EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2012C0290

Publieke versie Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Nr. 290/12/COL van 11 juli 2012 betreffende herstructureringssteun aan Landsbankinn (IJsland)

PB L 144 van 15.5.2014, p. 121–168 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB L 144 van 15.5.2014, p. 4–4 (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2012/290(2)/oj

15.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/121


Publieke versie (1)

BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 290/12/COL

van 11 juli 2012

betreffende herstructureringssteun aan Landsbankinn (IJsland)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd)

GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „de EER-overeenkomst” genoemd), en met name artikel 61, lid 3, onder b), en Protocol 26,

GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd), en met name artikel 24,

GEZIEN Protocol 3 bij de Toezichtovereenkomst (hierna „Protocol 3” genoemd), en met name artikel 1, lid 3 van deel I, artikel 7, lid 3 van deel II en artikel 13 van deel II,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   FEITEN

1.   PROCEDURE

(1)

Na informele briefwisseling in oktober 2008 en na aanneming op 6 oktober door het IJslandse parlement (de Althingi) van Wet nr. 125/2008 inzake de autoriteit voor betalingen uit de schatkist vanwege ongewone financiële marktomstandigheden enz. (hierna de „noodwet” genoemd), die de IJslandse staat verregaande bevoegdheden toekende om op te treden in de banksector, schreef de voorzitter van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA („Autoriteit”) op 10 oktober 2008 aan de IJslandse autoriteiten om hen te verzoeken alle onder de noodwet genomen staatssteunmaatregelen bij de Autoriteit aan te melden.

(2)

Nadien volgde er geregeld contact en geregelde briefwisseling waaronder een brief van 18 juni 2009 waarin de Autoriteit de IJslandse autoriteiten herinnert aan de noodzaak om alle staatssteunmaatregelen aan te melden, evenals aan de standstill-clausule in artikel 3 van Protocol 3. De IJslandse autoriteiten hebben op 15 september 2010 eindelijk met terugwerkende kracht staatssteun aangemeld voor het herstel van bepaalde activiteiten van Landsbanki en de oprichting en kapitalisatie van een nieuwe Landsbanki Bank („NBI”, het huidige Landsbankinn) (2).

(3)

Bij brief van 15 december 2010 (3) heeft de Autoriteit de IJslandse autoriteiten haar beslissing meegedeeld om de in artikel 1, lid 2 van deel I van Protocol 3 vastgelegde procedure in te leiden ten aanzien van de door de IJslandse staat genomen maatregelen om bepaalde activiteiten van (het vroegere) Landsbanki Islands hf te herstellen en New Landsbanki Islands (NBI hf) op te richten en van kapitaal te voorzien (het inleidingsbesluit). De Autoriteit vroeg ook om uiterlijk op 31 maart 2011 een gedetailleerd herstructureringsplan voor Landsbankinn in te dienen.

(4)

Bij e-mail van 24 maart 2011 heeft de Autoriteit één opmerking van belanghebbenden ontvangen die ze op 25 mei 2011 aan de IJslandse autoriteiten heeft doorgestuurd. De IJslandse autoriteiten hebben niet op deze opmerking gereageerd.

(5)

Bij brief van 31 maart 2011 hebben de IJslandse autoriteiten een herstructureringsplan voor Landsbankinn ingediend. Een herzien herstructureringsplan, waarin onder andere melding werd gemaakt van de niet-aangemelde overdracht van deposito's en activa van Spkef Spaarbank (SpKef) die op 22 april 2010 had plaatsgevonden, en waarin rekening werd gehouden met de verwerving van Sparisjodur Svarfdaela („SpSv”), werd op 23 mei 2012 per brief ingediend.

(6)

De Autoriteit heeft op 11 juli 2011 en 13 februari 2012 om verdere informatie over het herstructureringsplan verzocht. Het verzoek om informatie werd op 17 oktober 2011 en 13 maart 2012 door de IJslandse autoriteiten beantwoord. De definitieve versies van de verbintenissen zijn op 6 juni 2012 en 13 juni 2012 ingediend.

(7)

Op 20 juni 2012 keurde de Autoriteit bij Besluit nr. 212/12/COL („het SpSv-besluit”) het mogelijke gebruik van aan Landsbankinn toegekende staatssteun voor de verwerving van SpSv goed. De Autoriteit had bij Besluit nr. 253/10/COL van 21 juni 2011 tijdelijk een reddingssteunmaatregel goedgekeurd voor de vereffening van vorderingen van de Centrale Bank van IJsland („CBI”) op spaarbanken, waaronder SpSv. Bij Besluit 127/11/COL van 13 april 2011 had de Autoriteit wijzigingen op de reddingssteunmaatregel goedgekeurd („de besluiten ten aanzien van spaarbanken”).

(8)

Daarenboven heeft de Autoriteit op 7 juni 2011 en op 27-28 februari 2012 de IJslandse autoriteiten ontmoet.

2.   ACHTERGROND

(9)

De Autoriteit zal in dit deel de gebeurtenissen, feiten en economische, politieke en regelgevingsontwikkelingen beschrijven die verband houden met de instorting en het herstel van het IJslandse financiële stelsel sinds 2008 tot op heden en die noodzakelijk lijken om de context te schetsen waarin de onderhavige steunmaatregelen worden beoordeeld. Maar eerst zal zij het chronologische verloop van de instorting van Landsbanki reconstrueren.

2.1.   De instorting van Landsbanki

(10)

In het najaar van 2008 kregen de IJslandse banken niet alleen in het buitenland maar ook in IJsland zelf te maken met een massale stormloop op deposito's. Op zeker ogenblik werd er in het binnenland zoveel geld opgenomen dat bij de IJslandse banken en de CBI een kastekort dreigde te ontstaan.

(11)

De toegang tot buitenlandse markten voor schuldbewijzen was met name tussen 2003 en 2006 de belangrijkste oorzaak van de groei van de IJslandse banken. Deze financieringsbron begon echter terug te lopen en buitenlandse ratingbureaus toonden zich ook ongerust over de lage ratio kredieten/deposito's van de banken in vergelijking met die van andere (buitenlandse) banken.

(12)

De IJslandse commerciële banken (met name Landsbanki) reageerden hierop door in het buitenland deposito's aan te trekken. Tussen het einde van het derde kwartaal van 2006 en midden 2007 verdrievoudigde de waarde van de klantendeposito's van Landsbanki, oftewel een toename van bijna 10 miljard EUR. Het ging hierbij grotendeels om rekeningen die in het Britse kantoor van Landsbanki werden geopend, waar de deposito's van particulieren van nul tot 6,6 miljard EUR toenamen, terwijl de wholesaledeposito's (in de bankfilialen in het Verenigd Koninkrijk en Nederland) tot 2,5 miljard EUR stegen.

(13)

Op 3 oktober 2008 verzocht de Europese Centrale Bank Landsbanki om extra zekerheden ten belope van 400 miljoen EUR te storten. Hoewel dat verzoek later weer werd ingetrokken, was er in het Britse kantoor van de bank een stormloop op de deposito's begonnen waardoor het grote bedragen in pond sterling beschikbaar moest maken. Landsbanki verzocht de CBI om bijstand, maar dit verzoek werd op 6 oktober afgewezen. Toen de bank er niet in slaagde het door de Financial Services Authority van het Verenigd Koninkrijk vereiste geld beschikbaar te maken, sloten de Britse autoriteiten het filiaal. De volgende dag vroeg de Nederlandse centrale bank van Nederland om een curator voor het Amsterdamse filiaal van Landsbanki aan te duiden. Diezelfde dag stelde de financiële toezichthouder van IJsland (FME), krachtens zijn bevoegdheden onder de noodwet, de raad van bestuur van Landsbanki op non-actief, nam hij de bevoegdheid van de aandeelhoudersvergadering over en benoemde hij in plaats daarvan een ontbindingscomité (4).

2.2.   De financiële crisis en de voornaamste oorzaken voor de ondergang van de IJslandse banken

(14)

De IJslandse autoriteiten hebben in hun mededeling toegelicht dat de redenen voor de instorting van de IJslandse banksector en voor hun tussenkomst uitgebreid zijn beschreven in een rapport van een door het IJslands parlement opgerichte speciale onderzoekscommissie („SIC”) (5). Deze onderzoekscommissie had de opdracht de processen die tot de instorting van de drie grootste banken hebben geleid, te onderzoeken en te analyseren. De Autoriteit vat hieronder de conclusies van de SIC betreffende de belangrijkste oorzaken voor het faillissement van Landsbanki samen. De informatie komt uit hoofdstuk 2 (Samenvatting) en hoofdstuk 21 (Oorzaken van de instorting van de IJslandse banken — Verantwoordelijkheid, fouten en nalatigheid) van het SIC-rapport.

(15)

De wereldwijde afname van de liquiditeit op de financiële markten sinds 2007 heeft uiteindelijk geleid tot de instorting van de drie grootste IJslandse banken, waarvan de activiteiten steeds sterker afhankelijk werden van financiering via de internationale markten. De redenen voor de ondergang van de IJslandse banken zijn echter complex en legio. De SIC onderzocht de redenen die tot de instorting van de grootste banken hebben geleid en het valt op dat de meeste conclusies voor de drie banken gelden en vaak nauw met elkaar samenhangen. Hieronder worden de oorzaken voor de ondergang met betrekking tot de activiteiten van de banken kort samengevat.

Buitensporige en onhoudbare uitbreiding

(16)

De SIC kwam tot het besluit dat de banken in de jaren vóór de instorting hun balans en kredietportefeuille dermate hadden uitgebreid dat deze hun eigen operationele en bestuurlijke capaciteit te boven gingen. De gecombineerde activa van de drie banken waren exponentieel toegenomen van 1,4 biljoen ISK (6) in 2003 tot 14,4 biljoen ISK aan het einde van het tweede kwartaal van 2008. Opvallend is dat de groei van de drie banken grotendeels voortvloeide uit aan buitenlandse partijen verstrekte leningen, die in 2007 (7) en met name na het begin van de internationale liquiditeitscrisis aanzienlijk toenamen. Op grond hiervan concludeerde de SIC dat deze stijging voornamelijk het resultaat was van leningen aan ondernemingen waaraan elders krediet geweigerd werd. Het rapport kwam voorts tot de conclusie dat de banken zich steeds meer op inherent risicovolle activiteiten op het gebied van investment banking hadden toegespitst en dat hun groei tot de problemen had bijgedragen.

Daling van de op de internationale markten beschikbare financiën

(17)

De groei van de banken werd grotendeels in de hand gewerkt door toegang tot de internationale financiële markten, benutting van een goede kredietwaardigheid en toegang tot de Europese markten dankzij de EER-overeenkomst. De IJslandse banken leenden in 2005 14 miljard EUR op buitenlandse markten voor schuldbewijzen tegen relatief gunstige voorwaarden. Toen de toegang tot de Europese markten voor schuldbewijzen verder beperkt werd, financierden de banken hun activiteiten op de Amerikaanse markten waarbij ze IJslandse schuldbewijzen tot „collateralised debt obligations” (= door zakelijke zekerheden gedekte schuldobligaties (cdo's)) verpakten. In de periode vóór de instorting werden de banken steeds meer afhankelijk van kortlopende leningen, die tot grote, en volgens de SIC voorspelbare, herfinancieringsrisico's zouden leiden.

De betrokkenheid van de bankeigenaren

(18)

De belangrijkste eigenaren van elke grote IJslandse bank waren tevens de grootste schuldenaars ervan (8). Sinds de privatisering van Landsbanki was Samson Holding Company („Samson”) de grootste aandeelhouder van de bank. Toen Landsbanki instortte waren de mede-eigenaar van Samson, Björgólfur Thor Björgólfsson, en met hem verbonden bedrijven de grootste schuldenaars van de bank, terwijl zijn vader en mede-eigenaar van Samson, Björgólfur Guðmundsson, de derde grootste schuldenaar van de bank was. Hun verplichtingen ten aanzien van de bank bedroegen in totaal meer dan 200 miljard ISK, oftewel meer dan het eigen vermogen van de bank. De SIC was van mening dat bepaalde aandeelhouders in hun hoedanigheid van eigenaar buitengewoon gemakkelijk geld konden lenen van de banken. In het geval van Landsbanki bleek dit uit het feit dat de bank nog op 30 september 2008, toen al duidelijk was dat Landsbanki over onvoldoende vreemde valuta beschikte om haar buitenlandse verplichtingen na te komen, een lening van 153 miljoen EUR aan een bedrijf van Björgólfur Thor Björgólfsson verstrekte. De commissie stelde tevens vast dat er sterke aanwijzingen waren dat bij elke bank de grenzen tussen de belangen van de grootste aandeelhouders en het belang van de bank vervaagd waren. De focus op de grote aandeelhouders ging bijgevolg ten koste van andere aandeelhouders en schuldeisers.

Concentratie van risico

(19)

De SIC kwam in verband met deze abnormale blootstelling aan grote aandeelhouders ook tot de conclusie dat de activaportefeuille van de banken onvoldoende gespreid was. De SIC was van mening dat de Europese regels inzake grote risicoposities te strikt geïnterpreteerd werden, met name in het geval van de aandeelhouders, en dat de banken hadden getracht om de regels te omzeilen.

Zwak eigen vermogen

(20)

Hoewel de kapitaalratio van Landsbanki (en de andere twee grote banken) volgens de verslaglegging steeds enigszins boven het wettelijk vereiste minimum lag, concludeerde de SIC dat de kapitaalratio's de financiële soliditeit van de banken niet accuraat weerspiegelden. De eigen aandelen van de bank stonden immers bloot aan risico's via primaire zekerheden en termijncontracten op de aandelen. Het door de bank zelf gefinancierde aandelenkapitaal, dat door de SIC „zwak eigen vermogen” wordt genoemd, vertegenwoordigde meer dan 25 % van het kapitaal van de bank (of meer dan 50 % indien het wordt afgewogen tegen de kerncomponent van het kapitaal, namelijk het eigen vermogen van de aandeelhouders na aftrek van immateriële activa). Daarbij kwamen nog problemen veroorzaakt door het risico waaraan de banken blootstonden omdat ze in het bezit waren van elkaars aandelen. Tegen midden 2008 liep de rechtstreekse financiering door de banken van de eigen aandelen, evenals de kruisfinanciering van de aandelen van de andere twee banken, tot ongeveer 400 miljard ISK op, oftewel ongeveer 70 % van de kerncomponent van het kapitaal. De SIC was van mening dat de financiering van het aandeelhouderskapitaal met kredieten vanuit het systeem zelf een dermate hoge vlucht had genomen dat de stabiliteit van het systeem gevaar liep. De banken hielden een aanzienlijke hoeveelheid eigen aandelen aan als zakelijke zekerheid voor hun kredieten, zodat de kwaliteit van hun kredietportefeuille achteruitging naarmate de aandelenkoers zakte. Dit beïnvloedde de werking van de banken en zette nog meer druk op hun aandelenkoers; als reactie hierop probeerden de banken (aldus de informatie in het bezit van de SIC) op artificiële wijze een abnormaal hoge vraag naar hun eigen aandelen te creëren.

De omvang van de banken

(21)

In 2001 bedroeg de balans van de drie grootste banken (samen) iets meer dan het jaarlijkse bruto binnenlands product („bbp”) van IJsland. Tegen eind 2007 waren de banken ook internationaal actief en bedroeg de waarde van hun activa negen keer het IJslands bbp. Volgens het rapport van de SIC stelden verschillende waarnemers in 2006 al vast dat het bankwezen de capaciteit van de Centrale Bank van IJsland („CBI”) te boven was gegaan en betwijfelden zij of de CBI haar rol als laatste en hoogste kredietinstantie („lender of last resort”) wel kon vervullen. Tegen eind 2007 was de kortlopende schuld van IJsland (voornamelijk ten gevolge van de financiering van de banken) 15 keer zo groot als de deviezenreserves, terwijl de buitenlandse deposito's in de drie banken acht keer zo groot waren als deze reserves. De middelen in het garantiefonds voor depositohouders en beleggers waren beperkt in vergelijking met de bankdeposito's waarvoor het garant moest staan. Volgens de SIC maakten al die factoren IJsland vatbaar voor een stormloop op de banken.

De plotse groei van de banken in vergelijking met de regelgevings- en financiële infrastructuur

(22)

De SIC concludeerde dat de desbetreffende toezichthoudende instanties in IJsland niet de geloofwaardigheid bezaten die nodig was gezien het ontbreken van een voldoende vermogende laatste en hoogste kredietinstantie. Het rapport stelt vast dat het de IJslandse toezichthouder financiële markten en de CBI aan expertise en ervaring ontbrak om de banken in moeilijke economische tijden te reguleren, maar dat ze wel maatregelen hadden kunnen treffen om het risico waaraan de banken blootstonden te beperken. Zo groeide de financiële toezichthouder niet in dezelfde mate als de banken en hielden de praktijken van de toezichthouder geen gelijke tred met de snelle ontwikkelingen in de bankactiviteiten. Het rapport levert ook kritiek op de regering en concludeert dat de autoriteiten stappen hadden moeten nemen om de potentiële impact van de banken op de economie te beperken door de banken kleiner te maken of door van een of meer banken te eisen dat zij hun hoofdkantoor naar het buitenland verplaatsen (9).

Onevenwichtigheid en overexpansie van de gehele IJslandse economie

(23)

Het rapport van de SIC verwijst naar gebeurtenissen in de bredere economie die ook van invloed waren op de snelle groei van de banken en die bijdroegen tot het gebrek aan evenwicht, in omvang en in invloed, tussen de financiëledienstensector en de rest van de economie. Het rapport concludeerde dat het overheidsbeleid (met name het begrotingsbeleid) hoogstwaarschijnlijk tot de overexpansie en de onevenwichtigheid heeft bijgedragen en dat het monetaire beleid van de CBI onvoldoende restrictief was. Het rapport noemt de versoepeling van de kredietverstrekkingsregels door het IJslandse woningfinancieringsfonds ook een van de grootste fouten op het gebied van monetair en budgettair beheer die in de periode vóór de instorting van de bank zijn gemaakt (10). Het rapport laat zich eveneens kritisch uit over het gemak waarmee banken bij de CBI konden lenen, waardoor de uitstaande door zekerheden gedekte kortlopende leningen van de CBI toenamen van 30 miljard ISK in het najaar van 2005 tot 500 miljard ISK begin oktober 2008.

De IJslandse kroon (króna), externe onevenwichtigheden en CDS-spreads

(24)

Het rapport merkt op dat de waarde van de IJslandse kroon in 2006 onhoudbaar hoog was, dat het IJslandse tekort op de lopende rekening meer dan 16 % van het bbp bedroeg en dat de passiva in vreemde valuta's het totale jaarlijkse bbp benaderden. Kortom, het recept voor een financiële crisis was aanwezig. Tegen eind 2007 daalde de króna in waarde en namen de spreads op kredietverzuimswaps ('credit default swaps') op IJsland en de banken exponentieel toe.

2.3.   Genomen maatregelen voor herstructurering van de banksector

(25)

Na de instorting van de drie grootste commerciële banken in oktober 2008 (waaronder Landsbanki) stonden de IJslandse autoriteiten voor de ongekende uitdaging om de continuïteit van de bankactiviteiten in IJsland te vrijwaren (11). Het door de IJslandse regering gehanteerde beleid is grotendeels vastgelegd in de noodwet (12) die op 6 oktober 2008 door het IJslands parlement is aangenomen. De wet kent buitengewone bevoegdheden toe aan de financiële toezichthouder, zodat deze de controle van financiële ondernemingen kan overnemen en desgewenst over de activa en passiva ervan kan beschikken. De minister van Financiën werd gemachtigd om, namens de nationale schatkist, middelen uit te keren teneinde nieuwe financiële ondernemingen op te richten. Bovendien zouden deposito's in faillissementsprocedures van financiële ondernemingen voorrang krijgen op andere vorderingen. De regering verklaarde dat deposito's in binnenlandse commerciële en spaarbanken en hun kantoren in IJsland volledig beschermd zouden worden.

(26)

De beleidsprioriteiten lagen aanvankelijk bij het waarborgen van de algemene werking van de binnenlandse bank-, betalings- en afwikkelingssystemen. In de eerste weken na de crash bereidde de IJslandse regering in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (het IMF) een economisch programma voor, waarna op 20 november 2008 het verzoek van IJsland om een stand-by-overeenkomst van twee jaar van het Fonds werd goedgekeurd. Deze overeenkomst omvatte een lening van 2,1 miljard USD van het IMF voor de versterking van de IJslandse valutareserves. Bijkomende leningen tot 3 miljard USD werden van andere Noord-Europese landen en andere handelspartners verkregen. Van de IMF-lening werd 827 miljoen USD onmiddellijk ter beschikking gesteld, terwijl het resterende bedrag in acht gelijke delen werd uitbetaald, afhankelijk van de kwartaalrapporten voor het programma.

(27)

Het IMF-programma was een alomvattend stabilisatieprogramma met drie kerndoelstellingen. Ten eerste, het vertrouwen in de króna stabiliseren en herstellen zodat de negatieve impact van de crisis op de economie kon worden bedwongen. Een van de maatregelen was de invoering van kapitaalcontroles om kapitaalvlucht tegen te gaan. Ten tweede omvatte het programma een uitvoerige bankherstructureringsstrategie die er uiteindelijk op gericht was in IJsland weer een levensvatbaar financieel stelsel op te bouwen en de internationale financiële betrekkingen van het land te vrijwaren. Enkele van de bijkomende doelstellingen waren een correcte waardering van de activa van de banken, een maximale recuperatie van activa en strengere toezichtpraktijken. Ten derde was het programma erop gericht houdbare overheidsfinanciën tot stand te brengen door de afwenteling van verliezen van de failliete banken op de samenleving te beperken en een begrotingsconsolidatieprogramma voor de middellange termijn in te voeren.

(28)

De IJslandse autoriteiten hebben benadrukt dat zij, gezien de uitzonderlijke omstandigheden in verband met de grote omvang van het bankwezen in verhouding tot de financiële capaciteit van de nationale schatkist, slechts een beperkt aantal beleidsopties hadden. De gekozen oplossingen verschilden bijgevolg in talrijke opzichten van de maatregelen die werden genomen door de regeringen van andere landen waarvan de financiële stabiliteit in gevaar was.

(29)

Op basis van de noodwet werden de drie grootste commerciële banken, Glitnir Bank, Landsbanki Íslands en Kaupthing Bank, in „oude” en „nieuwe” banken opgesplitst. De minister van Financiën richtte drie naamloze vennootschappen op die de binnenlandse activiteiten van de oude banken moesten overnemen, en benoemde zelf de raden van bestuur van deze banken. De financiële toezichthouder nam de controle over de oude banken over. Daarbij werden in de eerste plaats de binnenlandse activa en passiva (deposito's) bij de nieuwe banken ondergebracht die de bankactiviteiten in IJsland voortzetten. De oude banken werden onder het toezicht van hun respectieve ontbindingscomité geplaatst (13). Buitenlandse activa en passiva werden overwegend bij de oude banken gelaten, die vervolgens aan liquidatieprocedures werden onderworpen en uiteindelijk alle buitenlandse activiteiten beëindigden (14).

(30)

In de voorlopige openingsbalans van de drie nieuwe banken van 14 november 2008 werden de gecombineerde totale activa van de banken op 2 886 miljard ISK geraamd, waarbij de staat eigen vermogen ten belope van 385 miljard ISK zou verstrekken. Het totale bedrag aan obligaties die door de nieuwe banken ten gunste van de oude banken werden uitgegeven als betaling voor de overgedragen activa minus de passiva, werd op 1 153 miljard ISK geraamd. De financiële toezichthouder stelde Deloitte LLP aan om de waarde van de overgedragen activa en passiva te taxeren. In het kader daarvan kwam aan het licht dat uit die onafhankelijke beoordeling geen vaste waarde voor de netto overgedragen activa maar een variabele waarde binnen bepaalde grenzen zou voortvloeien. Daarnaast bleken de schuldeisers van de banken het niet eens te zijn met het waarderingsproces, dat volgens hen niet onpartijdig was, en klaagden ze dat zij hun belangen niet konden beschermen. Door deze onvoorziene moeilijkheden werd het beleid om de rekeningen tussen de oude en de nieuwe banken te vereffenen gewijzigd. Zo lieten de partijen de waarde niet langer door een onafhankelijke deskundige bepalen maar probeerden ze aan de hand van onderhandelingen zelf tot een overeenkomst over de waarde van de netto overgedragen activa te komen.

(31)

Het was al gauw duidelijk dat de partijen moeilijk tot een overeenkomst over de waardering zouden komen aangezien ze het wellicht oneens zouden zijn over de verschillende veronderstellingen waarop deze waardering gebaseerd was. De staat trachtte een overeenkomst over basisevaluaties te bereiken met het oog op een stevig fundament voor de aanvankelijke kapitalisatie van de nieuwe banken. Boven op de basisevaluatie zou er aan de schuldeisers een prijsontwikkeling van activa kunnen worden toegekend in de vorm van voorwaardelijke obligaties of stijgingen in de waarde van het aandelenkapitaal van de banken. Uit de onderhandelingen bleek immers dat de ontbindingscomités van Glitnir en Kaupthing, evenals een meerderheid van hun schuldeisers, geïnteresseerd zouden zijn in een deelneming in de nieuwe banken. Op die manier zouden ze voordeel kunnen halen uit mogelijke stijgingen in de waarde van de overgedragen activa.

