EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2013:131:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 131, 15 mei 2013


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.131.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 131

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
15 mei 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China

1

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 412/2013 VAN DE RAAD

van 13 mei 2013

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding van de procedure

(1)

De Commissie heeft bij Verordening (EU) nr. 1072/2012 (2) (de „verordening voorlopig recht”) een voorlopig antidumpingrecht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC” of „het betrokken land”) ingesteld.

(2)

De procedure werd op 16 februari 2012 (3) ingeleid na een klacht die was ingediend namens producenten in de Unie („de klagers”) die meer dan 30 % vertegenwoordigen van de totale productie in de Unie van keuken- en tafelgerei van keramiek.

(3)

Zoals in overweging 22 van de verordening voorlopig recht is uiteengezet, had het onderzoek naar dumping en schade betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikke-lingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot het einde van het onderzoektijdvak (de „beoordelingsperiode”).

1.2.   Vervolg van de procedure

(4)

Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan werd besloten een voorlopig antidumpingrecht in te stellen („mededeling van de voorlopige bevindingen”), maakten meerdere belanghebbenden schriftelijke opmerkingen waarin zij hun standpunten over de voorlopige bevindingen kenbaar maakten. De partijen die daartoe een verzoek indienden, werden gehoord. Twee importeurs en een producent-exporteur verzochten om gehoord te worden en kregen een hoorzitting in aanwezigheid van de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel.

(5)

De Commissie verzamelde en controleerde vervolgens alle gegevens die zij voor haar definitieve bevindingen nodig achtte. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden werden bestudeerd en de voorlopige bevindingen werden, in voor-komend geval, dienovereenkomstig gewijzigd.

(6)

Zoals wordt uitgelegd in overweging 55 hieronder, werd bovendien een controlebezoek aan een Thaise producent gebracht om de geschiktheid van Thailand als referentieland na te gaan.

(7)

Vervolgens zijn alle belanghebbende partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de aanbeveling zou worden gedaan een definitief antidumpingrecht in te stellen op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de VRC en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld, definitief te innen („mededeling van de definitieve bevindingen”). Alle partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. De Chinese kamer van koophandel voor de in- en uitvoer van lichte industriële en ambach-telijke producten (CCCLA) en een groep importeurs verzochten om gehoord te worden en kregen een hoorzitting in aanwezigheid van de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel.

(8)

De opmerkingen van de belanghebbenden zijn bestudeerd en er is, waar nodig, rekening mee gehouden.

1.3.   Steekproef

(9)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen betwistten meerdere belanghebbenden de steekproef van producenten-exporteurs uit de VRC omdat de steekproef niet represen-tatief zou zijn, daar deze alleen werd gebaseerd op de grootste uitvoervolumes en dus geen rekening hield met andere factoren die de diversiteit en fragmentatie van de bedrijfstak van keramische stoffen in de VRC kenmerken.

(10)

Uit artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („de basisverordening”) volgt dat de selectie van in de steekproef op te nemen ondernemingen mag worden beperkt tot het grootste representatieve uitvoervolume dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. Gezien de fragmentatie van de bedrijfstak werd geoordeeld dat een selectie op basis van de omvang van de uitvoer het mogelijk maakte een representatieve steekproef binnen de beschikbare tijd te onderzoeken. In dit verband moet desalniettemin worden opgemerkt dat de geselecteerde ondernemingen zich in drie verschillende regio's in de VRC bevinden en dat zij verschillende soorten keramische stoffen, bijvoorbeeld porselein en gres, van het betrokken product in aanzienlijke hoeveelheden produceren, alsmede een grote verscheidenheid van productsoorten produceren. Dit argument moet daarom worden afgewezen.

(11)

Een producent-exporteur stelde dat het gebruik van verschillende methoden voor het samenstellen van de steekproef voor de bedrijfstak van en importeurs in de Unie en voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs neerkomt op discriminatie en dat dezelfde criteria moesten worden gehanteerd. Het gebruik van verschillende methoden is discriminerend voor de producenten-exporteurs en een inbreuk op het beginsel van gelijke behandeling.

(12)

Het enige doel van het samenstellen van een steekproef van producenten-exporteurs is het bestaan van dumping van het betrokken product vanuit de VRC te onderzoeken. In dit verband is het essentieel dat het onderzoektijdvak betrekking had op een zo groot mogelijk volume van de invoer van het betrokken product. Aan de andere kant werd de steekproef van producenten in de Unie samengesteld om op basis van een groot aantal verschillende indicatoren vast te stellen of de bedrijfstak in de Unie aanmerkelijke schade leed. Wat betreft importeurs wordt de verzamelde informatie hoofdzakelijk gebruikt bij de beoordeling van het belang van de Unie. Hieruit volgt dat het voor importeurs en voor de producenten in de Unie van groot belang is informatie te verzamelen bij een scala van ondernemingen die actief zijn in bijvoorbeeld verschillende productsegmenten. Aangezien de onderliggende grondgedachte voor het selecteren van de in de steekproeven op te nemen ondernemingen voor producenten en importeurs in de Unie verschilt van die voor producenten-exporteurs, verkeren beide groepen niet in een vergelijkbare situatie. Noch het beginsel van non-discriminatie noch dat van gelijke behandeling vereist dus het gebruik van dezelfde methode voor het samenstellen van de respectieve steekproeven. Hieruit volgt dat het argument volkomen ongegrond is, en het wordt daarom afgewezen.

(13)

Voorts bleef een producent-exporteur bij zijn verzoek, als genoemd in overweging 8 van de verordening voorlopig recht, om in de steekproef te worden opgenomen. De onder-neming heeft echter geen nieuwe argumenten naar voren gebracht die haar opneming in de steekproef zouden rechtvaardigen. Rekening houdend met de bevindingen in over-weging 10 hierboven, worden de conclusies in overweging 9 van de verordening voorlopig recht daarom bevestigd.

(14)

Dezelfde niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur stelde dat hij niet voldoende tijd had gekregen om zijn opmerkingen over de definitieve bevindingen in te dienen en dat de mededeling van de definitieve bevindingen bovendien ontoereikend was, aangezien er bijvoorbeeld geen cijfers over de correcties, verkoopprijzen enz. werden meegedeeld. Derhalve zijn de rechten van verweer van de producent-exporteur niet geëerbiedigd.

(15)

Overeenkomstig artikel 20, lid 5, van de basisverordening moet een belanghebbende een termijn van ten minste tien dagen krijgen om opmerkingen over de definitieve bevindingen in te dienen. De producent-exporteur in kwestie heeft de definitieve bevindingen per e-mail ontvangen op 25 februari 2013 en kreeg tot 8 maart 2013, d.w.z. elf dagen, de tijd om opmerkingen in te dienen. Het informatiedocument werd de volgende dag bovendien ook aangetekend verzonden. Daaruit volgt dat de betrokken partij voldoende tijd heeft gekregen om opmerkingen in te dienen en deze stelling moet derhalve worden verworpen. In dit verband wordt voorts opgemerkt dat de opmerkingen van de partij binnen de gestelde termijn werden verstrekt en dat er geen verzoek is ingediend om de termijn te verlengen. Bovendien heeft de Commissie met inachtneming van haar verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie al de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op grond waarvan de aanbeveling zou worden gedaan definitieve maatregelen in te stellen. Meer in het bijzonder vereist de eerbiediging van de rechten van verweer niet dat verkoop-cijfers of correcties die betrekking hebben op specifieke, in de steekproef opgenomen ondernemingen en die worden gebruikt om individuele dumpingmarges vast te stellen, moeten worden meegedeeld aan een partij waarvoor geen individuele marge wordt berekend.

(16)

Uit het bovenstaande volgt dat de stelling dat de rechten van verweer niet zijn geëerbiedigd, ongegrond is; deze stelling wordt dan ook verworpen.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Inleiding

(17)

Zoals uiteengezet in overweging 24 en de overwegingen 56 en 57 van de verordening voorlopig recht, is het betrokken product zoals voorlopig gedefinieerd keuken- en tafelgerei van keramiek, uitgezonderd keramische messen, dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 10, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50 en ex 6912 00 90, van oorsprong uit de VRC („het betrokken product”).

2.2.   Stellingen

(18)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen betwistte geen van de partijen dat keramische (keuken)messen fundamenteel verschillen van andere soorten keuken- en tafelgerei van keramiek, op grond van verschillen in fysieke kenmerken, productie-processen en eindgebruik. Na analyse van alle opmerkingen van partijen wordt de stelling dat keramische messen moeten worden uitgesloten van de productomschrijving van dit onderzoek definitief aanvaard.

(19)

Na bekendmaking van de voorlopige maatregelen stelden meerdere partijen dat bepaalde keramische kruiden- en specerijmolens en hun keramische maalonderdelen van de productomschrijving moesten worden uitgesloten.

(20)

Ter onderbouwing van deze stelling werd aangevoerd dat bedoelde molens en andere soorten keuken- en tafelgerei van keramiek op grond van hun specifieke kenmerken niet als een enkel product kunnen worden beschouwd. De gegroefde plaat van deze molens is van een keramisch materiaal dat hoofdzakelijk bestaat uit aluminiumoxide, dat niet wordt gebruikt voor „standaard” tafelgerei zoals koppen en borden en dat bij hogere temperaturen wordt gebakken. De mate waarin zulke molens uitwisselbaar zijn met de hoofdcategorieën van het onderzochte product, zou beperkt zijn. Dit geldt ook voor keramische maal-mechanismen zonder behuizing die normaal onder bovenvermelde codes worden aangegeven.

(21)

Uit het onderzoek is bovendien gebleken dat molens met een keramische gegroefde plaat, met inbegrip van hun keramische maalonderdelen, niet dezelfde fysieke basiskenmerken en basistoepassingen hadden als keuken- en tafelgerei van keramiek. De vorm, de sterkte en het ontwerp van keramische maalonderdelen verschillen van die van keuken- en tafelgerei van keramiek.

(22)

Enkele partijen voerden aan dat de molens in kwestie van de productomschrijving moesten worden uitgesloten omdat zij dezelfde fysieke kenmerken, hetzelfde industrieel ontwerp en hetzelfde eindgebruik hebben als molens met maalmechanismen van metaal en dat zij, wanneer ze worden opgenomen in bepaalde reeksen molens, doorgaans worden ingedeeld onder tariefpost 8210. Zij stelden ook dat de keramische elementen in deze gevallen doorgaans niet meer dan 2 % van de waarde van het product vertegenwoordigen. Gezien de talloze indelingsmogelijkheden van (reeksen) molens, konden deze argumenten niet worden gebruikt om vast te stellen of keramische molens van de productomschrijving van het onderzoek moesten worden uitgesloten.

(23)

Meerdere partijen voerden ter onderbouwing van hun stelling aan dat de molens in kwestie van de productomschrijving moesten worden uitgesloten omdat het noodzakelijk zou zijn in bepaalde molens, namelijk zoutmolens, gegroefde platen van keramische in plaats van metalen stoffen te gebruiken, omdat zout metalen platen corrodeert. Het onderzoek wees evenwel uit dat zoutmolens niet noodzakelijkerwijs maalmechanismen van keramische stoffen hebben.

(24)

Op basis van hetgeen in de bovenstaande overwegingen is opgemerkt, werd uit het onderzoek geconcludeerd dat kruiden- en specerijmolens met keramische maalelementen fundamenteel verschillen van andere soorten keuken- en tafelgerei van keramiek, op grond van verschillen in fysieke basiskenmerken en het gebruik van het voor de werkzame onderdelen gebruikte keramisch materiaal. Het argument om ze, met inbegrip van zelf-standige keramische maalmechanismen en hun onderdelen, van de productomschrijving van dit onderzoek uit te sluiten wordt daarom definitief aanvaard.

(25)

Na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen stelden enkele partijen dat keramische messenslijpers van de productomschrijving moesten worden uitgesloten vanwege verschillen in de productieprocessen, het eindgebruik en het feit dat deze producten vanwege hun specifieke ontwerp en fysieke kenmerken niet geschikt zijn voor het bevatten van levensmiddelen. Het onderzoek bevestigde deze punten. Het argument voor hun uitsluiting van de productomschrijving van dit onderzoek wordt daarom aanvaard.

(26)

In dezelfde geest werd ook onderzocht of keramische schillers van de productomschrijving moesten worden uitgesloten. Het onderzoek bevestigde inderdaad dat keramische schillers ook fundamenteel verschillen van andere soorten keuken- en tafelgerei van keramiek, op grond van de verschillen in het ontwerp en de fysieke kenmerken (vorm en sterkte) van het voor de werkende onderdelen gebruikte keramisch materiaal, hun productieprocessen en eindgebruik. Ook keramische schillers moeten daarom van de productomschrijving van dit onderzoek worden uitgesloten.

(27)

Na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen stelde een partij dat ook pizzastenen van cordierietkeramiek van de productomschrijving moesten worden uitgesloten op grond van hun verschillende fysieke kenmerken (vorm en hardheid), industrieel ontwerp en gebruik. Cordierietkeramiek is een aluminiummagnesiumsilicaat met specifieke eigen-schappen, namelijk een excellente temperatuurwisselbestendigheid. Het onderzoek bevestigde dat pizzastenen van cordieriet-keramiek dezelfde fysieke kenmerken (vorm en hardheid) en hetzelfde industrieel ontwerp en gebruik hebben als bakstenen voor vuur-haarden of ovens. Zij verschillen dus van andere soorten keuken- en tafelgerei van keramiek. Na de mededeling van de definitieve bevindingen wezen de klagers op de gelijksoortigheid van pizzastenen uit cordierietkeramiek en de andere producten waarop de procedure betrekking heeft. Zij konden evenwel niet aantonen dat de fysieke basis-kenmerken en het eindgebruik van pizzastenen uit cordierietkeramiek dezelfde zijn. Het argument voor hun uitsluiting van de productomschrijving van dit onderzoek wordt daarom aanvaard.

(28)

Na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen stelde een Nederlandse vereniging dat keuken- en tafelgerei van keramiek dat bestemd is om als promotionele producten te worden gebruikt, van de productomschrijving moest worden uitgesloten omdat deze producten niet worden verkocht als keuken- of tafelgerei, omdat zij een belangrijke economische hefboom voor de detailhandel zijn, omdat zij door consumenten zeer worden gewaardeerd en omdat alleen producenten in de VRC in korte tijd de benodigde hoeveel-heden kunnen leveren. Het argument dat keuken- en tafelgerei van keramische stoffen dat bestemd is om als promotionele producten te worden gebruikt, van de productomschrijving van dit onderzoek moet worden uitgesloten kan echter niet worden aanvaard, omdat hun fysieke kenmerken, productieprocessen en eindgebruik dezelfde zijn als die van andere soorten keuken- en tafelgerei van keramische stoffen.

(29)

Na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen en opnieuw na de bekendmaking van de definitieve bevindingen stelden een Duitse importeur en groothandelaar en een Chinese medewerkende producent-exporteur dat speciaal gecoate producten van gres, van de soort waarbij sublimatiedruk wordt gebruikt en waarbij de opdruk door mechanisch krassen kan worden verwijderd, van de productomschrijving moesten worden uitgesloten omdat zij halffabricaten zijn waarvoor de fotofinishing in de Unie via specifieke kanalen wordt uitgevoerd, en vanwege de verschillende perceptie van de consument, het feit dat de sublimatiecoating de waarde van de niet-gecoate producten van keramiek overstijgt en het ontbreken van producenten van deze soort producten in de Unie. Uit het onderzoek is gebleken dat het product visueel identiek is aan ander niet-gesublimeerd tafelgerei en dat het daardoor moeilijk, zo niet onmogelijk is, ze van elkaar te onderscheiden. Het onder-zoek heeft bovendien uitgewezen dat deze producten doorgaans hetzelfde eindgebruik hebben als andere soorten tafelgerei van keramische stoffen. Tevens is gebleken dat deze producten door diverse producenten in de Unie worden vervaardigd en dat de door hen in de Unie geproduceerde producten rechtstreeks concurreren met de ingevoerde producten. Gezien het bovenstaande wordt het argument voor de uitsluiting van speciaal gecoate producten van gres, van de soort waarbij sublimatiedruk wordt gebruikt, afgewezen.

(30)

Na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen en opnieuw na de bekendmaking van de definitieve bevindingen stelde de importeur die de uitsluiting van ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei van de productomschrijving had geëist, dat de voorlopige analyse door de Commissie op dit punt tekortkomingen vertoonde, omdat in de analyse het bestaan van marktsegmenten, de kwaliteitsverschillen tussen de verschillende soorten tafelgerei, het luxueuze en fragielere karakter van ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei en de beperkte uitwisselbaarheid als gevolg van de daarmee verband houdende perceptie van de consument waren genegeerd. Er werd tevens gesteld dat ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei zelfs als decoratie kan worden gebruikt.

(31)

Wat betreft de stellingen inzake de kwaliteitsverschillen tussen de verschillende soorten tafelgerei en het luxueuze en fragielere karakter van ondergeglazuurd figuratief hand-beschilderd tafelgerei, wordt opgemerkt dat deze kenmerken niet specifiek zijn voor ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei. Wat betreft de beperkte uitwissel-baarheid als gevolg van de daarmee verband houdende perceptie van de consument, werd geen nieuw argument aangevoerd dat de conclusie in overweging 45 van de verordening voorlopig recht dat de gemiddelde consument geen onderscheid maakt tussen onder-geglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei en andere soorten tafelgerei van keramische stoffen, kon veranderen. Tot slot had de Commissie in de overwegingen 157 en 158 van de verordening voorlopig recht het bestaan van marktsegmenten geanalyseerd. Deze argumenten kunnen de conclusies in overweging 45 van de verordening voorlopig recht derhalve niet veranderen.

(32)

De stelling die in overweging 50 van de verordening voorlopig recht naar voren werd gebracht, werd na de instelling van de voorlopige maatregelen verder uitgewerkt. Het gestelde werd na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaald. De importeur met productie in de VRC stelde dat keuken- en tafelgerei dat over het hele oppervlak behalve de bodem of een deel daarvan volledig geglazuurd en/of geëmailleerd is en waarvan 100 % van het geglazuurde en/of geëmailleerde oppervlak gekleurd is met een niet-witte kleur, van de productomschrijving moest worden uitgesloten. De stelling werd naar behoren geanalyseerd en het onderzoek heeft aangetoond dat de fysieke kenmerken, de productieprocessen en het eindgebruik van deze producten dezelfde zijn als die van ander geglazuurd en/of geëmailleerd keuken- en tafelgerei van keramiek. Het argument voor uitsluiting wordt daarom definitief afgewezen.

(33)

De CCCLA stelde dat fijn beenderporselein van de productomschrijving van het onderzoek moest worden uitgesloten omdat het een fragiel en luxueus product met een lage mechanische sterkte is, en betwistte ook of het breukvast is. Er zij evenwel opgemerkt dat de CCCLA eerder had aangevoerd dat fijn beenderporselein een zeer grote mechanische sterkte en hoge breukvastheid had. Deze tegenstrijdige verklaringen hebben de argumenten van de CCCLA duidelijk ondermijnd. De aangevoerde argumenten leiden in geen geval tot een wijziging van de conclusies die zijn samengevat in overweging 28 van de verordening voorlopig recht. Derhalve wordt het argument om fijn beenderporselein van de product-omschrijving uit te sluiten, definitief verworpen.

