EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/115/14

Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen — Een raamstrategie en het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) Voor een rechtvaardige samenleving

PB C 115 van 16.5.2006, p. 65–69 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

16.5.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 115/65


Advies van het Comité van de Regio's over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen — Een raamstrategie” en het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) Voor een rechtvaardige samenleving”

(2006/C 115/14)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereenEen raamstrategie (COM(2005) 224 final) en het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007)Voor een rechtvaardige samenleving (COM(2005) 225 final),

Gezien het besluit van de Commissie op 1 juni 2005 om het Comité van de Regio's overeenkomstig artikel 265, lid 1, van het EG-Verdrag over dit vraagstuk te raadplegen,

Gezien de resolutie van het Europees Parlement over de bescherming van minderheden en anti-discriminatiebeleid in een uitgebreide Europese Unie en het advies dat het Comité van de Regio's daarover zal opstellen,

Gezien het besluit van de voorzitter van het Comité van de Regio's op 25 juli 2005 om de commissie „Economisch en sociaal beleid” met de voorbereiding van het desbetreffende advies te belasten,

Gezien zijn advies over gelijke behandeling (CdR 513/99 fin (1)),

Gezien Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming en Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep,

Gezien zijn advies over de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten (CdR 19/2004 fin (2)),

Gezien zijn advies over het Groenboek „Gelijkheid en non-discriminatie in een uitgebreide Europese Unie” (COM(2004) 379 final) (CdR 241/2004 fin (3)),

Gezien het op 23 september 2005 door zijn commissie „Economisch en sociaal beleid” goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 226/2005 rév.1) (rapporteur: de heer MOORE, lid van de Sheffield Metropolitan Borough Council, UK-ALDE),

Overwegende dat

1)

in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, religie of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid als een fundamentele doelstelling is vastgelegd,

2)

met de volgende bepaling van het in december 2000 door de Europese Raad te Nice goedgekeurde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, die is overgenomen in artikel II-81 van het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, een breed verbod op discriminatie wordt ingevoerd: „Iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, is verboden”,

3)

Richtlijn 2000/43/EG inzake gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming en Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep in alle lidstaten al vóór eind 2003 in nationaal recht hadden moeten zijn omgezet,

4)

de sociale agenda voor de periode 2005-2010, waarmee de strategie van Lissabon wordt aangevuld en kracht bijgezet, een sleutelrol speelt bij de bevordering van de sociale dimensie van economische groei en dat de bevordering van gelijke kansen voor iedereen een prioriteit van de sociale agenda is,

heeft onderstaand advies uitgebracht, dat op zijn 62e zitting op 16 en 17 november 2005 (vergadering van 16 november) met algemene stemmen is goedgekeurd.

1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

I)   Resultaat van het overleg over het Groenboek

1.1

De Commissie heeft getracht om de op- en aanmerkingen die de ruim 1500 organisaties tijdens het overleg over het door de Commissie in mei 2004 goedgekeurde Groenboek „Gelijkheid en non-discriminatie in een uitgebreide Europese Unie” hebben gemaakt, in onderhavige documenten te verwerken. Die inspanning is prijzenswaardig.

1.2

Behalve het Comité zelf heeft een groot aantal lokale en regionale overheden en hun organisaties aan dat overleg deelgenomen.

1.3

De belangstelling die de lokale en regionale overheden voor dit Groenboek hebben getoond, is tekenend voor hun belangrijke rol bij de toepassing van strategieën voor de bestrijding van discriminatie en de bevordering van gelijke kansen voor iedereen. De verklaring daarvoor is dat lokale en regionale overheden zelf veel personeel in dienst hebben en verantwoordelijkheid dragen als producenten van goederen en diensten.

1.4

De Commissie heeft terecht een aantal van de opmerkingen die het Comité in zijn advies over het Groenboek maakt, grotendeels overgenomen. Daarbij gaat het met name om pogingen om de toepassing van non-discriminatie-wetten te verbeteren, voorlichtings- en bewustmakingscampagnes te organiseren, belanghebbenden inspraak te geven en de instrumenten voor toezicht en verslaglegging te verbeteren.