(32)

Op 20 juli 2009 werd de volledige kapitalisatie van de drie nieuwe banken aangekondigd, evenals de principeovereenkomsten met de schuldeisers van de oude banken waarin werd vastgelegd hoe de vergoeding voor de overdracht van de nettoactiva naar de nieuwe banken zou worden betaald. Voor twee van de nieuwe banken, New Glitnir (het huidige Íslandsbanki) en New Kaupthing (het huidige Arion Bank), ging het daarbij om voorwaardelijke overeenkomsten die stelden dat de oude banken een meerderheidsparticipatie in de nieuwe banken moesten verwerven.

(33)

Op basis van de principeovereenkomsten besloten de ontbindingscomités van de oude banken in oktober 2009 (Glitnir) en december 2009 (Kaupthing Bank en Landsbanki Islands) om op aandelen in de nieuwe banken in te schrijven. Op 18 december 2009 kondigde de regering aan dat het herstel van de banken voltooid was, dat er overeenkomsten waren bereikt tussen de IJslandse autoriteiten en de nieuwe banken enerzijds en de ontbindingscomités van Glitnir Bank, Landsbanki Íslands en Kaupthing Bank namens hun schuldeisers anderzijds. In de overeenkomsten werd de overdracht van activa van de oude naar de nieuwe banken geregeld, en werd aangekondigd dat de nieuwe banken op dat ogenblik volledig gefinancierd waren.

(34)

De bijdrage van de nationale schatkist in het eigen vermogen van de nieuwe banken was aanzienlijk gedaald van de oorspronkelijk overwogen 385 miljard ISK tot 135 miljard ISK in de vorm van aandelenkapitaal. In het geval van twee van de drie banken, Íslandsbanki en Arion Bank, ging het om ongeveer 55 miljard ISK aan tier 2-kapitaal in de vorm van achtergestelde leningen of een totaal van 190 miljard ISK. Daarbovenop verschafte de nationale schatkist Íslandsbanki en Arion Bank bepaalde liquiditeitsfaciliteiten. Het aandelenkapitaal waarvan de oude banken de nieuwe voorzagen bedroeg in totaal ongeveer 156 miljard ISK. De totale kapitalisatie van de nieuwe banken bedroeg bijgevolg ongeveer 346 miljard ISK. Uit de overeenkomsten bleek aldus dat de overheid de volle eigendom van de drie banken niet zou behouden, maar haar deelnemingen zou zien afnemen tot ongeveer 5 % in het geval van Íslandsbanki, 13 % in het geval van Arion Bank en 81 % in het geval van Landsbankinn.

(35)

Hoewel deze overname van twee van de drie banken door de schuldeisers van de oude banken een oplossing bood voor enkele grote problemen in de heropbouw van de financiële sector en tegelijkertijd voor een stevigere kapitaalbasis voor de nieuwe banken zorgde, bleven er heel wat zwakke punten bestaan die aangepakt dienden te worden. Sinds het najaar van 2009 hebben de banken hun inspanningen grotendeels op interne problemen toegespitst door de globale strategie voor hun activiteiten te bepalen en in het bijzonder hun kredietportefeuilles te herstructureren, aangezien die laatste de grootste risicofactor voor hun activiteiten en langdurige levensvatbaarheid vormen. Het herstructureringsproces was erg complex door verschillende complicerende factoren, waaronder de uitspraak van het hooggerechtshof inzake de onwettelijkheid van kredieten die in ISK werden verstrekt maar in buitenlandse valuta werden geïndexeerd. Voor Landsbankinn worden deze kwesties hieronder verder besproken voor zover ze relevant zijn voor de herstructurering van de bank.

2.4.   Macro-economisch klimaat

(36)

De instorting van het bankwezen in oktober 2008 werd gevolgd door grote economische onrust. De moeilijkheden in het financiële stelsel van IJsland gingen gepaard met een vertrouwensbreuk in de munt. De króna daalde scherp in waarde in het eerste kwartaal van 2008 en nogmaals in het najaar, m.a.w. vóór en na het faillissement van de drie commerciële banken. Ondanks de in het najaar van 2008 opgelegde kapitaalcontroles werd 2009 grotendeels gekenmerkt door een hoge wisselkoersvolatiliteit (15). Deze onrust leidde tot een ernstige recessie in de IJslandse economie die een inkrimping van het bruto binnenlands product (bbp) met 6,8 % in 2009 en met 4 % in 2010 veroorzaakte.

(37)

De gevolgen van de economische crisis waren onder andere een plotse toename van de werkloosheid van 1,6 % in 2008 tot 8 % in 2009, een stijging van de inflatie en een daling van de reële lonen. Bovendien kenden de bedrijfs- en huishoudelijke schulden een sterke stijging, nam het aandeel noodlijdende kredieten in de kredietportefeuilles van de banken fors toe en steeg ook het aantal grootschalige overnames van bedrijven in financiële nood door de nieuwe banken. Tegelijkertijd veroorzaakten de hoge budgettaire kosten voor de herstructurering van het bankwezen een sterke toename van het begrotingstekort en de overheidsschuld.

(38)

Na de diepe recessie wijzen voorlopige gegevens van Statistics Iceland op een ommekeer in de tweede helft van 2011 en op een jaarlijkse groei van het bbp met 3,1 % ten opzichte van het voorgaande jaar.

(39)

De economische groei van vorig jaar was grotendeels te danken aan een toename van de binnenlandse vraag, met name een stijging van de consumptie van de huishoudens met 4 %. De groei werd ondersteund door de stijging van lonen en sociale voordelen, evenals door bepaalde beleidsinitiatieven om de betalingsverplichting voor de schuldenlast van huishoudens te verlichten, waaronder een tijdelijke rentesubsidie, de bevriezing van betalingen op leningen en de vroegtijdige uitbetaling van particulier pensioenspaargeld. Voorlopige gegevens voor 2011 duiden ook op een traag herstel van investeringen, die echter van een zeer laag niveau komen (16), terwijl de overheidsconsumptie de voorbije drie jaar op een laag niveau is gebleven.

(40)

Achter de algemene macro-economische gegevens gaan meer opvallende sectorale verschillen schuil. Boven op de instorting van de financiële sector heeft er zich in de bouwsector en in vele andere binnenlandse productie- en dienstverleningsactiviteiten een grote inkrimping voorgedaan. Bepaalde exportsectoren kenden daarentegen een groei. Door de lage wisselkoers van de króna en de relatief stabiele prijzen in vreemde valuta voor zowel mariene als aluminiumproducten stegen de inkomsten uit export na aanvang van de economische crisis, net als de inkomsten uit toerisme en de export van andere diensten. Tegelijkertijd viel de import sterk terug, waardoor de handelsbalans (17) in 2010 tijdelijk op een overschot van ongeveer 10 % van het bbp uitdraaide. Door de stijgende binnenlandse vraag is de import in 2011 echter weer toegenomen en bedraagt de totale handelsbalans nu 8,2 % van het bbp.

(41)

Statistics Iceland voorspelt dat het gestage economische herstel zich in 2012-2017 zal voortzetten met een groei van 2,6 % in 2012. Tijdens de hele voorspelde periode wordt een vergelijkbaar groeipercentage verwacht. Deze voorspelling wordt echter gekenmerkt door een aantal onzekerheden. Geplande grootschalige industriële investeringen kunnen verdere vertraging oplopen. De ruilvoet van IJsland zou te lijden hebben onder een langdurige recessie in de belangrijkste handelslanden, wat in IJsland een lager groeipercentage tot gevolg zou hebben. Een trager dan verwachte vooruitgang in de aanpak van de schuldenlast van huishoudens en bedrijven zou de binnenlandse vraag en economische groeivooruitzichten verder beteugelen. De groei zou ook bedreigd kunnen worden door een aanhoudende prijsinstabiliteit ten gevolge van de wisselkoersvolatiliteit na de opheffing van kapitaalcontroles.

2.5.   Financieel toezicht en verbeteringen in het regelgevingskader

(42)

Nadat de financiële toezichthouder in eerste instantie de nieuwe banken had opgericht en de waarde van de uit de oude banken overgedragen nettoactiva had beoordeeld, voerde de toezichthouder in de lente van 2009 een controle op de nieuwe banken uit, evenals op hun bedrijfsplannen, financiële vermogen en kapitaalvereisten in een zogenaamd „sign-off project”. Dit gebeurde met de hulp van het internationale organisatieadviesbureau Oliver Wyman.

(43)

Na bovenstaand proces te hebben beëindigd, verleende de financiële toezichthouder de banken een exploitatievergunning onder verschillende voorwaarden. Gezien de kwaliteit van de activaportefeuille en de verwachte economische onzekerheid werden voor de drie banken hogere kapitaalvereisten nodig geacht dan het wettelijke minimum. Daarom legde de financiële toezichthouder de minimale kapitaalratio voor de drie banken op 16 %, waarvan minimaal 12 % voor het tier 1-kapitaal. De vereisten gelden voor ten minste 3 jaar tenzij ze door de financiële toezichthouder worden herzien. Er werden ook liquiditeitsvoorwaarden vastgelegd. Zo moeten de beschikbare liquide middelen te allen tijde minstens 20 % van de deposito's bedragen. De geldmiddelen of kasequivalenten moeten minstens 5 % van de deposito's bedragen. Voorts werden er eisen gesteld in verband met onder andere de herstructurering van kredietportefeuilles, risicobeoordeling, corporate governance en eigenaarschap. De financiële toezichthouder voerde vergelijkbare kapitaalvereisten voor andere financiële ondernemingen in.

(44)

Het economische stabilisatieprogramma dat in samenspraak met het IMF werd vastgelegd, voorzag in een herziening van het hele regelgevingskader voor financiële diensten en van het toezicht om de bescherming tegen toekomstige financiële crises op te voeren. De regering verzocht de voormalige directeur-generaal van de Finse Toezichthouder financiële markten, de heer Kaarlo Jännäri, om een beoordeling van het bestaande regelgevingskader en de huidige toezichtspraktijken uit te voeren. Een van de door de heer Jännäri voorgestelde verbeteringen was de oprichting van een nationale kredietcentrale binnen de financiële toezichthouder om kredietrisico's in het systeem in te perken. In zijn rapport stelde hij ook voor strengere regels en een striktere toepassing op grote blootstellingen en verbonden leenovereenkomsten te bepalen, evenals meer onderzoeken ter plaatse uit te voeren om het toezicht op afstand en de rapporten inzake met name kredietrisico, liquiditeitsrisico en valutarisico te controleren. Er werd ook aangeraden om het depositogarantiestelsel te herzien en te verbeteren in lijn met de ontwikkelingen binnen de EU.

(45)

De regering diende bijgevolg een wetsvoorstel bij de Althingi in dat als wet nr. 75/2010 werd aangenomen en op 1 juli 2010 van kracht werd. Op grond van de nieuwe wet werden er uitvoerige wijzigingen aangebracht aan de wet inzake financiële ondernemingen. Later werden er nog verschillende andere wijzigingen doorgevoerd aan de wet inzake financiële ondernemingen en inzake de regeling van en het toezicht op financiële diensten. Deze wetswijzigingen worden in de bijlage uitvoerig behandeld.

2.6.   Voornaamste uitdagingen in de toekomst (18)

(46)

Ondanks de vele verwezenlijkingen in de heropbouw van de financiële sector blijft IJsland kampen met de gevolgen van de financiële en valutacrisis in het najaar van 2008. De financiële crisis bracht heel wat gebreken en onvolkomenheden in het financiële systeem aan de oppervlakte die moeten worden aangepakt om het vertrouwen van het publiek te herstellen. Het is duidelijk dat IJsland — zoals vele andere landen die zwaar door de financiële crisis getroffen zijn — voor heel wat uitdagingen staat als het de juridische en bedrijfsomgeving voor financiële diensten wil aanpassen om in de toekomst een levensvatbaar en efficiënt financieel stelsel te ondersteunen en het risico van verdere systeemschokken zo veel mogelijk in te perken.

(47)

De uitdagingen waarmee IJslandse financiële ondernemingen momenteel worden geconfronteerd, houden verband met het feit dat de banken nu in een beschermde omgeving met kapitaalcontroles en een algemene depositogarantie werken. De banken dienen zich stilaan op een meer blootgestelde omgeving voor te bereiden waar de kapitaalcontroles wegvallen en de depositogaranties terugkeren tot de in de desbetreffende EU-/EER-richtlijnen gemaakte afspraken (19). De IJslandse autoriteiten hebben al laten verstaan dat er zeer omzichtig te werk moet worden gegaan bij de invoering van nieuwe regels in dit opzicht.

(48)

Een andere grote uitdaging bestaat in de noodzaak om het juridische en regelgevende kader verder aan te passen om een solide en efficiënt financieel stelsel te ondersteunen dat tevens strookt met de ontwikkelingen in de EER- en internationale wetgeving (20).

2.7.   De concurrentie in de IJslandse financiële sector

(49)

Volgens recente informatie van de IJslandse autoriteiten (21) is de concurrentie op de financiële markt sinds de instorting van de banksector drastisch veranderd. Het aantal financiële ondernemingen is afgenomen aangezien verscheidene spaarbanken, commerciële banken en gespecialiseerde kredietbedrijven geliquideerd werden of met andere ondernemingen zijn gefuseerd (22). Het aantal financiële ondernemingen neemt bovendien nog altijd af gezien de recente fusies van Landsbanki en SpKef in maart 2011, van Íslandsbanki en Byr in december 2011 en de fusie van Landsbanki en Svarfdaelir Spaarbank die op 20 juni 2012 in het SpSv-besluit door de Autoriteit is goedgekeurd. Nu er minder financiële ondernemingen zijn en de grotere banken de deposito's van de opgeheven banken hebben overgenomen, is de concentratie op de binnenlandse markt toegenomen. De nieuwe banken zijn anderzijds veel minder aanwezig op de financiële markten in de EER dan hun voorgangers aangezien de internationale bankactiviteiten stopgezet zijn.

(50)

Bovendien is de binnenlandse markt aanzienlijk gekrompen omdat bepaalde submarkten verdwenen zijn of grotendeels beknot worden. De vrijwel volledige verdwijning van de effectenbeurs en de invoering van kapitaalcontroles hebben de activiteiten op de effectenbeurs en valutamarkt doen afnemen en hebben tot beperkte beleggingsmogelijkheden geleid. Nu het niveau van investeringen in de economie historisch laag staat en de huishoudens en bedrijven doorgaans een hoge schuldenlast hebben, is de vraag naar krediet klein. Sinds de instorting hebben de banken hun inspanningen toegespitst op interne problemen, de herstructurering van hun kredietportefeuilles en de herstructurering van sommige van hun belangrijkste bedrijfsklanten.

(51)

Vóór de financiële crisis waren de spaarbanken samen goed voor een marktaandeel van ongeveer 20 tot 25 % in deposito's. Nu is dit tot ongeveer 2 tot 4 % teruggelopen. De marktaandelen die verloren zijn door de van de markt verdwenen spaar- en commerciële banken zijn binnengehaald door de drie grote commerciële banken, Arion Bank, Íslandsbanki en Landsbankinn. Samen vertegenwoordigen de drie grote banken nu ongeveer 90 tot 95 % van de markt in plaats van 60 tot 75 % enkele jaren geleden; het marktaandeel van Landsbankinn is daarbij net het grootste. Naast de 10 regionale spaarbanken die momenteel goed zijn voor ongeveer 2 tot 4 % van de markt, is de enige andere marktspeler de geherstructureerde MP Bank (23) met een marktaandeel van ongeveer 1 tot 5 %.

(52)

De IJslandse financiële markt is bijgevolg duidelijk oligopolide en de drie grootste bedrijven zouden samen een dominante marktpositie kunnen verwerven. Volgens de IJslandse Mededingingsautoriteit („ICA”) zijn er grote struikelblokken voor toetreding tot de IJslandse bancaire markt. Dit heeft een nadelig effect op de concurrentie. Daarnaast ervaren consumenten ook bepaalde belemmeringen om van bank te wisselen. De IJslandse autoriteiten hebben bovendien erkend dat de wisselkoersrisico's in verband met de kleine en niet-verhandelbare munt van IJsland, de IJslandse kroon, de concurrentie verder hebben beknot en buitenlandse banken en bedrijven hebben belet om de IJslandse markt te betreden.

(53)

Recent richt de ICA zich specifiek op de IT-infrastructuur voor de activiteiten van de banken en hun onderlinge samenwerking in dit verband. Het gaat hierbij om de IT-dienstverlener, Reiknistofa bankanna (het datacentrum van de IJslandse banken; RB) die gezamenlijk door de financiële instellingen wordt beheerd. Deze kwestie is van belang voor de beoordeling van deze zaak en werd onder andere door de Autoriteit met de IJslandse autoriteiten en de banken besproken.

(54)

RB is in handen van de drie grootste IJslandse banken, twee spaarbanken, de IJslandse vereniging van spaarbanken en de drie grootste verwerkers van betaalkaarten in IJsland. Landsbankinn bezit 36,84 % van de aandelen in RB, Íslandsbanki heeft 29,48 % en Arion Bank 18,7 %. Samen bezitten de drie commerciële banken bijgevolg 85,02 % van de aandelen in RB. De klanten van RB zijn de eigenaren, de Centrale Bank van IJsland en andere financiële instellingen, evenals de overheid en openbare instanties. De banken werken in dit verband extensief samen aangezien RB het clearing- en afwikkelingssysteem in IJsland heeft ontwikkeld. Het verstrekt ook een aantal core-bankingoplossingen (multi-tenantoplossingen) die door de meeste IJslandse banken worden gebruikt. RB beheert voorts een e-facturatie- en e-betalingssysteem voor bedrijven en consumenten.

(55)

Volgens de ICA heeft de instorting in 2008 de kleinere banken en spaarbanken bijzonder kwetsbaar gemaakt. Voor de kleinere financiële ondernemingen waren de vereiste IT-diensten van cruciaal belang omdat ze door nieuwe marktdeelnemers als een van de struikelblokken voor toetreding tot de markt kunnen worden beschouwd. Het platform voor IT-diensten is bij de grotere financiële ondernemingen in grote mate door RB verzorgd, terwijl bij de spaarbanken en kleinere marktspelers Teris hiervoor verantwoordelijk is. Door de sluiting van vele kleinere financiële ondernemingen in de voorbije jaren heeft Teris een groot deel van zijn inkomen verloren en moest het in januari 2012 enkele IT-oplossingen aan RB verkopen. Volgens RB en Teris was deze transactie er onder meer op gericht een continue IT-dienstverlening aan kleinere financiële ondernemingen te verzekeren.

(56)

De ICA heeft twee zaken betreffende RB onderzocht. Ten eerste onderzocht ze of de gemeenschappelijke eigendom en de samenwerking van de banken en andere financiële ondernemingen in het RB-forum moet worden beschouwd als een inbreuk op het kartelverbod dat in artikel 10 van de IJslandse mededingingswet is bepaald. Ten tweede werd nagegaan of de verwerving van de belangrijkste activa van Teris door RB strookt met de bepalingen inzake fusies van dezelfde wet. In mei 2012 werden beide zaken echter afgesloten met een schikking tussen RB en de eigenaren enerzijds en de ICA anderzijds (24).

(57)

Afgezien van de bovenstaande kwesties die rechtstreeks met de IJslandse financiële markt verband houden, heeft de ICA in het bijzonder gewezen op de noodzaak om werkmaatschappijen (25) onverwijld te verkopen en te herstructureren. Heel wat werkmaatschappijen zijn door de banken (als schuldeisers van deze maatschappijen) overgenomen gezien hun overmatige schuldenlast na de economische krach in 2008. Volgens de ICA kan er een belangenconflict ontstaan wanneer banken financiële diensten aan bedrijven verlenen die ze zelf in handen hebben. De ICA is van mening dat het rechtstreekse en onrechtstreekse eigenaarschap (26) van de banken het meest wijdverspreide en gevaarlijkste mededingingsprobleem is in de nasleep van de financiële crisis omdat het gevolgen heeft voor bijna alle bedrijven en sectoren in IJsland. Volgens de ICA zou een snellere herstructurering van bedrijven de mededinging op de financiële markt verbeteren. Telkens wanneer de betrokkenheid van de banken bij de herstructurering van hun bedrijfsklanten onderworpen was aan de kennisgevingsvereisten in het kader van de nationale controle op de concentratie, heeft de ICA in dit opzicht vaak voorwaarden gesteld met betrekking tot het eigenaarschap van de banken. Een allesomvattende oplossing voor het probleem lijkt echter moeilijk omdat het hoofdzakelijk verband houdt met de grote schuldenlast van de IJslandse bedrijvensector.

(58)

In hun mededeling aan de Autoriteit hebben de drie commerciële banken, Arion Bank, Íslandsbanki en Landsbankinn, allemaal meegedeeld dat de mededingingsvoorwaarden op de IJslandse financiële markt volgens hen niet drastisch zijn veranderd sinds het najaar van 2008, zodat er geen reden tot bezorgdheid is. Er heerst een effectieve mededinging op de markt aangezien er geen bewijs is van heimelijk gedrag van de drie grootste spelers. Bij beoordeling van de mededingingsvoorwaarden op de markt heeft de ICA enkele belangrijke factoren over het hoofd gezien, zoals het feit dat buitenlandse banken al lang en nog steeds met IJslandse banken concurreren voor de verstrekking van bedrijfsleningen en andere financiële diensten aan de grootste klanten, zoals ondernemingen in op export gebaseerde activiteiten (visserij, energie-intensieve industrie enz.), evenals in overheids- en gemeenteactiviteiten.

(59)

Dit standpunt is echter in strijd met het standpunt in de mededeling van de IJslandse autoriteiten, zoals uiteengezet in het bovengenoemde rapport van de minister van Economische Zaken aan de Althingi, en met de standpunten van de ICA. Zoals verder zal worden toegelicht, heeft Landsbankinn ondanks enkele bedenkingen bij de analyse van de mededingingsvoorwaarden besloten om bepaalde verbintenissen aan te gaan die erop gericht zijn de mededingingsvervalsing in verband met de desbetreffende steunmaatregelen te beperken. Die verbintenissen worden in de bijlage vermeld.

3.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN

3.1.   De begunstigde

(60)

Zoals hierboven is beschreven, stortte Landsbanki in 2008 in, net als de twee andere grote IJslandse commerciële banken, Glitnir en Kaupthing. Teneinde de continuïteit van de binnenlandse banksector te verzekeren, namen de IJslandse autoriteiten een aantal maatregelen en om bepaalde activiteiten van (het vroegere) Landsbanki te herstellen, richtten ze New Landsbanki (het huidige Landsbankinn) op en kapitaliseerden ze de bank, zoals hieronder meer in detail is beschreven.

3.1.1.   Landsbanki

(61)

Vóór de financiële crisis in 2008 was Landsbanki de tweede grootste bank in IJsland. Aan het einde van het tweede kwartaal van 2008 bedroeg de balans van de bank 3 970 miljard ISK en tijdens de eerste helft van dat jaar maakte zij een winst vóór belastingheffing van 31 miljard ISK. Uit de gepubliceerde bedrijfsstrategie (27) van de bank blijkt dat het de bedoeling was om de bank van een lokale commerciële bank met uitsluitend kantoren in IJsland om te vormen tot „een uiterst rendabele bank met bankdiensten ten behoeve van ondernemingen en activiteiten op het gebied van investment banking die zich vanuit het oosten van IJsland over Europa en vanuit het westen over de Atlantische Oceaan uitstrekt”. In 2000 startte Landsbanki met haar activiteiten in het buitenland door een deelneming van 70 % in de Heritable Bank in Londen te verwerven. De jaren nadien groeide de bank aanzienlijk door enerzijds deelnemingen te verwerven en anderzijds buitenlandse kantoren op te richten. Vóór de instorting bezat de bank zeven grote dochterondernemingen in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Luxemburg, Frankrijk/Duitsland en IJsland zelf. De bank had ook kantoren in het Verenigd Koninkrijk (met op hun beurt vestigingen in Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten), Canada, Noorwegen en Finland, en een verkoopkantoor in Hongkong.

3.1.2.   Landsbankinn

(62)

De opvolger van Landsbanki, Landsbankinn, is een universele bank die complete financiële diensten verleent aan particulieren, huishoudens, ondernemingen en professionele beleggers in IJsland. Landsbankinn is de grootste bank van IJsland. Eind 2011 bedroegen de totale activa 1 135 miljard ISK en de bank telt 1 142 werknemers. Volgens het herstructureringsplan is Landsbankinn hoofdzakelijk actief in de volgende domeinen:

3.1.2.1.   Retail Banking (bankdiensten ten behoeve van particulieren)

(63)

De divisie Retail Banking verleent alle algemene diensten aan particulieren en kleine en middelgrote ondernemingen. Met 520 werknemers, waarvan er 410 vanuit de verschillende kantoren werken, is dit de grootste divisie van de bank. Volgens de informatie van de IJslandse autoriteiten heeft Landsbankinn een marktaandeel van [> 25] % in de retailsector.

3.1.2.2.   Corporate Banking (bankdiensten ten behoeve van ondernemingen)

(64)

Corporate Banking houdt zich bezig met grote bedrijven en gemeenten, evenals grote financieringsprojecten. Drie departementen binnen de divisie Corporate Banking zijn actief op het vlak van kredietverlening: Industry, Trade & Services (industrie, handel en dienstverlening), Fisheries & Seafood (visserij en zeevruchten) en Construction & General Credit Management (bouw en algemeen kredietbeheer). De divisie telt 40 werknemers. Volgens de informatie van de IJslandse autoriteiten heeft Landsbankinn een marktaandeel van [> 30] % in dit marktsegment.

