EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007DC0066

Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 30 juni 2006 {SEC(2007) 241}

/* COM/2007/0066 def. */

52007DC0066

Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 30 juni 2006 {SEC(2007) 241} /* COM/2007/0066 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.2.2007

COM(2007) 66 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 30 juni 2006 {SEC(2007) 241}

INHOUDSOPGAVE

Deel 1: Gebeurtenissen sinds het verslag van 31 december 2005, stand van de risico's en gebruik van de begrotingsgaranties 3

1. Inleiding: Soorten operaties 3

2. Gebeurtenissen sinds het verslag van 31 december 2005 3

3. Stand van de risico's 4

3.1. Uitstaand bedrag in hoofdsom op 30 juni 2006 4

3.2. Maximaal jaarlijks risico voor de begroting van de Europese Unie: op 30 juni 2006 uitbetaalde leningen (zie tabel A2 van de bijlage) 5

3.3. Theoretisch maximaal jaarlijks risico voor de begroting van de Unie: op 30 juni 2006 uitbetaalde en toegekende leningen (zie tabel A3 van de bijlage) 5

4. Gebruik van begrotingsgaranties 5

4.1. Gebruik van kasmiddelen 5

4.2. Gebruik van het Garantiefonds 5

5. Analyse van de theoretische lening- en garantiecapaciteit van de Gemeenschap voor derde landen 6

6. Stand van het Garantiefonds op 30 juni 2006 7

7. Relatieve soliditeit 7

Deel 2: Evaluatie van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste leningsoperaties betrekking hebben 8

1. Inleiding 8

2. Toetredende landen 8

3. Kandidaat-lidstaten 9

4. Potentiële kandidaat-lidstaten 9

5. Nieuwe Onafhankelijke Staten 10

6. Overige derde landen 11

Deel 1: Gebeurtenissen sinds het verslag van 31 december 2005, stand van de risico's en gebruik van de begrotingsgaranties[1]

1. INLEIDING: SOORTEN OPERATIES

De door de begroting van de Europese Unie gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lening- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld: EG-leningen met een macro-economisch doel, ofwel macrofinanciële bijstandsleningen (MFB) aan derde landen, en leningen met een micro-economisch doel (leningen van Euratom en de Europese Investeringsbank (EIB)[2] buiten de Gemeenschap). De huidige risico´s ten aanzien van de lidstaten houden verband met leningen die voor de toetreding zijn uitbetaald.

2. GEBEURTENISSEN SINDS HET VERSLAG VAN 31 DECEMBER 2005

De Raad heeft geen enkel nieuw besluit inzake macrofinanciële bijstand aan derde landen in de vorm van leningen aangenomen. Op basis van bestaande besluiten zijn een lening van 10 miljoen euro aan Bosnië-Herzegovina en later een lening van 9 miljoen euro aan Albanië uitbetaald.

In de eerste helft van 2006 is geen uitbetaling verricht in de vorm van giften.

Wat Euratom betreft, zijn op basis van bestaande besluiten een lening van 17,5 miljoen euro aan Bulgarije (Kozloduy) en een lening van 33,5 miljoen euro aan Roemenië (Cernavodă) uitbetaald. Deze leningen zijn nu in hun geheel gebruikt.

Wat het huidige EIB-mandaat betreft, heeft de Raad op 27 februari 2006[3] besloten om Besluit 2000/24/EG te wijzigen en de Maldiven in de lijst van bestreken landen op te nemen, dit naar aanleiding van de tsunami van december 2004 in de Indische Oceaan. Voorts heeft de Commissie op 22 juni 2006 een voorstel[4] voor een nieuw extern EIB-mandaat voor de periode 2007-2013 ingediend.

Onder het nieuwe financieel kader hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[5] gesloten, dat op 1 januari 2007 in werking zal treden. Bijgevolg wordt het financieringsbedrag voor het Garantiefonds in de toekomst niet meer uitdrukkelijk aan een maximum gebonden, aangezien het fonds zal worden gefinancierd uit een begrotingsonderdeel van rubriek 4 ("De EU als mondiale partner") en niet, zoals thans het geval is, uit een specifieke reserve. Ook al vervalt deze reserve, toch blijven de voornaamste elementen van de begrotingsdiscipline intact: het EIB-mandaat voor leningen aan derde landen wordt in de periode 2007-2013 ingeperkt (dit besluit van de Raad zal voor 90% van het totale leningvolume gelden), MFB-leningen zijn onderworpen aan afzonderlijke besluiten van de Raad en voor Euratom-leningen geldt een plafond van 4 miljard euro (dat al grotendeels is gebruikt).

