EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/132/41
Judgment of the Court of First Instance of 17 March 2005 in Case T-195/98 Ettlin Gesellschaft für Spinnerei und Weberei AG and Others v Council of the European Union (Dumping — Failure by the Council to adopt a Commission proposal for a regulation imposing a definitive anti-dumping duty — Absence of simple majority necessary for the adoption of a regulation — Obligation to state reasons)
Arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van 17 maart 2005 in zaak T-195/98: Ettlin Gesellschaft für Spinnerei und Weberei AG e. a. tegen Raad van de Europese Unie (Dumping — Verwerping door Raad van voorstel voor verordening van Commissie tot instelling van definitief antidumpingrecht — Ontbreken van voor goedkeuring van verordening vereiste gewone meerderheid — Motiveringsplicht)
Arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van 17 maart 2005 in zaak T-195/98: Ettlin Gesellschaft für Spinnerei und Weberei AG e. a. tegen Raad van de Europese Unie (Dumping — Verwerping door Raad van voorstel voor verordening van Commissie tot instelling van definitief antidumpingrecht — Ontbreken van voor goedkeuring van verordening vereiste gewone meerderheid — Motiveringsplicht)
PB C 132 van 28.5.2005, p. 22–23
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
28.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 132/22 |
ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
van 17 maart 2005
in zaak T-195/98: Ettlin Gesellschaft für Spinnerei und Weberei AG e. a. tegen Raad van de Europese Unie (1)
(Dumping - Verwerping door Raad van voorstel voor verordening van Commissie tot instelling van definitief antidumpingrecht - Ontbreken van voor goedkeuring van verordening vereiste gewone meerderheid - Motiveringsplicht)
(2005/C 132/41)
Procestaal: Engels
In zaak T-195/98, Ettlin Gesellschaft für Spinnerei und Weberei AG, gevestigd te Ettlingen (Duitsland), Textil Hof Weberei GmbH & Co. KG, gevestigd te Hof (Duitsland), Spinnweberei Uhingen GmbH, gevestigd te Uhingen (Duitsland), F. A. Kümpers GmbH & Co., gevestigd te Rheine (Duitsland), Tenthorey SA, gevestigd te Éloyes (Frankrijk), Les tissages des héritiers de G. Perrin — Groupe Alain Thirion (HPG-GAT Tissages), gevestigd te Cornimont (Frankrijk), Établissements des fils de Victor Perrin SARL, gevestigd te Thiéfosse (Frankrijk), Filatures et tissages de Saulxures-sur-Moselotte, gevestigd te Saulxures-sur-Moselotte (Frankrijk), Tissage Mouline Thillot, gevestigd te Thillot (Frankrijk), Filature Niggeler & Küpfer SpA, gevestigd te Capriolo (Italië), Standardtela SpA, gevestigd te Milaan (Italië), en Verlener Textilwerk, Grimmelt, Wevers & Co. GmbH, gevestigd te Velen (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Stanbrook, QC, en A. Dashwood, barrister, tegen Raad van de Europese Unie (gemachtigde: S. Marquardt, bijgestaan door G. M. Berrisch, advocaat), ondersteund door Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (gemachtigde: aanvankelijk M. Ewing, vervolgens K. Manji), betreffende een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Raad van 5 oktober 1998 houdende verwerping van het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ongebleekte weefsels van katoen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Egypte, India, Indonesië en Pakistan, tot definitieve inning van het voorlopige recht ingesteld bij verordening (EG) nr. 773/98 van de Commissie van 7 april 1998 (PB L 111, blz. 19), en tot beëindiging van de antidumpingprocedure ten aanzien van Turkije, ingediend door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 21 september 1998 [document COM (1998) 540 def.], heeft het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid), samengesteld als volgt: H. Legal, kamerpresident, P. Lindh, P. Mengozzi, I. Wiszniewska-Białecka en V. Vadapalas, rechters; griffier: H. Jung, op 17 maart 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) |
Het besluit van de Raad van 5 oktober 1998 houdende verwerping van het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ongebleekte weefsels van katoen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Egypte, India, Indonesië en Pakistan, tot definitieve inning van het voorlopige recht ingesteld bij verordening (EG) nr. 773/98 (PB L 111, blz. 19), en tot beëindiging van de antidumpingprocedure ten aanzien van Turkije, ingediend door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 21 september 1998 [document COM (1998) 540 def.], wordt nietig verklaard. |
2) |
De Raad van de Europese Unie wordt verwezen in de kosten. |
3) |
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland draagt zijn eigen kosten. |