(34)

Dezelfde partij herhaalde dat duurzaam porselein van de productomschrijving van het onderzoek moest worden uitgesloten. Zij stelde dat de bewering dat duurzaam porselein geen onbetwiste onderscheidende kenmerken heeft, niet juist was, dat het zeer stevig is, dankzij een aluminiumgehalte van meer dan 24 %, en zij betwistte vervolgens de productie-capaciteit voor dit product in de Unie. Nochtans zijn de verschillende opmerkingen over duurzaam porselein tegenstrijdig, bijvoorbeeld met betrekking tot het aandeel van de verschillende grondstoffen en het gehalte aan aluminiumpoeder. Bovendien werd niet betwist dat duurzaam porselein ook in de Unie werd vervaardigd en dat producenten in de VRC duurzaam porselein maakten dat rechtstreeks concurreerde met het in de Unie geproduceerde duurzaam porselein en met andere producten waarop het onderzoek betrekking heeft. Derhalve wordt het argument voor de uitsluiting van duurzaam porselein definitief verworpen.

(35)

Alle soorten keuken- en tafelgerei van keramiek kunnen als verschillende soorten van hetzelfde product worden beschouwd. Daarom wordt de stelling die werd geformuleerd na de bekendmakring van de voorlopige bevindingen en opnieuw na de bekendmaking van de definitieve bevindingen, namelijk dat het onderzoek betrekking heeft op een groot scala aan soortgelijke producten en dat het daarom noodzakelijk zou zijn voor elk product-segment aparte analyses voor representativiteit, dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie uit te voeren, ongegrond bevonden. Een partij die stelde dat de productomschrijving te breed was, bracht een vergelijking van producten met verschillend decoratieniveau naar voren, maar haar beweringen over het eindgebruik (voor de tuin en kinderen in het ene geval en voor decoratie in het andere geval) zijn aanvechtbaar, omdat er geen duidelijke scheidingslijnen bestaan, en die beweringen kunnen eerder worden gezien als een bevestiging van het punt dat werd gemaakt in overweging 55 van de verordening voorlopig recht. Er wordt ook op gewezen dat een importeur met productie in de VRC heeft opgemerkt dat meer dan 99 % van het in de Unie verkochte keuken- en tafelgerei van keramiek overwegend of geheel wit was. Enkele partijen betwistten overweging 58 van de verordening voorlopig recht omdat de instellingen in het kader van het onderzoek geen test hadden uitgevoerd om vast te stellen of bepaalde koopwaar ongeschikt was om vrij te worden verhandeld in de Unie. Dit feit ondermijnt de conclusie in overweging 63 van de verordening voorlopig recht echter niet.

2.3.   Conclusie

(36)

Gezien het bovenstaande wordt de productomschrijving definitief vastgesteld als keuken- en tafelgerei van keramiek, uitgezonderd keramische messen, keramische kruiden- en specerijmolens en hun keramische maalonderdelen, keramische schillers, keramische messenslijpers en pizzastenen van cordieriet-keramiek van een soort die wordt gebruikt voor het bakken van pizza of brood, van oorsprong uit de VRC, dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 10, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50 en ex 6912 00 90.

(37)

Aangezien geen andere opmerkingen over het betrokken product en het soortgelijke product werden ontvangen, worden alle andere vaststellingen in de overwegingen 24 tot en met 63 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

3.   DUMPING

3.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(38)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen stelden een producent-exporteur, een producent in de Unie en een importeur dat het besluit over een BMO-aanvraag te laat was genomen, dat wil zeggen, buiten de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening gestelde termijn van drie maanden, en dat het onderzoek daarom moest worden beëindigd zonder antidumpingmaatregelen in te stellen. Dit argument betreffende het besluit over een BMO-aanvraag was in de voorlopige fase al aangevoerd en werd door de Commissie in de overwegingen 72 en 73 van de verordening voorlopig recht afgewezen. Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben vijf andere producenten-exporteurs een gelijkaardig argument naar voren gebracht. Ter onderbouwing van hun stelling beriepen zij zich op de arresten van het Hof van Justitie in de zaak Brosmann en de zaak Aokang Shoes (4).

(39)

Eerst wordt eraan herinnerd dat de zaak Brosmann en de zaak Aokang Shoes niet relevant zijn om de wettigheid van de BMO-analyse in dit onderzoek te beoordelen, aangezien die zaken betrekking hebben op situaties waarin, anders dan in dit onderzoek, helemaal geen BMO-beoordelingen werden uitgevoerd.

(40)

Bovendien zijn de zaak Brosmann en de zaak Aokang Shoes niet relevant om de wettig-heid van dit onderzoek te beoordelen, in het licht van de intussen gewijzigde basis-verordening (5). Artikel 2, lid 7, van de basisverordening, zoals gewijzigd, bepaalt dat de Commissie alleen voor ondernemingen die overeenkomstig artikel 17 van de basis-verordening in een steekproef zijn opgenomen, een besluit over BMO-aanvragen zal nemen, en dat zij zo'n besluit binnen normaliter zeven maanden, maar uiterlijk binnen acht maanden na de inleiding van de procedure zal nemen; dit geldt vanaf 15 december 2012 voor alle nieuwe en lopende onderzoeken, dus ook voor dit onderzoek.

(41)

In ieder geval moet de uitlegging van de jurisprudentie worden gehandhaafd, namelijk dat hoewel de termijn van drie maanden niet werd geëerbiedigd, het recht op een besluit over toekenning van een BMO op zich niet werd geschonden. De conclusie van overweging 73 van de verordening voorlopig recht wordt derhalve bevestigd.

(42)

Door het grote aantal BMO-aanvragen dat werd ontvangen en de noodzaak in die tijd om een groot aantal controlebezoeken af te leggen teneinde deze aanvragen te beoordelen, werd het besluit over de BMO-aanvraag niet binnen zeven maanden genomen. De vast-stellingen zijn evenwel gedaan binnen acht maanden na de inleiding, conform de basis-verordening, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1168/2012. De bewering dat in dit kader rechten met terugwerkende kracht werden geschonden is, zoals hierboven uiteen-gezet, ongegrond.

(43)

Gezien het bovenstaande, wordt het argument dat het antidumpingonderzoek, wegens het niet binnen drie maanden nemen van een beslissing over de BMO-aanvraag, moet worden beëindigd zonder instelling van antidumpingmaatregelen, afgewezen.

(44)

Een niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur die verzuimde aan te tonen dat hij beschikt over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onaf-hankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaar-rekeningen en van wie de BMO-aanvraag dus werd afgewezen, bleef voorts bij de stelling dat de vermeende fouten in de boekhouding, als die er al waren, op grond waarvan zijn aanvraag was afgewezen, niet wezenlijk waren en dat het besluit om zijn BMO-aanvraag af te wijzen derhalve onevenredig was en in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Na de mededeling van de definitieve bevindingen handhaafde deze producent-exporteur zijn stelling, maar voerde hij geen nieuwe argumenten aan.

(45)

De argumenten met betrekking tot de nauwgezetheid van de basisboekhouding zijn in wezen identiek aan de argumenten die in het BMO-onderzoek werden aangevoerd en door de Commissie vóór het besluit over de BMO-aanvraag werden afgewezen. Desondanks wordt er, wat betreft het argument dat de weigering om een BMO toe te kennen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aan herinnerd dat de BMO-criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening cumulatief zijn en dat een BMO uitsluitend op wettige wijze kan worden toegekend als aan alle voorwaarden is voldaan. Omdat de bewijslast bij de onderneming ligt die BMO aanvraagt, en de onderneming niet heeft aangetoond dat zij over een duidelijke basisboekhouding beschikt, had de Commissie bovendien geen andere keus dan een BMO te weigeren. Het besluit om een BMO te weigeren kan daarom niet worden beschouwd als een inbreuk op het evenredigheidsbeginsel. Wanneer de Commissie haar onderzoek heeft beperkt door een steekproef te gebruiken, moet in elk geval de vaststelling van een besluit met betrekking tot een BMO worden beperkt tot de partijen die in de steekproef zijn opgenomen, krachtens artikel 2, lid 7, onder d), van de basis-verordening, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1168/2012 (6).

3.2.   Individuele behandeling (IB)

(46)

Er wordt aan herinnerd dat weliswaar zestien producenten-exporteurs een IB hebben aangevraagd, maar dat overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening alleen de IB-aanvragen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen werden onderzocht en vervolgens werden aanvaard. Van de overige elf producenten-exporteurs hebben er zeven om een individueel onderzoek gevraagd.

(47)

Overeenkomstig artikel 9, lid 5 en lid 6, van de basisverordening moet een individueel recht worden toegepast op de invoer van exporteurs of producenten die een individueel onderzoek krijgen, als bepaald in artikel 17, lid 3, van de basisverordening. Aan de vier ondernemingen die een IB, maar geen individueel onderzoek hebben aangevraagd, kan dienovereenkomstig geen individueel recht worden toegekend.

(48)

Een producent-exporteur stelde dat hij alle vereiste informatie binnen de gestelde termijnen had verstrekt en dat zijn IB-aanvraag daarom had moeten worden onderzocht en een individuele marge had moeten worden vastgesteld overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Brosmann (7).

(49)

Dit argument kan niet worden aanvaard. Aangezien de onderneming in kwestie niet in de steekproef was opgenomen, kon haar IB-aanvraag alleen worden beoordeeld in het kader van een individueel onderzoek, als zo'n onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening werd uitgevoerd.

(50)

Aangezien geen verdere opmerkingen over IB werden ontvangen, worden de over-wegingen 79 tot en met 81 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

3.3.   Individueel onderzoek (IO)

(51)

Zeven producenten-exporteurs, bestaande uit tien rechtspersonen, dienden overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening een aanvraag voor een individueel onderzoek in. Zoals werd uiteengezet in de overwegingen 82 en 83 van de verordening voorlopig recht werd in de fase van de voorlopige maatregelen nog geen besluit over deze aanvragen genomen.

(52)

Op 21 december 2012 werden de producenten-exporteurs geïnformeerd dat hun aanvraag voor een individueel onderzoek niet kon worden gehonoreerd, omdat dit te belastend zou zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zou staan.

(53)

Een producent-exporteur stelde dat een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening een wettelijk recht is en dat de weigering van de Commissie om een individueel onderzoek uit te voeren ongerechtvaardigd was omdat, gezien de middelen van de Commissie, noch het aantal ondernemingen noch het vereiste onderzoek te belastend zou zijn of een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zou staan. Na de mededeling van de definitieve bevindingen werd deze stelling herhaald, maar er werden geen verdere argumenten aangevoerd.

(54)

Het besluit om al dan niet een individueel onderzoek toe te kennen wordt per geval genomen en daarbij wordt rekening gehouden met het aantal ingediende aanvragen en de beschikbare tijd om deze aanvragen te beoordelen. In dit geval wordt eraan herinnerd dat de Commissie wettelijk verplicht was om BMO-onderzoeken uit te voeren bij zestien rechtspersonen in de VRC, waaronder ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen. Gezien de door wettelijke procedurele termijnen opgelegde tijdsbeperkingen konden vóór de voorlopige bevindingen geen individuele onderzoeken worden uitgevoerd. Gezien de beperkte tijd die daarna beschikbaar was en gezien het aantal ingediende aanvragen en de beperkte middelen waarover de voor antidumpingonderzoeken verant-woordelijke diensten van de Commissie beschikken, werd geconcludeerd dat het te belastend zou zijn om in dit geval individuele onderzoeken uit te voeren.

3.4.   Normale waarde

3.4.1.   Keuze van het referentieland

(55)

Na de instelling van voorlopige maatregelen werd de keuze van een geschikt referentieland nader onderzocht. In dit verband werd een controle ter plaatse uitgevoerd bij de Thaise producent-exporteur die een ingevulde vragenlijst had teruggestuurd, als vermeld in over-weging 87 van de verordening voorlopig recht. Nadat de informatie van de medewerkende producent in Thailand was bestudeerd en gecontroleerd, werd echter geconcludeerd dat de Thaise producent geen voldoende gedetailleerde gegevens kon verstrekken met betrekking tot de soorten producten die op de binnenlandse markt werden verkocht. Daarom werd besloten Brazilië als het meest geschikte referentieland te handhaven.

(56)

Toch hielp de informatie uit Thailand om enkele van de in Brazilië gedane bevindingen te ondersteunen, met name met betrekking tot het niveau van het prijsverschil tussen merk-producten en merkloze producten (zie overweging 91 hieronder).

(57)

Na mededeling van de definitieve bevindingen heeft een brancheorganisatie zich kenbaar gemaakt en de keuze voor Brazilië als geschikt referentieland aangevochten. Zij stelde hoofdzakelijk dat de enige reden voor de keuze van Brazilië gebaseerd lijkt op het feit dat geen enkel ander land geschikt was. Dit argument kan niet worden aanvaard. Uit de overwegingen 84 tot en met 88 van de verordening voorlopig recht blijkt duidelijk dat Brazilië als geschikt referentieland werd beschouwd op grond van de feitelijke situatie op de binnenlandse markt. Dat de Commissie, na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen, nog andere mogelijke referentielanden heeft onderzocht, leidt niet tot de conclusie dat Brazilië geen geschikte keuze was.

(58)

Gezien het bovenstaande en aangezien geen andere inhoudelijke opmerkingen over de keuze van Brazilië als het geschikte referentieland werden ontvangen, worden de over-wegingen 84 tot en met 88 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

3.4.2.   Vaststelling van de normale waarde

(59)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen hebben meerdere belanghebbenden gesteld dat de vaststelling van de normale waarde onjuist was, aangezien deze waarde niet voor de verkoop van soortgelijke producten in Brazilië zou zijn vastgesteld en dus vertekende en oneerlijke resultaten opleverde, in het bijzonder voor producten van gres en andere productsoorten die niet in het referentieland werden geproduceerd en verkocht. Enkele producenten-exporteurs voerden ook aan dat de methodologie voor het berekenen van de normale waarde, als bedoeld in overweging 94 van de verordening voorlopig recht, niet naar behoren was bekendgemaakt.

(60)

De opmerkingen die na de mededeling van de voorlopige bevindingen werden ontvangen, laten zien dat de methodologie die werd gebruikt om de normale waarde vast te stellen, voor sommige belanghebbenden niet helemaal duidelijk was. Om tegemoet te komen aan deze opmerkingen, wordt de methodologie die is gevolgd voor het vaststellen van de normale waarde, nader toegelicht.

(61)

Gezien de afwijzing van alle BMO-aanvragen werd de normale waarde voor alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC vastgesteld op basis van informatie die van de producent in het referentieland werd ontvangen, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

(62)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onder-zocht of de verkoop van het soortgelijke product in Brazilië aan onafhankelijke afnemers representatief was. De verkoop van de medewerkende producent van het soortgelijke product op de binnenlandse markt in Brazilië werd qua hoeveelheid representatief geacht in vergelijking met de uitvoer naar de Unie van het betrokken product door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. In dit verband wordt in herinnering gebracht dat overeenkomstig artikel 1, lid 4, van de basisverordening onder „soortgelijk product” een product wordt verstaan dat identiek is, dat wil zeggen in ieder opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebrek aan een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in ieder opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product.

(63)

De Commissie onderzocht vervolgens of deze verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening kon worden beschouwd als verkoop die in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. De verkooptransacties werden geacht winstgevend te zijn wanneer de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten. Daarom werden de productiekosten van de Braziliaanse medewerkende producent vastgesteld.

(64)

Uit dit onderzoek bleek dat voor alle productsoorten meer dan 80 % van de op de binnen-landse markt verkochte hoeveelheid werd verkocht tegen prijzen die hoger waren dan de productiekosten en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs van alle soorten gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid.

(65)

Bijgevolg werd de normale waarde per productsoort berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen, ongeacht of die verkopen winstgevend waren. Hieruit volgt dat, anders dan werd aangegeven in overweging 94 van de verordening voorlopig recht, geen normale waarde voor niet-winstgevende verkopen werd berekend.

3.4.3.   Uitvoerprijs

(66)

Aangezien geen opmerkingen over uitvoerprijzen werden ontvangen, wordt overweging 95 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

3.4.4.   Vergelijking

(67)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen stelden meerdere belanghebbenden dat de methodologie die werd gebruikt voor de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs in het algemeen tekortkomingen vertoonde omdat zij geen soortgelijke producten vergeleek, en dat onvoldoende werd toegelicht op welke basis correcties werden toegepast. Meer in het bijzonder stelde een producent-exporteur dat de Commissie de uitvoerprijs voor producten van gres, die niet werden geproduceerd en verkocht door de referentieproducent, had moeten vergelijken met de naar behoren gecorrigeerde binnen-landse prijs voor faience, in plaats van een normale waarde te berekenen. Bovendien stelden meerdere producenten-exporteurs dat voor meerdere andere productsoorten die door producenten-exporteurs werden geproduceerd en verkocht, een vergelijking tussen de uitvoerprijs en een gemiddelde prijs per kg voor een in Brazilië verkochte generieke productsoort op basis van uitsluitend de gebruikte soort keramisch materiaal onver-mijdelijk heeft geleid tot een vergelijking tussen producten die niet soortgelijk zijn, en dus tot een fout resultaat. Daarnaast stelde een producent-exporteur dat de correctie wegens het gebruik van een merknaam uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder k), van de basis-verordening, werd onderschat, terwijl een andere producent-exporteur stelde dat die correctie niet was gebaseerd op betrouwbare of onderbouwde gegevens en derhalve niet gerechtvaardigd is. Dezelfde producent-exporteur stelde ook dat zijn uitvoerprijzen moesten worden gecorrigeerd voor verschillen in de hoeveelheden die in verschillende handelsstadia werden verkocht. Tot slot stelden meerdere belanghebbenden dat de methodologie die wordt gebruikt voor correcties voor verschillen in fysieke kenmerken niet voldoende gegrond is en dat het onduidelijk is op welke gegevens deze correcties werden toegepast.

(68)

Gezien de ontvangen opmerkingen is de gebruikte methodologie voor het vergelijken van prijzen en het toepassen van correcties ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening herzien. In het bijzonder is de vergelijking voor producten die in de voorlopige fase werden vergeleken op basis van de gemiddelde prijs per kilo voor een generiek product op basis van uitsluitend het gebruikte keramisch materiaal, nu gemaakt met het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoont (zie overweging 77 hieronder), hetgeen een meer nauwkeurige en billijke prijsvergelijking mogelijk maakte.

(69)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. De dumpingmarges zijn vastgesteld door de individuele prijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen exporteurs te vergelijken met de binnenlandse verkoopprijzen van de referentieproducent van het soortgelijke product. Sommige exporttransacties betroffen echter atypische productsoorten, zoals servetringen, messenleggers of onderzetters voor theepotten, waarvoor geen billijke vergelijking kon worden gewaarborgd. Deze transacties werden daarom uitgesloten, mede omdat zij in totaal minder dan 0,5 % van de omvang van de uitvoer uitmaakten en dus verwaarloosbaar waren.

