EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61991CC0285

Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 9 juli 1992.
Firma E. Merck tegen Hauptzollamt Hamburg-Jonas.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht Hamburg - Duitsland.
Suiker - Restitutie bij uitvoer.
Zaak C-285/91.

Jurisprudentie 1993 I-00729

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1992:320

61991C0285

Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 9 juli 1992. - FIRMA E. MERCK TEGEN HAUPTZOLLAMT HAMBURG-JONAS. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: FINANZGERICHT HAMBURG - DUITSLAND. - SUIKER - RESTITUTIE BIJ UITVOER. - ZAAK C-285/91.

Jurisprudentie 1993 bladzijde I-00729


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

A ° De feiten

1. Dit verzoek van het Finanzgericht Hamburg om een prejudiciële beslissing betreft de restitutie bij uitvoer van vitamine C (ascorbinezuur) van postonderverdeling 29.38 V C van het gemeenschappelijk douanetarief (GN-code 2936 27 00).

2. Dit produkt is opgenomen in bijlage I van verordening (EEG) nr. 1785/81 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker.(1) Bij uitvoer van dit produkt kan dus een restitutie bij uitvoer worden toegekend, wanneer aan de voorwaarden van artikel 19 van de verordening is voldaan. Artikel 19, lid 1, bepaalt onder meer:

"Voor zover dit nodig is om de in artikel 1, lid 1, sub a), c) en d), genoemde produkten als zodanig of in de vorm van in bijlage I opgenomen goederen te kunnen uitvoeren op basis van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, sub a) en c), genoemde produkten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer."

3. Tot de in artikel 1, lid 1, sub a, van de verordening genoemde produkten behoort witte suiker (post GDT ex 17.01 A = GN-code 1701 99 10). Dit produkt staat aan het begin van het bereidingsprocédé dat verzoekster in het hoofdgeding (hierna: "verzoekster") toepast voor de vervaardiging van het ascorbinezuur dat zij exporteert.

4. De regeling voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor produkten die aldus worden verkregen door verwerking van produkten die zelf onder de betrokken marktordening vallen ° bij voorbeeld die voor suiker °, is te vinden in verordening (EEG) nr. 3035/80.(2) Deze regeling, die in deze zaak in geding is, omvat in wezen twee procédés. Voor een aantal in bijlage A bij de verordening opgesomde "basisprodukten" ° waaronder witte suiker ° wordt overeenkomstig artikel 4 als regel maandelijks (lid 1) volgens de criteria van de leden 2-5 een restitutievoet vastgesteld. In artikel 3 juncto artikel 2 van de verordening wordt geregeld, hoe op basis van deze voet de restitutie voor de werkelijk uitgevoerde produkten (aangeduid als "goederen", zie artikel 1, lid 1, tweede alinea, van de verordening) moet worden berekend. Artikel 3 bepaalt "de hoeveelheid basisprodukten" waarvan telkens moet worden uitgegaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de in bijlage B genoemde goederen (artikel 3, leden 1 en 2) en de in bijlage C genoemde goederen (artikel 3, lid 3). Het beginsel, zij het verzacht door een aantal modaliteiten, is in het geval van bijlage B een concrete berekening van de "voor de vervaardiging van het uitgevoerde goed werkelijk gebruikte hoeveelheid". In het geval van bijlage C is de berekening reeds ° forfaitair ° verwerkt in de bijlage zelf, zodat artikel 3, lid 3, van de verordening daar enkel naar verwijst.

5. Artikel 2, eerste alinea, geeft op basis hiervan de volgende regel:

"Het bedrag der restitutie, toegekend voor de overeenkomstig artikel 3 bepaalde hoeveelheid van elk der basisprodukten, uitgevoerd in de vorm van een zelfde goed, wordt verkregen door deze hoeveelheid te vermenigvuldigen met de restitutievoet voor het betrokken basisprodukt zoals deze per gewichtseenheid voortvloeit uit de toepassing van artikel 4."

6. Voorts bepaalt artikel 2, vierde alinea [in de redactie van artikel 1, sub 5, van verordening (EEG) nr. 2223/86(3); respectievelijk derde alinea in de oorspronkelijke redactie van artikel 2], waarnaar in de verwijzingsbeschikking wordt verwezen, als volgt:

"Indien in uitgevoerde goederen andere goederen zijn verwerkt, is de restitutievoet voor de berekening van het bedrag voor elk der basisprodukten, uit verwerking daarvan verkregen produkten of produkten waarvan de gelijkstelling met een van deze twee categorieën voortvloeit uit het bepaalde in artikel 1, lid 2, die bij de vervaardiging van de uitgevoerde goederen zijn verwerkt, dezelfde als in geval van uitvoer van deze andere goederen in onverwerkte staat."

