EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999IP0143

Resolutie over de strategienota inzake migratie en asiel (9809/2/98 - C4-0051/99 99/0905(CNS))

PB C 219 van 30.7.1999, p. 73 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI)

51999IP0143

Resolutie over de strategienota inzake migratie en asiel (9809/2/98 - C4-0051/99 99/0905(CNS))

Publicatieblad Nr. C 219 van 30/07/1999 blz. 0073


A4-0143/99

Resolutie over de strategienota inzake migratie en asiel (9809/2/98 - C4-0051/99 - 99/0905(CNS))

Het Europees Parlement,

- gelet op document 9802/2/98 - C4-0051/99 - 99/0905(CNS),

- gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikelen K.1, leden 1, 2 en 3, K.2, K.3 en K.6,

- gelet op de nieuwe titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, welke is ingelast door het Verdrag van Amsterdam, op het Protocol over de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland en op het Protocol over de positie van Denemarken,

- gelet op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950,

- gelet op het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het protocol van New York van 31 januari 1967,

- gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,

- gelet op de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend,

- gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 1994 over immigratie- en asielbeleid (COM(94)0023),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 september 1995 over hoger genoemde Mededeling ((PB C 269 van 16.10.95, blz. 156.)),

- onder verwijzing naar de resolutie van de Raad van 20 juni 1995 over minimumwaarborgen voor asielprocedures ((PB C 274 van 19.09.96, blz. 13.)),

- gezien het actieplan van de Europese Unie door de Raad aangenomen op 26 januari 1998 over de toevloed van migranten uit Irak en het omliggende gebied (5573/98 - C4-0124/98),

- gezien de voorstellen ingediend door de Commissie uit hoofde van artikel K.3, lid 2, sub b) van het Verdrag betreffende de Europese Unie voor een gemeenschappelijk optreden inzake tijdelijke bescherming voor ontheemden (COM(98)0372-C4-0505/98-97/0081(CNS) en COM(98)0372-C4-0506/98-98/0222(CNS)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 februari 1999 ((Deel II, punt 13 c) van de notulen van die datum.)) over de harmonisatie van de vormen van aanvullende bescherming bij het statuut van vluchtelingen in Europa

- gezien het actieplan aangenomen door de Raad van de Unie (12028/5/98) en goedgekeurd door de Europese Raad van Wenen van 11 en 12 december 1998 over de Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, alsook de Mededeling van de Commissie van 14 juli 1998 over hetzelfde onderwerp (COM(98)0459),

- gezien het document van de Raad 5264/2/99 dat deze op 26 februari 1999 heeft doen toekomen (C4-0133/99),

- gezien het document SEC(99)0271 def. van 3 maart 1999 dat de Commissie op 3 maart 1999 heeft doen toekomen,

- gelet op artikel 93 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie openbare vrijheden en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid (A4-0143/99),

A. overwegende dat het verschijnsel van de migratie een constante is in de geschiedenis van het Europese continent,

B. overwegende dat de kandidaat-landen evenveel met migratie geconfronteerd worden als de huidige lidstaten en dat zij dus moeten worden betrokken bij de beraadslagingen over het vastleggen van een coherent Europees beleid,

C. overwegende dat de Unie, versterkt door de wereldwijde lancering van de nieuwe gemeenschappelijke munt, het imago van een economische wereldmacht heeft, waardoor zij een sterke magneet voor migranten is,

D. overwegende dat grootscheepse migratie door de ontwikkeling van de moderne transportmiddelen een wereldwijd verschijnsel is geworden, en dat een coherent beleid rekening zal moeten houden met deze dimensie, die de strikt Europese context overstijgt,

E. overwegende dat de Unie bij het opzetten van een Europese strategie inzake migratie- en asielbeleid rekening dient te houden met het werk dat de Raad van Europa op dit gebied verricht,

F. overwegende dat de massale migratiebewegingen, met name die welke het gevolg zijn van regionale conflicten aan de grenzen van de Unie, ook het resultaat zijn van het onvermogen van de Unie om met één stem te spreken en snel op eigen initiatief op te treden in het buitenlands beleid,

