EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61991CJ0130

Arrest van het Hof van 7 maart 1995.
ISAE/VP (Instituto Social de Apoio ao Emprego e à Valorização Profissional) en Interdata (Centro de Processamento de Dados Ldª) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Verzoek tot herziening - Kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Zaak C-130/91 REV.

Jurisprudentie 1995 I-00407

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1995:60

61991J0130

Arrest van het Hof van 7 maart 1995. - ISAE/VP (Instituto Social de Apoio ao Emprego e à Valorização Profissional) en Interdata (Centro de Processamento de Dados Lda) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Verzoek tot herziening - Kennelijke niet-ontvankelijkheid. - Zaak C-130/91 REV.

Jurisprudentie 1995 bladzijde I-00407


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Procedure ° Herziening van arrest ° Voorwaarden voor ontvankelijkheid van verzoek ° Nieuw feit ° Feit dat voor uitspraak van bestreden arrest bekend was ° Niet-ontvankelijkheid

(' s Hofs Statuut-EEG, art. 41)

Samenvatting


Uit artikel 41, eerste alinea, van 's Hofs Statuut-EEG volgt, dat herziening geen vorm van hoger beroep is, maar een buitengewoon rechtsmiddel, dat het mogelijk maakt, het gezag van gewijsde van een eindarrest in geding te brengen op grond van de feitelijke vaststellingen waarop de rechterlijke instantie zich heeft gebaseerd. Herziening vooronderstelt de ontdekking van aan de uitspraak van het arrest voorafgaande feiten, die de rechter die het arrest heeft gewezen en de verzoeker tot herziening tot dan toe onbekend waren en die de rechter, indien hij ze in aanmerking had kunnen nemen, tot een andere oplossing hadden kunnen brengen dan die welke aan het geschil is gegeven.

Een verzoek tot herziening, tot staving waarvan geen nieuw feitelijk element wordt aangevoerd dat zich vóór de uitspraak van dat arrest heeft voorgedaan, is derhalve niet-ontvankelijk.

Partijen


++++

In zaak C-130/91 REV II,

ISAE/VP (Instituto Social de Apoio ao Emprego e à Valorização Profissional), vennootschap naar Portugees recht, gevestigd te Lissabon,

en

Interdata (Centro de Processamento de Dados Ld.a), vennootschap naar Portugees recht, gevestigd te Lissabon,

beide vertegenwoordigd door A. Amado Rodrigues, advocaat te Lissabon,

verzoeksters tot herziening,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. M. Alves Vieira, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een verzoek tot herziening van de beschikking, door het Hof van Justitie op 14 januari 1992 gegeven in zaak C-130/91, ISEA/VP en Interdata (Jurispr. 1992, blz. I-69),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, C. N. Kakouris, D. A. O. Edward, J.-P. Puissochet en G. Hirsch, kamerpresidenten, G. F. Mancini, F. A. Schockweiler, J. C. Moitinho de Almeida, P. J. G. Kapteyn, C. Gulmann, J. L. Murray (rapporteur), P. Jann, H. Ragnemalm, L. Sevón en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: P. Léger

griffier: R. Grass

de advocaat-generaal gehoord,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 15 mei 1995, hebben de vennootschappen ISAE/VP (Instituto Social de Apoio ao Emprego e à Valorização Profissional) en Interdata (Centro de Processamento de Dados Ld.a) krachtens artikel 41 van 's Hofs Statuut-EG (hierna: "het Statuut") verzocht om herziening van de beschikking, door het Hof op 14 januari 1992 gegeven in zaak C-130/91, ISEA/VP en Interdata (Jurispr. 1992, blz. I-69).

2 Bij deze beschikking heeft het Hof niet-ontvankelijk verklaard het beroep strekkende tot nietigverklaring van een beschikking van de Commissie van onbekende datum, beweerdelijk inhoudende een weigering tot uitbetaling van reeds goedgekeurde bijstand van het Europees Sociaal Fonds met betrekking tot de aanvragen om bijstand nrs. 87.0730/P1, 88.0705/P1 en 88.0706/P1.

