EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995IP0189

Resolutie over het antwoord van de Commissie op het verzoek van het Parlement om informatie over de activiteiten van de uitvoerende comités in 1994 (naar aanleiding van het besluit in de door het Parlement op 27 oktober 1994 en 15 december 1994 aangenomen begrotingsresoluties om middelen in de reserve te plaatsen)

PB C 308 van 20.11.1995, p. 133 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, SV)

51995IP0189

Resolutie over het antwoord van de Commissie op het verzoek van het Parlement om informatie over de activiteiten van de uitvoerende comités in 1994 (naar aanleiding van het besluit in de door het Parlement op 27 oktober 1994 en 15 december 1994 aangenomen begrotingsresoluties om middelen in de reserve te plaatsen)

Publicatieblad Nr. C 308 van 20/11/1995 blz. 0133


A4-0189/95

Resolutie over het antwoord van de Commissie op het verzoek van het Parlement om informatie over de activiteiten van de uitvoerende comités in 1994 (naar aanleiding van het besluit in de door het Parlement op 27 oktober 1994 en 15 december 1994 aangenomen begrotingsresoluties om middelen in de reserve te plaatsen)

Het Europees Parlement,

- gezien artikel 148 van het Reglement,

- gezien zijn besluit van 15 december 1994 over de begroting 1995 en zijn resoluties terzake van 27 oktober 1994 en van 15 december 1994 ((PB C 223 van 21.11.1994, blz. 125 en PB C 18 van 23.01.1995, blz. 145.)),

- gezien de tussen het Parlement, de Raad en de Commissie tot stand gebrachte modus vivendi, waarbij een mechanisme in het leven wordt geroepen voor de toezending van informatie aan het Parlement over de activiteiten van uitvoerende comités die krachtens wettelijke besluiten in het kader van de medebeslissingsprocedure worden ingesteld ((PB C 43 van 20.02.1995, blz. 40.)),

- gezien zijn resoluties van 23 oktober 1986 tot besluit van de raadpleging van het Europees Parlement over het voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de Raad voor een verordening tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ((PB C 297 van 24.11.1986, blz. 94.)), van 16 december 1993 over de comitologieproblematiek na de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie ((PB C 20 van 24.01.1994, blz. 176.)) en van 18 januari 1995 over een besluit van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement en een modus vivendi tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de maatregelen ter uitvoering van de besluiten die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 189 B van het EG-Verdrag ((PB C 43 van 20.02.1995, blz. 37.)),

- gezien het onderzoek van STOA over comitologie in de sector wetenschap en technologie,

- gezien de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap en betreffende de Europese Unie, met name de artikelen 145, 153, 155, 203 en 205,

- gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid, de Commissie regionaal beleid, de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie institutionele zaken en de Commissie visserij (A4-0189/95),

A. overwegende dat de begrotings- en/of de wetgevende bevoegdheden van het Europees Parlement kunnen worden aangetast als de Raad en de Commissie begrotings- en/of wetgevende besluiten nemen via de comitologieprocedure,

B. overwegende dat de Commissie moet worden aangemoedigd de begrotingsbesluiten van de begrotingsautoriteit en de wetgevende besluiten van de wetgevende macht naar behoren en zonder ongepaste inmenging uit te voeren,

C. overwegende dat er in begrotingsaangelegenheden en kwesties met gevolgen voor de wetgeving meer transparantie met betrekking tot de comitologieprocedures nodig is, om dergelijke vormen van misbruik te voorkomen,

1. neemt met voldoening kennis van de snelle reactie van de Commissie op het verzoek van het Parlement om informatie over de activiteiten van de comités welke uit de begrotingslijnen A-2510 en A-2511 van de EU- begroting worden gefinancierd;

2. stelt vast dat de kwaliteit van de gegevens over de besluiten en adviezen van de verschillende comités sterk uiteenloopt, en dat veel gegevens daardoor voor degenen die geen lid van de comité's zijn weinig informatie bevatten;

3. stelt vast dat de interne informatie bij de Commissie over de activiteiten van deze comités onvolledig en niet-gecentraliseerd is, en dat consequente controle van de activiteiten van de comités daarom niet mogelijk is;

4. is er niet van overtuigd dat alle diensten van de Commissie het "akkoord Plumb-Delors" even nauwkeurig naleven;

5. is van mening dat de ten aanzien van de uitvoerende taken van de Commissie vereiste transparantie door inconsistentie en gebrek aan controle in het gedrang komt;

6. verzoekt de Commissie haar interne procedures in dit opzicht te verbeteren en richtsnoeren voor alle uitvoerende comités op de verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie op te stellen, ook voor de comités die niet onder A-2510 en A-2511 vallen, zodat niet alleen duidelijk wordt wanneer er vergaderingen zijn gehouden en wat de inhoud van de uitgebrachte adviezen was (waarbij rechtsgrondslag en besluiten worden genoemd), maar ook wordt aangegeven wat de uitslag van de eventueel gehouden stemming is geweest, en het door de Commissie genomen besluit wordt medegedeeld als dit afwijkt van het uitgebrachte advies;

7. herhaalt dat de Commissie het Parlement in het jaarverslag van haar werkzaamheden en in de begrotingsprocedure relevante details over de activiteiten van deze comités moet blijven verstrekken;

8. beveelt aan een tijdschema op te stellen na afloop waarvan alle vergaderingen van uitvoerende comités die krachtens EU-wetgeving zijn ingesteld, openbaar moeten zijn, tenzij er in een tijdig gepubliceerd, specifiek en met redenen omkleed besluit wordt bepaald dat dit niet het geval zal zijn, en datum en plaats van iedere vergadering op tijd te publiceren, zodat alle personen die deze willen bijwonen, hiertoe in de gelegenheid worden gesteld;

9. beveelt tevens aan een regelmatig bij te werken openbaar register te openen, waarin de leden van comités opgave doen van hun belangen;

10. bepleit om in voorstellen voor EU-wetgeving aan de "comitologieparagraaf" betreffende de instelling van comités systematisch de volgende tekst toe te voegen:

"Het comité komt in de regel in openbare vergadering bijeen, tenzij een met redenen omkleed andersluidend besluit is genomen, dat tijdig is bekendgemaakt. Het publiceert agenda's twee weken vóór zijn bijeenkomsten. Het publiceert notulen van zijn bijeenkomsten. Het opent een openbaar register waarin zijn leden opgaaf doen van hun belangen";

11. dringt erop aan voor de comités die niet uit de begrotingslijnen A-2510 en A-2511 worden gefinancierd, met name de comités in de sector onderzoek, vergelijkbare bepalingen in te voeren;

12. verzoekt intussen de in de modus vivendi neergelegde beginselen in alle wetgevingsprocedures toe te passen en de informatie zonder uitzondering tijdig te verstrekken; stelt daartoe voor in de begroting 1996 de voor de activiteiten van de comités uit te trekken middelen in de reserve te plaatsen en verzoekt de Commissie informatie over de activiteiten van de comités te verstrekken alvorens een verzoek om kredietoverschrijving in behandeling wordt genomen;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lid-staten van de Europese Unie.

Top