EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D1020(01)

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 5 juli en 18 oktober 2010 tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

PB C 283 van 20.10.2010, p. 9–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

20.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/9


BESLUIT VAN HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 5 juli en 18 oktober 2010

tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

2010/C 283/04

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 223, lid 2,

Gelet op het Statuut van de leden van het Europees Parlement (1),

Gelet op artikel 8 en artikel 23 van het Reglement van het Europees Parlement,

Gelet op de onderstaande overwegingen:

(1)

Het is noodzakelijk te verduidelijken op welke wijze leden gebruik kunnen maken van bepaalde vergoedingen waar zij recht op hebben, zoals de vergoeding voor parlementaire assistentie en de vergoeding voor algemene uitgaven. Meer in het bijzonder dienen leden informatie te ontvangen over welke kosten uit welke vergoedingen kunnen worden gedekt.

(2)

Leden mogen een beroep doen op dienstverleners voor specifieke, welomschreven diensten die rechtstreeks samenhangen met de uitoefening van hun parlementair mandaat. De algemene regel dat dergelijke dienstverlening geen terbeschikkingstelling van personeel mag omvatten dient te worden gehandhaafd. Leden dienen evenwel in staat te worden gesteld om tijdelijk personeel aan te nemen — bijvoorbeeld om een medewerker gedurende kortstondig ziekteverlof te vervangen — via een uitzendbureau.

(3)

Ten behoeve van de transparantie moeten de namen van geaccrediteerde medewerkers en plaatselijke medewerkers die een arbeidsovereenkomst met een lid hebben gesloten openbaar worden gemaakt op de website van het Europees Parlement, samen met de naam van het lid dat zij assisteren. Deze personen moeten desalniettemin op grond van bescherming van hun persoonlijke veiligheid een verzoek kunnen indienen om hun naam niet openbaar te maken.

(4)

Derdebetalenden van leden die zich bevinden in de lidstaat waar ze verkozen zijn, kunnen over het algemeen niet optreden als derdebetalenden voor stagiaires met Brussel en Straatsburg als standplaats. Het Parlement moet derhalve in staat worden gesteld deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Voorts is het gewenst dat de mogelijkheid voor nationale parlementen om op te treden als derdebetalenden voor leden wordt geschrapt, aangezien hiervan geen gebruik is gemaakt. Deze veranderingen zouden met terugwerkende kracht in werking moeten treden vanaf 14 juli 2009, evenals een reeks technische amendementen op de bepalingen met betrekking tot derdebetalenden, de vergoeding van de kosten voor parlementaire assistentie en de verplichtingen met betrekking tot een arbeidsovereenkomst.

(5)

In de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2) (de „uitvoeringsbepalingen”) is een bezwaarprocedure vastgelegd voor de leden die van mening zijn dat deze uitvoeringsbepalingen jegens hen niet correct zijn toegepast. Het is noodzakelijk de procedure te verduidelijken, met name door een termijn vast te stellen en te waarborgen dat de bevoegdheid voor het definitieve besluit bij het verantwoordelijke orgaan ligt, namelijk het Bureau.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoeringsbepalingen worden als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 25 wordt vervangen door:

„Artikel 25

Recht op vergoeding

De leden hebben recht op vergoeding van algemene uitgaven in de vorm van een vast bedrag ineens ter dekking van de kosten die voortvloeien uit hun parlementaire werkzaamheden. De leden hebben niet het recht de vergoeding voor algemene uitgaven te gebruiken voor werkzaamheden die gedekt zijn door andere in de onderhavige uitvoeringsbepalingen of andere regelingen van het Parlement genoemde vergoedingen, behalve indien zij de door middel van deze vergoedingen ter beschikking gestelde bedragen volledig hebben besteed.”;

2.

Artikel 28 wordt vervangen door:

„Artikel 28

Gedekte kosten

1.   De vergoeding voor algemene uitgaven is bedoeld ter dekking van uitgavenposten als:

kosten voor het houden en onderhouden van een kantoor,

kantoorbenodigdheden en documentatie,

kosten van kantooruitrusting,

representatiewerkzaamheden,

administratiekosten.

2.   Het Bureau stelt een niet-uitputtende lijst vast van de uitgaven die bekostigd kunnen worden uit de vergoeding voor algemene uitgaven.”;

3.

Artikel 34 wordt vervangen door:

„Artikel 34

Algemene beginselen

1.   De leden kunnen een beroep doen op:

a)

geaccrediteerde parlementaire medewerkers als bedoeld in artikel 5 bis van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, en

b)

natuurlijke personen die hen bijstaan in de lidstaat waar zij verkozen zijn en die overeenkomstig de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden en conform het toepasselijke nationale recht een arbeidsovereenkomst of een dienstverleningsovereenkomst met hen hebben afgesloten (hierna „plaatselijke medewerkers” genoemd).