7. Zoals gezegd, geldt deze regeling ook voor andere marktordeningen, met name voor die in de sector granen, geregeld in verordening (EEG) nr. 2727/75(4), waarvan artikel 16 het pendant vormt van artikel 19 van de gemeenschappelijke marktordening voor de suiker. In bijlage B van verordening nr. 2727/75, waarnaar artikel 16 verwijst, komt ascorbinezuur pas voor sinds 28 januari 1989, toen de wijzigingsverordening (EEG) nr. 166/89(5) in werking trad.

8. Wat nu het door verzoekster sinds 1984 uitgevoerde ascorbinezuur betreft, omvat het bereidingsprocédé de volgende produktiefasen:

witte suiker (saccharose(6)) ° glucose ° sorbitol ° ascorbinezuur.

9. Het bijzondere van dit procédé is, dat uit saccharose eerst glucose wordt gewonnen en dat deze vervolgens wordt verwerkt tot sorbitol, terwijl volgens de "klassieke" methode saccharose rechtstreeks tot sorbitol wordt verwerkt.

10. Uit de stukken in het hoofdgeding blijkt, dat het Hauptzollamt Hamburg-Jonas (hierna: "verweerder") aanvankelijk restituties bij uitvoer toekende voor het door verzoekster volgens dit procédé vervaardigde produkt. Sinds 1987 (verzoek van 21 augustus 1987, uitvoer van 12 augustus 1987) heeft verweerder echter 106 opeenvolgende restitutieaanvragen van verzoekster bij beschikking van 18 juli 1989 afgewezen.

11. In de verwijzingsbeschikking wordt erop gewezen, dat verweerder zich hiervoor in de eerste plaats beriep op artikel 2, vierde alinea, van verordening nr. 3035/80, waaruit hij afleidde, dat aangezien de uitgevoerde goederen uit sorbitol waren vervaardigd, de berekening van de restitutie moest geschieden op basis van de voor sorbitol geldende voet. De restitutie voor sorbitol moest worden berekend volgens bijlage C van verordening nr. 3035/80. Verweerder verwees hiervoor naar de bij verordening nr. 2223/86 in bijlage C opgenomen voetnoot 7, die luidt als volgt:

"De restitutie wordt bepaald op basis van de gebruikte hoeveelheid D-glucitol (sorbitol) verkregen uit zetmeelprodukten en de gebruikte hoeveelheid D-glucitol (sorbitol) verkregen uit saccharose en berekend op basis van de volgende hoeveelheden maïs en witte suiker:

° 1,52 kg maïs voor 1 kg D-glucitol (sorbitol) in waterige oplossing, verkregen uit zetmeelprodukten,

° 0,74 kg witte suiker voor 1 kg D-glucitol (sorbitol) in waterige oplossing, verkregen uit saccharose,

° 2,45 kg maïs voor 1 kg D-glucitol (sorbitol), andere dan in waterige oplossing, verkregen uit zetmeelprodukten,

° 1,06 kg witte suiker voor 1 kg D-glucitol (sorbitol), andere dan in waterige oplossing, verkregen uit saccharose."

12. Ik wijs er hier op, dat vóór de opneming van deze voetnoot in de bijlage de omrekeningscoëfficiënten voor sorbitol (zowel van hoofdstuk 29 als van hoofdstuk 38 van het gemeenschappelijk douanetarief) in de tekst van de bijlage zelf waren opgenomen. De coëfficiënten zelf hebben, althans wat de uit suiker verkregen soorten sorbitol betreft, geen wijziging ondergaan.

13. Verweerder meent, dat glucose waaruit sorbitol is verkregen, een zetmeelprodukt in de zin van bovengenoemde voetnoot is, ongeacht uit welk landbouwprodukt zij werkelijk is vervaardigd. Voor glucose, dat niet onder de gemeenschappelijke marktordening voor suiker valt, doch onder die voor granen, was destijds geen restitutie vastgesteld; dit is pas sinds de inwerkingtreding van verordening nr. 166/89 het geval.

14. Verzoekster heeft tegen de afwijzende beschikking beroep ingesteld. Het Finanzgericht Hamburg verkeert in twijfel over enkele van de aangehaalde bepalingen van verordening nr. 3035/80 en verzoekt daarom het Hof om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

"Moeten artikel 2, vierde alinea, en artikel 3, leden 1, 2 en 3, juncto bijlage C, voetnoot 7, van verordening (EEG) nr. 3035/80 aldus worden uitgelegd, dat voor uit sorbitol vervaardigde vitamine C ook restituties bij uitvoer kunnen worden verleend volgens de voor suiker vastgestelde restitutievoet, wanneer de sorbitol is verkregen uit op basis van witte suiker vervaardigde glucose?"