3.1.2.3.   Markets, Treasury and Asset Management (markten, beheer van kasmiddelen en vermogensbeheer)

(65)

De divisie Treasury is verantwoordelijk voor de liquiditeit en financiering van de bank, beheert het marktrisico, en treedt op als marktmaker op de buitenlandse deviezenmarkt („FX”), de geldmarkt en voor beursgenoteerde effecten. De divisie Markets houdt zich bezig met de verkoop van vreemde valuta en met beursmakelaardij in obligaties, aandelen en afgeleide financiële instrumenten ten behoeve van professionele cliënten.

(66)

De divisie Asset Management bestaat uit drie onderafdelingen die zich respectievelijk bezighouden met vermogensbeheer voor derde partijen, bankdiensten ten behoeve van particulieren en financiële adviesdiensten.

3.2.   Vergelijking tussen de oude en de nieuwe bank

(67)

De IJslandse autoriteiten hebben een overzicht verstrekt van reeds doorgevoerde fundamentele veranderingen die de Autoriteit relevant acht met het oog op deze beoordeling.

(68)

Zoals hierboven al is aangehaald, betrof de bedrijfsstrategie van Landsbanki een internationale uitbreiding van de activiteiten en vanaf 2004 hield de bank zich voornamelijk bezig met de groei op de internationale beleggingsmarkt en de markt voor zakelijke dienstverlening waarbij in hoofdzaak diensten aan kleine tot middelgrote ondernemingen werden aangeboden. In 2005 werd in Londen een kantoor geopend dat zich in eerste instantie met hefboomfinanciering en kredietverlening op onderpand van activa bezighield. Later werden er nog kantoren in Canada, Finland en Noorwegen, en een verkoopkantoor in Hongkong geopend die zich aanvankelijk op kredietverlening op onderpand van activa en handelsfinanciering toelegden. Deze strategie (28) had tot doel de kredietportefeuille over de landen en sectoren heen te diversifiëren. Door deze strategie vertegenwoordigde de kredietverlening aan niet-IJslandse bedrijven een steeds groter wordend aandeel van de bankactiviteiten. Bijna de helft van de 2 644 mensen die in september 2008 bij Landsbanki en haar dochterondernemingen in dienst waren, was buiten IJsland gevestigd.

Grafiek 1

Verdeling van de activa per regio — Q1 en Q2 2008

Image

(69)

Wat de geografische verdeling van de activa betrft, bevond 54 % van de totale activa (ten belope van 3 970 miljard ISK voor Q1-Q2 2008) zich buiten IJsland (zie bovenstaande grafiek). Bovendien was 41 % van de inkomsten in de eerste helft van 2008 uit IJsland afkomstig, 34 % uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland, 6 % uit Luxemburg en 15 % uit andere regio's.

(70)

Uit onderstaande grafiek blijkt dat in de eerste helft van 2008 (de laatste beschikbare cijfers voor de bank) de winst vóór belastingheffing van Landsbanki van 31 miljard ISK hoofdzakelijk afkomstig was uit activiteiten op het gebied van investment banking en bankdiensten ten behoeve van ondernemingen. In de jaren na de privatisering van de bank (in 2002) was het aandeel van bankdiensten ten behoeve van particulieren in de winst vóór belastingheffing geleidelijk aan afgenomen.

Grafiek 2

Verdeling van de winst per bedrijfssegment — Q1 en Q2 2008

Image

(71)

De nieuwe bank, Landsbankinn, richt zich uitsluitend op activiteiten in IJsland. Dit is geen internationaal gerichte bank zoals haar voorganger en in tegenstelling tot Landsbanki, die haar groei op een diverse financieringsmix baseerde en sterk steunde op wereldwijd verkochte ongedekte obligaties, steunt Landsbankinn hoofdzakelijk op deposito's als financieringsbasis. Dit beperkt het groeipotentieel van Landsbankinn.

(72)

Bovendien kwam de uitsplitsing tussen buitenlandse en binnenlandse activa neer op een serieuze vermindering van de omvang van de balans van Landsbankinn in vergelijking met die van Landsbanki:

Tabel 1

Balans van Landsbanki (LBI) en Landsbankinn

Vergelijking balans LBI en Landsbankinn (miljoen ISK)

30.6.2008

9.10.2008

Vorderingen op cliënten

2 571 470

655 725

Vorderingen op financiële instellingen

337 003

5 291

(73)

Zoals hierboven aan de hand van de twee belangrijkste posten aan activazijde is aangetoond, bedroeg de openingsbalans van Landsbankinn slechts ongeveer 25 % van de balans van Landsbanki op 30.6.2008. Eind 2011 bedroegen de totale activa van Landsbankinn 1 135 miljard ISK.

(74)

Het personeelsbestand daalde met meer dan 55 % (van 2 644 tot 1 142).

3.3.   Nationale rechtsgrondslag voor de steunmaatregel

Wet nr. 125/2008 inzake de autoriteit voor betalingen uit de schatkist vanwege ongewone financiële marktomstandigheden enz., gewoonlijk de noodwet genoemd

(75)

De noodwet gaf de financiële toezichthouder de bevoegdheid om „in extreme omstandigheden” op te treden, de bevoegdheden van de aandeelhoudersvergadering en het bestuur van de financiële instellingen op zich te nemen, en te beslissen over de afstoting van activa en passiva. Aan de financiële toezichthouder werd verder de bevoegdheid toegekend om voor de overgenomen financiële ondernemingen ontbindingscomités te benoemen en te belasten met de bevoegdheden van de aandeelhoudersvergadering. De wet verleent bij de opheffing van de instellingen prioriteit aan vorderingen van depositohouders en aan depositogarantiestelsels. Zij kent aan het IJslandse ministerie van Financiën ook de bevoegdheid toe om nieuwe banken op te richten. De noodwet omvat wijzigingen aan de wet inzake financiële ondernemingen, nr. 161/2002, de wet inzake officieel toezicht op financiële activiteiten, nr. 87/1998, de wet inzake depositogarantie- en beleggerscompensatiestelsels, nr. 98/1999, en de wet betreffende huisvestingszaken, nr. 44/1998.

3.4.   De steunmaatregelen

(76)

De tussenkomst van de IJslandse autoriteiten na het faillissement van Landsbanki is hierboven beschreven en is in het inleidingsbesluit in groter detail uiteengezet. De essentie van de tussenkomst kan als volgt worden samengevat.

(77)

De financiële toezichthouder nam op 7 oktober 2008 de controle op Landsbanki over en de binnenlandse passiva en de (meeste) binnenlandse activa werden op 9 oktober 2008 naar New Landsbanki overgedragen. De oude bank en haar schuldeisers werden voor die overdracht vergoed en ontvingen het bedrag van het verschil tussen de activa en passiva. De berekening van dit verschil bleek echter moeilijk en tijdrovend, zodat de staat enig aanvangskapitaal verstrekte en zich ertoe verbond zo nodig extra kapitaal bij te dragen. Op 15 december 2009 werd er een overeenkomst bereikt tussen de staat en de schuldeisers van de oude bank waarbij de staat een belang van 81,33 % in de bank nam (door 121 225 miljard ISK te injecteren), terwijl de schuldeisers van Landsbanki 18,67 % van de nieuwe aandelen verwierven. De vergoeding van de schuldeisers voor de overgedragen activa hangt krachtens de overeenkomst tussen de staat en de schuldeisers hoofdzakelijk af van een voorwaardelijke obligatie die hieronder wordt beschreven. De Autoriteit beschouwt de datum waarop de overeenkomst werd bereikt — 15 december 2009 — als het begin van de 5-jarige herstructureringsperiode die bijgevolg tot 15 december 2014 loopt.

(78)

Het volgende deel is beperkt tot een beschrijving van die steunmaatregelen in de tussenkomst van de staat die voor evaluatie onder artikel 61 van de EER-overeenkomst in aanmerking komen.

3.4.1.   Tier 1-kapitaal

(79)

De staat verstrekte tweemaal tier 1-kapitaal; de eerste keer toen New Landsbanki in 2008 werd opgericht en daarna nogmaals toen de bank in 2009 volledig van kapitaal werd voorzien na een overeenkomst met de schuldeisers van de oude bank.

3.4.1.1.   Aanvangskapitaal

(80)

De staat verstrekte 775 miljoen ISK (29) (5 miljoen EUR) in contanten als aanvangskapitaal aan de nieuwe bank. Daarnaast deed de staat de toezegging om maximaal 200 miljard ISK aan de nieuwe bank bij te dragen in ruil voor het totale eigen vermogen van de bank. Dit cijfer werd berekend als 10 % van een eerste raming van het waarschijnlijke volume van de totale risicogewogen activa van de bank en werd formeel in de overheidsbegroting voor 2009 opgenomen als een toewijzing van overheidsmiddelen om buitengewone omstandigheden op de financiële markten aan te pakken. Deze toewijzing van kapitaal was bedoeld om de operabiliteit van de bank te garanderen totdat de problemen in verband met haar definitieve herkapitalisatie zouden zijn opgelost, waaronder de omvang van de openingsbalans op basis van een schatting van de aan de oude bank te betalen vergoeding voor de van deze bank overgedragen activa.

3.4.1.2.   De definitieve kapitalisatie van Landsbankinn

(81)

Op 20 juli 2009 kondigde de IJslandse regering aan de basis te hebben gelegd voor de kapitalisatie van Landsbankinn en een overeenkomst te hebben bereikt over de manier waarop de oude banken voor de overdracht van nettoactiva zouden worden vergoed. Ze kondigde ook aan dat de staat de nieuwe bank van kapitaal zou voorzien. Op 15 december 2009 werd een definitieve overeenkomst over de kapitalisatie bereikt (uiteindelijk voor een totaalbedrag van 150 miljard ISK, waarvan de staat 121,225 miljard ISK zou verstrekken), met onder andere een akkoord over de vergoeding van de schuldeisers voor de nettowaarde van de aan Landsbankinn overgedragen activa en passiva. Zoals hierboven is beschreven, bepaalden de kapitaalvereisten van de financiële toezichthouder dat Landsbankinn minstens 12 % tier 1-kernkapitaal (30) en een extra 4 % tier 2-kapitaal als ratio van risicogewogen activa moest aanhouden. Toen Landsbankinn op 20 januari 2010 formeel werd gekapitaliseerd, bedroeg de tier 1-kernkapitaalratio van de bank ongeveer 15 %. De financiële toezichthouder hief de vereiste van een (totaal van) 16 % tijdelijk op, op voorwaarde dat er een aanvaardbaar plan werd ingediend waaruit bleek hoe het volledige bedrag zou worden bereikt. In juni 2010 liet de bank weten dat haar tier 1-kernkapitaalratio meer dan 16 % bedroeg en op basis daarvan stelde de financiële toezichthouder Landsbankinn permanent vrij van de vereiste om tier 2-kapitaal aan te houden zolang de tier 1-kernkapitaalratio boven 16 % blijft.

(82)

Deze overeenkomst vloeide voort uit een langdurig en complex onderhandelingsproces dat uiteindelijk op 10 oktober 2009 uitmondde in een principeakkoord tussen de partijen en op 20 november 2009 in meer gedetailleerde beginselakkoorden over de schuldinstrumenten. Er volgde nog een aantal vergaderingen en besprekingen tussen de partijen waarin de uiteengezette voorwaarden werden gewijzigd en in documentatie vastgelegd. De daaruit volgende overeenkomst omvat de uitgifte van drie obligaties, respectievelijk luidend in euro, pond sterling en Amerikaanse dollar, voor een totaalbedrag van 260 miljard ISK en houdt daarnaast in dat Landsbanki (of eigenlijk de schuldeisers van de oude bank) een aanvankelijk (en mogelijk tijdelijk) aandeel van 18,67 % in de eigendom van Landsbankinn neemt (31).

(83)

Gezien de behoorlijke onzekerheid over de waarde van de overgedragen activa stemde Landsbankinn er daarenboven mee in om aan Landsbanki een voorwaardelijke obligatie uit te geven (in verhouding tot haar aandelenparticipatie), waarvan de hoofdsom pas op of na 31 maart 2013 zal worden bepaald. Zodra de hoofdsom van de voorwaardelijke obligatie is bepaald, kan de deelneming van Landsbanki geheel of gedeeltelijk aan de IJslandse regering worden afgestaan (32).

3.4.2.   Depositogarantie

(84)

Teneinde te voldoen aan Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (33) en aan Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (34) nam IJsland Wet nr. 98/1999 inzake depositogarantie- en beleggerscompensatiestelsels aan en richtte het land daarbij het zogenaamde Garantiefonds voor inleggers en beleggers („TIF”) op. Het fonds werd gefinancierd door jaarlijkse bijdragen van de banken, berekend op de totale deposito's van de betreffende bank.

(85)

Naast de reddingsmaatregelen voor de banken die de IJslandse regering in het najaar van 2008 trof, wilden de IJslandse autoriteiten naar eigen zeggen het grote publiek bij het uitbreken van de crisis verder bijstaan en geruststellen dat hun deposito's veilig waren. Bijgevolg voorzagen ze in een extra staatsinterventie ten aanzien van de deposito's in binnenlandse commerciële en spaarbanken die buiten de werkingssfeer van Wet nr. 98/1999 ter invoering van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels en van Richtlijn 97/9/EG inzake de beleggerscompensatiestelsels viel.

(86)

In een mededeling van het kabinet van de eerste minister van 6 oktober 2008 benadrukte de regering van IJsland dat deposito's in binnenlandse commerciële en spaarbanken en in hun kantoren in IJsland volledig gedekt zouden zijn (35). Deze mededeling is sindsdien in februari en december 2009 herhaald door het kabinet van de huidige eerste minister (36). Bovendien werd ernaar verwezen in een intentieverklaring die de IJslandse regering op 7 april 2010 aan het Internationaal Monetair Fonds stuurde (en die op de website van het ministerie van Economische Zaken en van het IMF werd gepubliceerd). De mededeling werd later nogmaals herhaald in een intentieverklaring van 13 september 2010. De verklaring (die door de IJslandse eerste minister, minister van Financiën, minister van Economische Zaken en directeur van de CBI was ondertekend) stelt: „Op dit ogenblik blijven we de depositohouders ten volle beschermen, maar zodra de financiële stabiliteit verzekerd is zullen we deze algemene garantie geleidelijk aan opheffen.” (37). Bovendien wordt in het deel over staatsgaranties van het voorstel voor de begrotingswet 2011 in een voetnoot verwezen naar de verklaring van de IJslandse regering dat de deposito's in IJslandse banken een staatsgarantie genieten (38).

(87)

Een recente verklaring van de huidige minister van Economische Zaken en voormalige minister van Financiën (2009-2011), Steingrímur Sigfússon, in een debat in het IJslands parlement over de kosten van de regering voor de overname van SpKef door Landsbankinn illustreert dit eens te meer. Volgens de minister moet er in deze zaak rekening worden gehouden met de regeringsmededeling uit het najaar van 2012 dat alle deposito's in spaarbanken en commerciële banken veilig en beschermd zouden zijn. „Sindsdien zijn onze werkzaamheden hierop (i.e. de verklaring) gebaseerd en het is jammer genoeg correct dat dit (i.e. betalingen verschuldigd aan SpKef) een van de grootste rekeningen zal zijn die ooit rechtstreeks door de staat betaald zijn als kosten voor het veiligstellen van de deposito's van alle inwoners van Suðurnes … en van alle cliënten van SpKef in Vestfirðir (Westfjorden) en het hele noordwestelijke gebied … Ik denk niet dat iemand ooit gedacht heeft dat depositohouders in deze gebieden anders zouden worden behandeld dan andere inwoners, zodat de staat hierin weinig keuze had” (39).

(88)

Volgens de IJslandse regering zal de extra depositogarantie worden opgeheven voordat de kapitaalcontroles volledig worden afgeschaft, wat de IJslandse autoriteiten momenteel voor eind 2013 hebben gepland.

3.4.3.   De redding en overdracht van activiteiten van Spkef naar Landsbankinn

(89)

In maart 2009 voldeed de kapitaalpositie van Keflavík Spaarbank niet langer aan het wettelijk vereiste minimum. Volgens de IJslandse autoriteiten was dit deels het gevolg van het domino-effect van de hierboven beschreven financiële onrust en ook van de bijzonder sterke impact van de economische crisis op de gebieden waar de bank actief was.

(90)

Deze bank verstrekte spaarrekeningen en leningen aan particulieren en kleine en middelgrote ondernemingen. Naast de traditionele financiële diensten zoals betaaldiensten, invorderingsdiensten, bankdiensten voor woningbouwverenigingen, bankdiensten voor vermogende cliënten, onlinediensten en geldautomaten, bood de bank ook vermogensbeheer en beursmakelaardij aan. De hoofdzetel van de bank was gevestigd in Keflavík en de bank had zestien kantoren in de regio Suðurnes, de Westfjorden, Hvammstangi en Ólafsvik. De bank had een marktaandeel van ongeveer 3 %, gemeten in totaal aantal deposito's in financiële instellingen in IJsland.

(91)

Nadat de kapitaalratio onder het vereiste minimum was gezakt, kende de financiële toezichthouder de bank herhaaldelijk uitstelperiodes toe om samen met de schuldeisers de financiën van de bank te reorganiseren en de kapitaalbasis op een minimum van 16 % te brengen. De uiterste termijn voor een verhoging van de kapitaalbasis van Keflavík Spaarbank verstreek op 21 april 2010. In een brief van 22 april 2010 liet Keflavík Spaarbank de financiële toezichthouder weten dat een deel van de schuldeisers van de spaarbank voorstellen voor een financiële reorganisatie hadden afgewezen en vroeg de spaarbank de financiële toezichthouder om, gezien de situatie van de bank op dat ogenblik, de bankactiviteiten over te nemen.

(92)

De volgende dag richtte de minister van Financiën een nieuwe financiële onderneming (Spkef) op die de activiteiten van Keflavík Spaarbank overeenkomstig een besluit van de financiële toezichthouder overnam. De deposito's, een deel van de andere passiva en de meeste activa van de spaarbank werden overgedragen aan de nieuwe onderneming die onmiddellijk van start ging.

(93)

Volgens de IJslandse autoriteiten was het aanvankelijk de bedoeling om de levensvatbaarheid van Spkef te herstellen door kapitaal te injecteren en de bank op zelfstandige basis levensvatbaar te maken. Na een verdere achteruitgang van de economische situatie in de gebieden waar Spkef actief was, raamden het management en de raad van bestuur van Spkef het financiële verschil tussen de respectieve deposito- en activawaarde in februari 2011 echter op 11,2 miljard ISK, wat inhield dat er 19,4 miljard ISK nodig was om aan de vereisten van de financiële toezichthouder inzake de kapitaalratio tegemoet te komen. Volgens de IJslandse autoriteiten viel deze raming veel slechter uit dan uit eerdere beoordelingen was gebleken en daarom werden er andere minder dure middelen overwogen om de situatie te verhelpen.

(94)

Op 5 maart 2011 werd er een overeenkomst bereikt tussen Landsbankinn en de IJslandse autoriteiten waarbij de activiteiten, activa en passiva van Spkef met die van Landsbankinn zouden worden samengevoegd. Dit was volgens de IJslandse autoriteiten de beste handelwijze om de financiële stabiliteit en het belang van de klanten, de schuldeisers en de IJslandse staat te vrijwaren, aangezien de kapitaalratio van Landsbankinn stilaan volstond om Spkef over te nemen zonder extra bijdrage van de staat. De IJslandse autoriteiten menen dat de negatieve vermogenspositie (ten opzichte van verplichtingen in deposito's) van Spkef vanwege de depositogarantie in ieder geval moest worden ondervangen. Bijgevolg omvatte de overnameovereenkomst tussen Landsbankinn en de IJslandse staat een verbintenis van de staat om de negatieve vermogenspositie van Spkef te ondervangen. Er werd hierin een speciaal mechanisme vastgelegd om dit verschil — en bijgevolg de reikwijdte van de verplichting van de staat — te bepalen. Daarenboven zou bij gebrek aan een wederzijds overeengekomen resultaat van de waarderingsoefening het geschil voor een geschillencommissie moeten worden gebracht.

(95)

Aangezien de partijen bij de overeenkomst het niet eens werden over het verschil tussen de overgedragen activa en passiva, werd de bovengenoemde geschillencommissie met deze taak belast. Deze commissie rondde haar werk op 8 juni 2012 af en besloot dat de vergoeding aan Landsbankinn naar aanleiding van de overname van de deposito's en activa van Spkef 19,2 miljard ISK zou bedragen (40). Volgens de IJslandse autoriteiten zal dit in de vorm van schatkistobligaties worden geregeld.

3.4.4.   De redding en overname van Sparisjodur Svarfdaela

(96)

De gebeurtenissen vóór april 2011 die de financiële moeilijkheden van Sparisjodur Svarfdaela en het optreden van de IJslandse staat verklaren, worden in de bovengenoemde besluiten ten aanzien van spaarbanken uiteengezet. De daaropvolgende overname door Landsbankinn werd door de Autoriteit in het bovengenoemde SpSv-besluit beschreven en goedgekeurd.

(97)

De IJslandse regering kende SpSv staatssteun toe door in april 2011 een achtergestelde lening te verstrekken en door vorderingen van de CBI ten aanzien van SpSv af te handelen. Deze vorderingen zijn omgezet in garantiekapitaal dat aan Icelandic State Financial Investments (ISFI, financiële investeringen van de IJslandse staat) is overgedragen. Deze reddingsmaatregelen werden beschouwd als tijdelijk verenigbaar met de EER-overeenkomst op basis van de besluiten ten aanzien van spaarbanken op voorwaarde dat er voor SpSv een herstructureringsplan werd ingediend. Aangezien Landsbankinn alle activa en activiteiten van SpSv, ten belope van ongeveer 0,311 % van de activa van Landsbankinn op dezelfde datum, heeft overgenomen, beschouwt de Autoriteit het herstructureringsplan van Landsbankinn als het herstructureringsplan voor de samengevoegde entiteit.

3.5.   Het herstructureringsplan

(98)

De IJslandse autoriteiten dienden op 31 maart 2011 een herstructureringsplan voor Landsbankinn in. Het plan werd gewijzigd, bijgewerkt en op 23 mei 2012 opnieuw door de IJslandse autoriteiten ingediend (hierna het „herstructureringsplan”).

(99)

Het herstructureringsplan behandelt belangrijke kwesties als levensvatbaarheid, lastenverdeling en inperking van mededingingsvervalsing. Volgens het herstructureringsplan zal Landsbankinn zich op haar kernactviteiten richten en de kredietportefeuilles van huishoudens en ondernemingen herstructureren.

(100)

Zoals hierboven is vermeld, loopt de herstructureringsperiode volgens de Autoriteit tot 15 december 2014.

3.5.1.   Beschrijving van het herstructureringsplan

(101)

De IJslandse autoriteiten en Landsbankinn zijn van mening dat de bank door de herstructurering opnieuw een solide, degelijk gefinancierde bank met gezonde kapitaalratio's zal worden, zodat deze haar rol als kredietverlener aan de reële economie kan handhaven. Op basis van de informatie in het herstructureringsplan en de schriftelijke antwoorden op vragen van de Autoriteit zal dit in het bijzonder worden verwezenlijkt door:

i)

de schuldhefboom in de balans af te bouwen door opheffing van de oude bank en oprichting van een nieuwe bank;

ii)

een sterke kapitaalpositie en gezonde balans tot stand te brengen en te handhaven;

iii)

een bevredigende rentabiliteit te verwerven;

iv)

een sterke liquiditeitspositie tot stand te brengen en te handhaven;

v)

de herstructurering van de kredietportefeuille voor zowel huishoudens als ondernemingen te voltooien;

vi)

de financieringsstrategie te verbeteren;

vii)

de kostenefficiëntie te verbeteren;

viii)

het risicobeheer te verbeteren.

(102)

Vooraleer we elk van de bovenstaande punten meer in detail beschrijven, wordt hieronder kort geschetst hoe de zwakheden die bijdroegen tot de ondergang van Landsbanki volgens de bank in het herstructureringsplan worden aangepakt. De bank stelt dat Landsbankinn wel degelijk een andere bank is hoewel ze op de binnenlandse activiteiten van Landsbanki is gegrondvest.

(103)

De IJslandse autoriteiten zijn van mening dat de zwakheden die Landsbanki vóór de instorting van het bankwezen kenmerkten, in detail worden besproken in het bovengenoemde rapport van de speciale onderzoekscommissie. Daarenboven benadrukt de bank dat in het bijzonder een slecht risicobeheer, overdreven risicobereidheid, de ongewoon nauwe band tussen de eigenaren en de grootste leners, een te sterke groei op te korte tijd, het gebrek aan ervaring op de internationale markten, soepele regels voor kredietverstrekking, het gebrek aan interne inspecties en controles, en een gebrekkige bedrijfscultuur en -strategie factoren waren die tot de instorting hebben geleid. De bank is ook van mening dat er sinds de oprichting van Landsbankinn in het najaar van 2008 belangrijke veranderingen in het bedrijfsmodel zijn aangebracht en dat de bovengenoemde factoren dienst deden als richtsnoer voor de uitvoering van de nieuwe strategie en governance van de bank.

