op middellange termijn beschikbaar te stellen. Het op dezelfde dag ondertekende begeleidende memorandum van overeenstemming en de latere aanvullingen daarop bepalen de economische beleidsvoorwaarden op basis waarvan de financiële bijstand wordt uitbetaald.

(8)

In 2010 groeide het bbp van Portugal met 1,3%. Naast een sterke groei van de export was deze positieve groei voor een groot deel te danken aan uitzonderlijke factoren die de particuliere consumptie stimuleerden. Prijs- en kostenontwikkelingen bleken duidelijk het concurrentievermogen niet snel genoeg te bevorderden om het tekort op de lopende rekening, dat in 2010 maar liefst 10 % van het bbp bedroeg, te kunnen verhelpen. De zwakke economie in haar geheel en de forse toename van de werkloosheid (11,2 % eind 2010) droegen bij aan een groot overheidstekort, dat van 3,5 % in 2008 steeg tot meer dan 10 % van het bbp in 2009 en tot meer dan 9 % in 2010. De ongunstige ontwikkelingen op het gebied van de overheidsfinanciën, naast slechte vooruitzichten voor de economische groei heeft recentelijk geleid tot een vermindering van het vertrouwen en een grotere druk op de financiële marken, hetgeen zorgen baart over de houdbaarheid van zijn overheidsfinanciën. Doordat ratingbureaus de ratings voor Portugese obligaties herhaaldelijk naar beneden hebben bijgesteld, was het land niet langer in staat zich te herfinancieren tegen tarieven die verenigbaar waren met de budgettaire houdbaarheid op lange termijn. Tegelijkertijd raakte de banksector, die sterk is aangewezen op externe financiering, met name binnen het eurogebied, steeds meer van marktfinanciering afgesneden.

(9)

Portugal zegde toe het economische en financiële aanpassingsprogramma ten uitvoer te leggen om het vertrouwen in zijn staatsschuld en zijn banksector te herstellen en de groei en de werkgelegenheid te ondersteunen. Er is voorzien in een brede aanpak op drie fronten: i) een geloofwaardige en evenwichtige strategie voor budgettaire consolidatie, ondersteund door structurele budgettaire maatregelen en betere budgettaire controle; ii) diepgaande en vroegtijdige structurele hervormingen, ook op de arbeids- en productenmarkten en iii) inspanningen om de financiële sector tegen een onordelijke afbouw van de schuldhefboom te beschermen met behulp van marktconforme mechanismen die met noodvoorzieningen worden ondersteund.

(10)

De Commissie heeft het nationale hervormingsprogramma geëvalueerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaal-economisch beleid in Portugal, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In dit verband beklemtoont de Commissie dat de geplande maatregelen dringend ten uitvoer moeten worden gelegd zodat voldaan wordt aan Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU van de Raad,

BEVEELT AAN dat Portugal:

De in Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU van de Raad vastgestelde en in het memorandum van overeenstemming van 17 mei 2011 en de latere aanvullingen daarop nader bepaalde maatregelen ten uitvoer legt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(2)  PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.


22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/3


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Finland en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland, 2011-2014

2011/C 216/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) aangenomen, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de eerste jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht de lidstaten deze prioriteiten om te zetten in concrete maatregelen die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's zullen worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in de stabiliteits- of convergentieprogramma's en de nationale hervormingsprogramma's.

(6)

Op 6 april 2011 heeft Finland zijn geactualiseerde stabiliteitsprogramma 2011 voor de periode 2011-2014 en zijn nationale hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(7)

Op het dieptepunt van de wereldwijde economische crisis kende Finland een zeer steile daling van het bbp, aangezien de Finse economie traditioneel afhankelijk is van de uitvoerprestaties van zijn belangrijkste industrieën. In 2009 daalde het bbp met 8,2 % onder impuls van een uitzonderlijk sterke daling van de uitvoer (een volumedaling met 20 %) en de daarmee samenhangende negatieve vertrouwenseffecten op de investeringen. De werkloos-heid steeg met ongeveer 2 procentpunt, van 6,4 % van de beroepsbevolking in 2008 tot 8,3 % in 2010. Het economisch herstel was sterk, met een bbp-groei van 3,1 % in 2010, ondersteund door zowel de binnenlandse vraag als een heropleving van de export. Na een korte terugval in 2009 keerden de vastgoedprijzen en de woningbouw snel tot boven de niveaus van voor de crisis terug, hetgeen aanleiding gaf tot enige bezorgdheid over buitensporige expansie van de vastgoedmarkt. Finland kwam uit de economische crisis met een tekort op de algemene overheidsbegroting van 2,5 % van het bbp in 2010 en een schuld van 48,5 % van het bbp.

(8)

Op basis van de beoordeling van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma ingevolge Verordening (EG) nr. 1466/97, is de Raad van oordeel dat het macro-economische scenario waar bij het stabiliteitsprogramma vanuit gegaan wordt plausibel is voor 2011-2012, maar iets te gunstig daarna. Voor 2011-2012 is het macro-economische scenario in overeenstemming met de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie. Voor 2013-2015 wordt in het stabiliteitsprogramma uitgegaan van een groei van ongeveer 2 % van het bbp; dat is iets boven de verwachte potentiële groei van 1,5 %, waardoor deze aan een aantal neerwaartse risico's onderhevig kan zijn. Doel van de budgettaire strategie is, met het oog op de conjuncturele verbetering van de economie en bepaalde consolidatiemaatregelen waartoe reeds door de vorige regering is besloten, het tekort naar beneden te brengen tot 0,9 % van het bbp in 2011 en 0,7 % in 2012. Het geactualiseerde stabiliteitsprogramma voorziet echter niet in verdere budgettaire consolidatie gedurende 2013-2015. De risico's voor de budgettaire doelstellingen lijken in evenwicht. De meest opvallende risicofactor komt voort uit de wereldwijde macro-economische omgeving, die van oudsher een sterke invloed heeft op de exportafhankelijke Finse economie.

(9)

Volgens het jongste geactualiseerde stabiliteitsprogramma zal de verwachte verbetering van de economische toestand niet gebruikt worden voor begrotingsconsolidatie op middellange termijn. Hoewel de middellangetermijndoelstelling (MTD), door de Finse autoriteiten vastgesteld op een structureel overschot van 0,5 % van het bbp, naar verwachting in 2011 zal worden bereikt, zal het structurele saldo de daaropvolgende jaren onder het streefcijfer zakken.

(10)

Volgens de laatste evaluatie van de Commissie zijn de risico's met betrekking tot de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën middelgroot. Het nemen van maatregelen om de effecten van de vergrijzing tegen te gaan, is een van de prioriteiten van de opeenvolgende Finse regeringen. Niettemin staat het land voor een sterke en onmiddellijke demografische verschuiving en bestaat wat de overheidsfinanciën betreft nog steeds een opvallend houdbaarheidstekort. Deze uitdaging heeft gevolgen voor veel beleidsterreinen. De vergrijzing zal leiden tot een aanzienlijke stijging van de vraag naar met de vergrijzing samenhangende diensten, die in Finland hoofdzakelijk door lokale overheden worden verzorgd. Volgens diverse studies was de productiviteitsverbetering in de overheidsdiensten de afgelopen jaren laag. De Finse autoriteiten hebben reeds verschillende hervormingen doorgevoerd om de overheidsdiensten te herstructureren en de productiviteit bij zowel de centrale als de lokale overheid te verhogen. De relatief grote investeringen in informatietechnologie in de overheidssector hebben nog niet tot verbeteringen van de productiviteit geleid, hetgeen impliceert dat de investeringen door structurele en administratieve veranderingen moeten worden begeleid. In het algemeen is er nog ruimte voor aanvullende maatregelen om de productiviteit te verhogen en kosten te besparen in de overheidsdienstverlening.

(11)

De huidige stijging van de langdurige werkloosheid is een reden tot bezorgdheid. Tussen 2005 en 2008 is de langdurige werkloosheid aanzienlijk gedaald, maar in 2009 weer gaan stijgen. Eind maart 2011 bedroeg het aantal langdurig werklozen 57 400, een stijging met 12 400 ten opzichte van het voorgaande jaar. Veel van de langdurig werklozen behoren op dit moment tot de leeftijdsgroep 55-64. Als gevolg van pensioneringspatronen zal de grootste stijging van de werkloosheid in de leeftijdsgroep 45-54 vallen. Hoewel het langdurigewerkloosheidspercentage in Finland onder het EU-gemiddelde ligt, moet het probleem worden bekeken in de context van de waarborging van het arbeidsaanbod in de toekomst en de sociale inclusie. De ervaring leert dat langdurige werkloosheid vooral het risico op armoede en sociale uitsluiting vergroot. Hoewel de Finse autoriteiten de stijging van de langdurige werkloosheid als een dringend probleem erkennen, is tot dusver geen alomvattende strategie opgesteld om die te bestrijden. Finland heeft tijdens de crisis zijn maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid (AAMB) efficiënt uitgebreid om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Hoewel een en ander heeft bijgedragen tot een vermindering van de jeugdwerkloosheid gedurende 2010-2011, blijft die nog steeds boven het EU-gemiddelde, en kunnen nieuwe maatregelen gerechtvaardigd zijn. Op dezelfde wijze zou versterking en betere targeting van de AAMB-maatregelen ertoe bijdragen de negatieve trend in de langdurige werkloosheid te keren.

(12)

Met het oog op demografische veranderingen is het verhogen van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers belangrijk voor de overheidsfinanciën en cruciaal om in de toekomst aan de vraag naar arbeidskrachten te voldoen. Het Finse pensioenstelsel is in 2005 hervormd en in 2009 zijn de pensioenuitkeringen aan een levensverwachtingscoëfficiënt gekoppeld. De wettelijke pensioenleeftijd is momenteel echter niet aan de levensverwachting gekoppeld. Gezien de voortdurende stijging van de levensverwachting, zou een dergelijke koppeling niet alleen het arbeidsaanbod bevorderen, maar ook tot de waarborging van toereikende pensioenen bijdragen. De regelingen voor vervroegde pensionering zijn de jongste jaren verminderd, maar er is nog enige ruimte voor verdere maatregelen om de arbeidsprikkels bij ouderen te vergroten. Zo werkt de uitgebreide werkloosheidsuitkering voor ouderen globaal op dezelfde wijze als het afgeschafte werkloosheidspensioen. Ondanks de verbeteringen in het afgelopen decennium zijn de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en de effectieve pensioenleeftijd laag. Invaliditeit is zeer vaak de oorzaak van vervroegde pensionering. De verhoging van de effectieve pensioenleeftijd vereist maatregelen die ook rekening houden met de kwaliteit van het beroepsleven, met inbegrip van het welzijn en de gezondheid van werknemers. Dit is belangrijk met name in het licht van het grote aantal invaliditeitsgepensioneerden. Sinds 2009 heeft Finland ongeveer 21 miljoen EUR uitgegeven aan projecten om de werkomgeving te verbeteren. De impact van deze initiatieven verdient te worden gewaardeerd. De deelname aan permanente educatie is van oudsher zeer hoog in Finland en zal belangrijk blijven gezien de opkomende nieuwe eisen inzake vaardigheden en de demografische veranderingen.

(13)

Grotere concurrentie, met name in de dienstensector, wordt steeds belangrijker voor het stimuleren van de productiviteit en het verbeteren van de potentiële economische groei. De afgelegen ligging en de lage bevolkingsdichtheid van Finland verzwakken de concurrentie tussen de ondernemingen, hetgeen resulteert in een relatief lage productiviteitsgroei in de niet-verhandelbare sectoren. De bestaande ondernemingsstructuren, met name in de voedingsindustrie of de groothandel en de detailhandel, zijn soms in hoge mate geconcentreerd. Dit zou kunnen bijdragen tot betrekkelijk hoge consumentenprijzen, hoewel lange vervoersafstanden ook een rol zouden kunnen spelen. De kleinhandelsprijzen behoren tot de hoogste in de EU. De concurrentie in de kleinhandel wordt, ondanks enige recente versoepeling, nog steeds gedeeltelijk gehinderd door regelgeving en door belemmeringen voor buitenlandse en binnenlandse ondernemingen die tot de markt toetreden en uit de markt uittreden.

(14)

In specifieke toezeggingen ingevolge het Euro Plus-pact is in Finlands stabiliteits- en nationale hervormingsprogramma niet expliciet voorzien, maar deze zullen naar verwachting worden voorgelegd zodra de nieuwe regering is gevormd.