II)   Doeltreffende wettelijke bescherming tegen discriminatie

1.5

Het Comité staat achter het voorstel dat er ieder jaar een uitvoerig verslag over de nationale uitvoeringsmaatregelen ter omzetting van de bepalingen van de Richtlijnen 2000/43/EG en 2000/78/EG wordt opgesteld.

1.6

Ook is het ingenomen met de voor begin 2006 aangekondigde publicatie van Commissieverslagen aan de Raad en het Europees Parlement waarin de omzetting van bovengenoemde richtlijnen wordt geanalyseerd.

1.7

Betreurenswaardig is dat de toepassing van het anti-discriminatiebeleid door de lidstaten nog te wensen overlaat.

III)   Verdere benodigde maatregelen om het huidige rechtskader te vervolledigen

1.8

Het Comité vindt het jammer dat er bij de door artikel 13 van het EG-Verdrag geboden bescherming van doelgroepen een volgorde van belangrijkheid is aangebracht. Ook moet het kader voor EU-beleid nog worden aangevuld met verdere beleidsmaatregelen tegen discriminatie op grond van leeftijd, geslacht, etnische herkomst, handicap, religie of overtuiging, en seksuele geaardheid.

1.9

Alhoewel het beter gaat met de werkgelegenheid van vrouwen, verdienen (ook hoog opgeleide) vrouwen, bij gelijke functie en rol, nog steeds minder dan mannen. Ook gaan werkgevers nog niet goed om met het genderverschil t.a.v. zwanger- en moederschap.

1.10

Het Comité vestigt de aandacht op het specifieke vraagstuk van migrantenvrouwen in beroepskringen, op de arbeidsmarkt, in hun persoonlijke contacten en in het gezin. Daaraan zou met het oog op 2008 een speciale studie moeten worden gewijd.

1.11

Het voorstel van de Commissie om een haalbaarheidsstudie te verrichten naar mogelijke nieuwe initiatieven om het huidige rechtskader aan te vullen, heeft de belangstelling van het Comité.

IV)   Mainstreaming van non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen

1.12

Diep ingewortelde patronen van ongelijke behandeling zoals die door sommige groepen wordt ondervonden, kunnen moeilijk door wetgeving alléén uit de wereld worden geholpen. Daarom zouden er mainstreaming-instrumenten moeten worden ontwikkeld waardoor non-discriminatie altijd in beleid wordt verwerkt. Op die manier moet het ook gemakkelijker worden om meer aandacht te schenken aan situaties waarin meerdere vormen van discriminatie tegelijkertijd plaatsvinden.

1.13

Het Comité heeft al eerder naar voren gebracht dat er, om gelijke behandeling algemeen ingang te doen vinden, regelingen moeten komen die ervoor zorgen dat vraagstukken en beginselen omtrent gelijke behandeling bij het uitstippelen, toepassen en evalueren van beleid naar behoren in aanmerking worden genomen.

1.14

Het Verdrag tot vaststelling van de Grondwet voor Europa versterkt opnieuw het anti-discriminatie-instrumentarium van de EU door het verbod op discriminatie te verbreden, nl. in artikel II-81 (discriminatieverbod), artikel III-118 (horizontaal karakter van anti-discriminatie) en artikel III-125 (versterking van de rol van het Europees Parlement bij de vaststelling van anti-discriminatiewetgeving). Of dit verdrag nu wordt geratificeerd of niet, artikel 13 van het EG-Verdrag biedt nu al de rechtsgrondslag voor de ontwikkeling van een mainstreaming-benadering van alle gronden van discriminatie.

V)   Innovatie en voorbeelden van goede praktijken — hoe die te bevorderen en wat kan daarvan worden geleerd?