3. STAND VAN DE RISICO'S

De risico´s worden geanalyseerd aan de hand van de geijkte maatstaven: het uitstaande bedrag in hoofdsom, het maximale jaarlijkse risico en het theoretische maximale jaarlijkse risico voor de begroting van de Gemeenschap (de gehanteerde methodologie wordt toegelicht in het werkdocument van de diensten van de Commissie). Voor meer gedetailleerde gegevens wordt verwezen naar de tabellen A1, A2 en A3 van de bijlage.

3.1. Uitstaand bedrag in hoofdsom op 30 juni 2006

Op 30 juni 2006 bedroeg het totale risico 16,089 miljard euro, tegen 16,521 miljard euro op 31 december 2005.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de operaties die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het uitstaande bedrag in hoofdsom sinds het vorige verslag.

Tabel 1: Uitstaand bedrag in hoofdsom op 30 juni 2006* | (Afgerond in miljoen euro) |

Uitstaand bedrag op 31 december 2005 | 16 521 |

Aflossingen |

Euratom | 0 |

Macrofinanciële bijstand | -31 |

EIB | -1 051 |

Uitbetalingen |

Euratom | 51 |

Macrofinanciële bijstand | 19 |

EIB | 1 017 |

Wisselkoersverschillen tussen de euro en andere valuta's | -437 |

Uitstaand bedrag op 30 juni 2006 | 16 089 |

* Alle gegarandeerde leningen (lidstaten en derde landen) samen, exclusief verschuldigde rente en achterstallige aflossingen. |

Het uitstaande bedrag in hoofdsom van de leningen in de lidstaten bedroeg op 30 juni 2006 2,801 miljard euro, tegen 2,966 miljard euro op 31 december 2005.

Het uitstaande bedrag in hoofdsom van de leningen in derde landen bedroeg op 30 juni 2006 13,288 miljard euro, tegen 13,554 miljard euro op 31 december 2005.

3.2. Maximaal jaarlijks risico[6] voor de begroting van de Europese Unie: op 30 juni 2006 uitbetaalde leningen (zie tabel A2 van de bijlage)

- Het totale maximale jaarlijkse risico voor de tweede helft van 2006 beloopt 1,258 miljard euro.

- Het risico in verband met leningen in de lidstaten beloopt 397 miljoen euro.

- Het risico in verband met leningen in derde landen beloopt 861 miljoen euro.

3.3. Theoretisch maximaal jaarlijks risico[7] voor de begroting van de Unie: op 30 juni 2006 uitbetaalde en toegekende leningen (zie tabel A3 van de bijlage)[8]

- Het theoretische maximale risico beloopt 1,323 miljard euro voor de tweede helft van 2006 en komt uitgaande van bepaalde aannames in 2014 uit op 2,664 miljard euro.

- Het theoretische maximale risico in verband met leningen aan de lidstaten beloopt in de tweede helft van 2006 397 miljoen euro. Het neemt af tot naar schatting 168 miljoen EUR in 2014.

- Voor de tweede helft van 2006 beloopt het risico in verband met leningen in derde landen 926 miljoen euro. Het neemt toe tot naar schatting 2,496 miljard EUR in 2014.

4. GEBRUIK VAN BEGROTINGSGARANTIES

4.1. Gebruik van kasmiddelen

De Commissie verricht betalingen uit haar kasmiddelen[9] om in geval van wanbetaling door een debiteur vertraging bij de dienst van opgenomen leningen en de daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen.

4.2. Gebruik van het Garantiefonds

Bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994, als gewijzigd, is een Garantiefonds voor externe acties ingesteld. Wanneer de nemer (uit een derde land) van een door de Gemeenschap toegekende of gewaarborgde lening in gebreke blijft, wordt binnen drie maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Garantiefonds gedaan[10].

