EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000TJ0047

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 17 januari 2002.
Rica Foods (Free Zone) NV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Associatieregeling van landen en gebieden overzee - Invoer van suiker en mengsels van suiker en cacao - Verordening (EG) nr. 2423/1999 - Vrijwaringsmaatregelen - Beroep tot nietigverklaring - Niet-ontvankelijkheid.
Zaak T-47/00.

Jurisprudentie 2002 II-00113

ECLI identifier: ECLI:EU:T:2002:7

62000A0047

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 17 januari 2002. - Rica Foods (Free Zone) NV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Associatieregeling van landen en gebieden overzee - Invoer van suiker en mengsels van suiker en cacao - Verordening (EG) nr. 2423/1999 - Vrijwaringsmaatregelen - Beroep tot nietigverklaring - Niet-ontvankelijkheid. - Zaak T-47/00.

Jurisprudentie 2002 bladzijde II-00113


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Verordening tot invoering van vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van suiker en mengsels van suiker en cacao van oorsprong uit landen en gebieden overzee - Beroep ingesteld door onderneming die deze producten vervaardigt en vanuit landen en gebieden overzee naar Gemeenschap uitvoert - Niet-ontvankelijkheid

(Art. 230, vierde alinea, EG; verordening nr. 2423/1999 van de Commissie; besluit 91/482 van de Raad, art. 109, lid 1)

Samenvatting


$$Een natuurlijke of rechtspersoon wordt slechts individueel geraakt door een door een gemeenschapsinstelling vastgestelde handeling van algemene strekking wanneer die handeling hem treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert. Een onderneming die deze producten vervaardigt en vanuit de LGO naar de Gemeenschap uitvoert, wordt niet individueel geraakt door verordening nr. 2423/1999 tot invoering van vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van suiker van GN-code 1701 en mengsels van suiker en cacao van GN-codes 1806 10 30 en 1806 10 90, van oorsprong uit de landen en gebieden overzee (LGO).

Het feit dat verzoekster een van de grootste producenten van suiker en mengsels van suiker en cacao in de LGO is en er op Aruba slechts twee ondernemingen in die sector actief zijn, is immers niet van dien aard dat het haar individualiseert in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG. Verzoekster bevindt zich namelijk in een objectief bepaalde situatie die vergelijkbaar is met die van elke andere marktdeelnemer die thans of in de toekomst in een LGO gevestigd is en op de suikermarkt actief is.

Verzoekster heeft voorts met betrekking tot de verplichting van de Commissie om, wanneer zij overweegt een vrijwaringsmaatregel te treffen krachtens artikel 109, lid 1, van besluit 91/482 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee, en voorzover de omstandigheden daaraan niet in de weg staan, zich op de hoogte te stellen van de negatieve gevolgen die haar beslissing kan hebben voor de economie van de betrokken LGO en voor de belanghebbende ondernemingen, niet het bewijs geleverd dat die verordening negatieve gevolgen voor haar heeft gehad.

( cf. punten 38-39, 42, 51, 57 )

Partijen


In zaak T-47/00,

Rica Foods (Free Zone) NV, gevestigd te Oranjestad (Aruba), vertegenwoordigd door G. van der Wal, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

ondersteund door

Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door H. Sevenster als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënt,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door T. van Rijn en C. Van der Hauwaert als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

ondersteund door

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënt,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 2423/1999 van de Commissie van 15 november 1999 tot invoering van vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van suiker van GN-code 1701 en mengsels van suiker en cacao van GN-codes 1806 10 30 en 1806 10 90, van oorsprong uit de landen en gebieden overzee (PB L 294, blz. 11),

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Derde kamer),

samengesteld als volgt: J. Azizi, kamerpresident, K. Lenaerts en M. Jaeger, rechters,

griffier: J. Plingers, administrateur,

gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 5 juli 2001,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


Rechtskader

1 Op 25 juli 1991 heeft de Raad besluit 91/482/EEG vastgesteld, betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap (PB L 263, blz. 1; hierna: LGO-besluit").

2 Artikel 101, lid 1, van het LGO-besluit bepaalt:

Producten van oorsprong uit de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Gemeenschap worden ingevoerd."

