This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document E2002C0263(01)
2002/263/: EFTA Surveillance Authority Decision No 263/02/COL of 18 December 2002 amending for the thirty-sixth time the Procedural and Substantive Rules in the Field of State Aid by introducing a new chapter 26A: Multisectoral framework on regional aid for large investment projects
2002/263/: Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 263/02/COL van 18 december 2002 houdende de zesendertigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk 26A: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten
2002/263/: Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 263/02/COL van 18 december 2002 houdende de zesendertigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk 26A: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten
PB L 139 van 25.5.2006, p. 8–23
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 118M van 8.5.2007, p. 749–764
(MT)
In force
25.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/8 |
BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
nr. 263/02/COL
van 18 december 2002
houdende de zesendertigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk 26A: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name op de artikelen 61 tot en met 63,
GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (2), en met name op artikel 24 en artikel 1 van Protocol 3,
OVERWEGENDE dat ingevolge artikel 24 van de Toezichtovereenkomst de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uitvoering geeft aan de bepalingen van de EER-Overeenkomst inzake staatssteun,
OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ingevolge artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst kennisgevingen of richtsnoeren doet uitgaan over aangelegenheden die in de EER-Overeenkomst worden behandeld, indien die Overeenkomst of de Toezichtovereenkomst zulks uitdrukkelijk voorschrijft, of indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dit nodig acht,
WIJZENDE OP de formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun (3) die op 19 januari 1994 door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (4) werden vastgesteld en met name op de bepalingen van hoofdstuk 26 (Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten),
OVERWEGENDE dat de Europese Commissie op 7 maart 2003 een nieuwe mededeling (5) heeft goedgekeurd waarin zij de beginselen heeft vastgelegd op grond waarvan de verenigbaarheid van regionale steun voor grote investeringsprojecten met het Verdrag zal worden onderzocht,
OVERWEGENDE dat deze mededeling tevens voor de Europese Economische Ruimte relevant is,
OVERWEGENDE dat een uniforme toepassing van de EER-regels inzake overheidssteun in de gehele Europese Economische Ruimte dient te worden gewaarborgd,
OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” aan het einde van bijlage XV bij de EER-Overeenkomst, na overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, besluiten dient vast te stellen die overeenstemmen met de besluiten van de Europese Commissie teneinde ervoor te zorgen dat gelijke mededingingsvoorwaarden blijven bestaan,
NA overleg met de Europese Commissie,
OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 19 oktober 2001 op een multilaterale bijeenkomst met de EVA-staten over de kwestie heeft beraadslaagd,
BESLUIT:
1. |
De Richtsnoeren inzake overheidssteun worden gewijzigd door invoeging van een nieuw hoofdstuk 26A: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, zoals vervat in bijlage I bij dit besluit. |
2. |
Hoofdstuk 22, Steunmaatregelen in de sector synthetische vezels, en hoofdstuk 23, Staatssteun aan de automobielindustrie, van de huidige Richtsnoeren inzake overheidssteun worden geschrapt. |
3. |
De EVA-staten worden per brief van dit besluit in kennis gesteld door middel van een afschrift van het onderhavige besluit en van de bijlage. De EVA-staten worden verzocht om binnen 20 werkdagen hun akkoord met de in bijlage I uiteengezette dienstige maatregelen mee te delen; cf. ook punt 26A.9 van bijlage I. |
4. |
De Europese Commissie wordt overeenkomstig Protocol 27, onder d), van de EER-Overeenkomst van dit besluit in kennis gesteld door toezending van een afschrift van het besluit, met inbegrip van bijlage I. |
5. |
Het Besluit, met inbegrip van bijlage I, wordt bekendgemaakt in het EER-deel van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie, nadat de EVA-staten hun akkoord met de dienstige maatregelen hebben meegedeeld. |
6. |
Dit besluit is authentiek in de Engelse taal. |
Gedaan te Brussel, 18 december 2002.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Einar M. BULL
Voorzitter
Hannes HAFSTEIN
Lid van het College
(1) Hierna: „EER-Overeenkomst”.
(2) Hierna: „Toezichtovereenkomst”.
(3) Hierna: „Richtsnoeren inzake overheidssteun”.
(4) Oorspronkelijk gepubliceerd in PB L 231 van 3.9.1994, EER-supplement nr. 32.
(5) PB C 70 van 19.3.2002, blz. 8.
BIJLAGE
„26A. MULTISECTORALE KADERREGELING BETREFFENDE REGIONALE STEUN VOOR GROTE INVESTERINGSPROJECTEN
26A.1. INLEIDING: DRAAGWIJDTE VAN DE MAATREGEL
(1) |
Op 4 november 1998 heeft de Autoriteit de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten goedgekeurd (1). Deze kaderregeling is op 1 januari 1999 in werking getreden voor een aanvankelijke proefperiode van drie jaar. De geldigheidsduur werd in 2001 verlengd tot 31 december 2002. |
(2) |
De onderhavige kaderregeling is uitsluitend van toepassing op regionale steun zoals omschreven in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (2), d.w.z. op grond van artikel 61, lid 3, onder a) en c), van de EER-Overeenkomst verleende steun die ten doel heeft initiële investeringen, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende werkgelegenheidsschepping, te stimuleren. Deze kaderregeling is niet van invloed op de beoordeling van steunvoornemens uit hoofde van andere bepalingen van de EER-Overeenkomst, zoals met name artikel 61, lid 3, onder b). Wat de ijzer- en staalindustrie en de sector synthetische vezels betreft, is deze kaderregeling ook van toepassing op niet krachtens andere bepalingen vrijgestelde gevallen van individuele verlening van aanzienlijke steun aan kleine en middelgrote ondernemingen. Zij geldt niet voor gevallen van herstructureringssteun, die onder de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden blijven vallen (3). Deze kaderregeling laat eveneens de toepassing onverlet van de bestaande horizontale kaderregelingen, zoals de kaderregeling van de Toezichthoudende Autoriteit inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (4) en de kaderregeling van de Toezichthoudende Autoriteit inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (5). |