In de eerste helft van 2006 is het Garantiefonds niet aangesproken omdat er zich geen wanbetalingen in verband met dergelijke leningen hebben voorgedaan.

5. ANALYSE VAN DE THEORETISCHE LENING- EN GARANTIECAPACITEIT VAN DE GEMEENSCHAP VOOR DERDE LANDEN

Door het Garantiefondsmechanisme is de lening- en garantiecapaciteit van de Gemeenschap voor derde landen in de praktijk aan een maximum gebonden omdat de kredieten die beschikbaar zijn voor stortingen in het fonds, afhankelijk zijn van het bedrag dat in de huidige financiële vooruitzichten als garantiereserve is opgenomen[11].

Tabel A4 van de bijlage geeft een raming van de leningcapaciteit van de Gemeenschap voor derde landen voor 2006 volgens het huidige Garantiefondsmechanisme. De berekeningsmethode en de verwijzingen naar de regelgeving worden nader toegelicht in de bijlage.

Uit tabel 2 blijkt dat de uitstaande leningen en leninggaranties voor derde landen op 30 juni 2006 in totaal 13,421 miljard euro bedroegen.

Tabel 2: Uitstaande leningen en leninggaranties voor derde landen (afgerond in miljoen euro) |

1. Uitstaand bedrag in hoofdsom, EG (MFB) en Euratom | 1 504 |

2. Uitstaand bedrag in hoofdsom, EIB | 11 784 |

3. Verschuldigde rente1 | 133 |

Uitstaand bedrag2 op 30 juni 2006 | 13 421 |

1 "Verschuldigde en niet betaalde intresten" in de zin van de verordening tot instelling van het Garantiefonds. 2 Achterstallige aflossingen en achterstandsrente zijn niet opgenomen in het door het fonds te dekken uitstaande bedrag en worden apart opgevoerd onder 6. |

De verhouding tussen de middelen van het fonds en het uitstaande bedrag in hoofdsom, zoals bedoeld in de verordening tot instelling van het fonds, bedroeg 9,85%, hetgeen meer is dan het streefcijfer van 9% dat is vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 tot instelling van een Garantiefonds. Volgens de voorschriften moet het surplus aan het einde van het jaar worden teruggeboekt naar een speciaal begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie.

6. STAND VAN HET GARANTIEFONDS OP 30 JUNI 2006

Op 30 juni 2006 bedroeg het Garantiefonds 1 321,33 miljoen euro. In de eerste helft van 2006 werden de volgende bewegingen genoteerd:

- Netto-inkomsten van 24,8 miljoen euro uit beleggingen van het fonds per 30 juni 2006.

In de eerste helft van 2006 heeft geen invordering plaatsgevonden.

De achterstallige betalingen op 30 juni 2006 (de achterstandsrente van Argentinië) bedroegen in totaal 1 718 493,12 Amerikaanse dollar, waarvan het fonds nog 1 448 433,44 dollar (1 139 332,53 euro) moet invorderen. Het saldo is verschuldigd aan de EIB.

7. RELATIEVE SOLIDITEIT

De verhouding tussen de stand van het fonds op 30 juni 2006 (1 321,33 miljoen EUR) en het theoretische maximale jaarlijkse risico voor leningen aan derde landen in 2006 (926 miljoen EUR) wordt op 71% geraamd (zie tabel A3 van de bijlage)[12].

Deel 2: Evaluatie van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste leningsoperaties betrekking hebben

1. INLEIDING

Deel 1 biedt informatie over de kwantitatieve aspecten van het risico voor de algemene begroting. Er moet echter ook worden gekeken naar de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren. De tabellen bij de evaluatie van het landenrisico zijn apart opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie[13]. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van deze analyse.

2. TOETREDENDE LANDEN

In de eerste helft van 2006 is de reële BBP-groei in Bulgarije versneld tot 6,1% (tegen 5,5% in 2005). Dit kwam met name door omvangrijke bruto-investeringen in vaste activa, die met meer dan 20% groeiden, en door een onverminderd sterke groei van de particuliere consumptie. Met name door een lager overschot op de dienstenbalans en door minder inkomensoverdrachten uit het buitenland is het tekort op de lopende rekening verder toegenomen tot 13,9% van het BBP. De goederenuitvoer is in de eerste helft van 2006 sneller gegroeid dan de invoer, maar dit heeft niet kunnen voorkomen dat het handelstekort iets verder is opgelopen. Evenals in 2005 is het tekort op de lopende rekening bijna volledig gedekt door de netto BDI-instroom.