(104)

Behalve een lange lijst van maatregelen om interne werkprocessen te reorganiseren en kaderpersoneel te vervangen, zijn de meest relevante veranderingen onder andere meer aandacht voor binnenlandse activiteiten, in het bijzonder bankdiensten ten behoeve van particulieren en het kantorennetwerk, sterk afgeslankte investeringsactiviteiten, klemtoon op herstructurering van de kredietportefeuille, een herzien risicobeheer, een groter belang van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en naleving van hoge ethische normen.

(105)

Terwijl Landsbankinn dus net als haar voorganger een ruime waaier aan financiële diensten op de IJslandse markt verleent, is het verschil tussen de bankdiensten van Landsbankinn van vóór en na de crisis eerder zichtbaar in de manier waarop de bank zaken doet (processen, procedures, documentatie, regels en regelgeving) dan in de diensten en producten die de bank in IJsland aanbiedt.

i)   De schuldhefboom in de balans afbouwen door opheffing van de oude bank en oprichting van een nieuwe bank

(106)

Zoals hierboven is vermeld, werden de meeste binnenlandse activa en passiva van Landsbanki in de loop van oktober 2008 aan Landsbankinn overgedragen. Als resultaat van dit proces bleven de meeste wholesaleschulden de eigendom van Landsbanki zodat Landsbankinn nooit dezelfde schuldhefboom als Landsbanki heeft gehad. Dit betekent overeenkomstig het herstructureringsplan ook dat de schuldhefboom in de balans al in oktober 2008 was afgebouwd.

ii)   Een sterke kapitaalpositie en een gezonde balans uitbouwen en handhaven

(107)

Als resultaat van de bovengenoemde kapitalisatiemaatregelen en de ontwikkelingen sinds de oprichting van de bank, in het bijzonder de herwaardering van activa (zie hieronder), heeft Landsbankinn een kapitaalratio die de kapitaalvereisten van de financiële toezichthouder ver overtreft. De kapitaalratio steeg van 13,0 % eind 2008 tot 15,0 % eind 2009, 19,5 % eind 2010 en 21,4 % eind 2011.

(108)

Het herstructureringsplan stelt dat deze ratio in de loop van de herstructureringsperiode naar verwachting verder zal toenemen en eind 2014 [> 20] % zal bereiken. Bijgevolg gaat Landsbankinn ervan uit tijdens de herstructureringsperiode en nadien ver boven de kapitaalvereisten van de financiële toezichthouder te zullen blijven. […].

(109)

Tijdens deze periode zal de balans allicht enigszins dalen, van ongeveer 1 135 miljard ISK tot […] miljard ISK. Aan de actiefzijde van de balans zullen het eigen vermogen en de eigenvermogensinstrumenten sterk aan belang inboeten, waarschijnlijk door de geplande verkoop van werkmaatschappijen. Evenzo zal het bedrag van kredieten aan financiële instellingen tot 2014 naar verwachting met ongeveer […] % afnemen. Anderzijds zullen de kredieten aan klanten volgens het herstructureringsplan met ruwweg […] % toenemen tot ongeveer […] miljard ISK.

(110)

Aan de passiefzijde zal het belang van deposito's toenemen (van momenteel ongeveer 444 miljard ISK tot […] miljard ISK), terwijl het aandeel gedekte obligaties en verplichtingen die aan financiële instellingen en de CBI verschuldigd zijn, zal afnemen.

iii)   Een bevredigende rentabiliteit verwerven

(111)

Zoals hieronder te zien is in tabel 2, is het rendement op eigen vermogen van Landsbankinn overeenkomstig het herstructureringsplan gezond sinds 2009.

Tabel 2

ROE in het verleden

(%)

 

2009

2010

2011

Rendement op eigen vermogen (ROE) (41)

9,5

15,9

8,8

Bovendien voorspelt het herstructureringsplan het volgende rendement op eigen vermogen voor de resterende herstructureringsperiode (tabel 3).

Tabel 3

Prognose van ROE

(%)

 

2012

2013

2014

Rendement op eigen vermogen (ROE)

[5-15]

[5-15]

[5-15]

(112)

Deze prognose is het resultaat van een meer gedetailleerde financiële planning die in het herstructureringsplan vervat zit:

de exploitatieontvangsten zullen van ongeveer 30 miljard ISK tot […] miljard ISK toenemen, terwijl de winst relatief stabiel zal blijven en rond […] miljard ISK per jaar zal bedragen;

de nettorentebaten zullen tussen […] en […] miljard ISK bedragen;

de baten uit honoraria en commissies zullen naar verwachting met ongeveer […] % toenemen, oftewel van ongeveer 4 miljard ISK tot […] miljard ISK;

de nettorentemarge zal naar verwachting van […] % in 2012 tot […] % in 2014 afnemen;

het aantal werknemers zal allicht met ongeveer […] inkrimpen, van 1 158 tot […] in 2016;

de exploitatiecoëfficiënt zal naar verwachting van 57,2 % in 2011 dalen tot […] % in 2014.

(113)

Volgens de IJslandse autoriteiten zijn de goede prestaties van Landsbankinn sinds haar oprichting tot op zekere hoogte te danken aan het feit dat activa in de door de bank van Landsbanki verworven kredietportefeuille sindsdien aanzienlijk opgewaardeerd zijn. Hoewel deze waarderingswinsten enigszins door de voorwaardelijke obligatie worden geneutraliseerd, is het „disagio” een belangrijk onderdeel van de inkomsten van de bank en zal dat ook blijven terwijl de kredietportefeuille wordt geherstructureerd.

(114)

Ter ondersteuning van dit standpunt hebben de IJslandse autoriteiten een berekening voorgelegd (tabel 4) waaruit blijkt wat de jaarlijkse resultaten geweest zouden zijn zonder het disagio en andere „onregelmatige posten”.

Tabel 4

Winst zonder onregelmatige posten

 

7.10.2008 - 31.12.2008

2009

2010

2011

Begroting

2012

Begroting

2013

Begroting

2014

Begroting

2015

Winst voor het jaar

– 6 936

14 332

27 231

16 957

[…]

[…]

[…]

[…]

Aanpassingen van rentabiliteit:

 

 

 

 

 

 

 

 

Herevaluatie van overgedragen activa

 

– 23 772

– 49 702

– 58 489

[…]

[…]

[…]

[…]

Wijzigingen van reële waarde van voorwaardelijke obligatie

 

10 241

16 269

34 316

 

 

 

 

Uitspraken inzake FX

 

0

18 158

40 726

 

 

 

 

Eigen vermogen en obligaties

 

– 7 983

– 7 318

– 18 017

 

 

 

 

Winst / verlies FX

 

3 000

– 14 623

759

 

 

 

 

Beëindigde bedrijfsactiviteiten

 

– 693

– 2 769

– 6 255

 

 

 

 

Financieringskosten van eigenvermogenposities

 

2 804

1 019

1 223

 

 

 

 

Aangepaste rentabiliteit

 

– 2 072

– 11 735

11 221

[…]

[…]

[…]

[…]

Aangepast ROE

 

– 1,4 %

– 6,9 %

5,8 %

[5-10]%

[5-10]%

[5-10]%

[5-10]%

(115)

Volgens deze gegevens zou de bank vanaf 2010 nog steeds winst hebben gemaakt en zou zij tijdens de resterende herstructureringsperiode zelfs zonder het disagio winst hebben gemaakt (42).

iv)   Een sterke liquiditeitspositie tot stand brengen en handhaven

(116)

Op het vlak van liquiditeit eist de financiële toezichthouder dat de geldmiddelen of kasequivalenten 5 % van de direct opvraagbare deposito's bedragen en dat de banken een plotse uitstroom van 20 % van deposito's kunnen opvangen. Daarnaast legt de Centrale Bank van IJsland kredietinstellingen liquiditeitsregels op (43) die bepalen dat de liquide activa en passiva van kredietinstellingen naar type en looptijd worden ingedeeld en op basis van het risico een gewicht toegekend krijgen. Kredietinstellingen moeten meer liquide activa hebben dan de passiva voor de komende drie maanden. De regels omvatten ook een zekere stresstest waarbij op verscheidene eigenvermogenposten een korting wordt toegepast. Daarbij wordt er wel van uitgegaan dat enerzijds alle schuldbewijzen na het verstrijken van de looptijd moeten worden betaald en dat anderzijds andere schuldbewijzen, zoals deposito's, gedeeltelijk op korte termijn of meteen moeten worden betaald. Volgens de IJslandse autoriteiten voldoet Landsbankinn aan de bovenstaande regels. Volgens het herstructureringsplan beschikt de bank immers over 42,5 % liquide activa tegenover de totale deposito's.

(117)

Bovendien heeft Landsbankinn volgens de IJslandse regering onlangs haar liquiditeitsbeleid gewijzigd om te kunnen controleren en verzekeren dat de vereisten van Basel III worden nageleefd. Momenteel bedraagt de liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR) […] %.

(118)

De impact van een stresssituatie, zoals een onmiddellijke opheffing van kapitaalcontroles, op de liquiditeitspositie van de bank wordt verderop beschreven.

v)   De herstructurering van de kredietportefeuille voor zowel huishoudens als ondernemingen voltooien

(119)

Vóór de financiële crises in 2008 namen zowel de particuliere als commerciële klanten van de bank een hoog schuldniveau aan. Toen de economie en, in het bijzonder, de vastgoedprijzen in de nasleep van de crisis kelderden, konden de klanten met een plots te hoge schuldenlast hun schulden niet langer afbetalen en zaten ze met een negatief eigen vermogen. De plotse achteruitgang van de kredietportefeuille van de bank vormde niet alleen een algemene bedreiging voor het economische welzijn van IJsland, maar ook een enorm risico voor de toekomstige levensvatbaarheid van de bank. Daarom is de herstructurering van de particuliere en commerciële kredietportefeuilles (schuldhefboom afbouwen), zoals weergegeven in het herstructureringsplan, voortaan een prioriteit voor Landsbankinn.

(120)

Volgens de IJslandse autoriteiten heeft Landsbankinn specifieke programma's voor schuldenverlichting ontwikkeld en heeft ze samen met de staat en andere banken aan algemene maatregelen voor schuldenverlichting gewerkt (bv. de hypotheekwijziging van 110 %) (44).

(121)

Tegen 30 maart 2012 was meer dan 75 % van de bedrijven met hoge schulden die verplichtingen van meer dan 100 miljoen ISK ten aanzien van de bank hadden, geherstructureerd; hetzelfde gold voor meer dan 75 % van de totale schuld. Het herstructureringsplan gaat ervan uit dat dit cijfer tegen eind 2012 tot 92 % zal zijn gestegen. Bovendien presteren reeds geherstructureerde leningen tot op zekere hoogte goed. Zo heeft slechts 2,6 % van de totale waarde van de leningen van al geherstructureerde bedrijven de aflossingstermijn met meer dan 30 dagen overschreden.

vi)   De financieringsstrategie verbeteren

(122)

Volgens de IJslandse autoriteiten is het financieringsprofiel van Landsbankinn voldoende gediversifieerd en is er op korte of middellange termijn waarschijnlijk geen behoefte aan herfinanciering. De huidige financiering is ongeveer als volgt samengesteld: 10 % deposito's van financiële instellingen, 40 % deposito's van klanten (waarvan 80 % direct opvraagbaar en 20 % termijndeposito's van maximaal 5 jaar), 30 % gedekte kredieten die tussen 2014 en 2018 vervallen en 20 % eigen vermogen.

(123)

Zoals hierboven is vermeld, vormen deposito's de belangrijkste financieringsbron van Landsbankinn. Volgens het herstructureringsplan zullen deposito's tijdens de herstructureringsperiode zelfs nog aan belang winnen. Tegelijkertijd wil Landsbankinn het aandeel termijndeposito's doen toenemen omdat deze langer worden vastgezet.

(124)

Gedekte kredieten zullen een belangrijke financieringsbron blijven. Zij vormen ook de meest voor de hand liggende herfinancieringsmogelijkheid wanneer de huidige gedekte kredieten vervallen, terwijl de uitgifte van ongedekte obligaties op korte of middellange termijn voor Landsbankinn geen aannemelijke financieringsoptie is. De bank wil langetermijnactiva zoals hypotheken in de toekomst met gedekte obligaties financieren en dit zou in de toekomst tot 5 % van de totale financiering van de bank kunnen uitmaken. Waarschijnlijk zal dit echter nog niet het geval zijn in de periode die het bij de Autoriteit ingediende herstructureringsplan bestrijkt.

vii)   De kostenefficiëntie verbeteren

(125)

Volgens het herstructureringsplan blijft Landsbankinn zich richten op efficiënte en gestroomlijnde activiteiten als tegenwicht tegen de toegenomen infrastructuurkosten naar aanleiding van striktere controles door de toezichthouder, de hogere belasting en de onkosten in verband met de herstructurering.

(126)

Het herstructureringsplan gaat ervan uit dat de algemene bedrijfskosten met […] % zullen afnemen (rekening houdend met de inflatie), hoofdzakelijk dankzij de mogelijkheid om Spkef en andere dochterondernemingen met de bank samen te voegen. Volgens Landsbankinn betekent dit een opportuniteit om op kosten te besparen, in het bijzonder door het personeel in te krimpen ([…] % voltijdse medewerkers over de volgende 3 jaar). Bovendien bevestigt de bank dat er een groot project is gelanceerd om de dienstverleningsketen van Landsbankinn te stroomlijnen. Tot slot heeft de bank zich ertoe verbonden om in de loop van de herstructureringsperiode […] kantoren te sluiten. Door deze maatregelen en een personeelsinkrimping zou de exploitatiecoëfficiënt van 57,2 % in 2011 tot […] % in 2014 moeten dalen.

viii)   Het risicobeheer verbeteren

(127)

Landsbankinn heeft de Autoriteit laten weten dat een verbetering van de risicobeheerpraktijken een van haar prioriteiten is. In dit opzicht heeft Landsbankinn een divisie Risicomanagement opgericht. Deze divisie is verantwoordelijk voor het hele traditionele risicobeheer, zoals het meten en beoordelen van het marktrisico, liquiditeitsrisico, operationeel risico en kredietrisico. Volgens Landsbankinn is het risicobeheer dankzij de nieuwe organisatiestructuur van de bank enorm verbeterd. De divisie telt 44 werknemers.

3.5.2.   Vermogen om in een basis- en stressscenario levensvatbaarheid te bereiken

(128)

In het herstructureringsplan hebben de IJslandse autoriteiten een basisscenario en drie stressscenario's voor Landsbankinn opgenomen om aan te tonen dat Landsbankinn duurzaam levensvatbaar kan zijn en bestand is tegen ongunstige macro-economische ontwikkelingen.

3.5.2.1.   Het basisscenario

(129)

Het hierboven beschreven herstructureringsplan vormt het basisscenario. Volgens de IJslandse autoriteiten zijn de onderliggende macro-economische indicatoren vergelijkbaar met die van de basisprognose van de CBI voor de komende jaren; ze worden hieronder in tabel 5 weergegeven:

Tabel 5

Macro-economische prognose, basisscenario

Image

3.5.2.2.   De stressscenario's

(130)

Het herstructureringsplan omvat drie stressscenario's — milde recessie, internationale economische depressie en devaluatie van de króna -, de gehanteerde methodologie om deze scenario's uit te werken, en de impact ervan op de kapitaalpositie van de bank. De scenario's zijn uitgewerkt tegen de achtergrond van onwaarschijnlijke maar mogelijke ernstige veranderingen in het economische klimaat waarin de bank actief is. Bijvoorbeeld, het scenario van de internationale economische depressie is gebaseerd op een mogelijk uiteenvallen van de eurozone en de daaruit volgende effecten op de Europese economie. De bijbehorende macro-economische variabelen voor dit scenario zouden de volgende zijn:

Tabel 6

Macro-economische indicatoren in het scenario van de internationale economische depressie

Image

(131)

In de door Landsbankinn ingediende stresstestoefening werden verschillende methoden gebruikt om deze drie scenario's om te zetten in een effectbeoordeling van de jaarrekening, kredietverliezen en het economisch kapitaal van de bank. Bij wijze van voorbeeld toont de onderstaande grafiek 3 het verband tussen het verlies bij wanbetaling (LGD, loss given default) en het bbp.

Grafiek 3

Verband bbp-LDG

[Grafiek over het verband tussen het verlies bij wanbetaling en het bbp

Waarden worden niet vermeld om redenen van geheimhouding]

(132)

De belangrijkste conclusie van de stresstests is dat de kapitalisatie van Landsbankinn in alle scenario's boven de interne en externe minimumvereisten inzake de kapitaalratio blijft en dat Landsbankinn volgens het herstructureringsplan […] % extra kapitaal heeft.

(133)

Daarnaast omvat het herstructureringsplan van Landsbankinn een bijna-stresstest van de liquiditeitsratio van de bank. In dit geval gaat de bank ervan uit dat alle deposito's bij financiële instellingen onmiddellijk zullen worden opgenomen na bijvoorbeeld de opheffing van de kapitaalcontroles. Volgens de aan de IJslandse autoriteiten verstrekte informatie zou de liquiditeitspositie van Landsbankinn zelfs in dit geval sterk blijven, met name omdat ze bijkomende activa relatief snel en zonder al te nadelige impact op de balans kan verkopen, zoals bijvoorbeeld de in ISK luidende hypothecaire kredieten (aan de hand van leningen bij de CBI). Onderstaande grafiek 4 illustreert dit scenario:

Grafiek 4

Liquiditeitspositie na opneming van alle institutionele deposito's en diverse opnemingen van klanten

[Grafiek over liquiditeitspositie van Landsbankinn

Waarden worden niet vermeld om redenen van geheimhouding]

(134)

Volgens deze berekening is de bank opgewassen tegen een extra opneming van […] % van de klantendeposito's zonder dat ze daarvoor activa moet beginnen te verkopen. Dit resultaat toont aan dat de bank in een goede positie verkeert om onverwachte liquiditeitsverstoringen op te vangen.

4.   REDENEN VOOR INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE, DE SPKEF-TRANSACTIE EN DE TIJDELIJK IN DE BESLUITEN TEN AANZIEN VAN SPAARBANKEN GOEDGEKEURDE MAATREGELEN

(135)

In het inleidingsbesluit luidde de voorlopige conclusie van de Autoriteit dat de maatregelen van de IJslandse staat om Landsbankinn van kapitaal te voorzien staatssteun inhouden in de zin van artikel 61 van de EER-overeenkomst. Bovendien kon ze niet uitsluiten dat er in de onbeperkte depositogarantie ook sprake was van staatssteun. Het inleidingsbesluit ging niet in op de steunmaatregelen met betrekking tot de verwerving van SpSv die de Autoriteit in de besluiten ten aanzien van spaarbanken tijdelijk goedkeurde. De Autoriteit zal in dit besluit een definitief standpunt innemen over deze maatregelen, die op de op handen zijnde evaluatie blijven wegen. Tot slot kwamen ook de maatregelen betreffende de overdracht van activiteiten van Spkef naar Landsbankinn niet aan bod in het inleidingsbesluit, zodat de Autoriteit ze hieronder zal beoordelen.

(136)

Daarnaast is de Autoriteit van oordeel dat er enkel op basis van een herstructureringsplan een definitief standpunt kon worden ingenomen over de verenigbaarheid van de in het inleidingsbesluit beoordeelde maatregelen. Dat plan was echter nog niet ingediend toen de Autoriteit op 15 december 2010 de formele onderzoeksprocedure inleidde. Het was met name door het ontbreken van een herstructureringsplan meer dan twee jaar na de oprichting van Landsbankinn en één jaar na de overeenkomst met de schuldeisers van Landsbanki dat de Autoriteit twijfels had over de verenigbaarheid van de steun.

4.1.   Opmerkingen van belanghebbenden

(137)

De Autoriteit ontving een verklaring van de schuldeisers van de oude bank waarin ze benadrukten dat ze als belanghebbenden willen worden beschouwd en waarin ze aangaven dat ze in een later stadium mogelijk nog opmerkingen zullen indienen.

4.2.   Opmerkingen van de IJslandse autoriteiten

(138)

De IJslandse autoriteiten aanvaarden dat maatregelen om NBI (nu Landsbankinn) op te richten staatssteun inhouden. Volgens de IJslandse autoriteiten zijn de maatregelen echter verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst op basis van artikel 61, lid 3, onder b), van die overeenkomst aangezien ze noodzakelijk, evenredig en passend zijn om een ernstige verstoring in de IJslandse economie op te heffen. Volgens de IJslandse autoriteiten zijn de getroffen maatregelen in alle opzichten in overeenstemming met de beginselen in de richtsnoeren van de Autoriteit betreffende staatssteun en ze menen ook dat de steun noodzakelijk is en beperkt is tot het minimaal noodzakelijke bedrag.

(139)

Bovendien benadrukken de IJslandse autoriteiten dat de voormalige aandeelhouders van Landsbanki al hun aandelen hebben verloren en daarvoor geen vergoeding van de staat ontvingen, en dat de steunmaatregel zodanig is opgezet dat een negatief overloopeffect op concurrenten tot een minimum wordt beperkt.

(140)

Wat de overdracht van activiteiten van Spkef naar Landsbankinn betreft, erkennen de IJslandse autoriteiten dat de verplichting van de staat om een tekort aan overgedragen activa (in vergelijking met het bedrag van overgedragen passiva) te compenseren, staatssteun inhoudt in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst, hoewel ze van mening zijn dat de aard van de overeenkomst uitsluit dat dit Landsbankinn een rechtstreeks financieel voordeel oplevert. Ze geven echter toe dat de maatregel de positie van Landsbankinn zou kunnen versterken naarmate het klantenbestand uitbreidt en kansen zou kunnen bieden om de activiteiten te stroomlijnen.

(141)

De IJslandse autoriteiten houden in elk geval vol dat de steun verenigbaar is met artikel 61, lid 3, onder b), van de Overeenkomst. Aangezien de bijdrage van de staat enkel het verschil tussen activa en passiva dekt, dat door een onafhankelijk comité is bepaald, menen ze dat de steun beperkt is tot het noodzakelijke minimum. Daarnaast zijn ze ook van oordeel dat de steun evenredig was, aangezien Landsbankinn destijds als enige bank de activiteiten van Spkef kon overnemen en aangezien alternatieven, zoals een gedwongen fusie door de financiële toezichthouder, meer verstorend en mogelijk duurder voor de staat zouden zijn geweest.

(142)

De IJslandse autoriteiten zijn van mening dat de depositogarantie geen staatssteun inhoudt.

4.3.   Verbintenissen van de IJslandse autoriteiten

(143)

De IJslandse autoriteiten hebben een aantal verbintenissen ingediend die nagenoeg allemaal verband houden met de mededingingsvervalsing die wordt veroorzaakt door de hier onderzochte steunmaatregelen. Deze verbintenissen zijn in de bijlage uiteengezet.

II.   BEOORDELING

1.   IS ER SPRAKE VAN STAATSSTEUN?

(144)

In artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst is het volgende bepaald:

„Behoudens de afwijkingen waarin deze overeenkomst voorziet, zijn steunmaatregelen van de lidstaten van de EG, de EVA-staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de werking van deze overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt.”.

(145)

De Autoriteit zal de volgende maatregelen (45) hieronder beoordelen:

het oprichtingskapitaal dat door de IJslandse staat aan de nieuwe bank is verstrekt;

de (aanvankelijke) volledige kapitalisatie van de nieuwe bank door de overheid; en het behoud van een meerderheidsdeelneming door de staat.

Naar de bovengenoemde maatregelen wordt hieronder collectief verwezen als „de kapitalisatiemaatregelen”. Daarnaast zal de Autoriteit het volgende beoordelen:

de vrijwaring door de IJslandse regering van binnenlandse deposito's in alle IJslandse banken en

de overdracht van activiteiten van Spkef naar Landsbankinn („de Spkef-transactie”).

(146)

De Autoriteit herinnert er ook aan dat de tijdelijk goedgekeurde reddingsmaatregelen voor SpSv, dat nu met Landsbankinn zal worden samengevoegd, staatssteun inhouden; de uiteindelijke verenigbaarheid van deze maatregelen hangt af van het herstructureringsplan voor de samengevoegde entiteit.

1.1.   Gebruik van staatsmiddelen

(147)

Zoals de Autoriteit voorlopig al in het inleidingsbesluit concludeerde, is het duidelijk dat de kapitalisatiemaatregelen aan de hand van staatsmiddelen uit de IJslandse schatkist zijn gefinancierd. In het geval van de Spkef-transactie nam de staat het risico op zich dat de activa van Spkef niet zouden volstaan om de overgedragen passiva (deposito's) van Spkef Spaarbank te dekken. In wezen garandeerde de staat op die manier dat hij het tekort zou opvangen, wat een (mogelijke) overdracht van staatsmiddelen inhield. Zoals hierboven is vermeld, besloot de geschillencommissie onlangs dat de staat Landsbankinn 19,2 miljard ISK moest betalen. Het is derhalve duidelijk dat bij deze maatregel staatsmiddelen worden overgedragen.

(148)

In het geval van de depositogarantie benadrukt de Autoriteit meteen al dat haar beoordeling beperkt is tot de hierboven beschreven extra depositogarantie, die in wezen bestaat uit de verklaringen van de IJslandse regering dat deposito's in binnenlandse commerciële en spaarbanken en in hun kantoren in IJsland volledig gedekt zullen zijn.