(3) |
De steunintensiteit van regionale investeringssteun die niet van de aanmeldingsverplichting zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van protocol 3 bij de Toezichtovereenkomst is vrijgesteld, zal worden beperkt op basis van de in de kaderregeling vastgelegde criteria. |
(4) |
Krachtens de kaderregeling is geen voorafgaande aanmelding van steun onder bepaalde drempels voor grote investeringsprojecten vereist wanneer de steun krachtens een reeds door de Autoriteit goedgekeurde steunregeling wordt toegekend. Deze kaderregeling laat evenwel de verplichting van de EVA-staten onverlet om nieuwe individuele (ad hoc)-steun aan te melden die niet van de aanmeldingsverplichting zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van de Toezichtovereenkomst is vrijgesteld. Ook individuele (ad hoc-)steunmaatregelen zullen op basis van de in deze kaderregeling neergelegde regels worden onderzocht. |
26A.2. NOODZAAK VAN DE MAATREGEL
(1) |
De steunplafonds die de Autoriteit voor alle voor regionale steun in aanmerking komende gebieden heeft vastgesteld, zijn over het algemeen bedoeld om voldoende stimulansen te bieden voor de ontwikkeling van de steungebieden. Aangezien er evenwel telkens slechts één plafond geldt, zijn deze plafonds, wanneer zij op grootschalige projecten worden toegepast, doorgaans te hoog in verhouding tot de regionale handicaps. De onderhavige kaderregeling heeft ten doel de stimulans voor grote projecten tot een zodanig niveau te beperken dat onnodige concurrentieverstoringen zoveel mogelijk worden vermeden. |
(2) |
Grote investeringen kunnen daadwerkelijk bijdragen tot de regionale ontwikkeling, niet alleen doordat zij onder meer andere ondernemingen naar het gebied lokken en tot de invoering van geavanceerde technologieën leiden, maar ook doordat zij tot een betere opleiding van de arbeidskrachten bijdragen. Dergelijke investeringen hebben evenwel minder te lijden onder de ernstige problemen die eigen zijn aan achtergebleven gebieden. Ten eerste kunnen grote investeringen tot schaalvoordelen aanleiding geven, hetgeen in een vermindering van de lokatiegebonden initiële kosten resulteert. Ten tweede zijn zij in vele opzichten niet afhankelijk van het gebied waarin de materiële investering wordt gedaan. Voor grote investeringsprojecten kan immers gemakkelijk kapitaal en krediet op de wereldmarkten worden opgenomen. Dergelijke projecten ondervinden voorts ook geen hinder van het beperktere aanbod van financiële diensten in een bepaald achtergebleven gebied. Bovendien kunnen ondernemingen die grote investeringen verrichten, een beroep doen op een geografisch grotere groep arbeidskrachten en gemakkelijker geschoolde werknemers naar de gekozen lokatie overplaatsen. |
(3) |
Indien grote investeringsprojecten veel staatssteun ontvangen omdat zij van het volledige regionale plafond profiteren, neemt ook het gevaar toe dat de handel ongunstig wordt beïnvloed en dat het verstorende effect ten opzichte van concurrenten in andere EER-landen wordt versterkt. De kans is immers groter dat de begunstigde van de steun een zeer belangrijke partij op de betrokken markt is, en dus dat de investering waarvoor de steun werd toegekend, de concurrentieverhoudingen op die markt verandert. |
(4) |
Daarenboven beschikken ondernemingen die grote investeringen doen, gewoonlijk over een aanzienlijke onderhandelingsmacht ten opzichte van de steunverlenende instanties. Investeerders in grote projecten overwegen immers vaak alternatieve locaties in verschillende EER-landen, wat tot een spiraal van steeds genereuzere steuntoezeggingen kan leiden waarbij soms veel meer steun wordt toegekend dan vereist is om de regionale handicaps te compenseren. |
(5) |
Een dergelijk subsidieopbod kan tot gevolg hebben dat voor grote investeringsprojecten steunintensiteiten worden toegestaan die hoger zijn dan de extra kosten die verbonden zijn aan de keuze om in een achtergebleven regio te investeren. |
(6) |
Een steunbedrag dat hoger is dan het noodzakelijke minimum om de regionale nadelen te compenseren, zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot negatieve effecten (inefficiënte locatiekeuzes), een grotere concurrentievervalsing en, aangezien steun te beschouwen is als een dure overdracht van de belastingbetalers naar de ontvangers van steun, tot een nettodaling van de welvaart. |
(7) |
De recente ervaring heeft geleerd dat grote investeringsprojecten die regionale investeringssteun genieten, kapitaalintensiever zijn dan kleinere investeringsprojecten. Een gunstiger behandeling van kleinere investeringsprojecten komt derhalve neer op een gunstiger behandeling van arbeidsintensievere projecten in steungebieden, hetgeen bijdraagt tot de schepping van arbeidsplaatsen en het terugdringen van de werkloosheid. |
(8) |
Bij sommige categorieën investeringen is de kans op een ernstige verstoring van de mededinging groter en het gunstige effect op de betrokken regio twijfelachtig. Dat geldt in het bijzonder voor investeringen in sectoren waar één enkel bedrijf een groot marktaandeel bezit, of waar de bestaande sectorale productiecapaciteit een aanzienlijke stijging vertoont zonder dat daar een overeenkomstige toename van de vraag naar de betrokken producten tegenover staat. Meer algemeen is het gevaar van mededingingsvervalsing groter in sectoren die met structurele problemen te kampen hebben, waar de bestaande productiecapaciteit reeds de marktvraag naar de producten overtreft, of waar de vraag naar de betrokken producten gestaag afneemt. |
26A.3. VERLAGING VAN HET STEUNNIVEAU VOOR GROTE INVESTERINGSPROJECTEN
(1) |
Onverminderd de verenigbaarheidscriteria die in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen zijn neergelegd, en onverminderd de aanmeldingsverplichting van punt 4 van deel 26A.3. of de overgangsbepalingen van deel 26A.8., wordt regionale investeringssteun voor investeringen waarmee voor steun in aanmerking komende uitgaven (6) van de hieronder vermelde orde van grootte zijn gemoeid, op basis van de volgende schaal aan een lager regionaal steunplafond onderworpen:
|
(2) |
