EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02007D0697-20110225

Consolidated text: Beschikking van de Commissie van 22 oktober 2007 waarbij een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5095) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (2007/697/EG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/697/2011-02-25

2007D0697 — NL — 25.02.2011 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2007

waarbij een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5095)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2007/697/EG)

(PB L 284, 30.10.2007, p.27)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 24 februari 2011

  L 51

19

25.2.2011




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2007

waarbij een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5095)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2007/697/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen ( 1 ), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer een lidstaat voornemens is een andere hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen dan is bepaald in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(2)

Op 12 november 2004 heeft Ierland een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend. Op 18 oktober 2006 is een geactualiseerde versie van dit verzoek ingediend, gebaseerd op de herziene nationale wetgeving (European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006)).

(3)

De gevraagde afwijking betreft het voornemen van Ierland om toestemming te geven om op landbouwbedrijven met ten minste 80 % grasland 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. Maximaal 10 000 rundveehouderijen in Ierland, d.w.z. 8 % van alle bedrijven, 8 % van de benutte landbouwgrond en 20 % van de grootvee-eenheden, zouden onder de afwijking kunnen vallen.

(4)

De Ierse wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG, de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006), is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.

(5)

In de Ierse wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt de maximale mestgift voor zowel stikstof als fosfaat vastgesteld. Deze maximale mestgift wordt gedifferentieerd op basis van het stikstof- en fosfaatgehalte van de bodem en houdt derhalve rekening met de bijdrage van stikstof en fosfaat uit de bodem.

(6)

Uit het derde verslag over de uitvoering van de nitraatrichtlijn in Ierland en de recente verslagen van het Bureau voor milieubescherming over de periode 2001-2003 die bij de Commissie zijn ingediend, blijkt dat de gemiddelde gemeten nitraatconcentratie in het grondwater in de orde van grootte van 2,5 mg N/l ligt en dat op slechts 2 % van de bemonsteringspunten een concentratie van meer dan 50 mg nitraat/l werd gemeten. Uit de gegevens over de waterkwaliteit in rivieren in de periode 2000-2003 blijkt dat de gemiddelde waarde in de Eurowaternet-meetstations 6,9 mg nitraat/l bedraagt.

(7)

Op 70 % van de grondwatermonitoringlocaties blijkt de nitraatconcentratie een stabiele of dalende tendens te vertonen; in de rivieren is in 2001-2003 in vergelijking met de vorige rapportageperiode 1995-1997 een verbetering van de kwaliteit geregistreerd en is de daling van de waterkwaliteit die sinds het eind van de jaren tachtig was geconstateerd, omgebogen. Ook is een afname van het aantal hypertrofe meren geconstateerd.

(8)

Ierland past overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG op zijn hele grondgebied een actieprogramma toe overeenkomstig de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006).

(9)

De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn het afgelopen decennium afgenomen. De daling was in de periode 1997-2004 voor runderen, varkens en schapen respectievelijk 7 %, 3 % en 17 %. De gemiddelde stikstofbelasting door dierlijke mest was in 2004 103 kg/ha en dit is een significante afname in vergelijking met de 140 kg/ha in 1998. De gemiddelde belasting met fosfor (P) was 16 kg/ha. Het gebruik van stikstofkunstmest daalde in de periode van 1999 tot 2005 met 21 %, het gebruik van fosfaatkunstmest in de periode van 1995 tot 2005 met 37 %.

(10)

In Ierland wordt 90 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt en dan met name soorten grasland die zeer geschikt zijn voor de graslandproductie. In totaal valt 47 % van het oppervlak van graslandbedrijven onder de extensieve landbouw en dit heeft derhalve een relatief lage veebezetting en een lage mestgift, 36 % valt onder milieuprogramma’s voor de landbouw (de Rural Environment Protection Scheme, REP Scheme) en slechts 7 % valt onder de intensieve landbouw; 10 % wordt voor de akkerbouw gebruikt. Het gemiddelde gebruik van kunstmest op grasland is 82 kg stikstof/ha en 7,6 kg fosfor/ha.

(11)

Het Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een lange groeiperiode voor gras, die varieert van 330 dagen per jaar in het zuidwesten tot ongeveer 250 dagen per jaar in het noordoosten.

(12)

Uit de bij de Ierse kennisgeving ingediende technische en wetenschappelijke documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof uit mest van graasvee per hectare per jaar op landbouwbedrijven met ten minste 80 % grasland gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(13)

De Commissie is derhalve van mening dat de door Ierland aangevraagde hoeveelheid dierlijke mest geen afbreuk zal doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.

(14)

Deze beschikking dient van toepassing te zijn in samenhang met het actieprogramma van Ierland, de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006).

(15)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



▼M1

Artikel 1

De door Ierland bij brief van 18 oktober 2006 gevraagde afwijking en de bij brief van 12 mei 2010 gevraagde verlenging, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, worden onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.

▼B

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a) „graslandbedrijf”: een landbouwbedrijf waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, gras is;

b) „graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden;

c) „gras”: blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is).

