EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0352

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 juni 2003.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
Nietnakoming - Verzuim om richtlijn 2000/14/EG om te zetten - Geluidsemissie in het milieu.
Zaak C-352/02.

Jurisprudentie 2003 I-05651

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2003:329

Arrêt de la Cour

Zaak C-352/02


Commissie van de Europese Gemeenschappen
tegen
Helleense Republiek


«Niet-nakoming – Niet-uitvoering van richtlijn 2000/14/EG – Geluidsemissie in milieu»

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 juni 2003
I - 0000
    

Samenvatting van het arrest

Beroep wegens niet-nakoming – Onderzoek van gegrondheid door Hof – In aanmerking te nemen situatie – Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn

(Art. 226 EG)




ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
5 juni 2003 (1)


„Niet-nakoming – Verzuim om richtlijn 2000/14/EG om te zetten – Geluidsemissie in het milieu”

In zaak C-352/02,

Commissie van de Europese Gemeenschappen , vertegenwoordigd door M. Konstantinidis als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Helleense Republiek , vertegenwoordigd door N. Dafniou als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een beroep strekkende tot vaststelling dat de Helleense Republiek, door niet de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen of aan de Commissie mee te delen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PB L 162, blz. 1), niet heeft voldaan aan de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),,



samengesteld als volgt: J.-P. Puissochet (rapporteur), kamerpresident, F. Macken en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs,
griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende



Arrest



1
Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 2 oktober 2002, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld strekkende tot vaststelling dat de Helleense Republiek, door niet de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen of aan de Commissie mee te delen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PB L 162, blz. 1), niet heeft voldaan aan de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen.

Rechtskader

2
Artikel 22, lid 1, van richtlijn 2000/14 bepaalt: De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 juli 2001 aan de richtlijn te voldoen, en maken die bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Precontentieuze procedure

3
Daar zij van de Helleense Republiek geen mededeling had ontvangen betreffende de vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van richtlijn 2000/14 en zij evenmin beschikte over andere gegevens die de conclusie wettigden dat die uitvoering had plaatsgevonden, was de Commissie van oordeel dat de Helleense Republiek die bepalingen nog niet had vastgesteld en derhalve de krachtens de richtlijn op haar rustende verplichtingen niet was nagekomen.

4
Bij brief van 19 oktober 2001 heeft de Commissie de Helleense Republiek een aanmaningsbrief gezonden met het verzoek binnen twee maanden na de betekening van die brief haar opmerkingen kenbaar te maken.

5
Toen de Griekse autoriteiten daarop niet antwoordden, heeft de Commissie de Helleense Republiek een met redenen omkleed advies gezonden met het verzoek, binnen twee maanden na de betekening van dit advies de ter uitvoering van richtlijn 2000/14 noodzakelijke maatregelen te treffen.

6
Toen een antwoord van de Helleense Republiek uitbleef, heeft de Commissie daaruit afgeleid dat de betrokken maatregelen niet waren getroffen, waarop zij het onderhavige beroep heeft ingesteld.

De niet-nakoming

7
Vaststaat, dat de Griekse autoriteiten richtlijn 2000/14 niet binnen de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn hebben omgezet. Bedoelde autoriteiten hebben te kennen gegeven, dat een ministerieel besluit ertoe strekkende de Griekse wetgeving in overeenstemming te brengen met de richtlijn, binnenkort in werking moet treden.

8
Het bestaan van een niet-nakoming moet evenwel worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn (zie bijvoorbeeld arrest van 15 maart 2001, Commissie/Frankrijk, C-147/00, Jurispr. blz. I-2387, punt 26).

9
Aangezien de Griekse autoriteiten hebben verzuimd om binnen de gestelde termijn bepalingen vast te stellen ter uitvoering van richtlijn 2000/14, moet het beroep van de Commissie gegrond worden geacht.

10
Derhalve moet worden vastgesteld dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan richtlijn 2000/14, niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 22, lid 1, van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen.


Kosten

11
Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Helleense Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1)
Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis, heeft de Helleense Republiek niet voldaan aan de krachtens artikel 22, lid 1, van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen.

2)
De Helleense Republiek wordt in de kosten verwezen.

Puissochet

Macken

Cunha Rodrigues

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 5 juni 2003.

De griffier

De president van de Derde kamer

R. Grass

J.-P. Puissochet


1
Procestaal: Grieks.

Top