(15)

De Commissie heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Finland, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de EU te versterken. De Commissie is van mening dat de consolidatiemaatregelen voor de middellange termijn moeten worden gespecificeerd en dat verdere actie nodig is om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, onder meer door het stimuleren van de productiviteit van de overheidssector. Bovendien is verdere actie nodig om de prikkels om te werken te vergroten, de effectieve leeftijd voor uittreding uit de arbeidsmarkt te verhogen en de productiviteit en de concurrentie in de markten van de dienstensector te verbeteren.

(16)

In het licht van deze beoordeling, en rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van 2 juni 2010 op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad de actualisering 2011 van het stabiliteitsprogramma van Finland onderzocht. Zijn advies (3) daarover is met name in de onderstaande aanbevelingen (1) en (2) weergegeven. Rekening houdende met de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011, heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma van Finland onderzocht,

BEVEELT AAN dat Finland in de periode 2011-2012 actie onderneemt om:

1.

De begrotingsconsolidatie voort te zetten, meevallers aan de inkomstenzijde te gebruiken om het tekort te verminderen en aanvullende maatregelen te nemen om de budgettaire situatie boven de middellangetermijndoelstelling te houden, in het bijzonder door te voldoen aan de doelstelling voor de uitgaven op de middellange termijn.

2.

Verdere maatregelen te nemen om productiviteitsverhogingen en kostenbesparingen in de overheidsdienstverlening, met inbegrip van structurele veranderingen, tot stand te brengen, om in te spelen op de uitdagingen die voortvloeien uit de vergrijzing.

3.

De actieve arbeidsmarktmaatregelen beter op de langdurig werklozen en jongeren af te stemmen.

4.

Maatregelen te nemen om de inzetbaarheid van oudere werknemers en hun deelname aan permanente educatie te verbeteren. In overleg met de sociale partners en overeenkomstig nationale praktijken, oudere werknemers aan te moedigen om op de arbeidsmarkt te blijven, door maatregelen om vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt te doen afnemen en de effectieve pensioenleeftijd te verhogen. In het licht van het bestaande systeem van koppeling van pensioenrechten aan de levensverwachting een koppeling tussen de wettelijke pensioenleeftijd en de levensverwachting te overwegen.

5.

Verdere maatregelen te treffen om de dienstensector verder open te stellen, door het regelgevingskader te herontwerpen en beperkingen weg te nemen teneinde nieuwe toetreding tot de markten van de dienstensector, met name in de detailhandel, te vergemakkelijken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  Uit hoofde van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.


22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/6


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Roemenië en met een advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2011-2014

2011/C 216/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 mei 2009 heeft de Raad Beschikking 2009/459/EG (2) vastgesteld waarbij Roemenië voor een periode van drie jaar financiële middellangetermijnbijstand wordt verleend op grond van artikel 143 van het Verdrag. Het bijbehorende memorandum van overeenstemming is op 23 juni 2009 ondertekend en in de opeenvolgende aanvullingen daarbij zijn de economische beleidsvoorwaarden vastgelegd op basis waarvan de financiële bijstand werd uitgekeerd. Op 16 maart 2010 werd Beschikking 2009/459/EG gewijzigd bij Besluit 2010/183/EU (3). Na de succesvolle tenuitvoerlegging van het programma door Roemenië en gezien een gedeeltelijke aanpassing van de lopende rekening als gevolg van overblijvende structurele zwakke punten op de Roemeense product- en arbeidsmarkt die het land kwetsbaar maken voor internationale prijsschokken, heeft de Raad op 12 mei 2011 Besluit 2011/288/EU (4) vastgesteld om Roemenië voor een periode van drie jaar anticiperende financiële middellangetermijnbijstand te verlenen op grond van artikel 143 van het Verdrag. Het bijbehorende memorandum van overeenkomst is op 29 juni 2011 ondertekend.

(2)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(3)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (5) aangenomen, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(4)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie haar eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees Semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht alle lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's moeten worden opgenomen.

(6)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun verbintenissen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's.

(7)

Op 2 mei 2011 heeft Roemenië zijn geactualiseerde convergentieprogramma voor de periode 2011-2014 en zijn nationale hervormingsprogramma 2011 ingediend. De beide programma's zijn terzelfder tijd beoordeeld.

(8)

Tussen 2002 en 2008 is de Roemeense economie sterk gegroeid, met een reële bbp-groei van gemiddeld 6,3 %, die duidelijk boven het potentiële groeiniveau lag. De economische groei werd in hoofdzaak aangedreven door de binnenlandse vraag, doordat sterke krediet- en loonontwikkelingen de particuliere consumptie en investeringen stimuleerden. Deze hausse, die ook werd aangedreven door de instroom van buitenlands kapitaal, leidde tot oververhitting en onhoudbare externe en budgettaire onevenwichtigheden. In 2007 bereikte het tekort op de lopende rekening een hoogtepunt van 13,6 % van het bbp, waarna het in 2008 slechts licht terugliep tot 11,6 % van het bbp. Uit de houdbaarheidsbeoordeling op lange termijn van de Commissie blijkt dat de risico's met betrekkingtot de houdbaarheid op lange termijn van de overheidsfinanciën groot zijn. Deze beoordeling houdt echter nog geen rekening met de grondige maatregelen tot hervorming van het pensioenstelsel die in 2010 zijn ondernomen en die de houdbaarheid op lange termijn van het Roemeense pensioenstelsel wezenlijk heeft verbeterd. De hoge kredietopneming in het buitenland werd in de hand gewerkt door een procyclisch begrotingsbeleid, waardoor het nominale tekort opliep van 1,2 % van het bbp in 2005 tot 5,7 % van het bbp in 2008 als gevolg van aanhoudende budgettaire ontsporing, met name wat betreft de lopende uitgaven. De financiële crisis en de daaropvolgende wereldwijde economische neergang deden de risicoaversie bij investeerders toenemen, hetgeen resulteerde in een scherpe daling van de kapitaalstromen naar Roemenië. De arbeidsparticipatie nam niet toe, ondanks de gunstige economische omstandigheden, met een werkgelegenheidsgraad die zeer weinig veranderde tijdens de haussejaren. De participatiegraad daalde vervolgens tot 63,3 % in 2010, terwijl de werkloosheid steeg van 5,8 % in 2008 tot 7,3 % in 2010 als gevolg van de economische neergang. De werkloosheid blijft opvallend hoog onder kwestbare groepen, zoals de Roma-bevolking. Tegen deze achtergrond en geconfronteerd met acute private financieringsbehoeften hebben de Roemeense autoriteiten in mei 2009 internationaal en bij de EU om financiële bijstand verzocht.

(9)

Na de geslaagde tenuitvoerlegging van het EU-IMF-aanpassingsprogramma, en met het oog op de consolidatie van de bereikte positieve resultaten, hebben de autoriteiten met de EU en het IMF een anticiperend programma voor 2011-2013 afgesloten. Het nieuwe programma gaat door met de begrotingsconsolidatie, de hervorming van het begrotingsbeheer en het behoud van de financiële stabiliteit waarmee in het kader van het programma voor 2009-2011 een aanvang was gemaakt. Daarnaast legt het programma ook sterk de nadruk op de structurele hervormingen van de productmarkten (energie en transport) en de arbeidsmarkt welke nodig zijn om het groeipotentieel van Roemenië te ontsluiten, het creëren van banen te stimuleren en de absorptie van EU-middelen te verbeteren. Roemenië blijft op koers voor het behalen van de doelstelling van een kastekort van 4,4 % van het bbp in 2011 (minder dan 5 % van het bbp in ESR-termen). Dit kan ook een afdoende basis bieden voor het behalen van de doelstelling van een tekort van minder dan 3 % van het bbp in 2012, ook al zouden, volgens de voorjaarsprognoses 2011 van de diensten van de Commissie, verdere maatregelen moeten worden genomen. De autoriteiten hebben ook stappen gezet om de doelstellingen inzake structurele hervormingen van het nieuwe programma te bereiken en de financiële stabiliteit te blijven handhaven.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie van het geactualiseerde convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat de aan de prognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische aannames aannemelijk lijken. Het convergentieprogramma wil het buitensporige tekort corrigeren tegen 2012, de termijn die de Raad in zijn aanbeveling van 16 februari 2010 had vastgesteld. Doelstelling van het progamma is een nominaal tekort van 2,6 % van het bbp in 2013 en 2,1 % van het bbp in 2014, waarbij de voorgenomen consolidatie grotendeels aan de uitgavenzijde plaatsvindt. Volgens het structurele saldo dat de diensten van de Commissie hebben herberekend, wordt de middellangetermijndoelstelling (MTD) niet binnen de programmaperiode bereikt. Het zwaartepunt van de consolidatiestrategie lijkt te liggen bij de structurele verbeteringen die in 2011 en 2012 geconcentreerd zijn. Daarentegen valt er geen verbetering te merken in het structurele saldo voor 2013 en 2014. Het verwachte tekorttraject is passend in 2011 en 2012, maar niet in 2013 en 2014. De belangrijkste risico's voor de begrotingsdoelstellingen zijn uitvoeringsrisico's, het bestaan van betalingsachterstanden bij overheidsbedrijven die een belangrijke voorwaardelijke verplichting voor de begroting vertegenwoordigen, en het voorbehoud dat de Commissie (Eurostat) heeft gemaakt bij de Roemeense kennisgeving in het kader van de buitensporigtekortprocedure (6). Gelet op het voorgaande, heeft Roemenië zich ertoe verbonden om prioriteit te geven aan de verbetering van de opstelling van de statistieken van de overheidsfinanciën in ESR95 binnen het nationaal instituut voor de statistiek.

(11)

Roemenië heeft zijn verbintenissen in het kader van het Euro Plus-pact opgenomen in zijn nationaal hervormingsprogramma en zijn convergentieprogramma, die op 2 mei 2011 zijn ingediend. De meeste van deze verbintenissen zijn al uitgevoerd of zijn in uitvoering als onderdeel van het programma voor financiële middellangetermijnbijstand en zijn in het algemeen adequaat om de bestaande uitdagingen aan te gaan in het kader van het pact.

(12)

De Commissie heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma, daaronder begrepen de in het kader van het Euro Plus-pact aangegane verbintenissen, onderzocht. Daarbij heeft zij gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Roemenië, maar ook of zij overeenstemmen met de EU-regels en -richtsnoeren, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten.

(13)

In het licht van deze beoordeling, en met inachtneming van de aanbeveling van de Raad van 16 februari 2010 op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad de actualisering 2011 van het convergentieprogramma van Roemenië onderzocht; zijn advies (7) daarover is in de onderstaande aanbevelingen weergegeven. Rekening houdende met de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011 heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma van Roemenië onderzocht,

BEVEELT AAN dat Roemenië:

de maatregelen die zijn vastgesteld in Beschikking 2009/459/EG, als gewijzigd bij Besluit 2010/183/EU, tezamen met de maatregelen die zijn vastgesteld in Besluit 2011/288/EU, en verder zijn gespecificeerd in het memorandum van overeenstemming van 23 juni 2009 en de aanvullingen daarbij, en het memorandum van overeenstemming van 29 juni 2011 en de aanvullingen daarbij, ten uitvoer legt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 150 van 13.6.2009, blz. 8.

(3)  PB L 83 van 30.3.2010, blz. 19.

(4)  PB L 132 van 19.5.2011, blz. 15.

(5)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(6)  Eurostat heeft voorbehoud gemaakt bij de kwaliteit van de Roemeense BTP-cijfers wegens:

i)

onzekerheden over de impact van bepaalde overheidsbedrijven op het overheidstekort;

ii)

de verslaglegging over ESR95-categorieën „handelskredieten en transitorische posten”;

iii)

de aard en de impact van een aantal financiële transacties, en

iv)

de consolidatie van stromen tussen overheden.

(7)  Uit hoofde van artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/9


Advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

2011/C 216/04

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 16,

Gelet op het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikelen 7 en 8,

Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), met name op artikel 41,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1.   INLEIDING

1.

Op 15 september 2010 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (hierna „het voorstel” genoemd) (3). Het belangrijkste doel van het voorstel is gemeenschappelijke regels vast te leggen om de veiligheid en de efficiëntie van de markt voor otc-derivaten te vergroten.

2.

De EDPS is niet geraadpleegd door de Commissie, hoewel dit wordt voorgeschreven door artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 (hierna „Verordening (EG) nr. 45/2001” genoemd). Bijgevolg heeft de EDPS op eigen initiatief dit advies uitgevaardigd op grond van artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001.

3.

