EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2008_187_R_0078_01

2008/507/EG: Besluit van het Europees Parlement van 24 april 2007 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005
Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005

PB L 187 van 15.7.2008, p. 78–82 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/78


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 24 april 2007

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005

(2008/507/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding betreffende het begrotingsjaar 2005 (1),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005, tezamen met de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 27 februari 2007 (5711/2007 — C6-0080/2007),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 tot oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (4), en met name artikel 12 bis,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0097/2007),

1.

verleent de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2005;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie:

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Harald RØMER


(1)  PB C 266 van 31.10.2006, blz. 28.

(2)  PB C 312 van 19.12.2006, blz. 60.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2051/2004 (PB L 355 van 1.12.2004, blz. 1).

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 24 april 2007

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005 (1),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005, tezamen met de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 27 februari 2007 (5711/2007 — C6-0080/2007),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 tot oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (4), en met name artikel 12 bis,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0097/2007),

A.

overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het per 31 december 2005 afgesloten begrotingsjaar betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen, behoudens gemaakte voorbehouden, wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement op 27 april 2006 de directeur kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2004 (6) en dat het in de tot het kwijtingsbesluit behorende resolutie onder andere:

benadrukt dat het Centrum ervoor dient te zorgen dat de rekeningen volledig zijn en bijbehorend toezicht wordt uitgeoefend op alle activiteiten, waaronder de aan- en verkopen door de personeelskantine;

is bezorgd over de door de Rekenkamer vastgestelde onregelmatigheden in de procedures voor de gunning van contracten; kennis neemt van de door het Centrum genomen maatregelen om herhaling van dergelijke onregelmatigheden te voorkomen; het Centrum verzoekt ervoor te zorgen dat de specificaties van aanbestedingen en de mededingingsregels strikt worden nageleefd;

de noodzaak beklemtoont van billijkheid, openheid en transparantie bij de aanwerving;

Algemene punten die van toepassing zijn op de meerderheid van EU-agentschappen die individuele kwijting vereisen

1.

meent dat het voortdurend toenemende aantal communautaire agentschappen en de activiteiten van enkele ervan slecht lijken te passen in een algemeen beleidskader en dat de taken van bepaalde agentschappen niet altijd een afspiegeling vormen van de werkelijke behoeften van de Europese Unie noch van de verwachtingen van haar burgers; constateert dat de agentschappen in het algemeen niet altijd een goed imago en een goede pers hebben;

2.

verzoekt de Commissie daarom een algemeen beleidskader voor de oprichting van nieuwe communautaire agentschappen vast te stellen, een kosten-batenanalyse voor te leggen voordat een nieuw agentschap wordt opgericht en erop toe te zien dat duplicatie van activiteiten tussen agentschappen of van taken van andere Europese organen wordt vermeden;

3.

roept de Rekenkamer op haar oordeel over de kosten-batenanalyse uit te spreken voordat het Parlement een besluit neemt;

4.

verzoekt de Commissie elke vijf jaar een studie te overleggen over de toegevoegde waarde van ieder bestaand agentschap; verzoekt alle verantwoordelijke instellingen om in geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap de noodzakelijke stappen te nemen om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap te sluiten;

5.

betreurt, gezien het groeiende aantal regelgevende agentschappen, dat de onderhandelingen over het ontwerp van interinstitutioneel akkoord inzake een gemeenschappelijk kader voor deze agentschappen nog niet zijn afgerond; verzoekt de bevoegde diensten van de Commissie, in overleg met de Rekenkamer, alles in het werk te stellen om een dergelijk akkoord zo snel mogelijk te bereiken;

6.

stelt vast dat de begrotingsverantwoordelijkheid van de Commissie nauwere banden van de agentschappen met de Commissie noodzakelijk maakt; roept de Commissie en de Raad ertoe op alle noodzakelijke stappen te ondernemen om de Commissie vóór 31 december 2007 een blokkerende minderheid te geven in de bestuursraden van de regelgevende agentschappen en daar in het geval van nieuwe agentschappen direct bij oprichting in te voorzien;

7.