(149)

Deze beoordeling doet geen afbreuk aan het standpunt van de Autoriteit over de verenigbaarheid van wet nr. 98/1999 en het optreden van de IJslandse regering en het TIF tijdens de financiële crisis met de EER-wetgeving, in het bijzonder Richtlijn 94/19/EG. Over de tenuitvoerlegging van Richtlijnen 97/9/EG en 94/19/EG is de Autoriteit van mening dat voor zover dergelijke maatregelen staatssteun inhouden, het gebruik van staatsmiddelen om aan verplichtingen onder de EER-wetgeving te voldoen doorgaans geen problemen oplevert in de zin van artikel 61 van de EER-overeenkomst. Het onderhavige besluit laat deze maatregelen dan ook buiten beschouwing.

(150)

De Autoriteit stelde in het inleidingsbesluit dat ze verder zou onderzoeken of de hierboven beschreven verklaringen van de IJslandse regering voldoende precies, definitief, onvoorwaardelijk en juridisch bindend zijn om een toezegging van staatsmiddelen in te houden (46). Terwijl ze naging of aan deze criteria was voldaan, stelde de Autoriteit vast dat de verklaringen een onherroepelijke toezegging van overheidsmiddelen inhielden zoals blijkt uit het feit dat de IJslandse staat zijn uiterste best heeft gedaan om de deposanten te beschermen: zo veranderde de staat niet alleen de prioriteit van depositohouders in failliete boedels (wat niet tot het gebruik van staatsmiddelen zou leiden), maar maakte de regering ook duidelijk niet te zullen toelaten dat de deposanten verliezen zouden lijden. De algemene garantie van de regering voor alle deposito's in binnenlandse commerciële en spaarbanken onderscheidt zich bovendien van elk ander depositogarantiestelsel op basis van besluiten van de EER, aangezien de bescherming onbeperkt is qua bedrag en de banken die van de maatregel profiteren geen enkele financiële vergoeding geven.

(151)

De manier waarop de IJslandse regering haar eigen verklaring interpreteert, blijkt duidelijk uit de overheidsmaatregelen die sinds oktober 2008 in de financiële sector zijn toegepast en die werden verantwoord door de intentie deze verklaring te respecteren. Deze overheidsmaatregelen behelsden onder andere maatregelen om de deposito's van financiële ondernemingen te dekken, zoals de oprichting van de drie commerciële banken, de overdracht van SPRON-deposito's naar Arion Bank, de overdracht van Straumur-deposito's naar Íslandsbanki, de overname door de CBI van de deposito's van 5 spaarbanken van Sparisjódabanki Íslands, de overdracht van deposito's in Byr Spaarbank naar Byr hf, de overdracht van deposito's van Keflavík Spaarbank naar SpKef en de verantwoordelijkheid van de staat voor deposito's in SpKef na de fusie met Landsbankinn.

(152)

De IJslandse autoriteiten hebben immers in verscheidene staatssteunzaken die de Autoriteit momenteel onderzoekt en waarvan er enkele hierboven zijn vermeld, aangevoerd dat de respectievelijk gekozen maatregel steeds de financieel minst zware optie voor de IJslandse staat was om zijn belofte te kunnen nakomen dat de deposanten volledig zouden worden beschermd.

(153)

In het licht van het bovenstaande meent de Autoriteit dat er een juridisch bindende, precieze, onvoorwaardelijke en definitieve maatregel is ingevoerd. Op basis daarvan concludeert de Autoriteit bijgevolg dat de verklaringen van de IJslandse staat, volgens welke deposito's volledig gegarandeerd zijn, een toezegging van staatsmiddelen in de zin van artikel 61 van de EER-overeenkomst inhouden.

1.2.   Begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties

1.2.1.   Voordeel

(154)

In de eerste plaats moeten de steunmaatregelen aan de nieuwe bank voordelen toekennen die deze vrijstellen van belastingen die de bank anders met de eigen middelen moet betalen. In overeenstemming met de voorlopige conclusie uit het inleidingsbesluit blijft de Autoriteit bij haar standpunt dat elke kapitalisatiemaatregel aan Landsbankinn een voordeel toekent aangezien de bank zonder overheidsmaatregel niet over het verstrekte kapitaal had beschikt.

(155)

Om te bepalen of een investering in een onderneming, bijvoorbeeld door middel van een kapitaalinjectie, een voordeel inhoudt, past de Autoriteit het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie toe en gaat daarbij na of een particuliere investeerder van vergelijkbare omvang als het overheidsorgaan die in normale marktomstandigheden opereert een dergelijke investering zou hebben gedaan (47). Sinds het begin van de financiële crisis is de aanpak van zowel de Europese Commissie (in tal van zaken sinds de financiële crisis begon (48)) als de Autoriteit (49) dat herkapitalisaties van banken door de staat gelijkstaan met staatssteun, gezien de onrust en onzekerheid die de financiële markten sinds het najaar van 2008 hebben gekenmerkt. Deze algemene beschouwing geldt in het bijzonder voor de IJslandse financiële markten in 2008 en 2009, toen het hele systeem instortte. Bijgevolg is de Autoriteit van mening dat de kapitalisatiemaatregelen aan Landsbankinn een voordeel toekennen ondanks de eventuele overdracht van een minderheidsdeelneming naar de (grotendeels particuliere) schuldeisers. De betrokkenheid van de particuliere sector bij de kapitalisatie van Landsbankinn bestond volledig uit schuldeisers van de oude banken die daarmee uitsluitend hun verliezen trachtten te beperken (50). Gezien het hierboven beschreven mechanisme van de voorwaardelijke obligatie kan er bovendien van worden uitgegaan dat zij niet tegen dezelfde voorwaarden als de staat hebben geïnvesteerd.

(156)

In verband met de Spkef-transactie merkt de Autoriteit op dat deze erop gericht was Landsbankinn uitsluitend te vergoeden ten belope van het verschil tussen de overgedragen activa en passiva. Het mechanisme om dit verschil te bepalen, waarbij een onafhankelijke geschillencommissie optrad als scheidsrechter in laatste instantie, verzekerde bovendien een hoge mate van objectiviteit in dit proces. Desondanks is het volledige risico van de activa van Spkef minder waard dan de overgedragen deposito's en kwam de verplichting om mogelijke tekorten op te vangen de staat toe. Hieruit volgt dat Landsbankinn goodwill en extra marktaandelen kon verwerven zonder enig risico te nemen. De Autoriteit besluit dat dit een voordeel inhoudt.

(157)

Tot slot moet de Autoriteit ook beoordelen of de extra depositogarantie een voordeel toekent aan Landsbankinn en de IJslandse banken in het algemeen. In dit opzicht merkt de Autoriteit op dat toen de IJslandse autoriteiten voor het eerst verklaarden dat deposito's gegarandeerd zouden worden, het niet helemaal duidelijk was hoe die garantie in de praktijk zou werken, met name welk effect zulke maatregel zou hebben op een failliet gaande bank. Vandaag blijkt dat zo'n bank failliet zou mogen gaan, maar dat de IJslandse staat ervoor zou zorgen — door bijvoorbeeld deposito's naar een andere bank over te dragen en het tekort aan activa te compenseren — dat deposito's volledig zouden kunnen worden betaald en dat deposanten altijd over het volledige bedrag van hun deposito's zouden kunnen beschikken.

(158)

De Autoriteit beschouwt het van ondergeschikt belang op welke manier de staat aan die onbeperkte garantie op binnenlandse deposito's zou voldoen. Het enige wat telt is dat de staat de verplichting op zich heeft genomen om onbeperkt tussenbeide te komen wanneer een bank niet langer deposito's kan uitbetalen.

(159)

Volgens de Autoriteit heeft die onbeperkte garantie Landsbankinn bevoorrecht. Ten eerste omdat ze een waardevol concurrentievoordeel — een onbeperkte staatsgarantie en bijgevolg een belangrijk vangnet — inhoudt ten opzichte van andere beleggingsmogelijkheden en beleggingsondernemingen. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door een recent rapport van de minister van Economische Zaken waarin wordt gesteld: „IJslandse financiële ondernemingen werken momenteel in een beschermde omgeving met kapitaalcontroles en een algemene depositogarantie. In dergelijke omstandigheden zijn bankdeposito's praktisch de enige veilige optie voor IJslandse spaarders.” (51).

(160)

Ten tweede lijkt het duidelijk dat zich zonder de garantie gemakkelijker een stormloop op de deposito's van Landsbankinn zou hebben voorgedaan zoals bij haar voorganger gebeurd is (52). Daarom zou de bank waarschijnlijk hogere rentetarieven hebben moeten betalen (ter compensatie van het risico) om deposito's aan te trekken of gewoonweg hetzelfde volume aan deposito's te behouden. Dienovereenkomstig concludeert de Autoriteit dat de depositogarantie een voordeel voor de bank inhoudt.

1.2.2.   Selectiviteit

(161)

Daarnaast moet de staatssteun selectief zijn in die zin dat hij „bepaalde ondernemingen of bepaalde producties” begunstigt. De kapitalisatiemaatregelen en de Spkef-transactie zijn selectief want ze begunstigen enkel Landsbankinn.

(162)

Aangezien staatssteun zelfs selectief kan zijn in situaties waarbij een of meer sectoren van de economie wel en andere niet worden begunstigd, beschouwt de Autoriteit de staatsgarantie op deposito's die de hele IJslandse banksector begunstigt bovendien in haar geheel als selectief. Deze conclusie vloeit ook voort uit de bovenstaande beschouwingen dat banken bevoordeeld worden ten opzichte van andere ondernemingen die spaar- en beleggingsdiensten aanbieden.

1.3.   Vervalsing van de mededinging en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de partijen

(163)

De maatregelen versterken de positie van Landsbankinn ten opzichte van concurrenten (of mogelijke concurrenten) in IJsland en andere EER-staten. Landsbankinn is een onderneming die, zoals hierboven is beschreven, actief is op financiële markten die in de EER voor internationale concurrentie opengesteld zijn. Hoewel de IJslandse financiële markten momenteel, met name door de kapitaalcontroles, tamelijk geïsoleerd staan, komt grensoverschrijdende handel nog steeds voor of is dit nog steeds mogelijk. Bovendien zal de handel waarschijnlijk weer toenemen zodra de kapitaalcontroles zijn opgeheven. Alle aan beoordeling onderworpen maatregelen moeten bijgevolg worden beschouwd als een verstoring van de mededinging en een beïnvloeding van de handel tussen de partijen van de EER-overeenkomst (53).

1.4.   Conclusie

(164)

De Autoriteit komt derhalve tot de conclusie dat de maatregelen van de IJslandse staat om kapitaal te verschaffen aan de nieuwe bank, evenals de depositogarantie en de Spkef-transactie staatssteun inhouden in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst. De Autoriteit wijst erop dat ze tot dezelfde conclusie kwam in geval van de kapitalisatiemaatregelen die in de besluiten ten aanzien van spaarbanken aan SpSv werden toegekend.

2.   PROCEDURELE VEREISTEN

(165)

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol 3 van de Toezichtovereenkomst „wordt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte gebracht om haar opmerkingen te kunnen maken […]. De betrokken staat kan de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering brengen voordat de procedure tot een eindbeslissing heeft geleid”.

(166)

De IJslandse autoriteiten hebben de in het inleidingsbesluit vermelde steunmaatregelen niet vóór hun tenuitvoerlegging bij de Autoriteit aangemeld. Hetzelfde geldt voor de Spkef-transactie. De Autoriteit besluit bijgevolg dat de IJslandse autoriteiten niet hebben voldaan aan hun verplichtingen overeenkomstig artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol 3. De toekenning van die steunmaatregelen was dus onwettig.

3.   VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN

(167)

Vooraf wijst de Autoriteit erop dat hoewel Landsbankinn een nieuwe juridische entiteit is die in 2008 werd opgericht, ze op het vlak van binnenlandse activiteiten uiteraard de economische opvolger van Landsbanki is, in de zin dat er sprake is van economische continuïteit tussen de twee entiteiten. De IJslandse autoriteiten hebben bovendien verklaard dat de gelijkenissen tussen de naam van de oude en de nieuwe bank bedoeld zijn om Landsbankinn te laten profiteren van de goodwill die in IJsland nog steeds met de naam „Landsbanki” wordt geassocieerd. Aangezien Landsbankinn die economische activiteiten vanaf het najaar van 2008 niet zonder steun had kunnen voortzetten, beschouwt de Autoriteit de bank als een onderneming in moeilijkheden.

(168)

Bovendien zijn de onderzochte maatregelen zowel reddings- als herstructureringsmaatregelen. Zoals al in het inleidingsbesluit is vermeld, zou de Autoriteit de maatregelen waarschijnlijk tijdelijk als verenigbare reddingssteun hebben goedgekeurd indien deze vóór hun tenuitvoerlegging waren aangemeld. Nadien zou de Autoriteit dan op basis van een herstructureringsplan een definitief standpunt hebben ingenomen. Aangezien zij echter niet tijdig werden aangemeld, leidde de Autoriteit de formele onderzoeksprocedure in en verzocht zij de IJslandse autoriteiten een herstructureringsplan in te dienen. Zoals hierboven is aangegeven, hangt de uiteindelijke verenigbaarheid van deze maatregelen af van het feit of het herstructureringsplan beantwoordt aan de criteria van de toepasselijke richtsnoeren inzake staatssteun van de Autoriteit voor ondernemingen in moeilijkheden.

3.1.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de verenigbaarheid: artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst en de herstructureringsrichtsnoeren van de Autoriteit

(169)

Hoewel staatssteun aan ondernemingen in moeilijkheden zoals Landsbankinn doorgaans in het kader van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst wordt beoordeeld, is staatssteun krachtens artikel 61, lid 3, onder b), toegestaan om „een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat van de EG of van een EVA-staat op te heffen”. Zoals paragraaf 8 van de bancaire richtsnoeren (54) bepaalt, herbevestigt de Autoriteit dat, overeenkomstig de rechtspraak en de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie, artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst een restrictieve interpretatie vergt van wat als een ernstige verstoring in de economie van een EVA-staat kan worden beschouwd.

(170)

Zoals hierboven in detail is beschreven, hebben de IJslandse autoriteiten verklaard dat het financiële stelsel van IJsland in oktober 2008 in een systeemcrisis belandde die binnen een tijdspanne van enkele dagen tot de instorting van de grote banken en spaarbanken leidde. Het gecombineerde marktaandeel van de ingestorte financiële instellingen bedroeg in de meeste segmenten van de IJslandse financiële markt meer dan 90 %. De moeilijkheden gingen gepaard met een breuk in het vertrouwen in de nationale munt. De reële economie van IJsland leed zwaar onder de financiële crisis. Hoewel er sinds het begin van de crisis meer dan drie jaar zijn voorbijgegaan, is het financiële stelsel van IJsland nog steeds kwetsbaar. Ook al is de situatie sinds 2008 aanzienlijk verbeterd, toch is het duidelijk dat de maatregelen destijds bedoeld waren om een ernstige verstoring in de IJslandse economie op te heffen.

(171)

Bijgevolg wordt in dit geval artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst van toepassing geacht.

Toepassing van de herstructureringsmededeling

(172)

De richtsnoeren inzake staatssteun van de Autoriteit betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (55) („de herstructureringsrichtsnoeren”) bepalen de staatssteunregels die van toepassing zijn op de herstructurering van financiële instellingen in de huidige crisis. Volgens de herstructureringsrichtsnoeren dient de herstructurering van een financiële instelling, wil deze met artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst verenigbaar zijn, in het kader van de huidige financiële crisis:

i)

tot het herstel van de levensvatbaarheid van de bank te leiden;

ii)

een eigen bijdrage van de begunstigde onderneming te omvatten (lastenverdeling);

iii)

voldoende maatregelen ter beperking van de verstoring van de mededinging te bevatten.

(173)

De Autoriteit zal hieronder bijgevolg op basis van het voor Landsbankinn ingediende herstructureringsplan beoordelen of aan deze criteria is beantwoord en of de bovengenoemde steunmaatregelen verenigbare herstructureringssteun uitmaken.

3.2.   Herstel van de levensvatbaarheid

(174)

Het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van de begunstigde van herstructureringssteun is het belangrijkste doel van dergelijke steun. De beoordeling of de herstructureringssteun dit zal bereiken, is bijgevolg een belangrijk aspect om de verenigbaarheid ervan te bepalen.

(175)

Zoals hierboven is aangegeven, is het door de onrust in de IJslandse economie in de nasleep van het najaar van 2008, door de aanwezigheid van buitengewone maatregelen zoals de kapitaalcontroles, door de ontwikkeling van de regelgeving en macro-economische vooruitzichten die enigszins onzeker blijven, een grote uitdaging om een bank rendabel te laten werken en de levensvatbaarheid ervan te verzekeren. De Autoriteit benadrukt meteen dat deze beschouwing in de onderstaande beoordeling in aanmerking moet worden genomen.

(176)

Onderdeel 2 van de herstructureringsrichtsnoeren bepaalt dat de EER-staat een uitvoerig en gedetailleerd herstructureringsplan moet verstrekken dat alle informatie over het bedrijfsmodel bevat en dat de langdurige levensvatbaarheid van de bank herstelt. Paragraaf 10 van de herstructureringsrichtsnoeren vereist dat het herstructureringsplan de oorzaken voor de moeilijkheden van de bank en de eigen zwaktes van de bank vermeldt en toelicht hoe de voorgestelde herstructureringsmaatregelen de onderliggende problemen van de bank verhelpen.

(177)

Zoals hierboven is beschreven zijn de oorzaken voor de moeilijkheden van Landsbanki zowel in het herstructureringsplan als in het rapport van de speciale onderzoekscommissie uiteengezet. Enkele van de belangrijkste door de bank aangewezen oorzaken hiervoor zijn een slecht risicobeheer, overdreven risicobereidheid, de ongewoon nauwe band tussen eigenaren en de grootste leners, een te grote groei op te korte tijd, het gebrek aan ervaring op internationale markten, soepele regels voor kredietverstrekking, het gebrek aan interne inspecties en controles, en een gebrekkige bedrijfscultuur en -strategie. De bank was ook grotendeels afhankelijk van kortlopende wholesalefinanciering en moest daarom een groot aantal deposito's in het buitenland verwerven om haar activiteiten te kunnen financieren. Dit verergerde alleen maar de reeds bestaande onevenwichtigheden tussen valuta's.

Regelgevende maatregelen tot levensvatbaarheid

(178)

De Autoriteit is van mening dat het faillissement van Landsbanki, en de instorting van de IJslandse financiële sector, ook werd veroorzaakt door een aantal voor IJsland specifieke factoren die verband houden met de kleine omvang van het land en de tekortkomingen op het vlak van regelgeving en toezicht die door de speciale onderzoekscommissie zijn aangehaald. Bijgevolg hangt de langdurige levensvatbaarheid van Landsbankinn, net als die van elke andere IJslandse bank, ook af van het feit of die tekortkomingen op het vlak van regelgeving en toezicht zullen zijn verholpen.

(179)

In dit opzicht vindt de Autoriteit het een positief element dat de IJslandse autoriteiten wijzigingen in het toezicht- en regelgevingskader hebben aangebracht (zie bijlage).

(180)

Ten eerste zijn de bevoegdheden van de financiële toezichthouder uitgebreid, onder meer met nieuwe verantwoordelijkheden ten aanzien van grote eenmalige blootstellingen en de daarmee verbonden risico's. Op die manier wordt volgens de Autoriteit een van de factoren aangepakt die tot de financiële instorting hebben geleid.

(181)

Ten tweede zijn de tijdelijk hoge eisen inzake de kapitaalratio en een aantal bepalingen inzake zekerheidstelling, in het bijzonder het verbod op kredietverlening met eigen aandelen als onderpand, erop gericht te voorkomen dat IJslandse banken opnieuw op basis van een zwakke kapitaalpositie opereren. De Autoriteit meent dat deze maatregelen zullen bijdragen tot de schokbestendigheid van de IJslandse banken.

(182)

Ten derde is een aantal maatregelen ingevoerd met betrekking tot de bekwaamheid en bezoldiging van directeurs en bestuurders. Bovendien is de kredietverlening aan verbonden partijen (zoals eigenaren) aan striktere regels onderworpen en kan de financiële toezichthouder een bank voortaan verbieden om bepaalde activiteiten uit te oefenen. Daarnaast zijn de externe en interne boekhoudregels aangepast; zo is de duur waarin een externe boekhouder voor eenzelfde bank kan werken ingekort. De Autoriteit vindt het positief dat deze maatregelen erop gericht zijn een herhaling van de gebeurtenissen te voorkomen wat eigenaren en leidinggevenden van de bank betreft. Bovendien breiden de maatregelen ook de externe risicomonitoring uit, waardoor de bedreiging van de levensvatbaarheid van de banken wordt verminderd.

(183)

Ten vierde is, volgens de IJslandse autoriteiten, de reeds genoemde mogelijkheid voor de financiële toezichthouder om de activiteiten van een bank te beperken ook ingegeven door het op grote schaal aanvaarden van deposito's door de IJslandse commerciële banken vóór de crisis. Daarnaast lijken volgens de Autoriteit de nieuwe regels inzake liquiditeit en valuta-evenwicht (56) de mogelijkheid van de banken om onevenredig grote volumes aan vreemde valuta's aan te trekken enigszins te beperken, aangezien hierdoor de activiteiten van de bank nog kwetsbaarder en gevoeliger voor risico's op het vlak van valutatransacties en liquiditeit zouden worden. De Autoriteit is verheugd dat de IJslandse autoriteiten dit aspect van een gebrekkige regelgeving hebben aangepakt.

Herstructureringsplan van Landsbankinn

(184)

Voor het herstructureringsplan en de maatregelen op bankniveau is Landsbankinn in wezen teruggekeerd naar een traditioneler bankmodel dat zich vooral op haar belangrijkste sterke punt richt, namelijk binnenlandse bankdiensten ten aanzien van particulieren en ondernemingen, die voornamelijk door binnenlandse klantendeposito's zullen worden gefinancierd.

(185)

Zoals hierboven is aangehaald, heeft Landsbankinn sinds haar oprichting een beduidend lagere schuldhefboom dan haar voorganger. Aangezien de meeste wholesaleschulden tot de boedel van Landsbanki zijn blijven behoren, zal de bank volgens het herstructureringsplan geen beroep hoeven te doen op herfinanciering door de uitgifte van ongedekte obligaties op internationale markten, hetgeen in het huidige klimaat allicht een probleem zou zijn geweest.

(186)

Een van de belangrijkste redenen voor de ondergang van Landsbanki was immers dat de bank zich voor herfinanciering op wholesalemarkten en later op buitenlandse deposito's verliet. Anderzijds is de financiering van Landsbankinn tot dusver grotendeels op deposito's en eigen middelen gebaseerd (meer dan 70 %). Het herstructureringsplan voorziet bovendien in een lichte stijging van het belang van deposito's in de totale passiva. Uit het herstructureringsplan blijkt dat er in de loop van de herstructureringsperiode geen behoefte zal zijn aan een omvangrijke herfinanciering […], en de Autoriteit vindt het positief dat een succesvolle terugkeer op de internationale markten voor ongedekte schulden en de minder riskante uitgifte van gedekte obligaties geen deel uitmaken van de veronderstellingen waarop de financieringsprognose is gebaseerd.

(187)

Wat de bovengenoemde mogelijke succesvolle uitgifte van ongedekte obligaties betreft, meent de bank dat de momenteel beperkte aantrekkingskracht van dergelijke schulden op beleggers kan toenemen zodra de onbeperkte depositogarantie, en met name de aan deposito's gegeven prioriteit, wordt opgeheven, aangezien deze momenteel de aantrekkingskracht van andere schuldinstrumenten doet afnemen.

(188)

Op basis van de door de IJslandse autoriteiten gepresenteerde feiten oordeelt de Autoriteit dat de financieringssituatie van de bank tot het einde van de herstructureringsperiode gezond lijkt. Gezien de onzekerheid rond de depositogarantie en de kapitaalcontroles, en gezien de onzekere toekomstige ontwikkeling van de markten voor (overheids)obligaties kan de Autoriteit echter niet concluderen dat de financieringsstrategie van Landsbankinn op lange termijn de verwachte resultaten zal opleveren. De stabiliteit van de financieringsvooruitzichten, in het bijzonder de grote afhankelijkheid van deposito's en eigen vermogen tijdens de herstructureringsperiode, en het grote aandeel van dit soort schuld op de balans in aanmerking genomen, erkent de Autoriteit wel dat lichte wijzigingen in de financieringsstrategie de levensvatbaarheid van de bank niet in gevaar brengen.

(189)

Wat de actiefzijde van de balans betreft, bleven de meeste riskante internationale activa ook eigendom van Landsbanki. Bijgevolg is de balans met 75 % geslonken. Een belangrijke zwakte van het bedrijfsmodel van Landsbanki — het vertrouwen in riskante internationale activa, en in het bijzonder de grote afhankelijkheid van winst uit activiteiten op het gebied van investment banking (43 % van de winst vóór de crisis) zonder gepaste risicobeoordeling en met beperkte marktkennis — is op die manier verholpen. De Autoriteit stelt het op prijs dat de bank zich overeenkomstig het herstructureringsplan in de toekomst niet meer met gelijkaardige activiteiten zal inlaten, maar zich eerder op de traditionele kernactiviteiten zal richten.