2.   Verschillende leden kunnen tezamen een groep vormen om gezamenlijk een of meer medewerkers als bedoeld in lid 1 aan te nemen of om gezamenlijk gebruik te maken van de diensten van een of meer medewerkers als bedoeld in lid 1. In dat geval wijst de groep een of meer leden aan die in naam en voor rekening van de groep zijn/hun handtekening kan/kunnen zetten. Bij de individuele overeenkomst met de betrokken medewerker(s) wordt een verklaring van de oprichting van de ledengroep gevoegd.

In deze verklaring leggen de leden de verdeling van hun respectieve bijdragen vast, die worden afgetrokken van het bedrag vermeld in artikel 33, lid 4.

3.   De artikelen 35 tot en met 42 zijn niet van toepassing op geaccrediteerde parlementaire medewerkers.

4.   Ook de kosten verbonden aan stageovereenkomsten kunnen overeenkomstig de door het Bureau vastgestelde voorwaarden in aanmerking komen voor vergoeding.

5.   Onverminderd lid 1, onder b), kunnen de leden een beroep doen op dienstverleners voor specifieke, welomschreven diensten die rechtstreeks samenhangen met de uitoefening van hun parlementair mandaat conform de in dit hoofdstuk opgenomen voorwaarden.

6.   De verleende diensten mogen geen terbeschikkingstelling van personeel omvatten, behalve in het geval van tijdelijke diensten door dienstverleners die dergelijke diensten op professionele en regelmatige basis verlenen en krachtens de nationale wetgeving dergelijke diensten mogen uitvoeren.

7.   Het Bureau stelt een niet-uitputtende lijst vast van uitgaven voor parlementaire medewerkers die kunnen worden vergoed.

8.   De namen van de personen als bedoeld in lid 1, onder a), en van de personen als bedoeld in lid 1, onder b), die een arbeidsovereenkomst met het betrokken lid hebben gesloten, worden voor de duur van de overeenkomst openbaar gemaakt op de website van het Europees Parlement, samen met de naam van het lid dat zij assisteren.

Deze personen kunnen op grond van bescherming van hun persoonlijke veiligheid een schriftelijk verzoek indienen hun naam niet op de website van het Europees Parlement openbaar te maken. De secretaris-generaal besluit of een dergelijk verzoek wordt ingewilligd.”;

4.

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 3 en 4 worden vervangen door:

„3.   Het lid sluit een individuele overeenkomst met een derdebetalende van zijn keuze die voldoet aan de eisen van lid 2.

De kosten als gevolg van het beroep op de diensten van een derdebetalende overeenkomstig lid 1 worden gedekt door de vergoeding in artikel 33, lid 4, en zijn niet onderworpen aan de beperking van artikel 41, lid 2.

4.   De overeenkomst tussen het lid en de derdebetalende wordt gesloten aan de hand van een modelovereenkomst die is goedgekeurd door het Bureau.

In de modelovereenkomst zijn de betalingsvoorwaarden voor de in lid 1 bedoelde overeenkomsten conform onderhavig hoofdstuk vastgelegd, evenals de vergoeding en de verantwoordelijkheid van de derdebetalende.”;

b)

lid 5 wordt geschrapt;

5.

In artikel 36 worden de leden 4 en 5 vervangen door:

„4.   Het Parlement betaalt de derdebetalende de bedragen die verschuldigd zijn voor de uitvoering van de aan deze derdebetalende toevertrouwde overeenkomsten, met inbegrip van stageovereenkomsten, tegen overlegging van de nodige bewijsstukken.

5.   Op verzoek van het lid en in naam en voor rekening van dit lid betaalt het Parlement bij wijze van uitzondering rechtstreeks het nettosalaris aan de medewerkers met wie het lid een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, of aan stagiairs. De derdebetalende deelt de bevoegde dienst zonder uitstel het bedrag van de sociale en fiscale lasten mee en stelt de salarisstrookjes op.

5 bis.   Bij wijze van uitzondering op artikel 35, lid 1, behoeven stageovereenkomsten die vrijgesteld zijn van belastingen, bijdragen aan een nationaal sociaalzekerheidsstelsel en eventuele andere afdrachten niet door een derdebetalende te worden geadministreerd indien het lid vóór het begin van de stage:

a)

een verklaring van zijn derdebetalende voorlegt dat de stage in overeenstemming is met de geldende wetgeving en vrijgesteld is van de bovengenoemde inhoudingen, of

b)

voor stages in de gebouwen van het Parlement in Brussel of Straatsburg een verklaring voorlegt waarbij de diensten van het Parlement toestemming wordt verleend de vrijstelling van de bovengenoemde inhoudingen bij de bevoegde nationale autoriteit na te gaan.”;

6.