verzoekt de Rekenkamer, met het oog op een beter inzicht in het gebruik van EU-fondsen door agentschappen, een aanvullend hoofdstuk in haar jaarverslag op te nemen dat is gewijd aan alle agentschappen waarvoor kwijting is vereist in de jaarrekening van de Commissie;

8.

herinnert aan het beginsel volgens hetwelk voor alle communautaire agentschappen, gesubsidieerd of niet, kwijting door het Parlement vereist is, ook wanneer in hun oprichtingsstatuten is voorzien in een kwijtingsautoriteit;

9.

verzoekt de Rekenkamer bij alle agentschappen doelmatigheidscontroles uit te voeren en daarover bij de bevoegde commissies van het Parlement, waaronder de Commissie begrotingscontrole, verslag uit te brengen;

10.

merkt op dat het aantal agentschappen voortdurend toeneemt en dat het gezien de politieke verantwoordelijkheid van de Commissie voor het functioneren van de agentschappen, die veel verder gaat dan eenvoudige logistieke ondersteuning, nog noodzakelijker is geworden dat de directoraten-generaal van de Commissie die belast zijn met de oprichting van en het toezicht op agentschappen een gezamenlijke opstelling tegenover de agentschappen ontwikkelen; is van mening dat een soortgelijke structuur als die welke door de agentschappen is gevormd voor de coördinatie met de betrokken directoraten-generaal een pragmatische stap voorwaarts zou zijn op weg naar een uniforme opstelling van de Commissie in alle zaken met betrekking tot agentschappen;

11.

verzoekt de Commissie de administratieve en technische steun aan de agentschappen uit te breiden in verband met de toenemende complexiteit van de communautaire administratieve regels en technische problemen;

12.

stelt vast dat een disciplinair orgaan bij alle communautaire agentschappen ontbreekt; verzoekt de diensten van de Commissie de noodzakelijke maatregelen te nemen om een dergelijk mechanisme zo snel mogelijk in te voeren;

13.

juicht de aanzienlijke verbeteringen in de coördinatie van de agentschappen toe, die hen in staat stellen terugkerende problemen aan te pakken en efficiënter samen te werken met de Commissie en het Parlement;

14.

is van opvatting dat de oprichting door diverse agentschappen van een gezamenlijke ondersteunende dienst met het oog op aanpassing van hun computersystemen voor financieel beheer aan die van de Commissie, een initiatief is dat moet worden voortgezet en uitgebreid;

15.

roept de agentschappen ertoe op de samenwerking en benchmarking met andere spelers in het veld te verbeteren; spoort de Commissie ertoe aan de maatregelen te nemen die zij dienstig acht om de agentschappen te helpen hun imago te verbeteren en de zichtbaarheid van hun activiteiten te verhogen;

16.

roept de Commissie op een voorstel te doen voor harmonisering van de indeling van de jaarverslagen van de agentschappen en prestatie-indicatoren te ontwikkelen waarmee de doelmatigheid van de agentschappen kan worden vergeleken;

17.

verzoekt de agentschappen aan het begin van elk jaar indicatoren te overleggen waarmee hun prestaties kunnen worden gemeten;

18.

verzoekt alle agentschappen in toenemende mate SMART-doelstellingen te hanteren die moeten leiden tot een realistische planning en resultaatgericht werken;

19.

onderschrijft de opvatting van de Rekenkamer dat de Commissie ook verantwoordelijk is voor het (financiële) beheer van de agentschappen; dringt er derhalve bij de Commissie op aan toezicht te houden op de leiding van de verschillende agentschappen en deze waar nodig te sturen en te helpen, in het bijzonder in verband met de juiste toepassing van aanbestedingsprocedures, de transparantie van de procedures voor de aanwerving van personeel, goed financieel beheer (onderbesteding en overbudgettering) en, als belangrijkste punt, de juiste toepassing van de regels met betrekking tot het kader voor interne controle;

20.

meent dat de bijdragen van agentschappen in hun werkprogramma’s in operationele en meetbare termen dienen te worden uitgedrukt en dat daarbij de nodige aandacht moet worden besteed aan de Commissienormen voor interne controle;

Specifieke punten

21.