(70)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Waar nodig, werden correcties toegepast voor verschillen in fysieke kenmerken, verschillen in handelsstadium en andere factoren die van invloed zijn op de vergelijkbaar-heid van de prijzen, in het bijzonder het gebruik van merknamen.

(71)

Eerst werd onderzocht of een correctie voor verschillen in fysieke kenmerken overeen-komstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening gerechtvaardigd was.

(72)

In gevallen waarin de normale waarde werd vastgesteld op basis van het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde (zie overweging 68), is een correctie toegepast voor verschillen in de fysieke kenmerken, om een billijke prijs-vergelijkbaarheid tussen de soortgelijke producten te waarborgen.

(73)

Wat betreft producten van gres, werd de uitvoerprijs vergeleken met de binnenlandse verkoopprijs van het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde en dat in het referentieland werd geproduceerd en verkocht, dat wil zeggen met de verkoopprijs van faience, - dat in alle andere opzichten identiek is - in plaats van gres; daarbij werd deze verkoopprijs met 5 % naar boven bijgesteld om rekening te houden met het prijsverschil tussen gres en faience.

(74)

Een producent-exporteur voert aan dat de productiekosten en de detailhandelsprijs hoger zijn voor producten van faience dan voor producten van gres. Bijgevolg had de uitvoerprijs voor zijn producten van gres niet naar boven, maar naar beneden moeten worden bijge-steld. Ter onderbouwing van deze stelling beroept de producent-exporteur zich hoofd-zakelijk op zijn eigen ramingen van de productiekosten van respectievelijk faience en gres, en op een uittreksel van een lijst met detailhandelsprijzen van producten van faience en van gres.

(75)

Deze informatie, die erg laat in de procedure, en pas na de mededeling van de definitieve bevindingen werd verstrekt, steekt schril af tegen de informatie die de Commissie in de loop van het onderzoek heeft gekregen van andere belanghebbenden, namelijk de klager, de bedrijfstak van de Unie en de producent in het referentieland. Al die partijen gaven aan dat producten van gres van hogere kwaliteit, d.w.z. duurzamer zijn dan producten van faience en duurder om te vervaardigen, aangezien gres eigenlijk bij hoge temperatuur gebakken klei is en faience klei gebakken bij lage temperatuur. Dienovereenkomstig kan gres over het algemeen tegen een hogere prijs worden verkocht. Deze informatie wordt bevestigd door openbaar toegankelijke marktinformatie.

(76)

De producent-exporteur in kwestie produceert zelf geen faience en heeft dus alleen een raming van de productiekosten daarvan verstrekt. Bovendien blijkt uit de ingediende prijslijst niet afdoende dat producten van faience over het algemeen duurder zijn dan producten van gres. Derhalve kan op basis van het verstrekte bewijsmateriaal niet worden aangetoond dat de correctie voor een billijke prijsvergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs van producten van gres onjuist was en het argument wordt dan ook afgewezen.

(77)

Wat betreft andere productsoorten waarvoor de vergelijking in de voorlopige fase uitsluitend was gebaseerd op de gemiddelde prijs per kilo en het gebruikte keramisch materiaal, heeft de Commissie de betrokken productsoorten nader geanalyseerd en de uitvoerprijs vergeleken met die van de productsoort die de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde en die in het referentieland wordt geproduceerd en verkocht. Wanneer slechts één minder belangrijk fysiek kenmerk verschillend was, bijvoorbeeld de soort verglazing of decoratie, terwijl alle andere basiskenmerken van de productsoort identiek waren, werd de verkoopprijs van de soort die de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde, gecorrigeerd voor het werkelijke prijsverschil dat op grond van het verschillende fysieke kenmerk werd vastgesteld. Voor andere productsoorten werd, wanneer meer dan een fysiek kenmerk verschillend was, de uitvoerprijs vergeleken met de gemiddelde verkoopprijs van het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde. Het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde, had alle of meerdere van de volgende fysieke basiskenmerken gemeen-schappelijk met deze productsoorten: keramisch materiaal, soort gerei, basisvorm, decoratie en verglazing.

(78)

Twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden aan dat net zoals wanneer slechts één minder belangrijk fysiek kenmerk verschillend was, ook een correctie zou moeten worden toegepast wanneer meer dan één fysiek kenmerk van het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde, verschillend was.

(79)

Er wordt aan herinnerd dat wanneer slechts één minder belangrijk fysiek kenmerk verschillend was, de verkoopprijs van het product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde, werd gecorrigeerd om rekening te houden met het werkelijke prijsverschil dat op grond van het verschil in kwestie werd vastgesteld; wanneer daaren-tegen meer dan één fysiek kenmerk verschillend was, werd de vergelijking gebaseerd op de gemiddelde verkoopprijs van het product met identieke fysieke kenmerken. Daarom is een prijscorrectie voor fysieke verschillen in het tweede geval niet nodig, aangezien de soort-gelijke producten dezelfde fysieke basiskenmerken hebben. Dit argument moet bijgevolg worden afgewezen.

(80)

Een van bovengenoemde producenten-exporteurs vroeg ook aanvullende correcties voor verschillen in fysieke kenmerken met betrekking tot gewicht en witheid van het betrokken product. Hij voerde aan dat hij grondstoffen van geringe kwaliteit gebruikte en dat de kosten en prijs van zijn producten daarom lager zijn dan die van het in het referentieland geproduceerde soortgelijke product. Daarom zou zijn uitvoerprijs met een redelijk bedrag moeten worden bijgesteld. Eerst wordt eraan herinnerd dat de onderneming niet als markt-gerichte onderneming kon worden beschouwd en dat haar productiekosten dan ook niet zijn gecontroleerd. Bovendien ging het argument dat de producten van de onderneming ongeveer 5 % zwaarder zijn dan standaardproducten, niet vergezeld van verifieerbare documenten of bewijsstukken; dit argument werd dan ook ongegrond bevonden. Aangezien deze producent-exporteur in zijn opmerking toegaf dat zijn producten een normale witheid hebben, was hij niet in staat om uit te leggen waarom een correctie in dit verband gerechtvaardigd zou zijn. Daarom worden deze argumenten verworpen.

(81)

Een andere producent-exporteur stelde dat de Commissie had verzuimd een deel van zijn uitvoer te vergelijken met de normale waarde van het geschikte product dat de grootste overeenkomst met het betrokken product vertoonde. Deze uitvoer had betrekking op de verkoop van gedecoreerde producten via een niet-verbonden handelaar, die de decoratie (decalcomanie) kosteloos zou hebben verstrekt. Bijgevolg omvatte de uitvoerprijs niet de decoratiekosten en moest hij daarom zijn vergeleken met de normale waarde van niet-gedecoreerde producten, althans met een gemiddelde normale waarde van gedecoreerde en niet-gedecoreerde goederen.

(82)

Er wordt aan herinnerd dat de productiekosten geen relevante factor zijn voor de vergelijk-baarheid van de prijzen, die uitsluitend berust op een vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs van soortgelijke producten. Uit de verstrekte informatie blijkt ook duidelijk dat de uitgevoerde producten in kwestie inderdaad gedecoreerd waren, hoewel de producent-exporteur niet de volledige kosten voor de meerwaarde op grond van de decoratie voor zijn rekening zou hebben genomen. Op grond van deze factor kan een prijscorrectie voor verschillen in fysieke kenmerken met het soortgelijke product in het referentieland echter niet worden gerechtvaardigd. In ieder geval kunnen de tot staving van het argument ingediende gegevens niet worden gecontroleerd, gezien het late stadium van de procedure waarin dit argument werd aangevoerd. Dienovereenkomstig wordt het argument afgewezen.

(83)

Gezien de grote verscheidenheid van mogelijke combinaties van sets tafelgerei van keramiek die respectievelijk in de VRC en in Brazilië worden geproduceerd en verkocht, werd het noodzakelijk geacht verschillende sets te groeperen op basis van het aantal dat en de soort artikelen die in een set werden gecombineerd, om tot een billijke prijsvergelijk-baarheid te komen. De gemiddelde binnenlandse verkoopprijs in het referentieland voor de verschillende setcombinaties die zo werden gegroepeerd, is vergeleken met de uitvoerprijs voor setcombinaties vallende onder deze groepen.

(84)

Een producent-exporteur voerde aan dat als gevolg van het grote aantal mogelijkheden om producten tot een set te combineren, de groeperingsmethode geen billijke prijsvergelijking kan opleveren, omdat daarbij geen rekening kan worden gehouden met de kenmerken van elk onderdeel waaruit een set bestaat. Daarom voerde deze producent-exporteur aan dat sets van de berekening van de dumpingmarge moeten worden uitgesloten.

(85)

Er wordt aan herinnerd dat de berekening van de dumping voor sets is gebaseerd op een vergelijking van de gemiddelde prijs per kg en dat deze niet op basis van elk afzonderlijk onderdeel geschiedt. Voor een billijke prijsvergelijking met betrekking tot sets is het derhalve niet nodig de exacte combinatie van verschillende onderdelen in elke set vast te stellen. In de gebruikte groeperingsmethode wordt rekening gehouden met de basis-kenmerken van de verschillende setcombinaties voor zover de sets worden geïdentificeerd als bijvoorbeeld koffie- en/of theeserviezen, eet- of andere serviezen, en ook met het aantal gecombineerde onderdelen. In deze omstandigheden wordt geoordeeld dat met betrekking tot sets een billijke vergelijking is gemaakt in de zin van artikel 2, lid 10, van de basis-verordening. Hieruit volgt dat dat argument moet worden afgewezen.

(86)

Zoals beschreven in overweging 99 van de verordening voorlopig recht, werd voorts vastgesteld dat producenten-exporteurs in de VRC hun producten in het algemeen in maximaal vijf klassen indelen - A tot en met E - waartussen aanzienlijke prijsverschillen bestaan. Veruit het merendeel van de uitvoer naar de Unie bestaat uit producten van klasse A, B, C of een combinatie daarvan. Deze kwaliteitsindeling heeft echter geen universele toepassing en is evenmin gebaseerd op algemeen geldende normen binnen de hele bedrijfstak, maar wordt vastgesteld op ondernemingsniveau en biedt de mogelijkheid van prijsdifferentiatie. Daarentegen verkoopt de producent in het referentieland op de binnenlandse markt alleen producten van een vergelijkbare kwaliteit als de Chinese klasse A, hetgeen invloed heeft op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Bijgevolg werd de uitvoerprijs naar boven bijgesteld tot op het niveau van de Chinese klasse A, zodat deze vergelijkbaar was met de prijs van het product dat door de referentieproducent op de Braziliaanse markt wordt verkocht. Het niveau van deze correctie werd voor elk van de in de steekproef opgenomen ondernemingen op individuele basis vastgesteld, indien nodig en op basis van het werkelijke en gecontroleerde prijsverschil tussen de verschillende klassen.

(87)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen heeft een in de steekproef opgenomen producent-exporteur zich gemeld en aangevoerd dat een gedeelte van zijn uitvoer, dat via een niet-verbonden handelaar werd verkocht, uit een combinatie van producten van klasse A en klasse B bestond en derhalve eveneens tot op het prijsniveau van klasse A moest worden bijgesteld. Hij stelde dat het prijsverschil 25 % bedroeg en verstrekte kopieën van facturen en prijsopgaven als bewijsmateriaal.

(88)

Deze informatie werd echter noch in de loop van het onderzoek, met inbegrip van het controlebezoek, noch na de bekendmaking van de voorlopige bevindingen van de Commissie verstrekt. Integendeel, deze producent heeft gedurende het gehele onderzoek aangegeven dat hij enkel producten van klasse A uitvoerde. Hoewel hierom werd verzocht in de vragenlijst, verstrekte hij geen volledige prijslijst om het vermeende prijsverschil tussen de verschillende klassen te kwantificeren, maar uitsluitend een beperkt aantal prijsopgaven. Onder die omstandigheden en gezien het zeer late stadium in de procedure waarin de informatie werd ingediend, is de betrouwbaarheid daarvan twijfelachtig en kan zij in geen geval worden gecontroleerd. Het argument wordt derhalve afgewezen.

(89)

Ten tweede werd, zoals beschreven in overweging 98 van de verordening voorlopig recht, onderzocht of een correctie voor handelsstadium overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder d), van de basisverordening gerechtvaardigd was. Er werd geconstateerd dat de uitvoerprijs een ander handelsstadium vormt dan de normale waarde, aangezien de uitvoer uit de VRC in essentie op groothandelsniveau plaatsvond, terwijl in het referentieland ook op detail-handelsniveau werd verkocht. Uit het onderzoek bleek ook dat voor beide markten gold dat het bestaan van verschillende distributiekanalen invloed had op het prijsniveau en dien-tengevolge op de vergelijkbaarheid van uitvoerprijs en normale waarde. Bijgevolg werd voor het maken van een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde, laatstgenoemde vastgesteld per productsoort en gecorrigeerd voor elk handelsstadium door de aangetroffen prijsverschillen tussen de verschillende handelsstadia in het referentieland te gebruiken. Er wordt aan herinnerd dat in de verordening voorlopig recht, indien relevant, een verdere correctie voor handelsstadium werd toegepast op basis van de prijsverschillen op grond van de hoeveelheden die in elk handelsstadium werden verkocht (overweging 98 van de verordening voorlopig recht). Deze verdere correctie werd gerechtvaardigd geacht, aangezien uit het onderzoek in de voorlopige fase was gebleken dat de uitvoer uit de VRC voor het merendeel in grote hoeveelheden plaatsvond, terwijl op de binnenlandse markt van het referentieland merendeels in kleine hoeveelheden werd verkocht, wat leidde tot prijsverschillen in hetzelfde handelsstadium. Nader onderzoek en een gedetailleerdere analyse van de binnenlandse verkooptransacties in het referentieland hebben echter, anders dan de voorlopige bevindingen, aangetoond dat de verhouding tussen kleine en grote hoeveelheden die door de referentieproducent werden verkocht, gelijk is aan die van de producenten-exporteurs in de VRC. Deze correctie werd derhalve niet langer gepast of gerechtvaardigd geacht.

(90)

Ten derde is, zoals beschreven in overweging 100 van de verordening voorlopig recht, uit het onderzoek komen vast te staan dat de Braziliaanse producent op de binnenlandse markt alleen merkproducten verkoopt, terwijl de producenten-exporteurs in de VRC huismerk-producten of generiek keuken- en tafelgerei van keramiek verkopen. Merkproducten worden door afnemers doorgaans gezien als producten met een zeker prestige, gegaran-deerde kwaliteit en een bekend design, waardoor zij een hogere marktprijs hebben. Generieke producten en huismerkproducten worden gewoonlijk tegen aanzienlijk lagere prijzen verkocht, ook als zij dezelfde fysieke en technische kenmerken hebben. Hoewel de meerwaarde van een merkproduct zich over het algemeen in theorie niet precies laat kwantificeren, omdat die meerwaarde verschilt van merk tot merk en afhankelijk is van tal van verschillende factoren, zoals de perceptie van de afnemer, de bekendheid van het merk en andere niet-kwantificeerbare factoren, heeft de Braziliaanse producent in dit specifieke geval bevestigd dat zijn merkproducten op de binnenlandse markt tegen aanzienlijk hogere prijzen kunnen worden verkocht dan merkloze producten. Bovendien werd in een verslag met betrekking tot de Braziliaanse markt van keuken- en tafelgerei bevestigd dat de Braziliaanse afnemers in hoge mate op merken gericht zijn en dat de Braziliaanse producent in het referentieland een gevestigde en zeer bekende producent is. Gezien het bovenstaande werd de normale waarde gecorrigeerd met een verlaging van 40 % van de binnenlandse verkoopprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder k), van de basis-verordening.

(91)

Wat betreft bovengenoemde correctie, wordt eraan herinnerd dat twee producenten-exporteurs vraagtekens hebben geplaatst bij de basis waarop de correctie werd toegepast, alsmede bij de grootte van de correctie (zie overweging 67 hierboven). Er wordt echter niet betwist dat een merkproduct een hogere verkoopprijs heeft dan een identiek merkloos product en dat dit invloed heeft op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Bovendien hebben niet alleen de informatie die is verstrekt door de producent in het referentieland, maar ook de werkelijke en gecontroleerde prijsgegevens van een medewerkende producent in Thailand, alsmede informatie die na de mededeling van de voorlopige bevindingen is ontvangen van een producent in de Unie, bevestigd dat het niveau van de correctie passend is. Met name bleek de marktsituatie in Thailand vergelijkbaar met die van Brazilië, aangezien ook in Thailand slechts enkele bekende en gevestigde merken bestaan. Die argumenten moeten daarom worden afgewezen.

(92)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hield geen enkele producent-exporteur vast aan zijn bezwaar tegen deze correctie, maar de vereniging van klagers stelde dat de correctie wegens het gebruik van een merknaam te groot is, in het bijzonder met betrekking tot producten andere dan van porselein. Tot staving van dit argument verwees de klager naar prijslijsten en informatie verstrekt door een aantal producenten in de Unie.

(93)

Terwijl de ingediende informatie de bevindingen van de Commissie dat de meerwaarde van een merk op een bepaalde markt ondernemings-/merkspecifiek is, bevestigt, doet de verstrekte informatie geen afbreuk aan het niveau van de correctie dat werd vastgesteld voor de door de referentieproducent op de Braziliaanse binnenlandse markt verkochte merkproducten, aangezien de verstrekte informatie alleen betrekking had op de markt van de Unie. Gezien het grote aantal producenten in de Unie, de diversiteit van de markt van de Unie met haar regionale verschillen, ook op het vlak van merkoriëntatie, en gezien het grote marktaandeel van de invoer uit de VRC, verschilt de situatie van de markt van de Unie sterk van die van de Braziliaanse markt. Daarom en in het licht van de beschou-wingen in de overwegingen 90 en 91 kan dat argument niet worden aanvaard.

(94)

Zoals beschreven in overweging 101 van de verordening voorlopig recht, werden, indien relevant, verdere correcties toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies in alle gevallen waarin werd aangetoond dat zij de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloedden.

3.5.   Dumpingmarges

(95)

Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de methode die wordt gebruikt voor het berekenen van de dumpingmarges, zoals beschreven in de overwegingen 102 tot en met 105 van de verordening voorlopig recht, bevestigd.

(96)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen werd de Commissie meegedeeld dat enkele handelsondernemingen die het betrokken product niet produceren, ten onrechte waren vermeld in bijlage I bij de verordening voorlopig recht en dat op hen dus het voor medewerkende producenten-exporteurs vastgestelde antidumpingrecht van toepassing was. De Commissie heeft deze ondernemingen op de hoogte gebracht van haar voornemen om hen te schrappen uit bijlage I en heeft hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Na bestudering van de ontvangen opmerkingen zijn meerdere handelsonder-nemingen geschrapt uit bijlage I. In voorkomend geval zijn zij vervangen door de verbonden medewerkende producent-exporteur.

(97)

Rekening houdend met de toegepaste correcties op de normale waarde en de uitvoerprijs als beschreven in de overwegingen 67 - 94 hierboven, en aangezien geen verdere opmerkingen werden ontvangen, zijn de definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd; Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd; Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd; Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd

18,3

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd

13,1

CHL Porcelain Industries Ltd

23,4

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited; Zibo Huatong Ceramics Co., Ltd; Shandong Silver Phoenix Co., Ltd; Niceton Ceramics (Linyi) Co., Ltd; Linyi Jingshi Ceramics Co., Ltd; Linyi Silver Phoenix Ceramics Co., Ltd; Linyi Chunguang Ceramics Co., Ltd; Linyi Zefeng Ceramics Co., Ltd.