G. overwegende dat de mogelijkheden die het Verdrag van Genève biedt momenteel niet ten volle worden benut door sommige verdragsluitende partijen, met name voor wat betreft de definitie van vluchtelingen en van de vervolger (niet noodzakelijkerwijs de staat) en de uitsluitingsclausules,

H. overwegende dat de tijdelijke daling van het aantal asielaanvragen en van de gevallen van erkenning van de vluchtelingenstatus niet mag worden uitgelegd als het gevolg van een sterke vermindering van de migratiedruk, omdat deze tendens in bepaalde lidstaten sinds het eind van 1997 is omgeslagen en omdat moet worden toegegeven dat intussen de stroom van illegale migranten toeneemt; dat bovendien de verlaging van het aantal toegelatenen elke rechtvaardiging ontbeert omdat de eerbiediging van de mensenrechten in de wereld geenszins is verbeterd,

I. overwegende dat er over illegale immigratie niet voldoende en niet vergelijkbare gegevens zijn en dat dit verschijnsel door het ontbreken van deze informatie, die echter door de complexiteit van het probleem moeilijk kan worden vergaard, niet correct kan worden ingeschat,

J. overwegende dat de misdaadbendes die zich met mensensmokkel bezighouden beschikken over krachtige technische en economische middelen waardoor zij met succes de controles aan de communautaire buitengrenzen kunnen ontwijken, overwegende dat een ontoelaatbaar aantal personen het slachtoffer wordt van mensensmokkel, vooral aan de Middellandse-Zeegrenzen,

K. overwegende dat de georganiseerde misdaadbendes in aanzienlijke mate de illegale immigratie op grote schaal vergemakkelijken en aanmoedigen, dat de immigranten die door deze bendes worden binnengesmokkeld vaak het slachtoffer zijn van mensenhandel en worden geëxploiteerd in prostitutienetwerken, drugshandel of zwartwerkcircuits, dat de strijd tegen deze misdaadbendes een prioriteit moet vormen in een Europees migratiebeleid,

L. overwegende dat een Europees migratiebeleid moet streven naar een betere integratie in de maatschappij van de legale immigranten die reeds op het grondgebied van de Unie wonen en dat op dit gebied nog veel inspanningen voor integratie moeten worden geleverd,

M. overwegende dat de legale immigranten een zeer belangrijke bijdrage leveren aan de Europese economie en de sociale ontwikkeling daarvan; dat als gevolg van de demografische perspectieven in de Unie overwogen kan worden dat op de middellange termijn immigratie voor arbeidsdoeleinden kan dienen om de behoeften van de Europese economie aan te vullen,

N. overwegende dat in alle fasen van de reflectie een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de problematiek van het asielrecht, dat een fundamenteel recht is, en die van de stroom van migranten die vooral door economische drijfveren worden bewogen,

O. overwegende dat legaal gevestigde migranten het recht op familiehereniging moeten kunnen laten gelden,

P. overwegende dat het uitstippelen van een Europees beleid inzake immigratie, asiel, tijdelijke bescherming en aanvullende bescherming moet resulteren in een coherent systeem waardoor het mogelijk wordt Europa tot een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te maken in het nieuwe juridische en institutioneel kader dat door het Verdrag van Amsterdam wordt geboden (met name de toekomstige artikelen 61, 62, 63, 64 en 67 van het EG-Verdrag), en dat zelfs in de gebieden die onder de lidstaten blijven ressorteren een grotere samenwerking wenselijk is,

Q. overwegende dat een toenemende samenwerking en lastenverdeling tussen de lidstaten noodzakelijk is, met name in ernstige crisissituaties, zoals die welke zich momenteel in Kosovo, de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië (FYROM) en Albanië voordoet,

Algemeen

1. feliciteert de Raad omdat hij een diepgaand debat heeft gelanceerd over een coherent Europees beleid op het gebied van migratie en asiel; wijst er echter ook op dat de Commissie verschillende wetgevende voorstellen in deze materie (o.a. de drie richtlijnen van 1995 in verband met de opheffing van de personencontroles aan de binnengrenzen, het ontwerp-Gradin in verband met de toelating tot het grondgebied van de Unie en de status van niet-EU burgers die legaal op het grondgebied van de Unie verblijven) heeft gedaan, die door het Parlement werden geamendeerd en ook op de tafel van de Raad liggen;

