EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AC0743

ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het Groenboek betreffende garantie op consumptiegoederen en service na verkoop

PB C 295 van 22.10.1994, p. 14–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

51994AC0743

ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het Groenboek betreffende garantie op consumptiegoederen en service na verkoop

Publicatieblad Nr. C 295 van 22/10/1994 blz. 0014


Advies over het Groenboek betreffende garantie op consumptiegoederen en service na verkoop (94/C 295/02)

De Commissie heeft op 22 november 1993 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het "Groenboek betreffende garantie op consumptiegoederen en service na verkoop".

De Afdeling voor milieu, volksgezondheid en consumentenvraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 mei 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Proumens.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 316e Zitting (vergadering van 1 juni 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met meerderheid van stemmen voor en twee stemmen tegen is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Harmonisatie van de wettelijke bepalingen inzake garantie en service na verkoop in het kader van de interne markt van de Europese Unie is a priori wenselijk om de intra-communautaire handel te vergemakkelijken en bij de consument aarzelingen weg te nemen om aankopen te doen buiten de lid-staat waar hij/zij verblijf houdt.

1.2. Een dergelijke harmonisatie zal zeker moeilijkheden opleveren. Men hoeft de verschillende nationale wettelijke regelingen inzake garantie maar te vergelijken om zich daar rekenschap van te geven.

1.3. De Commissie heeft dan ook een zo volledig mogelijke samenvatting gemaakt van de juridische situatie in de lid-staten en de talrijke verschillen benadrukt die er zijn in wetgeving en jurisprudentie, maar anderzijds ook de overeenkomsten onderstreept die er met name in de basisbeginselen zijn.

1.4. In de eerste tijd zal de behandeling van het vraagstuk alleen betrekking hebben op de aankoop van nieuwe duurzame consumptiegoederen.

1.5. De terreinen waarop het onderzoek zich heeft gericht en waarop een aantal richtlijnen zijn uitgezet zijn :

- wettelijke garantie;

- handelsgarantie;

- service na verkoop.

2. Opmerkingen vooraf

2.1. Het Comité vraagt zich in de eerste plaats af of bij een analyse van de bedoelde aankopen geen onderscheid moet worden gemaakt tussen twee typen aankopen over de grenzen heen.

2.2. Enerzijds zijn er de aankopen die de bewoners van grensstreken in de naburige lid-staat doen en die vrij omvangrijk blijken te kunnen zijn.

2.3. Anderzijds lijkt de Commissie niet over nauwkeurige gegevens en cijfers met betrekking tot aankopen van consumptiegoederen op plaatsen die verder van de eigen woonplaats afgelegen zijn, te beschikken.

2.4. Uit de opiniepeiling die de Commissie gehouden heeft blijkt dat 59 % van de potentiële kopers terugschrikt voor een aankoop in een andere lid-staat; dit rechtvaardigt dan wel de onderhavige juridische stap, maar de afstanden, die groot kunnen zijn, zullen ongetwijfeld toch een rem blijven vormen voor deze categorie kopers. Daarbij komen dan natuurlijk nog de moeilijkheden die kunnen voortvloeien uit het feit dat er een andere taal gesproken wordt. De oplossingen die zouden kunnen worden gevonden dankzij met name de resultaten van het in het groenboek uiteengezette onderzoek, zouden die obstakels in ieder geval niet kunnen wegnemen.

2.5. Men mag echter niet de ontwikkeling uit het oog verliezen die de verkoop op afstand, met inbegrip van de postorderverkoop, te zien geeft en die alle betrokken economische subjecten en met name de consumenten zorgen baart.

3. Wettelijke garantie

3.1. Vooropgesteld zij dat de Commissie heeft aangetoond dat de oplossing van het internationaal privaatrecht, zo deze al mogelijk is, een groot aantal nadelen met zich meebrengt voor zowel consumenten, als fabrikanten, importeurs en handelaren. Het Comité leidt hieruit af dat deze oplossing niet wenselijk is.

3.2. Vanwege de verschillen in wettelijke regeling en de interpretatieverschillen bij de toepassing van de geldende wetgeving, zou een harmonisatie kunnen worden overwogen.

