Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/132/57

    Zaak T-130/05: Beroep, op 14 maart 2005 ingesteld door Dominique Albert-Bousquet en 142 anderen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 132 van 28.5.2005, p. 31–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    28.5.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 132/31


    Beroep, op 14 maart 2005 ingesteld door Dominique Albert-Bousquet en 142 anderen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-130/05)

    (2005/C 132/57)

    Procestaal: Frans

    Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 14 maart 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Dominique Albert-Bousquet, wonende te Brussel, en 142 andere ambtenaren, vertegenwoordigd door S. Orlandi, X. Martin, A. Coolen, J.-N. Louis en E. Marchal, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

    Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

    de besluiten waarbij zij als ambtenaar van de Europese Gemeenschappen zijn aangesteld, nietig te verklaren voorzover hun rang bij aanwerving daarbij is vastgesteld met toepassing van artikel 12 van bijlage XIII bij het Statuut;

    de Commissie te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekers in de onderhavige zaak, die allen na 1 mei 2004 aangeworven nadat zij waren geslaagd voor een vergelijkend onderzoek waarvan de aankondiging vóór die datum was gepubliceerd, komen op tegen de discriminatie die huns inziens voortvloeit uit het feit dat wijze waarop zij zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 12 van bijlage XIII bij verordening (EG, Euratom) 723/2004 tot wijziging van het Ambtenarenstatuut, verschilt van de wijze van indeling van voor dezelfde vergelijkende onderzoeken geslaagde personen die vóór die voor die wijziging van het Statuut zijn aangeworven.

    Ter ondersteuning van hun vorderingen stellen verzoekers:

    schending van het beginsel van gelijke behandeling;

    schending van de artikelen 31, lid 1, en 29, lid 1, van het Statuut;

    schending van artikel 5, lid 5, van het Statuut;

    schending van het vertrouwensbeginsel.

    Verzoekers zijn in dit verband van mening dat volgens de communautaire rechtspraak de voor een zelfde vergelijkend onderzoek geslaagde personen zich in een vergelijkbare situatie bevinden en derhalve op dezelfde wijze moeten worden behandeld. Bovendien hebben zij gesolliciteerd naar een van de vacante ambten bedoeld in de aankondiging van de vergelijkende onderzoeken waarvoor zij zijn geslaagd. Zij mochten derhalve redelijkerwijs verwachten, te worden aangeworven en in de ambten en de rangen bedoeld in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek waarvoor zij zijn geslaagd.


    Top