Het toelaatbare steunbedrag voor een project van meer dan 50 miljoen EUR moet bijgevolg worden berekend volgens de volgende formule: maximaal steunbedrag = R(50 + 0,50 B + 0,34 C), waarbij R overeenstemt met het niet-gecorrigeerde regionale plafond, B met de voor steun in aanmerking komende uitgaven tussen 50 miljoen EUR en 100 miljoen EUR, en, in voorkomend geval (7), C met de voor steun in aanmerking komende uitgaven boven 100 miljoen EUR. |
(3) |
Wanneer een grote onderneming bijvoorbeeld 80 miljoen EUR investeert in een steungebied waarvoor het niet-aangepaste regionale steunplafond gelijk is aan 25 % nettosubsidie-equivalent (NSE), zou het maximaal toelaatbare steunbedrag op 16,25 miljoen EUR NSE belopen, hetgeen overeenstemt met een steunintensiteit van 20,3 % NSE. Voor een grote onderneming die 160 miljoen EUR in hetzelfde gebied investeert, zou het maximaal toelaatbare steunbedrag 23,85 miljoen EUR NSE belopen, hetgeen overeenstemt met een steunintensiteit van 14,9 % NSE. |
(4) |
De EVA-staten zijn evenwel verplicht elk geval van regionale investeringssteun aan te melden indien de voorgenomen steun hoger is dan het maximaal toelaatbare steunbedrag voor een investering van 100 miljoen EUR dat volgens de schaal en de regels van punt 1 van deel 26A.3 is berekend (8). Afzonderlijk aan te melden projecten komen in de volgende twee gevallen niet voor investeringssteun in aanmerking:
Het is aan de EVA-staat te bewijzen dat de onder (a) en (b) bedoelde situaties niet bestaan (9). Voor de toepassing van de punten (a) en (b) wordt het schijnbaar verbruik bepaald op het passende niveau van de Prodcom-nomenclatuur (10) in de EER, of, indien dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn, volgens een andere, algemeen aanvaarde marktsegmentatie voor de betrokken producten waarvoor dadelijk beschikbare statistische gegevens voorhanden zijn. |
26A.4. VERBOD OP STEUN VOOR INVESTERINGSPROJECTEN IN DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE
(1) |
Wat de ijzer- en staalindustrie zoals omschreven in bijlage B bij deze kaderregeling (11) betreft, merkt de Autoriteit op dat onder het EGKS-Verdrag vallende ijzer- en staalbedrijven gedurende vrij lange tijd hebben gefunctioneerd zonder een beroep te kunnen doen op investeringssteun, die voor andere industriesectoren wel beschikbaar was. De ijzer- en staalbedrijven zijn deze situatie gewend en hebben hun strategieën daaraan aangepast. Gelet op de specifieke kenmerken van de ijzer- en staalsector (in het bijzonder de structuur ervan, de bestaande overcapaciteit op Europees en wereldniveau, het bijzonder kapitaalintensieve karakter van de sector, de ligging van het merendeel van de ijzer- en staalfabriekinstallaties in voor regionale steun in aanmerking komende gebieden en de aanzienlijke hoeveelheden overheidsmiddelen die voor de herstructurering van de ijzer- en staalsector en de omschakeling van de ijzer- en staalgebieden zijn uitgetrokken) en gezien de ervaring die in het verleden met de toepassing van minder strenge staatssteunregels is opgedaan, lijkt het gerechtvaardigd investeringssteun aan deze sector te blijven verbieden, ongeacht de omvang van de investering. De Autoriteit acht regionale steun aan de ijzer- en staalindustrie dan ook niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar. Deze onverenigbaarheid geldt ook voor de individuele verlening van aanzienlijke steun aan kleine en middelgrote ondernemingen die niet krachtens andere bepalingen is vrijgesteld. |
26A.5. INVESTERINGSPROJECTEN IN ANDERE SECTOREN DAN DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE DIE MET STRUCTURELE PROBLEMEN TE KAMPEN HEBBEN
(1) |
De Autoriteit is in het verleden steeds van mening geweest dat investeringen in sectoren die met ernstige overcapaciteit of een gestage daling van de vraag worden of dreigen te worden geconfronteerd, het risico op een vervalsing van de mededinging vergroten zonder dat deze investeringen de noodzakelijke compenserende voordelen voor het betrokken gebied meebrengen. Omdat deze investeringen uit regionaal oogpunt minder voordelig zijn, is het aangewezen investeringssteun voor projecten in sectoren waar structurele problemen heersen, terug te schroeven tot een lager niveau dan datgene dat voor andere sectoren is toegestaan. |
(2) |
Tot dusver waren verschillende gevoelige industriële sectoren aan specifieke, striktere staatssteunregels onderworpen (12). In punt 3 van deel 26.1 van de vorige multisectorale kaderregeling is bepaald dat deze specifieke sectorale regels van toepassing blijven. |
(3) |
Een van de doelstellingen van de vorige multisectorale kaderregeling was te voorzien in de mogelijkheid om de bestaande sectorale regels door één enkel instrument te vervangen. De Autoriteit wil deze herziening aangrijpen om bovenbedoelde gevoelige industriesectoren onder het toepassingsgebied van de multisectorale kaderregeling te brengen, onder voorbehoud van de in deel 26A.8 vervatte overgangsbepalingen. |
(4) |
Tegen 31 december 2003 zullen de sectoren die met ernstige structurele problemen te kampen hebben, in een aan deze kaderregeling gehechte lijst van sectoren worden gespecificeerd. In deze sectoren zal dan geen regionale investeringssteun meer toegelaten zijn, behoudens het bepaalde in deze afdeling. |
(5) |
Met het oog op de opstelling van deze lijst van sectoren zullen de ernstige structurele problemen in beginsel worden gemeten aan de hand van gegevens over het schijnbaar verbruik op het passende niveau van de CPA-nomenclatuur (13) in de EER, of, indien dergelijke informatie niet beschikbaar is, volgens een andere, algemeen aanvaarde marktsegmentatie voor de betrokken producten waarvoor dadelijk beschikbare statistische gegevens voorhanden zijn. Er zal worden aangenomen dat er ernstige structurele problemen bestaan wanneer de betrokken sector achteruitgaat (14). De lijst van sectoren zal regelmatig worden geactualiseerd. Hoe vaak deze actualiseringen moeten geschieden, zal bij de opstelling van de lijst van sectoren worden vastgesteld. |
(6) |