1.15

Onderwijs is een belangrijk weermiddel tegen discriminatie. Lokale en regionale overheden spelen op het gebied van onderwijs een doorslaggevende rol.

1.16

Het Comité steunt het voornemen van de Commissie om de uitwisseling van ervaring en van voorbeelden van goede praktijken tussen allerlei belanghebbenden te stimuleren en is ervan overtuigd dat daarbij voor lokale en regionale overheden een belangrijke rol is weggelegd.

1.17

De Commissie legt in haar voorstellen voor de structuurfondsen vanaf 2006 meer dan vroeger de nadruk op gender-gelijkheid. Het Comité juicht dit toe, maar ziet ook het belang in van de horizontale benadering van anti-discriminatie.

1.18

Het Comité is er vast van overtuigd dat steunprogramma's waarmee de uitwisseling van voorbeelden van goede praktijken en het „leren van anderen” wordt gestimuleerd, niet te bureaucratisch mogen zijn, omdat een overmaat aan administratieve formaliteiten huiverig kan maken om subsidiemogelijkheden daadwerkelijk te benutten.

1.19

Het Comité neemt kennis van het voornemen om het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, waarvan de werkzaamheden alle lof verdienen, door een nieuw Bureau voor de grondrechten te vervangen. Er moeten voor dat nieuwe bureau beslist voldoende middelen worden uitgetrokken, zodat het zijn taak in de strijd tegen discriminatie volledig kan vervullen.

VI)   Samenwerking met belanghebbenden en bewustmaking

1.20

Bewustmakingsacties zijn onontbeerlijk om de burgers meer kennis van hun rechten in EU-verband bij te brengen. Het Comité ziet in dat het belangrijk is om de aandacht daarbij vooral op kinderen en jongeren te richten.

1.21

Vooral in plattelandsgebieden en in gebieden waar bijvoorbeeld een kleine groep van een bepaalde etnische minderheid woont, komt het erop aan om contact te leggen met minderheids- en gemeenschapsgroepen.

1.22

Het initiatief om 2007 tot Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen uit te roepen, valt toe te juichen, vooral vanwege het zeer goed gekozen tijdstip, nl. tien jaar na het Europees Jaar tegen racisme en het Verdrag van Amsterdam. Dat verdrag is in dit verband belangrijk, omdat het aanleiding heeft gegeven tot nieuwe wetgeving voor gelijke behandeling.

1.23

Als vooral grootschalige, vérstrekkende activiteiten in de schijnwerper worden gezet, ontstaat het risico dat die aandacht voor de meest in het oog springende evenementen ten koste gaat van lokale of gemeenschapsevenementen.

1.24

De voor dit Europees Jaar gekozen thema's, nl. rechten, erkenning, vertegenwoordiging en respect, krijgen de instemming van het Comité.

1.25

Er zou een rechtstreeks verband moeten worden gelegd met het voorstel om 2008 tot Europees Jaar van de interculturele dialoog uit te roepen: activiteiten in het kader van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen en in het kader van dát Europees Jaar zouden een synergiewerking moeten vertonen.

1.26

Het welslagen van het Europees Jaar staat of valt met wat de media doen, waarbij het belang van de rol van de plaatselijke media niet mag worden onderschat. Contacten van lokale of regionale overheden met de lokale media dragen bij tot meer bewustmaking in de loop van het jaar.

1.27

De noodzaak van de raadpleging van de lokale en regionale overheden, die voor de toepassing van veel EU-beleid zorgen, betekent vaak dat niet valt te ontkomen aan veel administratieve formaliteiten en een grote financiële inzet. Om behoorlijk beleid te kunnen uitstippelen en tot goede wetgeving te kunnen komen, is de medewerking van de voornaamste betrokkenen onontbeerlijk.