De EDPS is zich ervan bewust dat dit advies in een relatief laat stadium in het wetgevingsproces komt. Toch acht hij het gepast en nuttig om dit advies uit te brengen. Ten eerste benadrukt hij de mogelijke gevolgen van het voorstel voor de gegevensbescherming. Ten tweede is de analyse die wordt voorgesteld in dit advies, van rechtstreeks belang voor de toepassing van de bestaande wetgeving en voor andere in behandeling zijnde en mogelijk toekomstige voorstellen die soortgelijke bepalingen bevatten, zoals uitgelegd in punt 3.4 van dit advies.

2.   ACHTERGROND EN BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

4.

In de nasleep van de financiële crisis heeft de Commissie een herziening van de bestaande regelgeving inzake financieel toezicht op gang gebracht en voorgesteld, teneinde de aan het licht gekomen belangrijke gebreken, zowel in specifieke gevallen als met betrekking tot het financiële systeem in zijn geheel, te verhelpen. Er is recentelijk een aantal wetgevingsvoorstellen ter zake goedgekeurd teneinde de bestaande regeling inzake toezicht te versterken en de coördinatie en samenwerking op EU-niveau te verbeteren.

5.

De hervorming introduceerde in het bijzonder een beter kader voor het Europese financiële toezicht, bestaande uit een Europees Comité voor systeemrisico's (4) en een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT). Het ESFT bestaat uit een netwerk van nationale financiële toezichthouders die samenwerken met drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, de Europese Bankautoriteit (EBA) (5), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB) (6) en een Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) (7). Daarnaast heeft de Commissie ook een reeks specifieke maatregelen aangenomen teneinde de regelgeving met betrekking tot specifieke gebieden of financiële producten te herzien.

6.

Eén daarvan is het onderhavige voorstel dat betrekking heeft op „over-the-counter (otc)-derivaten”, d.w.z. derivatencontracten (8) die niet op een beurs verhandeld worden, maar onderhands tussen twee tegenhangers worden gesloten. Het voorstel voert voor alle financiële tegenpartijen alsmede voor niet-financiële tegenpartijen die aan bepaalde drempelvoorwaarden voldoen, de verplichting in om alle gestandaardiseerde otc-derivatencontracten te clearen via centrale tegenpartijen (CTP's). Bovendien verplicht de voorgestelde verordening deze financiële en niet-financiële tegenpartijen om de gegevens van elk derivatencontract, alsmede elke wijziging daarin, te melden aan een geregistreerd transactieregister. Het voorstel voorziet ook in geharmoniseerde organisatorische en prudentiële vereisten voor CTP's en organisatorische en operationele vereisten voor transactieregisters. Terwijl de nationale bevoegde autoriteiten verantwoordelijk blijven voor de erkenning van en het toezicht op CTP's, worden de registratie van en het toezicht op transactieregisters volgens de voorgestelde verordening geheel toevertrouwd aan de EAEM.

3.   ANALYSE VAN DE BEPALINGEN BETREFFENDE HET OPVRAGEN VAN VASTLEGGINGEN VAN TELEFOON- EN DATAVERKEER

3.1.   Algemene opmerkingen

7.

Artikel 61, lid 2, onder d), van het voorstel geeft de EAEM de bevoegdheid om „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen” (cursivering toegevoegd). Zoals hieronder uitgelegd is de werkingssfeer van de bepaling en met name de precieze betekenis van „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” niet duidelijk. Toch is het waarschijnlijk — of althans niet uit te sluiten — dat de betrokken vastleggingen van telefoon- en dataverkeer persoonsgegevens omvatten in de zin van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 en, voor zover relevant, Richtlijn 2002/58/EG (nu, als gewijzigd door Richtlijn 2009/136/EG, „de e-privacy-richtlijn” genoemd), d.w.z. gegevens betreffende het telefoon- en dataverkeer van geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen (9). Zolang dit het geval is, moet worden verzekerd dat volledig voldaan is aan de voorwaarden voor een eerlijke en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens, als vastgelegd in de richtlijnen en de verordening.

8.

Gegevens met betrekking tot het gebruik van elektronische communicatiemiddelen kunnen uiteenlopende persoonlijke informatie bevatten, zoals de identiteit van de personen die een oproep doen of ontvangen, het tijdstip en de duur van het telefoongesprek, het gebruikte netwerk, de geografische locatie van de gebruiker in geval van draagbare apparaten enz. Sommige verkeersgegevens over het gebruik van internet en e-mail (bijvoorbeeld de lijst van bezochte websites) kunnen daarnaast belangrijke details met betrekking tot de inhoud van de communicatie onthullen. Bovendien is de verwerking van verkeersgegevens in strijd met de geheimhouding van correspondentie. Richtlijn 2002/58/EG bevat dan ook de verplichting om verkeersgegevens te wissen of anoniem te maken wanneer ze niet langer nodig zijn voor de transmissie van communicatie (10). De lidstaten kunnen in de nationale wetgeving om specifieke gegronde redenen hiervan afwijken, maar deze afwijkingen moeten in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en evenredig met de doeleinden zijn (11).

9.

De EDPS erkent dat de doelstellingen die in dit geval worden nagestreefd door de Commissie, rechtmatig zijn. Hij begrijpt dat het nodig is maatregelen te nemen om het toezicht op de financiële markten te verscherpen, teneinde deze markten gezond te houden en de beleggers en de economie in brede zin beter te beschermen. Een onderzoeksbevoegdheid die direct verband houdt met de verkeersgegevens, moet gezien haar potentieel indringende aard beantwoorden aan de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid, d.w.z. dat ze zich moeten beperken tot wat gepast is om het doel te bereiken en niet verder dan nodig mag gaan (12). In dit opzicht is het van essentieel belang dat de bevoegdheid duidelijk geformuleerd is wat betreft de persoonlijke en materiële werkingssfeer en de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder ze kan worden gebruikt. Verder moeten er gepaste waarborgen worden ingevoerd tegen het risico van misbruik.

3.2.   De werkingssfeer van de bevoegdheid van de EAEM is onduidelijk

10.

Artikel 61, lid 2, onder d) stelt: „Om de in de artikelen 51 tot en met 60, 62 en 63, vermelde taken (zijnde taken met betrekking tot het toezicht op transactieregisters) te kunnen uitvoeren, heeft de EAEM de bevoegdheid […] vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen”. Door deze ruime formulering roept de bepaling verscheidene twijfels op met betrekking tot de materiële en persoonlijke werkingssfeer.

11.

Ten eerste is de betekenis van „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” niet helemaal duidelijk. Er is bijgevolg verduidelijking nodig. De bepaling kan verwijzen naar vastleggingen van telefoon- en dataverkeer die de transactieregisters moeten bijhouden in het kader van hun activiteiten. Verscheidene bepalingen van de voorgestelde verordening hebben betrekking op de registratieplichten van transactieregisters (13). Geen van deze bepalingen specificeert echter of en wanneer vastleggingen van telefoon- en dataverkeer moeten worden bijgehouden door transactieregisters (14). Indien de bepaling verwijst naar vastleggingen die worden bijgehouden door de transactieregisters, is het derhalve van essentieel belang dat precies wordt gedefinieerd welke categorieën van telefoon- en dataverkeer moeten worden bijgehouden en kunnen worden opgevraagd door de EAEM. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moeten deze gegevens gepast, relevant en niet overdreven zijn naar verhouding van de toezichtdoeleinden waarvoor ze worden verwerkt (15).

12.

In dit geval is meer precisie vereist met name gezien de zware geldboeten en dwangsommen die kunnen worden opgelegd aan transactieregisters en andere personen (waaronder natuurlijke personen wat betreft de dwangsommen) wegens niet-inachtneming van de voorgestelde verordening (zie artikel 55 en 56). De geldboeten kunnen oplopen tot 20 procent van de jaarlijkse inkomsten of omzet van het transactieregister van het voorafgaande boekjaar, d.i. een drempel die tweemaal hoger is dan de maximumdrempel voor overtreding van de Europese mededingingswetgeving.

13.

Er dient ook te worden opgemerkt dat paragraaf 4 van het hierboven genoemde artikel 67 aan de Commissie de bevoegdheid delegeert om regelgevende technische normen vast te stellen waarin de nadere regels voor de informatie die de transactieregisters ter beschikking moeten stellen van de EAEM en andere autoriteiten, zijn gespecificeerd. Deze bepaling zou bijgevolg kunnen worden gebruikt om de vereisten inzake de bewaring van vastleggingen door transactieregisters te specificeren en bijgevolg ook, indirect, de bevoegdheden die worden toegekend door de EAEM om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Artikel 290 VWEU bepaalt dat in een wetgevingshandeling aan de Commissie, de bevoegdheid kan worden overgedragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling. De EDPS is van mening dat de exacte omvang van de bevoegdheid om verkeersgegevens te raadplegen, niet kan worden beschouwd als een niet-essentieel onderdeel van de verordening. De materiële werkingssfeer daarvan moet derhalve direct in de tekst van de verordening worden opgegeven en niet wordt uitgesteld tot toekomstige gedelegeerde handelingen.

14.

Soortgelijke twijfels heersen rond de persoonlijke werkingssfeer van de bepaling in kwestie. Met name de mogelijke geadresseerden van een verzoek om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer te overleggen, zijn niet opgegeven in artikel 61, lid 2, onder d). Het is met name niet duidelijk of de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen beperkt is tot transactieregisters (16). Aangezien de bepaling tot doel heeft de EAEM te machtigen om toezicht te houden op de transactieregisters, is de EDPS van mening dat deze bevoegdheid strikt beperkt moet worden tot alleen de transactieregisters.

15.

Ten slotte begrijpt de EDPS dat artikel 61, lid 2, onder d), niet tot doel heeft de EAEM toegang te geven tot verkeersgegevens direct van telecommunicatieaanbieders. Dit lijkt de logische conclusie, met name omdat er in het voorstel nergens wordt verwezen naar de gegevens die worden gehouden door telecommunicatieaanbieders of de eisen die worden gesteld door de e-privacy-richtlijn, als vermeld in punt 8 hierboven (17). Hij raadt echter aan deze conclusie ten behoeve van de duidelijkheid uitdrukkelijker op te nemen in artikel 61, lid 2, of minstens in een overweging van de voorgestelde verordening.

3.3.   Het voorstel gaat niet in op de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder de toegang kan worden verkregen.

16.

Artikel 61, lid 2, onder d) gaat niet in op de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder de toegang kan worden verkregen. Het geeft ook geen belangrijke procedurele garanties of beschermingen tegen het risico van misbruik. In de volgende paragrafen zal de EDPS enkele concrete suggesties in deze richting doen.

a)

Overeenkomstig artikel 61, lid 2, heeft de EAEM de bevoegdheid vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, „om de in de artikelen 51 tot en met 60, 62 en 63, vermelde taken te kunnen uitvoeren”. Deze artikelen hebben betrekking op de volledige titel van de voorgestelde verordening betreffende registratie van en toezicht op transactieregisters. De EDPS is van mening dat de omstandigheden en voorwaarden voor de uitoefening van deze bevoegdheid duidelijker moeten worden bepaald. De EDPS raadt aan de toegang tot vastleggingen van telefoon- en dataverkeer te beperken tot specifiek geïdentificeerde en ernstige schendingen van de voorgestelde verordening en gevallen waarin een redelijk vermoeden (dat moet worden gestaafd door concreet initieel bewijs) bestaat dat er een schending is gebeurd. Deze beperking is ook bijzonder belangrijk om te voorkomen dat de toegangsbevoegdheid wordt gebruikt voor fishing, datamining of andere doeleinden.

b)

In het voorstel is niet bepaald dat de EAEM voorafgaande toestemming van de rechter nodig heeft om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. De EDPS is van mening dat deze algemene vereiste gerechtvaardigd zou zijn gezien de mogelijke indringendheid van de bevoegdheid in kwestie. Er moet ook in overweging worden genomen dat de wetten van sommige lidstaten voorafgaande toestemming van de rechter vereisen voor iedere verstoring van de geheimhouding van correspondentie en aldus belemmeren dat andere rechtshandhavingsinstanties (bijv. de politie) en instellingen van administratieve aard overgaan tot een dergelijke verstoring zonder dit strikte toezicht (18). De EDPS acht het op zijn allerminst onontkoombaar om de toestemming van een rechter verplicht te stellen wanneer deze toestemming wordt vereist door de nationale wetgeving (19).

c)

De EDPS beveelt aan om de EAEM ertoe te verplichten gebruik te maken van een officiële beschikking om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Deze beschikking moet de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek specificeren, alsmede welke informatie er nodig is, de tijdslimiet waarbinnen de informatie moet worden verstrekt en het recht van de betrokkene om tegen de beschikking in beroep te gaan bij het Hof van Justitie. Een verzoek dat wordt gedaan zonder officiële beschikking is niet bindend voor de geadresseerde.

d)

Er dient te worden gezorgd voor passende procedurele waarborgen tegen mogelijk misbruik. In dit opzicht zou het voorstel kunnen vereisen dat de Commissie uitvoeringsmaatregelen goedkeurt waarin gedetailleerd de procedures worden omschreven die de transactieregisters en de EAEM moeten volgen bij de verwerking van deze gegevens. Deze documenten moeten inzonderheid gepaste veiligheidsmaatregelen specificeren alsmede gepaste waarborgen tegen misbruik, waaronder de beroepsnormen die gelden voor de personen die deze gegevens behandelen, en de interne procedures die de inachtneming van de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim garanderen. De EDPS moet worden geraadpleegd tijdens de procedure met betrekking tot de goedkeuring van dergelijke maatregelen.