3 Artikel 102 van dit besluit luidt als volgt:

[...] de Gemeenschap [past] bij de invoer van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen, noch maatregelen van gelijke werking toe."

4 Artikel 108, lid 1, eerste streepje, van het LGO-besluit verwijst voor de definitie van het begrip producten van oorsprong en de methoden van administratieve samenwerking op dit gebied naar bijlage II bij het besluit (hierna: bijlage II"). Volgens artikel 1 van die bijlage wordt een product als product van oorsprong uit de LGO, de Gemeenschap of de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (hierna: ACS-staten") beschouwd, indien het aldaar ofwel geheel en al is verkregen, ofwel toereikend is be- of verwerkt.

5 Artikel 6, lid 2, van bijlage II bevat de zogeheten EG/LGO-" en ACS/LGO-oorsprongscumulatieregel":

Wanneer geheel en al in de Gemeenschap of in de ACS-staten verkregen producten in de LGO worden be- of verwerkt, worden zij geacht geheel en al in de LGO te zijn verkregen."

6 Bij besluit 97/803/EG van de Raad van 24 november 1997 tot tussentijdse herziening van het LGO-besluit (PB L 329, blz. 50) is een nieuw artikel 108 ter in het LGO-besluit ingevoegd. Ingevolge artikel 108 ter, lid 1:

[...] wordt de oorsprongscumulatie ACS/LGO als bedoeld in artikel 6 van bijlage II toegestaan ten belope van een jaarhoeveelheid van 3 000 ton suiker."

7 Besluit 97/803 heeft echter geen beperkingen gesteld aan de toepassing van de EG/LGO-oorsprongscumulatieregel.

8 Op grond van artikel 109, lid 1, van het LGO-besluit kan de Commissie de vereiste vrijwaringsmaatregelen" nemen wanneer de toepassing van [het LGO-besluit] in een sector van economische activiteit van de Gemeenschap of van een of meer lidstaten ernstige verstoringen teweegbrengt, of hun externe financiële stabiliteit in gevaar brengt, of [wanneer] moeilijkheden rijzen die in een sector van activiteit van de Gemeenschap of in een regio ervan tot een verslechtering dreigen te leiden [...]". Volgens artikel 109, lid 2, van het LGO-besluit moet de Commissie die maatregelen [kiezen] die in de werking van de associatie en van de Gemeenschap zo weinig mogelijk verstoringen teweegbrengen". Voorts mogen [d]eze maatregelen [...] geen grotere draagwijdte hebben dan strikt noodzakelijk is om de aan het licht getreden moeilijkheden te verhelpen".

Bestreden verordening

9 Op 15 november 1999 heeft de Commissie krachtens artikel 109 van het LGO-besluit vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van suiker van GN-code 1701 en mengsels van suiker en cacao van GN-codes 1806 10 30 en 1806 10 90, van oorsprong uit de landen en gebieden overzee, vastgesteld bij verordening (EG) nr. 2423/1999 (PB L 294, blz. 11; hierna: bestreden verordening").

10 Haars inziens bestond namelijk door de sedert 1997 zeer sterk toegenomen invoer van suiker in ongewijzigde staat met cumulatie van de oorsprong EG-LGO en van suiker in de vorm van mengsels van suiker en cacao [...], van oorsprong uit de [LGO]", de kans dat de gemeenschappelijke marktordening voor suiker [...] aanzienlijk slechter [zou] werken en dat de marktdeelnemers van de Gemeenschap in de suikersector er ernstig door [werden] benadeeld" (eerste en tweede overweging van de considerans van de bestreden verordening).

11 Voor suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO is de vrijwaringsmaatregel vastgesteld in de vorm van een drempelprijs. Zo bepaalt artikel 1, lid 1, van de bestreden verordening:

Producten van GN-code 1701 mogen, met cumulatie van de oorsprong EG-LGO, alleen met vrijstelling van invoerrechten in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht als de cif-invoerprijs voor het onverpakte product van de standaardkwaliteit als bepaald in verordening (EEG) nr. 793/72 van de Raad [PB 1972, L 94, blz. 1] tot vaststelling van de standaardkwaliteit van witte suiker, niet beneden de interventieprijs voor de betrokken producten ligt."