Voor de sectoren die in de lijst van sectoren met ernstige structurele problemen zijn opgenomen, moeten vanaf 1 januari 2004 alle gevallen van regionale investeringssteun voor investeringsprojecten waarmee voor steun in aanmerking komende uitgaven zijn gemoeid die een door de Autoriteit bij de opstelling van de lijst van sectoren vast te stellen bedrag (15) overschrijden, afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld. De Autoriteit zal deze aanmeldingen onderzoeken op grond van de volgende regels: in de eerste plaats moet het ondersteunde project voldoen aan de algemene beoordelingscriteria die in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen zijn neergelegd; ten tweede zullen de voor steun in aanmerking komende uitgaven zoals omschreven in punt 3 van deel 26A.11 die een door de Autoriteit bij de opstelling van de lijst van sectoren vast te stellen bedrag overtreffen, niet voor investeringssteun in aanmerking komen, behalve in de in punt 7 van deel 26A.5 bedoelde gevallen. |
(7) |
In afwijking van punt 6 in deel 26A.5 kan de Autoriteit toestaan dat aan in de lijst van sectorenopgenomen sectoren investeringssteun wordt toegekend op grond van de in deel 26A.3 van deze kaderregeling vastgestelde steunintensiteiten, mits de betrokken EVA-staat aantoont dat, hoewel de sector vermoedelijk krimpt, de markt voor het betrokken product een snelle groei doormaakt (16). |
26A.6. CONTROLE ACHTERAF
(1) |
Bij de opstelling van deze kaderregeling heeft de Autoriteit ernaar gestreefd dat de regeling zo duidelijk, ondubbelzinnig, voorspelbaar en doelmatig mogelijk is en zo weinig mogelijk extra administratieve lasten met zich meebrengt. |
(2) |
Teneinde de doorzichtigheid en een efficiënte controle te garanderen, is het aangewezen een standaardformulier op te stellen met behulp waarvan de EVA-staten de Autoriteit beknopte informatie in de in bijlage A voorgeschreven vorm kunnen verstrekken wanneer op grond van de onderhavige kaderregeling steun voor investeringen van meer dan 50 miljoen EUR wordt verleend. Wanneer een onder deze kaderregeling vallende steunmaatregel ten uitvoer wordt gelegd, dient de betrokken EVA-staat deze beknopte informatie binnen 20 werkdagen vanaf het tijdstip dat de bevoegde autoriteit de steun heeft toegekend, aan de Autoriteit mede te delen. |
(3) |
De EVA-staten dienen gedetailleerde dossiers over de op grond van deze kaderregeling verleende individuele steun bij te houden. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die noodzakelijk is om te kunnen nagaan of de overeenkomstig deze kaderregeling vastgestelde maximale steunintensiteit in acht is genomen. De EVA-staten dienen elk dossier betreffende een individuele steunmaatregel te bewaren gedurende een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van toekenning van de steun. De betrokken EVA-staat verstrekt de Autoriteit op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen de langere termijn die de Autoriteit in haar verzoek vaststelt, alle gegevens die zij nodig acht om te kunnen nagaan of het bepaalde in deze kaderregeling is nageleefd. |
26A.7. GELDIGHEIDSDUUR VAN DE KADERREGELING
(1) |
Deze kaderregeling zal van toepassing zijn tot en met 31 december 2009. De Autoriteit zal de kaderregeling vóór die datum beoordelen. Zij kan deze kaderregeling vóór 31 december 2009 wijzigen om gewichtige redenen die met het mededingingsbeleid verband houden, of om met andere EER-beleidsterreinen of internationale verplichtingen rekening te houden. Een dergelijke herziening zal evenwel het verbod op investeringssteun aan de ijzer- en staalindustrie onverlet laten. |
(2) |
Wat de ijzer- en staalindustrie zoals omschreven in bijlage B betreft, zal het bepaalde in deze kaderregeling met ingang van 1 januari 2003 van toepassing zijn. De bestaande specifieke sectorale regels voor bepaalde ijzer- en staalsectoren die niet onder het EGKS-Verdrag vielen (17), vervallen met ingang van die datum. Wat de automobielindustrie zoals omschreven in bijlage C en de sector synthetische vezels zoals omschreven in bijlage D betreft, zal het bepaalde in deze kaderregeling met ingang van 1 januari 2003 van toepassing zijn. Aanmeldingen die door de Autoriteit vóór 1 januari 2003 worden geregistreerd voor de automobielindustrie en de sector synthetische vezels zullen evenwel worden beoordeeld op basis van de criteria die van kracht waren op het tijdstip van de aanmelding. |
(3) |
Voor de andere sectoren dan die welke in punt 2 van deel 26A.7 zijn vermeld, zal het bepaalde in de kaderregeling met ingang van 1 januari 2004 van toepassing zijn. De vorige multisectorale kaderregeling zal tot en met 31 december 2003 van toepassing blijven. Voor 1 januari 2004 ingeschreven aanmeldingen zullen echter worden onderzocht in het licht van de ten tijde van de aanmelding geldende criteria. |
(4) |
De Autoriteit zal nagaan of de zonder haar goedkeuring verstrekte investeringssteun met de EER-Overeenkomst verenigbaar is; zij zal dit doen:
|
26A.8. OVERGANGSBEPALINGEN
(1) |
Tot de toepassingsdatum van de in punt 4 van deel 26A.5 bedoelde lijst van sectoren:
|
(2) |
Vóór de toepassingsdatum van de in punt 4 van deel 26A.5 bedoelde lijst van sectoren zal de Autoriteit beslissen of en in hoeverre de automobielindustrie zoals omschreven in bijlage C en de sector synthetische vezels zoals omschreven in bijlage D in de lijst van sectoren moeten worden opgenomen. |
(3) |
Wat de scheepsbouw betreft, zullen de bestaande regels op grond van Besluit nr. 12/99 van het Gemengd Comité van de EER tot 31 december 2003 van kracht blijven. De Autoriteit zal vóór deze datum onderzoeken of de steunverlening aan de scheepsbouw onder de onderhavige kaderregeling dient te vallen en deze bedrijfstak in de lijst van sectoren moet worden opgenomen. |
26A.9. DIENSTIGE MAATREGELEN
(1) |
Teneinde de toepassing van de in deze kaderregeling neergelegde regels te waarborgen, zal de Autoriteit dienstige maatregelen in de zin van artikel 1, lid 1, van protocol 3 van de Toezichtovereenkomst voorstellen. Deze dienstige maatregelen behelzen onder meer het volgende:
|
(2) |
De EVA-staten moeten uiterlijk op 31 december 2003 alle nodige wijzigingen hebben verricht, behalve wat de maatregelen betreft ten aanzien van de ijzer- en staalindustrie, waarvoor de wijzigingen per 1 januari 2003 moeten zijn doorgevoerd, en ten aanzien van de sector synthetische vezels en de automobielindustrie, waarvoor de wijzigingen per 1 januari 2003 moeten zijn doorgevoerd. De EVA-staten worden verzocht binnen 20 werkdagen vanaf de datum waarop het schrijven aan hen wordt medegedeeld, uitdrukkelijk met de voorgestelde dienstige maatregelen in te stemmen. Bij ontstentenis van een antwoord neemt de Autoriteit aan dat de betrokken EVA-staat de voorgestelde maatregelen niet aanvaardt. |