3.4.   Relevantie van dit advies voor andere wettelijke instrumenten die soortgelijke bepalingen bevatten

17.

De bevoegdheid van toezichthoudende autoriteiten om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, is niet nieuw in de Europese wetgeving. Deze is reeds opgenomen in verscheidene bestaande richtlijnen en verordeningen met betrekking tot de financiële sector. Met de marktmisbruikrichtlijn (20), de MiFID-richtlijn (21), de UCITS-richtlijn (22), en de huidige verordening inzake ratingbureaus (23) bevatten allemaal soortgelijke bepalingen. Hetzelfde geldt voor een aantal recente voorstellen die is goedgekeurd door de Commissie, met name de voorstellen voor een richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (24), een verordening houdende wijziging van de bestaande verordening inzake ratingbureaus (25), een verordening betreffende baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (26), en een verordening betreffende de integriteit en transparantie van energiemarkten (27).

18.

Met betrekking tot deze bestaande en voorgestelde wetgevende instrumenten moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de onderzoeksbevoegdheden die worden toegekend aan nationale autoriteiten en de toekenning van dergelijke bevoegdheden aan EU-autoriteiten. Verscheidene instrumenten verplichten de lidstaten de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen toe te kennen aan nationale autoriteiten „in overeenstemming met de nationale wetgeving” (28). Bijgevolg is de eigenlijke uitvoering van deze verplichting gebonden aan de nationale wetgeving, met inbegrip van de wetgeving tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG en Richtlijn 2002/58/EG en andere nationale wetten die procedurele waarborgen voor nationale toezichthoudende en onderzoekende autoriteiten bevatten.

19.

Een dergelijke voorwaarde is niet opgenomen in de instrumenten die de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, direct toekennen aan de EU-autoriteiten, zoals in dit voorstel betreffende otc-derivaten en het voornoemde voorstel voor een verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus (hierna „voorstel inzake ratingbureaus” genoemd). Bijgevolg is het in deze gevallen zelfs nog belangrijker dat er in het wetgevende instrument zelf een verduidelijking komt van de persoonlijke en materiële werkingssfeer van deze bevoegdheid en de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder deze kan worden gebruikt en dat er een gepaste bescherming tegen misbruik is.

20.

In dit opzicht hebben de opmerkingen in dit advies, hoewel het betrekking heeft op het voorstel inzake otc-derivaten, een meer algemene relevantie. De EDPS is zich ervan bewust dat zijn opmerkingen te laat kunnen komen voor de reeds of weldra goedgekeurde wetgeving. Toch nodigt hij de instellingen uit om na te denken over de noodzaak om de hangende voorstellen te wijzigen teneinde rekening te houden met de punten van bezorgdheid die worden behandeld in dit advies. Voor de reeds goedgekeurde teksten verzoekt de EDPS de instellingen om te zoeken naar mogelijkheden om de zaken te verduidelijken, bijvoorbeeld wanneer de werkingssfeer van de betrokken bepaling waarschijnlijk direct of indirect zal worden gespecificeerd in gedelegeerde of uitvoeringshandelingen, bijvoorbeeld handelingen waarin de details van de vereisten inzake de bewaring van vastleggingen worden bepaald, interpretatieve nota's of andere vergelijkbare documenten (29). De EDPS verwacht dat de Commissie hem te gepasten tijde zal raadplegen in de context van deze gerelateerde procedures.

4.   ASPECTEN VAN GEGEVENSBESCHERMING MET BETREKKING TOT ANDERE DELEN VAN HET VOORSTEL

21.

De EDPS acht het gepast aanvullende opmerkingen te maken bij enkele andere punten van het voorstel die betrekking hebben op het recht op privacy en gegevensbescherming van individuen.

4.1.   Toepasselijkheid van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001

22.

In overweging 48 is correct vermeld dat het van essentieel belang is dat de lidstaten en de EAEM het recht op privacy van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens beschermen overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG. De EDPS is verheugd over de verwijzing naar de richtlijn in de overweging. De betekenis van de overweging zou echter duidelijker kunnen worden gemaakt door nader te specificeren dat de bepalingen van de verordening gelden onverminderd de nationale regelgeving die Richtlijn 95/46/EG implementeert. Een dergelijke verwijzing wordt bij voorkeur ook opgenomen in een materiële bepaling.

23.

Bovendien wijst de EDPS erop dat de EAEM een Europese instantie is en onderworpen is aan Verordening (EG) nr. 45/2001 en aan het toezicht van de EDPS. Het is daarom aanbevolen een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening op te nemen en te specificeren dat de bepalingen van het voorstel gelden onverminderd deze verordening.

4.2.   Doelbinding, noodzaak en kwaliteit van gegevens

24.

Een van de belangrijkste doelstellingen van de voorgestelde verordening is de transparantie van de otc-derivatenmarkt en het gereglementeerde toezicht op de markt te verbeteren. Met dit doel voor ogen verplicht het voorstel financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen die voldoen aan bepaalde drempelvoorwaarden, de gegevens betreffende elk otc-derivatencontract dat zij hebben aangegaan en elke wijziging of beëindiging daarvan te rapporteren aan een geregistreerd transactieregister (artikel 6) (30). Deze informatie moet worden bijgehouden door transactieregisters en moet ter beschikking worden gesteld van de verschillende autoriteiten voor regelgevende doeleinden (artikel 67) (31).

25.

Indien een van de partijen van een derivatencontract dat onderworpen is aan de bovenstaande clearing- en rapporteringsverplichtingen een natuurlijke persoon is, zijn de gegevens met betrekking tot deze natuurlijke persoon persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG. De uitvoering van de bovenstaande verplichtingen komt derhalve neer op de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder b), van Richtlijn 95/46/EG. Zelfs indien de partijen van de transactie geen natuurlijke personen zijn, kunnen er nog altijd persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van artikelen 6 en 67, bijvoorbeeld de namen en contactgegevens van de bestuurders van de ondernemingen. De bepalingen van Richtlijn 95/46/EG (of Verordening (EG) nr. 45/2001 al naargelang) zijn bijgevolg van toepassing op deze handelingen.

26.

Een basisvereiste van de wetgeving inzake gegevensbescherming is dat gegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden moeten worden verkregen en vervolgens niet mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden (32). De gegevens die worden gebruikt om de doeleinden te bereiken, moeten bovendien adequaat, ter zake dienend en niet buitensporig zijn in verhouding tot het doel. Na analyse van de voorgestelde richtlijn, besluit de EDPS dat het systeem dat wordt ingevoerd door het voorstel, niet voldoet aan die vereisten.

27.

Met betrekking tot de doelbinding moet worden benadrukt dat het voorstel de doeleinden van het rapporteringssysteem niet specificeert en evenmin — en dit is nog belangrijker — de doeleinden waarvoor de door de transactieregisters bewaarde informatie kan worden geraadpleegd door de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 67 van het voorstel. Een algemene verwijzing naar de noodzaak de transparantie van de otc-derivatenmarkt te verbeteren, is duidelijk niet toereikend om te voldoen aan het beginsel van doelbinding. Dit beginsel wordt verder onder druk gezet in artikel 20, lid 3, van de voorgestelde verordening betreffende beroepsgeheim, dat, zoals het nu geformuleerd is, lijkt toe te staan dat vertrouwelijke informatie die is ontvangen op grond van de voorgestelde verordening, gebruikt wordt voor een aantal aanvullende, niet duidelijk gedefinieerde doeleinden (33).

28.

In het voorstel wordt bovendien niet gespecificeerd welke soort gegevens zal worden geregistreerd, gerapporteerd en geraadpleegd, waaronder persoonsgegevens van geïdentificeerde of identificeerbare personen. De voornoemde artikelen 6 en 67 geven de Commissie de bevoegdheid om inhoud van de rapporterings- en registratieverplichtingen nader te specificeren in gedelegeerde handelingen. Hoewel de EDPS de praktische noodzaak van een dergelijke procedure begrijpt, wenst hij te benadrukken dat, zolang de informatie die wordt verwerkt op grond van de bovenstaande artikelen betrekking heeft op natuurlijke personen, de belangrijkste regels betreffende de gegevensbescherming en garanties moeten worden vastgelegd in de basiswet.

29.

Tot slot is in artikel 6 van Richtlijn 95/45/EG en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 45/2001 bepaald dat de persoonsgegevens niet langer dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze worden verzameld, mogen worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren. De EDPS wijst erop dat het voorstel geen concrete beperking oplegt aan de bewaarperiode van de persoonsgegevens die mogelijk worden verwerkt op grond van artikelen 6, 27 en 67 van de voorgestelde verordening. Artikelen 27 en 67 stellen alleen dat alle vastleggingen minstens tien jaar moeten worden bewaard. Het gaat hier om een minimale bewaarperiode, die duidelijk in tegenspraak is met de vereisten van de wetgeving betreffende de gegevensbescherming.

30.

Op basis van het voorafgaande verzoekt de EDPS de wetgever met klem om te specificeren welke soort persoonsgegevens kan worden verwerkt op grond van het voorstel, te definiëren voor welke doeleinden de persoonsgegevens kunnen worden verwerkt door de verschillende betrokken entiteiten en een nauwkeurige, noodzakelijke en niet-buitensporige bewaarperiode voor de gegevens van voornoemde verwerking vast te leggen.

4.3.   Inspecties ter plaatse

31.

Artikel 61, lid 2, onder c), geeft de EAEM het recht om aangekondigde en onaangekondigde inspecties ter plaatse te verrichten. Het is niet duidelijk of deze inspecties zich moeten beperken tot de bedrijfsgebouwen van een transactieregister dan wel ook de privégebouwen of bezittingen van natuurlijke personen kunnen omvatten. Het feit dat artikel 56, lid 1, onder c), de Commissie toestaat om, op verzoek van de EAEM, dwangsommen op te leggen aan personen die werken bij of voor een transactieregister of banden hebben met een transactieregister teneinde hen te dwingen zich te onderwerpen aan een inspectie ter plaatse die is bevolen door de EAEM ingevolge artikel 61, lid 2, kan (onbedoeld) iets anders laten verstaan.

32.

Zonder verder uit te weiden over dit punt raadt de EDPS aan de bevoegdheid om inspecties ter plaatse te verrichten (en de daarmee samenhangende bevoegdheid om dwangsommen op te leggen op grond van artikel 56) te beperken tot de bedrijfsgebouwen van transactieregisters en andere rechtspersonen die duidelijk sterke banden hebben met de transactieregisters (34). Indien de Commissie echter overweegt de inspectie van niet-bedrijfsgebouwen van natuurlijke personen toe te staan, moet dit duidelijk worden gemaakt en moet er worden gezorgd voor strengere vereisten zodat de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht genomen worden (inzonderheid wat betreft de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder dergelijke inspecties mogen worden uitgevoerd).

4.4.   Uitwisseling van gegevens en beginsel van doelbinding

33.