17,6

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

22,9

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs

17,9

Alle andere ondernemingen

36,1

4.   SCHADE

4.1.   Beoordelingsperiode

(98)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben diverse belanghebbenden herhaald dat de beoordelingsperiode zou hebben moeten aanvangen in 2009 in plaats van in 2008, aangezien de economische crisis in 2008 zou zijn begonnen en de trend tussen 2009 en 2011 duidelijk zou zijn. Met betrekking tot dit argument zij opgemerkt dat 2009 voor de aanvang van de beoordelingsperiode geen geschikter jaar is, omdat de effecten van de economische crisis in dat jaar volledig voelbaar waren, hetgeen tot gevolg had dat er in vergelijking met 2008 een aanzienlijke daling van het verbruik was. Het argument wordt daarom definitief afgewezen.

4.2.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(99)

In een gezamenlijke opmerking hebben meerdere importeurs vraagtekens geplaatst bij de methode voor de berekening van het in overweging 108 van de verordening voorlopig recht vermelde productiecijfer van de Unie. Diverse belanghebbenden herhaalden deze opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen. Zij waren in het bijzonder van mening dat door de klagers niet is voldaan aan de eis van representativiteit, aangezien de beschikbare statistieken van PRODCOM een veel hogere productie van het soortgelijk product in de Unie suggereren dan de in voornoemde overweging vermelde 240 200 ton, waardoor de klagers minder dan 25 % van de EU-productie van het soortgelijk product vertegenwoordigen. Voornoemde belanghebbenden hadden een EU-productiecijfer berekend van 313 187 ton tijdens het OT, op basis van de volledige PRODCOM-gegevens voor keuken- en tafelgerei van porselein, met een bijstelling naar beneden van 20 % voor keuken- en tafelgerei van keramiek, andere dan porselein, analoog aan de methode die door de klager en bij het onderzoek is gebruikt om de omvang van de invoer vast te stellen.

(100)

In dit verband zij opgemerkt dat, vooreerst, de diensten van de Commissie in het kader van de wettelijk verplichte analyse van een antidumpingklacht en in overeenstemming met artikel 5, lid 4, van de basisverordening, vóór de opening van het onderzoek de represen-tatitviteit grondig hebben onderzocht. De Commissie heeft de gegevens in de klacht geanalyseerd en contact opgenomen met alle bekende producenten in de Unie en hen gevraagd om ook gegevens over hun productie en hun standpunt ten aanzien van de klacht te verstrekken, alsmede om de Commissie behulpzaam te zijn bij het achterhalen van eventuele andere mogelijke producenten. Ook verenigingen van producenten hebben informatie over de productie verstrekt.

(101)

Ten aanzien van dit argument zij er tevens op gewezen dat de gehanteerde gegevensbron en de gebruikte methode voor het productiecijfer van de Unie voor elk jaar van de beoordelingsperiode tevens werd toegelicht in overweging 107 van de verordening voor-lopig recht, d.w.z. dat het in overeenstemming met wat in het klachtstadium is gedaan, is gebaseerd op de cijfers van de Europese en nationale verenigingen en tevens is gecon-troleerd aan de hand van gegevens van individuele producenten en andere statistische bronnen (met name PRODCOM).

(102)

Zoals door de klagers tijdens het onderzoek is toegelicht, waren de door de Europese vereniging verstrekte gegevens wat producten van porselein betreft, gebaseerd op PRODCOM-gegevens voor keuken- en tafelgerei van porselein, aangezien de PRODCOM-code voor dit product overeenkwam met de producten van porselein waarop het onder-havige onderzoek betrekking heeft. Wat producten anders dan van porselein betreft, kon PRODCOM niet worden gebruikt, omdat deze op veel meer vervaardigde producten betrekking had dan op de producten anders dan van porselein waarop dit onderzoek betrekking heeft. Daarom hadden de nationale verenigingen de relevante gegevens voor deze producten verzameld op basis van hun grondige kennis van hun respectieve markten en had de Europese vereniging deze informatie gecontroleerd alvorens de totalen aan de Commissie te verstrekken. Deze cijfers werden bijgewerkt tijdens het onderzoek. Bovendien was er in het niet-vertrouwelijke dossier een lijst van alle bekende producenten opgenomen en werd de aandacht van de Commissie enkel gevestigd op het bestaan van nog eens drie producenten in Roemenië. Het verschil tussen de statistieken van PRODCOM en het cijfer ad 240 200 ton is het gevolg van het feit dat de product-omschrijving van dit onderzoek niet helemaal overeenkomt met de statistische-gegevens-codes van PRODCOM, dat wil zeggen dat de productomschrijving veel enger is. In het geval van de invoerstatistieken van EUROSTAT kon dit verschil inderdaad worden verantwoord door met 20 % naar beneden bij te stellen, maar ten aanzien van de EU-productiecijfers in de PRODCOM-gegevensbank was dit niet passend. Met name zouden de PRODCOM-cijfers van twee lidstaten bijzonder hoog lijken indien hier dezelfde methode zou zijn toegepast.

(103)

De door voornoemde belanghebbenden in overweging 99 bedoelde methodologie vertoont derhalve tekortkomingen. Voorts zijn geen bewijzen verstrekt dat de door de lidstaten van de EU, met inbegrip van de twee hierboven bedoelde lidstaten, gerapporteerde, in het niet-vertrouwelijke dossier vermelde productie te laag zou zijn. Tevens kwamen de door de Europese vereniging verstrekte en in het kader van het onderzoek gebruikte gegevens voor sommige lidstaten aanzienlijk hoger uit dan wanneer bijgestelde PRODCOM-gegevens zouden zijn gebruikt. Gelet op het voorgaande is er geen reden om de in het kader van dit onderzoek vermelde productiecijfers en de uitkomst van het onderzoek naar de represen-tatitviteit in twijfel te trekken.

(104)

Aangezien geen verdere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 107 en 108 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.3.   Verbruik in de Unie

(105)

In een gezamenlijke opmerking hebben meerdere importeurs de in overweging 110 van de verordening voorlopig recht verstrekte cijfers over het verbruik in de Unie betwist. Dit argument was, zoals toegelicht in punt 4.2 hierboven, gebaseerd op het onjuiste gebruik van statistische gegevens van PRODCOM voor de productie en verkopen in de Unie, en wordt derhalve afgewezen.

(106)

Bij een nieuwe controle van de invoerstatistieken van EUROSTAT werd evenwel ontdekt dat deze statistieken sinds de instelling van de voorlopige maatregelen waren bijgewerkt, wat tot enkele kleinere wijzigingen had geleid. Het verbruik in de Unie, berekend op basis van deze bijgewerkte invoerstatistieken van EUROSTAT en de ingediende opmerkingen over de verkopen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, ontwikkelde zich, voor de volledigheid, als volgt:

Tabel 1

Volume (ton)

2008

2009

2010

OT

Verbruik in de Unie

826 897

687 587

750 828

727 411

Index (2008 = 100)

100

83

91

88

(107)

Aangezien geen verdere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 109, 111 en 112 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.4.   Invoer uit het betrokken land

4.4.1.   Volume, prijs en marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land

(108)

In een gezamenlijke opmerking hebben meerdere importeurs de in overweging 113 van de verordening voorlopig recht verstrekte cijfers betwist. Dit argument was gebaseerd op het onjuiste gebruik van statistische gegevens van PRODCOM en wordt daarom afgewezen.

(109)

Op basis van de bijgewerkte invoerstatistieken van EUROSTAT (zie overweging 106 hierboven), ontwikkelden het volume, het marktaandeel en de gemiddelde invoerprijs van het betrokken product zich als volgt:

Tabel 2

Invoer uit de VRC

2008

2009

2010

OT

Volume van de invoer (ton)

535 593

449 325

516 624

486 170

Index (2008 = 100)

100

84

96

91

Marktaandeel

64,8 %

65,3 %

68,8 %

66,8 %

Gemiddelde invoer-prijs (EUR/ton)

1 274

1 307

1 473

1 498

Index (2008 = 100)

100

103

116

118

(110)

De bijgewerkte volumes, waarden en trends zijn vrijwel identiek aan de volumes, waarden en trends die in de verordening voorlopig recht zijn geanalyseerd. Het marktaandeel van de invoer uit de VRC nam toe van 64,8 % in 2008 tot 66,8% in het OT. De invoerprijs nam in de beoordelingsperiode toe met bijna 18 %, van 1 274 EUR/ton tot 1 498 EUR/ton.

(111)

Een partij beweerde dat er geen enkele correlatie bestaat tussen de prijzen en volumes van de invoer uit de VRC. In dit verband moet overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de basis-verordening, worden nagegaan of de invoer met dumping, in absolute cijfers dan wel in verhouding tot de productie of het verbruik in de Unie, aanzienlijk is toegenomen. Wat de weerslag van de invoer met dumping op de prijzen betreft, moet worden nagegaan of een aanzienlijke prijsonderbieding door het met dumping ingevoerde product ten opzichte van de prijzen van soortgelijke producten van de bedrijfstak van de Unie heeft plaatsgevonden, dan wel of deze invoer de prijzen op enige andere wijze sterk drukt of een aanzienlijke belemmering vormt voor prijsverhogingen die zonder deze invoer zouden hebben plaats-gevonden. Geen van deze factoren op zich is doorslaggevend genoeg als richtsnoer.

(112)

In de context van het bovenstaande moet het volgende worden opgemerkt. In de eerste plaats was er, in de tijd dat het verbruik in de Unie zich herstelde (2009-2010), sprake van een aanzienlijke prijsstijging van de invoer uit de VRC, hetgeen lijkt te duiden op een correlatie. Maar belangrijker is dat de ontwikkeling van de Chinese prijzen in de beoordelingsperiode moet worden beoordeeld in het kader van het zeer aanzienlijke prijsverschil dat in 2008 al bestond en dat wordt geïllustreerd door de gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC (tabel 2) en de gemiddelde verkoopprijzen in de Unie (tabel 9) die in de verordening voorlopig recht werden vermeld. Deze grote prijsverschillen worden bevestigd door de hoge prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak. De prijsverhoging verhinderde dus niet dat invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode een groter markt-aandeel wist te krijgen. Deze invoer bleef zelfs een sterke neerwaartse druk op de prijzen van de bedrijfstak in de Unie uitoefenen, die in de beoordelingsperiode met 12 % daalden. Deze opmerking kan daarom niet worden aanvaard.

(113)

Wat betreft de ontwikkeling van de invoerprijs (verhoging) en het invoervolume (daling) van 2008 tot 2011 en daarna 2012 die door een in de steekproef opgenomen groep van Chinese producenten-exporteurs naar voren werd gebracht, doet de waargenomen trend van een dalende gemiddelde invoerprijs niets af aan de conclusie van schade veroor-zakende dumping tijdens het OT. Wat betreft de ontwikkeling van de volumes van de invoer uit de VRC, en zoals al is benadrukt in overweging 114 van de verordening voor-lopig recht en opnieuw in overweging 109 hierboven, laat de indicator voor het markt-aandeel een stijging van het marktaandeel van de invoer uit de VRC met 2 procentpunten zien. Zoals in detail is uiteengezet in de overwegingen 116 en 117 van de verordening voorlopig recht en in overweging 111 hierboven, was er bovendien sprake van aanzienlijke prijsonderbieding door de invoer uit de VRC.

4.4.2.   Prijsonderbieding

(114)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen verzochten meerdere belanghebbenden om meer bijzonderheden over de berekeningen met betrekking tot prijsonderbieding dan die welke in overweging 116 van de verordening voorlopig recht reeds waren verstrekt. Voor zover het vertrouwelijke karakter van deze informatie en het feit dat de producenten in de Unie die anonimiteit was gewaarborgd, dit toestonden, werd aanvullende informatie verstrekt.

(115)

Naar analogie van het besluit dat werd genomen na de instelling van voorlopige maat-regelen om voor de berekening van dumping bepaalde „atypische” producten van de uitvoergegevens uit te sluiten (zie overweging 69 hierboven), werden deze producten ook uitgesloten van de uitvoergegevens die werden gebruikt voor de schadeberekeningen. Deze wijziging had slechts een gering effect op de onderbiedingsmarges, die daardoor in de orde van grootte bleven als genoemd in overweging 117 van de verordening voorlopig recht.

(116)

Aangezien geen verdere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 113 tot en met 117 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemeen

(117)

Meerdere partijen stelden dat het feit dat meerdere schadefactoren tussen 2009 of 2010 en het eind van het OT verbeterden, aantoont dat de bedrijfstak van de Unie zich positief ontwikkelt. Er moet evenwel worden opgemerkt dat deze analyse onvolledig is en geen rekening houdt met de ontwikkeling van deze factoren in de gehele beoordelingsperiode. Er moet in dit verband ook rekening worden gehouden met de uiteenzetting in over-weging 23 van de verordening voorlopig recht.

(118)

Op verzoek van een belanghebbende wordt bevestigd dat de macro-economische indicatoren zijn beoordeeld op het niveau van de gehele bedrijfstak van de Unie, terwijl de micro-economische indicatoren zijn geanalyseerd op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, waaronder ook niet-klagende ondernemingen.

(119)

De CCCLA stelde dat de in de verordening voorlopig recht genoemde micro- en macro-economische indicatoren niet representatief waren, aangezien de totale productie in de Unie veel hoger uitkwam dan de in het kader van dit onderzoek gebruikte cijfers. Dit argument wordt echter gelet op de analyse en conclusie van punt 4.2 hierboven afgewezen.

(120)

Aangezien geen verdere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 118 tot en met 121 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(121)

Zoals vermeld in paragraaf 4.1 hierboven, betwistten meerdere importeurs de in over-weging 122 van de verordening voorlopig recht verstrekte productiecijfers. Deze cijfers zijn echter op andere manieren gecontroleerd en worden bevestigd.

(122)

Aangezien geen verdere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 122 tot en met 124 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.2.2.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

(123)

De bijwerking van tabel 2 heeft geen gevolgen voor de tabellen 4 en 5 van de verordening voorlopig recht.

(124)

Aangezien geen relevante opmerkingen over de omvang van de verkoop en het markt-aandeel werden ontvangen, worden de overwegingen 125 en 126 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(125)

In een gezamenlijke opmerking hebben meerdere importeurs de in de overwegingen 127 en 128 van de verordening voorlopig recht verstrekte werkgelegenheids- en productivi-teitscijfers betwist, waarbij zij stelden dat deze cijfers niet overeenkwamen met het beeld dat bepaalde statistieken van EUROSTAT laten zien (8).

(126)

De cijfers werden evenwel voor beide indicatoren op een andere manier gecontroleerd en worden juist geacht. De door de partijen naar voren gebrachte cijfers waren te algemeen en hadden geen betrekking op de productie van het soortgelijk product. Aangezien geen verdere opmerkingen over werkgelegenheid en productiviteit werden ontvangen, worden de overwegingen 127 en 128 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.2.4.   Hoogte van de dumpingmarge

(127)

Aangezien geen opmerkingen over de hoogte van de dumpingmarge werden ontvangen, wordt overweging 129 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Voorraden

(128)

In een gezamenlijke opmerking hebben meerdere importeurs de in overweging 130 van de verordening voorlopig recht verstrekte voorraadcijfers en de relevantie van deze cijfers in vergelijking tot beschikbare openbare gegevens over bepaalde producenten in de Unie betwist. Zij waren het evenmin eens met de bewering dat de bedrijfstak van de Unie hoofdzakelijk op bestelling werkt.

(129)

Wat betreft het werken op bestelling heeft het onderzoek bevestigd dat dit inderdaad het geval was voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en dat dit in de bedrijfstak een gangbare praktijk is. De in de verordening voorlopig recht vermelde voorraadcijfers betroffen bovendien het gecontroleerde voorraadcijfer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, dat het betrouwbaarst wordt geacht.

(130)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen werden bovenstaande opmerkingen herhaald zonder dat nieuwe argumenten naar voren werden gebracht. Aangezien geen verdere opmerkingen over voorraden werden ontvangen, wordt overweging 130 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.3.2.   Verkoopprijzen

(131)

Aangezien geen opmerkingen over de in de verordening voorlopig recht gegeven cijfers over verkoopprijzen werden ontvangen, wordt overweging 131 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.3.3.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken en lonen

(132)

Na de mededeling werd een fout in de berekening van de nettowinst van de bedrijfstak van de Unie en het rendement van investeringen ontdekt. Deze fout werd gecorrigeerd en de herziene cijfers zijn als volgt:

Tabel 3

 

2008

2009

2010

OT

Nettowinst van verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

3,8

2,8

–0,5

3,2

Index (2008 = 100)

100

74

–13

84

Rendement van investeringen (nettowinst in % van de netto-boekwaarde van investeringen)

16,4

6,3

–6,8

20,5

Index (2008 = 100)

100

38

–41

125

(133)

Bovengenoemde correctie heeft geen wezenlijke gevolgen voor de voorlopige bevindingen met betrekking tot die twee indicatoren. De gewogen gemiddelde winstmarge van de in de steekproef opgenomen producenten was in de beoordelingsperiode echter iets lager dan voorlopig was vastgesteld, aangezien deze daalde van 3,8 % naar 3,2 % (in plaats van 4,2 % naar 3,5 %). Het rendement van de investeringen volgde de voor de winst waargenomen trend, maar het ontwikkelde zich, zoals ook opgemerkt door verscheidene belang-hebbenden na de mededeling van de definitieve bevindingen, in de beoordelingsperiode grotendeels positief in plaats van negatief.

(134)

Een belanghebbende plaatste vraagtekens bij de kwetsbare staat van de bedrijfstak van de Unie in het begin van de beoordelingsperiode, als genoemd in overweging 134 van de verordening voorlopig recht. Deze partij stelde dat alleen rekening mag worden gehouden met door dumping veroorzaakte schade en dat er voor geen enkel ander tijdvak dan 2011 dumping is vastgesteld. In die overweging werd echter enkel naar de staat van de bedrijfs-tak van de Unie verwezen om na te gaan of de in het begin van de beoordelingsperiode behaalde winst als representatief kon worden beschouwd voor de winst die de bedrijfstak normaliter zou behalen. Hetgeen niet het geval was.

(135)

Meerdere partijen plaatsten vraagtekens bij de in overweging 135 van de verordening voorlopig recht bedoelde benchmark voor de winstmarge en/of voorgestelde andere (lagere) benchmarks.

(136)

Een groep producenten-exporteurs in de VRC stelde dat de winstmarge in het OT een goede winstmarge was. Dit argument werd evenwel niet onderbouwd. Een andere partij stelde ook dat de in de verordening voorlopig recht weergegeven winstmarges als normale winstmarges kunnen worden beschouwd, en deze partij baseerde zich op de beschikbare openbare winstgegevens van een Duitse producent tussen 1999 en 2007. Een andere belanghebbende stelde dat de in de verordening voorlopig recht weergegeven winstmarge in het OT als „normaal” kan worden beschouwd op basis van de conclusies van een studie van de Commissie (9) die winstgegevens van een Duitse producent voor de periode van 2004 tot 2007 bevatte. Na de mededeling van de definitieve bevindingen werden soortgelijke argumenten ontvangen.