De reële BBP-groei van Roemenie is na een vertraging tot 4,1% in 2005, die met name te wijten was aan de gevolgen van de grote overstromingen en structurele veranderingen in de industrie, in de eerste helft van 2006 weer sterk aangetrokken tot 7,4%. Met een stijging van de consumptie van de particuliere huishoudens met 11,8% en een stijging van de investeringen met 11,9% is er in de eerste helft van 2006 sprake geweest van een redelijk evenwichtig samengestelde groei. Het desinflatieproces is in 2006 sneller verlopen dan verwacht: de CPI-stijging is op jaarbasis teruggelopen tot 5,5% in september, tegen 8,6% eind 2005. In de loop van 2006 is het tekort op de lopende rekening verder toegenomen tot circa 9,6% van het BBP in juli 2006, tegen 8,7% in 2005. Daar stonden met name een omvangrijke BDI-instroom (waarmee meer dan 70% van het tekort werd gedekt), kredieten aan de particuliere sector en portefeuillebeleggingen tegenover. Met name vanwege de snelle groei van de kortlopende externe schuld van de particuliere sector is de externe schuld van het land in de eerste helft van 2006 met circa 5 miljard euro toegenomen. Als percentage van het BBP is deze evenwel teruggelopen tot 37%.

3. KANDIDAAT-LIDSTATEN

In Turkije heeft de reële BBP-groei op jaarbasis in de eerste helft van 2006 7% bedragen, tegen 7,4% over 2005. Voor heel 2006 wordt op een groei van 5 à 6% gerekend. Het tekort op de lopende rekening is in 2005 uitgekomen op 6,2% van het BBP en zal zich naar verwachting in 2006 stabiliseren, hetgeen grotendeels te danken is aan het betere prijs- en kostenconcurrentievermogen na de waardevermindering van de lira in mei en juni 2006. De bruto BDI-instroom is in 2005 en in de eerste helft van 2006 uitgekomen op 3%, waarmee ongeveer de helft van het tekort op de lopende rekening is gefinancierd. De externe schuld van het land bedroeg eind 2005 ruwweg 40% van het BBP.

In de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is de groei in de eerste helft van 2006 afgezwakt tot 2,6% (reëel), tegen 3,8% in dezelfde periode een jaar eerder. Dit komt met name door de matigere resultaten in de industriële productie en bouwnijverheid. Voor het derde kwartaal van 2006 wijzen de voorlopende indicatoren echter op een duidelijke versnelling van de industriële productie, waarmee de BBP-groei over heel 2006 nog zou kunnen uitkomen op bijna 4%. Het tekort op de lopende rekening is in 2005 sterk verbeterd: door betere handelsresultaten en grotere overdrachten van migranten liep het terug van 7,7% van het BBP over 2004 naar 1,4% van het BBP over 2005. Voor 2006 wordt een stijging tot 2 à 3% van het BBP verwacht. De bruto BDI-instroom bedroeg in 2005 1,7% van het BBP, maar liep in de eerste helft van 2006 dankzij omvangrijke privatiseringen flink op tot circa 6% van het BBP. De externe schuld van het land bedroeg eind 2005 47% van het BBP.

4. POTENTIËLE KANDIDAAT-LIDSTATEN

In Albanië heeft de BBP-groei over 2005 5,5% (reëel) bedragen. Het tekort op de lopende rekening (inclusief officiële overdrachten) is over dat jaar uitgekomen op 6,9% van het BBP. Het handelstekort stond in 2005 op 24,1% van het BBP en is in de eerste vijf maanden van 2006 met nog eens 18% op jaarbasis opgelopen. De bruto BDI-instroom is in 2005 uitgekomen op 3,1% van het BBP. De externe schuld van het land bedroeg eind 2005 17,6% van het BBP. De totale overheidsschuld is in 2005 teruggelopen tot 55,3% van het BBP.