Verscheidene bepalingen van de voorgestelde verordening maken een uitgebreide uitwisseling van gegevens en informatie tussen de EAEM, de bevoegde autoriteiten van lidstaten en de bevoegde autoriteiten van derde landen mogelijk (zie met name artikelen 21, 23 en 62). De overdracht van gegevens aan derde landen kan zich ook voordoen wanneer een erkende CTP of een transactieregister van een derde land diensten verstrekt aan in de Unie erkende entiteiten. Voor zover de uitgewisselde informatie en gegevens betrekking hebben op geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen zijn artikelen 7 tot 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 en artikelen 25 en 26 van Richtlijn 95/46/EG, al naargelang, van toepassing. De overdracht aan derde landen kan zich alleen voordoen indien een gepast niveau van bescherming gegarandeerd is in deze landen of in een van de uitzonderingsgevallen die zijn vastgelegd in de wetgeving betreffende de gegevensbescherming. Voor de duidelijkheid moet er een uitdrukkelijke verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG worden opgenomen in de tekst. Er moet worden gestipuleerd dat overdracht slechts is toegestaan in overeenstemming met de toepasselijke regels, als vastgelegd in de verordening respectievelijk de richtlijn.

34.

Overeenkomstig het beginsel van doelbinding (35) raadt de EDPS ook aan duidelijke grenzen op te leggen aan de soort persoonsgegevens die kan worden uitgewisseld en de doeleinden te definiëren waarvoor de persoonsgegevens kunnen worden uitgewisseld.

4.5.   Verantwoordingsplicht en rapportering

35.

Artikel 68 van het voorstel bevat een aantal rapporteringsverplichtingen van de Commissie betreffende de uitvoering van verschillende elementen van de voorgestelde verordening. De EDPS beveelt aan om ook de verplichting voor de EAEM in te voeren om regelmatig verslag uit te brengen over het gebruik van haar onderzoeksbevoegdheden en met name haar bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Gelet op de bevindingen van het rapport moet de Commissie ook in staat zijn om aanbevelingen te doen, waaronder, indien gepast, voorstellen voor de herziening van de verordening.

5.   CONCLUSIES

36.

Het huidige voorstel geeft de EAEM de bevoegdheid om „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen” om de taken in verband met het toezicht op de transactieregisters te kunnen uitvoeren. Om noodzakelijk en niet-buitensporig bevonden te worden, moet de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, worden beperkt tot wat nodig is om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder te gaan dan wat nodig is om het doel te bereiken. De bepaling waar het om gaat, is op dit moment te ruim geformuleerd om te voldoen aan deze vereisten. Met name de persoonlijke en materiële werkingssfeer van de bevoegdheid, de omstandigheden waarin en voorwaarden waaronder ze kan worden uitgeoefend, zijn niet voldoende gespecificeerd.

37.

De opmerkingen in dit advies, dat in feite gaat over het voorstel inzake otc-derivaten, zijn ook relevant voor de toepassing van de bestaande wetgeving en voor andere hangende, mogelijk toekomstige voorstellen die soortgelijke bepalingen bevatten. Dit is met name het geval wanneer de bevoegdheid in kwestie, zoals in dit voorstel, wordt toevertrouwd aan een EU-autoriteit, zonder te verwijzen naar de specifieke voorwaarden en procedures die zijn vastgelegd in nationale wetten (bijv. het voorstel inzake ratingbureaus).

38.

Gelet op het voorgaande, geeft de EDPS de wetgever het advies om:

Duidelijk te specificeren welke categorieën vastleggingen van telefoon- en dataverkeer de transactieregisters moeten bijhouden en/of overleggen aan de bevoegde autoriteiten. Deze gegevens moeten adequaat, relevant en niet-buitensporig zijn naar verhouding van de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;

De bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, te beperken tot transactieregisters;

Uitdrukkelijk te vermelden dat rechtstreekse toegang tot de vastleggingen van telefoon- en dataverkeer van telecommunicatieondernemingen uitgesloten is;

De toegang tot vastleggingen van telefoon- en dataverkeer te beperken tot geïdentificeerde en ernstige schendingen van de voorgestelde verordening en gevallen waarin een redelijk vermoeden (dat moet worden gestaafd door concreet initieel bewijs) bestaat dat er een schending is gebeurd;

Te verduidelijken dat de transactieregisters de vastleggingen van telefoon- en dataverkeer alleen zullen overleggen indien deze worden opgevraagd door middel van een officiële beschikking waarin onder andere wordt gewezen op het recht in beroep te gaan tegen de beschikking voor het Hof van Justitie;

Te vereisen dat de beschikking niet wordt uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van de nationale gerechtelijke instanties van de desbetreffende lidstaat (minstens waar een dergelijke toestemming vereist is op grond van de nationale wetgeving);

Te vereisen dat de Commissie uitvoeringsmaatregelen goedkeurt waarin de te volgen procedures gedetailleerd worden beschreven, met inbegrip van de beschermingsmaatregelen en waarborgen.

39.

Met betrekking tot de andere aspecten van het voorstel, verwijst de EDPS naar zijn opmerkingen onder punt 4 van dit advies. De EDPS adviseert de wetgever met name om:

Minstens in de overweging van de voorgestelde richtlijn en bij voorkeur in een materiële bepaling te verwijzen naar Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 en te stellen dat de bepalingen van de voorgestelde verordening gelden onverminderd de richtlijn respectievelijk de verordening;

Te specificeren welke soort persoonsgegevens kan worden verwerkt op grond van het voorstel overeenkomstig het noodzakelijkheidsbeginsel (inzonderheid met betrekking tot artikelen 6 en 67), te definiëren voor welke doeleinden de persoonsgegevens kunnen worden verwerkt door de verschillende betrokken autoriteiten/entiteiten en nauwkeurige, noodzakelijke en niet-buitensporige bewaarperiodes vast te leggen voor de gegevens voor bovenstaande verwerking;

De bevoegdheid om inspecties ter plaatse te verrichten op grond van artikel 61, lid 2, onder c), en om dwangsommen op te leggen op grond van artikel 56 te beperken tot transactieregisters en andere rechtspersonen die duidelijk sterke banden hebben met de transactieregisters;

Uitdrukkelijk te vermelden dat de internationale overdracht van persoonsgegevens moet gebeuren in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG, duidelijke grenzen in te voeren met betrekking tot de soort persoonsgegevens die kan worden uitgewisseld en de doeleinden te bepalen waarvoor persoonsgegevens kunnen worden uitgewisseld.

Gedaan te Brussel, 19 april 2011.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  COM(2010) 484 def.

(4)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie, (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(6)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie, (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(7)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie, (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(8)  Een derivaat is een contract tussen twee partijen dat gekoppeld is aan de toekomstige waarde of status van het onderliggend element waarnaar het verwijst (bijv. de ontwikkeling van rentevoeten of een valutawaarde).

(9)  Normaal gezien de werknemers aan wie het telefoon- en dataverkeer kan worden toegeschreven, alsmede de ontvangers en andere betrokken gebruikers.

(10)  Zie artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2002/58/EG, (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 45).

(11)  Zie artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2002/58/EG, op voorwaarde dat de beperking in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en proportioneel is ter waarborging van de nationale veiligheid, d.w.z. de staatsveiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, of het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of van onbevoegd gebruik van het elektronische communicatiesysteem als bedoeld in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG. Daartoe kunnen de lidstaten o.a. wetgevingsmaatregelen treffen om gegevens gedurende een beperkte periode te bewaren om de redenen die in dit lid worden genoemd.

(12)  Zie bijv., gevoegde zaken C-92/09 en C-93/09, Volker und Markus Schecke GbR (C-92/09), Hartmut Eifert (C-92/09)/v. Land Hessen, nog niet gepubliceerd in Jurispr., punt 74.

(13)  Overweging 44 stelt bijvoorbeeld dat de transactieregisters onderworpen moeten zijn aan strikte vereisten inzake bewaring van vastleggingen en gegevensbeheer. Artikel 66 luidt als volgt: „Een transactieregister registreert onmiddellijk de overeenkomstig artikel 6 ontvangen informatie en houdt deze bij tot minstens tien jaar na de beëindiging van de desbetreffende contracten. Het transactieregister past procedures voor tijdige en efficiënte gegevensregistratie toe teneinde wijzigingen van geregistreerde informatie te documenteren.” Artikel 67 bepaalt verder dat „een transactieregister (…) de nodige informatie ter beschikking” stelt van de EAEM en verschillende andere bevoegde autoriteiten.

(14)  De uitdrukkingen „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” kan uiteenlopende informatie omvatten, waaronder de duur, het tijdstip of het volume van een communicatie, het gebruikte protocol, de locatie van de eindapparatuur van de verzender of de ontvanger, het netwerk waarop de communicatie begint of eindigt, het begin, het einde of de duur van de verbinding of zelfs de lijst van bezochte websites en de inhoud van de communicatie zelf, indien deze wordt geregistreerd. Voor zover ze betrekking hebben op geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen, vormen al deze gegevens persoonsgegevens.

(15)  Zie artikel 6, lid 1, onder c), van Richtlijn 95/46/EG en artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 45/2001. Er moet ook worden overwogen of er specifieke beschermingen kunnen worden ingevoerd om te voorkomen dat gegevens met betrekking tot oprecht privaat gebruik worden opgeslagen en verwerkt.

(16)  Het feit dat artikel 56, lid 1, onder c), de Commissie toestaat om, op verzoek van de EAEM, dwangsommen op te leggen aan personen die werken bij of voor een transactieregister of banden hebben met een transactieregister teneinde hen te dwingen zich te onderwerpen aan een onderzoek dat is ingesteld door de EAEM ingevolge artikel 61, lid 2, kan (onbedoeld) iets anders laten verstaan.

(17)  Zoals reeds aangehaald vestigt de e-privacy-richtlijn het algemene beginsel dat verkeersgegevens moeten worden gewist of anoniem gemaakt zodra ze niet meer nodig zijn voor het doorzenden van de communicatie. Dergelijke gegevens mogen slechts worden verwerkt voor zover dat nodig is voor de facturering en voor interconnectiebetalingen. De verwerking is slechts toegestaan tot aan het einde van de termijn waarbinnen de rekening in rechte kan worden aangevochten of de betaling kan worden afgedwongen. Iedere afwijking van dit beginsel is slechts toegestaan wanneer deze in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en proportioneel zijn en dienen voor specifieke doeleinden van nationale veiligheid d.w.z. de staatsveiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, of het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of van onbevoegd gebruik van het elektronische communicatiesysteem.

(18)  De Italiaanse grondwet vereist bijvoorbeeld dat iedere verstoring van de geheimhouding van correspondentie, waaronder toegang tot verkeersgegevens zonder onthulling van de inhoud van de communicatie, moet worden bevolen of goedgekeurd door iemand van de rechterlijke macht.

(19)  Een soortgelijke vereiste is ingevoerd in de gewijzigde versie van het voorstel inzake ratingbureaus, waarover het Europees Parlement in december 2010 heeft gestemd.

(20)  Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), (PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16).

(21)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(22)  Gezien Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's), (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(23)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus, (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

(24)  Voorstel van 30 april 2009 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen en tot wijziging van de Richtlijnen 2004/39/EG en 2009/…/EG, COM (2009) 207.

(25)  Voorstel van 2 juni 2010 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, COM(2010) 289.

(26)  Voorstel van 15 september 2010 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps, COM (2010) 482.

(27)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de energiemarkt, COM (2010) 726.

(28)  Zie bijvoorbeeld artikel 12, lid 2, van de richtlijn inzake marktmisbruik vermeld in voetnoot 20. Zie ook artikel 50 van de MiFID-richtlijn, vermeld in voetnoot 21.

(29)  Artikel 37 van het voorstel inzake ratingbureaus geeft de Commissie bijvoorbeeld het recht om de bijlagen bij de verordening, waarin nader bepaald is welke eisen inzake de bewaring van vastleggingen worden opgelegd aan ratingbureaus, te wijzigen. Zie ook overweging 10 van het voorstel inzake ratingbureaus waarin wordt verwezen naar bevoegdheid van de EAEM om niet-bindende richtsnoeren betreffende aangelegenheden in verband met de toepassing van de verordening uit te geven en te actualiseren.

(30)  Artikel 6, lid 4, van het voorstel delegeert aan de Commissie de bevoegdheden om voor de verschillende klassen van derivaten de gegevens en het type contracten te bepalen en preciseert dat de rapporten minstens de volgende informatie moeten bevatten. a) de partijen bij het contract en, voor zover verschillend, de begunstigde van de eruit voortkomende rechten en verplichtingen passend worden vastgesteld; en b) dat de hoofdkenmerken van het contract, waaronder het type, de onderliggende waarde, de looptijd en de notionele waarde worden gerapporteerd.

(31)  Zie toelichting, blz. 11. Artikel 67 maakt deze verplichting concreet door te stellen dat het transactieregister de nodige informatie ter beschikking moet stellen van een aantal entiteiten, met name de EAEM, de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op ondernemingen die onder de rapporteringsplicht vallen, de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op CTP's, de relevante centrale banken van de ESCB.