(137)

In dit verband zij herinnerd aan de conclusie in de verordening voorlopig recht dat de in het begin van de beoordelingsperiode behaalde winst niet als normale winst kan worden beschouwd omdat de bedrijfstak van de Unie toen al in een kwetsbare staat verkeerde, zoals in overweging 134 van de verordening voorlopig recht is toegelicht. Er werd boven-dien vastgesteld dat de bedoelde beschikbare openbare winstgegevens van een Duitse producent voor 1999-2007 niet alleen betrekking hadden op de vervaardiging van tafel- en keukengerei van keramische stoffen, maar ook op andere belangrijke marktsegmenten. Wat betreft de in overweging 136 hierboven bedoelde studie van de Commissie werd in het licht van de reikwijdte, het doel en het tijdstip van deze studie geconcludeerd dat deze geen gepaste basis voor de vaststelling van de winstgevendheid was. De studie verwees bijvoorbeeld voor het betrokken product uitsluitend naar de winstsituatie van één onder-neming. Tot slot werd geen van de drie genoemde opmerkingen in overweging 136, die worden tegengesproken door de in overweging 141 hieronder genoemde opmerking, voldoende onderbouwd. Daarom wordt bevestigd dat de in het OT waargenomen winst-marge van 3,2 % niet als aanvaardbaar kon worden beschouwd voor dit product.

(138)

Een belanghebbende stelde dat de winstmarges van de binnenhuisarchitectuur-, meubel- en/of levensmiddelensector van de Zweedse detailhandel als benchmark moesten worden gebruikt. Gezien onder andere de ongelijkheid in de investeringsniveaus voor de betreffende productie- en detailhandelsectoren moet dit argument echter worden afgewezen.

(139)

Na de definitieve mededeling van de bevindingen voerde een partij aan dat het niet passend was, 6 % winst, die redelijk werd geacht in het schoeiselonderzoek, ook in het onderhavige geval als normale winstmarge te beschouwen, omdat die winst was vastgesteld in 2006, toen de economische omstandigheden veel gunstiger dan in 2013 waren. Dit argument kan niet worden aanvaard. In de eerste plaats verwijst de belanghebbende naar de economische situatie in het algemeen, en niet naar de specifieke situatie op de markt voor tafelgerei. Weliswaar is het verbruik in 2009 aanmerkelijk gedaald, maar het heeft zich sindsdien in aanzienlijke mate hersteld. Belangrijker nog is dat de ontwikkeling van het verbruik niet op zichzelf moet worden beschouwd. Gezien de grote omvang van de invoer met dumping (marktaandeel van 66,8 %), de dumpingmarge (dumpingmarges variërend van 13,1 % tot 36,1 %) en de mate van onderbieding (variërend van 26,5 % tot 47,6 %), zou de concur-rentiesituatie op de markt van de Unie heel anders zijn geweest wanneer de invoer had plaatsgevonden zonder dumping. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

(140)

Enkele andere partijen stelden de benchmark voor die in een ander antidumpingonderzoek is gebruikt, te weten, in het onderzoek betreffende keramische tegels (10). Na de mededeling van de definitieve bevindingen werden soortgelijke opmerkingen ontvangen. Er zij echter opgemerkt dat keramische tegels niet op dezelfde manier als leren schoeisel en tafelgerei als een consumptiegoed kunnen worden beschouwd. Bijvoorbeeld de frequentie waarmee huishoudens tafelgerei van keramiek kopen en de wijze waarop dit in de handel wordt gebracht en uiteindelijk aan consumenten wordt verkocht, ligt dichter bij die voor leren schoeisel dan bij die voor keramische tegels. Het argument dat de nagestreefde winstmarge moet worden gebruikt die ook in het onderzoek naar keramische tegels is toegepast, wordt daarom afgewezen.

(141)

De klagers stelden dat de benchmark voor het winstniveau boven de 10 % moest liggen, omdat de productie van tafel- en keukengerei een kapitaalintensieve activiteit is waarvoor bovendien hoge nieuwe investeringen en een hoge graad van innovatie vereist zijn. Hoewel wordt bevestigd dat de betrokken bedrijfstak inderdaad kapitaalintensief is en een voort-durende behoefte aan investeringen kent, kon de ter onderbouwing van dit argument verstrekte informatie de voorlopig gebruikte benchmark niet wijzigen. Uit het onderzoek kon niet worden geconcludeerd dat de desbetreffende benchmark de meest passende voor alle producenten in de Unie was.

(142)

Een groep importeurs betwistte de winstgevendheidscijfers in de verordening voorlopig recht en berekende de winstgevendheid, op basis van cijfers met betrekking tot de productiekosten, cijfers over de verkoopprijzen en verkoopvolumes in de Unie en cijfers over de uitvoerprijzen in de verordening voorlopig recht, en kwam tot de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie in het OT feitelijk een winst van 6 % had gemaakt. Deze berekening was echter onjuist, aangezien in de berekening gegevens van verschillende bronnen (de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de bedrijfstak van de Unie als geheel en EUROSTAT) werden gecombineerd.

(143)

Aangezien geen verdere relevante opmerkingen werden ontvangen, worden de over-wegingen 132 tot en met 137 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.3.4.   Productiekosten

(144)

In een gezamenlijke opmerking waren meerdere importeurs van oordeel dat de cijfers betreffende productiekosten in overweging 138 van de verordening voorlopig recht niet de in EUROSTAT aangegeven ontwikkeling van de arbeids- en energiekosten volgden. De belanghebbenden benadrukten dat de arbeidskosten in de lidstaten waren gestegen. De ontwikkeling van de energiekosten in de Unie zou een daling van de productiekosten evenmin ondersteunen.

(145)

In dit verband zij opgemerkt dat de door de betrokkenen verstrekte arbeids- en energie-kosten te algemeen waren. Het feit dat de bedrijfstak van de Unie erin slaagde de productiekosten te verlagen in een periode waarin de algemene trend tegengesteld was, laat bovendien zien welke buitengewone inspanning de bedrijfstak van de Unie heeft verricht om kosten te besparen en concurrerend te blijven.

(146)

De cijfers over de productiekosten die in de verordening voorlopig recht werden gegeven, zijn de gecontroleerde productiekosten voor in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen, wordt overweging 138 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

4.5.3.5.   Conclusie betreffende schade

(147)

Meerdere partijen betwistten de conclusie betreffende schade die in de verordening voor-lopig recht naar voren werd gebracht, omdat meerdere schade-indicatoren in het allerlaatste deel van de beoordelingsperiode waren verbeterd. Dit punt doet echter niets af aan het feit dat de meeste schade-indicatoren in de beoordelingsperiode verslechterden. Deze verslechtering van de schade-indicatoren kan worden waargenomen voor de meeste macro-economische indicatoren, zoals productievolume, productiecapaciteit, verkoop aan niet-verbonden afnemers en werkgelegenheid, alsmede voor de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals winstgevendheid en investeringen.

(148)

Aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 139 tot en met 143 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

5.1.   Inleiding

(149)

Aangezien geen opmerkingen over overweging 144 van de verordening voorlopig recht werden ontvangen, wordt deze overweging bevestigd.

5.2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(150)

Meerdere partijen betwistten de in overweging 148 van de verordening voorlopig recht getrokken conclusie. Enkele van de in overweging 145 en overweging 147 van de verordening voorlopig recht naar voren gebrachte percentages zijn weliswaar enigszins gewijzigd, zoals hierboven is uiteengezet, maar dit verandert niets aan de feiten en conclusies in de overwegingen 145 tot en met 148 van de verordening voorlopig recht.

(151)

Gezien de ontwikkeling van het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC, is duidelijk dat er geen tegenstrijdigheid is tussen enerzijds overweging 147 van de verordening voorlopig recht, in het bijzonder wat betreft de bewering dat de daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de afname van de winstgevendheid van de bedrijfstak kunnen worden toegeschreven aan de neerwaartse prijsdruk veroorzaakt op de markt van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC, en anderzijds de bewegingen in het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, zoals één partij stelde.

(152)

Het feit dat de prijzen van invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode zijn gestegen, waarop meerdere partijen hebben gewezen, doet bovendien niets af aan de bevinding van prijsonderbieding en schade veroorzakende dumping in het OT.

(153)

Aangezien geen andere opmerkingen over het effect van de invoer met dumping werden ontvangen, worden de overwegingen 145 tot en met 148 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.   Gevolgen van andere factoren

5.3.1.   Invoer uit andere derde landen dan het betrokken land

(154)

Zoals uiteengezet in overweging 106 hierboven, zijn de gegevens van EUROSTAT betreffende invoer na de instelling van voorlopige maatregelen bijgewerkt. Bij het vergelijken van deze nieuwe gegevens met de eerdere gegevens in de verordening voorlopig recht werd een fout in de berekening van cijfers betreffende de invoer uit Thailand en Turkije ontdekt. Deze fout is gecorrigeerd, en de definitieve cijfers betreffende de invoer van het soortgelijk product uit derde landen, gebaseerd op gegevens van EUROSTAT, zijn als volgt:

Tabel 4

 

2008

2009

2010

OT

Omvang van de invoer uit alle andere derde landen (ton)

100 972

81 464

81 595

89 146

Index (2008 = 100)

100

81

81

88

Marktaandeel (%)

12,2

11,8

10,9

12,3

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

2 378

2 354

2 590

2 519

Index (2008 = 100)

100

99

109

106

Volume van de invoer uit Turkije (ton)

26 978

25 303

25 485

29 336

Index (2008 = 100)

100

94

94

109

Marktaandeel (%)

3,3

3,7

3,4

4

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

2 776

2 649

2 802

2 855

Index (2008 = 100)

100

95

101

103

Volume van de invoer uit Thailand (ton)

25 916

20 660

20 600

25 213

Index (2008 = 100)

100

80

79

97

Marktaandeel (%)

3,1

3

2,7

3,5

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

1 246

1 183

1 403

1 356

Index (2008 = 100)

100

95

113

109

(155)

De invoer uit derde landen daalde in de beoordelingsperiode met 12 %, terwijl het markt-aandeel van die invoer nagenoeg gelijk bleef.

(156)

Er zij op gewezen dat de gemiddelde prijzen bij invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode met 6 % zijn gestegen en aanzienlijk hoger bleven dan de gemiddelde verkoopprijs van de Chinese uitvoer (68 % in het OT).

(157)

Vóór de bekendmaking van de verordening voorlopig recht voerde de CCCLA aan dat de invoer uit Turkije tussen 2010 en 2011 met 8 % was gestegen en de prijzen bij invoer uit dat land slechts zo'n 20 % hoger waren dan de prijzen bij invoer uit de VRC. Meerdere partijen betwistten vervolgens de conclusie in de verordening voorlopig recht met betrekking tot de invoer uit Turkije.

(158)

In gedachten houdend dat de verordening voorlopig recht een kennelijke fout in de rapportage van de invoer uit Turkije bevatte, alsmede de hierboven weergegeven bijgewerkte gegevens, wijst niets erop dat de invoer uit Turkije, gezien de prijzen en het marktaandeel daarvan, het oorzakelijk verband kan verbreken tussen de uitvoer van het betrokken product uit de VRC en de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Er moet tevens worden opgemerkt dat de niet-opneming van de invoer uit Turkije in de klacht niet als discriminerend kan worden aangemerkt, aangezien er in de fase van de inleiding onvoldoende bewijs van dumping, schade en een oorzakelijk verband was voor zover het om invoer uit Turkije ging.

(159)

Het marktaandeel van de invoer uit Thailand was in het onderzoektijdvak nooit hoger dan 3,5 %.

(160)

Om bovengenoemde redenen wordt geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen geen invloed op de situatie van de bedrijfstak van de Unie heeft gehad in een mate die het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verbrak.

5.3.2.   Marktsegmenten

(161)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over marktsegmenten werden ontvangen, worden de overwegingen 156 tot en met 158 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.3.   Verbruik en vraag

(162)

Een partij suggereerde dat schade kon worden toegeschreven aan een langetermijndaling van de vraag naar in de Unie vervaardigde producten. Deze trend werd evenwel niet bevestigd in het onderzoek, zoals is uiteengezet in overweging 112 van de verordening voorlopig recht.

(163)

Aangezien geen verdere opmerkingen over verbruik en vraag werden ontvangen, worden de overwegingen 159 tot en met 166 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.4.   Uitvoer door de bedrijfstak van de Unie

(164)

Een partij wees erop dat de gemiddelde prijzen bij uitvoer uit de Unie in de beoordelings-periode lager waren dan de gemiddelde verkoopprijzen op de markt van de Unie. Dit kan van invloed zijn geweest op het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om nieuwe investeringen te doen of nieuw personeel aan te nemen. Een vergelijkbaar argument werd herhaald na de mededeling van de definitieve bevindingen. Zoals in overweging 169 van de verordening voorlopig recht echter al werd opgemerkt, kunnen de meeste schade-indicatoren niet zijn beïnvloed door de uitvoerprestatie. Er kan bovendien worden aange-voerd dat deze verkopen een manier waren om de geleden schade op de markt van de Unie gedeeltelijk te compenseren. Aangezien de gemiddelde prijzen zijn berekend door de totale waarde van de verkopen van het soortgelijk product te delen door het totale volume van deze verkopen, kan een andere productmix van de verkopen op de markt van de Unie dan van de uitvoer ook leiden tot aanzienlijke verschillen in de gemiddelde omzet in het algemeen. Tot slot vertegenwoordigde deze uitvoer minder dan 37 % van de totale verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie, dat wil zeggen, dat de thuismarkt van de Unie nog steeds veruit de dominante markt was voor de bedrijfstak van de Unie. Het argument dat deze uitvoer de bedrijfstak in de Unie schade berokkende in een mate die het oorzakelijk verband tussen de invoer uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verbrak, wordt daarom afgewezen.

(165)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 167 tot en met 170 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.5.   Opheffing van de invoerquota

(166)

Na de voorlopige maatregelen suggereerde een andere partij dat de opheffing van de invoerquota in de beoordelingsperiode gevolgen had gehad voor de producenten in de Unie. Er werden echter geen nieuwe feiten naar voren gebracht die de conclusie in overweging 173 van de verordening voorlopig recht konden wijzigen.

(167)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over de opheffing van de invoerquota werden ontvangen, worden de overwegingen 171 tot en met 173 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.6.   Concurrentiebeperkende praktijken op de markt van de Unie

(168)

Na de instelling van voorlopige maatregelen hebben meerdere partijen beweerd dat onvoldoende rekening was gehouden met het in overweging 175 van de verordening voorlopig recht genoemde kartelonderzoek dat door de Duitse autoriteiten werd gestart, en met de in die overweging genoemde boete voor het kartel. Wat betreft deze argumenten, kan in aanvulling op hetgeen eerder is gesteld in de overwegingen 174 en 175 van de verordening voorlopig recht, het volgende worden gezegd.

(169)

Het Duitse kartelonderzoek, dat vermeende prijsafspraken tussen juli 2005 en februari 2008 onderzoekt, loopt nog. Aangezien aan de producenten in de EU ver-trouwelijke behandeling is toegekend en de definitieve resultaten van het lopende Duitse onderzoek nog niet zijn bekendgemaakt, is het niet mogelijk om opmerkingen te maken over de bijzonderheden van de uitgevoerde analyse. Er kan echter worden bevestigd dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voorwerp is van dit lopende onderzoek. Voorts werd uit het onderzoek geconcludeerd dat de onderzochte praktijken niet van invloed zijn geweest op de micro-economische indicatoren en slechts in zeer beperkte mate op de macro-economische indicatoren, als ze die al hebben beïnvloed.

(170)

Wat betreft de bevindingen met betrekking tot de kartelvorming op het punt van bad-kamersanitair, wordt eraan herinnerd dat dat prijskartel actief werd bevonden tussen 1992 en 2004 en dat slechts één beboete producent ook actief is in de sector van tafel- en keukengerei. De door die producent verstrekte gegevens in het kader van representativiteit en schade zijn niet beïnvloed door de praktijken van het kartel, aangezien uitsluitend de gegevens betreffende de afdeling tafel- en keukengerei van die producent zijn gebruikt en niet zijn geconsolideerde gegevens. De boete voor deelname aan dat kartel is derhalve van geen invloed geweest op de door die producent verstrekte gegevens. Er zij voorts aan herinnerd dat de periode waarin prijsafspraken werden gemaakt, ruim voor de beoordelingsperiode lag. Aangezien de identiteit van de producenten in de Unie ver-trouwelijke informatie is, kan niet openbaar worden gemaakt of deze onderneming in de steekproef is opgenomen. Als een in de steekproef opgenomen producent in de Unie in zijn boekhouding echter posten (bijvoorbeeld een kartelboete) heeft geregistreerd die zijn schadebeeld ten behoeve van dit onderzoek zouden verstoren, dan zal de onderzoeks-autoriteit deze hebben geïsoleerd om te voorkomen dat de relevante schadefactoren werden beïnvloed.

(171)

De beweringen over het effect van bovenvermeld kartelonderzoek op de schade en de analyse van het oorzakelijk verband worden daarom verworpen.

(172)

Een belanghebbende heeft gemeld dat er illegale prijsafspraken en markttoewijzingen tussen producenten in de Unie waren, maar hij leverde geen bewijs voor deze bewering en het argument wordt daarom afgewezen.

(173)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over concurrentiebeperkende praktijken op de markt van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 174 tot en met 176 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.7.   Productiemethoden

(174)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over productiemethoden werden ontvangen, worden de overwegingen 177 en 178 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

(175)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde een importeur opnieuw soort-gelijke argumenten aan over het verschil tussen de productiemethoden die door de producenten in de Unie worden gebruikt, en de meer artisanale methoden van de Chinese fabrieken. Er werd echter geen enkel argument ten gronde geformuleerd dat de conclusie van overweging 178 van de verordening voorlopig recht kon wijzigen, zodat het argument definitief wordt afgewezen.

5.3.8.   Tweedehandsmarkt

(176)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over tweedehandsmarkten werden ontvangen, worden de overwegingen 179 en 180 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.9.   Economische crisis

(177)

Een partij stelde dat overweging 183 van de verordening voorlopig recht een verkeerde analyse geeft van de situatie tijdens de periode van economisch herstel tussen 2010 en 2011 en dat het effect van de economische crisis werd onderschat. Deze opmerkingen werden herhaald na de mededeling van de definitieve bevindingen. De argumenten werden echter niet onderbouwd. Er moet ook worden benadrukt dat genoemde overweging stelde dat de invoer met dumping uit de VRC de gevolgen van de economische neergang heeft versterkt. Wat betreft het effect van de economische crisis is overweging 184 van de verordening voorlopig recht duidelijk over het feit dat de economische crisis wellicht tot de slechte prestatie van de bedrijfstak van de Unie heeft bijgedragen, maar dat het effect niet zodanig was dat daardoor het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de in het OT door de bedrijfstak van de Unie geleden schade werd verbroken.