B ° Discussie

15. I. Vooraf wil ik vaststellen, dat van de in de verwijzingsbeschikking genoemde bepalingen, artikel 2, vierde alinea, van verordening nr. 3035/80 niet van toepassing is bij de vaststelling van de uitvoerrestitutie in het onderhavige ° in de vraag zelf afgebakende ° geval. Deze bepaling heeft, zoals blijkt uit het woord "verwerkt" en de daarin beschreven methode voor de vaststelling van de restitutie, betrekking op het geval van uitgevoerde goederen die zijn vervaardigd met gebruikmaking van verscheidene landbouwprodukten (zie de vijfde overweging van de verordening).

16. II. Daarentegen brengt het hiervoor beschreven stelsel van de verordening mee, dat bij het zoeken naar een clausule op grond waarvan de aanspraak op restitutie eventueel kan worden uitgesloten, moet worden uitgegaan van artikel 3, leden 1 en 2, aangezien het uitgevoerde produkt in bijlage B van de verordening is vermeld.

17. 1. Daarbij moet rekening worden gehouden met de bijzonderheid, dat in casu het uitgevoerde ascorbinezuur rechtstreeks uit sorbitol is verkregen, terwijl het basisprodukt zelf slechts het beginpunt van eerdere verwerkingsfasen vormt. De verschillende in artikel 3, lid 1, genoemde gevallen zijn echter gebaseerd op "de voor de vervaardiging van de uitgevoerde goederen werkelijk gebruikte" hoeveelheid, terwijl artikel 3, lid 2, eerste zin, luidt als volgt:

"(...) wordt beschouwd als werkelijk gebruikt, de produkten die in onverwerkte toestand in het bereidingsproces van het uitgevoerde goed zijn gebruikt."(7)

18. Hieruit blijkt, dat het toepasselijke omrekeningsvoorschrift tweeërlei doel heeft.

In de eerste plaats moet zij een rekenkundig verband scheppen tussen het uitgevoerde produkt en het rechtstreeks voor de vervaardiging daarvan gebruikte goed (dat wil zeggen sorbitol).

In de tweede plaats moet een zelfde verband worden gelegd tussen laatstgenoemd goed en het basisprodukt; daarbij moet wederom rekening worden gehouden met de bijzonderheid, dat sorbitol in bijlage C van de verordening is vermeld, zodat ° althans volgens de regel van artikel 3, lid 3 ° de daar genoemde forfaitaire restitutievoeten van toepassing zijn.

19. 2. Ik meen, dat artikel 3, lid 1, sub c, eerste streepje, van de verordening een dergelijke bepaling is. Het luidt als volgt:

"Bij gebruikmaking:

° hetzij van een niet onder bijlage II van het Verdrag vallen produkt dat wordt verkregen door verwerking van een onder a of b bedoeld produkt,

(...)

is deze hoeveelheid, te bepalen op grond van de voor de vervaardiging van het uitgevoerde goed werkelijk gebruikte hoeveelheid van het genoemde produkt, voor elk der betrokken basisprodukten, en behoudens het bepaalde in artikel 3, gelijk aan de hoeveelheid die door de bevoegde instanties overeenkomstig artikel 8, lid 1, wordt erkend."

20. a) Afgezien van de in de verwijzingsbeschikking tot uitdrukking gebrachte twijfel, waarop ik aanstonds nader zal ingaan, past het onderhavige geval volkomen in het stelsel van deze tekst.

21. Met betrekking tot de onder het streepje gestelde voorwaarden moet worden opgemerkt, dat een niet onder bijlage II van het Verdrag vallend produkt, namelijk sorbitol, voor de vervaardiging van het uitgevoerde goed is gebruikt. Dit produkt is zelf verkregen door verwerking van een basisprodukt, dus een in artikel 3, lid 1, sub a, bedoeld produkt. Hierna zal ik aantonen, dat aan deze conclusie niet wordt afgedaan door de omstandigheid dat de verkregen sorbitol niet rechtstreeks uit het basisprodukt is gewonnen.

22. Aangezien dus is voldaan aan de voorwaarden van het eerste streepje, moet de in aanmerking te nemen hoeveelheid basisprodukt in twee fasen worden bepaald.

23. Eerst wordt gezegd, dat die hoeveelheid moet worden bepaald "op grond van de voor de vervaardiging van het uitgevoerde goed werkelijk gebruikte hoeveelheid van het genoemde produkt". In een eerste fase moet dus worden vastgesteld, welke hoeveelheid sorbitol concreet gebruikt is voor de vervaardiging van het uitgevoerde ascorbinezuur.