3 Volgens verzoeksters heeft de Commissie de betaling van bijstand geweigerd door zich te beroepen op het feit dat het aannemelijk was, dat er aanwijzingen voor onwettigheden bestonden. De Dienst Aangelegenheden van het Europees Sociaal Fonds te Lissabon (hierna: "DAFSE") heeft een strafrechtelijke klacht ingediend op basis van de feiten van de onderhavige zaak en derhalve de uitbetaling van bijstand volledig opgeschort tot het einde van deze procedure. Tot staving van hun verzoek tot herziening verwijzen verzoeksters naar een advies, gedateerd 20 november 1993, van twee hoogleraren in de rechtsgeleerdheid van de universiteit van Coimbra betreffende een voor de Portugese rechterlijke instanties aanhangige strafrechtelijke procedure tegen een andere onderneming. Volgens dit advies is de handelwijze van de Commissie en de DAFSE - het uitstellen van de betaling van de betrokken bedragen tot het einde van de voor de nationale rechterlijke instanties ingestelde strafrechtelijke procedure - onwettig. Verzoeksters zijn van mening, dat dit advies een nieuw feit vormt, dat van beslissende invloed kan zijn en dat onbekend was voor de uitspraak van de reeds aangehaalde beschikking van het Hof. Zij verzoeken het Hof derhalve, de beschikking van 14 januari 1992 te herzien en dus de betaling van de betrokken bijdragen te gelasten.

4 De Commissie is van oordeel dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk is, aangezien het document en de feiten die door verzoeksters zijn aangevoerd, geen nieuwe feiten zijn of feiten die onbekend waren aan het Hof of aan de partij die om herziening verzoekt, als bedoeld in artikel 41 van het Statuut. Een in 1993 uitgebracht juridisch advies dat betrekking heeft op een zaak die niets van doen heeft met de onderhavige zaak, kan namelijk niet als een nieuw feit worden aangemerkt. Ook is de Commissie van oordeel dat uit het verzoek tot herziening blijkt, dat zij in het kader van de onderhavige zaken nooit een beschikking betreffende de aanvragen tot betaling van het saldo heeft gegeven.

5 Ter beoordeling van de ontvankelijkheid van het onderhavige verzoek zij eraan herinnerd, dat volgens artikel 41, eerste alinea, van het Statuut "herziening van een arrest (...) aan het Hof slechts (kan) worden verzocht op grond van de ontdekking van een feit, dat van beslissende invloed kan zijn en dat, vóór de uitspraak van het arrest, onbekend was aan het Hof en aan de partij, die de herziening verzoekt".

6 Hieruit blijkt, dat herziening geen vorm van hoger beroep is, maar een buitengewoon rechtsmiddel, dat het mogelijk maakt, het gezag van gewijsde van een eindarrest in geding te brengen op grond van de feiten waarop de rechterlijke instantie zich heeft gebaseerd. Herziening vooronderstelt de ontdekking van aan de uitspraak van het arrest voorafgaande feiten die de rechter die het arrest heeft gewezen en de verzoeker tot herziening tot dan toe onbekend waren, en die de rechter, indien hij ze in aanmerking had kunnen nemen, tot een andere oplossing hadden kunnen brengen dan die welke aan het geschil is gegeven (zie beschikking Hof van 25 februari 1992, zaak C-185/90 P-Rev., Gill, Jurispr. 1992, blz. I-993, r.o. 12, en arrest van 7 maart 1995, zaak C-130/91 REV, ISAE/VP en Interdata, Jurispr. 1995, blz. I-407, r.o. 6).

7 Het bij het Hof neergelegde advies vormt evenwel niet een aan de uitspraak van het arrest voorafgaand nieuw feit dat van beslissende invloed kan zijn in de zin van artikel 41, eerste alinea, van het Statuut.

8 Mitsdien moet het verzoek tot herziening van de beschikking van het Hof van 14 januari 1992 krachtens artikel 100, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering niet-ontvankelijk worden verklaard.

9 Aangezien het verzoek niet-ontvankelijk is, behoeft geen uitspraak te worden gedaan over het door verzoeksters ingediende verzoek om kosteloze rechtsbijstand.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

10 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien verzoeksters in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende:

1) Verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.

2) Verwijst verzoeksters in de kosten.

Top