(178)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over de economische crisis werden ontvangen, worden de overwegingen 181 tot en met 184 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.3.10.   Andere factoren

(179)

In een gezamenlijke opmerking beweerden meerdere importeurs dat de daling van de werkgelegenheid een normale ontwikkeling in de bedrijfstak van de consumentenartikelen was. Dit argument werd evenwel niet onderbouwd. Bovendien kan een dergelijke ontwikkeling, ook al was die normaal in deze sector, het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en het aanzienlijke banenverlies in de sector niet verbreken. Dit argument wordt daarom afgewezen.

(180)

Een partij stelde dat de voortdurende structurele tekorten van de bedrijfstak van de Unie in combinatie met de bestaande overcapaciteit zoals vermeld in tabel 3 van de verordening voorlopig recht het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door producenten in de Unie geleden schade kon verbreken. Wat betreft dit argument, heeft het onderzoek bevestigd dat de bedrijfstak van de Unie, ook al verkeerde deze in het begin van de beoordelingsperiode al in een kwetsbare staat en was hij geherstructureerd, concurrerend was en goed omging met de vraag van alle markten. Wat betreft tabel 3 van de verordening voorlopig recht, moet de daling in de productie worden gezien in samen-hang met de druk door het grote volume aan laaggeprijsde invoer uit de VRC, want de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie bleef nagenoeg gelijk. Dit argument moet daarom worden afgewezen.

(181)

Een partij was de mening toegedaan dat de Commissie had verzuimd rekening te houden met het cumulatieve effect van elk van de andere schade veroorzakende factoren. Dit argument werd na de mededeling van de definitieve bevindingen tevens door verscheidene partijen aangevoerd. Gezien de resultaten van het onderzoek op het punt van de verschillende andere genoemde factoren, is het echter ondenkbaar dat hun cumulatieve effect het oorzakelijk verband had kunnen verbreken. Het effect van de meeste andere naar voren gebrachte factoren was zelfs klein, als het al bestond.

(182)

Een partij was de mening toegedaan dat de onderzoeksautoriteit verzuimd had onderscheid te maken tussen een toevallige samenloop en een oorzakelijk verband. De verstrekte onder-steunende informatie was op dit punt echter allesbehalve overtuigend, en het argument wordt daarom afgewezen.

(183)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen over andere factoren werden ontvangen, worden de overwegingen 185 tot en met 190 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

5.4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(184)

Aangezien geen nieuwe opmerkingen werden ontvangen, wordt overweging 191 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

6.   BELANG VAN DE UNIE

6.1.   Voorafgaande opmerkingen

(185)

Aangezien geen opmerkingen over overweging 192 van de verordening voorlopig recht werden ontvangen, wordt deze overweging bevestigd.

6.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(186)

Een Poolse niet-klagende producent verwelkomde de maatregelen, terwijl een niet-klagende fabrikant uit het VK met belangen bij invoer van het betrokken product ertegen was. Laatstgenoemde partij is van oordeel dat rechten een negatief effect zouden hebben op de producenten die hun assortiment aanvullen met invoer uit de VRC en zich hebben aangepast aan de mondialisering via een bedrijfsmodel waarin werk met een grote toegevoegde waarde in de Unie wordt verricht. Bovendien zouden afnemers minder geneigd zijn om hun producten te kopen, omdat zij niet langer een volledig assortiment zouden aanbieden.

(187)

Wat betreft het argument van laatstgenoemde belanghebbende werd de situatie van de betreffende onderneming onderzocht. Invoer van tafelgerei uit de VRC bleek een klein deel van de totale invoer van de onderneming uit te maken. De onderneming stelde echter, zonder nadere specificatie, dat deze invoer voor haar belangrijk was. De onderneming gaf geen cijfers over haar eigen productie. Volgens de jaarrekening, had de onderneming in 2011 een totale winstmarge vóór belastingen van meer dan 10 %, waarvan het grootste deel werd behaald op markten buiten de Unie (er werd geen cijfer verstrekt voor het betrokken product). Op basis hiervan wordt niet verwacht dat het instellen van maatregelen de levensvatbaarheid van deze onderneming in gevaar brengt. Er werd geen specifiek bewijs verstrekt voor het argument dat veel andere ondernemingen als gevolg van de maatregelen ook met problemen zouden worden geconfronteerd. Volgens de reacties die in de representativiteitsfase voor de inleiding werden ontvangen en opmerkingen die daarna zijn ontvangen, zijn er bovendien geen aanwijzingen dat een aanzienlijk aantal onder-nemingen in een dergelijke situatie verkeert.

(188)

Het effect van rechten op de industriële activiteiten van de bedrijfstak in de Unie zou positief zijn. Sinds de recente instelling van voorlopige antidumpingrechten zijn zelfs meerdere positieve ontwikkelingen op dit punt gemeld.

(189)

Bovengenoemde positieve ontwikkelingen bevestigen de stelling van klagers dat de productie in de Unie op zeer korte termijn aanmerkelijk zou kunnen worden verhoogd door gebruik te maken van reeds beschikbare fabrieken, machines en arbeidskrachten, terwijl op langere termijn verdere verhogingen haalbaar zouden zijn. Zij zijn dus gebaat bij het corrigeren van oneerlijke prijspraktijken in de markt, want een nieuw prijsniveau zal het aantrekkelijker maken om meer producten in de Unie te produceren, zij het in grote dan wel kleine bestellingen, met speciale ontwerpen of in de vorm van mainstream merkloze producten. Zo'n correctie zou ertoe leiden dat nieuwe banen worden geschapen waar verschillende soorten vaardigheden voor nodig zijn, en daardoor zou de werkloosheid afnemen.

(190)

De stelling dat het onmogelijk zou zijn een volledig assortiment aan te bieden, kan niet worden bevestigd, omdat consumenten een steeds wisselend assortiment en het gebruik van meerdere toeleveranciers verlangen.

(191)

Aangezien geen andere opmerkingen over het belang van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 193 tot en met 198 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

6.3.   Belang van niet-verbonden importeurs

(192)

De twee grootste in de steekproef opgenomen importeurs betwistten hun mate van mede-werking waar het gaat om het verstrekken van alle winstgevendheidscijfers en de marge tussen aankoop- en wederverkoopprijzen voor niet-verbonden afnemers, terwijl een van hen in twijfel trok dat hij geen toestemming zou hebben gegeven om zijn boeken in te zien, en aanvoerde dat er niets zou zijn veranderd als toegang werd verleend. De partijen stelden dat zij door hun omvang en bedrijfsmodel niet in staat waren om gegevens met de verlangde mate van detaillering te verstrekken. In de definitieve fase werd bevestigd dat een van hen opnieuw had geweigerd toegang tot de boeken van haar importeur te geven en dat geen van beide, ondanks inspanningen daartoe, erin slaagde volledige en bruikbare winstgevendheidscijfers en informatie over de marge tussen aankoop- en wederverkoop-prijzen voor niet-verbonden afnemers op zodanige manier te verstrekken dat zij door de instellingen in de analyse van de situatie van niet-verbonden importeurs konden worden gebruikt. De beperkte informatie die beide ondernemingen verstrekten over hun aankoop- en wederverkoopprijzen, was weliswaar niet overtuigend, maar was daarentegen helemaal in lijn met de verkregen algemene winstmarge-informatie als samengevat in overweging 202 van de verordening voorlopig recht.

(193)

In overweging 203 van de verordening voorlopig recht werd belanghebbenden uitdrukke-lijk verzocht om aanvullende, uitvoerige en controleerbare gegevens te verstrekken op basis waarvan het effect van de maatregelen op de toeleveringsketen verder kon worden geanalyseerd.

(194)

Na de instelling van voorlopige maatregelen zonden twee niet-verbonden importeurs nieuwe antwoorden op de vragenlijst voor importeurs. Ook werden opmerkingen over het belang van de Unie ontvangen van andere niet in de steekproef opgenomen importeurs, een vereniging voor Europese en internationale handel (Foreign Trade Association), een Zweedse vereniging van importeurs, groothandelaren en detailhandelaren (Svensk Handel), de CCCLA en een producent in de Unie met belangen bij invoer. Geen van de opmerkingen bevatte doorslaggevende gegevens over het effect van maatregelen op de toeleveringsketen.

(195)

Een partij stelde dat het downstream werkgelegenheidscijfer dat werd beïnvloed door de rechten, was onderschat, aangezien uit statistieken van EUROSTAT blijkt dat alle handels-ondernemingen tezamen meer mensen (33 miljoen) in dienst hebben dan verwerkende ondernemingen (31 miljoen). De verstrekte cijfers hadden echter betrekking op de invoer- en verwerkende sector in het algemeen en konden niet worden gebruikt voor het doel van dit onderzoek.

(196)

In een gezamenlijke opmerking stelden meerdere importeurs dat de vijf in de steekproef opgenomen importeurs aan meer dan 10 000 man jobs boden in verband met het betrokken product, en niet 350, zoals vermeld in overweging 200 van de verordening voorlopig recht. De cijfers zijn nogmaals gecontroleerd. Er moet worden benadrukt dat bij de analyse van de belangen van de importeurs rekening wordt gehouden met het aantal banen met betrekking tot de invoer en wederverkoop, met inbegrip van de ondersteunende diensten, van het betrokken product. Arbeidsplaatsen van een andere oorsprong of met betrekking tot andere producten of activiteiten zoals de groot- of detailhandel moeten uiteraard niet worden meegerekend. Er wordt aan herinnerd dat een groep van 14 importeurs eerder in de procedure het desbetreffende aantal banen op het niveau van de importeurs in totaal op 7 000 had geraamd. De orde van grootte van dat cijfer lijkt een redelijke schatting op grond van een extrapolatie van de situatie van de in de steekproef opgenomen importeurs, voor zover hun cijfers konden worden gebruikt.

(197)

Meerdere partijen klaagden over het hoge cijfer voor de brutomarge in overweging 202 van de verordening voorlopig recht, dat misleidend zou zijn. Uit het onderzoek is echter gebleken dat de overgrote meerderheid van de importeurs die de steekproefvragen hebben beantwoord, als brutomarge tussen aankoop- en wederverkoopprijs een percentage tussen de 50 en 200 % vermeldden en de situatie van de in de steekproef opgenomen importeurs was vergelijkbaar. Na de mededeling van de voorlopige bevindingen dienden de klagers bovendien meerdere voorbeelden in die de informatie ondersteunden die in de in over-weging 202 van de verordening voorlopig recht bedoelde publicatie werd verstrekt, dat wil zeggen, die de verhouding tussen de invoerprijs en detailhandelsprijs van het betrokken product bevestigden.

(198)

Een fabrikant uit het VK met belangen bij invoer verklaarde dat deze marges nodig zijn om bepaalde kosten te dekken die in de Unie moeten worden gemaakt. Er werden geen gegevens verstrekt die het mogelijk maakten deze marges op basis van de omzet te berekenen.

(199)

Aangezien van slechts drie van de in de steekproef opgenomen importeurs bruikbare winstgegevens voor de invoeractiviteiten voor het betrokken product konden worden verkregen en gecontroleerd, en aangezien deze drie importeurs slechts zo'n 3 % van de importeurs van het betrokken product vertegenwoordigden, werd het betrokken gewogen gemiddelde winstcijfer niet overtuigend geacht en daarom niet in de verordening voorlopig recht vermeld. Er moet evenwel worden opgemerkt dat deze gewogen gemiddelde winst gezond was (tussen 6 % en 10 % - bereik gegeven om redenen van vertrouwelijkheid).

(200)

Een importeur stelde dat er in de Unie onvoldoende gekleurd gres wordt geproduceerd en dat hij geen andere keus had dan het in te voeren uit te VRC. Hetzelfde argument werd ingediend na de mededeling van feiten en overwegingen. In het onderzoek werd echter vastgesteld dat gekleurd gres van verschillende bronnen kan worden verkregen, met inbegrip van producenten in de Unie. Producenten in de Unie beschikken bovendien over voldoende productiecapaciteit om meer op de markt van de Unie te verkopen.

(201)

Op basis van de informatie die in de loop van het onderzoek werd verzameld kon geen behoorlijke kwantificering worden gemaakt van de mate waarin importeurs in staat zouden zijn om door de instelling van de voorgestelde rechten veroorzaakte stijgingen van de verkoopprijs door te berekenen. Gezien de informatie over de bruto- en nettomarges wijst niets er echter op dat de levensvatbaarheid van de activiteiten van importeurs in gevaar komt, als invoer uit de VRC voorwerp wordt van een definitief antidumpingrecht. Een importeur suggereerde ook dat grote marktdeelnemers en importeurs van wie tafel- en keukengerei van keramische stoffen niet de kernactiviteit is, geen negatieve invloed zouden ondervinden.

(202)

Er wordt daarom geconcludeerd dat de instelling van maatregelen op de voorgestelde niveaus geen aanmerkelijk negatief effect op de situatie van de niet-verbonden importeurs van het betrokken product als geheel zal hebben.

(203)

Aangezien geen aanvullende nieuwe opmerkingen over het belang van niet-verbonden importeurs werden ontvangen, worden de overwegingen 199 tot en met 211 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

6.4.   Belang van andere economische sectoren

(204)

Na de uitnodiging vervat in overweging 203 van de verordening voorlopig recht heeft de Commissie op de dag van de bekendmaking van de voorlopige maatregelen rechtstreeks contact opgenomen met relevante detailhandelaren en verenigingen van detailhandelaren, importeurs met mogelijke detailhandelsactiviteiten en ook met bij de Commissie bekende ontwerpers en heeft zij hen verzocht om relevante vragenlijsten in te vullen. Sommige ontvangers die oorspronkelijk stelden dat zij detailhandelaar waren, antwoordden dat het onderzoek hen niet betrof omdat zij niet actief waren in de bedrijfstak. De Commissie ontving uiteindelijk zeven nieuwe antwoorden op de vragenlijst voor detailhandelaren. Deze zeven detailhandelaren vertegenwoordigden 1 % van de invoer uit de VRC in het OT. De meeste antwoorden vertoonden in veel opzichten onvolkomenheden, maar zijn voor zover mogelijk toch geanalyseerd. Op de vragenlijst voor ontwerpers zijn geen antwoorden ontvangen.

(205)

De aldus verkregen informatie leverde in wezen geen nieuw bewijsmateriaal op over het belang van andere economische sectoren dat de in overweging 217 van de verordening voorlopig recht bereikte conclusie in twijfel kon trekken.

(206)

Na bekendmaking van de voorlopige maatregelen werden opmerkingen over het belang van de Unie met betrekking tot andere economische sectoren ontvangen van zowel in de steekproef opgenomen als niet in de steekproef opgenomen importeurs (met inbegrip van een Poolse importeur die actief was in de sector van de promotionele producten), een vereniging voor Europese en internationale handel (Foreign Trade Association), een Zweedse vereniging van importeurs, groothandelaren en detailhandelaren (Svensk Handel), diverse detailhandelaren, de CCCLA en acht koffiebranderijen (waarvan zeven in Italië gevestigd en een met haar hoofdkantoor in Oostenrijk).

(207)

Koffiebranderijen stelden dat maatregelen op het niveau dat in de voorlopige fase werd voorgesteld, hen konden belemmeren om in de toekomst aan precies dezelfde artikelen te komen, gezien het zeer kleine aantal producenten in de Unie dat hun markt bedient (maximaal 5), waarvan de meeste direct dan wel via zustermaatschappijen zouden invoeren uit de VRC, en gezien het zeer grote aantal koffiebranders (1500 tot 3000). Dit argument kan niet worden aanvaard. Op de eerste plaats zijn de definitieve maatregelen lager dan de voorlopige maatregelen. Op de tweede plaats is uit het onderzoek gebleken dat de producenten in de Unie in een positie verkeerden dat zij hun productiepotentieel verder konden inzetten en de bedrijfstak van de koffiebranderijen verder konden bedienen, als de door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade werd opgeheven. Gezien het grote aantal producenten in de Unie is het zeer waarschijnlijk dat het aantal producenten in de Unie dat bestellingen van koffiebranderijen kan accepteren, meer dan vijf is.

(208)

De koffiebranderijen voerden aan dat antidumpingmaatregelen hun uitvoer zouden schaden, door verlies van concurrentievermogen en mogelijke represailles door de autori-teiten van de VRC. Er is echter geen bewijs dat erop wijst dat de hoogte van de ingestelde maatregelen een dergelijk verlies van concurrentievermogen met zich mee zou brengen, waarbij ook in gedachten is gehouden dat ook andere leden van de Wereldhandels-organisatie antidumpingmaatregelen voor deze soort product hebben. De bewering over represaillemaatregelen werd ook ongefundeerd bevonden.

(209)

De koffiebranderijen stelden dat de antidumpingmaatregelen onvermijdelijk zouden leiden tot een algemene afname van hun activiteiten, tot een daling van hun omzet, tot een algemene stijging van de koffieprijs in de horecasector (hotels, restaurants en catering) en tot een afname van de kwaliteit van de producten en diensten. Dit alles zou, naar verluidt, een aanzienlijk aantal directe en indirecte banen in gevaar brengen. Wanneer men echter in gedachten houdt wat de kerntaak van de koffiebranderijen is en men ook de conclusies met betrekking tot de effecten van maatregelen op de toeleveringsketen in gedachten houdt, kunnen deze beweringen niet worden gehandhaafd. Er zij ook opgemerkt dat een opgave van het totale aantal banen dat verband houdt met de wereldwijde activiteiten van een koffiebranderij niet kan worden beschouwd als een passende berekeningsbasis voor het aantal banen dat gevaar loopt door de instelling van antidumpingmaatregelen.

(210)

Twee importeurs stelden dat er in de Unie onvoldoende (nieuw) beenderporselein wordt geproduceerd en dat zij geen andere keus hadden dan het in te voeren uit te VRC. Hetzelfde argument werd ingediend door een vereniging van importeurs na de mededeling van feiten en overwegingen. Op de eerste plaats en in het algemeen moet worden opgemerkt dat antidumpingmaatregelen ten doel hebben eerlijke handel te herstellen en niet invoer tegen te houden. In dit geval kan de hoogte van de maatregelen niet als prohibitief worden beschouwd. Op de tweede plaats werd in het onderzoek vastgesteld dat deze producten van verschillende bronnen kunnen worden verkregen, met inbegrip van producenten in de Unie. Tot slot beschikken producenten in de Unie over de productie-capaciteit om meer op de markt van de Unie te verkopen en zouden zij hun potentieel verder kunnen benutten, als antidumpingmaatregelen definitief worden ingesteld.

(211)

Een detailhandelaar stelde dat maatregelen een negatief effect zouden hebben op bepaalde artikelen voor de toeristenmarkt. Deze stelling kon echter niet met concrete informatie worden onderbouwd. Ook is het gewicht van de artikelen in kwestie in de sector beperkt.

(212)

Een importeur en groothandelaar beweerde dat het instellen van maatregelen zou leiden tot een verticale consolidatie van de markt door enkele grote spelers. Gezien het huidige aantal spelers is dit op de korte tot middellange termijn echter onwaarschijnlijk.