(190)

Uiteraard is de bank sinds haar oprichting gegroeid, met name door de hierboven beschreven verwerving van Spkef en SpSv. Dit heeft volgens het herstructureringsplan echter geen grote impact op het bedrijfsmodel van Landsbankinn, aangezien SpKef en SpSv hoofdzakelijk over binnenlandse activa beschikten met vergelijkbare kenmerken als die in de portefeuille van Landsbankinn. De Autoriteit is in ieder geval van mening dat de geplande afstotingen (zie hieronder) ertoe zullen bijdragen dat Landsbankinn zich op haar kernactiviteiten kan toespitsen. De geplande sluiting van […] kantoren tijdens de herstructureringsperiode zal Landsbankinn in staat stellen een grotere efficiëntie te bereiken.

(191)

Een belangrijke uitdaging voor de bank blijft de herstructurering van de leningen die van Landsbanki werden overgedragen. In dit opzicht vindt de Autoriteit het positief dat dit herstructureringsproces voor de bank een prioriteit is, wat blijkt uit de vele algemene en klantspecifieke voorstellen die de bank intussen aan klanten met te hoge schulden heeft gedaan. De bank richtte ook een herstructureringsdivisie met voldoende personeel op. Hoewel het proces niet zo snel vordert als aanvankelijk gepland, is er toch al veel verwezenlijkt. Zo had tegen 30 maart 2012 75 % van de totale te herstructureren schuld een of andere vorm van schuldaanpassing ondergaan. Bovendien blijkt uit de cijfers van de IJslandse autoriteiten dat de grote meerderheid van die klanten na de herstructurering haar schulden kon aflossen.

(192)

Volgens de Autoriteit bewijst dit dat de herstructureringsmethoden van Landsbankinn solide zijn en dat de herstructurering van de kredietportefeuille wel degelijk een prioriteit is voor de bank. Op basis van de vooruitgang tot dusver lijkt het bovendien realistisch dat de bank tegen eind 2012 92 % van de herstructurering (uitgaande van het totale kredietvolume) zoals vooropgesteld zal voltooien.

(193)

De Autoriteit vindt het ook positief dat het herstructureringsplan enkel een toename met […] % van het aantal kredieten aan klanten in de herstructureringsperiode voorspelt. Dit lijkt haalbaar in het huidige economische klimaat. Zij is ook van mening dat het afgenomen belang van eigen vermogen en eigenvermogensinstrumenten, en in het bijzonder de geplande verkoop van […] (zie bijlage), het risico van de activaportefeuille van Landsbankinn verder zal verkleinen.

(194)

Tenzij er zich in de macro-economische omgeving in IJsland of elders onverwachte ontwikkelingen zouden voordoen, lijkt dit erop te wijzen dat Landsbankinn uiterlijk op het einde van de herstructureringsperiode over een relatief gezonde balans en goed presterende kredietportefeuilles zal beschikken.

(195)

Zoals hierboven is aangehaald, was de zwakke kapitalisatie van Landsbanki een van de factoren die tot haar ondergang hebben geleid. Het herstructureringsplan van Landsbankinn voorspelt dat de bank tijdens de herstructureringsperiode ver boven de minimale kapitaalratio van 16 % zal blijven. Deze ratio ligt ook ver boven de toekomstige Basel III-minimumvereiste van 10,5 %. Zelfs in de voldoende zware stresstests die Landsbankinn uitvoerde en die in de lijn liggen van de door de herstructureringsrichtsnoeren vereiste „samenloop van stress-events en een aanhoudende wereldwijde recessie” (zie paragraaf 13), zou de kapitaalratio niet onder deze hoge referentiewaarde zakken. De Autoriteit vindt het verstandig en geruststellend dat Landsbankinn zelfs in de stresssituatie met de grootste impact op de kapitaalbasis van de bank — in wezen een uiteenvallen van de eurozone — over […] % extra kapitaal zou beschikken, waardoor de bank in een bedrijfsomgeving zoals hierboven is beschreven een voldoende grote buffer heeft om onverwachte tegenslagen te verwerken.

(196)

Bovendien zal de kapitaalratio van Landsbankinn tijdens de herstructureringsperiode geleidelijk blijven toenemen. Op basis daarvan oordeelt de Autoriteit dat de kapitalisatie van Landsbankinn de bank voldoende schokbestendig maakt.

(197)

Over de liquiditeitspositie van de bank merkt de Autoriteit op dat zij momenteel voldoende gezond lijkt en dat er geen aanwijzingen zijn dat de situatie tijdens de herstructureringsperiode aanzienlijk zal verergeren. De Autoriteit vindt het positief dat de bank al begonnen is om haar liquiditeitspositie zo aan te passen dat zij aan de toekomstige Basel III-vereiste voldoet. Zij meent dat de huidige LCR van […] % van de bank een geruststellend teken is, in het bijzonder in vergelijking met het gemiddelde van 83 % dat bepaald is in een studie bij meer dan 200 banken door de Bank for International Settlements (57). Bovendien oordeelt de Autoriteit op basis van de stresstests op de liquiditeitsratio van de bank dat de liquiditeitssituatie van Landsbankinn gezond is.

(198)

De Autoriteit is ook tevreden met de veranderingen aan de corporate governance van Landsbankinn en met de vervanging van kaderpersoneel. In dezelfde geest wordt, zoals hierboven beschreven, een grotere rol toebedeeld aan het risicobeheer zodat volgens de Autoriteit een zwakte in het bedrijfsmodel van Landsbankinn wordt weggewerkt en er wordt bijgedragen tot een meer objectieve en professionele risicobeoordeling bij de activiteiten van de bank.

(199)

De herstructureringsrichtsnoeren bepalen bovendien dat het herstructureringsplan moet aantonen hoe de bank haar levensvatbaarheid op lange termijn zo snel mogelijk zonder staatssteun zal herstellen. Zo moet de bank in het bijzonder een redelijk rendement op eigen vermogen kunnen genereren, terwijl zij tegelijkertijd alle normale bedrijfskosten dekt en aan de relevante regelgevingsvereisten voldoet. In het bijzonder wijst punt 13 van de herstructureringsrichtsnoeren erop dat langdurige levensvatbaarheid wordt bereikt wanneer een bank, rekening houdend met haar risicoprofiel, in staat is alle kosten met inbegrip van afschrijvingen en financiële lasten zelf te dekken en een geschikt rendement op eigen vermogen te verwezenlijken.

(200)

Op dit punt gekomen herinnert de Autoriteit eraan dat het economische klimaat waarin Landsbankinn actief is elke bank voor uitdagingen zou stellen. Bovendien meent de Autoriteit dat elke bank in IJsland op dit ogenblik een moeilijk evenwicht moet vinden tussen het verwezenlijken van een grotere rentabiliteit en het handhaven van een veilige (m.a.w. hoge) kapitaalbalans. In dit licht is de Autoriteit tevreden met de in het herstructureringsplan verwachte rentabiliteit die, ondanks de hoge kapitaalratio, gedurende de hele herstructureringsperiode zal volstaan. Tussen 2009 en 2014 varieert het rendement op eigen vermogen tussen [> 5] % en [> 15] %.

(201)

Zoals hierboven beschreven, is deze schommeling echter ook te wijten aan abnormale situaties en gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de waarderingswinsten uit de van Landsbanki overgedragen activa. Eenmalige gebeurtenissen zoals de onverwacht succesvolle verkoop van dochterondernemingen enerzijds en de waardeverminderingen ten gevolge van de recente uitspraak van het hooggerechtshof inzake FX-kredieten anderzijds kunnen hierop ook een impact hebben. De door de IJslandse autoriteiten ingediende berekening waarbij de winst-en-verliesrekening van deze onregelmatige posten gezuiverd is, toont aan dat de bank sinds 2011 een relatief stabiele winst heeft geboekt en zal blijven boeken. Het hierboven vermelde rapport van Icelandic State Financial Investments (ISFI) lijkt deze conclusie te ondersteunen. Het is niet duidelijk of deze berekeningen uitsluitend de „kernrentabiliteit” van de bank weergeven. De Autoriteit merkt echter op dat het disagio in de loop van de herstructureringsperiode snel aan belang inboet en de bank verwacht om overeenkomstig het herstructureringsplan tussen 2012 en 2014 jaarlijks een kernwinst tussen ongeveer […] en […] miljard ISK te kunnen rapporteren.

(202)

Enkele van de meest relevante en meer gedetailleerde aspecten van de financiële planning werden hierboven vermeld. De Autoriteit is van mening dat deze veronderstellingen, gezien de uitdagende bedrijfsomgeving, over het algemeen voldoende omzichtig gekozen zijn. Volgens de Autoriteit zou de rentemarge zelfs na de verwachte daling tot […] % internationaal vergeleken nog vrij hoog zijn (58). De IJslandse autoriteiten stellen dat de marge de voorbije decennia altijd op ongeveer dit niveau of zelfs hoger heeft gelegen. Dit is onder andere het gevolg van het kenmerkende hoge renteniveau in IJsland, het kleinere aandeel hypotheken in de kredietportefeuille en de geringere omvang van de banken. De Autoriteit vindt deze uitleg aanvaardbaar en oordeelt bijgevolg dat dit aspect van de financiële planning voldoende aannemelijk is.

(203)

Een andere belangrijke stuwende kracht voor de toekomstige rentabiliteit zijn hogere baten uit honoraria en provisies die naar schatting met ongeveer […] % zullen toenemen. Een dergelijke toename zou vervolgens in 2014 een winst van meer dan […] miljard ISK opleveren. De IJslandse autoriteiten menen dat deze ramingen aannemelijk zijn aangezien activiteiten zoals transacties op de effectenbeurs en de handel in vreemde valuta na de instorting van de banksector en de invoering van de kapitaalcontroles nagenoeg tot stilstand zijn gekomen.

(204)

Zoals hierboven al is beschreven, heeft de bank een aantal initiatieven genomen om de efficiëntie te vergroten en de kosten te verlagen, onder andere de hierboven beschreven geplande personeelsinkrimping, de vastgelegde sluiting van […] kantoren en een algemene stroomlijning van de activiteiten. Deze maatregelen zouden de exploitatiecoëfficiënt in 2014 doorgaans moeten verlagen van 57,2 % tot […] %. De Autoriteit is blij met deze inspanningen aangezien de huidige coëfficiënt internationaal vergeleken vrij hoog is. Volgens de Autoriteit is het ook aannemelijk dat dit doel wordt bereikt.

(205)

Daarnaast is het duidelijk dat het herstructureringsplan op een groot aantal andere veronderstellingen is gebaseerd. De Autoriteit heeft getracht die hypothesen nauwkeurig te bekijken die het meest relevant lijken te zijn voor en de grootste invloed lijken te hebben op de toekomstige levensvatbaarheid van Landsbankinn. De macro-economische veronderstellingen lijken in de lijn te liggen van de prognoses van de CBI. Over het algemeen lijken de veronderstellingen waarop het herstructureringsplan is gebaseerd voldoende omzichtig gekozen om tot de conclusie te komen dat de herstructureringsmaatregelen van de bank volstaan om de levensvatbaarheid op lange termijn te verzekeren, tenzij er zich onverwachte ongunstige gebeurtenissen van onvoorziene omvang en met onvoorziene gevolgen voordoen.

(206)

Rekening houdend met bovengenoemde elementen is de Autoriteit van mening dat het herstructureringsplan het herstel van de langdurige levensvatbaarheid van de bank bewijst. De Autoriteit besluit bijgevolg dat aan de bepalingen in onderdeel 2 van de herstructureringsrichtsnoeren wordt voldaan.

3.3.   Eigen bijdrage/lastenverdeling

(207)

Paragraaf 22 van de herstructureringsrichtsnoeren luidt als volgt: „Om de mededingingsvervalsing te beperken en moreel risico te vermijden, dient de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt te blijven en dient de begunstigde van de steun een passende eigen bijdrage te leveren aan de kosten van de herstructurering. De onderneming en haar aandeelhouders dienen zo veel mogelijk uit eigen middelen aan de herstructurering bij te dragen. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de geredde banken voldoende verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen van hun optreden in het verleden, en om passende prikkels te creëren voor hun optreden in de toekomst”.

(208)

De Autoriteit wijst in dit opzicht nogmaals op een beslissend aspect van onderhavige zaak. Toen Landsbankinn op basis van de binnenlandse activiteiten van Landsbanki werd opgericht, werden de investeringen van de aandeelhouders in Landsbanki volledig geneutraliseerd waardoor zij bijgevolg maximaal aan de herstructurering van Landsbankinn hebben bijgedragen. Bovendien leden de schuldeisers van Landsbanki grote verliezen (59) of moesten zij ten minste het risico nemen dat hun investering afhing van de prestaties van de aan Landsbankinn (via de voorwaardelijke obligatie) overgedragen activa. Wat de eigenaren en schuldeisers van Landsbanki betreft, is het criterium van lastenverdeling nagekomen en de kwestie van moreel risico naar behoren aangepakt.

(209)

Daarnaast moet de Autoriteit nagaan of de staatssteun die Landsbankinn ontving tot het noodzakelijke minimum was beperkt.

(210)

Op het vlak van de kapitalisatiemaatregelen lag de aanvankelijke kapitalisatie van Landsbankinn bij haar oprichting onder de kapitaalvereisten van de financiële toezichthouder (13 % in plaats van 16 %). Nadat er in 2009 een overeenkomst met Landsbanki was bereikt, bereikte de kapitaalratio 15 %, oftewel 1 procentpunt minder dan de door de financiële toezichthouder vooropgestelde minimumratio; de financiële toezichthouder verleende daarop een tijdelijke vrijstelling. In dit opzicht merkt de Autoriteit op dat de (toekomstige) kapitaalratio hoofdzakelijk afhing van een correct uitgevoerde waardering van de activa die van Landsbanki naar Landsbankinn waren overgedragen. Het feit dat de kapitaalratio van Landsbankinn vervolgens sterk genoeg groeide om de activiteiten van Spkef, en later van SpSv, over te nemen, kan worden verklaard door de opwaardering van de boekwaarde van de overgedragen activa. Dat de kapitaalratio later zo gunstig evolueerde, is volgens de Autoriteit geen reden om aan te nemen dat Landsbankinn van meet af aan door de staat werd overgekapitaliseerd.

(211)

Paragraaf 26 van de herstructureringsrichtsnoeren bepaalt dat banken die herstructureringssteun ontvangen „voor het kapitaal een vergoeding — ook in de vorm van dividenden en coupons op uitstaande, achtergestelde schulden — [moeten] kunnen betalen uit de door hun activiteiten gegenereerde winst”.

(212)

De Autoriteit verduidelijkte haar richtsnoeren inzake staatssteun met betrekking tot de kapitaalinjecties die in 2012 via aandelen werden gedaan. Paragrafen 7 en 8 van de richtsnoeren inzake de financiële crisis 2012 luiden als volgt: „Gezien de wijzigingen op regelgevingsgebied en de veranderende marktomstandigheden verwacht de [Autoriteit] dat in de toekomst kapitaalinjecties door de staat wellicht steeds vaker verlopen via aandelen met een variabele vergoeding. Duidelijkheid over de regels inzake de vergoeding voor kapitaalinjecties is gewenst, omdat het, doordat voor dit soort aandelen de vergoeding geschiedt in de vorm van (onzekere) dividenden en kapitaalwinsten, moeilijk is om voor dit soort instrumenten de vergoeding vooraf rechtstreeks te beoordelen. De [Autoriteit] zal daarom de vergoedingen voor dit soort kapitaalinjecties beoordelen op basis van de uitgifteprijs van de aandelen. Op kapitaalinjecties dient te worden ingeschreven met een voldoende korting ten opzichte van de aandelenprijs (na correctie wegens het „verwateringseffect”) onmiddellijk vóór de aankondiging van de kapitaalinjectie, zodat er een redelijke zekerheid is dat de staat een passende vergoeding ontvangt. (60)”.

(213)

Volgens de Autoriteit is deze bepaling niet rechtstreeks van toepassing op deze zaak aangezien de staat technisch gezien een nieuwe bank van kapitaal voorzag. Bijgevolg konden de bestaande aandeelhouders niet worden verwaterd in de precieze betekenis van het woord. De beweegreden achter deze bepaling is echter dat voldoende verwaterd eigendom en toekomstige winsten zouden worden toegewezen aan de staat die risico's moest nemen door kapitaal te injecteren in een bedrijf in moeilijkheden.

(214)

In dit geval spreekt het voor zich dat de staat de meeste eigendom van Landsbankinn verwierf (81,33 %) en bijgevolg hetzelfde aandeel toekomstige winsten zal ontvangen, terwijl de voormalige aandeelhouders niets ontvangen. De huidige minderheidsaandeelhouders (voormalige schuldeisers) zullen tot op zekere hoogte in de toekomstige winsten delen. Zoals hierboven is uiteengezet, zullen zij echter naar alle waarschijnlijkheid nog wel grote verliezen lijden.

(215)

Daarenboven heeft Landsbankinn sinds haar oprichting goed gepresteerd en voorspelt het herstructureringsplan een stabiele winst voor de komende jaren. Daarom meent de Autoriteit dat er aan de vereiste in paragraaf 26 van de herstructureringsrichtsnoeren en aan paragraaf 8 van de richtsnoeren inzake de financiële crisis 2012 is voldaan.

(216)

Hoewel de Spkef-transactie, zoals hierboven is beschreven, elementen van staatssteun omvat, is zij volgens de Autoriteit zo opgezet dat een direct financieel voordeel voor Landsbankinn is uigesloten. In dit opzicht wijst de Autoriteit er nogmaals op dat de uiteindelijke vergoeding voor de overname van de deposito's van Spkef door een onafhankelijke geschillencommissie was bepaald. Bijgevolg is de overeenkomst in wezen een onderhandelde vergoeding voor Landsbankinn in ruil voor het op zich nemen van de depositoverplichtingen van Spkef. De Autoriteit is van mening dat deze steun van weinig belang is voor de beoordeling van de lastenverdeling. De extra goodwill en het extra marktaandeel dat Landsbankinn via de transactie verwierf, hebben echter een grotere invloed op de onderstaande beoordeling van de mededingingsvervalsing.

(217)

Tot slot heeft de Autoriteit al in haar inleidingsbesluit aangehaald dat de depositogarantie — in het licht van de buitengewone omstandigheden van dat ogenblik — een evenredig middel was om de financiële stabiliteit in IJsland te vrijwaren. Het spreekt echter voor zich dat dergelijke steun niet voor onbeperkte tijd kan worden goedgekeurd.

(218)

Bijgevolg moet er volgens de Autoriteit zo snel mogelijk een einde worden gemaakt aan deze staatssteun, wil deze als beperkt tot het noodzakelijke minimum worden beschouwd. De Autoriteit is daarom verheugd over de huidige plannen van de IJslandse autoriteiten om de depositogarantie af te schaffen voordat de kapitaalcontroles volledig zijn opgeheven en bijgevolg, overeenkomstig de huidige planning, niet later dan eind 2013.

(219)

Teneinde in te spelen op de vertragingen in de opheffing van de kapitaalcontroles en de mening van de Autoriteit weer te geven dat een levensvatbare bank op de markt moet kunnen concurreren zonder de bescherming van een dergelijke algemene depositogarantie, zal zij de depositogarantie tot eind 2014 toelaten (61). Nadien mag de bescherming van deposito's slechts worden geregeld door de toepasselijke EER-wetgeving inzake depositogaranties.

(220)

De Autoriteit concludeert dat het herstructureringsplan van Landsbankinn verzekert dat de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt is en dat de begunstigde, de aandeelhouders en de debiteurs van de voorganger van de bank aanzienlijk tot de lastenverdeling hebben bijgedragen. De herstructureringssteun voldoet bijgevolg aan onderdeel 3 van de herstructureringsrichtsnoeren.

3.4.   Mededingingsvervalsing beperken

(221)

De herstructureringsrichtsnoeren vermelden in onderdeel 4, paragrafen 29 tot 32, het volgende:

„De financiële stabiliteit blijft het hoofddoel van steun aan de financiële sector bij een systeemcrisis, maar dit mag niet betekenen dat het waarborgen van de systeemstabiliteit op korte termijn, op lange termijn ten koste gaat van gelijke concurrentieverhoudingen en van concurrerende markten. In dit verband vervullen maatregelen om mededingingsvervalsing als gevolg van staatssteun te beperken, een belangrijke rol. […] Maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken, moeten zijn toegesneden op de verstoringen op de markten waarop de begunstigde bank actief is wanneer deze na de herstructurering opnieuw levensvatbaar is geworden en terzelfdertijd ook stroken met een gemeenschappelijk beleid en gemeenschappelijke beginselen. De [Autoriteit] neemt als uitgangspunt voor haar beoordeling van de behoefte aan dergelijke maatregelen, de omvang, de schaal en de reikwijdte van de activiteiten die de betrokken bank zou hebben wanneer een geloofwaardig herstructureringsplan, zoals bedoeld in onderdeel 2 van dit hoofdstuk, ten uitvoer is gelegd. […] De aard en de vorm van dergelijke maatregelen zal afhangen van twee criteria: enerzijds het steunbedrag en de voorwaarden waarop en de omstandigheden waarin die steun is toegekend, en anderzijds de kenmerken van de markt of markten waarop de begunstigde bank actief zal zijn.

Wat het eerste criterium betreft: de maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken, zullen sterk verschillen afhankelijk van het steunbedrag, maar ook van de mate waarin de lasten worden verdeeld, en de hoogte van de verlangde vergoeding. In het algemeen is het zo dat naarmate de omvang van de lastenverdeling en de eigen bijdrage groter is, de negatieve effecten als gevolg van moreel risico geringer zijn.

Wat het tweede criterium betreft: de [Autoriteit] zal de van de steun te verwachten effecten op de markt waarop de begunstigde onderneming na de herstructurering actief is, onderzoeken. In de eerste plaats zal worden onderzocht wat de omvang en het relatieve belang van de bank op haar markt of markten zal zijn zodra deze levensvatbaar is. De maatregelen moeten zodanig zijn ontworpen, dat zij zijn toegesneden op de kenmerken van de markt, om ervoor te zorgen dat een daadwerkelijke mededinging gehandhaafd blijft. […] Maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken, mogen de vooruitzichten op herstel van de levensvatbaarheid van de bank niet in gevaar brengen.”.

(222)

Uit het voorgaande volgt dat de omvang van de steun, met name in relatieve zin, en de kenmerken van de markt zeer belangrijk zijn in de beoordeling door de Autoriteit van de geschiktheid van de maatregelen om mededingingsvervalsing te beperken. Tegelijkertijd spreekt het voor zich dat dergelijke maatregelen de levensvatbaarheid van de begunstigde van de herstructureringssteun niet in gevaar mogen brengen en dat mededingingsproblemen moeten worden aangepakt met het oog op het overkoepelende doel van financiële stabiliteit in de huidige crisis.

(223)

Hieronder zal de Autoriteit tegen de achtergrond van bovengenoemd rechtskader de overwegingen uiteenzetten die zij essentieel acht voor haar beoordeling van de maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken.

(224)

Eerst en vooral is de Autoriteit van mening dat de marktomstandigheden en het door concurrentie gekenmerkte klimaat zorgvuldig beoordeeld moeten worden gezien de bijzondere situatie op de IJslandse financiële markten. De maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken, moeten de huidige moeilijke omstandigheden weerspiegelen en tegelijkertijd garanderen dat de gevallen van mededingingsvervalsing zowel op korte als lange termijn tot een minimum beperkt blijven.

(225)

Ten tweede is de grootst mogelijke bijdrage van de voormalige eigenaren van Landsbanki en, tot op zekere hoogte, van de schuldeisers van Landsbanki behandeld, zoals in het onderdeel over lastenverdeling is aangehaald. Bijgevolg is er weinig behoefte aan verdere maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken.

(226)

Ten derde, wat de kenmerken van de betrokken markt betreft, leidde de instorting van het financiële systeem in IJsland, gevolgd door het optreden van de IJslandse autoriteiten, tot een grotere concentratie op de IJslandse markt voor financiële diensten en vergrootte dit het marktaandeel van de drie grootste banken, Íslandsbanki, Arion Bank en Landsbankinn. Er zijn nog slechts enkele andere kleine marktspelers, en het is onwaarschijnlijk dat een nieuwkomer binnenkort de markt zal betreden door de eerder genoemde struikelblokken voor toetreding en de beperkte omvang van de markt, en vooral door de kapitaalcontroles. Landsbankinn neemt een zeer belangrijke positie op deze geconcentreerde markt in, met een marktaandeel van meer dan 30 % in de meeste segmenten. Het is qua balans de grootste IJslandse bank.

(227)

Ten vierde leidde de crisis tot een aantal zeer specifieke problemen, zoals de extreem hoge mate van rechtstreeks en onrechtstreeks eigenaarschap van de grote banken in de reële economie, en de opkomst van een feitelijk monopolie op het vlak van IT-diensten (RB), die grotendeels in handen zijn van de drie banken.

(228)

Ten vijfde is de relatieve omvang van de steun aan Landsbankinn belangrijk. In dit opzicht merkt de Autoriteit op dat van bij het begin het volledige kapitaal door de staat werd verstrekt. Daarnaast heeft de bank andere steunmaatregelen — de Spkef-transactie en de depositogarantie — genoten. Bovendien ontving SpSv steun voordat het door Landsbankinn werd overgenomen. Tegelijkertijd blijft Landsbankinn een kleine bank, althans naar internationale normen.

(229)

Ten zesde maken de overnames van Spkef en SpSv door de bank extra mededingingsmaatregelen nodig. In het SpSv-besluit benadrukte de Autoriteit dat het herstructureringsplan van Landsbankinn dergelijke maatregelen moet omvatten.