(32)  Zie bijv. het advies van de EDPS van 6 januari 2010 inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen, (PB C 101 van 20.4.2010, blz. 1).

(33)  Artikel 20, lid 3, luidt als volgt: „Onverminderd zaken die onder het strafrecht vallen, mogen de bevoegde autoriteiten, de EAEM, andere instanties of natuurlijke of rechtspersonen dan de bevoegde autoriteiten die ingevolge deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen deze (wanneer het om bevoegde autoriteiten gaat) uitsluitend gebruiken bij de vervulling van hun taken en voor de uitoefening van hun functies binnen het toepassingsgebied van deze verordening of (wanneer het om andere autoriteiten, instanties of natuurlijke of rechtspersonen gaat) voor het doel waarvoor die informatie aan hen verstrekt is en/of in het kader van administratieve of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze functies verband houden. Als de EAEM, de bevoegde autoriteit of andere autoriteit, instantie of persoon die de informatie heeft verstrekt daarin toestemt, mag de ontvangende autoriteit de informatie evenwel voor andere doeleinden gebruiken”.

(34)  Een soortgelijke specificatie is ingevoerd in de gewijzigde versie van het voorstel inzake ratingbureaus, waarover het Europees Parlement in december 2010 heeft gestemd.

(35)  Zie artikel 6, lid 1, onder b), van Richtlijn 95/46/EG en artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 45/2001.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/17


Mededeling van de Commissie met betrekking tot de instantie die bevoegd is echtheidscertificaten af te geven in het kader van Verordening (EG) nr. 620/2009

2011/C 216/05

Bij Verordening (EG) nr. 617/2009 van de Raad van 13 juli 2009, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie L 182 van 15 juli 2009, is een invoertariefcontingent geopend voor rundvlees van hoge kwaliteit.

In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 620/2009 van de Commissie van 13 juli 2009 is bepaald dat een echtheidscertificaat moet worden overgelegd om de in het kader van dit contingent ingevoerde producten in het vrije verkeer te kunnen brengen.

De volgende instantie is bevoegd om echtheidscertificaten in het kader van deze verordening af te geven.

Ministry of Agriculture and Forestry

Pastoral House

25 The Terrace

Wellington

NEW ZEALAND

Postadres

Ministry of Agriculture and Forestry

PO Box 2526

Wellington 6140

NEW ZEALAND

Tel. +64 48940100

Fax +64 48940720

E-mail: nzfsa.info@maf.govt.nz

Internet: http://www.maf.govt.nz


22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/18


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6151 — PetroChina/INEOS/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 216/06

Op 13 mei 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6151. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/19


REGELING INZAKE DE TOEGANG VAN HET PUBLIEK TOT DOCUMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Besluit van het Bureau van 28 november 2001 (1)  (2)  (3)  (4)

2011/C 216/07

HET BUREAU,

Gezien artikel 15, lid 3, van het VWEU,

Gezien Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met name de artikelen 11, 12 en 18,

Gezien artikel 23, leden 2 en 12, artikel 103, lid 1, en artikel 104 van het Reglement van het Parlement,

Overwegende dat de algemene beginselen voor de toegang tot documenten overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het VWEU zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001,

Overwegende dat het Europees Parlement overeenkomstig het oude artikel 255, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 zijn Reglement heeft aangepast bij besluit van 13 november 2001,

Overwegende dat het Bureau overeenkomstig artikel 104, leden 2, 3 en 4, van het Reglement van het Europees Parlement is belast met de vaststelling van de regels voor invoering van het documentenregister, de vaststelling van de wijze van toegang en de aanwijzing van de organen die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de verzoeken om toegang,

Overwegende dat de maatregelen met betrekking tot de vergoeding voor de afgifte van documenten moeten worden aangepast aan de bepalingen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 teneinde de aanvullende kosten aan te geven die door de verzoeker moeten worden betaald voor de afgifte van omvangrijke documenten,

Overwegende dat het wenselijk is de maatregelen inzake de werking van het documentenregister van het Europees Parlement in één enkel besluit op te nemen teneinde de transparantie ten opzichte van de burger te vergroten,

Overwegende dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 geen rekening mag worden gehouden met de kwaliteit van de verzoeker en dat uit hoofde van deze verordening goedgekeurde besluiten een „erga omnes”-effect hebben. De leden en het personeel van de instellingen hebben speciale toegangsrechten, die erkend zijn in het Reglement van het Parlement, het Financieel Reglement, Verordening (EG) nr. 45/2001 en het statuut van de ambtenaren en waarvan zij gebruik kunnen maken in plaats van een beroep te doen op Verordening (EG) nr. 1049/2001,

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 en dit besluit ook niet de toegang tot en de overdracht van documenten tussen de instellingen regelen, die het onderwerp van interinstitutionele akkoorden zijn,

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 betrekking heeft op de toegang tot bestaande documenten en dat verzoeken om informatie volgens andere bepalingen behandeld moeten worden,

Overwegende dat het Bureau met zijn besluit van 8 maart 2010 een nieuwe lijst heeft goedgekeurd met categorieën documenten van het Europees Parlement die rechtstreeks toegankelijk zijn,

Overwegende dat technische wijzigingen nodig zijn in het licht van de ervaring die de laatste jaren binnen de instelling is opgedaan, en de ontwikkeling van de internetsite van het Parlement,

BESLUIT:

TITEL I

ELEKTRONISCH DOCUMENTENREGISTER (EDR)

Artikel 1

Invoering

1.   Het elektronisch documentenregister (EDR) wordt ingevoerd voor de documenten van het Europees Parlement.

2.   Dit documentenregister bevat de referenties van de documenten die door de instelling zijn opgesteld of ontvangen (behoudens het bepaalde in het volgende lid) vanaf de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 (5).

3.   Op grond van artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 is het niet noodzakelijk via het EDR documenten beschikbaar te stellen die het Europees Parlement van andere instellingen heeft ontvangen en die al gemakkelijk toegankelijk zijn via het elektronische register van de betrokken instelling. Het EDR bevat een link naar het register van de oorspronkelijke instelling.

4.   Deze referenties vormen het „documentaire identiteitsbewijs” dat niet alleen de bij artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vereiste gegevens bevat, maar ook en voor zover mogelijk de gegevens waarmee kan worden geïdentificeerd wie de verstrekker van elk document is, in welke talen het beschikbaar is, wat de status van het document is, om welke categorie document het gaat en waar het document is opgeslagen.

Artikel 2

Doelstellingen

Het EDR dient de volgende doelstellingen:

identificatie van documenten door middel van een uniform referentiesysteem,

rechtstreekse toegang tot documenten, met name wetgevingsdocumenten,

informatie wanneer documenten op grond van de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 niet langs elektronische weg rechtstreeks toegankelijk zijn.

Artikel 3

Werking

De eenheid „Transparantie — toegang van het publiek tot documenten en betrekkingen met belangenvertegenwoordigers” (hierna de bevoegde dienst te noemen) is verantwoordelijk voor:

de controle op de registratie van door het Parlement opgestelde of ontvangen documenten in het EDR,

de ontvangst en de behandeling van de verzoeken om toegang in schriftelijke of elektronische vorm binnen een eventueel te verlengen termijn van vijftien werkdagen,

de verzending van een ontvangstbevestiging,

de bijstand aan de verzoeker met het oog op nadere precisering van de inhoud van diens verzoek, en het overleg met de verzoeker bij verzoeken om zeer lange of complexe documenten,

het vergemakkelijken van de toegang van de verzoeker tot reeds gepubliceerde documenten,

de coördinatie van het antwoord met de dienst die het document heeft opgesteld of in bezit heeft, of de bevoegde persoon wanneer het verzoek betrekking heeft op een document dat niet in het register is opgenomen of wanneer het verzoek betrekking heeft op een document dat is onderworpen aan de beperkingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001,

de raadpleging van derden overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

Artikel 4

Opneming van documenten in het EDR

1.   De referenties naar de documenten worden in het EDR opgenomen volgens de door de secretaris-generaal vastgestelde instructies, die een maximale traceerbaarheid van de documenten waarborgen. De omvang van het EDR wordt geleidelijk uitgebreid en daarvan wordt melding gemaakt op de homepage van het EDR op de Europarl-site.

2.   Hiertoe worden de documenten van het Europees Parlement, als omschreven in artikel 104, lid 2, van zijn Reglement, in het EDR opgenomen onder verantwoordelijkheid van het orgaan of de dienst waardoor het document is opgesteld.

3.   De in het kader van de wetgevingsprocedure of de parlementaire arbeid opgestelde documenten worden in het EDR opgenomen zodra zij zijn gedeponeerd of openbaar gemaakt.

4.   De andere documenten die onder de bevoegdheid van de administratieve diensten van het secretariaat-generaal van het Europees Parlement vallen, worden, voor zover mogelijk, volgens de instructies van de secretaris-generaal in het EDR opgenomen.

5.   De referenties naar documenten die afkomstig zijn van een derde in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, worden door de dienst waarvoor de documenten bestemd zijn in het EDR opgenomen.

Artikel 5

Rechtstreeks toegankelijke documenten

1.   Behoudens de beperkingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 moeten alle door het Europees Parlement in het kader van de wetgevingsprocedure opgestelde of ontvangen documenten in elektronische vorm voor de burger toegankelijk zijn.

2.   Het Europees Parlement maakt alle wetgevingsdocumenten in de zin van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 elektronisch toegankelijk via het EDR of de Europarl-site.

3.   De categorieën rechtstreeks toegankelijke documenten worden vermeld in een door het Bureau goedgekeurde lijst die op de Europarl-site wordt gepubliceerd. Deze lijst houdt geen beperking in van het recht op toegang tot documenten die niet tot de genoemde categorieën behoren; deze kunnen op schriftelijk verzoek toegankelijk worden gemaakt.

Artikel 6

Op verzoek toegankelijke documenten

1.   Behoudens de beperkingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 zijn de door het Europees Parlement buiten het kader van de wetgevingsprocedure opgestelde of ontvangen documenten, voor zover mogelijk, via het EDR voor de burger rechtstreeks toegankelijk.

2.   Wanneer de opneming van een document in het EDR geen rechtstreekse toegang tot de integrale tekst mogelijk maakt, hetzij omdat het document niet in elektronische vorm beschikbaar is, hetzij ter toepassing van de uitzonderingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, kan de verzoeker schriftelijk of met gebruikmaking van het op de EDR-site op Europarl beschikbare elektronische formulier om toegang tot het document verzoeken.

3.   De documenten die door het Parlement vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1049/2001 zijn opgesteld of ontvangen en derhalve niet in het EDR zijn opgenomen, zijn op schriftelijk of elektronisch verzoek toegankelijk, behoudens de beperkingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van bovengenoemde verordening.

4.   Het Parlement verleent burgers online-ondersteuning met betrekking tot de indiening van een verzoek om toegang tot een document.

TITEL II

INITIËLE VERZOEKEN

Artikel 7

Verzoeken die onder deze regeling vallen

Deze regeling geldt voor elk verzoek om toegang tot een document van het Europees Parlement dat wordt gedaan met behulp van het op de EDR-site beschikbare formulier of onder uitdrukkelijke verwijzing naar het recht op toegang tot documenten, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1049/2001. Onder deze regeling vallen evenwel geen verzoeken die berusten op een speciaal toegangsrecht, zoals met name bepaald in het Reglement van het Parlement, het Financieel Reglement, Verordening (EG) nr. 45/2001 betreffende de bescherming van persoonsgegevens en het statuut van de ambtenaren.

Artikel 8

Indiening van verzoeken om toegang

1.   Verzoeken om toegang tot een document van het Europees Parlement kunnen schriftelijk, per fax of in elektronische vorm in een van de in artikel 342 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde talen worden ingediend.

2.   Voor de indiening van een verzoek in elektronische vorm wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het op de EDR-site beschikbare elektronische formulier en het online-hulpsysteem dat is opgezet om de indiening van een dergelijk verzoek te vergemakkelijken.

3.   Het verzoek moet voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd en met name die gegevens bevatten die het mogelijk maken het (de) gevraagde document(en) te identificeren, alsmede de naam en het adres van de verzoeker.

4.   Indien een verzoek niet nauwkeurig genoeg is, vraagt de instelling overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 de verzoeker om nadere precisering en is zij hem hierbij behulpzaam.