VII)   Discriminatie en maatschappelijke uitsluiting van achtergestelde etnische minderheden

1.28

De Commissie noemt vooral de situatie van de Roma zorgwekkend. Het Comité deelt die mening en steunt de Commissie in haar streven om een adviesgroep op hoog niveau op te zetten die zich bezig moet houden met de inburgering en integratie op de arbeidsmarkt van achtergestelde etnische minderheden.

2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

Toepassing van de vigerende wetgeving

2.1

Het Comité herhaalt zijn verzoek aan de secretaris-generaal van het Comité om het personeelsbeleid en de samenstelling van het personeelsbestand van het secretariaat-generaal aan de nieuwe wetgeving te toetsen. Hij zou hiervan binnen zes maanden bij het bureau en de commissie ECOS verslag moeten uitbrengen.

2.2

De nationale delegaties moeten er beslist voor zorgen dat de lijst van personen die voor 2006 als lid worden voorgedragen, qua sekse en etnische achtergrond een evenwicht vertoont. De Raad wordt met klem verzocht om daarmee bij zijn besluiten over de benoemingen rekening te houden.

Voorbeelden van goede praktijken promoten en daarvan leren

2.3

Ook herhaalt het Comité dat de secretaris-generaal een vademecum van voorbeelden van goede praktijken voor lokale overheden als werkgevers, als producenten van goederen en diensten en als instanties met een voortrekkersrol bij het streven naar cohesie en anti-discriminatie in de EU, moet laten opstellen en publiceren. Daarbij moeten uit alle lidstaten bekende voorbeelden van goede praktijken m.b.t. alle in artikel 13 van het EG-Verdrag genoemde vormen van discriminatie worden gebundeld. Vooral welkom zijn voorbeelden van partnerschappen, waarbij lokale of regionale overheden met andere partners samenwerken om dit soort diensten te verlenen. De publicatie van dit vademecum zou moeten samenvallen met de officiële start, begin 2007, van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen. Het Comité zal er zorgvuldig op toezien dat overlappingen met initiatieven van de Commissie op dit gebied worden voorkomen.

2.4

De Commissie zou op zoek moeten gaan naar creatieve manieren om kleine ngo's toegang tot financieringsmogelijkheden op kleinere schaal te bieden, met de nodige aandacht voor de administratieve procedures en de instrumenten voor verslaglegging.

2.5

Van belang is dat er verbetering komt in de wijze waarop gegevens worden vergaard, opgevolgd en geanalyseerd, zodat met kennis van zaken doeltreffend beleid vóór gelijke behandeling en tegen discriminatie kan worden uitgestippeld. De lokale en regionale overheden moeten kunnen meepraten in de met de Commissie gevoerde discussies over de vraag met welke vergelijkbare kwantitatieve gegevens de omvang van de gevallen van ongelijke behandeling het beste kan worden vastgesteld en duidelijk gemaakt. De gegevenscontrole moet zoveel mogelijk gebieden van mogelijke discriminatie bestrijken, en mag dus niet alleen betrekking hebben op gender-discriminatie of discriminatie op grond van etnische achtergrond. Ook komt het erop aan de impact van de verschillende soorten maatregelen te meten en uit te maken waar veranderingen nodig zijn.

Extra initiatieven om het huidige rechtskader te vervolledigen

2.6

Net als in zijn eerdere advies over het Groenboek, dringt het Comité er ook hier weer op aan dat de wetgeving inzake goederen en diensten op alle door art. 13 bestreken gebieden wordt toegepast.

2.7

De Commissie zou voor haar haalbaarheidsstudie naar mogelijke nieuwe initiatieven om het huidige rechtskader aan te vullen, moeten uitgaan van het bewijsmateriaal dat het Comité voor zijn vademecum van voorbeelden van goede non-discriminatie praktijken heeft vergaard.

Inspraak van belanghebbenden

2.8

Telkens als het in de Mededeling over de raamstrategie of in het voorstel voor een besluit betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen om de voornaamste belanghebbenden gaat, zou de Commissie de lokale en regionale overheden uitdrukkelijk moeten noemen.