24. Vervolgens is de hoeveelheid basisprodukt die op deze basis moet worden berekend, "behoudens het bepaalde in lid 3, gelijk aan de hoeveelheid die door de bevoegde instanties overeenkomstig artikel 8, lid 1, wordt erkend". Het voorbehoud ten gunste van lid 3 heeft ° ik zou niet weten, hoe ik dit anders zou moeten begrijpen ° betrekking op het geval dat het (rechtstreeks) voor de vervaardiging van het uitgevoerde goed gebruikte produkt is vermeld in bijlage C van de verordening en dus de daarin genoemde omrekeningsvoeten moeten worden toegepast. Aangezien sorbitol tot deze produkten behoort, moet deze weg worden gevolgd. De sinds de inwerkingtreding van verordening nr. 3035/80 ongewijzigde omrekeningsvoet voor uit suiker vervaardigde soorten sorbitol van de hoofdstukken 29 en 38 van het gemeenschappelijk douanetarief volgt sinds de inwerkingtreding van verordening nr. 2223/86 uit de in de prejudiciële vraag genoemde en door mij reeds geciteerde(8) voetnoot 7 van deze bijlage. Daarin wordt aangegeven, van welke hoeveelheid suiker moet worden uitgegaan voor 1 kg sorbitol.

25. b) Leest men de toepasselijke voorschriften aldus, dan verzetten zij zich niet tegen verzoeksters aanspraak op restitutie. Voor de daarover bij verweerder en de verwijzende rechter gerezen twijfel bestaat geen reden.

26. De bijzonderheid dat sorbitol niet rechtstreeks uit het basisprodukt is verkregen, doch via de vervaardiging van glucose, kan voor de toepassing van de genoemde bepalingen in tweeërlei opzicht van belang zijn. Enerzijds verlangt de tekst van artikel 3, lid 1, sub c, eerste streepje, dat het gebruikte, niet onder bijlage II van het Verdrag vallende produkt (in casu sorbitol) "wordt verkregen door verwerking van een ander onder a of b bedoeld produkt" (in casu het basisprodukt). Anderzijds, en daarover verkeerde de verwijzende rechter in twijfel, is in voetnoot 7 sprake van de "hoeveelheid D-glucitol (sorbitol) verkregen uit saccharose". De vraag die beide bepalingen gelijkelijk doen rijzen, te weten of de sorbitol rechtstreeks uit het basisprodukt moet zijn verkregen, dus zonder tussenliggende verwerkingsfasen, moet mijns inziens stellig ontkennend worden beantwoord.

27. In de eerste plaats moet worden vastgesteld, dat op geen van beide plaatsen wordt gezegd, dat het basisprodukt "werkelijk gebruikt" moet zijn voor de vervaardiging van sorbitol. Artikel 3, lid 2, eerste zin, volgens welke enkel de produkten die als zodanig in het bereidingsproces van het (uitgevoerde) goed zijn gebruikt, als werkelijk gebruikt kunnen worden beschouwd, kan dus niet in aanmerking komen. Evenmin kan ° noch met het oog op artikel 3, lid 1, sub c, eerste streepje, noch met het oog op voetnoot 7 van bijlage C ° sprake zijn van toepassing van artikel 3, lid 2, eerste alinea, tweede zin. Deze zin die in de redenering van het Finanzgericht wordt vermeld, luidt als volgt:

"Indien in een fase van het produktieproces van dit goed een basisprodukt zelf wordt verwerkt tot een ander basisprodukt dat in een volgende fase wordt gebruikt, wordt alleen dit laatste basisprodukt beschouwd als werkelijk te zijn gebruikt."

28. De Commissie heeft er terecht op gewezen, dat deze tekst alleen betrekking heeft op het geval dat een basisprodukt wordt verwerkt tot een ander basisprodukt. Glucose is echter geen basisprodukt in de zin van verordening nr. 3035/80.