12 Volgens artikel 2 van de bestreden verordening geldt voor het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van mengsels van suiker en cacao (producten van GN-codes 1806 10 30 en 1806 10 90) van oorsprong uit de LGO de procedure van het communautair toezicht volgens het bepaalde in artikel 308 quinquies van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie" van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1).

Voorgeschiedenis van het geschil, procesverloop en conclusies van partijen

13 Verzoekster, die is gevestigd op Aruba, dat deel uitmaakt van de LGO, voert suiker uit de Gemeenschap in en voert die na bewerking weer naar de Gemeenschap uit. Van de uit de Gemeenschap ingevoerde suiker vervaardigt zij onder meer mengsels van suiker en cacao, die zij naar de Gemeenschap uitvoert.

14 Bij op 28 februari 2000 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft verzoekster krachtens artikel 230, vierde alinea, EG beroep tot nietigverklaring van de bestreden verordening ingesteld.

15 Bij respectievelijk op 22 juni en 7 juli 2000 ter griffie van het Gerecht neergelegde akte hebben de regeringen van het Koninkrijk Spanje en het Koninkrijk der Nederlanden overeenkomstig artikel 115 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verzocht om te mogen interveniëren ter ondersteuning van de conclusies van respectievelijk de Commissie en verzoekster. Bij beschikking van 5 september 2000 heeft de president van de Derde kamer van het Gerecht die verzoeken ingewilligd.

16 Op 23 oktober 2000 heeft het Koninkrijk Spanje een memorie in interventie ingediend. Partijen zijn uitgenodigd hun opmerkingen omtrent die memorie kenbaar te maken.

17 Het Koninkrijk der Nederlanden heeft geen memorie in interventie ingediend.

18 Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

- de bestreden verordening nietig te verklaren;

- de Commissie te verwijzen in de kosten.

19 De Commissie en het Koninkrijk Spanje concluderen dat het het Gerecht behage:

- het beroep te verwerpen;

- verzoekster te verwijzen in de kosten.

De ontvankelijkheid

Argumenten van partijen

20 De Commissie betwist de ontvankelijkheid van het beroep. Verzoekster wordt niet individueel geraakt door de bestreden verordening; zij raakt haar immers niet uit hoofde van bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die haar karakteriseert ten opzichte van alle andere huidige en toekomstige ondernemingen in de LGO die suiker of mengsels van suiker en cacao produceren (arrest Hof van 15 juli 1963, Plaumann/Commissie, 25/62, Jurispr. blz. 205, 232; arrest Gerecht van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, T-480/93 en T-483/93, Jurispr. blz. II-2305, punt 66).

21 Anders dan in de zaak Sofrimport/Commissie (arrest Hof van 26 juni 1990, C-152/88, Jurispr. blz. I-2477) en in de in het vorige punt aangehaalde zaak Antillean Rice Mills e.a./Commissie, waren ten tijde van de vaststelling van de bestreden verordening geen goederen van verzoekster onderweg naar de Gemeenschap. Voorts had zij, in tegenstelling tot sommige verzoeksters in de zaak die heeft geleid tot het arrest van het Hof van 17 januari 1985, Piraiki-Patraiki e.a./Commissie (11/82, Jurispr. blz. 207), geen overeenkomsten gesloten die wegens de bestreden verordening geheel of gedeeltelijk niet konden worden uitgevoerd.

22 Ten slotte is het feit dat verzoekster in de loop van de aan de vaststelling van de bestreden verordening voorafgaande procedure brieven aan de Commissie heeft gericht, nog geen reden om haar als door de bestreden verordening individueel geraakt aan te merken.

23 Verzoekster brengt hiertegen in dat de bestreden verordening bindende rechtsgevolgen in het leven roept die haar belangen kunnen aantasten (arresten Gerecht van 22 oktober 1996, CSF en CSME/Commissie, T-154/94, Jurispr. blz. II-1377; 25 juni 1998, Lilly Industries/Commissie, T-120/96, Jurispr. blz. II-2571, en 1 december 1999, Boehringer/Raad en Commissie, T-125/96 en T-152/96, Jurispr. blz. II-3427).