In Bosnië-Herzegovina heeft de BBP-groei over 2005 circa 5,5% (reëel) bedragen. Verwacht wordt dat deze in 2006 opnieuw uitkomt op zo´n 5%. Het tekort op de lopende rekening is in 2005 opgelopen tot 22,5% van het BBP. Dit was deels te wijten aan de gevolgen van de invoering van BTW op invoerstromen. In de eerste helft van 2006 is het weer gedaald en eind van het jaar zal het naar verwachting rond de 20% bedragen. De bruto BDI-instroom is in 2005 uitgekomen op 3,2% van het BBP. De externe overheidsschuld van het land bedroeg eind 2005 30% van het BBP en de externe schuld van de particuliere sector ook zo´n 30%.

In Servië heeft de BBP-groei over 2005 6,3% (reëel) en in het eerste kwartaal van 2006 op jaarbasis opnieuw 6,3% bedragen. Het tekort op de lopende rekening is in 2005 uitgekomen op 9,8% van het BBP. In de loop van 2006 is het verder opgelopen. De bruto BDI-instroom is in 2005 uitgekomen op 6,1% van het BBP. De externe schuld van het land bedroeg eind juli 2006 66% van het BBP. De overheidsschuld is gedaald na de kwijtschelding door de Club van Parijs van een schuld van 600 miljoen euro, dit in verband met de geslaagde uitvoering van het recente IMF-programma, dat in februari 2006 is afgerond.

In Montenegro heeft de BBP-groei over 2005 4,1% (reëel) bedragen. In de eerste helft van 2006 is deze versneld tot 6,5%. Het tekort op de lopende rekening is in 2005 uitgekomen op 12,2% van het BBP. In de loop van 2006 is het verder opgelopen. De bruto BDI-instroom is in 2005 uitgekomen op 22,8% van het BBP. De externe schuld van het land bedroeg eind 2005 42,6% van het BBP. In juli 2006 heeft Montenegro met Servië een akkoord bereikt over de verdeling van de financiële rechten en plichten na de ontbinding van de voormalige statenbond. Uit het akkoord bleek de juistheid van de eerdere ramingen van de schuldniveaus.

5. NIEUWE ONAFHANKELIJKE STATEN

Na de forse groei van 9,3% in 2005 lijkt de economie van Georgië ondanks de externe tegenslagen nog over voldoende veerkracht te beschikken. De inflatie bereikte medio 2006 een hoogtepunt van 14,5%. De belangrijkste taak van de makers van economisch beleid is deze terug te brengen tot onder de 10 procent. De handelsbalans is verslechterd en mag op 19% van het BBP worden geraamd (14,6% in 2005) Met de stijgende officiële overdrachten en overdrachten van migranten kunnen de gevolgen daarvan voor de lopende rekening deels worden opgevangen. Toch wordt voor dit jaar een tekort van 10% van het BBP verwacht (5,4% in 2005). Dankzij de goede economische resultaten is de externe overheidsschuld van Georgië snel teruggedrongen tot rond de 23% van het BBP (27% in 2005).

In Oekraïne lijkt de economie zich snel te hebben aangepast aan de stijging van de invoerprijzen van olie en gas en heeft de eerste helft van 2006 een opleving van de groei te zien gegeven (5,5% op jaarbasis, tegen 2,6% over 2005). Mede in verband met parallelle ontwikkelingen op de markt voor staal, Oekraïnes voornaamste exportproduct, is het overschot op de lopende rekening omgeslagen in een tekort. Oekraïnes externe overheidsschuld is teruggelopen tot 12,5% van het BBP (15,3% in 2005), maar door de betere toegang van de particuliere sector tot buitenlandse kapitaalmarkten bedraagt de totale externe schuld nog zo´n 45% van het BBP. De hogere producentenprijzen werken nog niet door in de consumentenprijzen, die medio 2006 zijn teruggelopen tot onder de 10%. Met name dankzij de lage schuld heeft Standard & Poor's evenwel Oekraïnes rating van langlopende staatsleningen in augustus op BB- gehouden.