Artikel 9

Behandeling van initiële verzoeken

1.   Alle verzoeken om toegang tot een bij het Parlement berustend document worden op de dag van hun registratie doorgestuurd naar de bevoegde dienst, die de ontvangst bevestigt, het antwoord opstelt en het document binnen de gestelde termijn toegankelijk maakt.

2.   Wanneer het verzoek betrekking heeft op een door het Parlement opgesteld document waarvoor een van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 geldt, of wanneer het gevraagde document moet worden geïdentificeerd en opgespoord, richt de bevoegde dienst zich tot de dienst of het orgaan die (dat) het document heeft opgesteld en die (dat) binnen vijf werkdagen voorstelt welk gevolg hieraan moet worden gegeven.

Artikel 10

Raadpleging van derden

1.   Wanneer een verzoek betrekking heeft op documenten van derden, gaat de bevoegde dienst, eventueel in overleg met de dienst die de gevraagde documenten in bezit heeft, na of een van de uitzonderingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing is.

2.   Indien na dit onderzoek wordt vastgesteld dat de toegang tot de gevraagde documenten op grond van een van uitzonderingen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 moet worden geweigerd, wordt het negatieve antwoord aan de verzoeker toegestuurd zonder raadpleging van de derde die opsteller van de documenten is.

3.   De bevoegde dienst geeft zonder raadpleging van de derde die opsteller van het document is, een gunstig gevolg aan een verzoek wanneer:

het gevraagde document door de opsteller al openbaar is gemaakt op grond van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 of soortgelijke bepalingen;

(eventueel gedeeltelijke) openbaarmaking van de inhoud van het document kennelijk geen afbreuk doet aan een van de belangen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

4.   In alle andere gevallen worden de derden geraadpleegd en beschikken over een termijn van vijf werkdagen om hun mening kenbaar te maken, teneinde te bepalen of een van de uitzonderingen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing is.

5.   Wanneer een antwoord binnen de gestelde termijn uitblijft of wanneer de derde onvindbaar is of niet kan worden geïdentificeerd, neemt het Europees Parlement overeenkomstig de uitzonderingsregeling als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 een besluit, waarbij het op basis van de informatie waarover het beschikt, rekening houdt met de legitieme belangen van de derde.

Artikel 11

Beantwoordingstermijn

1.   Wordt toegang tot een document verleent, verstrekt de bevoegde dienst het gevraagde document binnen een termijn van vijftien werkdagen na registratie van het verzoek.

2.   Indien het Parlement geen toegang tot het gevraagde document kan verlenen, deelt het de verzoeker schriftelijk de redenen voor volledige of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek mede, waarbij het hem attendeert op zijn recht om een confirmatief verzoek in te dienen.

3.   In dat geval kan de verzoeker binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het antwoord een confirmatief verzoek indienen.

4.   In uitzonderlijke gevallen, wanneer het verzoek betrekking heeft op een zeer lang document of op een zeer groot aantal documenten, kan de in lid 1 genoemde termijn met vijftien werkdagen worden verlengd, mits de verzoeker daarvan tevoren in kennis wordt gesteld met nauwkeurige vermelding van de redenen daarvoor.

5.   Bij uitblijven van een antwoord van de instelling binnen de voorgeschreven termijn heeft de verzoeker het recht een confirmatief verzoek in te dienen.

Artikel 12

Bevoegd gezag

1.   Overeenkomstig artikel 104, leden 4 en 6, van het Reglement worden aan het Europees Parlement gerichte initiële verzoeken behandeld door de secretaris-generaal, die optreedt op gezag van de ondervoorzitter die is belast met het toezicht op de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten.

2.   Positieve antwoorden op initiële verzoeken worden door de secretaris-generaal of door de bevoegde dienst, die optreedt op gezag van de secretaris-generaal, aan de verzoeker toegezonden.

3.   Elke afwijzing van een initieel verzoek moet naar behoren met redenen zijn omkleed. Het besluit tot afwijzing wordt genomen door de secretaris-generaal op voorstel van de bevoegde dienst en na raadpleging van de opsteller van het document. Besluiten tot afwijzing worden ter informatie toegezonden aan de verantwoordelijke ondervoorzitter.

4.   Op elk moment kan de secretaris-generaal of de bevoegde dienst aan de juridische dienst en/of de functionaris voor de gegevensbescherming een vraag voorleggen over het gevolg dat moet worden gegeven aan een verzoek om toegang.

TITEL III

CONFIRMATIEVE VERZOEKEN

Artikel 13

Indiening

1.   Confirmatieve verzoeken moeten worden ingediend binnen vijftien werkdagen, hetzij na ontvangst van het antwoord waarbij het verzoek om toegang tot het gevraagde document volledig of gedeeltelijk wordt afgewezen, hetzij bij uitblijven van een antwoord op het initiële verzoek, na het verstrijken van de beantwoordingstermijn.

2.   Het confirmatieve verzoek moet voldoen aan de formele eisen die in artikel 8 van het onderhavige besluit worden gesteld aan initiële verzoeken.

Artikel 14

Behandeling en raadplegingen

1.   De confirmatieve verzoeken worden geregistreerd en de eventuele raadplegingen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 9 en 10 van dit besluit.

2.   Binnen vijftien werkdagen na registratie van het verzoek verleent het Parlement toegang tot het document of deelt het schriftelijk of langs elektronische weg de redenen mee voor de volledige of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek.

3.   In uitzonderlijke gevallen, wanneer het verzoek betrekking heeft op een zeer lang document of op een zeer groot aantal documenten, kan de in het vorige lid bedoelde termijn met vijftien werkdagen worden verlengd, mits de verzoeker daarvan tevoren in kennis wordt gesteld met nauwkeurige vermelding van de redenen daarvoor.

Artikel 15

Bevoegd gezag

1.   Het Bureau van het Parlement is belast met de beantwoording van confirmatieve verzoeken. De ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten, beslist over confirmatieve verzoeken namens en op gezag van het Bureau.

2.   De ondervoorzitter is gehouden het Bureau van zijn besluit in kennis te stellen op de eerste vergadering van het Bureau na het nemen van het besluit en de kennisgeving aan de verzoeker. Indien hij dit nodig oordeelt, kan de ondervoorzitter het Bureau binnen de gestelde termijn een ontwerpbesluit voorleggen, met name indien het antwoord principiële vragen opwerpt over het transparantiebeleid van het Europees Parlement. Het besluit van het Bureau is bepalend voor het antwoord dat de ondervoorzitter de verzoeker geeft.

3.   De ondervoorzitter en het Bureau besluiten op basis van een voorstel dat is opgesteld door de bevoegde dienst op last van de secretaris-generaal. Deze dienst kan het advies inwinnen van de functionaris voor de gegevensbescherming, die binnen drie werkdagen advies uitbrengt.

4.   Het ontwerpantwoord kan aan een voorafgaand onderzoek worden onderworpen door de juridische dienst, die binnen drie werkdagen advies uitbrengt.

Artikel 16

Beroepsmogelijkheden

1.   Indien het Europees Parlement een verzoek om toegang volledig of gedeeltelijk afwijst, attendeert de instelling de verzoeker op de beroepsmogelijkheden die hem openstaan, namelijk beroep op de rechter tegen de instelling of een klacht bij de ombudsman, onder de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 263 en 228 van het VWEU.

2.   Uitblijven van een antwoord binnen de voorgeschreven termijn geldt als een afwijzend antwoord en geeft de verzoeker het recht beroep in te stellen of een klacht in te dienen onder de in het vorige lid gestelde voorwaarden.

TITEL IV

OPNEMING IN HET EDR EN TOEGANG TOT GEVOELIGE DOCUMENTEN

Artikel 17

Opneming van gevoelige documenten in het EDR

1.   Gevoelig documenten in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 worden in het EDR opgenomen, als de instantie waarvan zij afkomstig zijn, daartoe toestemming verleent. Het is de taak van de personen of organen in het Europees Parlement die het gevoelige document van een derde ontvangen, aan te geven welke referenties in het documentenregister kunnen worden opgenomen. Deze personen of organen laten zich adviseren door de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor de behandeling van de verzoeken om toegang tot documenten, de secretaris-generaal of, eventueel, de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie.

2.   Alle door het Parlement opgestelde documenten die betrekking hebben op een gevoelig document worden slechts na toestemming van de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor de behandeling van de verzoeken om toegang tot documenten, in het EDR opgenomen. De aan een dergelijk document toegekende referenties worden op dezelfde voorwaarden vastgesteld als de in het vorige lid bedoelde referenties.

Artikel 18

Behandeling van verzoeken om toegang

De secretaris-generaal doet het verzoek om toegang tot een gevoelig document toekomen aan de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor de behandeling van de verzoeken om toegang tot documenten; bij deze laatste berust de beantwoording van een initieel verzoek. De beantwoording van een confirmatief verzoek berust bij het Bureau, dat deze taak kan delegeren aan de voorzitter. De verantwoordelijke ondervoorzitter en het Bureau of de voorzitter laten zich adviseren door de secretaris-generaal of eventueel de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie. Voor een dergelijk verzoek gelden dezelfde registratievoorwaarden en termijnen als voor andere verzoeken om toegang.

Artikel 19

Bevoegde personen

De personen die bevoegd zijn om tijdens de behandeling van verzoeken om toegang tot gevoelige documenten kennis te nemen van de documenten zijn: de voorzitter van het Parlement, de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten, de voorzitter van de direct betrokken parlementaire commissie, de secretaris-generaal en het naar behoren gemachtigde personeel van de bevoegde dienst, tenzij met de andere instellingen gesloten overeenkomsten voorzien in een speciale machtiging.

Artikel 20

Bescherming van gevoelige documenten

Voor gevoelige documenten gelden strenge veiligheidsregels teneinde de vertrouwelijke behandeling binnen de instelling te waarborgen. In deze regels wordt rekening gehouden met de interinstitutionele akkoorden.

TITEL V

AFGIFTE VAN DOCUMENTEN

Artikel 21

Kosten

1.   In aanvulling op artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan de verzoeker, als de gevraagde documenten meer dan twintig bladzijden omvatten, een vergoeding van 0,10 euro per bladzijde in rekening worden gebracht, verhoogd met de portokosten. De kosten voor andere dragers worden per geval vastgesteld en mogen een redelijk bedrag niet overschrijden.

2.   Gepubliceerde documenten vallen niet onder het onderhavige besluit. Voor deze documenten blijft het eigen tariefstelsel van kracht.

TITEL VI

TOEPASSING

Artikel 22

Toepassing

Dit besluit is van toepassing met inachtneming van en onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en van het Reglement van het Parlement.

Artikel 23

Herziening

Dit besluit wordt ten minste bij elke herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 opnieuw geëvalueerd.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie  (6).


(1)  PB C 374 van 29.12.2001, blz. 1.

(2)  Geconsolideerd door het Bureau op 3 mei 2004.

(3)  Door het Bureau gewijzigd op 26 september 2005 en gepubliceerd in het PB C 289 van 22.11.2005, blz. 6.

(4)  Door het Bureau gewijzigd op 22 juni 2011 en gepubliceerd in het PB C 216 van 22.7.2011, blz. 19.

(5)  D.w.z. 3 december 2001.

(6)  D.w.z. 29 december 2001, 22 november 2005 en 22 juli 2011.


Europese Commissie

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/25


Wisselkoersen van de euro (1)

21 juli 2011

2011/C 216/08

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4222

JPY

Japanse yen

112,09

DKK

Deense kroon

7,4542

GBP

Pond sterling

0,87870

SEK

Zweedse kroon

9,1008

CHF

Zwitserse frank

1,1690

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,7750

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,411

HUF

Hongaarse forint

267,93

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7094

PLN

Poolse zloty

3,9955

RON

Roemeense leu

4,2560

TRY

Turkse lira

2,3793

AUD

Australische dollar

1,3246

CAD

Canadese dollar

1,3447

HKD

Hongkongse dollar

11,0832

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6579

SGD

Singaporese dollar

1,7237

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 500,67

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,7335

CNY

Chinese yuan renminbi

9,1817

HRK

Kroatische kuna

7,4552

IDR

Indonesische roepia

12 154,10

MYR

Maleisische ringgit

4,2638

PHP

Filipijnse peso

60,641

RUB

Russische roebel

39,7000

THB

Thaise baht

42,538

BRL

Braziliaanse real

2,2188

MXN

Mexicaanse peso

16,5622

INR

Indiase roepie

63,2950


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/26


Bijwerking van de lijst van verblijfstitels bedoeld in artikel 2, punt 15, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB C 247 van 13.10.2006, blz. 1; PB C 153 van 6.7.2007, blz. 5; PB C 192 van 18.8.2007, blz. 11; PB C 271 van 14.11.2007; blz. 14, PB C 57 van 1.3.2008, blz. 31; PB C 134 van 31.5.2008, blz. 14; PB C 207 van 14.8.2008, blz. 12; PB C 331 van 21.12.2008, blz. 13; PB C 3 van 8.1.2009, blz. 5; PB C 64 van 19.3.2009, blz. 15; PB C 198 van 22.8.2009, blz. 9; PB C 239 van 6.10.2009, blz. 2; PB C 298 van 8.12.2009, blz. 15; PB C 308 van 18.12.2009, blz. 20; PB C 35 van 12.2.2010, blz. 5; PB C 82 van 30.3.2010, blz. 26; PB C 103 van 22.4.2010, blz. 8; PB C 108 van 7.4.2011, blz. 6; PB C 157 van 27.5.2011, blz. 5; PB C 201 van 8.7.2011, blz. 1)

2011/C 216/09

De publicatie van de lijst van verblijfstitels bedoeld in artikel 2, punt 15, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 34 van de Schengengrenscode.