26A.10. AANMELDINGSVERPLICHTING
(1) |
De EVA-staten worden verzocht van het aan deze kaderregeling gehechte aanmeldingsformulier (bijlage E) gebruik te maken om steunvoornemens uit hoofde van deze kaderregeling aan te melden. |
26A.11. DEFINITIE VAN GEBRUIKTE TERMEN
(1) |
De in deze kaderregeling gebruikte termen worden als volgt gedefinieerd: |
Investeringsproject
(2) |
Onder investeringsproject wordt verstaan een initiële investering in de zin van afdeling 25.4 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen. Een investeringsproject mag niet op kunstmatige wijze in onderprojecten worden verdeeld om aan het bepaalde in deze kaderregeling te ontkomen. Voor de toepassing van deze kaderregeling omvat een investeringsproject alle investeringen in vaste activa die door één of meer ondernemingen in een periode van drie jaar in een productie-installatie worden verricht. Een productie-installatie in de zin van deze kaderregeling is een geheel van economisch onscheidbare vaste activa die een welomlijnde technische functie vervullen, waartussen een materiële of functionele band bestaat en die op duidelijk omschreven doelstellingen zijn gericht, zoals de vervaardiging van een bepaald product. Wanneer twee of meer producten uit dezelfde grondstoffen worden vervaardigd, worden de productie-eenheden van deze producten als een en dezelfde productie-installatie aangemerkt. |
Voor steun in aanmerking komende uitgaven
(3) |
De voor steun in aanmerking komende uitgaven moeten worden vastgesteld overeenkomstig de daartoe in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen vastgelegde regels. |
Regionaal steunplafond
(4) |
Onder regionaal steunplafond wordt de maximale steunintensiteit verstaan die in het betrokken steungebied op het tijdstip van de steunverlening voor grote ondernemingen is toegestaan. De maximale steunintensiteiten worden overeenkomstig de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen vastgesteld op grond van de door de Autoriteit goedgekeurde regionale-steunkaart. |
Betrokken product
(5) |
Een betrokken product is een product waarop het investeringsproject betrekking heeft, alsmede, in voorkomend geval, een product dat als vervanging daarvoor wordt beschouwd, hetzij door de consument (wegens de kenmerken van de producten, hun prijs en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd), hetzij door de producent (ten gevolge van flexibiliteit van de productie-installaties). Wanneer het project betrekking heeft op een tussenproduct waarvoor geen markt bestaat, worden ook van dit product afgeleide producten als betrokken product aangemerkt. |
Schijnbaar verbruik
(6) |
Het schijnbare verbruik van het betrokken product is de productie vermeerderd met de invoer en verminderd met de uitvoer. |
(7) |
Wanneer de Autoriteit overeenkomstig deze kaderregeling het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het schijnbare verbruik van een betrokken product vaststelt, zal zij, waar zulks passend is, rekening houden met aanmerkelijke veranderingen in de tendens. |
(8) |
Wanneer het investeringsproject op een dienstensector betrekking heeft, zal de Autoriteit zich voor de vaststelling van de omvang en de ontwikkeling van de markt niet op het schijnbaar verbruik baseren, maar in plaats daarvan uitgaan van de op het gebied van de betrokken diensten behaalde omzet volgens de algemeen aanvaarde marktsegmentatie voor de betrokken diensten waarvoor dadelijk beschikbare statistische gegevens voorhanden zijn. |
BIJLAGE A BIJ DE MULTISECTORALE KADERREGELING
[FORMULIER VOOR DE CONTROLE ACHTERAF]
— |
Titel van de regeling (indien het om ad hoc-steun gaat, gelieve dit aan te geven). |
— |
Overheidsinstantie die steun verleent. |
— |
Indien de rechtsgrondslag wordt gevormd door een door de Autoriteit goedgekeurde steunregeling, geef de datum van de goedkeuring en het staatssteunreferentienummer. |
— |
Specificeer de regio en de gemeente. |
— |
Vermeld de naam van de onderneming, geef aan of het om een kleine of middelgrote, dan wel om een grote onderneming gaat, en vermeld ook, in voorkomend geval, de naam van de moederondernemingen. |
— |
Vermeld het type van het project en specificeer of het gaat om een nieuwe vestiging, een capaciteitsuitbreiding of een ander project. |
— |
Specificeer de totale kostprijs en de voor steun in aanmerking komende kosten van de kapitaaluitgaven die over de levensduur van het project worden geïnvesteerd. |
— |
Nominaal bedrag van de steun en zijn bruto- en nettosubsidie-equivalent. |
— |
Vermeld de eventuele voorwaarden waaraan de betaling van de voorgenomen steun is verbonden. |
— |
Betrokken producten of diensten en hun Prodcom-code of CPA-code voor projecten in de dienstensectoren. |
BIJLAGE B BIJ DE MULTISECTORALE KADERREGELING
DEFINITIE VAN DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE VOOR DE TOEPASSING VAN DE MULTISECTORALE KADERREGELING
Voor de toepassing van de multisectorale kaderregeling behelst de ijzer- en staalindustrie de ondernemingen die de onderstaande ijzer- en staalproducten vervaardigen:
Product |
Code van de gecombineerde nomenclatuur (19) |
Gietijzer |
7201 |
Ferrolegeringen |
7202 11 20; 7202 11 80; 7202 99 11 |
Ferroproducten verkregen door het rechtstreeks reduceren van ijzererts en andere sponsachtige ferroproducten |
7203 |
Ijzer en niet-gelegeerd staal |
7206 |
Halffabrikaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7207 11 11; 7207 11 14; 7207 11 16; 7207 12 10; 7207 19 11; 7207 19 14; 7207 19 16; 7207 19 31; 7207 20 11; 7207 20 15; 7207 20 17; 7207 20 32; 7207 20 51; 7207 20 55; 7207 20 57; 7207 20 71 |
Gewalste platte producten van van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7208 10 00; 7208 25 00; 7208 26 00; 7208 27 00; 7208 36 00; 7208 37; 7208 38; 7208 39; 7208 40; 7208 51; 7208 52; 7208 53; 7208 54; 7208 90 10; 7209 15 00; 7209 16; 7209 17; 7209 18; 7209 25 00; 7209 26; 7209 27; 7209 28; 7209 90 10; 7210 11 10; 7210 12 11; 7210 12 19; 7210 20 10; 7210 30 10; 7210 41 10; 7210 49 10; 7210 50 10; 7210 61 10; 7210 69 10; 7210 70 31; 7210 70 39; 7210 90 31; 7210 90 33; 7210 90 38; 7211 13 00; 7211 14; 7211 19; 7211 23 10; 7211 23 51; 7211 29 20; 7211 90 11; 7212 10 10; 7212 10 91; 7212 20 11; 7212 30 11; 7212 40 10; 7212 40 91; 7212 50 31; 7212 50 51; 7212 60 11; 7212 60 91 |
Walsdraad van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7213 10 00; 7213 20 00; 7213 91; 7213 99 |
Staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7214 20 00; 7214 30 00; 7214 91; 7214 99; 7215 90 10 |
Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7216 10 00; 7216 21 00; 7216 22 00; 7216 31; 7216 32; 7216 33; 7216 40; 7216 50; 7216 99 10 |
Roestvrij staal |
7218 10 00; 7218 91 11; 7218 91 19; 7218 99 11; 7218 99 20 |
Gewalste platte producten van roestvrij staal |
7219 11 00; 7219 12; 7219 13; 7219 14; 7219 21; 7219 22; 7219 23 00; 7219 24 00; 7219 31 00; 7219 32; 7219 33; 7219 34; 7219 35; 7219 90 10; 7220 11 00; 7220 12 00; 7220 20 10; 7220 90 11; 7220 90 31 |
Walsdraad van roestvrij staal |
7221 00; 7222 11; 7222 19; 7222 30 10; 7222 40 10; 7222 40 30 |
Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal |
7225 11 00; 7225 19; 7225 20 20; 7225 30 00; 7225 40; 7225 50 00; 7225 91 10; 7225 92 10; 7225 99 10; 7226 11 10; 7226 19 10; 7226 19 30; 7226 20 20; 7226 91; 7226 92 10; 7226 93 20; 7226 94 20; 7226 99 20 |
Walsdraad van ander gelegeerd staal |
7224 10 00; 7224 90 01; 7224 90 05; 7224 90 08; 7224 90 15; 7224 90 31; 7224 90 39; 7227 10 00; 7227 20 00; 7227 90; 7228 10 10; 7228 10 30; 7228 20 11; 7228 20 19; 7228 20 30; 7228 30 20; 7228 30 41; 7228 30 49; 7228 30 61; 7228 30 69; 7228 30 70; 7228 30 89; 7228 60 10; 7228 70 10; 7228 70 31; 7228 80 |
Damwandprofielen van ijzer of van staal |
7301 10 00 |
Spoorstaven (rails) en dwarsliggers |
7302 10 31; 7302 10 39; 7302 10 90; 7302 20 00; 7302 40 10; 7302 10 20 |
Buizen, pijpen en holle profielen |
7303; 7304 |
Gelaste buizen en pijpen met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer en staal |
7305 |
BIJLAGE C BIJ DE MULTISECTORALE KADERREGELING
DEFINITIE VAN DE AUTOMOBIELINDUSTRIE VOOR DE TOEPASSING VAN DE MULTISECTORALE KADERREGELING
Onder „automobielsector” moet worden verstaan de ontwikkeling, fabricage en assemblage van „automobielen”, „automotoren” en „modules of subsystemen” voor deze voertuigen of motoren, door een constructeur of door een „eersterangsleverancier”, in het laatste geval alleen in het kader van een „algemeen project”.
(a) |
Automobielen Het begrip „automobiel” omvat personenauto's, bedrijfsvoertuigen, bestelwagens, vrachtauto's, trekkers, bussen, autocars en andere commerciële voertuigen. Uitgesloten zijn raceauto's, auto's die niet aan het verkeer deelnemen (bijvoorbeeld sneeuw- en golfauto's), motorrijwielen, aanhangwagens, landbouwtrekkers en bosbouwtractoren, caravans, vrachtauto's voor speciale doeleinden (bijvoorbeeld brandweerauto's, mobiele werkplaatsen), stortkarren, werktrucks (bijvoorbeeld vorkheftrucks, loopwagens, platformtrucks) en voor het leger bestemde militaire voertuigen. |
(b) |
Automotoren Onder „automotoren” wordt verstaan compressie-, ontstekings- en vonkontstekingsmotoren, alsmede elektro-, turbine-, gas-, hybride- of andere motoren voor „automobielen”. |
(c) |
Modules en subsystemen Een module of subsysteem is een geheel van primaire componenten voor een automobiel of een motor, dat door een eersterangsleverancier is gefabriceerd, geassembleerd of gemonteerd, en door een computersgesteunde bestelling of in „lean”-productie wordt geleverd. De logistieke bevoorradings- en opslagdiensten alsook de toeleverantie van met de productie samenhangende werkzaamheden (bijvoorbeeld het lakken van onderdelen) dienen eveneens als module of subsysteem te worden behandeld. |
(d) |
Eersterangsleveranciers Onder „eersterangsleverancier” moet worden verstaan een al dan niet van de constructeur afhankelijke toeleverancier die de verantwoordelijkheid voor de studie en ontwikkeling deelt, en die subsystemen of modules ten behoeve van een industriële onderneming uit de automobielsector produceert, monteert en/of levert in de fabricage- of montagefasen. Deze industriële partner is vaak met de bouwer verbonden door een contract met een looptijd die overeenkomt met de levensduur van het model (bijvoorbeeld tot een nieuwe design wordt ontwikkeld). Een eersterangsleverancier kan ook diensten leveren, vooral van logistieke aard, zoals het beheer van een bevoorradingscentrum. |
(e) |
Algemeen project Een bouwer kan op de plaats van de investering zelf, of op één of meer industrieterreinen binnen een zekere geografische nabijheid (13), één of meer projecten van eersterangsleveranciers integreren, teneinde de levering te garanderen van modules of subsystemen voor de voertuigen of motoren die bestemd zijn voor zijn project. Onder „algemeen project” wordt het geheel van projecten verstaan. Een algemeen project heeft dezelfde duur als het investeringsproject van de autobouwer. Opdat de investering van een eersterangsleverancier past in de definitie van een algemeen project, dient op zijn minst de helft van de productie die het gevolg is van deze investering te worden geleverd aan de betrokken constructeur in de betrokken fabriek. |
BIJLAGE D BIJ DE MULTISECTORALE KADERREGELING
DEFINITIE VAN DE SECTOR SYNTHETISCHE VEZELS VOOR DE TOEPASSING VAN DE MULTISECTORALE KADERREGELING
Voor de toepassing van de multisectorale kaderregeling wordt de sector synthetische vezels als volgt gedefinieerd:
— |
de extrusie/texturizering van alle algemene soorten vezels en garens op basis van polyester, polyamide, acryl of polypropyleen, ongeacht het eindgebruik ervan, of |
— |
polymerisatie (met inbegrip van polycondensatie), wanneer deze wordt geïntegreerd met extrusie wat de gebruikte machines betreft, of |
— |
elk nevenprocédé dat verband houdt met de gelijktijdige installatie van extrusie-/texturizeringscapaciteit door de potentiële begunstigde onderneming of door een andere onderneming van het concern waartoe deze behoort en die in de betrokken specifieke bedrijfsactiviteit normaal van een dergelijke capaciteit, wat de gebruikte machines betreft, deel uitmaakt. |
BIJLAGE E BIJ DE MULTISECTORALE KADERREGELING
AANMELDINGSFORMULIER (20)
AFDELING 1 – EVA-STAAT
Inlichtingen betreffende de aanmeldende overheidsinstantie:
1.1.2. Naam en adres van de aanmeldende instantie;
1.1.3. Naam, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres, alsook de functie van de perso(o)n(en) die moet(en) worden gecontacteerd indien aanvullende inlichtingen worden verlangd.
Inlichtingen betreffende de te contacteren persoon in de Permanente Vertegenwoordiging:
1.2.1. Naam, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres alsook de functie van de persoon die moet worden gecontacteerd indien aanvullende inlichtingen worden verlangd.