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.

Artikel 4

Jaarlijkse toestemming en verbintenis

1.  Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.

2.  Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag verklaren zij schriftelijk dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

3.  De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

Artikel 5

Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

1.  De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee die elk jaar op graslandbedrijven, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 250 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 7 vastgestelde voorwaarden.

2.  De totale stikstofgift is niet groter dan de te voorziene nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de levering van nutriënten vanuit de bodem. De totale stikstofgift wordt gedifferentieerd op basis van de veebezetting en de productiviteit van het grasland.

3.  Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin de vruchtwisseling voor de landbouwgrond en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof en fosfaat bevattende kunstmest worden beschreven. Dit plan is uiterlijk op 1 maart op het bedrijf beschikbaar.

Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

a) de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

b) een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest;

c) de vruchtwisseling en het areaal voor elk gewas met een schets van de ligging van de verschillende percelen;

d) de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen;

e) de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

f) het resultaat van een bodemanalyse en met name de stikstof- en fosfortoestand van de bodem, indien beschikbaar;

g) de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel (gedeelte van het bedrijf dat wat gewas en bodemtype betreft homogeen is);

h) de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

4.  Elk bedrijf houdt een mestboekhouding bij, waarin informatie over het beheer van vervuild water wordt opgenomen. Deze wordt voor elk kalenderjaar bij de bevoegde instantie ingediend.

5.  Elk graslandbedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

6.  Voor elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een stikstof- en fosforanalyse in de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 ha grond vereist.

7.  Dierlijke mest mag niet in het najaar vóór een grasteelt worden op- of ingebracht.

Artikel 6

Landbeheer

Van het areaal dat op landbouwbedrijven voor het op- en inbrengen van dierlijke mest beschikbaar is, moet 80 % of meer met gras worden bebouwd. Landbouwers die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, voeren de volgende maatregelen uit:

a) tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd;

b) omgeploegd gras wordt op alle bodemtypes onmiddellijk gevolgd door een gewas met een hoge stikstofbehoefte;

c) in de vruchtwisseling worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, opgenomen. Dit geldt echter niet voor klaver op grasland met minder dan 50 % klaver en voor granen en erwten met gras als ondervrucht.

Artikel 7

Andere maatregelen

Ierland zorgt ervoor dat het gebruik van de afwijking geen afbreuk doet aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.

Artikel 8

Monitoring

1.  De bevoegde instantie maakt kaarten waarop wordt aangegeven welk percentage van de graslandbedrijven, welk percentage van de veestapel en welk percentage van de landbouwgrond in elke county onder een individuele afwijking valt en werkt deze jaarlijks bij. ►M1  Deze kaarten worden ieder jaar in juni bij de Commissie ingediend. ◄

2.  De monitoring van de landbouwbedrijven die onder het actieprogramma en de afwijking vallen wordt uitgevoerd in landbouw-monitoringstroomgebieden die overeenkomstig het Ierse actieprogramma worden bepaald. De referentie-monitoringstroomgebieden zijn representatief voor de verschillende bodemtypes, intensiteitsniveaus en bemestingspraktijken.

3.  Onderzoek en continue nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 250 kg stikstof in mest van graasvee per hectare per jaar wordt op- of ingebracht.

4.  De monitoring van ondiep grondwater, bodemwater, drainagewater en stromen op landbouwbedrijven die behoren tot de monitoringlocaties voor landbouw-stroomgebieden, levert gegevens op over de nitraat- en fosforconcentratie in water dat vanuit de wortelzone in het grondwater en oppervlaktewater komt.

5.  Er wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd voor landbouw-stroomgebieden die in de nabijheid van de kwetsbaarste meren en bijzonder kwetsbare aquifers gelegen zijn.

6.  Er wordt een studie uitgevoerd om tegen het eind van de afwijkingsperiode gedetailleerde wetenschappelijke informatie te verzamelen over intensieve graslandsystemen in Ierland. Bij deze studie zal de nadruk liggen op de uitspoeling van nitraat bij intensieve zuivelproductiesystemen op kwetsbare bodemtypes (zand en zanderig leem) in representatieve gebieden.

Artikel 9

Controles

1.  De nationale bevoegde instantie voert administratieve controles uit op alle landbouwbedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, om te bepalen of zij de maximale hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee, de maximale mestgift voor stikstof en fosfor en de voorwaarden voor het landgebruik in acht nemen.

2.  Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de wetgeving voor de uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een inspectieprogramma opgesteld. Bij ten minste 3 % van de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 10

Rapportage

1.  De bevoegde instantie dient de resultaten van de monitoring, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit en de evaluatiepraktijk, elk jaar bij de Commissie in. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse. De verslagen worden elk jaar in juni en voor het eerst in juni 2008 ingediend.

2.  De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.

▼M1

Artikel 11

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing in de context van het Ierse actieprogramma, zoals uitgevoerd in de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations 2010 (Statutory Instrument Number 610 of 2010).

Zij verstrijkt op 31 december 2013.

▼B

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot Ierland.



( 1 ) PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

Top