Naast de publicatie in het PB wordt de lijst maandelijks bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.

ITALIË

Vervanging van de informatie die is gepubliceerd in PB C 201 van 8.7.2011

1.   Verblijfstitels volgens het uniforme model

Tijdelijke verblijfsvergunning, waarvan de geldigheidsduur varieert van 3 maanden tot maximaal 3 jaar. Deze wordt versterkt om de volgende redenen:

Affidamento (Afgegeven aan een buitenlands kind dat tijdelijk geen geschikte gezinsomgeving heeft)

Motivi umanitari (della durata superiore ai tre mesi) Humanitaire gronden (langer dan drie maanden geldig)

Motivi religiosi (Religieuze gronden)

Studio (Studiedoeleinden)

Missione (Afgegeven aan vreemdelingen die Italië zijn binnengekomen met een „dienstreis”-visum voor een tijdelijk verblijf)

Asilo politico (politiek asiel)

Apolidia (Voor staatlozen)

Tirocinio formazione professionale (Beroepsopleiding: afwisselend werken en leren)

Riacquisto cittadinanza italiana (Afgegeven aan een vreemdeling die in afwachting is van de toekenning of erkenning van het Italiaans staatsburgerschap)

Ricerca scientifica (Wetenschappelijk onderzoek)

Attesa occupazione (In afwachting van een arbeidsovereenkomst)

Lavoro autonomo (Zelfstandige)

Lavoro subordinato (Werk)

Lavoro subordinato stagionale (Seizoensarbeider)

Famiglia (Familie)

Famiglia minore 14-18 (Verblijfsvergunning voor minderjarig kind van 14-18 jaar)

Volontariato (Vrijwilligerswerk)

Protezione sussidiaria (permesso di soggiorno rilasciato ai sensi del D.L. n. 251 del 19 novembre2007 in recepimento della Direttiva n. 83/2004/CE). Subsidiaire bescherming (verblijfsvergunning die wordt verstrekt overeenkomstig Decreet nr. 251 van 19 november 2007 tot omzetting van Richtijn nr. 83/2004/EG

Permesso di soggiorno CE per lungo soggiornanti con una validità permanente (EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met permanente geldigheid)

2.   Alle andere aan onderdanen van derde landen afgegeven documenten die gelijkwaardig zijn aan een verblijfsvergunning

Verblijfsvergunningen in papieren vorm (op basis van de nationale wetgeving) waarvan de geldigheidsduur kan variëren van minder dan 3 maanden tot zo lang als nodig is.

Carta di soggiorno con validità permanente e rilasciata prima dell'entrata in vigore del decreto legislativo 8 gennaio 2007, n. 3 che attua la direttiva 2003/109/CE per i soggiornanti di lungo periodo, equiparata dal decreto legislativo al permesso di soggiorno CE per i soggiornanti di lungo periodo (Permanente verblijfskaart, afgegeven voor de inwerkingtreding van Wetgevingsdecreet nr. 3 van 8 januari 2007 is in overeenstemming met Richtlijn 2003/109/EG en wordt bij het wetgevingsdecreet gelijkgesteld met de EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

Carta di soggiorno per familiari di cittadini dell'UE che sono i cittadini di paesi terzi con validità fino a cinque anni (Verblijfskaart voor familieleden van EU-burgers die onderdaan zijn van een derde land — maximaal vijf jaar geldig)

Carta d'identità M.A.E.: (Identiteitsbewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken)

Mod. 1 (blu) Corpo diplomatico accreditato e consorti titolari di passaporto diplomatico (Model 1 (blauw): geaccrediteerde leden van het corps diplomatique en hun echtgeno(o)t(e) die houder zijn van een diplomatiek paspoort)

Mod. 2 (verde) Corpo consolare titolare di passaporto diplomatico (Model 2 (groen): leden van het consulair corps die houder zijn van een diplomatiek paspoort)

Mod. 3 (Orange) Funzionari II FAO titolari di passaporto diplomatico, di servizio o ordinario (Model 3 (oranje): FAO-functionarissen van categorie II, die houder zijn van een gewoon, diplomatiek of dienstpaspoort)

Mod. 4 (Orange) Impiegati tecnico-amministrativi presso Rappresentanze diplomatiche titolari di passaporto di servizio (Model 4 (oranje): leden van het technisch en administratief personeel van de diplomatieke vertegenwoordigingen die houder zijn van een dienstpaspoort)

Mod. 1 (blu) Corpo diplomatico accreditato e consorti titolari di passaporto diplomatico (Model 5 (oranje): consulair personeel dat houder is van een dienstpaspoort)

Mod. 7 (grigio) Personale di servizio presso Rappresentanze diplomatiche titolare di passaporto di servizio (Model 7 (grijs): dienstpersoneel van diplomatieke vertegenwoordigingen dat houder is van een dienstpaspoort)

Mod. 8 (grigio) Personale di servizio presso Rappresentanze Consolari titolare di passaporto di servizio (Model 8 (grijs): dienstpersoneel van consulaire vertegenwoordigingen dat houder is van een dienstpaspoort)

Mod. 11 (beige) Funzionari delle Organizzazioni internazionali, Consoli Onorari, impiegati locali, personale di servizio assunto all'estero e venuto al seguito, familiari Corpo Diplomatico e Organizzazioni Internazionali titolari di passaporto ordinario (Model 11 (beige): functionarissen van internationale organisaties, honoraire consuls, plaatselijke werknemers, in het buitenland aangeworven dienstpersoneel dat zijn werkgever is gevolgd, familieleden van leden van het corps diplomatique en van internationale organisaties die houder zijn van een gewoon paspoort)

NB: De modellen 6 (oranje) en 9 (groen) voor, respectievelijk, personeel van internationale organisaties dat geen enkele vorm van onschendbaarheid geniet en buitenlandse honoraire consuls worden niet langer afgegeven en zijn vervangen door model 11. Deze documenten blijven echter geldig tot de op die documenten vermelde geldigheidsduur is verstreken.

Op de achterzijde van identiteitskaarten wordt het volgende vermeld: de houder van deze identiteitskaart hoeft niet in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning en heeft met deze kaart en een geldig reisdocument toegang tot alle Schengenstaten.

Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de Europese Unie.


22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/29


Door de lidstaten meegedeelde informatie over staatssteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

2011/C 216/10

Steun nr.: SA.33161 (11/XA)

Lidstaat: Nederland

Regio: Noord-Brabant

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Subsidieverlening project „Fosfaat, natuur en landbouw”

Rechtsgrondslag:

Algemene wet bestuursrecht

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007 (provincie Noord-Brabant)

Tijdelijke subsidieregeling inrichting landelijk gebied

Beschikking betreffende de toekenning van een subsidie voor het project „Fosfaat, natuur en landbouw”

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale aan de onderneming verleende ad-hoc steun: 0,09 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: tot 31 december 2013

Doelstelling van de steun: Technische ondersteuning (art. 15 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Veeteelt

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Provincie Noord-Brabant

Brabantlaan 1

Postbus 90151

5200 MC 's-Hertogenbosch

NEDERLAND

Waterschap De Dommel

Bosscheweg 56

Postbus 10001

5280 DA Boxtel

NEDERLAND

Website: http://www.brabant.nl/politiek-en-bestuur/gedeputeerde-staten/bestuursinformatie/bekendmakingen/water/bekendmaking-subsidieverlening-zlto-de-hilver.aspx

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33263 (11/XA)

Lidstaat: Italië

Regio: Lazio

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Intervento contributivo regionale riferito a estirpazioni o capitozzature di piante di actinidia colpite da cancro batterico causato da «Pseudomonas syringae pv. actinidiae».

Rechtsgrondslag: L.R. 16 marzo 2011, n. 2 «Misure di intervento a favore delle piccole e medie imprese agricole per la prevenzione ed eradicazione di fitopatie e infestazioni parassitarie».

DGR del 24 giugno 2011 n. 301, «L.R. 16 marzo 2011, n. 2 “Misure di intervento a favore delle piccole e medie imprese agricole per la prevenzione ed eradicazione di fitopatie e infestazioni parassitarie”. Programma regionale di intervento contributivo riferito a estirpazioni o capitozzature di piante di actinidia …»

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 1 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 21 juli 2011-30 juni 2013

Doelstelling van de steun: Plantenziekten en plagen (art. 10 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Regione Lazio

Dipartimento Istituzionale e Territorio

Direzione regionale Agricoltura

Via C. Colombo 212

00147 Roma RM

ITALIA

Website: http://www.agricoltura.regione.lazio.it

Andere informatie: —


22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/31


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 216/11

Lidstaat

Frankrijk

Betrokken luchtroute

Le Havre–Lyon (Saint-Exupéry)

Datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht worden

De dag volgende op die van de publicatie van deze mededeling

Adres waarop de tekst van en alle relevante informatie en/of documentatie over de openbaredienstverplichtingen kunnen worden verkregen

Arrêté du 14 juin 2011 modifiant l’arrêté du 4 juin 2009 relatif à l’imposition d’obligations de service public sur les services aériens réguliers entre Le Havre et Lyon (Saint-Exupéry) (Besluit van 14 juni 2011 tot wijziging van het besluit van 4 juni 2009 betreffende het opleggen van openbaredienstverplichtingen voor de geregelde luchtdiensten tussen Le Havre en Lyon (Saint-Exupéry))

NOR: DEVA1115672A

http://www.legifrance.gouv.fr/initRechTexte.do

Voor alle inlichtingen:

Direction générale de l’aviation civile

DTA/SDT/T2

50 rue Henry Farman

75720 Paris Cedex 15

FRANCE

Tel. +33 158094321

E-mail: osp-compagnies.dta@aviation-civile.gouv.fr


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/32


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6313 — Ashland/International Specialty Products)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 216/12

1.

Op 14 juli 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Ashland Inc („Ashland”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over International Specialty Products Inc („ISP”, Verenigde Staten) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Ashland: vervaardiging en levering van composietpolymeren, kleefstoffen, proces- en utilitaire waterbehandelingsmiddelen, cellulose-ethers, smeermiddelen en chemicaliën voor de autosector,

ISP: vervaardiging en levering van speciale chemicaliën voor de consumentenmarkt en de industriële markt, met name in de sectoren persoonlijke verzorging, geneesmiddelen en voedingsmiddelen, dranken, huishoudelijke verzorging, coatings en kleefstoffen, energie, landbouw, kunststoffen en banden.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6313 — Ashland/International Specialty Products, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/33


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6276 — AIF VII Euro Holdings/Ascometal)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 216/13

1.

Op 15 juli 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat AIF VII Euro Holdings, L.P. („AIF VII”), een beleggingsfonds dat wordt beheerd door Apollo Management VII L.P., een met Apollo Management L.P. gelieerde onderneming (tezamen, „Apollo”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Ascometal SA (Frankrijk) van Sideris Steel S.A.S., een indirecte dochteronderneming van Lucchini SpA, die deel uitmaakt van OAO Severstal, door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Apollo: investeringen in ondernemingen die actief zijn in verschillende bedrijfstakken over de hele wereld, zoals chemie, cruiselijnvaart, logistieke dienstverlening, papier, verpakkingsmateriaal en vastgoedmakelaardij,

Ascometal: vervaardiging van speciale lange producten van gelegeerd en ongelegeerd staal (halffabrikaten, warmgewalste producten en koudgewalste eindproducten).

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6276 — AIF VII Euro Holdings/Ascometal, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


Top