AFDELING 2 - ONTVANGER VAN DE STEUN
Structuur van de onderneming of ondernemingen die in het project investeren:
2.1.1. Identiteit van de ontvanger van de steun
2.1.2. Indien de juridische identiteit van de ontvanger van de steun verschillend is van de onderneming(en) die het project financier(t)(en) of die de steun ontvang(t)(en), omschrijf ook die verschillen.
2.1.3. Identificeer het moederconcern van de ontvanger van de steun, omschrijf de structuur van het concern en de eigendomsstructuur van elke moederonderneming.
Gelieve de volgende gegevens over de laatste drie boekjaren te verschaffen voor de onderneming of ondernemingen die in het project investeren:
2.2.1. Wereldwijde omzet, EER-omzet en omzet in de betrokken EVA-staat.
2.2.2. Winst na belastingen en kasstroom (op geconsolideerde basis).
2.2.3. Aantal arbeidsplaatsen in de wereld, op EER-niveau en in de betrokken EVA-staat.
2.2.4. Uitsplitsing per markt van de omzet in de betrokken lidstaat, in de rest van de EER en buiten de EER
2.2.5. Gecontroleerde jaarrekeningen en jaarverslagen van de laatste drie jaar.
Indien de investering in een bestaande industriële vestiging plaatsvindt, gelieve voor de laatste drie boekjaren van die entiteit de volgende gegevens te verschaffen:
2.3.1. Totale omzet.
2.3.2. Winst na belastingen en kasstroom.
2.3.3. Aantal arbeidsplaatsen.
2.3.4. Uitsplitsing per markt van de afzet in de betrokken EVA-staat, in de rest van de EER en buiten de EER.
AFDELING 3 - STAATSSTEUN
Verschaf de volgende gegevens voor elke maatregel van voorgenomen overheidsbijstand
Details:
3.1.1. Titel van de regeling (indien het om ad hoc-steun gaat, gelieve dit aan te geven).
3.1.2. Rechtsgrondslag (wet, decreet enz.).
3.1.3. Overheidsinstantie die steun verleent.
3.1.4. Indien de rechtsgrondslag wordt gevormd door een door de Autoriteit goedgekeurde steunregeling, geef de datum van de goedkeuring en het staatssteunreferentienummer.
Vorm van de voorgenomen steunmaatregel:
3.2.1. Is de voorgenomen steunmaatregel een subsidie, een rentesubsidie, een verlaging van de socialezekerheidsbijdragen, een belastingkrediet(vermindering), een participatie in het aandelenkapitaal, een omzetting van schuld of een afschrijving van schulden, een zachte lening, een uitgestelde belastingheffing, een bedrag dat onder een garantieregeling valt enz.
3.2.2. Geef de voorwaarden waaraan de uitbetaling van de voorgenomen steun is verbonden.
Bedrag van de voorgenomen steun:
3.3.1. Nominaal bedrag van de steun en zijn bruto- en nettosubsidie-equivalent.
3.3.2. Is de steunmaatregel onderworpen aan vennootschapsbelasting (of enigerlei andere directe belasting)? Indien slechts gedeeltelijk, in welke mate?
3.3.3. Geef een volledig betalingsschema voor de voorgenomen steun. Geef voor het pakket van voorgenomen overheidsbijstandsmaatregelen de volgende gegevens:
De kenmerken van de bijstandsmaatregelen:
3.4.1. Is een of meer van de steunmaatregelen van het volledige pakket nog niet omschreven? Zo ja: specificeer
3.4.2. Geef aan welke van de voornoemde maatregelen geen staatssteun vormen en om welke reden(en).
3.5. Wordt voor hetzelfde project aanvullende ondersteuning gevraagd van andere Europese of internationale financieringsinstellingen? Indien zo, voor welke bedragen?
Cumulatie van maatregelen van openbare bijstand:
3.6.1. Raming van het brutosubsidie-equivalent (vóór belastingen) van de gecombineerde steunmaatregelen.
3.6.2. Raming van het nettosubsidie-equivalent (na belastingen) van de gecombineerde steunmaatregelen.
AFDELING 4 - ONDERSTEUND PROJECT
Plaats van het project:
4.1.1. Geef het gebied aan en de gemeente alsmede het adres.
Duur van het project:
4.2.1. Specificeer de aanvangsdatum van het investeringsproject en de datum van voltooiing van de investering.
4.2.2. Specificeer de geplande aanvangsdatum van de nieuwe productie en het jaar waarin volledige productie kan worden bereikt.
Beschrijving van het project:
4.3.1. Geef het type van het project en specificeer of het gaat om een nieuwe vestiging, een capaciteitsuitbreiding of een ander project.
4.3.2. Geef een korte algemene beschrijving van het project.
Uitsplitsing van de projectkosten:
4.4.1. Specificeer de totale kostprijs van kapitaaluitgaven die worden geïnvesteerd en afgeschreven over de levensduur van het project.
4.4.2. Geef een gedetailleerd overzicht van de kapitaaluitgaven en van de overige uitgaven die met het investeringsproject verband houden.
Financiering van de totale projectkosten:
4.5.1. Vermeld de financiering van de totale kostprijs van het investeringsproject.
AFDELING 5 - PRODUCT- EN MARKTKENMERKEN
Kenmerken van het/de met het project beoogde product(en):
5.1.1. Specificeer het product of de producten die in de gesteunde vestiging zullen worden vervaardigd na de voltooiing van de investering, alsmede de relevante (sub)sector(en) waartoe het(de) product(en) behoren (vermeld de Prodcom-code of CPA-code voor projecten in de dienstensector):
5.1.2. Welk(e) product(en) word(t)(en) vervangen? Indien deze vervangen producten niet in dezelfde vestiging worden geproduceerd, vermeld waar zij thans worden geproduceerd.
5.1.3. Welke overige product(en) kunnen met dezelfde nieuwe faciliteiten worden vervaardigd tegen weinig of geen extra kosten?
Capaciteitsgegevens:
5.2.1. Kwantificeer het effect van het project op de totale levensvatbare capaciteit van de ontvanger van de steun in de EER (eveneens voor het concern) en zulks voor alle betrokken producten (in eenheden per jaar voor het jaar voorafgaand aan het aanvangsjaar en voor het jaar waarin het project is voltooid).
5.2.2. Geef voor elk van de betrokken producten een raming van de totale capaciteit van alle EER-producenten.
Marktgegevens:
5.3.1. Verschaf voor elk van de laatste zes boekjaren gegevens over het schijnbaar verbruik van het (de) betrokken product(en). Voeg ter illustratie van het antwoord hierbij statistieken die door andere bronnen zijn samengesteld, zo deze beschikbaar zijn.