(230)

De Autoriteit merkt tegen deze achtergrond op dat er een aantal maatregelen is genomen of zal worden genomen om de mededingingsvervalsing ten gevolge van de aan Landsbankinn toegekende staatssteun te beperken.

i)   Maatregelen en regelgevingsontwikkelingen die door de IJslandse autoriteiten zijn genomen of toegezegd

(231)

De IJslandse regering is in het bijzonder twee verbintenissen aangegaan (zie bijlage) die volgens de Autoriteit kunnen bijdragen tot een regelgeving die mededinging op de financiële markten bevordert.

(232)

Ten eerste heeft zij een werkgroep opgericht die wet nr. 36/1978 betreffende zegelrecht zal herzien en onderzoekt zij in het bijzonder of het zegelrecht op door particulieren uitgegeven obligaties kan worden afgeschaft wanneer deze tussen schuldeisers worden overgedragen (bv. wanneer particulieren hun leningen van de ene kredietinstelling naar de andere overdragen). De Autoriteit meent dat de huidige wetgeving — die klanten onder meer dwingt om zegelrecht te betalen op het bedrag van de respectieve obligatie (62) wanneer zij naar een ander kredietbedrijf overstappen — een belemmering van de mededinging kan vormen aangezien zij klanten vastpint op bestaande contracten inzake langetermijnleningen. De Autoriteit verheugt zich er bijgevolg over dat deze wet zal worden herzien.

(233)

Ten tweede neemt de Autoriteit er kennis van dat de regering, overeenkomstig een door het IJslands parlement op 21 maart 2012 goedgekeurd besluit, een comité zal benoemen dat wordt belast met de beoordeling van de klantenbescherming op de financiële markt. Dit omvat een specifiek mandaat om een vereenvoudiging van de overstap en een verlaging van de overstapkosten te herbekijken en ter zake nauw samen te werken met de ICA. Het comité zal zijn rapport uiterlijk op 15 januari 2013 voorleggen. Een dergelijke grondiger beoordeling kan de mededinging op de lange termijn ten goede komen. Intussen zou de hieronder beschreven bankspecifieke verbintenis van Landsbankinn een overstap moeten vereenvoudigen en daardoor de mededinging moeten verruimen.

(234)

De Autoriteit is blij met de regeling tussen de ICA en de eigenaren van RB, inclusief de drie grote banken, over deze kwestie aangezien deze oplossing erop gericht is kleine concurrenten en potentiële nieuwe marktdeelnemers op niet-discriminerende wijze en tegen een redelijke kostprijs toegang te verlenen tot essentiële IT-infrastructuur. De Autoriteit is van oordeel dat haar bezorgdheid, zoals onder andere geuit in het tweede Byr-besluit (63), door deze oplossing op passende wijze is weggenomen. Bijgevolg hoeft de Autoriteit deze kwestie niet verder te behandelen in dit besluit.

(235)

Tot slot neemt de Autoriteit kennis van de wetswijzigingen die sinds 2008 zijn ingevoerd en in de bijlage worden besproken. De invoering van artikel 22 in de wet inzake financiële ondernemingen nr. 161/2002 is van bijzonder belang. Deze bepaling beperkt de deelname van financiële ondernemingen aan activiteiten die buiten de reikwijdte van hun exploitatievergunning vallen. Volgens deze nieuwe regel mogen zulke activiteiten enkel op tijdelijke basis worden beoefend en enkel met het doel transacties af te sluiten of de activiteiten van klanten te reorganiseren. Hiertoe moet een met redenen omklede kennisgeving aan de financiële toezichthouder worden bezorgd en zijn er tijdslimieten ingevoerd waarbinnen financiële ondernemingen hun klanten moeten reorganiseren en bestemde activa van de hand moeten doen.

(236)

De Autoriteit acht deze wijziging een passende regelgevende oplossing voor het probleem van het onevenredig grote eigenaarschap van financiële instellingen in de reële economie. Deze bepaling lijkt te voorkomen dat deze situatie, die een direct gevolg is van schulden/aandelenruilen, permanent wordt.

ii)   Specifieke maatregelen voor Landsbankinn

(237)

De Autoriteit benadrukt dat de marktaanwezigheid en omvang van Landsbankinn slechts een fractie zijn van die van Landsbanki, aangezien de totale activa — zoals hierboven beschreven is — met 75 % zijn teruggebracht. Bovendien is Landsbankinn, in tegenstelling tot Landsbanki, uitsluitend op de IJslandse markt actief. Hoewel deze inkrimping grotendeels het gevolg is van de opheffing van de internationale activiteiten van Landsbanki, is de Autoriteit van mening dat dit proces van bijzonder belang is in verband met de mededingingsvervalsing. Het was immers de riskante overzeese strategie van Landsbanki die tot de instorting van de bank leidde en in het verleden verstoringen op de financiële EER-markten veroorzaakte (64).

(238)

Daarenboven verheugt de Autoriteit zich over de verbintenissen van Landsbankinn (zie bijlage) om haar aanwezigheid op de binnenlandse markt verder te verkleinen door […] afstoting in verband met […]. Bovendien vindt de Autoriteit het positief dat Landsbankinn zich ertoe verbonden heeft om tijdens de herstructureringsperiode […] kantoren te sluiten. Op basis van het definitieve herstructureringsplan, en eraan herinnerend dat Landsbankinn naar EER-normen een kleine bank is, is de Autoriteit het met Landsbankinn eens dat verdere structurele maatregelen het verwachte herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn in gevaar zouden kunnen brengen (65).

(239)

De Autoriteit neemt kennis van de verbintenis dat Landsbankinn tot 15 december 2014 geen financiële instellingen zal verwerven tenzij de bank daartoe op voorhand de goedkeuring van de Autoriteit heeft verkregen. Dit betekent dat een verdere concentratie van de IJslandse financiële markt aan de hand van overnames door Landsbankinn kan worden voorkomen. Deze verbintenis garandeert ook dat de aan Landsbankinn toegekende steun wordt gebruikt om de levensvatbaarheid van de bank te herstellen en niet om haar marktaanwezigheid in IJsland te consolideren en verder uit te breiden. Hetzelfde geldt voor de verbintenis van Landsbankinn om tot 15 oktober 2014 geen contractbepalingen af te dwingen en geen nieuwe contractbepalingen in te voeren die speciale voorwaarden op rentetarieven afhankelijk maken van het behoud van een minimumpakket aan activiteiten bij de bank en voor de verbintenis om zich in haar marketing niet te beroepen op de staatssteun als een bron van concurrentievoordeel.

(240)

Zoals hierboven is beschreven, is de IJslandse financiële markt momenteel een uitdagende bedrijfsomgeving voor elke bank. Bijgevolg stelt de Autoriteit de verbintenissen van Landsbankinn op prijs om de overstap tussen banken te vereenvoudigen en basisdiensten voor de verwerking van betalingen, evenals voor de uitgifte van geld te verlenen. De Autoriteit is van mening dat deze maatregelen, in combinatie met de bovengenoemde overeenkomst tussen de drie grote banken en de ICA over RB, garanderen dat kleinere marktdeelnemers tegen een redelijke kostprijs toegang krijgen tot de meest essentiële infrastructuur en diensten zonder dat grotere spelers hun de toegang daartoe kunnen ontzeggen. De Autoriteit meent dat dit de struikelblokken voor toetreding van toekomstige (potentiële) marktdeelnemers zal verkleinen. De maatregelen zouden bestaande kleinere spelers ook in staat kunnen stellen om hun marktaandelen te vergroten indien zij betere diensten kunnen aanbieden dan hun grotere concurrenten. Bovendien zullen de maatregelen om de overstap te vereenvoudigen niet alleen bijdragen tot een fellere concurrentie tussen de bestaande grote spelers, maar ook kunnen helpen om een mogelijke collectieve machtspositie te voorkomen of teniet te doen.

(241)

Tot slot verbindt Landsbankinn zich ertoe om deelnemingen in werkmaatschappijen, die na herstructurering krachtens artikel 22 van de wet inzake financiële ondernemingen nr. 161/2002 zijn overgenomen, zo snel mogelijk te verkopen. De bank verbindt zich ertoe om de procedure en tijdslimieten die in deze bepaling zijn uiteengezet, te respecteren en zal de informatie over te koop aangeboden dochterondernemingen en deelnemingen op de eigen website of die van een dochteronderneming up-to-date houden. Daarenboven heeft Landsbankinn zich ertoe verbonden om tegen bepaalde uiterste termijnen binnen de herstructureringsperiode […] te verkopen.

(242)

De Autoriteit is verheugd dat Landsbankinn zich zo snel mogelijk wil ontdoen van alle bedrijven en deelnemingen die geen verband houden met haar kernactiviteit. Op die manier wordt niet alleen het mogelijke mededingingsprobleem verholpen dat zou kunnen voortvloeien uit de dominantie van de bank in de IJslandse reële economie, maar wordt ook de levensvatbaarheid van de bank niet in gevaar gebracht.

(243)

Dit vestigt de aandacht van de IJslandse autoriteiten en Landsbankinn op het feit dat ten gevolge van de verbintenissen een schending van de nationale wetgeving ook misbruik van staatssteun kan inhouden. De Autoriteit meent bovendien dat de verplichting om informatie over verwachte afstotingen en verkopen op de website te vermelden tot een grotere transparantie van de eigendomssituatie in de IJslandse economie leidt. Dit verhelpt in zekere mate dit specifieke mededingingsprobleem waardoor de IJslandse markten momenteel worden gekenmerkt.

(244)

Op basis van het bovenstaande meent de Autoriteit dat de bovengenoemde maatregelen de belangrijkste mededingingsproblemen aanpakken die de Autoriteit in samenwerking met de ICA heeft vastgesteld. Rekening houdend met het overkoepelende doel van financiële stabiliteit, komt de Autoriteit tot de conclusie dat de verbintenissen de mededingingsvervalsing naar behoren beperken. Bijgevolg voldoet de herstructureringssteun aan onderdeel 4 van de herstructureringsrichtsnoeren.

III.   CONCLUSIE

(245)

Op basis van de voorgaande beoordeling en in het licht van het door de IJslandse autoriteiten ingediende herstructureringsplan voor Landsbankinn, zijn de twijfels aangaande de aard en de verenigbaarheid van de steunmaatregelen voor Landsbankinn die de Autoriteit in het inleidingsbesluit naar voren bracht, weggenomen. Bovendien heeft de Autoriteit geen bezwaren bij de Spkef-transactie en keurt zij de door SpSv ontvangen steun goed. Bijgevolg keurt de Autoriteit de steunmaatregelen goed als herstructureringssteun die verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst uit hoofde van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst, op voorwaarde dat IJsland en Landsbankinn zich houden aan de in de bijlage uiteengezette verbintenissen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het oprichtingskapitaal en de definitieve kapitalisatie van Landsbankinn, evenals de Spkef-transactie en de depositogarantie vormen staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

Artikel 2

De in artikel 1 opgesomde maatregelen houden onwettige staatssteun in vanaf de datum van hun tenuitvoerlegging tot de datum van dit besluit aangezien de IJslandse autoriteiten niet hebben voldaan aan de vereiste om de Autoriteit op de hoogte te brengen voor de uitvoering van de steun in overeenstemming met artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol 3.

Artikel 3

De in artikel 1 opgesomde maatregelen, evenals de in de besluiten ten aanzien van spaarbanken beschreven maatregelen voor SpSv zijn verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst krachtens artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst op voorwaarde dat er aan de in de bijlage uiteengezette verbintenissen wordt voldaan. De toestemming voor de depositogarantie is beperkt tot eind 2014.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Republiek IJsland.

Artikel 5

Slechts de Engelse versie van dit besluit is authentiek.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2012.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Oda Helen SLETNES

Voorzitter

Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON

Lid van het College


(1)  Dit document wordt uitsluitend ter informatie gepubliceerd. In deze publieke versie zijn bepaalde gegevens weggelaten om geen vertrouwelijke informatie vrij te geven. Dit wordt aangeduid door […] of een reeks cijfers tussen vierkante haakjes die een niet-vertrouwelijke benadering van de werkelijke cijfers zijn.

(2)  Een meer uitgebreide beschrijving vindt u in het inleidingsbesluit, waarnaar in voetnoot 3 wordt verwezen.

(3)  Het Besluit nr. 493/10/COL van de Autoriteit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure naar staatssteun die werd verleend bij het herstel van bepaalde activiteiten van (het vroegere) Landsbanki Islands hf en de oprichting en kapitalisatie van New Landsbanki Islands (NBI hf) (het huidige Landsbankinn), PB C 41 van 10.2.2011, blz. 31 en het EER-supplement bij het Publicatieblad nr. 7 van 10.2.2011, blz. 26.

(4)  Glitnir Bank werd op dezelfde dag ook onder het beheer van een curator geplaatst en Kaupthing Bank volgde twee dagen later op 9.10.2008. Het SIC-rapport (zie paragraaf 14 en voetnoot 4 van dit besluit) concludeerde (op blz. 86 van hoofdstuk 21) dat Landsbanki ondanks haar liquiditeit in ISK over onvoldoende vreemde valuta beschikte om aan haar buitenlandse verplichtingen te voldoen. Het rapport vond het ook vermeldenswaardig dat er slechts enkele dagen eerder nog een krediet van 153 miljoen euro aan de hoofdeigenaar van de bank (zie hierboven) was verleend. Hieruit blijkt bijgevolg „duidelijk dat de hoofdeigenaren van Landsbanki het niet belangrijk vonden of niet in staat waren de moeilijke situatie waarin de bank terecht was gekomen, te verhelpen”.

(5)  De leden van de SIC waren de heer Páll Hreinsson, rechter bij het hooggerechtshof, de heer Tryggvi Gunnarsson, parlementair ombudsman van IJsland, en mevrouw Sigríður Benediktsdóttir Ph.D., docent en assistent-hoogleraar aan de universiteit van Yale, VS. Het volledige rapport in het IJslands is te vinden op: http://rna.althingi.is/ en in het Engels vertaalde delen (inclusief de samenvatting en het hoofdstuk over de oorzaken van de instorting van de banken) zijn beschikbaar op: http://sic.althingi.is/

(6)  IJslandse króna.

(7)  De kredietverlening aan buitenlandse partijen nam in zes maanden met 11,4 miljard EUR toe van 9,3 miljard EUR tot 20,7 miljard EUR.

(8)  Hoofdstuk 21.2.1.2 (blz. 6) van het rapport.

(9)  Het was namelijk het beleid van de toenmalige coalitieregering om meer groei aan te moedigen en de banken te stimuleren hun hoofdkantoor in IJsland te houden.

(10)  Hoofdstuk 2, blz. 5 van het rapport.

(11)  Zie voor meer algemene bijzonderheden over de door de IJslandse autoriteiten genomen maatregelen het rapport van de minister van Financiën aan het parlement over het herstel van de commerciële banken in mei 2011 (Skýrsla fjármálaráðherra um endurreisn viðskiptabankanna), beschikbaar op http://www.althingi.is/altext/139/s/-pdf/1213.pdf

(12)  Wet nr. 125/2008 inzake de autoriteit voor betalingen uit de schatkist vanwege ongewone financiële marktomstandigheden enz.

(13)  Zie ook het jaarverslag 2009 van de financiële toezichthouder (juli 2008 — juni 2009), beschikbaar op http://en.fme.is/media/utgefid-efni/FME-Annual-Report-2009.pdf

(14)  Er zouden nog meer overnames van financiële ondernemingen volgen. In maart 2009 nam de financiële toezichthouder de controle over de activiteiten van drie financiële ondernemingen (Straumur-Burdaras, de Spaarbank van Reykjavik (SPRON) en Sparisjodabanki Íslands (Icebank)) over en besloot de activa en passiva van deze ondernemingen af te stoten. Later werd er met de schuldeisers van Straumur een crediteurenakkoord gesloten, terwijl voor SPRON en Sparisjodabanki een opheffingsprocedure werd opgestart. Andere financiële ondernemingen hadden ook zwaar te lijden onder de instorting van de drie grote commerciële banken en de aanhoudende onzekerheden op de financiële markten, en er werden in 2010 nog meer financiële ondernemingen onder controle van de overheid gebracht. Zo benoemde de financiële toezichthouder in maart 2010 een voorlopige raad van bestuur voor de zakenbank VBS. In april 2010 kreeg de financiële toezichthouder zeggenschap over Keflavík Spaarbank en Byr Spaarbank, en bepaalde dat hun activiteiten door nieuwe financiële ondernemingen, respectievelijk SpKef Spaarbank en Byr hf, zouden worden overgenomen. Aangezien de financiële situatie van deze nieuwe ondernemingen ongunstiger bleek dan aanvankelijk gedacht, werd SpKef later met Landsbanki gefuseerd en werd Byr hf na een openbaar aanbod op de aandelen van Byr met Íslandsbanki gefuseerd. Verder werd nogmaals de hulp ingeroepen van de IJslandse autoriteiten om in 2009 de financiële moeilijkheden van de zakenbank Saga Capital en in 2011 die van het woningfinancieringsfonds aan te pakken.

(15)  Bij wijze van voorbeeld van de omvang van de sterke waardevermindering kan worden vermeld dat de gemiddelde maandelijkse wisselkoers van de euro naar de IJslandse króna van 90,71 ISK in december 2007 naar 184,64 ISK in november 2009 omhoogschoot.

(16)  Tijdens de jaren 2009 tot 2011 bedroeg het aandeel investeringen in het bbp amper 13-14 %.

(17)  Handelsbalans verwijst naar het verschil in inkomsten uit de export en import van goederen en diensten. Deze omvat niet de balans van de primaire inkomens uit het buitenland die de voorbije jaren, voornamelijk sinds 2008, negatief was. Dit betekent dat de totale lopende rekening van IJsland, ondanks het overschot op de handelsbalans, de voorbije jaren negatief was, hoewel ze sinds 2009 sterk afneemt.

(18)  Zie hierover bijvoorbeeld het rapport van de minister van Economische Zaken aan de Althingi van maart 2012, Toekomstige structuur van het IJslandse financiële systeem. Volgens het ministerie wordt dit rapport beschouwd als een katalysator voor een met kennis van zaken gevoerde discussie over dit belangrijke onderwerp, aangezien het geen volledig uitgewerkte voorstellen bevat maar de belangrijkste kwesties en visie uiteenzet met verwijzing naar internationale ontwikkelingen. Het rapport is beschikbaar op http://eng.efnahagsraduneyti.is/media/Acrobat/Future-Structure.pdf.

(19)  Het normaliseren van de depositogaranties houdt niet alleen in dat de staatsinterventie voor zulke garanties wordt afgeschaft, maar ook dat de bepalingen in de noodwet volgens welke bij de opheffing van een financiële onderneming prioriteit wordt verleend aan deposito's met wettelijke depositogaranties, worden herzien. Dit houdt een aanzienlijk voordeel voor deposanten in, niet het minst nu de instorting van de banksector van 2008 nog vers in het geheugen van de mensen ligt. Deze bepaling houdt anderzijds waarschijnlijk een handicap voor de banken in om hun financieringsregeling te diversifiëren.

(20)  Zie hoofdstuk 9 van het rapport van de minister van Economische Zaken waarnaar in voetnoot 18 wordt verwezen. Tijdens de presentatie van het rapport benoemde de minister van Economische Zaken ook een groep van deskundigen uit de banksector, samen met enkele buitenlandse deskundigen, die voorstellen moest voorbereiden voor een uitgebreid juridisch en regelgevend kader voor de gehele financiële markt in IJsland. Volgens datzelfde rapport zijn de IJslandse autoriteiten ook van plan om andere toekomstige opties te bestuderen, zoals de mogelijke scheiding van activiteiten van investerings- en commerciële banken, de aanneming van een wetgeving inzake financiële stabiliteit en een mogelijke wijziging van de bevoegdheidsverdeling voor regelgevende instanties inzake financiële diensten. Uit de verklaringen van de IJslandse autoriteiten blijkt ook duidelijk dat een herziening van het monetaire-beleidskader op de agenda blijft, met of zonder de mogelijkheid dat IJsland lid wordt van de Europese Unie, evenals de andere mogelijke middelen om het economische beheer te verbeteren en te verzekeren dat regelgevende instanties „door de bomen het bos zien” en de meest passende macroprudentiële instrumenten effectief toepassen.

(21)  Zie hoofdstuk 6 van het rapport van de minister van Economische Zaken aan de Althingi, Toekomstige structuur van het IJslandse financiële systeem, beschikbaar op http://eng.efnahagsraduneyti.is/publications/news/nr/3559

(22)  Sinds het najaar van 2008 zijn verschillende financiële ondernemingen van de markt verdwenen (naast de „oude” grote commerciële banken, Glitnir, Kaupthing en Landsbanki): Sparisjóðabanki Íslands (het vroegere Icebank), de Spaarbank van Reykjavik (SPRON), Sparisjóður Spaarbank (SPM), de zakenbank VBS en de zakenbank Askar Capital. De activiteiten van de zakenbank Straumur-Burdaras en de zakenbank Saga Capital zijn ook fors afgenomen.

(23)  Op 11.4.2011 werd tijdens de aandeelhoudersvergadering van (het vroegere) MP Bank een overeenkomst goedgekeurd voor de verkoop van de activiteiten van de bank in IJsland en Litouwen, waarbij meer dan 40 nieuwe aandeelhouders 5,5 miljard ISK in nieuwe aandelen in de bank investeerden. Andere activiteiten van de oude bank bleven bij de vorige eigenaren en werden naar een nieuwe juridische entiteit, EA fjárfestingarfélag hf, overgedragen. Zie voor meer bijzonderheden de persberichten van MP Bank van 11.4.2011, beschikbaar op https://www.mp.is/um-mp-banka/utgefid-efni/frettir/nr/1511 en https://www.mp.is/um-mp-banka/utgefid-efni/frettir/nr/1510

(24)  Volgens de schikking zijn RB en de eigenaren het eens over een aantal verbintenissen die erop gericht zijn mededingingsvervalsing ten gevolge van de activiteiten van RB en de samenwerkingsverbanden van de eigenaren te voorkomen. De verbintenissen vereisen onder meer dat RB op algemene commerciële voorwaarden onafhankelijk van de eigenaren wordt bestuurd en dat de meerderheid van de raad van bestuur van RB zal bestaan uit specialisten onafhankelijk van de eigenaren, dat de toegang tot de door RB verleende systemen en diensten op een niet-discriminerende basis wordt aangeboden en dat de voorwaarden voor de door RB verleende diensten dezelfde zijn ongeacht of de cliënt al dan niet een aandeelhouder van RB is. Bestaande eigenaren van RB hebben zich ertoe verbonden om regelmatig een deel van hun deelnemingen in RB te koop aan te bieden, teneinde het voor niet-financiële ondernemingen eenvoudiger te maken om eigendom in RB te verwerven. Zulke uitnodigingen worden minstens om de twee jaar uitgeschreven, totdat minstens een derde van de totale deelnemingen in RB aan andere partijen dan de huidige aandeelhouders is verkocht of in een aandelenaanbod te koop is aangeboden.

(25)  De ICA gebruikt de term „werkmaatschappijen” voor de deelnemingen van banken in doorgaans niet-financiële bedrijven die de banken in het kader van de herstructurering van hun kredietportefeuilles door middel van schulden/aandelenruilen of anderszins hebben verworven. Evenzo gebruikt de Autoriteit de term „werkmaatschappij” voor ondernemingen in de reële economie die niet tot de kernactiviteit van de bank op de financiële markten behoren.

(26)  In deze context gaat de Autoriteit ervan uit dat onrechtstreeks eigenaarschap verwijst naar de mogelijke invloed en controle van banken over bedrijven wegens hun hoge schuldenlast ten aanzien van de bank.

(27)  Jaarverslag 2007, blz. 10. Beschikbaar op: http://www.lbi.is/library/Opin-gogn/pdf/landsbanki_annual_report_2007.pdf?bcsi_scan_A7E1E556D7B2F94D=aB9LkrKRu+y0xx3fim/JyUDnRB0bAAAANp6SAg==&bcsi_scan_filename=landsbanki_annual_report_2007.pdf

(28)  Jaarverslag 2007, blz. 61.

(29)  Naar monetaire cijfers wordt in dit deel eerst verwezen in de munteenheid waarin het kapitaal is verstrekt, gevolgd door een verwijzing tussen haakjes naar het overeenkomstige bedrag in (respectievelijk) ISK of EUR, indien dit door de IJslandse autoriteiten is verstrekt.

(30)  De definitie van tier 1-kernkapitaal omvat enkel eigen vermogen, m.a.w. aandelenkapitaal en ingehouden winsten, maar omvat geen achtergestelde leningen of andere soorten hybride kapitaalinstrumenten.

(31)  Op 15.6.2012 kondigde Landsbankinn aan dat ze (delen van) deze obligaties sneller dan verwacht aan Landsbanki zou beginnen terug te betalen. Zie http://www.landsbankinn.com/news-and-notifications/2012/06/15/Landsbankinn-starts-to-repay-bond-before-schedule/.

(32)  De voorwaardelijke obligatie houdt verband met de waardering en prestatie van bepaalde referentieactiva. Indien de waarde van deze activa op 31.12.2012 hoger is dan geraamd op het ogenblik dat de overeenkomst werd afgesloten, zal de oude bank door middel van de voorwaardelijke obligatie voor dit verschil worden vergoed. Als het verschil tussen de waardering op die twee data nul of negatief is, zal de nieuwe hoofdbalans nul zijn en zal de voorwaardelijke obligatie worden geannuleerd. Als de waarde echter positief is, zal de voorwaardelijke obligatie tegen deze waarde worden uitgegeven en zal Landsbanki haar deelneming aan Landsbankinn afstaan, of althans een gedeelte ervan voor zover de positieve waarde minder bedraagt dan de waarde van de deelneming.