29. Voorts wordt aan het principiële belang van de Gemeenschap bij de toekenning van subsidies voor de uitvoer van de in bijlagen B en C van verordening nr. 3035/80 genoemde produkten, die als verwerkte produkten vallen onder dezelfde marktordening als het basisprodukt, geen afbreuk gedaan door het aantal of de aard van de produkten die in de loop van het verwerkingsproces als niet voor de markt bestemde tussenprodukten ontstaan. In de optiek van de marktordeningen ° een optiek die uitgaat van de mededinging met de produkten op de wereldmarkt die zelf uit (goedkopere) wereldmarktprodukten zijn verkregen ° blijft de uitvoer veeleer een uitvoer van basisprodukten "in de vorm van" verwerkte produkten (zie bij voorbeeld artikel 19 van verordening nr. 1785/81). Wanneer de producent een ongebruikelijk bereidingsprocédé kiest, hetgeen hier blijkbaar het geval is, dan betekent dat niet, dat de restitutie bij uitvoer al dadelijk moet worden geweigerd, maar alleen dat wellicht kan worden getwijfeld aan de juistheid van de voorziene omrekeningsmodus, waarop ik aanstonds terugkom.

30. Hier wil ik enkel nog wijzen op de omstandigheid, dat glucose volgens bijlage A van verordening nr. 2727/75 een onder de gemeenschappelijke marktordening voor granen vallend produkt is. Mijns inziens krijgt de uitvoer door deze bijzonderheid niet het karakter van uitvoer van granen (of zetmeel van granen) in gewijzigde vorm, doch blijft het uitvoer van suiker (verwerkt tot andere produkten, die krachtens bijlage I van verordening nr. 1785/81 in aanmerking komen voor restitutie).

31. 3. Weliswaar kunnen wij zonder nadere kennis van de chemische bijzonderheden niet met zekerheid vaststellen, of de omrekeningsformule van voetnoot 7 bij het door verzoekster gekozen bijzondere bereidingsprocédé tot juiste resultaten leidt. Er is echter ook geen reden om aan te nemen, dat die resultaten onjuist zijn; ook verweerder lijkt dat niet te beweren.

32. Maar ook wanneer men op grond van de berekening volgens voetnoot 7 wegens de bijzonderheden van het bereidingsprocédé tot onjuiste resultaten zou komen, dan kan dit toch niet leiden tot een principiële weigering van de restitutie bij uitvoer. Hoogstens zou men kunnen overwegen, de verwijzing in artikel 3, lid 1, sub c, naar lid 3 en daarmee naar genoemde voetnoot restrictief uit te leggen. In dat geval zou men moeten uitgaan van de hoeveelheid basisprodukt "die door de bevoegde instanties overeenkomstig artikel 8, lid 1, wordt erkend" (zie artikel 3, lid 1, sub c, eerste zin, in fine).

33. 4. Wat de formulering van het antwoord op de prejudiciële vraag betreft, dient artikel 2, vierde alinea, van verordening nr. 3035/80 niet te worden vermeld, aangezien het niet van toepassing is en de voor de aanspraak op restitutie getrokken conclusies dus niet op uitlegging daarvan berusten.

C ° Conclusie

34. Mitsdien geef ik het Hof in overweging, de vraag van het Finanzgericht Hamburg te beantwoorden als volgt:

"Artikel 3, leden 1, 2 en 3, van verordening (EEG) nr. 3035/80 juncto voetnoot 7 van bijlage C, die door verordening (EEG) nr. 2223/86 is ingevoegd in verordening (EEG) nr. 3035/80, moet aldus worden uitgelegd, dat het zich niet verzet tegen toekenning van restituties bij uitvoer voor vitamine C (ascorbinezuur) vervaardigd uit sorbitol, overeenkomstig de voor suiker vastgestelde restitutievoet, wanneer de sorbitol is verkregen uit op basis van witte suiker vervaardigde glucose."

(*) Oorspronkelijke taal: Duits.

(1) ° Verordening van de Raad van 30 juni 1981 (PB 1981, L 177, blz. 4); sinds verordening (EEG) nr. 2306/88 van de Commissie van 26 juli 1988 (PB 1988, L 201, blz. 65) wordt ascorbinezuur in bijlage I van verordening nr. 1785/81 niet meer afzonderlijk genoemd, doch wordt volstaan met een algemene verwijzing naar hoofdstuk 29 van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2) ° Verordening van de Raad van 11 november 1980 tot vaststelling van de algemene regels aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwprodukten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen (PB 1980, L 323, blz. 27).

(3) ° Verordening van de Raad van 14 juli 1986 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3035/80 tot vaststelling van de algemene regels aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag voor bepaalde landbouwprodukten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen (PB 1986, L 194, blz. 1).

(4) ° Verordening van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB 1975, L 281, blz. 1), inmiddels vervangen door verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 (PB 1992, L 181, blz. 21).

(5) ° Verordening van de Commissie van 24 januari 1989 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB 1989, L 20, blz. 16).

(6) ° Zie artikel 1, lid 2, sub a, van verordening nr. 1785/81.

(7) ° Cursivering van mij.

(8) ° Zie punt 11 supra.

Top