24 De bestreden verordening is in feite een vermomde beschikking die tot haar is gericht. Die verordening beoogt namelijk haar invoer in de Gemeenschap uit te schakelen. Ter ondersteuning van haar argument stelt verzoekster dat de vaststelling van de Commissie dat suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO onder de interventieprijs in de Gemeenschap werd ingevoerd en aldus oneerlijke mededinging bewerkstelligde, was gebaseerd op een ten onrechte aan haar toegeschreven prijslijst.

25 Verzoekster stelt vervolgens dat zij door de bestreden verordening rechtstreeks en individueel wordt geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

26 Zij wordt door de bestreden verordening rechtstreeks geraakt, omdat deze de met de toepassing ervan belaste nationale autoriteiten van de lidstaten geen enkele beoordelingsmarge laat (arrest Hof van 5 mei 1998, Glencore Grain/Commissie, C-404/96 P, Jurispr. blz. I-2435).

27 Ten bewijze van het feit dat de bestreden verordening haar individueel raakt, baseert verzoekster zich inzonderheid op 's Hofs arresten Piraiki-Patraiki e.a./Commissie en Sofrimport/Commissie (aangehaald in punt 21 supra), van 18 mei 1994, Codorníu/Raad (C-309/89, Jurispr. blz. I-1853), en 11 februari 1999, Antillean Rice Mills e.a./Commissie (C-390/95 P, Jurispr. blz. I-769, punten 25-28), alsmede op het arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie (aangehaald in punt 20 supra, punten 59-80).

28 Zij is naast Emesa Sugar de enige producent van suiker en mengsels van suiker en cacao op Aruba en een van de grootste producenten van die producten in de LGO, en zij voerde reeds vóór de vaststelling van de bestreden verordening suiker naar de Gemeenschap uit. Zij wordt door de bestreden verordening individueel geraakt omdat zij behoort tot het gesloten gedeelte van een gemengde, gedeeltelijk open en gedeeltelijk gesloten kring van ondernemingen (arresten Codorníu/Raad en van 11 februari 1999, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, beide aangehaald in punt 27 supra). De individueel geraakte ondernemingen zijn immers die welke zich vóór de vaststelling van de bestreden verordening bezighielden met de uitvoer van de producten waarop de vrijwaringsmaatregelen betrekking hebben.

29 Voorts was zij betrokken bij de administratieve procedure die tot de vaststelling van de bestreden verordening heeft geleid. Zij verwijst daartoe naar verschillende aan het verzoekschrift gehechte brieven.

30 Aangezien de Commissie rekening moet houden met de negatieve gevolgen die een vrijwaringsmaatregel kan hebben voor de economie van de LGO alsook voor de belanghebbende ondernemingen (arrest van 11 februari 1999, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 27 supra), moet verzoekster als onderneming die zich bezighoudt met de uitvoer van de in de bestreden verordening bedoelde producten, worden geacht individueel door die verordening te worden geraakt, te meer omdat de Commissie op de hoogte was van de gevolgen van de betrokken vrijwaringsmaatregel voor verzoekster.

31 Verder heeft het Hof - aldus nog steeds verzoekster - in zijn arresten Codorníu/Raad (aangehaald in punt 27 supra) en van 16 mei 1991, Extramet Industrie/Raad (C-358/89, Jurispr. blz. I-2501), erkend dat een onderneming die desastreuze economische gevolgen ondervindt van een normatieve handeling, individueel wordt geraakt. Ter terechtzitting heeft zij erop gewezen dat haar situatie vergelijkbaar is met die van de verzoekster in de aangehaalde zaak Extramet Industrie/Raad.

Beoordeling door het Gerecht

32 Artikel 230, vierde alinea, EG verleent particulieren onder meer het recht in beroep te komen tegen elke beschikking die, hoewel genomen in de vorm van een verordening, hen rechtstreeks en individueel raakt. Deze bepaling heeft met name tot doel te voorkomen dat de gemeenschapsinstellingen enkel door de vorm van een verordening te kiezen het beroep van een particulier tegen een beschikking die hem rechtstreeks en individueel raakt, onmogelijk zouden kunnen maken, en aldus te preciseren dat de keuze van de vorm de aard van het besluit niet kan wijzigen (arrest Hof van 17 juni 1980, Calpak en Società Emiliana Lavorazione Frutta/Commissie, 789/79 en 790/79, Jurispr. blz. 1949, punt 7; beschikkingen Gerecht van 8 juli 1999, Area Cova e.a./Raad en Commissie, T-12/96, Jurispr. blz. II-2301, punt 24, en 12 juli 2000, Conseil national des professions de l'automobile e.a./Commissie, T-45/00, Jurispr. blz. II-2927, punt 15).