5.3.2. Geef voor de volgende drie boekjaren een prognose van de ontwikkeling van het schijnbaar verbruik van het (de) betrokken product(en). Voeg ter illustratie van het antwoord statistieken bij die door onafhankelijke bronnen zijn samengesteld, zo deze beschikbaar zijn.
5.3.3. Is de relevante markt een krimpende markt en om welke redenen?
5.3.4. Geef een raming van het marktaandeel (in waarde) van de ontvanger van de steun of van het concern waartoe deze behoort voor het jaar voorafgaand aan het aanvangsjaar en bij de voltooiing van het project.
(1) PB L 111 van 29.4.1999 en EER-supplement nr. 18 van dezelfde datum.
(2) Zie hoofdstuk 25 van deze richtsnoeren.
(3) Zie hoofdstuk 16 van deze richtsnoeren.
(4) Zie hoofdstuk 14 van deze richtsnoeren.
(5) Zie hoofdstuk 15 van deze richtsnoeren.
(6) In de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen zijn de voor regionale investeringssteun in aanmerking komende uitgaven gedefinieerd ofwel door het bepaalde in de leden 8 t/m 12 van deel 25.4. (optie 1), ofwel door het bepaalde in lid 24 van deel 25.4 (optie 2). Overeenkomstig lid 30 van deel 25.4. van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen kan de op grond van optie 1 berekende steun („investeringssteun”) met op grond van optie 2 berekende steun („werkgelegenheidssteun”) worden gecumuleerd, mits het gecumuleerde steunbedrag binnen de grenzen blijft van het regionale steunplafond, vermenigvuldigd met het hoogste bedrag van de mogelijke twee uitgaven die voor steun in aanmerking komen. Overeenkomstig deze regel en voor de toepassing van de onderhavige kaderregeling worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven van een specifiek investeringsproject vastgesteld op basis van de optie die het hoogste bedrag oplevert. Het bedrag van de voor steun in aanmerking komende uitgaven wordt derhalve op zodanige wijze bepaald dat het niet hoger ligt dan het hoogste investeringsbedrag dat wordt verkregen door toepassing van de berekeningsmethode voor de werkgelegenheidssteun en de berekeningsmethode voor de steun voor initiële investeringen, met inachtneming van het voor de regio geldende steunplafond
(7) In de onderstaande tabel wordt voor specifieke bedragen van de voor steun in aanmerking komende uitgaven en voor specifieke regionale plafonds aangegeven welke steunintensiteiten volgens de reductieschaal kunnen worden toegestaan.
Voor steun in aanmerking komende uitgaven |
Regionaal steunplafond |
|||||
15 % |
20 % |
25 % |
30 % |
35 % |
40 % |
|
50 miljoen EUR |
15,00 % |
20,00 % |
25,00 % |
30,00 % |
35,00 % |
40,00 % |
100 miljoen EUR |
11,25 % |
15,00 % |
18,75 % |
22,50 % |
26,25 % |
30,00 % |
200 miljoen EUR |
8,18 % |
10,90 % |
13,63 % |
16,35 % |
19,08 % |
21,80 % |
500 miljoen EUR |
6,33 % |
8,44 % |
10,55 % |
12,66 % |
14,77 % |
16,88 % |
(8) Voornemens om ad hoc-steun toe te kennen, moeten hoe dan ook worden aangemeld en zullen worden beoordeeld op grond van de in deel 26.3. van de kaderregeling vastgelegde regels en de in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen neergelegde algemene beoordelingscriteria.
(9) Wanneer de EVA-staat aantoont dat de begunstigde van de steun door daadwerkelijke innovatie een nieuwe productmarkt tot stand brengt, behoeven de onder a) en b) bedoelde tests niet te worden uitgevoerd en wordt de steun toegestaan volgens de in punt 1 van deel 26A.3 vastgestelde schaal.
(10) Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 1). De verordening is in de EER-Overeenkomst opgenomen (bijlage XXI) bij Besluit nr. 7/94 van het Gemengd Comité.
(11) Deze bedrijfstak omvat de ijzer- en staalsectoren die vroeger onder het EGKS-Verdrag vielen, alsook de subsectoren buizen en grote gelaste buizen, waarop het EGKS-Verdrag niet van toepassing was, maar die deel uitmaken van een geïntegreerd productieproces en die kenmerken vertonen die vergelijkbaar zijn met die van de ijzer- en staalsectoren die wel onder het EGKS-Verdrag vielen.
(12) De steun aan de scheepsbouw valt onder Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw, zoals aan de EER-overeenkomst aangepast bij Besluit nr. 12/99 van het Gemengd Comité van de EER, hierna de scheepsbouwverordening genoemd (zie ook hoofdstuk 31 van de Richtsnoeren inzake overheidssteun).
(13) Verordening (EEG) nr. 3696/93 van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de statistische classificatie van producten, gekoppeld aan de economische activiteiten in de Europese Economische Gemeenschap (CPA) (PB L 342 van 31.12.1993, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 204/2002 van de Commissie (PB L 36 van 6.2.2002, blz. 1). Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 1). Verordening (EEG) nr. 3696/93 is in de EER-Overeenkomst opgenomen (bijlage XXI) bij Besluit nr. 7/94 van het Gemengd Comité.
(14) Er kan een sterk vermoeden rijzen dat er een krimpende sector is, wanneer het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage voor het schijnbare verbruik in de EER de laatste vijf jaar negatief is geweest.
(15) Dit bedrag kan in beginsel worden vastgesteld op 25 miljoen EUR, maar kan van sector tot sector uiteenlopen.
(16) De markt voor het betrokken product zal als een snelgroeiende markt worden aangemerkt wanneer het schijnbaar verbruik over de laatste vijf jaar op het passende niveau van de Prodcom-nomenclatuur in de EER, of, indien dergelijke informatie niet beschikbaar is, volgens een andere, algemeen aanvaarde marktsegmentatie voor de betrokken producten waarvoor dadelijk beschikbare statistische gegevens voorhanden zijn, in waarde groeit in een gemiddeld tempo dat gelijk is aan of hoger ligt dan het gemiddelde groeipercentage van het BBP van de EER.
(17) Zie hoofdstuk 24 van deze richtsnoeren.
(18) Voornemens om ad hoc-steun toe te kennen, moeten hoe dan ook worden aangemeld en zullen worden beoordeeld op grond van deze regel en de in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen neergelegde algemene beoordelingscriteria.
(19) PB L 279 van 23.10.2001, blz. 1.
(20) Voor steunverlening die niet onder reeds goedgekeurde regelingen valt, moet de EVA-staat informatie verschaffen over het gunstige effect van de steunmaatregel op het betrokken steungebied.