(213)

Afgezien van de reeds in de verordening voorlopig recht behandelde kwesties, wordt opgemerkt dat meerdere partijen de mening waren toegedaan dat onvoldoende rekening was gehouden met het belang van kleinere ondernemingen, zoals detailhandelaren, distributeurs en bedrijven die werken met promotionele producten. Dit argument werd na de mededeling van de definitieve bevindingen door verscheidene partijen herhaald. Er moet worden erkend dat micro- en kleine ondernemingen over het algemeen kwetsbaarder kunnen zijn voor prijsstijgingen als gevolg van antidumpingrechten. Er zijn echter geen aanwijzingen dat het niveau van de ingestelde maatregelen een aanmerkelijk negatief effect zal hebben op de andere marktdeelnemers die als kmo worden aangemerkt. Dit argument wordt daarom definitief afgewezen.

(214)

Aangezien geen aanvullende nieuwe opmerkingen over het belang van andere economische sectoren werden ontvangen, worden de overwegingen 212 tot en met 217 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

6.5.   Belang van consumenten (huishoudens)

(215)

Hoewel de Commissie contact met hen heeft opgenomen, zijn geen opmerkingen ont-vangen van partijen die rechtstreeks de belangen van eindgebruikers vertegenwoordigen, zoals consumentenorganisaties.

(216)

Meerdere partijen betwistten de conclusie in overweging 222 van de verordening voorlopig recht op het punt van hogere prijzen. Na de mededeling van de definitieve bevindingen werden soortgelijke argumenten ingediend.

(217)

In het onwaarschijnlijke geval dat het recht volledig wordt doorberekend aan de consument, en wanneer wordt aangenomen dat de omvang van de invoer en de prijzen hetzelfde blijven, zouden de antidumpingrechten minder dan 1 EUR aan jaarlijkse extra kosten per huishouden met zich meebrengen. Deze berekening is gebaseerd op de ingevoerde hoeveelheden en de waarden bij invoer in het OT, de voorgestelde hoogte van de rechten en het aantal huishoudens in de Unie.

(218)

Dit effect kan het positieve effect op de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de beperking van de door invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade niet tenietdoen.

(219)

Een partij beweerde dat maatregelen zullen leiden tot een tekort aan goedkoper tafelgerei. Dit argument werd herhaald na de mededeling van de definitieve bevindingen. Dit argument kan echter niet worden gehandhaafd, omdat de productie in de Unie, zoals gesteld in overweging 157 van de verordening voorlopig recht, op alle markten wordt aangeboden (met inbegrip van goedkoper tafelgerei).

(220)

Aangezien geen aanvullende opmerkingen over het belang van consumenten (huishoudens) werden ontvangen, worden de overwegingen 218 tot en met 226 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

6.6.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(221)

Gezien het bovenstaande, wordt de beoordeling in de verordening voorlopig recht bevestigd.

(222)

De overwegingen 227 tot en met 229 van de verordening voorlopig recht worden daarom bevestigd.

7.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

7.1.   Schademarge

(223)

Er werd gesteld dat de gebruikte winstmarge bij het berekenen van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, te hoog was. Dit argument is verworpen, zoals in paragraaf 4.5.3.3 hierboven is uiteengezet.

(224)

Meerdere partijen plaatsten vraagtekens bij de nagestreefde winst die werd gebruikt voor het berekenen van de schademarge. Deze opmerkingen zijn behandeld in de over-wegingen 135 tot en met 142 hierboven. Op basis van de analyse van deze opmerkingen wordt geconcludeerd dat de nagestreefde winst van 6 % moet worden gehandhaafd.

(225)

Aangezien geen andere opmerkingen over de schademarge werden ontvangen, wordt de in de overwegingen 230 tot en met 234 van de verordening voorlopig recht beschreven methode bevestigd.

7.2.   Definitieve maatregelen

(226)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie, en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, moeten definitieve antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van het betrokken product. Deze maatregelen moeten overeenstemmen met de dumpingmarge of met de schademarge, indien deze lager is. Het recht moet bijgevolg worden vastgesteld op het niveau van de geconstateerde dumpingmarges.

(227)

De kleine correctie als bedoeld in de overwegingen 115 en 132 hierboven heeft geleid tot enigszins herziene onderbiedingsmarges zoals weerspiegeld in de hieronder vermelde schademarges. De volgende definitieve antidumpingrechten worden voorgesteld:

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Schademarge (%)

Definitieve recht (%)

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd; Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd; Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd en Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd

18,3

44,8

18,3

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd

13,1

92,6

13,1

CHL Porcelain Industries Ltd

23,4

110,1

23,4

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited; Zibo Huatong Ceramics Co., Ltd; Shandong Silver Phoenix Co., Ltd; Niceton Ceramics (Linyi) Co., Ltd; Linyi Jingshi Ceramics Co., Ltd; Linyi Silver Phoenix Ceramics Co., Ltd; Linyi Chunguang Ceramics Co., Ltd, en Linyi Zefeng Ceramics Co., Ltd

17,6

79,1

17,6

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

22,9

45,7

22,9

Alle andere medewerkende producenten-exporteurs

17,9

79,0

17,9

Alle andere ondernemingen

36,1

110,1

36,1

(228)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele anti-dumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit de VRC die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. Op betrokken producten die zijn vervaardigd door andere ondernemingen die niet met hun naam in het dispositief van deze verordening zijn vermeld, of door entiteiten die verbonden zijn met de vermelde ondernemingen, zijn deze rechten niet van toepassing en op deze producten is het antidumpingrecht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(229)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Onder deze speciale maatregelen valt de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs.

(230)

Indien de omvang van de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basis-verordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht te heffen.

(231)

Verzoeken in verband met de toepassing van individuele antidumpingrechten (bijv. na een naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoop-maatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie (11) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activi-teiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal deze verordening dienovereen-komstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel antidumpingrecht geldt.

(232)

Om een behoorlijke handhaving van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor het gehele land geldende recht niet alleen van toepassing zijn op de niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook op producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

(233)

Om een gelijke behandeling van nieuwe exporteurs en de in bijlage I bij deze verordening vermelde, niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen te garanderen, moet het voor laatstgenoemde ondernemingen geldende gewogen gemiddelde recht eveneens gelden voor alle nieuwe exporteurs die anders voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening in aanmerking zouden komen.

(234)

Alle belanghebbende partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en over-wegingen op basis waarvan het voornemen bestond de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht op tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de VRC in te stellen en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid zijn gesteld, definitief te innen („mededeling van de definitieve bevindingen”). Alle partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken.

(235)

Met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbende partijen werd waar nodig rekening gehouden.

7.3.   Definitieve inning van de voorlopige rechten

(236)

Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij de verordening voorlopig recht ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van de ingestelde definitieve rechten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op keuken- en tafelgerei van keramiek uitgezonderd keramische messen, keramische kruiden- en specerijmolens en hun keramische maalonderdelen, keramische schillers, keramische messenslijpers en pizza-stenen van cordieriet-keramiek van een soort die wordt gebruikt voor het bakken van pizza of brood, dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 10, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50 en ex 6912 00 90 (Taric-codes 6911100090, 6912001011, 6912001091, 6912003010, 6912005010 en 6912009010), van oorsprong uit de VRC.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd;

Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd;

Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd;

Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd.

18,3

B349

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd

13,1

B350

CHL Porcelain Industries Ltd

23,4

B351

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited;

Zibo Huatong Ceramics Co., Ltd;

Shandong Silver Phoenix Co., Ltd;

Niceton Ceramics (Linyi) Co., Ltd;

Linyi Jingshi Ceramics Co., Ltd;

Linyi Silver Phoenix Ceramics Co., Ltd;

Linyi Chunguang Ceramics Co., Ltd;

Linyi Zefeng Ceramics Co., Ltd.

17,6

B352

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

22,9

B353

In bijlage I vermelde ondernemingen

17,9

 

Alle andere ondernemingen

36,1

B999

3.   De individuele antidumpingrechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   De als zekerheid gestelde bedragen uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht krachtens Verordening (EU) nr. 1072/2012 op keramische kruiden- en specerijmolens en hun keramische maalonderdelen, keramische schillers, keramische messenslijpers en pizzastenen van cordieriet-keramiek van een soort die wordt gebruikt voor het bakken van pizza of brood, van oorsprong uit de VRC, worden vrijgegeven.

2.   De als zekerheid gestelde bedragen uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht krachtens Verordening (EU) nr. 1072/2012 op keuken- en tafelgerei van keramische stoffen, uitgezonderd keramische messen, keramische kruiden- en specerijmolens en hun keramische maalonderdelen, keramische schillers, keramische messenslijpers en pizza-stenen van cordieriet-keramiek van een soort die wordt gebruikt voor het bakken van pizza of brood, van oorsprong uit de VRC, worden definitief geïnd. De bedragen die als zeker-heid zijn gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Artikel 1, lid 2, kan gewijzigd worden door de nieuwe producent-exporteur toe te voegen aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen, en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddeld recht van 17,9 % geldt, wanneer een nieuwe producent-exporteur in de VRC ten genoegen van de Commissie aantoont dat:

a)

hij het in artikel 1, lid 1, beschreven product in het onderzoektijdvak (1 januari 2011 tot en met 31 december 2011) niet naar de Unie heeft uitgevoerd,

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent in de Volksrepubliek China voor wie de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen gelden, en

c)

hij het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd daadwerkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Unie uit te voeren.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatie-blad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

S. COVENEY


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 318 van 15.11.2012, blz. 28.

(3)  PB C 44 van 16.2.2012, blz. 22.

(4)  Arrest van het Hof van Justitie van 2 februari 2012 in zaak C-249/10 P, Brosmann Footwear HK e.a. vs. Raad van de Europese Unie, en arrest van het Hof van Justitie van 15 november 2012 in zaak C-247/10 P, Zhejiang Aokang Shoes Co. Ltd vs. Raad van de Europese Unie.

(5)  Verordening (EU) nr. 1168/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 344 van 14.12.2012, blz. 1).

(6)  Ibid.

(7)  Zie voetnoot 4.

(8)  Statistieken van EUROSTAT over werkgelegenheid in verband met de vervaardiging van textiel, kleding, leer/hout/kurk/vlechtwerk/papier (en producten daarvan) en drukken en reproductie van opgenomen media.

(9)  Competitiveness of the Ceramics Sector, definitief verslag van 13 oktober 2008, blz. 29.

(10)  PB L 238 van 15.9.2011, blz. 1.

(11)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Kamer: NERV-105, 08/020, 1049 Brussel, BELGIË.


BIJLAGE I

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de VRC

Naam

Aanvullende TARIC-code

Amaida Ceramic Product Co., Ltd.

B357

Asianera Porcelain (Tangshan) Ltd.

B358

Beiliu Changlong Ceramics Co., Ltd.

B359

Beiliu Chengda Ceramic Co., Ltd.

B360

Beiliu City Heyun Building Materials Co., Ltd.

B361

Beiliu Jiasheng Porcelain Co., Ltd.

B362

Beiliu Quanli Ceramic Co., Ltd.

B363

Beiliu Shimin Porcelain Co., Ltd.

B364

Beiliu Windview Industries Ltd.

B365

Cameo China (Fengfeng) Co., Ltd.

B366

Changsha Happy Go Products Developing Co., Ltd.

B367

Chao An Huadayu Craftwork Factory

B368

Chaoan County Fengtang Town HaoYe Ceramic Fty

B369

Chao'an Lian Xing Yuan Ceramics Co., Ltd.

B370

Chaoan Oh Yeah Ceramics Industrial Co., Ltd.

B371

Chaoan Shengyang Crafts Industrial Co., Ltd

B372

Chaoan Xin Yuan Ceramics Factory

B373

Chao'an Yongsheng Ceramic Industry Co., Ltd.

B374

Chaozhou Baodayi Porcelain Co., Ltd.

B375

Chaozhou Baode Ceramics Co., Ltd,

B376

Chaozhou Baolian Ceramics Co., Ltd.

B377

Chaozhou Big Arrow Ceramics Industrial Co., Ltd.

B378

Chaozhou Boshifa Ceramics Making Co., Ltd.

B379

Chaozhou Cantake Craft Co., Ltd.

B380

Chaozhou Ceramics Industry and Trade General Corp.

B381

Chaozhou Chaofeng Ceramic Making Co., Ltd.

B382

Chaozhou Chengxi Jijie Art & Craft Painted Porcelain Fty.

B383

Chaozhou Chengxinda Ceramics Industry Co., Ltd.

B384

Chaozhou Chenhui Ceramics Co., Ltd.

B385

Chaozhou Chonvson Ceramics Industry Co., Ltd.

B386

Chaozhou Daxin Arts & Crafts Co., Ltd.

B387

Chaozhou DaXing Ceramics Manufactory Co., Ltd

B388

Chaozhou Dayi Ceramics Industries Co., Ltd.

B389

Chaozhou Dehong Ceramics Making Co., Ltd.

B390

Chaozhou Deko Ceramic Co., Ltd.

B391

Chaozhou Diamond Ceramics Industrial Co., Ltd.

B392

Chaozhou Dongyi Ceramics Co., Ltd.

B393

Chaozhou Dragon Porcelain Industrial Co., Ltd.

B394

Chaozhou Fairway Ceramics Manufacturing Co., Ltd.

B395

Chaozhou Feida Ceramics Industries Co., Ltd.

B396

Chaozhou Fengxi Baita Ceramics Fty.

B397

Chaozhou Fengxi Dongtian Porcelain Fty. No.2

B398

Chaozhou Fengxi Fenger Ceramics Craft Fty.

B399

Chaozhou Fengxi Hongrong Color Porcelain Fty.

B400

Chaozhou Fengxi Jiaxiang Ceramic Manufactory

B401

Chaozhou Fengxi Porcelain Industrial Trade Imp & Exp. Corp

B402

Chaozhou Fengxi Shengshui Porcelain Art Factory

B403

Chaozhou Fengxi Zone Jinbaichuan Porcelain Crafts Factory

B404

Chaozhou Fromone Ceramic Co., Ltd.

B405

Chaozhou Genol Ceramics Manufacture Co., Ltd.

B406

Chaozhou Good Concept Ceramics Co., Ltd.

B407

Chaozhou Grand Collection Ceramics Manufacturing Co. Ltd.

B408

Chaozhou Guangjia Ceramics Manufacture Co., Ltd.

B409

Chaozhou Guidu Ceramics Co., Ltd.

B410

Chaozhou Haihong Ceramics Making Co., Ltd.

B411

Chaozhou Hengchuang Porcelain Co., Ltd.

B412

Chaozhou Henglibao Porcelain Industrial Co., Ltd.

B413

Chaozhou Hongbo Ceramics Industrial Co., Ltd.

B414

Chaozhou Hongjia Ceramics Making Co., Ltd.

B415

Chaozhou Hongye Ceramics Manufactory Co., Ltd.

B416

Chaozhou Hongye Porcelain Development Co., Ltd.

B417

Chaozhou Hongyue Porcelain Industry Co., Ltd.

B418

Chaozhou Hongzhan Ceramic Manufacture Co., Ltd.

B419

Chaozhou Hua Da Ceramics Making Co., Ltd.

B420

Chaozhou Huabo Ceramic Co., Ltd.

B421

Chaozhou Huade Ceramics Manufacture Co., Ltd.

B422

Chaozhou Huashan Industrial Co., Ltd.

B423

Chaozhou Huayu Ceramics Co., Ltd.

B424

Chaozhou Huazhong Ceramics Industries Co., Ltd.

B425

Chaozhou Huifeng Ceramics Craft Making Co., Ltd.

B426

Chaozhou J&M Ceramics Industrial Co., Ltd.

B427

Chaozhou Jencymic Co., Ltd.

B428

Chaozhou Jiahua Ceramics Co., Ltd.

B429

Chaozhou Jiahuabao Ceramics Industrial Co., Ltd.

B430

Chaozhou JiaHui Ceramic Factory

B431

Chaozhou Jiaye Ceramics Making Co., Ltd.

B432

Chaozhou Jiayi Ceramics Making Co., Ltd.

B433

Chaozhou Jiayu Ceramics Making Co., Ltd.

B434

Chaozhou Jin Jia Da Porcelain Industry Co., Ltd.

B435

Chaozhou Jingfeng Ceramics Craft Co., Ltd.

B436

Chaozhou Jinqiangyi Ceramics Co., Ltd.

B437

Chaozhou Jinxin Ceramics Making Co., Ltd

B438

Chaozhou Jinyuanli Ceramics Manufacture Co., Ltd.

B439

Chaozhou Kaibo Ceramics Making Co., Ltd.

B440

Chaozhou Kedali Porcelain Industrial Co., Ltd.

B441

Chaozhou King's Porcelain Industry Co., Ltd.

B442

Chaozhou Kingwave Porcelain & Pigment Co., Ltd.

B443

Chaozhou Lemontree Tableware Co., Ltd.

B444

Chaozhou Lianfeng Porcelain Co., Ltd.

B445

Chaozhou Lianjun Ceramics Co., Ltd.

B446

Chaozhou Lianyu Ceramics Co., Ltd.

B447

ChaoZhou Lianyuan Ceramic Making Co., Ltd.

B448

Chaozhou Lisheng Ceramics Co., Ltd.

B449

Chaozhou Loving Home Porcelain Co., Ltd.

B450

Chaozhou Maocheng Industry Dve. Co., Ltd.

B451

Chaozhou MBB Porcelain Factory

B452

Chaozhou Mingyu Porcelain Industry Co., Ltd.

B453

Chaozhou New Power Co., Ltd.

B454

Chaozhou Ohga Porcelain Co.,Ltd.

B455

Chaozhou Oubo Ceramics Co., Ltd.

B456

Chaozhou Pengfa Ceramics Manufactory Co., Ltd.

B457

Chaozhou Pengxing Ceramics Co., Ltd.

B458

Chaozhou Qingfa Ceramics Co., Ltd.

B459

Chaozhou Ronghua Ceramics Making Co., Ltd.

B460

Chaozhou Ronglibao Porcelain Co., Ltd.

B461

Chaozhou Rui Cheng Porcelain Industry Co., Ltd.

B462

Chaozhou Rui Xiang Porcelain Industrial Co., Ltd.

B463

Chaozhou Ruilong Ceramics Co., Ltd.

B464

Chaozhou Sanhua Ceramics Industrial Co., Ltd.

B465

Chaozhou Sanming Industrial Co., Ltd.

B466

Chaozhou Santai Porcelain Co., Ltd.

B467

Chaozhou Shuntai Ceramic Manufactory Co., Ltd.

B468

Chaozhou Songfa Ceramics Co.,Ltd.

B469

Chaozhou Sundisk Ceramics Making Co., Ltd.

B470

Chaozhou Teemjade Ceramics Co., Ltd.

B471

Chaozhou Thyme Ceramics Co., Ltd.

B472

Chaozhou Tongxing Huajiang Ceramics Making Co., Ltd

B473

Chaozhou Totye Ceramics Industrial Co., Ltd.

B474

Chaozhou Trend Arts & Crafts Co., Ltd.

B475

Chaozhou Uncommon Craft Industrial Co., Ltd.

B476

Chaozhou Weida Ceramic Making Co., Ltd.

B477

Chaozhou Weigao Ceramic Craft Co., Ltd.

B478

Chaozhou Wingoal Ceramics Industrial Co., Ltd.

B479

Chaozhou Wood House Porcelain Co., Ltd.

B480

Chaozhou Xiangye Ceramics Craft Making Co., Ltd.

B481

Chaozhou Xin Weicheng Co., Ltd.