33 Het criterium voor het onderscheid tussen een verordening en een beschikking moet worden gezocht in de al dan niet algemene strekking van de betrokken handeling (arrest Hof van 6 oktober 1982, Alusuisse/Raad en Commissie, 307/81, Jurispr. blz. 3463, punt 8, en beschikking Conseil national des professions de l'automobile e.a./Commissie, aangehaald in het vorige punt, punt 15).

34 De bestreden verordening heeft een algemene strekking. De daarbij ingestelde vrijwaringsmaatregelen gelden namelijk voor alle invoer in de Gemeenschap van suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO en mengsels van suiker en cacao van oorsprong uit de LGO.

35 Ook al had de Commissie het bestaan van oneerlijke mededinging aangenomen op basis van een ten onrechte aan verzoekster toegeschreven prijslijst - hetgeen geenszins is bewezen (zie hierna punt 53) - dit neemt niet weg dat de bestreden verordening gericht is tot alle ondernemingen die daadwerkelijk of potentieel betrokken zijn bij de invoer van de in de bestreden verordening bedoelde producten.

36 De algemene strekking van de bestreden verordening sluit evenwel niet uit dat bepaalde natuurlijke of rechtspersonen nochtans rechtstreeks en individueel door die verordening kunnen worden geraakt (zie arrest Codorníu/Raad, aangehaald in punt 27 supra, punt 19; arresten Gerecht van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 66, en 13 december 1995, Exporteurs in Levende Varkens e.a./Commissie, T-481/93 en T-484/93, Jurispr. blz. II-2941, punt 50).

37 In zoverre moet worden vastgesteld dat verzoekster door de bestreden verordening rechtstreeks wordt geraakt, omdat deze de met de toepassing ervan belaste nationale autoriteiten van de lidstaten geen enkele beoordelingsmarge laat (arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 63).

38 Wat de vraag betreft of verzoekster individueel wordt geraakt door de bestreden verordening, zij eraan herinnerd dat een natuurlijke of rechtspersoon slechts individueel wordt geraakt door een handeling van algemene strekking wanneer die handeling hem treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert (arrest Plaumann/Commissie, aangehaald in punt 20 supra, Jurispr. blz. 232; beschikkingen Gerecht van 30 september 1997, Federolio/Commissie, T-122/96, Jurispr. blz. II-1559, punt 59, en Conseil national des professions de l'automobile e.a./Commissie, aangehaald in punt 32 supra, punt 20).

39 Het feit dat verzoekster een van de grootste producenten van suiker en mengsels van suiker en cacao in de LGO zou zijn en er op Aruba slechts twee ondernemingen in die sector actief zouden zijn, is niet van dien aard dat het haar individualiseert in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG. Verzoekster bevindt zich namelijk in een objectief bepaalde situatie die vergelijkbaar is met die van elke andere marktdeelnemer die thans of in de toekomst in een LGO gevestigd is en op de suikermarkt actief is (beschikking Federolio/Commissie, aangehaald in het vorige punt, punt 67).

40 Verzoekster stelt echter dat de Commissie wettelijk verplicht was haar bijzondere situatie te onderzoeken alvorens de bestreden verordening vast te stellen.

41 Zoals reeds is uitgemaakt, kan de omstandigheid dat de Commissie op grond van specifieke bepalingen verplicht is rekening te houden met de gevolgen van de door haar voorgenomen handeling voor de situatie van bepaalde particulieren, laatstgenoemden individualiseren (arresten Piraiki-Patraiki e.a./Commissie en Sofrimport/Commissie, beide aangehaald in punt 21 supra; arrest van 11 februari 1999, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 27 supra, punten 25-30; arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 67).

