EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/165/64

Zaak T-145/06: Beroep ingesteld op 18 mei 2006 — Omya/Commissie

PB C 165 van 15.7.2006, p. 32–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

15.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/32


Beroep ingesteld op 18 mei 2006 — Omya/Commissie

(Zaak T-145/06)

(2006/C 165/64)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekster: Omya AG (Oftringen, Zwitserland) (vertegenwoordigers: C. Ahlborn, C. Berg, solicitors, C. Pinto Correira, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van de Europese Commissie van 8 maart 2006 in zaak COMP/M.3796 — Omya/J.M. Huber PCC nietig te verklaren;

te verklaren dat de concentratie die het voorwerp is van zaak COMP/M.3796 — Omya/J.M. Huber PCC wordt geacht verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te zijn verklaard; en

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C (2006)795 van de Commissie van 8 maart 2006 in zaak COMP/M.3796 betreffende een concentratie, volgens welke verzoekster krachtens artikel 11, lid 3, van de EG-concentratieverordening (1) wordt verzocht, de Commissie correcte en volledige inlichtingen te verstrekken over verzoeksters overname van de neergeslagen-calciumcarbonaatactiviteiten van J.M. Huber Corporation (hierna: „bestreden beschikking”). Ten gevolge van de bestreden beschikking werd van het tijdschema voor de concentratie aldus afgeweken dat de termijn voor de eindbeschikking betreffende de aangemelde concentratie werd uitgesteld van 31 maart 2006 tot 28 juni 2006.

De Commissie verklaart in de bestreden beschikking dat verzoekster in antwoord op een eerder verzoek om inlichtingen althans ten dele onjuiste informatie heeft verstrekt. Volgens verzoekster is deze verklaring in tegenspraak met een eerdere brief van de Commissie waarin deze erkent dat de verstrekte inlichtingen volledig waren.

Ter ondersteuning van haar verzoek stelt verzoekster schending van artikel 11, leden 1 en 3, van de EG-concentratieverordening, doordat (i) de in de bestreden beschikking gevraagde inlichtingen niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van de concentratie, (ii) de gevraagde informatie eerder al volledig was verstrekt, en (iii) de Commissie in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel niet onverwijld heeft gehandeld.

Verzoekster stelt bovendien dat de Commissie in de bestreden beschikking misbruik heeft gemaakt van de haar bij artikel 11, lid 3, van de EG-concentratieverordening toegekende bevoegdheden, aangezien de Commissie volgens verzoekster met de bestreden beschikking voornamelijk tot doel had, de in de EG-concentratieverordening gestelde termijn te verlengen, veeleer dan nodige inlichtingen op te vragen.

Verzoekster betoogt ten slotte dat zij door de bestreden beschikking wordt beschaamd in haar rechtmatige verwachting dat zij haar verplichting tot het verstrekken van de gevraagde inlichtingen was nagekomen, en dat de termijn voor het geven van de eindbeschikking betreffende de aangemelde concentratie verstreek op 31 maart 2006. Volgens verzoekster is deze verwachting ontstaan uit de vorige brief van de Commissie, waarin deze laatste erkende dat de verstrekte inlichtingen volledig waren, en uit de wijze waarop de Commissie daarop heeft gehandeld.


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB L 24, blz. 1).


Top