B482

Chaozhou Xincheng Ceramics Co., Ltd.

B483

Chaozhou Xinde Ceramics Craft Factory

B484

Chaozhou Xingguang Ceramics Co., Ltd.

B485

Chaozhou Xinhui Porcelain Co., Ltd.

B486

Chaozhou Xinkai Porcelain Co., Ltd.

B487

Chaozhou Xinlong Porcelain Industrial Co., Ltd.

B488

Chaozhou Xinyu Porcelain Industrial Co., Ltd.

B489

Chaozhou Xinyue Ceramics Manufacture Co., Ltd.

B490

Chaozhou Yangguang Ceramics Co., Ltd.

B491

Chaozhou Yaran Ceramics Craft Making Co., Ltd.

B492

Chaozhou Yinhe Ceramics Co., Ltd.

B493

Chaozhou Yongsheng Ceramics Manufacturing Co., Ltd.

B494

Chaozhou Yongxuan Domestic Ceramics Manufactory Co., Ltd.

B495

Chaozhou Yu Ri Ceramics Making Co., Ltd.

B496

Chaozhou Yuefeng Ceramics Ind. Co., Ltd.

B497

Chaozhou Yufeng Ceramics Making Factory

B498

Chaozhou Zhongxia Porcelain Factory Co., Ltd.

B499

Chaozhou Zhongye Ceramics Co., Ltd.

B500

Dabu Yongxingxiang Ceramics Co., Ltd.

B501

Dapu Fuda Ceramics Co., Ltd.

B502

Dapu Taoyuan Porcelain Factory

B503

Dasheng Ceramics Co., Ltd. Dehua

B504

De Hua Hongshun Ceramic Co., Ltd.

B505

Dehua Hongsheng Ceramic Co., Ltd.

B506

Dehua Jianyi Porcelain Industry Co., Ltd.

B507

Dehua Kaiyuan Porcelain Industry Co., Ltd.

B508

Dehua Ruyuan Gifts Co., Ltd.

B509

Dehua Xinmei Ceramics Co., Ltd.

B510

Dongguan Kennex Ceramic Ltd.

B511

Dongguan Shilong Kyocera Co., Ltd.

B512

Dongguan Yongfuda Ceramics Co., Ltd.

B513

Evershine Fine China Co., Ltd.

B514

Excellent Porcelain Co., Ltd.

B515

Fair-Link Limited (Xiamen)

B516

Far East (Boluo) Ceramics Factory Co., Ltd.

B517

Far East (chaozhou) Ceramics Factory Co., Ltd.

B518

Fengfeng Mining District Yuhang Ceramic Co. Ltd. („Yuhang”)

B519

Foshan Metart Company Limited

B520

Fujian De Hua Jiashun Art&Crafts Co., Ltd.

B521

Fujian Dehua Chengyi Ceramics Co., Ltd.

B522

Fujian Dehua Five Continents Ceramic Manufacturing Co., Ltd.

B523

Fujian Dehua Fujue Ceramics Co., Ltd.

B524

Fujian Dehua Full Win Crafts Co., Ltd.

B525

Fujian Dehua Fusheng Ceramics Co., Ltd.

B526

Fujian Dehua Gentle Porcelain Co., Ltd.

B527

Fujian Dehua Guanhong Ceramic Co., Ltd.

B528

Fujian Dehua Guanjie Ceramics Co., Ltd.

B529

Fujian Dehua Hiap Huat Koyo Toki Co., Ltd.

B530

Fujian Dehua Hongda Ceramics Co., Ltd.

B531

Fujian Dehua Hongsheng Arts & Crafts Co., Ltd.

B532

Fujian Dehua Hongyu Ceramic Co., Ltd.

B533

Fujian Dehua Huachen Ceramics Co., Ltd.

B534

Fujian Dehua Huaxia Ceramics Co., Ltd.

B535

Fujian Dehua Huilong Ceramic Co., Ltd.

B536

Fujian Dehua Jingyi Ceramics Co., Ltd.

B537

Fujian Dehua Jinhua Porcelain Co., Ltd.

B538

Fujian Dehua Jinzhu Ceramics Co., Ltd.

B539

Fujian Dehua Lianda Ceramic Co., Ltd.

B540

Fujian Dehua Myinghua Ceramics Co., Ltd.

B541

Fujian Dehua Pengxin Ceramics Co., Ltd.

B542

Fujian Dehua Rongxin Ceramic Co., Ltd.

B543

Fujian Dehua Shisheng Ceramics Co., Ltd.

B544

Fujian Dehua Will Ceramic Co., Ltd.

B545

Fujian Dehua Xianda Ceramic Factory

B546

Fujian Dehua Xianghui Ceramic Co., Ltd.

B547

Fujian Dehua Xingye Ceramic Co., Ltd.

B548

Fujian Dehua Yonghuang Ceramic Co., Ltd.

B549

Fujian Dehua Yousheng Ceramics Co., Ltd.

B550

Fujian Dehua You-Young Crafts Co., Ltd.

B551

Fujian Dehua Zhenfeng Ceramics Co., Ltd.

B552

Fujian Dehua Zhennan Ceramics Co., Ltd.

B553

Fujian Jackson Arts and Crafts Co., Ltd.

B554

Fujian Jiamei Group Corporation

B555

Fujian Profit Group Corporation

B556

Fujian Province Dehua County Beatrot Ceramic Co., Ltd.

B557

Fujian Province Yongchun County Foreign Processing and Assembling Corporation

B558

Fujian Quanzhou Longpeng Group Co., Ltd.

B559

Fujian Quanzhou Shunmei Group Co., Ltd.

B560

Fung Lin Wah Group

B561

Ganzhou Koin Structure Ceramics Co., Ltd.

B562

Global Housewares Factory

B563

Guangdong Baofeng Ceramic Technology Development Co., Ltd.

B564

Guangdong Bening Ceramics Industries Co., Ltd.

B565

Guangdong Daye Porcelain Co., Ltd.

B566

Guangdong Dongbao Group Co., Ltd.

B567

Guangdong Huaxing Ceramics Co., Ltd.

B568

Guangdong Quanfu Ceramics Ind. Co., Ltd.

B569

Guangdong Shunqiang Ceramics Co., Ltd

B570

Guangdong Shunxiang Porcelain Co., Ltd.

B571

Guangdong Sitong Group Co., Ltd.

B572

Guangdong Songfa Ceramics Co.,Ltd.

B573

GuangDong XingTaiYi Porcelain Co., Ltd

B574

Guangdong Yutai Porcelain Co., Ltd.

B575

Guangdong Zhentong Ceramics Co., Ltd

B576

Guangxi Baian Ceramic Co. Ltd

B577

Guangxi Beiliu City Ming Chao Porcelain Co., Ltd.

B578

Guangxi Beiliu Guixin Porcelain Co., Ltd.

B579

Guangxi Beiliu Huasheng Porcelain Ltd.

B580

Guangxi Beiliu Newcentury Ceramic Llc.

B581

Guangxi Beiliu Qinglang Porcelain Trade Co., Ltd.

B582

Guangxi Beiliu Rili Porcelain Co.,Ltd.

B583

Guangxi Beiliu Xiongfa Ceramics Co., Ltd.

B584

Guangxi Beiliu Yujie Porcelain Co., Ltd.

B585

Guangxi Beiliu Zhongli Ceramics Co., Ltd

B586

Guangxi Nanshan Porcelain Co., Ltd.

B587

Guangxi Xin Fu Yuan Co. Ltd.

B588

Guangxi Yulin Rongxing Ceramics Co., Ltd.

B589

Guangzhou Chaintime Porcelain Co., Ltd.

B590

Haofa Ceramics Co., Ltd. of Dehua Fujian

B591

Hebei Dersun Ceramic Co., Ltd.

B592

Hebei Great Wall Ceramic Co., Ltd.

B593

Henan Ruilong Ceramics Co., Ltd

B594

Henghui Porcelain Plant Liling Hunan China

B595

Huanyu Ceramic Industrial Co., Ltd. Liling Hunan China

B596

Hunan Baihua Ceramics Co., Ltd.

B597

Hunan Eka Ceramics Co., Ltd.

B598

Hunan Fungdeli Ceramics Co., Ltd.

B599

Hunan Gaofeng Ceramic Manufacturing Co., Ltd.

B600

Hunan Huari Ceramic Industry Co., Ltd

B601

Hunan Huawei China Industry Co., Ltd

B602

Hunan Huayun Ceramics Factory Co., Ltd

B603

Hunan Liling Tianxin China Industry Ltd.

B604

Hunan Provincial Liling Chuhua Ceramic Industrial Co., Ltd.

B605

Hunan Quanxiang Ceramics Corp. Ltd.

B606

Hunan Rslee Ceramics Co., Ltd

B607

Hunan Taisun Ceramics Co., Ltd.

B608

Hunan Victor Imp. & Exp. Co., Ltd

B609

Hunan Wing Star Ceramic Co., Ltd.

B610

Hunan Xianfeng Ceramic Industry Co.,Ltd

B611

Jiangsu Gaochun Ceramics Co., Ltd.

B612

Jiangsu Yixing Fine Pottery Corp., Ltd.

B613

Jiangxi Global Ceramic Co., Ltd.

B614

Jiangxi Kangshu Porcelain Co.,Ltd.

B615

Jingdezhen F&B Porcelain Co., Ltd.

B616

Jingdezhen Yuanjing Porcelain Industry Co., Ltd.

B617

Jiyuan Jukang Xingxing Ceramics Co., Ltd.

B618

Joyye Arts & Crafts Co., Ltd.

B619

Junior Star Ent's Co., Ltd.

B620

K&T Ceramics International Co., Ltd.

B621

Kam Lee (Xing Guo) Metal and Plastic Fty. Co., Ltd.

B622

Karpery Industrial Co., Ltd. Hunan China

B623

Kilncraft Ceramics Ltd.

B624

Lian Jiang Golden Faith Porcelain Co., Ltd.

B625

Liling Gaojia Ceramic Industry Co., Ltd

B626

Liling GuanQian Ceramic Manufacture Co., Ltd.

B627

Liling Huahui Ceramic Manufacturing Co., Ltd.

B628

Liling Huawang Ceramics Manufacturing Co., Ltd.

B629

Liling Jiahua Porcelain Manufacturing Co., Ltd

B630

Liling Jialong Porcelain Industry Co., Ltd

B631

Liling Jiaxing Ceramic Industrial Co., Ltd

B632

Liling Kaiwei Ceramic Co., Ltd.

B633

Liling Liangsheng Ceramic Manufacture Co., Ltd.

B634

Liling Liuxingtan Ceramics Co., Ltd

B635

Liling Minghui Ceramics Factory

B636

Liling Pengxing Ceramic Factory

B637

Liling Quanhu Industries General Company

B638

Liling Rongxiang Ceramic Co., Ltd.

B639

Liling Ruixiang Ceramics Industrial Co., Ltd.

B640

Liling Santang Ceramics Manufacturing Co., Ltd.

B641

Liling Shenghua Industrial Co., Ltd.

B642

Liling Spring Ceramic Industry Co., Ltd

B643

Liling Tengrui Industrial and Trading Co.,Ltd.

B644

Liling Top Collection Industrial Co., Ltd

B645

Liling United Ceramic-Ware Manufacturing Co., Ltd.

B646

Liling Yonghe Porcelain Factory

B647

Liling Yucha Ceramics Co., Ltd.

B648

Liling Zhengcai Ceramic Manufacturing Co., Ltd

B649

Linyi Jinli Ceramics Co., Ltd.

B650

Linyi Pengcheng Industry Co., Ltd.

B651

Linyi Wanqiang Ceramics Co., Ltd.

B652

Linyi Zhaogang Ceramics Co., Ltd.

B653

Liveon Industrial Co., Ltd.

B654

Long Da Bone China Co., Ltd.

B655

Meizhou Gaoyu Ceramics Co., Ltd.

B656

Meizhou Lianshunchang Trading Co., Ltd.

B657

Meizhou Xinma Ceramics Co., Ltd.

B658

Meizhou Yuanfeng Ceramic Industry Co., Ltd.

B659

Meizhou Zhong Guang Industrial Co., Ltd.

B660

Miracle Dynasty Fine Bone China (Shanghai) Co., Ltd.

B661

Photo USA Electronic Graphic Inc.

B662

Quanzhou Allen Light Industry Co., Ltd.

B663

Quanzhou Chuangli Craft Co., Ltd.

B664

Quanzhou Dehua Fangsheng Arts Co., Ltd.

B665

Quanzhou Haofu Gifts Co., Ltd.

B666

Quanzhou Hongsheng Group Corporation

B667

Quanzhou Jianwen Craft Co., Ltd.

B668

Quanzhou Kunda Gifts Co., Ltd.

B669

Quanzhou Yongchun Shengyi Ceramics Co., Ltd.

B670

Raoping Bright Future Porcelain Factory („RBF”)

B671

Raoping Sanrao Yicheng Porcelain Factory

B672

Raoping Sanyi Industrial Co., Ltd.

B673

Raoping Suifeng Ceramics and Glass Factory

B674

Raoping Xinfeng Yangda Colour Porcelain FTY

B675

Red Star Ceramics Limited

B676

Rong Lin Wah Industrial (Shenzhen) Co., Ltd.

B677

Ronghui Ceramic Co., Ltd Liling Hunan China

B678

Shandong Futai Ceramics Co., Ltd.

B679

Shandong Gaode Hongye Ceramics Co., Ltd.

B680

Shandong Kunlun Ceramic Co., Ltd.

B681

Shandong Zhaoding Porcelain Co., Ltd.

B682

Shantou Ceramics Industry Supply & Marketing Corp.

B683

Sheng Hua Ceramics Co., Ltd.

B684

Shenzhen Baoshengfeng Imp. & Exp. Co., Ltd.

B685

Shenzhen Bright Future Industry Co., Ltd. („SBF”)

B686

Shenzhen Donglin Industry Co., Ltd.

B687

Shenzhen Ehome Enterprise Ltd

B688

Shenzhen Ever Nice Industry Co., Ltd.

B689

Shenzhen Fuliyuan Porcelain Co., Ltd.

B690

Shenzhen Full Amass Ind. Dev. Co. Ltd

B691

Shenzhen Fuxingjiayun Ceramics Co., Ltd.

B692

Shenzhen Good-Always Imp. & Exp. Co. Ltd

B693

Shenzhen Gottawa Industrial Ltd.

B694

Shenzhen Hiker Housewares Ltd.

B695

Shenzhen Hua Mei Industry Development Ltd

B696

Shenzhen Mingsheng Ceramic Ltd.

B697

Shenzhen Senyi Porcelain Industry Co. Ltd.

B698

Shenzhen SMF Investment Co., Ltd

B699

Shenzhen Tao Hui Industrial Co., Ltd.

B700

Shenzhen Topchoice Industries Limited

B701

Shenzhen Trueland Industrial Co., Ltd.

B702

Shenzhen Universal Industrial Co., Ltd.

B703

Shenzhen Zhan Peng Xiang Industrial Co., Ltd.

B704

Shijiazhuang Kuangqu Huakang Porcelain Co., Ltd.

B705

Shun Sheng Da Group Co., Ltd. Quanzhou Fujian

B706

Stechcol Ceramic Crafts Development (Shenzhen) Co., Ltd.

B707

Taiyu Ceramic Co., Ltd. Liling Hunan China

B708

Tangshan Beifangcidu Ceramic Group Co., Ltd.

B709

Tangshan Boyu Osseous Ceramic Co., Ltd.

B710

Tangshan Chinawares Trading Co., Ltd

B711

Tangshan Daxin Ceramics Co., Ltd.

B712

Tangshan Golden Ceramic Co., Ltd.

B713

Tangshan Haigelei Fine Bone Porcelain Co., Ltd.

B714

Tangshan Hengrui Porcelain Industry Co., Ltd.

B715

Tangshan Huamei Porcelain Co., Ltd.

B716

Tangshan Huaxincheng Ceramic Products Co., Ltd.

B717

Tangshan Huyuan Bone China Co., Ltd.

B718

Tangshan Imperial-Hero Ceramics Co., Ltd.

B719

Tangshan Jinfangyuan Bone China Manufacturing Co., Ltd.

B720

Tangshan Keyhandle Ceramic Co., Ltd.

B721

Tangshan Longchang Ceramics Co., Ltd.

B722

Tangshan Masterwell Ceramic Co., Ltd.

B723

Tangshan Redrose Porcelain Products Co., Ltd.

B724

Tangshan Shiyu Commerce Co., Ltd.

B725

Tangshan Xueyan Industrial Co., Ltd.

B726

Tangshan Yida Industrial Corp.

B727

Tao Yuan Porcelain Factory

B728

Teammann Co., Ltd.

B729

The China & Hong Kong Resources Co., Ltd.

B730

The Great Wall Group Holding Co., Ltd. Guangdong

B731

Tienshan (Handan) Tableware Co., Ltd. („Tienshan”)

B732

Topking Industry (China) Ltd.

B733

Weijian Ceramic Industrial Co., Ltd.

B734

Weiye Ceramics Co., Ltd.

B735

Winpat Industrial Co., Ltd.

B736

Xiamen Acrobat Splendor Ceramics Co., Ltd.

B737

Xiamen Johnchina Fine Polishing Tech Co., Ltd.

B738

Xiangqiang Ceramic Manufacturing Co., Ltd. Liling City Hunan

B739

Xin Xing Xian XinJiang Pottery Co., Ltd.

B740

Xinhua County Huayang Porcelain Co., Ltd.

B741

Xuchang Jianxing Porcelain Products Co., Ltd.

B742

Yangjiang Shi Ba Zi Kitchen Ware Manufacturing Co., Ltd.

B743

Yanling Hongyi Import N Export Trade Co., Ltd.

B744

Ying-Hai (Shenzhen) Industry Dev. Co., Ltd.

B745

Yiyang Red Star Ceramics Ltd.

B746

Yong Feng Yuan Industry Co., Ltd. („Yong Feng Yuan Industry”)

B747

Yongchun Dahui Crafts Co., Ltd.

B748

Yu Yuan Ceramics Co., Ltd.

B749

Yuzhou City Kongjia Porcelain Co., Ltd.

B750

Yuzhou Huixiang Ceramics Co., Ltd.

B751

Yuzhou Ruilong Ceramics Co., Ltd.

B752

Zeal Ceramics Development Co., Ltd, Shenzhen, China

B753

Zhangjiakou Xuanhua Yici Ceramics Co., Ltd. („Xuanhua Yici”)

B754

Zhejiang Nansong Ceramics Co., Ltd.

B755

Zibo Boshan Shantou Ceramic Factory

B756

Zibo CAC Chinaware Co., Ltd.

B757

Zibo Fortune Light Industrial Products Co., Ltd.

B758

Zibo Fuxin Porcelain Co., Ltd.

B759

Zibo GaoDe Ceramic Technology & Development Co., Ltd.

B760

Zibo Hongda Ceramics Co., Ltd.

B761

Zibo Jinxin Light Industrial Products Co., Ltd.

B762

Zibo Kunyang Ceramic Corporation Limited

B763


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

(1)

De naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft.

(2)

De navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat het (volume) keuken- en tafelgerei van keramiek dat naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Triode) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

(3)

Datum en handtekening.


Top