42 In dat verband hebben het Hof en het Gerecht beslist dat wanneer de Commissie overweegt een vrijwaringsmaatregel te treffen krachtens artikel 109, lid 1, van het LGO-besluit, zij op grond van het tweede lid van dit artikel verplicht is om, voorzover de omstandigheden van het concrete geval zich niet hiertegen verzetten, zich op de hoogte te stellen van de negatieve gevolgen die haar beslissing kan hebben voor de economie van de betrokken LGO en voor de belanghebbende ondernemingen (arresten van 11 februari 1999, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 27 supra, punt 25, en 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 70). De specifieke bescherming die artikel 109, lid 2, van het LGO-besluit de belanghebbende ondernemingen verleent, individualiseert deze laatste in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

43 Onderzocht moet dus worden of verzoekster de hoedanigheid heeft van belanghebbende onderneming in de zin van artikel 109, lid 2, van het LGO-besluit.

44 Blijkens de rechtspraak bezitten ondernemingen waarvan ten tijde van de vaststelling van de vrijwaringsmaatregel producten onderweg zijn naar de Gemeenschap, die hoedanigheid (arrest Sofrimport/Commissie, aangehaald in punt 21 supra, punten 11 en 12, en arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 76). Meer in het algemeen is geoordeeld dat ondernemingen die overeenkomsten hebben gesloten waarvan de uitvoering geheel of gedeeltelijk door de vrijwaringsmaatregel wordt verhinderd, moeten worden beschouwd als belanghebbende ondernemingen in de zin van artikel 109, lid 2, van het LGO-besluit (arrest Piraiki-Patraiki e.a./Commissie, aangehaald in punt 21 supra, punt 28, en arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 74).

45 Verzoekster heeft evenwel niet gesteld dat ten tijde van de vaststelling van de bestreden verordening producten van haar onderweg waren naar de Gemeenschap. Voorts verhindert de bestreden verordening in casu geenszins de uitvoering van overeenkomsten die verzoekster zou hebben gesloten. Zij schrijft namelijk geen contingent voor, maar enkel een drempelprijs voor suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO, die beneden verzoeksters prijs ligt (zie punt 49 infra), (artikel 1), en voorziet in communautair toezicht voor mengsels van suiker en cacao van oorsprong uit de LGO (artikel 2).

46 Nagegaan moet nog worden of verzoekster op basis van andere factoren kan worden geacht een belanghebbende onderneming te zijn in de zin van artikel 109, lid 2, van het LGO-besluit (arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 74), dan wel, zo zij die hoedanigheid niet bezit, of zij andere omstandigheden aanvoert die haar karakteriseren ten opzichte van elke andere marktdeelnemer.

47 Dienaangaande spreekt verzoekster in repliek van de impact van de [bestreden] verordening op [haar] positie" en zelfs van desastreuze economische gevolgen" van die verordening. Hierbij verwijst zij naar het in punt 31 supra aangehaalde arrest Extramet Industrie/Raad.

48 Er zij evenwel aan herinnerd dat de bestreden verordening geenszins de uitvoering verhindert van de overeenkomsten die verzoekster zou hebben gesloten (zie punt 45 supra).

49 In antwoord op een schriftelijke vraag van het Gerecht heeft verzoekster meegedeeld dat de prijs voor suiker die zij onder de EG/LGO-oorsprongscumulatieregel naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, in de periode vóór de vaststelling van de bestreden verordening ongeveer 10 % boven de interventieprijs voor dit product lag. Derhalve heeft verzoekster niet aangetoond dat artikel 1 van de bestreden verordening, volgens hetwelk [p]roducten van GN-code 1701 [...] met cumulatie van de oorsprong EG-LGO, [niet] met vrijstelling van invoerrechten in de Gemeenschap in het vrije verkeer [mogen] worden gebracht" wanneer de prijs beneden de interventieprijs voor de betrokken producten ligt", negatieve gevolgen voor haar economische activiteiten kon hebben. Artikel 2 van de bestreden verordening op zijn beurt, volgens hetwelk voor mengsels van suiker en cacao van oorsprong uit de LGO de procedure van het communautair toezicht geldt, hetgeen voor de autoriteiten van de lidstaten verplichtingen van statistische aard meebrengt, kan hoe dan ook geen ongunstige invloed op verzoeksters uitvoer van die mengsels naar de Gemeenschap hebben gehad.