2. stelt vast dat de strategienota enerzijds ten doel heeft als achtergrond te dienen voor het gedeelte dat, in het "actieplan voor de invoering van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid", betrekking heeft op het migratiebeleid en anderzijds de aanzet vormt tot het vaststellen van richtsnoeren voor dit vijfjarenplan;

3. verzoekt de Raad om onverwijld de collectieve verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de leniging van de kritieke situatie van de ontheemden en vluchtelingen in Kosovo, de FYROM en Albanië door de last van de opvang van de vluchtelingen te delen en gezamenlijke inspanningen te verrichten met het oog op de verbetering van de situatie van de achterblijvers in het gebied;

4. verheugt zich erover dat in de strategienota de gebieden asiel, arbeidsmigratiestromen, strijd tegen de illegale immigratie, positie van de legale migranten aan de orde komen; wijst er voorts op dat er een zorgvuldig onderscheid moet worden gemaakt tussen deze zeer uiteenlopende gebieden;

5. pleit voor constructieve oplossingen voor de migratieproblematiek, waarvan naast de voor een succesvolle integratie noodzakelijke sturing en begrenzing ook eerbiediging van de mensenrechten, respect voor internationale rechtsnormen en de positie van legale migranten in de maatschappij als doelstellingen deel uitmaken;

Institutionele vraagstukken

6. verzoekt de Commissie met het oog op coherentie bij de uitvoering van de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam, met spoed een nieuw Europees migratie- en asielbeleid, dat rechtstreeks verband houdt met de begeleidende maatregelen, uit te werken en het Parlement ten volle bij deze werkzaamheden te betrekken; onderstreept de noodzaak dat de menselijke dimensie van de migratie en de wettelijke maatregelen die de migratiestroom moeten reguleren met elkaar in evenwicht worden gebracht;

7. wijst er op dat het Verdrag van Amsterdam het beleidsdomein van migratie, asiel en overschrijding van de buitengrenzen onderbrengt in de eerste (communautaire) pijler; wenst derhalve dat de bevoegdheidsverdeling van deze pijler zo goed mogelijk gerespecteerd wordt; onderstreept dat de Commissie in de eerste pijler over het wetgevend initiatiefrecht beschikt; verzoekt de Raad om - ook al hebben de lidstaten hun initiatiefrecht in deze domeinen behouden - deze communautaire logica te respecteren en daarom de Commissievoorstellen ten volle in aanmerking te nemen en het Parlement bij de wetgevingprocedure te betrekken;

8. dringt erop aan dat de Commissie in staat wordt gesteld om voldoende gekwalificeerd personeel in dienst te nemen zodat zij de taken die haar op het terrein van migratie en asiel in het Verdrag van Amsterdam zijn toebedeeld ook naar behoren kan uitvoeren;

9. verheugt zich erover dat de Raad een werkgroep op hoog niveau voor migratie en asiel heeft opgericht en waardeert vooral het feit dat deze groep zich niet tot één pijler beperkt; betreurt echter dat deze werkgroep slechts voor een beperkte duur is opgericht, dat het mandaat een beperkte geografische strekking heeft en dat het Europees Parlement niet bij de werking van deze groep betrokken wordt; beveelt aan dat de groep haar activiteiten niet beperkt tot het repressief aspect van haar mandaat;

10. verheugt zich erover dat in de strategienota ook de mogelijkheid wordt onderzocht om een enkel Commissielid te belasten met alle vraagstukken in verband met het migratiebeleid en dat dit een belangrijke vooruitgang kan zijn omdat verschillende leden van de Commissie bevoegd zijn voor verschillende terreinen, zoals de juridische aspecten van migratie, de aspecten in verband met het buitenlands beleid ervan, de humanitaire hulp en het vrije verkeer van personen;

11. wijst met nadruk op de noodzaak UNHCR en gemeenschapsorganisaties op open en grondige wijze te raadplegen over migratie- en asielvraagstukken;