Was de BBP-groei in Moldavië in 2005 nog uitgekomen boven de 7%, in 2006 zal deze naar verwachting afzwakken tot 3%. Dit komt door de grote externe tegenslagen waarmee de economie van het land te kampen heeft: de verdubbeling van de prijs van aardgas uit Rusland en het feit dat het land zijn wijn niet kon uitvoeren. Verwacht wordt dat het handelstekort en het tekort op de lopende rekening over 2006 zullen uitkomen boven respectievelijk 50% en 10% van het BBP. Ook wordt ervan uitgegaan dat de inflatie dit jaar tot meer dan 12% zal stijgen. De verslechtering van het externe economische klimaat van Moldavië komt op een moment dat het land er eindelijk in is geslaagd zijn schuld bij de Club van Parijs te herstructureren, en een begin heeft gemaakt met de geleidelijke afbouw van zijn externe schuld.

De economie van Tadzjikistan heeft in de periode 2005-2006 opnieuw een sterke groei van 7 à 8% te zien gegeven. De begroting van de regering heeft drie achtereenvolgende jaren (2003, 2004 en 2005) een overschot vertoond en voor 2006 wordt een matig tekort verwacht. Dankzij de succesvolle bilaterale schuldherschikkingsovereenkomst met Rusland (de grootste crediteur van Tadzjikistan) is de externe schuld in 2005 gedaald tot minder dan 40% van het BBP. De verslechtering van het handelstekort (7% van het BBP in 2004, 12% in 2005 en een prognose van meer dan 16% in 2006) wordt grotendeels goedgemaakt door een snelle groei van de overdrachten van migranten. Daardoor zal het tekort op de lopende rekening over 2006 naar verwachting slechts matig stijgen (4,5% in 2006, tegen 3,6% in 2005). De officiële bruto deviezenreserves blijven met een invoerdekking van iets minder dan twee maanden op een betrekkelijk laag niveau. De PRGF-overeenkomst met het IMF is begin 2006 tot een goed einde gebracht. De autoriteiten zijn begonnen met de voorbereidingen voor een vervolgovereenkomst.

6. OVERIGE DERDE LANDEN

In Algerije is in 2005 een grote politieke doorbraak gerealiseerd met de stappen die president Bouteflika heeft gezet om een eind te maken aan de "nationale tragedie" van de jaren negentig Economische ontwikkeling werd in dat verband noodzakelijk geacht. De recordhoogte van de olieprijzen heeft geleid tot een ongekende stabiliteit en voorspoed voor de Algerijnse economie en tot een gouden kans om hervormingen door te voeren. Het bestedingsprogramma van de regering van 60 miljard Amerikaanse dollar dat gericht is op infrastructuur, huisvesting, onderwijs, opleiding en werkgelegenheid, is bedoeld om de lange-termijngroei een duurzamer karakter te geven. Ondanks de liberalisering van het bankwezen in de jaren negentig blijft de Algerijnse financiële markt echter sterk onderontwikkeld. Voorts staat de Algerijnse beurs met slechts drie verhandelde aandelen en een marktkapitalisatie van 1,4 miljard Amerikaanse dollar nog in de kinderschoenen. Met de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in het verschiet en met de inwerkingtreding van de associatieovereenkomst met de EU beweegt Algerije zich duidelijk in de richting van vrije markten en vrijhandel. Het lijkt nu voor het land vooral zaak om het hervormingsproces van de afgelopen jaren te consolideren en er meer vaart achter te zetten.

De economie van Jordanië blijft in 2006 snel groeien: in het eerste kwartaal van 2006 heeft de reële BBP-groei 6,7% bedragen. De werkloosheid blijft hoog (15,7% over 2005). De inflatie zal in 2006 naar verwachting aantrekken tot 6,3% (3,8% in 2005). De autoriteiten hebben in 2005 en 2006 hun inspanningen om de begroting aan te passen, geïntensiveerd en daarmee het begrotingstekort (exclusief giften) teruggebracht van 10,1% van het BBP in 2005 naar 6,6% in 2006. Het tekort op de lopende rekening (inclusief giften) over 2006 zal naar verwachting oplopen naar 20,7% van het BBP, tegen 18,2% in 2005 (en een overschot van 11,6% in 2003). Ondanks de onverminderd robuuste groei van de goederenuitvoer is het handelstekort over 2005 opgelopen tot 38,8% van het BBP (29,6% in 2004). Dit komt door een sterke stijging van de invoer als gevolg van een grote binnenlandse vraag, hogere olieprijzen en het hoge invoergehalte van de uitvoer. Het tekort op de lopende rekening is opnieuw gefinancierd met de instroom van kapitaal, waaronder buitenlandse directe investeringen, portefeuillebeleggingen en overdrachten van migranten, hoofdzakelijk uit de regio. Tegelijk wordt na een jarenlange daling weer een stijging van de reële effectieve wisselkoers verwacht.