50 Overigens heeft verzoekster naar aanleiding van een vraag van het Gerecht ter terechtzitting niet de minste aanwijzing kunnen verschaffen over enige door de bestreden verordening veroorzaakte schade.

51 Verzoekster heeft derhalve niet het bewijs geleverd dat de bestreden verordening negatieve gevolgen" voor haar heeft gehad waarmee de Commissie rekening had moeten houden (arrest van 11 februari 1999, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 27 supra, punt 25, en arrest van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, aangehaald in punt 20 supra, punt 70), laat staan dat zij door de bestreden verordening uitzonderlijke schade zou hebben geleden waardoor zij ten opzichte van elke andere marktdeelnemer werd geïndividualiseerd in de zin van het in punt 31 supra aangehaalde arrest Extramet Industrie/Raad (zie in die zin arrest Gerecht van 20 juni 2000, Euromin/Raad, T-597/97, Jurispr. blz. II-2419, punt 49).

52 Verder merkt verzoekster nog op dat de bestreden verordening is gebaseerd op ten onrechte als van haar afkomstig beschouwde gegevens, waaronder in het bijzonder een prijslijst. Hierdoor wordt zij haars inziens geïndividualiseerd in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

53 Om te beginnen moet worden vastgesteld dat verzoeksters bewering door de Commissie formeel wordt tegengesproken. De bestreden verordening bevat hoe dan ook geen aanwijzing dat de beoordeling van de moeilijkheden die volgens de Commissie vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk maakten, zou zijn gebaseerd op gegevens betreffende verzoeksters activiteit. Verzoeksters argument, dat niet door enig gegeven uit het dossier wordt onderbouwd, moet dus wegens onvoldoende bewijs worden afgewezen (zie in die zin arrest Gerecht Euromin/Raad, aangehaald in punt 51 supra, punten 46-49).

54 Ten slotte baseert verzoekster zich op een briefwisseling die zij tussen eind juni en eind oktober 1999 met de Commissie heeft gevoerd.

55 Het feit dat iemand op enigerlei wijze intervenieert in de procedure die leidt tot de vaststelling van een gemeenschapshandeling, kan deze persoon enkel individualiseren ten opzichte van de betrokken handeling wanneer de toepasselijke communautaire regeling hem bepaalde procedurele waarborgen verleent (beschikkingen Gerecht van 9 augustus 1995, Greenpeace e.a./Commissie, T-585/93, Jurispr. blz. II-2205, punten 56 en 63, en Area Cova e.a./Raad en Commissie, aangehaald in punt 32 supra, punt 59).

56 Het gemeenschapsrecht kent evenwel geen bepaling die de Commissie verplicht om, alvorens een vrijwaringsmaatregel vast te stellen op grond van artikel 109, lid 1, van het LGO-besluit, een procedure te volgen in het kader waarvan in de LGO gevestigde ondernemingen het recht zouden hebben bepaalde aanspraken te doen gelden of zelfs te worden gehoord (zie in die zin beschikking Area Cova e.a./Raad en Commissie, aangehaald in punt 32 supra, punt 60, en arrest Gerecht van 7 februari 2001, Sociedade Agrícola dos Arinhos e.a./ Commissie, T-38/99-T-50/99, Jurispr. blz. II-585, punt 48).

57 Uit het voorgaande volgt dat verzoekster niet kan worden geacht individueel te worden geraakt door de bestreden verordening. Daar verzoekster niet voldoet aan een van de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 230, vierde alinea, EG, dient het onderhavige beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

58 Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen voorzover dit is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten te worden verwezen.

59 Overeenkomstig artikel 87, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering zullen het Koninkrijk Spanje en het Koninkrijk der Nederlanden, die zijn tussengekomen ter ondersteuning van de conclusies van respectievelijk de Commissie en verzoekster, hun eigen kosten dragen.

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Derde kamer),

rechtdoende:

1) Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

2) Verwijst verzoekster in haar eigen kosten alsmede in die van de Commissie.

3) Verstaat dat interveniënten hun eigen kosten zullen dragen.

Top