12. verzoekt de lidstaten de Internationale overeenkomst voor de bescherming van de migrerende werknemers en hun gezinnen, die op 18 december 1990 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is goedgekeurd, te ratificeren;

Asiel

13. herinnert eraan dat het recht om asiel aan te vragen een fundamenteel recht is, dat vrij moet kunnen worden uitgeoefend in overeenstemming met het Verdrag van Genève en het Protocol van New York, de rechtsorde van de Europese Unie en het interne recht van de lidstaten; bevestigt in dit opzicht - rekening houdend met de gemeenschappelijke standpunten van de Raad over het beginsel van veilige derde landen - het beginsel van non-refoulement van de asielzoeker, zoals omschreven in het Verdrag van Genève (art. 31 en 33);

14. dringt aan op geharmoniseerde minimumnormen van prestaties en opvangfaciliteiten waarop het statuut van asielzoeker recht geeft, omdat de grote onderlinge verschillen die er op dit moment bestaan tot gevolg hebben dat het ene land veel meer wordt belast dan het andere;

15. dringt erop aan dat indien het verzoek om asiel wordt afgewezen de uitzetting wordt opgeschort zolang er in het land van herkomst levensgevaar bestaat voor de asielzoeker;

16. wenst dat de procedures voor de behandeling van asielaanvragen worden gerationaliseerd met het oog op de transparantie (met name informatie over de procedure, toegang tot documenten, recht op verdediging, medewerking van de overheid) en snelheid in het belang van zowel de asielaanvrager als van de staat van opvang, terwijl de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij een gerechtelijke of onafhankelijke instantie gewaarborgd blijft; is van oordeel dat de asielzoeker niet kan worden uitgewezen zolang zijn beroepsrecht niet is uitgeput;

17. is van oordeel dat voorrang moet worden verleend aan een betere uitvoering van de bestaande internationale verdragen inzake asiel, met name het Verdrag van Genève en het daarbij behorende Protocol van New York; verzet zich tegen elke poging om de bestaande verdragen ter discussie te stellen en wenst dat deze verdragen zo nodig aangevuld worden en aangepast aan de nieuwe omstandigheden in plaats dat nieuwe instrumenten worden ingesteld;

18. herinnert aan zijn instemming met het voorstel in de strategienota om op Europese schaal een systeem op te zetten van aanvullende bescherming bij het statuut van vluchteling; verwerpt elke poging om in plaats van een wettelijk referentiekader een discretionair systeem gebaseerd op een "institutioneel aanbod" in te stellen, waarbij elke regering zelfstandig beslist; is van mening dat de lidstaten in het geval van een massale toestroom van vluchtelingen niettemin de mogelijkheid moeten hebben om het stelsel van individuele bescherming op te schorten door gedurende een bepaalde tijd institutionele garanties te geven; wijst erop dat de Commissie een voorstel inzake tijdelijke bescherming van ontheemden heeft uitgewerkt en vraagt de Raad dit voorstel en de amendementen van het Parlement dringend goed te keuren;

19. verzoekt de Raad om overeenkomstig het fundamenteel beginsel van de solidariteit tussen de lidstaten snel naar een consensus toe te werken inzake de verdeling van de vluchtelingen en de lasten welke voortspruiten uit een massale en onverwachte toevloed van vluchtelingen naar die lidstaten die deze opnemen om geografische of historische redenen;

20. verzoekt de Raad om zo snel mogelijk zijn goedkeuring te hechten aan de voorstellen die de Commissie heeft ingediend voor een gemeenschappelijk optreden op het gebied van tijdelijke bescherming voor ontheemden die door een conflict werden verjaagd;

Migratie voor arbeidsdoeleinden

21. beveelt aan dat een fundamenteel debat wordt gehouden over de taak van de Europese Unie inzake de opvang van migrantenstromen, een noodzakelijke voorwaarde voor het definiëren van een coherente en gemeenschappelijke aanpak van het verschijnsel van migratie;

22. wijst erop dat de Commissie een akte van de Raad tot vaststelling van een overeenkomst betreffende de regels voor de toelating van onderdanen van derde landen in de lidstaten heeft voorgesteld en dat het Europese Parlement daaraan een langdurige en diepgaande discussie heeft gewijd; vraagt de Raad om over dit voorstel een besluit te nemen;

