EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61994CJ0218
Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 4 May 1995. # Commission of the European Communities v Kingdom of Belgium. # Failure of a Member State to fulfil its obligations - Directive 91/263/CEE - Failure to transpose. # Case C-218/94.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 4 mei 1995.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk België.
Niet-nakoming - Richtlijn 91/263/EEG - Niet-omzetting.
Zaak C-218/94.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 4 mei 1995.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk België.
Niet-nakoming - Richtlijn 91/263/EEG - Niet-omzetting.
Zaak C-218/94.
Jurisprudentie 1995 I-01089
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1995:123
ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 4 MEI 1995. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 91/263/EEG - NIET-OMZETTING. - ZAAK C-218/94.
Jurisprudentie 1995 bladzijde I-01089
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
Lid-Staten ° Verplichtingen ° Uitvoering van richtlijnen ° Niet-betwiste niet-nakoming
(EEG-Verdrag, art. 169)
In zaak C-218/94,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Jessen, lid van haar juridische dienst, en J.-F. Pasquier, nationaal ambtenaar gedetacheerd bij de juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verzoekster,
tegen
Koninkrijk België, vertegenwoordigd door J. Devadder, bestuursdirecteur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Belgische ambassade, Rue des Girondins 4,
verweerder,
betreffende een verzoek om vast te stellen dat het Koninkrijk België, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor de telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (PB 1991, L 128, blz. 1), en, subsidiair, in ieder geval door die bepalingen niet onverwijld aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 189, derde alinea, EG-Verdrag en artikel 17 van genoemde richtlijn 91/263 op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: F. A. Schockweiler, kamerpresident, G. F. Mancini (rapporteur), J. L. Murray, G. Hirsch en H. Ragnemalm, rechters,
advocaat-generaal: C. O. Lenz
griffier: R. Grass
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 februari 1995,
het navolgende
Arrest
1 Bij een op 28 juli 1994 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat het Koninkrijk België, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor de telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (PB 1991, L 128, blz. 1; hierna: "richtlijn"), en, subsidiair, in ieder geval door die bepalingen niet onverwijld aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 189, derde alinea, EG-Verdrag en artikel 17 van de richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
2 Ingevolge artikel 17 van de richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen om uiterlijk op 6 november 1992 aan deze richtlijn te voldoen en stellen zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
3 Het Koninkrijk België betwist niet, dat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn is omgezet, doch voert aan, dat aan de opstelling van de omzettingsbesluiten wordt gewerkt.
4 Aangezien de richtlijn niet binnen de in artikel 17 gestelde termijn is omgezet, dient het door de Commissie ter zake aangevoerde middel inzake niet-nakoming gegrond te worden geacht.
5 Mitsdien moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk België, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van de richtlijn, de krachtens artikel 189 van het Verdrag en artikel 17 van de richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Kosten
6 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Aangezien het Koninkrijk België in het ongelijk is gesteld, dient het in de kosten te worden verwezen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
rechtdoende, verstaat:
1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor de telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur, is het Koninkrijk België de krachtens artikel 189 EG-Verdrag en artikel 17 van richtlijn 91/263 op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.
2) Het Koninkrijk België wordt verwezen in de kosten van de procedure.