2.9

De lokale en regionale overheden en het Comité zelf moeten volledig worden betrokken bij alle follow-up-acties van de raamstrategie.

2.10

Zo zou het Comité met name willen deelnemen aan de jaarlijkse „Equality Summit” op hoog niveau, waarvan de organisatie in het ontwerp voor de raamstrategie wordt voorgesteld.

2.11

Aan de door de Commissie voorgestane adviesgroep op hoog niveau voor de inburgering en integratie op de arbeidsmarkt van achtergestelde etnische groepen moet een lokale/regionale dimensie worden toegevoegd.

Bewustmakingsacties, met inbegrip van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen

2.12

Het VK-voorzitterschap moet erop toezien dat dit vraagstuk snel door de Raad wordt afgehandeld, zodat het Europees Jaar op tijd van een rechtsgrondslag wordt voorzien.

2.13

Het Comité stemt in met de voor dat jaar voorgestelde prioritaire doelstellingen, te weten:

i)

rechten — de burgers moeten worden doordrongen van hun recht op gelijke behandeling en non-discriminatie. Voor de lokale en regionale overheden, die als verkozen lichamen het dichtst bij de burgers staan, is daarbij een doorslaggevende rol weggelegd, vooral als het erom gaat hieraan in de regio's buiten de grote stadsagglomeraties bekendheid te geven. Met de bus die de Commissie gebruikt om informatie over het recht van de burgers op gelijke kansen te verspreiden, worden uitstekende resultaten bereikt en het Comité pleit ervoor dat daarmee nu ook buiten de hoofdsteden van de lidstaten wordt gereden. Er zou een pro-actieve benadering moeten worden gevolgd waarbij de lokale en regionale overheden en het Comité zelf worden betrokken, met als doel te promoten dat de bus ook het platteland gaat aandoen;

ii)

vertegenwoordiging — de discussie over methoden om de participatie in het maatschappelijk leven van alle minderheidsgroepen en met name van de Roma en moslims te vergroten, moet worden gestimuleerd;

iii)

erkenning — verscheidenheid moet als rijkdom worden aangemerkt en het moet mogelijk worden gemaakt om daaraan uiting te geven;

iv)

respect en verdraagzaamheid — er moet worden gewerkt aan een hechtere samenleving zonder stereotypen en vooroordelen, met name door muziek-, toneel- en sportevenementen te organiseren. De Commissie zou die evenementen kunnen sponsoren en er, samen met lokale, regionale en nationale instanties en maatschappelijke organisaties, voor kunnen zorgen dat evenementen overal in de deelnemende landen plaatsvinden, met als kroon op het werk een groots Europees festival op het kruispunt van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) en het Europees jaar van de interculturele dialoog (2008). Dat festival zou kunnen plaatsvinden in een van de twee landen die in 2008 het EU-voorzitterschap bekleden (dus in Slovenië of in Frankrijk).

2.14

De Commissie pleit ervoor dat deelnemende landen voor de coördinatie een nationale instantie aanwijzen waarin vertegenwoordigers van de nationale overheid, van de sociale partners en van specifieke doelgroepen uit de samenleving en/of geledingen van de maatschappij zitting hebben. Alhoewel het Comité ook voorstander van die instantie is, wil het dan wel dat de lokale en regionale overheden daarin ook vertegenwoordigd zijn.

2.15

Lokale en regionale overheden die in 2007 evenementen ten gunste van gelijke kansen organiseren, worden aangemoedigd om daaraan publiciteit te geven met gebruikmaking van het logo van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen.

2.16

Het Comité zou begin 2007 een conferentie moeten organiseren waarmee, zoals te doen gebruikelijk, het Europees Jaar wordt ingeluid.

Brussel, 16 november 2005.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB


(1)  PB C 226 van 8 augustus 2000, blz. 1.

(2)  PB C 121 van 30 april 2004, blz. 25.

(3)  PB C 71 van 22 maart 2005, blz. 62.


Top