23. roept de Europese instellingen en de lidstaten op om actief mee te werken aan een betere integratie van legale immigranten die een zichtbare en positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het Europees maatschappelijk en economisch leven, met name door hun na een verblijf van vijf jaar in een lidstaat het stemrecht bij plaatselijke en Europese verkiezingen te verlenen; verzoekt de Commissie een ontwerpstatuut op te stellen voor legale ingezetenen dat een kader vormt van rechten en plichten waartoe de kwestie die verband houdt met het vrij verkeer in de Europese Unie behoort;

24. deelt het standpunt in de strategienota dat voor een vermindering van de migratiedruk de beleidsterreinen op elkaar moeten worden afgestemd, hetgeen verder gaat dan alleen maar de politieke drempels van het recht van buitenlanders, asiel, immigratie en grenscontroles en waaronder ook internationale betrekkingen en ontwikkelingshulp alsmede verhoging van het beschermingsniveau van de mensenrechten deel uitmaken;

Illegale immigratie

25. veroordeelt nadrukkelijk de criminele activiteiten van netwerken voor illegale immigratie, mensenhandel (met name de vrouwen- en kinderhandel) en roept de lidstaten, alsook de kandidaatlanden op om samen met de derde landen hun administratieve, politiële en justitiële samenwerking te versterken met het oog op een doeltreffende preventie en een versterkte strijd tegen de misdaad, en daarbij de mogelijkheden van Europol ten volle te benutten;

26. wijst er met nadruk op dat vluchtelingen vaak valse documenten en netwerken van mensensmokkelaars moeten gebruiken en benadrukt dat bij de bestrijding van georganiseerde illegale immigratie steeds rekening dient te worden gehouden met het recht van vluchtelingen bescherming te zoeken;

27. verzoekt om een kritische analyse van de maatregelen ter bestrijding van de georganiseerde illegale immigratie in het licht van het recht van vluchtelingen om bescherming te zoeken;

28. stelt vast dat de beweegredenen om te emigreren onder meer verband houden met de slechte sociaal-economische omstandigheden in het land van oorsprong en dat de illegale immigranten die de Europese Unie binnenkomen het slachtoffer zijn van de praktijken van misdaadbendes; onderstreept dat veel zwartwerk verricht wordt door Europese burgers en legale ingezetenen; is van oordeel dat de bestrijding van illegale arbeid zich moet concentreren op de werkgevers, de "opdrachtgevers"; wijst erop dat illegale immigratie het probleem van zwart werk weliswaar kan verscherpen maar in geen geval daarvan de belangrijkste oorzaak is;

29. beveelt aan dat het beginsel van hulpverlening ter plaatse, in het land van oorsprong, deel gaat uitmaken van een Europese strategie en dat flankerende maatregelen ter plaatse worden genomen; dringt er bovendien op aan dat de administratieve en juridische procedures die van toepassing zijn op immigranten ertoe leiden dat met volledige eerbiediging van de fundamentele rechten sneller wordt overgegaan tot een besluit, met name met het oog op de normalisering van hun positie;

30. pleit er voor dat de overeenkomsten over wederopname tijdelijk worden opgeschort voor crisiszones aangezien hier gevaar dreigt voor de fysieke integriteit van de immigranten;

31. herinnert de Raad en de lidstaten eraan dat in de bilaterale overeenkomstendie zij sluiten met aangrenzende landen over de onmiddellijke uitwijzing van illegalen, op doortocht of van herkomst, rekening dient te houden met de opschortende werking van de asielprocedures zoals vastgelegd in het Verdrag van Genève;

32. dringt aan op een gezamenlijk beheer van de problemen die voortvloeien uit de illegale immigratie tussen de EU en derde landen en verlangt derhalve dat het beheer van de immigratie in internationale overeenkomsten uitdrukkelijk wordt opgenomen, maar verwerpt met klem dat economische hulp wordt gekoppeld aan de bereidheid tot samenwerking bij de toepassing van immigratieovereenkomsten;

33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen en regeringen van de lidstaten.

Top