Voor Brazilië wordt voor 2006 een groei van 3,5% verwacht. De inflatie is gedaald tot het laagste niveau sinds de invoering van inflatiedoelstellingen. Dankzij een uitbundige groei van de uitvoer en stijgende grondstoffenprijzen heeft het land een aanzienlijk overschot op de lopende rekening (naar schatting 1,1% van het BBP over 2006). De externe schuldquote is teruggelopen en zal naar verwachting nog verder dalen tot 21,1% eind 2006. Inspanningen om de externe overheidsschuld terug te dringen, werpen vrucht af: twee toonaangevende ratingbureaus hebben sinds februari de rating van Braziliaanse staatsleningen verhoogd en de rentepremies liggen op een historisch laag niveau. Ondanks de recente vooruitgang bij het beheer van de overheidsschuld blijft het land extern evenwel zeer kwetsbaar. De overheidsschuld blijft hoger dan 50%, is zeer gevoelig voor renteschommelingen en heeft een vrij korte gemiddelde looptijd.

Voor Argentinië wordt voor 2005 een economische expansie van 9,2% verwacht. Voor eind 2007 wordt gerekend op een inflatie van 12%. Dankzij de krachtige economie zijn de overheidsfinanciën sterk verbeterd: voor 2005 wordt een primair overschot van circa 4,5% van het BBP verwacht. Ondanks het geleidelijke herstel in het bankwezen verkeert de sector nog in een zwakke conditie. De onzekerheid over het juridische kader en het regeringsbeleid voor de nutsvoorzieningen duurt voort en blijft schadelijk voor het vertrouwen van buitenlandse beleggers. Nu het land het IMF na de volledige aflossing in december 2005 van al zijn schulden bij deze instelling niet meer nodig heeft, lijkt ook minder haast te worden gemaakt met de structurele hervormingen die nodig zijn om een eind te maken aan de langdurig kwetsbare positie van het land. Argentinië heeft nog steeds een betalingsachterstand bij de EIB wegens niet-betaling van de boeterente (1,7 miljoen Amerikaanse dollar), die was opgelegd nadat het land door de financiële crisis een betalingsachterstand had opgelopen.

[1] De bijlage bevat een werkdocument van de diensten van de Commissie met een reeks uitgewerkte tabellen en een toelichting op het voorliggende verslag.

[2] Zie tabel A1 van de bijlage voor nadere bijzonderheden over de mandaten van de Europese Investeringsbank (EIB).

[3] PB L 62 van 3.3.2006, blz.26.

[4] COM(2006) 324 definitief van 22.6.2006.

[5] PB L 139 van 14.6.2006, blz. 1.

[6] De technische term "maximaal jaarlijks risico" wordt toegelicht in de bijlage, onder 1.

[7] De technische term "theoretisch maximaal jaarlijks risico" wordt toegelicht in de bijlage, onder 1.

[8] Het maximaal jaarlijks risico houdt rekening met de bedragen aan leningen die nog voor de huidige financiële vooruitzichten moeten worden uitbetaald, omdat het nieuwe EIB-mandaat 2007-2013 nog niet is vastgesteld.

[9] Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, als gewijzigd, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen.

[10] Zie onder 2.5 van de bijlage voor nadere bijzonderheden.

[11] In de financiële vooruitzichten 2000-2006 is een jaarlijks bedrag van 200 miljoen EUR (prijzen van 1999) opgenomen. Voor 2006 ging het om een bedrag van 229 miljoen euro.

[12] Er zij op gewezen dat de in tabel A3 opgenomen raming van het theoretische maximale jaarlijkse risico voor 2006 uitsluitend betrekking heeft op de tweede helft van 2006. Omwille van de vergelijkbaarheid is dit bedrag omgerekend naar een periode van twaalf maanden.

[13] SEC(2007) 241.

Top