3.3. Harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen is op communautair niveau namelijk technisch mogelijk.

3.4. De voorwaarden voor een dergelijke harmonisatie moeten echter wel van tevoren duidelijk worden vastgelegd : ofwel wordt er gekozen voor minimale harmonisatie, ofwel wordt er gekozen voor totale harmonisatie.

Gezien de argumenten die voor de twee oplossingen worden aangevoerd, zou ook kunnen worden gekozen voor een tussenoplossing, nl. een geleidelijke harmonisatie.

3.5. Deze derde oplossing zou het mogelijk maken in eerste instantie, aan de hand van alle nationale bepalingen die de lid-staten gemeenschappelijk hebben, een communautaire basis te creëren, zonder daarbij de bestaande nationale voorschriften te ontmantelen of te minimaliseren.

3.6. In tweede instantie zouden de betrokken marktpartijen dan misschien kunnen overleggen over een onderlinge aanpassing van de uiteenlopende bepalingen en zou de Commissie de resultaten van dat overleg, na bestudering, kunnen bekrachtigen, zodat er door middel van regelgeving vorm en rechtskracht aan kan worden gegeven.

3.7. Indien bij de toepassing van de wettelijke garantie de voorkeur wordt gegeven aan het objectieve criterium, d.w.z. wordt uitgegaan van het produkt, dient er wel op te worden gewezen dat de harmonisatie in het onderhavige geval beperkt blijft tot nieuwe, duurzame consumptiegoederen.

3.8. Terwijl de begrippen "consumptiegoederen" en "nieuw" voldoende bekend zijn, zal de Commissie toch nauwkeurig moeten definiëren wat onder "duurzaam" wordt verstaan.

3.9. Verder is de Commissie geneigd onder "gebrek" als voorwerp van garantie, d.w.z. als feit dat de gevolgen van de toepassing van de wettelijke garantie veroorzaakt, het "niet-beantwoorden aan de gerechtvaardigde verwachtingen van de consument" te verstaan. Al is dit voor de consument een aanvaardbare basis, voor de fabrikant of de handelaar kan dit uitgangspunt echter problematisch zijn. Deze definitie lijkt geen geheel objectieve analyse mogelijk te maken, waardoor het aantal geschillen zou kunnen toenemen of de geschillen ingewikkelder zouden kunnen worden en de rechtszekerheid in gevaar zou kunnen komen. Gebruikmaking van kwaliteitscertificaten die worden afgegeven door nationale of internationale organen (b.v. ISO/Afnor, enz.) zou in dit verband heel nuttig kunnen zijn.

3.10. Ook dient nauwkeuriger te worden afgebakend wie er verantwoordelijk zijn wanneer een gebrek wordt vastgesteld en dient te worden voorkomen dat de verantwoordelijkheid van de één op de ander wordt geschoven, hetgeen alleen maar nadelig is voor alle marktpartijen.

3.11. Overwogen is de consument zelf te laten kiezen wie hij/zij aansprakelijk wil stellen voor het gebrek en de schade, maar die oplossing zou tot gevolg kunnen hebben dat er een stroom van personen aansprakelijk wordt gesteld en dat men in de verleiding komt, misschien ten onrechte, die trap in de keten van producent naar consument aan te spreken waar men uit financieel en commercieel oogpunt het meest van verwacht. Heel dikwijls wordt immers de verkoper of de handelaar door de consument als eerste aangesproken, terwijl het in de meeste gevallen de fabrikant is die uiteindelijk aansprakelijk is.

3.12. Het is de vraag of deze doelbewuste keuze, indien daartoe zou worden besloten, het de koper mogelijk zou maken vrij te kiezen uit een van de vier door de Commissie genoemde rechten, nl. : vernietiging van het contract, terugbetaling van een gedeelte van de prijs, vervanging van het produkt of reparatie. Deze verschillende mogelijkheden tot genoegdoening kunnen niet op hetzelfde niveau in het gehele distributieproces worden gebruikt en de verschillende vorderingen kunnen zeker niet tegen één en dezelfde persoon worden ingesteld.

3.13. Hoe het ook zij, het zou wenselijk zijn als de consument in ieder geval op communautair niveau de nodige voorlichting kon krijgen, gezien het feit dat veel consumenten slecht op de hoogte zijn van de wettelijke garantie die bestaat in de lid-staat waar zij verblijf houden.