verzoekt het Centrum een soortgelijke situatie als in het begrotingsjaar 2005 te vermijden, toen het een uitvoeringsgraad had van 90 % bij de vastleggingskredieten en ongeveer 85 % bij de betalingskredieten; wijst erop dat zich bij de beleidsactiviteiten een onderbesteding van de begrotingsmiddelen heeft voorgedaan (15 %, 20 % en 15 % annuleringen voor respectievelijk de vastleggingskredieten, de betalingskredieten en de overgedragen kredieten), die met name het gevolg was van een reorganisatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten;

22.

verzoekt het Centrum de programmering van zijn werkzaamheden door het jaar heen te verfijnen en te zorgen voor een strikter toezicht daarop; wijst erop dat de Rekenkamer in dit verband constateert dat er geen activiteitengeoriënteerd management is opgezet, hoewel het financieel reglement van het Centrum de invoering daarvan voorschrijft, teneinde de prestaties beter te kunnen volgen;

23.

verzoekt het Centrum de tekortkomingen in de software die het gebruikt voor zijn boekhouding (FIBUS) te verhelpen, welke tekortkomingen inhouden dat het niet mogelijk is verplichtingen waarvan de geldigheidsduur is verstreken te blokkeren, dat de procedure voor elektronische ondertekening van de betalingsopdrachten niet overeenstemt met de geldende voorschriften en dat de traceerbaarheid van de verrichtingen in het systeem niet goed is gewaarborgd;

24.

eist de volledige toepassing van het beginsel van de scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige, om situaties zoals in 2005 te vermijden, toen enkele functies van de rekenplichtige werden verricht door diensten van de ordonnateur;

25.

neemt ter kennis dat het Centrum in zijn antwoord erop wijst dat de genomen maatregelen nu de regelmatigheid van de procedures garanderen en heeft er derhalve vertrouwen in dat het Centrum de aanbevelingen van de Rekenkamer in toepassing brengt, temeer daar de Internal Audit Service in het najaar van 2006 geen onregelmatigheden meer heeft kunnen vaststellen en verklaard heeft dat de door het Centrum getroffen maatregelen het gewenste resultaat hebben opgeleverd;

26.

verzoekt het Centrum dringend een risicoanalyse te verrichten, de aard en de frequentie van de verificaties ex post vast te leggen en de beheersprocedures en de interne controlesystemen te beschrijven;

27.

verzoekt het Centrum dringend het precieze mandaat te formuleren van het comité voor de behandeling van de klachten van het personeel, dat in geen geval buiten zijn bevoegdheden mag treden;

28.

dringt er bij het Centrum op aan standaard aanwervingsprocedures toe te passen, om een situatie zoals in 2005 te vermijden, toen een belangrijke leidinggevende post werd bezet door middel van een interne selectieprocedure, terwijl een externe procedure een grotere keus aan kandidaten had geboden;

29.

is bezorgd over het zeer hoge percentage onregelmatigheden dat de Rekenkamer heeft aangetroffen in de door haar onderzochte contracten, waarbij in vijf van de zes gevallen sprake was van onregelmatigheden (7); dringt er bij het Centrum op aan de gebreken die werden geconstateerd in zijn organisatie en aanbestedingsprocedures te verhelpen;

30.

is van mening dat het Centrum zijn aanpak van IT-kwesties zoveel mogelijk moet harmoniseren, met name bij het opzetten van internet- en intranetsites, en dat de huidige versnippering tot technische risico’s en buitensporige kosten leidt;

31.

spoort het Centrum ertoe aan zijn inspanningen tot verdere verbetering van zijn communicatie voort te zetten, om te bereiken dat het publiek beter van zijn activiteiten op de hoogte is.


(1)  PB C 266 van 31.10.2006, blz. 28.

(2)  PB C 312 van 19.12.2006, blz. 60.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2051/2004 (PB L 355 van 1.12.2004, blz. 1).

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 340 van 6.12.2006, blz. 63.

(7)  De keuze van de procedure en van de geselecteerde inschrijvers was niet gemotiveerd en de gemaakte keuzen waren onvoldoende gedocumenteerd.


Top