(33)  PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22.

(34)  PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5.

(35)  De Engelse vertaling van de mededeling is beschikbaar op: http://eng.forsaetisraduneyti.is/news-and-articles/nr/3033.

(36)  http://www.efnahagsraduneyti.is/frettir/frettatilkynningar/nr/2842

http://www.efnahagsraduneyti.is/frettir/frettatilkynningar/nr/3001. De minister van Economische Zaken verwees er ook onlangs naar in een interview met Viðskiptablaðið op 2.12.2010, blz. 8: „[De verklaring] zal te gepasten tijde worden ingetrokken. We zijn niet van plan om de onbeperkte depositogarantie voor onbepaalde tijd in stand te houden. Wanneer deze zal worden ingetrokken, hangt echter af van wanneer een alternatief en effectief depositosysteem van kracht zal zijn, evenals een financieel stelsel waaruit alle problemen volledig zijn weggewerkt” (vertaling op basis van Engelse vertaling door de Autoriteit).

(37)  De betreffende paragraaf kan in deel 16 (blz. 6) van de brief worden gevonden: http://www.efnahagsraduneyti.is/media/Acrobat/Letter_of_Intent_2nd_review_-_o.pdf

(38)  http://hamar.stjr.is/Fjarlagavefur-Hluti-II/GreinargerdirogRaedur/Fjarlagafrumvarp/2011/Seinni_hluti/Kafli_8.htm [Mbl 10.6.2012].

(39)  Nederlandse vertaling op basis van een onofficiële Engelse vertaling door de Autoriteit van een verklaring die op 10.6.2012 in Morgunblaðið (www.mbl.is) werd gepubliceerd.

(40)  Zie http://www.fjarmalaraduneyti.is/frettatilkynningar/nr/15527.

(41)  Wanneer er naar „rendement op eigen vermogen/ROE” wordt verwezen, wordt de ROE na belastingen bedoeld.

(42)  Het rapport van ISFI voor 2011 (over de bankactiviteiten in 2010) komt tot een gelijkaardige conclusie; de „kernrentabiliteit” van Landsbankinn is zelfs hoger volgens dit rapport. Zie http://www.banka-sysla.is/files/SkyrslaBR_2011_net_74617143.pdf

(43)  Zie de regels inzake liquiditeitsratio's van de CBI nr. 317 van 25.4.2006, beschikbaar op http://www.sedlabanki.is/lisalib/getfile.aspx?itemid=4713

(44)  De belangrijkste IJslandse banken kwamen overeen om alle klanten met te hoge schulden een hypotheekwijziging van 110 % aan te bieden, waarbij de hoofdsom van hypotheken op 110 % van de geregistreerde waarde van het eigendom wordt vastgelegd.

(45)  In detail beschreven in hoofdstuk 3 van dit besluit.

(46)  Zie in dit opzicht het arrest van het Gerecht in de gevoegde zaken T-425/04, T-444/04, T-450/04 en T-456/04, Frankrijk e.a./Commissie, arrest van 21.5.2010, Jurispr. 2010, blz. II-02099, punt 283 (tweede aanleg), evenals de conclusie van AG Mengozzi in de hogere voorziening, i.e. zaak C-399/10, Bouygues, punt 47, waarin deze voorwaarden als te restrictief worden beschouwd om tot de conclusie van staatssteun te komen.

(47)  Zie bijvoorbeeld T-228/99 WestLB, Jurispr. 2003, blz. 435.

(48)  Zie bijvoorbeeld het besluit van de Commissie van 10.10.2008 in zaak NN 51/2008 Garantieregeling voor banken in Denemarken, punt 32, en de beschikking van de Commissie van 21.10.2008 in zaak C 10/2008, IKB, punt 74.

(49)  Zie het besluit van de Autoriteit van 8.5.2009 betreffende de regeling voor tijdelijke herkapitalisatie van in feite gezonde banken om de financiële stabiliteit en leningen aan de reële economie in Noorwegen aan te moedigen (205/09/COL), beschikbaar op: http://www.eftasurv.int/?1=1&showLinkID=16694&1=1

(50)  Zie in deze context een soortgelijke redenering van de Europese Commissie ten aanzien van investeringen door leveranciers van een firma in moeilijkheden in het besluit van de Commissie C 4/10 (ex NN 64/09) — Steun ten behoeve van Trèves (Frankrijk).

(51)  Rapport van de minister van Economische zaken aan de Althingi (maart 2012), „Toekomstige structuur van het IJslandse financiële systeem”, hfst. 9.6, beschikbaar op: http://eng.atvinnuvegaraduneyti.is/media/Acrobat/Future-Structure.pdf

(52)  De Autoriteit verwijst in dit opzicht naar de commentaar van de directeur van de CBI in het voorwoord van het rapport van de bank inzake financiële stabiliteit voor de tweede helft van 2010 dat de „kapitalisatie van de financiële instellingen momenteel door de kapitaalcontroles en de verklaring van de regering in verband met een depositogarantie wordt beschermd”. Zie http://www.sedlabanki.is/lisalib/getfile.aspx?itemid=8260, blz. 5. Zie ook de beschikkingen van de Commissie NN 48/2008, Garantieregeling voor banken in Ierland, punten 46 en 47: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/comp-2008/nn048-08.pdf; en NN 51/2008 Garantieregeling voor banken in Denemarken: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/comp-2008/nn051-08.pdf

(53)  Zie in dit opzicht zaak 730/79, Phillip Morris/Commissie, Jurispr. 1980, blz. 2671.

(54)  Zie onderdeel VIII van de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit. Tijdelijke regels betreffende de financiële crisis. De toepassing van staatssteunregels op maatregelen die in het kader van de huidige internationale financiële crisis ten aanzien van financiële instellingen worden getroffen, beschikbaar op http://www.eftasurv.int/?1=1&showLinkID=16604&1=1

(55)  Herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels, aangenomen door de Autoriteit op 25.11.2009, in hoofdstuk VII: Tijdelijke regels betreffende de financiële crisis, zoals uitgebreid door de richtsnoeren inzake de financiële crisis 2012. Beschikbaar op de website van de Autoriteit op: http://www.eftasurv.int/media/state-aid-guidelines/Part-VIII---Return-to-viability-and-the-assessment-of-restructuring-measures-in-the-financial-sector.pdf.

(56)  Nieuwe door de CBI aangenomen regels inzake valuta-evenwicht werden van kracht op 1 januari 2011. Deze regels zijn bedoeld om het valutarisico te beperken door te vermijden dat het valuta-evenwicht vooropgestelde limieten overschrijdt. Een van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige versies van de regels is dat de toegelaten openstaande valutapositie in individuele valuta van 20 % tot 15 % van het eigen vermogen is verlaagd en dat het toegelaten totale valuta-evenwicht van 30 % tot 15 % is teruggedrongen. De rapportering van het valuta-evenwicht is ook meer gedetailleerd dan vroeger, aangezien in vreemde valuta luidende activa en passiva per type worden ingedeeld: leningen, obligaties, effecten met een aandelenkarakter, aandelen in onderlinge fondsen, deposito's, rentedragende overeenkomsten, schulden aan de Centrale Bank enz. Als het valuta-evenwicht afwijkt van de in de regels vastgestelde limieten, moeten de betreffende financiële ondernemingen maatregelen treffen om het verschil binnen maximaal drie werkdagen weg te werken. Slagen de maatregelen van de financiële onderneming hier niet in, dan kan de CBI periodieke boeten berekenen. De CBI heeft ook andere stappen gezet om de onevenwichtigheden tussen vreemde valuta's te beperken, bijvoorbeeld door met een van de commerciële banken een valutaswapovereenkomst te sluiten of door vreemde valuta te kopen. Volgens de CBI bevorderen deze maatregelen een grotere financiële stabiliteit en vullen ze de niet-geleende buitenlandse deviezenreserves van de CBI aan.

(57)  Cfr. http://www.bis.org/press/p120412a.htm.

(58)  Cfr. bijvoorbeeld het rapport inzake financiële stabiliteit 2011:2 van de CBI, volgens hetwelk de rentemarge in IJsland ongeveer 2 tot 3 keer hoger is dan in andere Noord-Europese landen.

(59)  De precieze omvang van de verliezen is nog onzeker en varieert naargelang de ranking. Een aanwijzing van de verliezen, overeenkomstig de huidige ramingen, kan worden opgemaakt uit http://www.lbi.is/library/Opin-gogn/skyrslan/Opna%20netið%20-%20CreditorsMeeting_31Mai2012%20-%20íslenskaME.pdf, volgens dewelke de passiva ongeveer drie keer groter zijn dan de activa in de boedel.

(60)  Richtsnoeren inzake de financiële crisis 2012, aangenomen door de Autoriteit op 14.12.2011 in hoofdstuk VII: Tijdelijke regels betreffende de financiële crisis. Beschikbaar op de website van de Autoriteit op: { %526 %} http://www.eftasurv.int/media/state-aid-guidelines/Part-VIII---Financial-Crisis-Guidelines-2012.pdf. Cursivering toegevoegd.

(61)  Eind 2014 zal er een einde komen aan de herstructureringsperiodes van alle IJslandse banken waarvoor een formeel onderzoek werd ingeleid.

(62)  Het zegelrecht verschilt naargelang het betreffende type juridisch document, maar bedraagt normaal gezien 15 ISK voor elke begonnen duizend ISK (m.a.w. ongeveer 1,5 %) op het bedrag van de rentegevende obligaties die door een hypotheek of andere zekerheid worden gedekt.

(63)  Besluit nr. 325/11/COL van 19.10.2011.

(64)  Cfr. bijvoorbeeld het besluit van de Commissie in zaak SA.28264, Herstructureringssteun voor Hypo Real Estate, waarin de Commissie de afscheiding van een groot deel van de overzeese activiteiten van Hypo Real Estate aanvaardde als maatregel om mededingingsvervalsing voor de opvolger van de bank, PBB, in te perken.

(65)  Om dezelfde redenen aanvaardt de Autoriteit dat de afstotingen moeten voldoen aan de voorwaarde dat […].


BIJLAGE

VERBINTENISSEN EN BIJBEHORENDE WIJZIGINGEN AAN HET RECHTSKADER VOOR DE BANKSECTOR

1.   VERBINTENISSEN VAN DE IJSLANDSE AUTORITEITEN

De IJslandse autoriteiten zijn twee verbintenissen aangegaan die hieronder worden vermeld.

Wijziging van zegelrecht om staatssteun uit te sluiten en overstapkosten te verlagen

Het ministerie van Financiën zal een werkgroep aanduiden die belast wordt met de herziening van wet nr. 36/1978 betreffende zegelrecht. De werkgroep moet uiterlijk in oktober 2012 een rapport en een wetsvoorstel aan de minister van Financiën voorleggen. De opdracht van de werkgroep zal er in het bijzonder uit bestaan de afschaffing te onderzoeken van het zegelrecht op door particulieren uitgegeven obligaties wanneer deze tussen schuldeisers worden overgedragen (bv. wanneer particulieren hun leningen van de ene kredietinstelling naar de andere overdragen). De groep zal verder bestuderen hoe de bepaling inzake zegelrecht kan worden gewijzigd om procedures te vereenvoudigen en mededinging te bevorderen.

Maatregelen om de overstap te vereenvoudigen en overstapkosten te verlagen

De regering zal, overeenkomstig een door het IJslands parlement op 21 maart 2012 goedgekeurd besluit, een comité benoemen dat als opdracht heeft de klantenbescherming op de financiële markt te beoordelen, evenals de huidige voorstellen om de positie van particulieren en huishoudens ten aanzien van kredietinstellingen te versterken. De benoeming van het comité omvat een specifiek mandaat om een vereenvoudiging van de overstap en een verlaging van de overstapkosten te herbekijken en ter zake nauw samen te werken met de ICA. Het comité zal zijn rapport uiterlijk op 15 januari 2013 voorleggen.

Bovendien hebben de IJslandse autoriteiten de volgende verbintenissen van Landsbankinn onderschreven:

Beperking op overnames

Landsbankinn verbindt zich ertoe om tot 15 december 2014 geen financiële instellingen te verwerven. Ondanks deze verbintenis kan Landsbankinn, mits voorafgaande goedkeuring van de Autoriteit, financiële instellingen toch verwerven, met name om de financiële stabiliteit te vrijwaren.

Afstoting van […] en sluiting van kantoren

Landsbankinn verbindt zich ertoe haar deelneming in […] vóór [datum] af te stoten. […]

Daarnaast verbindt Landsbankinn zich ertoe […] van haar kantoren te sluiten [datum].

Afstoting van aandelen in bedrijven die een herstructurering ondergaan

Landsbankinn verbindt zich er over het algemeen toe om deelnemingen in werkmaatschappijen, die na herstructurering krachtens artikel 22 van de wet inzake financiële ondernemingen nr. 161/2002 zijn overgenomen, zo snel mogelijk te verkopen. Voorts verbindt de bank zich ertoe om de procedure en tijdslimieten te respecteren die in de bovengenoemde wetsbepaling zijn uiteengezet. Tot slot zal de bank de informatie over zulke te koop aangeboden deelnemingen op de eigen website (of die van een betrokken dochteronderneming) up-to-date houden.

Landsbankinn verbindt zich er in het bijzonder toe haar deelnemingen in de volgende bedrijven te koop aan te bieden op voorwaarde dat de bedrijven, inclusief hun financiële positie, activiteiten en toekomstverwachtingen, geen aanleiding geven tot een ernstig juridisch risico/risico op geschillen of vergelijkbare onzekerheden:

[…]

Maatregelen ten bate van nieuwe en kleine concurrenten

Landsbankinn verbindt zich ertoe de volgende maatregelen ten bate van nieuwe en kleine concurrenten te treffen:

a)

Landsbankinn zal tot eind 2014 geen contractbepalingen afdwingen en geen nieuwe contractbepalingen opstellen die speciale voorwaarden op rentetarieven afhankelijk maken van het behoud van een minimumpakket aan activiteiten bij de bank.

b)

Landsbankinn zal op de eigen website gemakkelijk toegankelijke informatie verschaffen over het proces om voor bepaalde bankdiensten naar een andere financiële instelling over te stappen. Bovendien zullen de noodzakelijke documenten om tussen financiële instellingen over te stappen op de website gemakkelijk beschikbaar zijn. Dezelfde informatie en overstapformulieren zullen in de bankkantoren beschikbaar zijn.

c)

Landsbankinn zal alle verzoeken tot overdracht van bankdiensten op een vlotte manier behandelen.

d)

Landsbankinn zal zich in haar marketing niet beroepen op de staatssteun als een bron van concurrentievoordeel.

e)

Indien er geen concurrerend dienstenaanbod beschikbaar is, is Landsbankinn bereid de volgende diensten aan te bieden tegen een prijs die gebaseerd zal zijn op de kostprijs plus een redelijke marge:

i)

Diensten voor de verwerking van betalingen in ISK.

ii)

Diensten voor de verwerking van betalingen in FX.

iii)

Uitgifte van bankbiljetten en munten.

2.   RELEVANTE AANPASSINGEN EN VERANDERINGEN AAN HET TOEZICHT- EN REGELGEVINGSKADER VOOR FINANCIËLE MARKTEN IN IJSLAND DIE NA DE CRISIS ZIJN AANGENOMEN

De IJslandse autoriteiten hebben het volgende overzicht verstrekt van wijzigingen die zijn aangebracht op de in het najaar van 2008 geldende wetgeving:

de volmacht van de financiële toezichthouder (de IJslandse toezichthouder financiële markten) om op te treden (om de bevoegdheden van de aandeelhoudersvergadering over te nemen en over de activa te beschikken, cfr. noodwetgeving) is uitgebreid; financiële toezichthouder heeft uitgebreide toezichtsbevoegdheden gekregen; er zijn extra bepalingen aangenomen die de financiële toezichthouder in staat stellen de activiteiten of het gedrag van afzonderlijke gecontroleerde partijen te evalueren. Deze bepalingen omvatten enerzijds beslissingsbevoegdheden, met name om vestigingen te sluiten of specifieke activiteiten stop te zetten zonder een feitelijke intrekking van exploitatievergunningen, en anderzijds een meer gedetailleerde definitie van concepten waarvan de interpretatie tot geschillen tussen de financiële toezichthouder en gecontroleerde entiteiten of beroepsinstanties heeft geleid.

Regels inzake individuele grote blootstellingen zijn verduidelijkt en gespecificeerd; zowel de rol als de verantwoordelijkheid van het risicomanagement zijn uitgebreid en de financiële toezichthouder stemde ermee in om het risicomanagement een hogere status toe te kennen in de organisatie van financiële ondernemingen; bepalingen inzake de toepassing van stresstests zijn verscherpt.

Bepalingen voor een speciaal register van grotere leners zijn wettelijk bekrachtigd, teneinde een beter overzicht te verschaffen van grote individuele blootstellingen aan twee of meer financiële ondernemingen. Het register is belangrijk om blootstellingen met elkaar in verband te brengen en om hun systeemimpact te beoordelen indien er in de activiteiten van de leners problemen zouden opduiken. Entiteiten die niet onder toezicht van de financiële toezichthouder staan maar wel in de registers van financiële ondernemingen zijn opgenomen, moeten de financiële toezichthouder informatie over al hun verplichtingen verstrekken. De financiële toezichthouder kan de dienstverlening aan zulke partijen verbieden indien zij weigeren om de vereiste informatie te verstrekken.

Bepalingen inzake een gezonde bedrijfsvoering zijn versterkt en het klachtencomité voor transacties met financiële ondernemingen is wettelijk vastgelegd; gedetailleerde informatie over alle grote eigenaren van financiële ondernemingen moet worden bekendgemaakt.

De tijdslimieten waarbinnen financiële ondernemingen bestemde activa van de hand moeten doen zijn ingekort.

Bepalingen inzake de deelnemingen van financiële ondernemingen in eigen aandelen zijn verscherpt en meer in detail vastgelegd. Deelnemingen van dochterondernemingen worden voortaan als eigen aandelen beschouwd, net als op eigen aandelen gebaseerde contracten buiten de balansstelling.

Financiële ondernemingen mogen geen krediet meer verlenen met eigen aandelen of aandelencertificaten als onderpand.

De financiële toezichthouder moet nu regels bepalen over de manier waarop leningen die worden gewaarborgd door een hypotheek op de aandelen van andere financiële ondernemingen in de risicobasis en kapitaalbasis moeten worden berekend.

Zowel de rol als de verantwoordelijkheid van de interne auditdienst zijn uitgebreid. Er gelden gedetailleerde regels voor het evenwicht tussen de omvang en diversiteit van de activiteiten van de betreffende financiële onderneming en de reikwijdte van haar interne auditdienst.

De periode waarin een auditkantoor steeds dezelfde financiële onderneming mag controleren, is voortaan tot vijf jaar beperkt; de bevoegdheid van financiële ondernemingen om een „moeilijke” auditeur te ontslaan is ingeperkt.

Alle bepalingen inzake de berekening van het eigen vermogen en verscheidene andere technische aspecten zijn herzien.

Regels inzake de uitoefening van gekwalificeerde deelnemingen, m.a.w. 10 % of meer van de stemrechten, zijn herzien. De financiële toezichthouder is gemachtigd de bewijslast om te keren bij de beoordeling van partijen die gekwalificeerde deelnemingen willen kopen of uitbreiden, bv. wanneer het niet zeker is wie de begunstigde eigena(a)r(en) is/zijn van een houdstermaatschappij met een gekwalificeerde deelneming.

Er worden extra eisen gesteld aan de bekwaamheid van directeurs, hun verantwoordelijkheid voor toezicht of activiteiten is uitgebreid en uitvoerende voorzitters van de raad van bestuur zijn niet toegelaten; de financiële toezichthouder heeft een grotere toezichthoudende rol voor de raad van bestuur toebedeeld gekregen; persoonlijk identificeerbare informatie over de vergoeding van senior managers moet worden vrijgegeven.

Er zijn regels bepaald voor krediettransacties van financiële ondernemingen met bestuurders, gedelegeerd bestuurders, hooggeplaatste werknemers en eigenaren van gekwalificeerde deelnemingen in de betreffende financiële onderneming. Gelijkaardige regels gelden voor partijen die nauw verbonden zijn met bovengenoemde personen. De financiële toezichthouder heeft regels aangenomen over wat als passende zekerheid voor zulke transacties wordt beschouwd.

Er zijn regels aangenomen over regelingen in verband met premiestelsels en bonussen voor managers en werknemers, evenals in verband met opzeggingsclausules.

Bepalingen inzake de reorganisatie en opheffing van financiële ondernemingen zijn verscherpt.

Er heeft een algemene herziening van speciale regels voor spaarbanken plaatsgevonden. De status en rechten van eigenaren van garantiekapitaal bij spaarbanken zijn verduidelijkt, er zijn beperkingen op dividenden opgelegd, er zijn duidelijke regels inzake transacties met garantiekapitaal aangenomen, er zijn regels bepaald voor waardeverminderingen op garantiekapitaal en de regels inzake de volmacht van spaarbanken om formeel samen te werken zijn verduidelijkt. Spaarbanken mogen hun rechtsvorm niet veranderen.

Volgens de IJslandse autoriteiten gaan de IJslandse regels in sommige opzichten verder dan het pan-Europese kader. Hieronder volgen de belangrijkste afwijkingen van regels die door de EU zijn aangenomen en in de EER-overeenkomst zijn opgenomen:

de financiële toezichthouder heeft de bevoegdheid om de activiteiten van individuele vestigingen van financiële ondernemingen in te perken indien hij daartoe reden ziet. Voorts heeft hij de bevoegdheid speciale vereisten op te leggen aan individuele vestigingen van financiële ondernemingen om hun activiteiten voort te zetten. De financiële toezichthouder kan de activiteiten met of zonder vergunning die een financiële onderneming nastreeft tijdelijk geheel of gedeeltelijk inperken, indien de Autoriteit daartoe reden ziet. Uiteraard is hiertoe niet het minst bijgedragen door de activiteiten van kantoren en de door hen geopende depositorekeningen in andere Europese staten vóór 2008 (Icesave, Edge en Saveand-Save).

In de IJslandse wetgeving zijn aanzienlijk meer gedetailleerde bepalingen vastgelegd over de rol van interne audits dan in de EU-richtlijnen.

Er zijn aanzienlijk meer gedetailleerde bepalingen vastgelegd over de manier waarop stresstests moeten worden uitgevoerd dan in de EU-richtlijnen.

Financiële ondernemingen moeten een speciaal register (een kredietregister) bijhouden van alle partijen waaraan krediet wordt verleend en moeten aan het eind van elke maand een actuele lijst aan de financiële toezichthouder bezorgen. Voorts zal er een vergelijkbare lijst worden verstuurd met daarin partijen die nauw verbonden zijn met financiële ondernemingen, hun raden van bestuur en managers, en groepen van verbonden cliënten, voor zover deze partijen niet op de bovengenoemde lijst voorkomen. Dankzij deze lijst kunnen de onderlinge verbanden tussen financiële ondernemingen, hun bestuurders en management beter worden gecontroleerd.

Indien de financiële toezichthouder van mening is dat het aangaan van krediet bij een enkele partij in het kredietregister, waarvan de financiële activiteiten niet onder officieel toezicht staan, een systeemimpact zou kunnen hebben, kan hij aan de betreffende partij informatie over haar verplichtingen vragen.

Indien een partij die niet onder officieel toezicht staat maar wel in het kredietregister voorkomt, weigert om aan de financiële toezichthouder informatie bekend te maken, kan de Autoriteit gecontroleerde entiteiten gelasten om de voornoemde partij niet langer diensten te verlenen. Hetzelfde geldt indien de door de partij bekendgemaakte informatie onbevredigend is. De bepalingen inzake een kredietregister en uitgebreide bevoegdheden voor toezichthoudende instanties in verband met partijen die niet onder officieel toezicht staan, komen niet terug in de EU-/EER-regels.

Er zijn aanzienlijk meer gedetailleerde en beperkende bepalingen inzake kredietverlening aan verbonden partijen en zekerheid dan in de EU-/EER-regels.

De financiële toezichthouder moet de eigenaar van een gekwalificeerde deelneming het recht op de uitoefening van de deelneming ontzeggen indien er twijfel bestaat over wie de begunstigde eigenaar is of zal zijn.

Het maximale tijdsbestek waarin externe auditeurs voor dezelfde financiële onderneming mogen werken is korter dan in de EU-/EER-regels.

Er zijn aanzienlijk meer gedetailleerde bepalingen inzake de bekwaamheid van bestuurders in financiële ondernemingen dan in de EU-richtlijnen.

Er zijn bepalingen aangenomen inzake regelingen voor bonussystemen en opzeggingsclausules.

Recent zijn er in EU-richtlijnen formele regels vastgelegd in verband met het beloningsbeleid, maar regels inzake opzeggingsclausules zijn hierin nog niet opgenomen.

Op 23 maart 2012 diende de minister van Economische Zaken een rapport in over de toekomstige structuur van het IJslandse financiële stelsel. De minister heeft verder een deskundigengroep aangesteld om een rechtskader voor te bereiden voor alle financiële activiteiten in IJsland.


Top