Het Comité meent dat de "informatiecentra voor de consument" die in grensstreken zijn opgericht (waar natuurlijk het vaakst grensoverschrijdende handels-transacties plaatsvinden), systematisch alle benodigde nuttige informatie zouden kunnen verschaffen.

4. Handelsgarantie

4.1. Indien tot verplichte totale harmonisatie van de handelsgaranties zou worden besloten, zouden die garanties, die op de handelsvrijheid berusten, wettelijke garanties worden.

4.2. Dit zou de fabrikanten en de distributiebedrijven er overigens niet van weerhouden buiten de wettelijke of wettelijk geworden garanties om te zoeken naar nieuwe soorten handelsgaranties om hun klanten tevreden te stellen.

4.3. Die handelwijze, die met name voor multinationale ondernemingen tot de mogelijkheden behoort, zou echter een aantal kleine en middelgrote bedrijven voor praktische problemen plaatsen die zij niet altijd aan zullen kunnen.

4.4. Ten einde bezorgdheid bij de consumenten weg te nemen, zou van de andere kant gedacht kunnen worden aan het opstellen van richtsnoeren op dit vlak.

4.5. Die richtsnoeren zouden bv. het volgende kunnen betreffen :

- de verhouding tussen handelsgaranties en wettelijke garanties

- de inhoud en de duur van de garantie

- de procedures voor de toepassing van de garanties.

4.6. Vanzelfsprekend is dit een schema dat zou moeten kunnen worden aangepast aan de hand van andere elementen, zoals :

- de gebruikelijke praktijk op nationaal niveau

- praktijken die gebruikelijk zijn voor elk type produkt

- normale relaties tussen de verschillende schakels van de produktie/distributieketen.

4.7. Over al deze parameters zou trouwens van gedachten moeten worden gewisseld met de consumenten in het kader van het "forum van de verbruikers", en met name met de betrokken sectoren, om zo te komen tot het opstellen van gedragscodes, die de basis zouden kunnen gaan vormen voor een Europese consumentengedragscode.

4.8. In verhouding tot een communautaire richtlijn, zou een dergelijk initiatief het voordeel hebben flexibeler te zijn en beter afgestemd te kunnen worden op de bestaande situaties in de verschillende lid-staten.

4.9. Indien die weg zou worden ingeslagen, zou natuurlijk ook moeten worden vastgesteld hoe op de juiste toepassing van die gedragscodes kan worden toegezien en zou moeten worden bepaald welke maatregelen (of sancties) zouden moeten worden getroffen tegen bedrijven die zich niet aan die gedragscodes zouden houden.

4.10. Het spreekt vanzelf dat het niet wenselijk is voor de opstelling van deze codes alleen een beroep te doen op de normalisatie-instituten, ook al is op bepaalde technische punten het advies van die instituten nodig. Het gaat er in het onderhavige geval immers om contractuele verbintenissen te scheppen tussen de consumenten en de bedrijven.

4.11. De invoering van een "Europees label" mag dan aanlokkelijk lijken, er moet wel op gewezen worden dat dit vooral de grote ondernemingen die op alle markten een identiek produkt brengen, zou bevoordelen. Bovendien zouden de voorwaarden voor de toekenning van een dergelijk "Europees label" veel bureaucratische rompslomp kunnen opleveren, zowel voor de bevoegde autoriteiten in de lid-staten als voor het bedrijfsleven.

5. Service na verkoop

5.1. Met betrekking tot de service is vooral de beschikbaarheid van onderdelen een punt dat meespeelt.

5.2. Hierover zegt het Groenboek echter niets.

5.3. In de eerste plaats dient te worden benadrukt dat het bedrijfsleven er belang bij heeft dat de levering van onderdelen zo goed mogelijk loopt, omdat deze activiteit, die in de ogen van de Commissie een betaalde commerciële activiteit blijft, winstgevend kan zijn.

5.4. Het lijkt niet wenselijk de beschikbaarheid van onderdelen te reglementeren daar deze voor elk type produkt anders is. In bovenvermelde gedragscodes zou echter een clausule hieromtrent kunnen worden opgenomen, afhankelijk van het soort produkt waarop die code betrekking zou hebben.

Gedaan te Brussel, 1 juni 1994.

De Voorzitter

van het Economischen Sociaal Comité

Susanne TIEMANN

Top