EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/165/16

Zaak C-11/05: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 mei 2006 (verzoek van het Gerechtshof te Amsterdam om een prejudiciële beslissing) — Friesland Coberco Dairy Foods BV, handelend onder de naam Friesland Supply Point Ede tegen Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen ([Communautair douanewetboek — Regeling behandeling onder douanetoezicht — Afwijzing door nationale douaneautoriteiten van aanvraag voor vergunning tot behandeling onder douanetoezicht — Dwingend karakter van conclusies van Comité douanewetboek — Ontbreken — Bevoegdheid van Hof om over geldigheid van deze conclusies te oordelen in kader van artikel 234 EG — Ontbreken — Uitlegging van artikel 133, sub e, van douanewetboek — Uitlegging van artikelen 502, lid 3, en 504, lid 4, van verordening (EEG) nr. 2454/93 — Globale beoordeling van alle omstandigheden ter zake van aanvraag voor vergunning])

PB C 165 van 15.7.2006, p. 10–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

15.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/10


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 mei 2006 (verzoek van het Gerechtshof te Amsterdam om een prejudiciële beslissing) — Friesland Coberco Dairy Foods BV, handelend onder de naam „Friesland Supply Point Ede” tegen Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen

(Zaak C-11/05) (1)

([Communautair douanewetboek - Regeling behandeling onder douanetoezicht - Afwijzing door nationale douaneautoriteiten van aanvraag voor vergunning tot behandeling onder douanetoezicht - Dwingend karakter van conclusies van Comité douanewetboek - Ontbreken - Bevoegdheid van Hof om over geldigheid van deze conclusies te oordelen in kader van artikel 234 EG - Ontbreken - Uitlegging van artikel 133, sub e, van douanewetboek - Uitlegging van artikelen 502, lid 3, en 504, lid 4, van verordening (EEG) nr. 2454/93 - Globale beoordeling van alle omstandigheden ter zake van aanvraag voor vergunning])

(2006/C 165/16)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Gerechtshof te Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Friesland Coberco Dairy Foods BV, handelend onder de naam „Friesland Supply Point Ede”

Verweerder: Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Gerechtshof te Amsterdam — Uitlegging van artikel 133, sub e, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1) — Betekenis van uitdrukking „zonder dat de wezenlijke belangen van communautaire producenten van soortgelijke goederen worden geschaad (economische voorwaarden)” — Regeling behandeling onder douanetoezicht — Uitlegging van artikelen 502, lid 2, 504, lid 4, 552 van en bijlage 76, deel B, bij verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 (PB L 253, blz. 1), in de versie van verordening (EG) nr. 993/2001 (PB L 141, blz. 1) — Vergunning — Conclusies van Comité — Beoordeling door Hof van Justitie — Bevoegdheid)

Dictum

1)

In het kader van de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning tot behandeling onder douanetoezicht krachtens artikel 133, sub e, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000, moet niet alleen rekening worden gehouden met de markt van eindproducten, maar ook met de economische situatie op de markt van de grondstoffen die voor de vervaardiging van deze producten worden gebruikt.

2)

De criteria die in acht moeten worden genomen bij de beoordeling van „het ontstaan of de instandhouding van een behandelingsactiviteit” in de zin van artikel 133, sub e, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, en artikel 502, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001, kunnen het criterium van het scheppen van een minimumaantal arbeidsplaatsen als gevolg van de voorgenomen behandelingsactiviteiten omvatten, maar dit is niet het enige criterium. Deze criteria hangen immers af van de aard van de betrokken behandelingsactiviteit en de nationale douaneautoriteit die belast is met het onderzoek van de economische voorwaarden uit hoofde van deze beide bepalingen, dient alle relevante gegevens globaal te beoordelen, daaronder begrepen die betreffende het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen, de waarde van de gedane investering of de duurzaamheid van de beoogde activiteit.

3)

De geldigheid van de conclusies van het Comité douanewetboek krachtens artikel 133, sub e, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, kan niet worden onderzocht in het kader van artikel 234 EG.

4)

De conclusies van het Comité douanewetboek zijn niet bindend voor de nationale douaneautoriteiten die beslissen over een aanvraag voor een vergunning tot behandeling onder douanetoezicht.


(1)  PB C 82 van 2.4.2005.


Top