Artikel 37, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   Het lid of de derdebetalende dient bij de bevoegde dienst een verzoek om vergoeding van kosten voor parlementaire assistentie uit hoofde van artikel 34, lid 1, onder b), en leden 2, 4 en 5 in, waarin de begunstigden en de te betalen bedragen gepreciseerd worden en dat medeondertekend moet zijn door alle betrokken leden en, behalve in het geval van artikel 36, lid 5 bis, onder b), door de derdebetalende. Dit verzoek gaat vergezeld van de bewijsstukken die, wat de arbeidsovereenkomsten betreft, zijn genoemd in artikel 38 en, wat de dienstverleningsovereenkomsten betreft, in artikel 41.”;

7.

In artikel 39 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

„1.   Gedurende de door het toepasselijke nationale recht vastgestelde periode, en in elk geval gedurende ten minste een jaar na het eind van de zittingsperiode in kwestie, houdt de derdebetalende een mapje met de salarisstrookjes bij, met opgave van de uitbetaalde salarissen alsmede de op het salaris ingehouden belastingen en sociale bijdragen (van zowel werknemer als werkgever). Indien de overeenkomst met de derdebetalende voor het einde van het mandaat van het lid wordt beëindigd, moet een gewaarmerkte kopie van de bovengenoemde documenten onverwijld worden overgedragen aan de nieuwe derdebetalende van de keuze van het lid als bedoeld in artikel 35, lid 3.

2.   De derdebetalende doet uiterlijk tegen 30 maart volgende op het referentieboekjaar van het Parlement alsook aan het eind van de overeenkomst overzichten betreffende de kosten voor salarissen, belastingafdrachten en socialezekerheidsbijdragen, en betreffende eventuele andere terugbetaalbare kosten voor iedere in dienst genomen medewerker, toekomen aan de bevoegde dienst, met name met het oog op de regeling van deze kosten en van de voorschotten die zijn betaald. Hij certificeert dat alle uit het toepasselijke nationale recht voortvloeiende verplichtingen vervuld zijn.

Deze overzichten worden opgesteld conform de door het Parlement vastgelegde specificaties.”;

8.

Artikel 62, lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   De leden betalen alle niet bestede bedragen terug aan het Parlement, behalve indien zij in de vorm van een vast bedrag ineens werden uitgekeerd.”;

9.

Artikel 72 wordt vervangen door:

„Artikel 72

Betwisting

1.   Een lid dat van mening is dat deze uitvoeringsbepalingen door de terzake bevoegde dienst jegens hem niet correct zijn toegepast, kan zich schriftelijk tot de secretaris-generaal wenden.

In het besluit dat de secretaris-generaal naar aanleiding van de klacht neemt worden de gronden vermeld waarop het is gebaseerd.

2.   Een lid dat het niet eens is met het besluit van de secretaris-generaal kan binnen twee maanden na bekendmaking van het besluit van de secretaris-generaal verzoeken om doorverwijzing van de kwestie naar de Quaestoren, die na raadpleging van de secretaris-generaal een besluit nemen.

3.   Indien een partij bij de klachtenprocedure het niet eens is met het besluit van de Quaestoren, dan kan hij of zij binnen twee maanden na bekendmaking van dit besluit verzoeken om doorverwijzing naar het Bureau, dat het uiteindelijke besluit neemt.

4.   Dit artikel is eveneens van toepassing op de rechtsopvolger van een lid alsmede op voormalige leden en hun rechtsopvolgers.”.

Artikel 2

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Dit besluit is van toepassing met ingang van dezelfde dag, met uitzondering van de volgende bepalingen:

a)

Artikel 1, leden 1 en 3 (voor zover het betrekking heeft op artikel 34, lid 7 van de uitvoeringsbepalingen), en leden 4 tot en met 8, die in werking treden vanaf 14 juli 2009;

b)

Artikel 1, lid 3 (voor zover het betrekking heeft op artikel 34, leden 1 tot en met 6 en lid 8 van de uitvoeringsbepalingen), dat in werking treedt vanaf 1 januari 2010;

c)

Artikel 1, lid 2, dat in werking treedt vanaf 1 januari 2011.


(1)  Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).

(2)  Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB C 159 van 13.7.2009, blz. 1).


Top